Foto’s Sociale MediaSites..........erfgoed?
Een onderzoek naar de mogelijkheden van het bewaren van foto’s op sociale
media sites.
Shomara Roosblad
E-mail: sroosblad@hotmail.com
Studentnummer: 606490
Bachelor scriptie Cultureel Erfgoed
Voltijd
Reinwardt Academie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
Amsterdam, 3 juni 2010
1
3.
Inhoudsopgave
Samenvatting............................................................................................................. 3
Summary................................................................................................................... 5
Voorwoord................................................................................................................7
Inleiding.................................................................................................................... 8
Hoofdstuk 1 De virtuele gemeenschap................................................................... 11
1.1 Geschiedenis van de virtuele gemeenschap......................................................... 11
1.2 Opkomst van de virtuele gemeenschap............................................................... 12
1.3 Internet cultuurpatronen...................................................................................... 13
1.4 Een stapje terug................................................................................................... 17
1.5 Functies van de virtuele gemeenschap................................................................ 18
1.6 Ontwikkelingen in de virtuele gemeenschap...................................................... 21
1.7 Van virtuele gemeenschap naar sociale media site............................................. 21
Hoofdstuk 2 Foto’s op Sociale Media sites........................................................... 24
2.1 Waarom foto’s sociale media sites..................................................................... 24
2.2 Functies foto’s sociale media sites..................................................................... 28
2.3 Wat gebeurt er nu?.............................................................................................. 29
Hoofdstuk 3 Het collectioneren van foto’s sociale media sites........................... 34
3.1 Waarom verzamelen?......................................................................................... 34
3.2 Sociale media sites vanuit museologisch perspectief......................................... 37
3.3 Van foto op sociale media site naar een museumobject..................................... 38
3.4 De context van foto’s op sociale mediasites....................................................... 39
3.5 Manieren van verzamelen................................................................................... 41
3.6 Relevante instellingen......................................................................................... 42
3.7 Beheer en behoud van foto’s sociale media sites................................................ 43
Hoofdstuk 4 Collectioneren van foto’s sociale media sites in de praktijk.......... 45
4.1 Recht, privacy en foto’s sociale media sites........................................................ 45
4.2 De andere kant van het verhaal............................................................................ 47
Conclusie.................................................................................................................. 50
Bronnenlijst............................................................................................................. 52
Bijlagen.................................................................................................................... 54
2
4.
Samenvatting
Het Internet, virtuelegemeenschappen, sociale media sites en het gebruik van foto’s
op sociale media sites hebben de laatste jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt en
blijven de komende tijd doorontwikkelen. Dit is ook goed te zien in het beeld op
sociale media sites. Deze ontwikkelingen spelen een grote rol in onze samenleving en
hoe deze samenleving opereert. Musea bewaren en tonen hoe samenlevingen eruit
zien. Dat is de reden dat ik in deze scriptie onderzoek of foto’s op sociale media sites
bewaard moeten worden.
Vóór de exponentiele groei en commercialisering van het Internet waren het vooral de
hobbyisten, utopisten en het Amerikaanse Gouvernement die van
communicatiemiddelen op het Internet gebruik maakten. Door technische
ontwikkelingen werd het voor veel mensen mogelijk een personal computer aan te
schaffen en zich op het Internet te manifesteren. Hier kwam men samen in virtuele
gemeenschappen om informatie te delen en voor het gevoel van saamhorigheid.
Hierdoor ontstonden verschillende typen virtuele gemeenschappen, waar vervolgens
verschillende Internet cultuurpatronen uit groeiden. Na de groei en commercialisering
van het Internet werden virtuele gemeenschappen steeds belangrijker voor de
economie en de politiek. De belangrijkste verschuiving die we zien bij de
ontwikkeling van web 1.0 naar web 2.0, en dus van virtuele gemeenschappen naar
sociale media sites, is te beschrijven met de Engelse term User Generated Content.
Hierdoor bepaalt de gebruiker de inhoud van de website.
In dit onderzoek heb ik me gericht op foto’s van sociale media sites. Dit heb ik
gedaan, omdat beeld al sinds de oudheid een voorganger of vervanger is van woord.
Beeld staat als ‘symbool van de herinnering’. Beeld wordt sneller overgebracht dan
tekst door eigenschappen als kijklust, communicatiesnelheid, overtuigingskracht en
emotionele indringendheid. Op sociale media sites geeft beeld informatie over
bijvoorbeeld oude dorpen, maar ook het leven anno 2010. Als je foto’s op sociale
media sites vergelijkt met foto’s in traditionele presentaties is er een toegevoegde
waarde aan dit materiaal. Kwaliteit, techniek, commentaar ten behoeve van de foto en
de aanwezige beschrijving worden gezien als een meerwaarde. Daarnaast vervullen
foto’s op sociale media sites ook verschillende functies, zo zijn sociale media sites
een podium voor jonge fotografen.
Musea willen veranderende culturen weergeven, maar er is weinig van deze periode
vastgelegd. Terwijl bijvoorbeeld foto’s van sociale media sites generatie bepalend zijn
en ook de (technische) ontwikkeling van deze periode weergeven. Het is dus van
belang om daar iets van te bewaren. Echter is het wel belangrijk dat niet alleen de foto
bewaard blijft, maar ook de context waarin deze staat. Dat zal dus hetgeen zijn wat er
om de foto heen gebeurt op de website, zoals commentaren. We hebben er nu
beschikking over dus moeten we er nu wat mee doen. De beste manier om dit
materiaal te gaan verzamelen is een combinatie van gebruikers zelf foto’s te laten
uploaden en instellingen op het web te laten kijken wat er aanwezig is om vervolgens
gebruikers te benaderen. Dit geeft een goede weergave van de maatschappij.
Een aantal instellingen zijn relevant om de taak van het verzamelen van foto’s van
sociale media sites op zich te nemen. Archieven en musea kunnen vanuit hun
verzamelgebied interessant zijn, maar ook een wetenschappelijke verzameling kan
3
5.
met dit materiaaltot stand komen. Ook bedrijven die personen zoeken en
alumniverenigingen moeten niet vergeten worden. Daarnaast valt deze collectie ook
goed te linken buiten de deuren van instellingen. Om ervoor te zorgen dat dit
materiaal vindbaar blijft en niet verloren gaat heeft Digitaal Erfgoed Nederland
zogenaamde basisregels opgesteld, vooral met betrekking op gedigitaliseerde
objecten, maar ook toepasbaar op dit (born digital) materiaal.
Instellingen die met foto’s van sociale media sites willen werken krijgen te maken
met privacy kwesties. Maar bij sociale media sites is dit niet anders dan bij ander
materiaal. Bij sociale media sites kunnen gebruikers, net als bij ander materiaal zich
beschermen tegen piraterij door middel van het auteursrecht. Daarnaast kunnen
gebruikers van te voren aangeven op welke manier zij zich willen beschermen. Dit
kan met creative commons dat veelal op sociale media sites wordt gebruikt. Dit is ook
met de samenwerking met instellingen gemakkelijk.
Een ander probleem bij het collectioneren van foto’s van sociale media sites kan zijn
dat veel mensen van mening zijn dat er op het internet alleen maar troep staat. De
auteur Andrew Keen maakte kritische kantekeningen bij de ontwikkeling van het
internet en user generated content. Toch gelooft hij in het positieve van de
ontwikkelingen op het Internet. Als hij dat kan, moeten erfgoedinstellingen ook
kunnen inzien dat het materiaal op sociale media sites voor hen relevant is.
4
6.
Summary
Virtual communities andthe Internet has gone trough a lot of developments and is
constantly developing. This is also visible at images on social media sites. These
developments play a huge role in our society today and how society operates.
Museums preserve and present how society develops. That is why I chose to write this
thesis about the possibilities of collecting photos of social media sites.
Before the exponential growth and commercialism of the Internet, it where
particularly hobbyist, utopians and the American Government who used the Internet
to communicate. Because of technological developments the personal computer
became available for the mass and everyone could go online. It where these virtual
communities where people came together to share information and for solidarity. This
gave rise to various types of virtual communities, which then different patterns of
Internet culture grew. After the growth and commercialization of the Internet virtual
communities became increasingly important to the economies and politics. The major
shift we see in the development of Web 1.0 to Web 2.0, and hence of virtual
communities for social media sites, are described by the English term User Generated
Content. This provides the user the contents of the website.
In this thesis I focused on photos of social media sites instead of other material. I
choose to do this, because images play a significant role in understanding things since
ancient times. Image is transferred faster than text because of visual desire, speed of
communication, persuasion and emotional intrusiveness. Images can be seen as
forerunners and replaces according to text. Images can also be seen as a ‘symbol of
memory’. At social media sites images can inform about old towns, but also about our
lives today. If you compare photos on social media sites to analogue pictures than
quality, techniques and comments due to the picture is a value. Photos also get
another function on social media sites, like being a platform for young artists.
Museums are institutions who want to preserve changing cultures, but at the moment
these developments are not captured. Not only these photos need to be collected, but
also the context where the picture stands in on the website, like comments. Especially
because the context is available at the moment. The best way to collect this material is
a combination of letting people upload photos and to ask and select as an institution.
This gives the best representation of society.
A number of institutions are relevant to collect these photos. Archives and museums
may collect from their area of interest, but this can also become a scientific collection.
Companies that seek people and alumni associations should not be forgotten. In
addition, this collection is also easy to link outside the doors of institutions. To ensure
that this material remains retrievable and always will be preserved Digital Heritage
The Netherlands established ground rules, especially with regard to digitized objects,
but it is also applicable in this matter.
Institutions that want to work with these materials will face privacy issues. But with
social media sites like these it is no difference from other material. On social media
sites users can protect themselves against piracy by copyright. Users can specify in
advance how they want to be protected. This can be by creative commons, which is
used on social media sites already.
5
7.
This is alsoeasy to use in cooperation with institutions. Nevertheless, there are many
who believe that the Internet is just junk. Author Andrew Keen made critical
comments about the development of the Internet and user generated content. Yet he
believes in the positive developments on the Internet. If he can, heritage institutions
have also come to understand that the materials on social media sites are relevant to
them.
6
8.
Voorwoord
Kan je jezelfvoorstellen dat iemand die een computer aan en uit kan zetten, wat kan
typen in een Word bestand en wat simpele handelingen op het Internat kan uitvoeren
een scriptie gaat schrijven over het verzamelen van foto’s van sociale media sites? In
de voorgaande jaren op de Reinwardt Academie heb ik mezelf met hele andere
aspecten van het erfgoedveld bezig gehouden. Zo liep ik in het derde jaar stage bij een
galerie voor moderne kunst in Los Angeles. En volgde ik daarvoor de minor
Amerikanistiek. De afgelopen periode begaf ik me dan ook op onbekend terrein.
Hoorde ik begrippen die ik nog nooit eerder had gehoord. En was het internet
woordenboek mijn grootste vriend. Het schrijven van deze scriptie was dan ook een
leerproces waar ik met veel plezier aan gewerkt hebt.
Om mij heen zag ik de ontwikkelingen op het Internet. En ben ik me gaan afvragen
wat er met deze informatie gebeurt. Dit bracht mij tot het onderwerp van deze
scriptie, het verzamelen van foto’s op sociale media sites. Deze scriptie is vooral
gericht op het erfgoedveld. Ik hoop dat er bij erfgoedinstellingen een lichtje gaat
branden en dat zij bewust worden van het waardevolle materiaal dat op sociale media
sites aanwezig is. Dit is niet alleen materiaal dat verloren gaat als het niet verzameld
wordt, maar ook een gemiste kans voor instellingen omdat zij die waardevolle
objecten mislopen en niet aan hun collectie kunnen toevoegen.
Dankzij de hulp, tijd en inzet van velen is dit project tot stand gekomen.
Met dank aan de lieve woorden van mijn moeder en mijn broer werd ik gemotiveerd
en gestimuleerd om deze scriptie te schrijven. Maar ook bij het maken van keuzes en
voor feedback kon ik altijd bij beide terecht.
Mijn afstudeerbegeleider vanuit de Reinwardt Academie, Simone Stoltz, wil ik niet
alleen bedanken voor de goede begeleiding,maar vooral voor het ‘geloven’ in mijn
onderwerp.Voor haar enthousiasme en positieve instelling, dat mij na elk gesprek
weer motiveerde.
Gerhard Jan Nauta van Digitaal Erfgoed Nederland, waarbij ik al vroeg in mijn proces
aanklopte en mij vanuit zijn perspectief goed op weg bracht.
De personen die tijd voor mij vrij maakten om hun kennis met mij te delen, kennis die
deze scriptie gevormd heeft: Erwin Blom, Ellen Grabowsky, Theo Meereboer, Judith
Moortgat, Yola de Lusenet, Patricia Roos van Tricht en Harry van Vliet. Dankzij de
geïnterviewde personen heb ik niet alleen kennis kunnen verkrijgen die ik nog niet
bezat, maar kon ik ook het onderwerp vanuit verschillende perspectieven bekijken.
Gerdie Borghuis en al mijn groepsgenoten tijdens de themabijeenkomsten op de
Reinwardt Academie wil ik bedanken voor alle tips die mij verijkten en waardoor ik
nog verder ben gaan kijken.
Shomara Roosblad
Amsterdam, mei 2010
7
9.
Inleiding
Terwijl de gemeenschapdoor globalisering uiteenvalt, gaan we op het internet steeds
meer in een gemeenschap leven.
Één van de eerste virtuele gemeenschappen, The Whole Eart ‘Lectronic Link, afgekort
The WELL, werd in 1985 opgericht.1 De website is voor het grootste gedeelte een
forum, maar er kunnen ook accounts en e-mail adressen worden aangemaakt. De
bezoekers van deze website en de deelnemers aan discussies voelden zich al snel met
elkaar verbonden. The WELL werd al snel, rond het begin van de jaren negentig van
de vorige eeuw, een virtuele gemeenschap. Een van de vroege leden en actief lid van
The WELL, Howard Rheingold werd door deze virtuele gemeenschap geïnspireerd om
een boek te schrijven. In The Virtual Community: homesteading on the electronic
frontier schrijft Rheingold over zijn ervaringen op de website en op welke manier
deze virtuele gemeenschap zijn leven en die van vele anderen heeft beïnvloed. Hij
gaat echter niet alleen in op het leven van de leden, maar bespreekt ook op welke
manier online communicatie invloed heeft gehad op de huidige generatie over de hele
wereld. Deze ontwikkeling en de beïnvloeding op de leden is een vroeg voorbeeld van
welke rol sociale media in onze huidige samenleving speelt. Dit heeft mij aangezet
om in deze scriptie sociale media vanuit museologisch perspectief te benaderen. Om
vervolgens te onderzoeken of foto’s op sociale media sites bewaard moeten worden
door erfgoed instellingen.
De nalatenschap van de website, The WELL, heeft grote invloed op de online
communicatie die we vandaag de dag kennen. Rheingold spreekt in zijn boek over
deze invloed.2 Maar ook over de ontwikkelingen die online communicatie heeft
doorgemaakt. Tegenwoordig speelt ook online communicatie een belangrijke rol op
de manier waarop cultureel erfgoed gepresenteerd wordt aan de burger; instellingen
zijn op Hyves en Facebook te vinden en belangrijke berichten worden ‘getweet’.
Echter is de aanwezigheid van erfgoedinstellingen op sociale media sites nog steeds
beperkt. Zo zijn er nog weinig instellingen actief op Flickr en doen zij nog weinig met
het materiaal dat op sociale media sites aanwezig is. De ontwikkeling van web 2.03
kan vanuit verschillende invalshoeken worden bekeken: sociaal, economisch,
educatief en historisch.
Tot nu toe spelen erfgoedinstellingen niet alleen in op de mogelijkheden online, maar
maken zij ook gebruik van de mogelijkheden onsite, zoals digitaliseren en zijn digital-
born objecten ook objecten die verzameld worden.
1
Howard Rheingold, The Virtual Community:homesteading on the electronic frontier (Z.p. 2000) 25.
2
Howard Rheingold, The Virtual Community:homesteading on the electronic frontier (Z.p. 2000) 25-
55.
3
De tweede fase in de ontwikkeling van het World Wide Web.
8
10.
In deze scriptiega ik in op foto’s van Social media sites. Ik onderzoek of het mogelijk
is om deze foto’s te bewaren, op welke manier dit gedaan kan worden en welke
instelling(en) hiervoor verantwoordelijk is(zijn).
Zoals eerder genoemd heeft zowel de opkomst en ontwikkelingen van de virtuele
gemeenschap als de ontwikkelingen in de digitale fotografie grote invloed gehad op
de samenleving. De virtuele gemeenschap heeft een nieuwe manier van
communiceren teweeg gebracht. Daarnaast is er met de komst van sociale media sites
ook een nieuw medium geboren door middel van nieuwe technieken en dit alles is
nog steeds in ontwikkeling. Deze ontwikkelingen bieden de samenleving steeds meer
mogelijkheden.
Een vergelijking kan worden gemaakt met de televisie, die een soortgelijke
ontwikkeling heeft meegemaakt. Een medium dat gezien wordt als cultureel erfgoed
en tegenwoordig ook wordt bewaard, onder andere door het Nederlands Instituut voor
Beeld en Geluid te Hilversum, maar dat ook als object fungeert bij kunstdisciplines,
zoals videokunst. Dit medium bracht de samenleving ontzettend veel mogelijkheden
en heeft ook een grote invloed gehad op de samenleving. Bijvoorbeeld tijdens de
Vietnam oorlog, wat de eerste oorlog was die op de televisie te volgen was. Door het
medium televisie kon men over veel meer informatie beschikken. Door sociale media
sites als Flickr, waar fotografie gepaard gaat met een virtuele gemeenschap, is dit ook
mogelijk. Het motto van Flickr luidt dan ook “Share your photos, watch the world”.4
De invloed van sociale media sites kan worden vergeleken met die van de televisie,
maar gaat toch verder. Door middel van de ontwikkelingen in de digitale fotografie en
sociale media sites wordt er nog meer informatie toegankelijk gemaakt. In
tegenstelling tot de televisie regisseert een ieder zelf. Door websites als Flickr,
Twitter (tweetphotos) maar ook netwerksites als Hyves, Facebook en Myspace is een
iedereen in staat een ander van informatie te voorzien.
Ontwikkelingen die zo’n grote invloed op de samenleving hebben en de samenleving
doen veranderen, hebben in mijn ogen een belangrijke plaats in onze (toekomstige)
geschiedenis. Maar deze ontwikkelingen gaan zo snel dat het bijna niet mogelijk is
om deze aan onze volgende generatie te tonen. Daarom wil ik onderzoeken wat de
mogelijkheden tot het bewaren hiervan zijn. Dit brengt mij tot de volgende
onderzoeksvragen.
Hoofdvraag:
Moeten foto’s van sociale media sites, die een belangrijke plaats in de ontwikkeling
van de huidige samenleving nemen, bewaard worden?
4
www.flickr.com
9
11.
Deelvragen:
- Wat is de toegevoegde waarde van foto’s op sociale media sites als je het
vergelijkt met vergelijkbaar materiaal in meer traditionele presentaties?
- Welke instellingen doen al iets dergelijks (bewaren) of hebben ambities om
iets te doen met het materiaal van sociale media sites?
- Kun je foto’s van sociale media sites vanuit museologisch perspectief
bekijken?
- Hoe belangrijk is de context waarin de foto staat op de sociale media site en
moet deze bewaard blijven?
- Welke instellingen hebben de taak om foto’s van sociale media sites te
collectioneren?
- Hoe gaat men om met ethische aspecten, zoals privacy bij het collectioneren
van foto’s van sociale media sites?
Door dit onderzoek aan de hand van bovenstaande vragen uit te voeren, beoog ik het
volgende: er achterkomen of foto’s van sociale media sites bewaard moeten worden.
Aan de hand van de bovenstaande deelvragen meet ik of dit kan, op welke manier, en
welke rol instellingen hierin spelen.
10
12.
1. De virtuelegemeenschap
“I think it's fair to say that personal computers have become the most empowering
tool we've ever created. They're tools of communication, they're tools of creativity,
and they can be shaped by their user.” Bill Gates
De virtuele gemeenschap is een integraal deel van een sociale media site. Virtuele
gemeenschappen zijn namelijk uitgegroeid tot de sociale media sites die we vandaag
de dag kennen. Zij hebben een grote rol gespeeld in de manier waarop wij momenteel
communiceren. Maar waar komt dit fenomeen vandaan? En was het de bedoeling om
zoveel mensen te bereiken of te laten gebruiken? In dit hoofdstuk geef ik hier een
antwoord op. Daarnaast komen de functies van virtuele gemeenschappen aan bod en
wordt ingegaan op hoe zij een beeld van onze generatie geven.
1.1 Geschiedenis van de virtuele gemeenschap
De Engelse term Virtual Community werd voor het eerst gebruikt door Howard
Rheingold. Rheingold was een actief lid van de eerste virtuele gemeenschap, genaamd
The Whole Eart ‘Lectronic Link, afgekort WELL. Over zijn ervaringen in deze
gemeenschap heeft hij het boek The Virtual Community:homesteading on the
electronic frontier geschreven.5
Je kunt spreken van een virtuele gemeenschap wanneer men met elkaar kan
communiceren of samenwerken door middel van internet, zonder elkaar daarvoor in
levende lijven te hoeven ontmoeten. Er bestaan verschillende soorten virtuele
gemeenschappen. Hieronder de meest voorkomende:
- Bulletin board system: Dit is een gemeenschap dat je kunt vergelijken met een
prikbord. Je kunt hier onder andere nieuwsberichten lezen en informatie
uitwisselen met anderen.
- Instant messaging: Dit zijn programma’s waarbij men met elkaar snel
berichten kan uitwisselen en kan reageren. Een van de bekendste voorbeelden
hiervan is Windows Live Messenger. Je kunt contacten toevoegen en privé
met elkaar chatten.
- Internet Relay Chat: Hier kan men met elkaar chatten via het internet. Dit zijn
vooral gesprekken in groepen. Vaak met mensen die je niet kent, maar met
bijvoorbeeld dezelfde interesses.
- Internetforums: Dit zijn discussie pagina’s waar gebruikers over verschillende
onderwerpen kunnen discussiëren.
- Mailinglijsten: Dit zijn lijsten met grote groepen e-mail adressen van relaties.
Veel bedrijven gebruiken deze lijsten om relaties op de hoogte te houden van
ontwikkelingen.
- Micronaties: Zoals de bestaande staten die niet juridisch erkend worden,
bestaan er ook virtuele vormen van micronaties. Hier komen vooral
geïnteresseerden samen die een bepaalde hobby met elkaar gemeen hebben.
- Online computerspellen: Het gaat hier om spellen die men via de computer en
het internet met elkaar kan spelen. Hier spelen gebruikers van over de hele
wereld tegen elkaar. Soms ook voor geld.
5
Later in deze scriptie meer over The Well.
11
13.
- Sociale netwerken: hier komen groepen mensen samen met verschillende
doelen. Vooral het bedrijfleven speelt hier op in. Maar ook andere groepen
komen elkaar hier tegen.
- Weblogs: Dit zijn logboeken online. Gebruikers laten lezers over de hele
wereld lezen wat hen interesseert door het regelmatig posten van berichten.
1.2 Opkomst van de virtuele gemeenschap
Virtuele gemeenschappen en het internet zijn met andere doeleinden gestart dan hoe
zij nu gebruikt worden. Howard Rheingold schrijft er in zijn boek het volgende over :
“The personal computer revolutionaries were the counterculture”, Brand reminded
me when I asked him about the WELL’s early cultural amalgam. Apple cofounder
Steve Jacobs had traveled to India in search of enlightment; Lotus 1-2-3- designer
and founder Mitch Kapor had been a transcendental meditation teacher. They were
five to ten years younger than the hippies, but they came out of the zeitgeist of the
1060s, and embraced many of the ideas of personal liberation and iconoclasm
championed by their slightly older brothers and sisters. The PC was to many of them
a talisman of a new kind of liberation: when he hired him from Pepsi, Steve Jacobs
challenged John Sculley, “Do you want to sell sugared water to adolescents, or do
you want to change the world?”6
“Personal computer and the PC industry were created by young iconoclasts who had
seen the LSD revolution fizzle, the political revolution fail. Computers for the people
was the latest battle in the same campaign.” 7
The Well is begonnen als Bulletin Board System (BBS) en in de jaren negentig
uitgegroeid tot een community-gerichte Internet-provider. Niet in de laatste plaats
door Rheingolds boek staat The Well bekend als het prototype van een klassieke
virtuele gemeenschap, met echte grassroots groupminds, zoals Rheingold dat noemt.8
The Well kwam voort uit de club rond het tijdschrift Whole Earth Review, zeg maar
de alternatieve scene uit de omgeving van San Francisco. In Rheingolds woorden:
'muesli-etende utopisten, zonne-energie-enthousiastelingen, milieu- en
computerfreaks en sociale activisten.' 9
Met de komst van virtuele gemeenschappen, maar nog voor de commercialisering en
wereldwijde acceptatie van het internet, was deze nieuwe faciliteit er om te
communiceren en informatie te delen met anderen. Het functioneerde vooral om
mensen samen te brengen en nieuwe gemeenschappen op het netwerk op te zetten.
Nog voordat het internet toegankelijk werd buiten het Amerikaanse gouvernement en
het academische veld, bestonden al de zogenaamde bulletin board systems, waarbij
men informatie met elkaar deelde.
6
Howard Rheingold, The Virtual Community:homesteading on the electronic frontier (Z.p. 2000)36.
7
Howard Rheingold, The Virtual Community:homesteading on the electronic frontier (Z.p. 2000)36.
8
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 94-95.
9
Howard Rheingold, The Virtual Community:homesteading on the electronic frontier (Z.p. 2000) Html
versie.
12
14.
Deze vroege beginselenvan het samenkomen op het internet is het ontstaan van
gemeenschappen waar men toevlucht kon zoeken. Vooral voor degene met bepaalde
(wetenschappelijke) interesses die wereldwijd in contact kon komen met
gelijkgestemden. Later, na de exponentiële groei en commercialisering van het
internet in late jaren negentig, varieerde het type gemeenschap steeds meer.10
Rheingold omschrijft en vergelijkt het samenkomen in de virtuele gemeenschap met
de Agora, waar de oude Grieken samen kwamen:
“The agora –the ancient Athenian market where the citizens of the first democracy
gathered to buy and sell- was more than the site of transactions; it was also a place
where people met and sized up one another. It’s where the word got around about
those who trangress norms, break contracts.”11
Om te kunnen begrijpen hoe de virtuele gemeenschappen hebben kunnen groeien en
een bepaalde plaats in onze samenleving hebben kunnen innemen. Is het van belang
eerst te kijken waarom gebruikers zich aanmelden voor virtuele gemeenschappen en
wat zij precies inhouden. Ik heb al aangegeven welke soorten virtuele
gemeenschappen bestaan. Maar er zijn ook verschillende typen virtuele
gemeenschappen. Die weer verschillende doelen hebben.
“Er zijn veel verschillende typen gemeenschappen. Zoals de politiek
geinstitutioneerde Europese gemeenschap. Maar ook Latino’s, fietsers, homo’s,
moslims, schrijvers en chemici organiseren een eigen community.” 12
1.3 Internet cultuurpatronen
Doordat al deze verschillende typen gemeenschappen verschillende mensen
aantrekken die weer andere doelen hebben, kun je op het internet ook verschillende
cultuurpatronen onderscheiden, Marianne van den Boomen onderscheidt in haar boek
Leven op het Net de volgende:
1. steun en zelfhulpculturen
In dit soort groepen wordt duidelijk hoe vloeiend de grenzen kunnen zijn tussen
informatie, tips, bemoediging, vriendschap en je geaccepteerd weten. En, in meer
sociologische zin, de grenzen tussen informatie, handelingsperspectief en organisatie.
2. werk en kennisculturen
Van oudsher is het internet de plek waar wetenschappers hun onderzoek en theorieën
onderling uitwisselen, vooral op mailinglists en in nieuwsgroepen. Klassieke
computerwerkers als programmeurs en systeemontwikkelaars vonden elkaar van
begin af aan op het internet, en nieuwe IT'ers als webdesigners en e-commerce
ontwikkelaars zetten die traditie voort. Ook daarbuiten organiseren steeds meer
beroepsgroepen zich.
3. politieke culturen
Overal op het internet wordt niet alleen over politiek gepraat, er wordt er ook aan
politiek 'gedaan'. Door overheden en officiële instituties maar vooral door
basisbewegingen: bottom-up, vanuit een do it yourself - cultuur en met een power to
10
J.R. Okin, The Technology Revolution:The not-for-dummies guide to the impact, perils and promise
of the Internet (Winter Harbor, Maine, 2005)184.
11
Howard Rheingold, The Virtual Community:homesteading on the electronic frontier (Z.p. 2000) 50.
12
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000)11.
13
15.
the people- retoriekdie herinnert aan de jaren zestig. Het is inherent aan het open
systeem; top-down-propaganda en centralistische organisatievormen gedijen hier niet.
Informatie gaat hier direct samen met (inter)actie, samenwerking en eigen vormen
van politieke organisatie.
Op het internet zijn de klassieke politieke bewegingen rond arbeid, milieu, vrede,
feminisme en mensenrechten nog altijd springlevend (zie onder andere
www.igc.apc.org). Relatief nieuw is de politieke strijd om burgerrechten in
cyberspace zelf, zoals bijvoorbeeld de Electronic Frontier Foundation (www.eff.org)
die voert. Daarnaast is het internet een voedingsbodem voor politieke
basisbewegingen die permanent mediacampagnes voeren in oude en nieuwe media.
4. identiteitsculturen
Politiek-culturele, zoals de landen, talen en volken in de soc.culture-categorie op
Usenet, en de etnische websites voor zwarten, Latino's en eskimo's. En religieuze,
variërend van websites en nieuwsgroepen voor moslims, christenen, joden en
boeddhisten - inclusief allerhande afscheidingen -, tot postmoderne geloofsculturen
van Scientologen, New Agers en millenniumsektes. En niet te vergeten 'sociaal-
fysiologische' identiteiten als ouderen, vrouwen, homo's en kinderen. Qua
identiteitsprofilering op het Internet zijn dit bepaald geen achterstandsgroeperingen.
Dat geldt ook voor transseksuelen en transgenderisten; nergens zijn die zo zichtbaar
en georganiseerd als op het internet.
5. passieculturen
Hieronder vallen hobbyculturen - van computer-nerds tot tuinliefhebbers, van
Barbieverzamelaars tot motorrijders. Fanculturen - rond tv-programma's, bands en
andere beroemdheden, zoals de scenes van Trekkies (Star Trek-fanaten) en Dead
Heads (Grateful Dead-fans), maar ook rond algemene genres als gothic, strips en
sciencefiction. Spelculturen - rond computerspelen als Quake en adventure-muds,
maar ook rond klassieke bordspelen als schaak en Monopoly. En natuurlijk
seksculturen - de erotische chatrooms ('hot tubs'), de rubberfetisjisten, de Playmate-
clubs. 13
In deze Internet cultuurpatronen zie je steeds twee dingen terugkomen, namelijk dat
men op zoek is naar informatie voor individueel belang. Maar tegelijkertijd graag deel
wil uitmaken van een geheel. En daarom geïnteresseerd is in de gemeenschap. Die
twee polen - het sociale en het individuele - vormen de basisingrediënten van sociaal-
culturele verbanden en gemeenschappen. 14
Een drang naar het leven in gemeenschappen online kan ook zijn het wegvallen van
de gemeenschappen in ‘het echte leven’. Vroeger bestonden er veel meer
gemeenschappen waar mensen vrijwel al hun tijd doorbrengen. Het hele
handelingsrepertoire, het hele leven speelt zich af binnen de gemeenschap: werken,
leren, spelen, beminnen en sterven. Economisch, politiek, sociaal en cultureel voorziet
de gemeenschap in de behoeften van haar leden, met haar eigen bronnen, instituties en
rituelen. Het is duidelijk, zulke gemeenschappen bestaan niet meer in het
postindustriële Westen. Maar dat is niet sinds gisteren aan de orde.
13
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 36-39.
14
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 40.
14
16.
Ferdinand Tönnies formuleerdedie gedachte al in 1887, in zijn werk Gemeinschaft
und Gesellschaft. En eigenlijk zijn de termen sindsdien nauwelijks veranderd. Het
gaat om de sociologische angst dat 'de gemeenschap' wordt vermorzeld door 'de
maatschappij'. De Gemeinschaft was voor Tönnies een vanzelfsprekende en
natuurlijke samenlevingsvorm, gebaseerd op nabijheid, solidariteit en traditie.15
Dit komt in virtuele gemeenschappen ook nog voor. Van den Boomen stelt dat door
de komst van interactieve computernetwerken het tij lijkt te keren. Zij is van mening
dat in deze communicatietechnologie de uit elkaar gegroeide eindjes tussen anonieme
massacommunicatie en individuele private communicatie weer bij elkaar komen.16
Daarnaast is het moraal, dat kenmerkend is voor de ‘oude gemeenschap’, nog steeds
niet verdwenen, maar zelfs sterk aanwezig op het internet.
Ook in virtuele gemeenschappen vindt normatieve regulering plaats. De wijze waarop
dat gebeurt, verschilt echter per gemeenschap, zowel traditionele als moderne. Morele
oriëntatie en socialisatie gebeurt, behalve via de directe omgang met
medegemeenschapsleden uit verschillende private en publieke netwerken, steeds meer
via media.17 Moraal - in de zin van: aanwijzingen omtrent hoe je te gedragen, omtrent
wat wel kan en wat niet - is overal aanwezig op het internet.18
Over de drang om ergens bij te horen schrijft Van den Boomen het volgende:
“Gemeenschapsvorming is een fundamentele behoefte van mensen. Wie tot geen
enkele gemeenschap behoort, is geïsoleerd en in sociale zin dood. Overal waar
mensen samen actief zijn, bestaan en ontstaan gemeenschappen. Mensen wonen niet
meer hun hele leven in hun geboorteplaats, ze volgen elders een opleiding, ze werken
zelden in hun woonplaats, familie en vrienden wonen verspreid over het land en de
wereld. De gemeenschapservaring heeft hierdoor een heel ander karakter gekregen.
Ten tweede heeft er een splitsing plaatsgevonden tussen private en publieke
netwerken, waar dat ooit, in dat mythische dorp, met elkaar samenviel. Ten derde
wordt het sociale verkeer steeds sterker 'gemedieerd' en gedomineerd door
technologie. Media spelen dan ook een grote rol bij moderne
gemeenschapsvorming.”19
Terwijl het internet zich kenmerkt door onafhankelijkheid van plaats en tijd, blijken
veel virtuele gemeenschappen zich juist te organiseren rond geografische oorsprong.
Sterker nog, het internet kan opnieuw gemeenschappen creëren van groeperingen die
ooit een geografische plaats deelden, maar intussen in de diaspora leven, zoals
Dutchies Abroad.20 .
15
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 75.
16
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 81.
17
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 97.
18
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 99.
19
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 45-46.
20
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 54.
15
17.
Factoren als geboorte,woonplek, leeftijd, levensfase, sekse en kleur zijn ook in
moderne netwerksamenlevingen sterk bepalend voor de ervaring en regulering van
het dagelijks leven, online en offline. 21
Wat voorheen slechts op kleine, geïsoleerde schaal bestond, kan zich op het internet
aaneenrijgen tot een gemeenschap. Dit is een van de meest paradoxale werkingen van
het internet: het heeft zowel een structurele predispositie tot verbinden van wat
voorheen los bestond, als tot fragmenteren van wat voorheen een groter geheel was.22
Maar virtuele gemeenschappen beginnen vaak als voortzetting van bestaande geo-
biografische gemeenschappen. De dynamiek van het open systeem kan echter ook
virtuele culturen tot stand brengen die geen andere oorsprong lijken te hebben dan 'het
internet zelf'. Er was niet eerst een bestaande gemeenschap die zich vervolgens ook
online manifesteerde; er was eerst het internet, en van daaruit ontstonden
gemeenschappen, bottom-up, door niks anders dan de digitale onderlinge interactie.
Die interactie wordt weliswaar gevoed door geo-biografische ervaringen en
handelingen, maar het type gemeenschap dat hieruit ontstaat, is praktisch onmogelijk
in real life. 23
In haar boek doet Van den Boomen dan ook de volgende uitspraak: “In alle soorten
virtuele gemeenschappen wordt, ergens tussen het geografische en biografische,
gezamenlijk virtuele geschiedenis geschreven. Cyberbiografische geschiedenis.” 24
Howard Rheingold merkte al vroeg op dat gebruikers om verschillende redenen
kwamen. Zo kwam de een voor informatie en de ander voor saamhorigheid. Hij kwam
zelf voor informatie, maar kwam erachter dat de mensen daarachter interessanter
waren. Zo ontstond een nieuwe manier van contact maken. Hij deed er de volgende
uitspraak over:25
“One of the reasons people value places like the WELL, and thus virtual communities,
is the intellectual diversity it offers. With a divergent group, you get separate, non-
overlapping personal networks of expertise. If you could use that diversity as a kind of
living encyclopedia, you would find that communication, the immeasurable matters of
the heart that the parenting conference provides, is not the only kind of value that
people derive from virtual communities. The knowledge sharing leverage of a large,
diverse group of people who are motivated to help one another, and whose
differences of place and time are erased by CMC, can be considerable.”26
21
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 56.
22
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 57.
23
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 59.
24
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 74.
25
Howard Rheingold, The Virtual Community:homesteading on the electronic frontier (Z.p. 2000) 45.
26
Howard Rheingold, The Virtual Community:homesteading on the electronic frontier (Z.p. 2000) 45.
16
18.
1.4 Een stapjeterug....
In de jaren vijftig deden de eerste computers al hun intrede, maar deze waren niet
makkelijk in gebruik. Pas in de jaren zestig van de vorige eeuw kwam men met het
inzicht wat zij voor de maatschappij konden betekenen.27 Maar men dacht dat zij
alleen voor wetenschappers en bedrijven een rol konden spelen. Toen in 1957
Spoetnik werd gerealiseerd betekende dit een belangrijke shift in de komst van de
Personal Computer. En het is juist deze Personal Computer die ons leven heeft
veranderd. Rheingold schrijft het volgende over deze beginjaren:
“The essential elements of what became the Net were created by people who believed
in, wanted, and therefore invented ways of using computers to amplify human
thinking and communication. And many of them wanted to provide it to as many
people as possible, at the lowest possible cost. Driven by the excitement of creating
their own special subculture below the crust of the mass-media mainstream, they
worked with what was at hand. The most important parts of the Net began as dreams
in the imaginations of a few specific people, who acted on inspiration rather than
orders. Computer networks started with a former MIT professor working in a small
technical funding office in the Pentagon; the global Usenet was created by a couple
of students in North Carolina who decided it was possible for computer communities
to communicate with each other without the benefit of an expensive Internet
connection; hobbyists in Chicago triggered the worldwide BBS movement because
they wanted to transfer files from one PC to another without driving across town.”28
Het zijn dus vooral de hobbyisten die aan de voorgrond van deze immense
ontwikkelingen stonden. Net als bij de beginselen van de virtuele gemeenschap.
Met de komst van de Personal Computer werd het ook voor de erfgoedwereld
makkelijker naar de buiten te treden. Bijna alle erfgoedinstellingen hebben een
website waarop zij hun missie, beleid, collectie en dergelijke met het publiek delen,
maar ook informatie verschaffen over tentoonstellingen, activiteiten en
bereikbaarheid. Daarnaast zijn er ook tal van sites waarop bijvoorbeeld archivarissen
discussiëren over relevante onderwerpen. Ook hier kun je spreken van een virtuele
gemeenschap waar kennis wordt gedeeld.
27
Howard Rheingold, The Virtual Community:homesteading on the electronic frontier (Z.p. 2000)
Html versie.
28
Howard Rheingold, The Virtual Community:homesteading on the electronic frontier (Z.p. 2000)
Html versie.
17
19.
Wellicht komt ernu wat te veel aan informatie op je af, maar dit laat zien dat er
ontzettend veel is gebeurd de laatste jaren, dat er erg veel ontwikkeld is. Gaat dit te
snel om er op in te spelen? Of is dit juist een reden om er op in te spelen?
“Internet en de ontwikkelingen in de online communicatie is steeds meer een
belangrijke tool voor onze generatie om onder andere samen te werken en je netwerk
uit te breiden. Om de juiste mensen op de juiste plek te vinden. Zowel privé als
zakelijk, met allerlei doeleinden.” (Patricia Roos van Tricht, Docent beeldresearch).
“De ontwikkelingen gaan erg snel. In vergelijking met de tijd dat websites nog een
beetje ingewikkeld waren. En opeens de opkomst waarin gebruikers centraal staan.
Dat was in het begin ook belangrijk dat gebruik toegankelijk was, maar was moeilijk
technisch te realiseren. En veel mensen houden zich ermee bezig, veel tijd wordt
eraan besteed, veel over geschreven en wordt ook gebruikt. En dat verbaast want
aanvankelijk was de acceptatie van nieuwe technologie vrij traag. Dus het duurde
allemaal vrij lang. Het is nu ook makkelijk om mee te werken en eerst niet. Het gaat
snel maar enigszins stabiliseert het ook.” (Gerhard Jan Nauta, Digitaal Erfgoed
Nederland).
“Door lagere drempel gaat iedereen er zich mee bezig houden. Vanuit
maatschappelijk en cultureel perspectief heb je nu inzicht in wat men bezig houdt
doormiddel van het zien van de foto’s. Vroeger waren dagboeken of foto’s alleen
toegankelijk via archieven en nu in internet wolk.” (Harry van Vliet, Lector
Crossmedia).
“De afgelopen twee eeuwen zijn er veel ontwikkelingen erg snel gegaan. Destijds
waren er ook veel mensen tegen deze ontwikkelingen. Maar het gaat zoals het gaat.”
(Yola de Lusenet, Freelance Erfgoedspecialist).
Het is een feit dat de ontwikkelingen snel zijn gegaan en nog steeds lopen. Het zijn
dan ook vooral de functies van virtuele gemeenschappen die aan de ommekeer en de
verdere ontwikkeling (naar sociale media sites) hebben bijgedragen.
1.5 Functies virtuele gemeenschap
Door de verschuivingen op het web en de toegankelijkheid van het internet, en dus
ook virtuele gemeenschappen, zijn de redenen voor het gebruik veranderd. Virtuele
gemeenschappen zijn tegenwoordig veel meer dan alleen de plek van saamhorigheid
en informatie uitwisseling.
Er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van virtuele gemeenschappen. Daardoor is het
een plek geworden die vooral voor de economie interessant is geworden, maar ook
voor de politiek. Deze partijen zien in dat kiezers via het internet te benaderen zijn.
Dit geldt ook voor de erfgoedwereld. Instellingen zien ook vanuit marketing oogpunt
het belang van virtuele gemeenschappen. Zij zijn ook aanwezig op netwerksites als
Hyves en Facebook om bezoekers aan zich te linken. Een bloeiende virtuele
gemeenschap is vanuit een dot-com-perspectief een geprofileerd potentieel
klantenbestand, een doelgroep van bereikbare consumenten die praktisch bij je op de
stoep bivakkeren.
18
20.
Ze zijn tebenaderen met gerichte reclame op hun eigen community-site. En desnoods
zijn hun digitale persoonsgegevens te koop. Een goudmijn voor marketeers en
adverteerders.29
Het digitale publieke domein is op meerdere manieren instrumenteel te gebruiken.
Bijvoorbeeld als plek om 'het publiek' te bereiken met een externe boodschap. Het
publiek vormt hier geen onderlinge openbaarheid maar een audience voor
mediaconglomeraten als Time Warner AOL, Excite-Chello en commerciële
omroepen. Oftewel een markt, een doelgroep voor bedrijven. De hele dot-com-
economie draait in feite op die belofte: publiek = markt. 'Going public' betekent niet
toevallig hetzelfde als een beursgang. Publiek = geld.30
Ook voor overheden kan 'het publiek' een instrumenteel concept vormen, vaak
eveneens in de vorm van publiek = markt. Met name beleidsnota's op het gebied van
'elektronische snelwegen' en telecommunicatie zijn onthullend in hun taalgebruik:
publiek en burgers heten hier vrijwel standaard 'consumenten'. Daarnaast functioneert
er in parlementaire democratieën natuurlijk ook de notie publiek = kiezers (op de
verkiezingenmarkt) en in totalitaire staten de echt naargeestige notie publiek = totaal
te controleren onderdanen. Bepaalde vormen van publiek domein, zoals lokale
digitale fora voor politieke debatten en kritiek, zijn daar überhaupt niet toegestaan.
Het ziet er kortom naar uit dat zowel de staat als de markt de neiging hebben het
publieke domein te gebruiken voor hun eigen belangen. En dat kan in sommige
situaties zeker een bedreiging vormen voor de primaire sociale functies die daar
vervuld worden.
Wellicht is het zinvol om hier wél een onderscheid te maken tussen 'pseudo-' en 'echt'
publiek domein, zeker voor het digitale domein. Echt publiek domein wordt primair
beheerd en gereguleerd door de gebruikers, zoals de algemene Usenet-groepen, open
IRC-kanalen, open-source-producten en public domain software.31
29
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 136-137.
30
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 137.
31
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 143.
19
21.
In het volgendeschema wordt schematisch de verschuiving naar het virtuele leven
weergegeven.
Een herordening van de onherbergzame wereld (verschuiving door virtuele
gemeenschap)
Organisch Gemedieerd Virtueel
Ruimte/tijd eenheid netwerk met gaten maakbaar
Privaat/publiek overlopend gesplitst overlopend en
gesplitst
Media spraak, terloops vele, gepland tekst, terloops
Leden kenbaar bij naam anoniem pseudoniem
Sociale positie publiek gegeven private opdracht publiek - private
interactie
Afhankelijkheid persoonlijk institutioneel publiek - privaat
Moraal duidelijk onduidelijk expliciete
onderhandeling
Identiteit eenduidig meervoudig splitsbaar
Economie feodaal, giften waren giften en waren
Systeem gesloten gesloten en open open
Figuur 1.132
Zoals een Webgrrl het ooit omschreef33:
“Het Net werkt gewoon anders dan real life. Of liever gezegd, RL werkt minder
handig dan het Net. RL zou een hoop kunnen leren van het Net, en misschien dat de
volgende release van IRL wat beter is.”34
32
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 152.
33
Dit is een persoon die lid is van het forum webgrrls dat Marianne van den Boomen in haar boek
beschrijft.
34
Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
(Amsterdam, 2000) 153.
20
22.
1.6 Ontwikkelingen inde virtuele gemeenschap
De ontwikkeling van de virtuele gemeenschap heeft vooral te maken met de
commercialisering en exponentiele groei ervan. Hierdoor is niet alleen het gebruik
toegenomen, maar ook de manier waarop virtuele gemeenschappen worden gebruikt.
Dit is het best uit te leggen aan de hand van de verschuiving van Web 1.0 naar Web
2.0. Hierbij hebben ook verschillende factoren een rol gespeeld, zoals economie en
globalisering. Doordat het mogelijk werd om bijna voor iedereen een computer thuis
in bezit te hebben, nam de vraag van de gebruiker ook toe.
Het volgende figuur geeft een beeld van de ontwikkeling op het web.
figuur 1.2 35
1.7 Van virtuele gemeenschap naar sociale media sites
Een van de grootste verschuivingen die we zien in de ontwikkeling van virtuele
gemeenschap naar sociale media sites is het tweerichtingsverkeer. In de PC era en de
periode van Web 1.0 kwam de informatie van ‘bovenaf’. Terwijl bij sociale media
sites de gebruiker ook informatie biedt. Dit is ook een van de redenen dat Andrew
Keen, de auteur van het boek, De @-cultuur: hoe Internet onze beschaving
ondermijnt, zich zorgen maakt. Amateurs kunnen niet alleen nieuws en informatie
bieden, maar ook onwaarheden.
Maar juist dit tweerichtingsverkeer op het internet heeft ook voor erfgoedinstellingen
de mogelijkheden vergroot. Zowel onsite als online.
“Steeds vaker zijn instellingen, in de eerste instantie vooral archieven, gebruik gaan
maken van diensten als digitalisering.” (Yola de Lusenet, Freelance
erfgoedspecialist).
35
http://thepaisano.files.wordpress.com/2008/03/webtimeline.jpg
21
23.
Deze ontwikkeling/verschuiving isook een belangrijk aspect in de manier waarop we
(zijn gaan) communiceren. Ik beschreef al eerder dat instellingen ook aanwezig zijn
op netwerksites als Hyves en Facebook. Een voorbeeld hiervan is De Hermitage
Amsterdam. Zij gebruiken facebook als marketinginstrument en maken via hun
pagina tentoonstellingen en activiteiten rondom tentoonstellingen bekend. Gebruikers
die lid zijn van de site kunnen ook op de pagina van de Hermitage het een en ander
delen.
De kern van de verschuiving van virtuele gemeenschap naar sociale media is het
Engelse begrip User Generated Content. Dit wil zeggen dat de gebruiker de inhoud
van de website bepaald. Eerder noemde ik al dat bij web 1.0 de informatie top-down
werd overgebracht. In de virtuele gemeenschap werd de informatie van gebruikers
wel toegevoegd, maar dit bepaalde niet de gehele inhoud van de site. En dit is bij het
zogenaamde web 2.0 en sociale media sites wel aan de orde. Dit kan het best worden
weergegeven in het volgende figuur.
Figuur 1.336
Het is niet de bedoeling van deze scriptie om de geschiedenis van het internet weer te
geven. Maar als je over grote ontwikkelingen in de samenleving spreekt en sociale
media vanuit een museologisch perspectief wilt bekijken is het belangrijk te weten
waar het vandaan komt. Want het is de ontwikkeling van het internet die bepalend is
geweest voor de manier waarop de samenleving momenteel opereert.
Samenvattend
Het fenomeen virtuele gemeenschap is uitgegroeid uit het BBS systeem. Voor de
exponentiele groei en commercialisering van het Internet waren het vooral de
hobbyisten, utopisten en het Amerikaanse Gouvernement die van deze manier van
communiceren gebruikt maakten. Door technische ontwikkelingen werd het voor veel
mensen mogelijk een personal computer aan te schaffen en zich op het Internet te
manifesteren. Hier kwam men samen in virtuele gemeenschappen om informatie te
delen en voor het gevoel van saamhorigheid. Hierdoor ontstonden verschillende typen
36
http://www.netlash.com/blog/detail/web1-0-vs-web2-0
22
24.
virtuele gemeenschappen, waarvervolgens verschillende Internet cultuurpatronen uit
groeiden. Na de groei en commercialisering van het Internet werden virtuele
gemeenschappen steeds belangrijker voor de economie en de politiek. Zo ziet de
economie een nieuwe markt en de politiek haar kiezers in de virtuele gemeenschap.
Maar ook de erfgoedwereld ziet virtuele gemeenschappen als een potentieel
klantenbestand, net als bedrijven. De belangrijkste verschuiving die we zien bij de
ontwikkeling van web 1.0 naar web 2.0, en dus van virtuele gemeenschappen naar
sociale media sites, is te beschrijven met de Engelse term User Generated Content.
Dit houdt in dat de gebruiker van de website de inhoud bepaalt en dat dit niet meer
van ‘bovenaf’ wordt gedaan. De ontwikkeling die het internet de afgelopen jaren heeft
doorgemaakt is kenmerkend voor de manier waarop de huidige generatie opereert.
23
25.
2. Foto’s opsociale media sites
“Wat de boekdrukkunst heeft gedaan voor het woord, dat deed de uitvinding van de
camera voor het beeld.”37
In het vorige hoofdstuk heb ik een introductie gegeven op virtuele gemeenschappen.
En hoe deze vervolgens zijn ontwikkeld tot sociale media sites. De activiteiten die ik
heb beschreven hebben belang bij het gebruik van deze virtuele gemeenschappen.
In deze scriptie wil ik niet alleen naar voren halen hoe belangrijk deze ontwikkelingen
zijn geweest voor onze samenleving. Maar wil ik vooral belichten dat een aspect op
deze sites, namelijk de fotografie, een generatievoorbeeld is geworden. En dat het
daarom een onderwerp voor erfgoedinstellingen is om te bewaren. In de eerste plaats
de afbeelding, maar ook de context en de techniek spelen een rol hierin. Aan de hand
van de volgende deelvraag wil ik dit hoofdstuk benaderen. Wat is de toegevoegde
waarde van foto’s op sociale media sites als je het vergelijkt met vergelijkbaar
materiaal in meer traditionele presentaties? Daarnaast wil ik een beeld geven van hoe
instellingen momenteel met sociale media sites omgaan en welke instellingen al iets
met het bewaren van dit materiaal doen.
2.1 Waarom foto’s sociale media sites?
Een belangrijk aspect dat bij de ontwikkeling van virtuele gemeenschap naar sociale
media site hoort, is het gebruik van fotografie. Het is algemeen bekend dat beelden
meer zeggen dan woorden. Je zou je kunnen afvragen waarom, in plaats van het
beeld, ik niet een voorstander ben van het bewaren van tekst op sociale media sites.
Maar mede door het lezen van de volgende tekst geloof ik niet alleen dat beeld een
bepaalde overdrachtsvorm is, maar ook een ‘symbool van herinnering’ is in onze
cultuur. Als ik een oude foto zie kan ik meteen voorstellen hoe iets eruit heeft gezien.
Terwijl bij tekst een eigen beeld, dat wellicht anders is dan de realiteit, wordt
geschetst.
“De vaardigheid van de mens om beelden te analyseren zou echter al miljoenen jaren
geleden zijn ontstaan. Terwijl woorden van veel latere orde zijn. Het beeld was
aanvankelijk een voorganger en later soms een vervanging van het geschreven
woord.
Zo schetste Thomas van Acquino drie goede redenen voor het plaatsen van beelden in
de kerk. De ongeletterde zouden er de geloofsleer, de sacramenten en de
menswording van Christus door leren kennen. Zij zouden voorts door het zien van de
grote dingen die Christus aan de heiligen hadden gedaan, tot deugd worden
aangespoord en de beelden zouden ten slotte ook als geheugensteun dienen voor het
herinneren van Gods weldaden.
Maar ook de middeleeuwse cultuur was voor de uitvinding van de drukpers voor het
behoud van haar geestelijk erfgoed doormiddel van beeld. En ook de Europese
cultuur van de vijftiende eeuw was meer een beeldcultuur dan een woordcultuur.
37
Marcel de Zwaan, Geen beelden, geen nieuws: Beeldbeperkingen in oud en nieuw auteursrecht
(Amsterdam, 2003) 28.
24
26.
Technologische uitvindingen, zoalsde lithografie, fotografie, cinemathografie,
televisie en video hebben ertoe bijgedragen dat bijvoorbeeld de reclame,
nieuwsvoorziening, de kunst en de amusementsindustrie ondenkbaar zijn zonder het
gebruik van beelden. Niemand zal nog betwisten dat het beeld intussen sinds
tientallen jaren een prominente positie in de communicatie inneemt.”38
Het beeld is in staat het niet-zichtbare in beeld te brengen. Namelijk door pictografie
en beeldtaal (de schilderkunst maakt hier veelvuldig gebruik van), zoals: semiotiek en
symboliek, percepten en metaforen.39
Daarnaast heeft het beeld een aantal eigenschappen waardoor de boodschap sneller
wordt overgebracht dan met tekst. Namelijk de volgende:
- Kijklust: wanneer bijvoorbeeld de televisie aanstaat, maar men is bezig met
een ander activiteit zijn we toch geneigd naar de televisie te kijken.
- Communicatiesnelheid: door zijn snelheid, concreetheid en explicietheid is het
beeld bij uitstek een geschikt communicatiemiddel voor bijvoorbeeld de
nieuwsvoorzieningen.
- Overtuigingskracht
- Emotionele indringendheid: emotionele impact van beelden is groter dan die
van beschrijvingen van gebeurtenissen. Bijvoorbeeld beelden van een
oorlog.40
Inmiddels zijn adfomercials en infotainment (commercials waarin geadverteerd wordt
en een informerend medium dat luchtig wordt gebracht, maar serieuze informatie
bevat) gevestigde begrippen en evenmin onbekend zijn de reclamefoto’s die het
museum halen, terwijl reclameteksten zelden in een museum zijn te zien. Ook
verhandelingen over kunst en reportages over het dagelijkse nieuws, zonder dat
daarbij gebruik wordt gemaakt van beeldmateriaal, komen doorgaans niet verder dan
de studeerkamer of de autoradio.41
Uiteraard collectioneren en presenteren musea al jaren beeld. Maar foto’s van sociale
media sites nog niet, terwijl deze dezelfde waarde bezitten met een andere context.
Een context die ontwikkelingen in techniek, samenleving en communicatie laat zien.
En één van de belangrijkste factoren is dat een ieder regisseert en dus zeer
representatief is. Je kunt je afvragen hoe dat zit met schilderkunst en fotografie van
het eerste uur.
Op verschillende manieren maakt men op sociale media sites gebruik van foto’s. De
één gebruikt een profielfoto om andere gebruikers een beeld van zijn of haar identiteit
te geven. Terwijl een ander zijn geboortedorp aangeeft doormiddel van een foto. Door
het gebruik van al deze verschillende foto’s op deze websites is er online een grote
collectie foto’s ontstaan. Het bijzondere aan deze collectie is dat het foto’s bevat die
38
Marcel de Zwaan, Geen beelden, geen nieuws: Beeldbeperkingen in oud en nieuw auteursrecht
(Amsterdam, 2003) 18-19.
39
Marcel de Zwaan, Geen beelden, geen nieuws: Beeldbeperkingen in oud en nieuw auteursrecht
(Amsterdam, 2003) 34-35.
40
Marcel de Zwaan, Geen beelden, geen nieuws: Beeldbeperkingen in oud en nieuw auteursrecht
(Amsterdam, 2003) 47.
41
Marcel de Zwaan, Geen beelden, geen nieuws: Beeldbeperkingen in oud en nieuw auteursrecht
(Amsterdam, 2003) 49.
25
27.
vanuit verschillende perspectievenzijn genomen en worden bekeken. Zo hadden in de
beginjaren van fotografie alleen welvarenden de mogelijkheid om een fotograaf in te
huren en konden zij alleen van deze dienst gebruik maken.
26
28.
Zoals eerder genoemdspelen technische ontwikkelingen een grote rol in de manier
waarop de samenleving er nu uitziet en opereert. Een voorbeeld is de manier waarop
de schilderkunst is beïnvloed met de komst van fotografie. Het werd op een gegeven
moment mogelijk voor bijna een ieder om een computer in huis te hebben en om een
(digitale) fotocamera te bezitten. Deze verschuiving heeft ervoor gezorgd dat niet
alleen de manier van fotograferen is veranderd, maar ook het afgebeelde.
“In de tijd dat er nog een fotograaf aan huis kwam werden er voornamelijk
portretfoto’s gemaakt. Je kunt een vergelijking maken met foto’s van verjaardagen.
Vroeger maakte men een foto van de jarige persoon en familie. Terwijl we nu ook de
taart, het trekken van ‘gekke bekken’, het uitblazen van de kaarsjes, het moment dat
cadeaus worden overhandigd en het zingen fotograferen. Al deze activiteiten zijn
essentieel in de manier waarop wij heden verjaardagen vieren. Stel dat dit over een
aantal jaar veranderd dan geven deze foto’s precies weer op welke manier wij
verjaardagen vierden.” (Yola de Lusenet, Freelance Erfgoedspecialist).
Maar ook het verschil tussen verjaardagen van welvarend en minder welvarend kan
worden weergegeven. Omdat niet alleen meer de welvarende persoon in staat is een
fotograaf of een fotocamera te bezitten.
Deze verschuiving is essentieel in de beargumentering waarom de foto’s van sociale
media sites bewaard moeten worden. Maar dan rijst natuurlijk de vraag wat de
toegevoegde waarde is van foto’s die op een sociale media site worden geplaatst in
vergelijking met foto’s in een traditionele presentatie.
“Ten eerste de kwaliteit. Maar is het wel anders? Bij digitale foto’s heb je wel
meerdere mogelijkheden bijvoorbeeld kleurenmanipulatie. Maar ook dat je er iets
mee kunt zoals woorden bijvoegen, context aan toe voegen, tekst toevoegen. Er
ontstaat van alles om de foto heen. Dit gebeurde vroeger ook bij gewone foto’s maar
na een gesprek was het weg. Digitaal blijft het aanwezig. Tekst op websites gaan over
de foto of foto over tekst. Dat is een toegevoegde waarde. Maar dat is nog moeilijker
om te bewaren. Je zal het moeten scheiden. Ook al willen instellingen steeds vaker
ook de context bewaren.” (Gerhard Jan Nauta, Digitaal Erfgoed Nederland).
“Het zoeken en vinden van foto’s is makkelijker door tagging. Het is al beschreven.
Als ik het zoek kan ik het makkelijk vinden. Terwijl ik er eerst voor naar het archief
moest.”(Harry van Vliet, Lector Crossmedia).
“Soms gelijkwaardig aan wat er nu verzameld wordt, soms heel anders. Bijvoorbeeld
gemanipuleerde foto’s zijn aardig om een keer vast te leggen om te laten zien wat er
gaande is, maar is niet hetgeen dat wij verzamelen.” (Ellen Grabowsky, Stadsarchief
Amsterdam).
“Technische mogelijkheden die met digitale fotografie en op sociale media sites
mogelijk zijn en niet in traditionele presentaties, zoals HDR techniek.” (Yola de
Lusenet, Freelance Erfgoedspecialist).
Het is dus vooral de context die een toegevoegde waarde is als je het materiaal
vergelijkt met traditionele presentaties. Maar ook de techniek, waardoor deze context
mogelijk is, speelt een belangrijke rol.
27
29.
Wanneer we ervoorkiezen om foto’s op een sociale media site te plaatsen doen we
dan met een reden. Deze reden is belangrijk. Dit kan zijn dat je kennis wilt delen met
anderen gebruikers. De foto zal dan vooral informatieve waarde bezitten en de
commentaren bezitten ook (aanvullende) informatie. Daarnaast is de context waarin
het wordt geplaatst op de website essentieel.42 Dat is de website en het onderwerp van
de site zelf. Dit kan heel uiteenlopend zijn. Zo plaats je op een netwerksite
bijvoorbeeld vakantiefoto’s, waarbij de commentaren vooral ‘leuke foto’ of ‘mooie
plaats’ zullen zijn. Terwijl op een site, waar (amateur) fotografen kennis delen, de
commentaren wellicht met beeld en techniek te maken zullen hebben.
2.2 Functies foto’s sociale media sites
Dit brengt mij al snel op de functies van deze foto’s. Zoals eerder gezegd kunnen deze
foto’s als profielfoto dienen om andere gebruikers een beeld van je identiteit te geven.
Daarnaast kunnen hobbyisten, zoals amateur fotografen, foto’s met elkaar delen. Maar
foto’s van gebouwen in dorpen en steden kunnen ook op sites staan om gebruikers
naar informatie te vragen. Veelal plaatsen we op sociale media sites alledaagse foto’s,
waarin activiteiten en gebruiken uit het dagelijks leven centraal staan. Deze foto’s
zetten we wellicht niet met deze reden op de sites, maar ze geven wel de meeste
informatie over het leven dat we omstreeks 2010 leidden. Ook de foto’s die we over
bepaalde onderwerpen op sites plaatsen om te delen hebben belangrijke waarden. Zij
geven namelijk een beeld van wat wij belangrijk vinden om aan anderen te laten zien,
bijvoorbeeld foto’s op Flickr van je stad die je aan iemand laat zien die de stad komt
bezoeken voor vakantie.
Een mooi voorbeeld van de functies van foto’s op sociale media sites geeft Yola de
Lusenet.
“Op de website Birdpix geven mensen aan waar ze een bepaalde vogel hebben
gezien. De mogelijkheid om deze goede kwaliteit foto’s van vogels te laten zien is
mogelijk gemaakt door de technische ontwikkeling van de digitale fotografie. Maar de
mogelijkheid om het te tonen online is door de ontwikkeling van het Internet mogelijk.
De foto’s geven een goed beeld van vogels die in bepaalde gebieden voorkomen, zoals
in Nederland. Daarnaast kun je door het commentaar weten in welke periode van het
jaar en welk gebied zij voorkomen. Op deze manier geeft een foto op een sociale
media site erg veel informatie. Daarnaast kun je ook veel zien op de afbeelding, zoals
de uiterlijke kenmerken van de vogel. Geïnteresseerden komen samen vanuit de hele
wereld op deze website. Maar ook de stimulans in natuurfotografie is hierdoor
vergroot. Want je geeft elkaar commentaar op werk, tips voor het bezoeken van
bepaalde gebieden en hobbyisten die in de directe omgeving geen geïnteresseerden
kunnen vinden gaan er samen op uit. Dit allemaal door een sociale media site.”
Daarnaast dienen sociale media sites steeds meer als podium voor (jonge)
creativelingen die op verschillende manieren, zoals met foto’s en video’s hun werk
laten zien aan de wereld. Dit kan voor erfgoedinstellingen interessant zijn.
Vooral kunstmusea kunnen op deze manier aan werk komen of kunstenaars
ontdekken. Daarnaast kan het ook een leuke manier zijn om werk door te linken dat
niet in de collectie van musea zit, maar wel op het verzamelgebied.
42
Verderop in deze scriptie meer over de context.
28
30.
“Een verbinding/samenwerking (enje eigen collectie toch ontsluiten) van instellingen
naar deze particulieren zou mooi zijn. Dat een museum bijvoorbeeld de foto’s wel
belangrijk vindt maar dat de verzameling niet bij hen in huis is, maar dat zij dan wel
verbinden naar de particulier waar de verzameling huisvest. Want steeds meer
mensen verzamelen vanuit bepaalde interesse. Ook hier is participatie mogelijk.”
(Harry van Vliet, Lector Crossmedia).
“Musea zijn heel erg bezig met hun eigen verzameling en hoe zij zich op het web
moeten profileren, maar kijken niet wat voor interessante dingen er op het web
gebeuren die voor hen van belang zijn.” (Yola de Lusenet, Freelance
Erfgoedspecialist).
2.3 Wat gebeurt er nu?
Ik heb al eerder in deze scriptie aangegeven dat erfgoedinstellingen wel degelijk bezig
zijn met sociale media sites. Daarnaast is er ook veel in ontwikkeling, zoals
gezamenlijke projecten. Maar daar wordt ook veel gebruikgemaakt van analoog
materiaal dat gedigitaliseerd wordt. Toch is het interessant om even een schets te
geven van wat er zoal gebeurt en in ontwikkeling is, zowel in binnen als buitenland.
Op deze manier kan de relevantie van het onderwerp van deze scriptie ook duidelijker
in kaart worden gebracht.
Een beeld van een aantal Nederlandse en buitenlandse projecten;
- Beelden voor de toekomst
Een samenwerking van Beeld en Geluid te Hilversum, EYE filminstituut Nederland,
Nationaal Archief, Centrale discotheek Rotterdam, Vereniging van openbare
bibliotheken en Stichting Nederland Kennisland.
“In de archieven van Beeld en Geluid te Hilversum, die van EYE te Amsterdam en het
Nationaal Archief in Den Haag is de beeldgeschiedenis van de afgelopen 110 jaar
opgeslagen. De educatieve, culturele en economische waarde van dit materiaal is
ongekend.
Twee obstakels staan het verzilveren van die rijkdom in de weg. Eerste hindernis is
het ernstige verval waaraan het materiaal onderhevig is. Grote delen van het
audiovisuele erfgoed dreigen in de komende jaren te vergaan. De fysieke dragers van
analoog audiovisueel materiaal hebben slechts een beperkte levensduur. In het
Deltaplan voor het Filmbehoud staat:
"De Raad voor Cultuur maakt zich grote zorgen om het permanente proces van
verlies dat gaande is. Alleen een grootscheepse reddingsoperatie kan nu nog
voorkomen dat een groot deel van het audiovisueel geheugen ten gevolge van een
onomkeerbaar proces van fysiek verval definitief verloren gaat. Amnesie dreigt."
Het tweede obstakel is dat de collecties niet digitaal beschikbaar zijn. In een
samenleving waarin media een steeds belangrijkere rol speelt, is de digitale
beschikbaarheid van audiovisuele bronnen essentieel. De vraag van scholen,
kunstvakopleidingen, journalisten, universiteiten en mediaprofessionals is de
afgelopen jaren sterk gegroeid.
29
31.
Onder leerlingen, studentenen docenten is behoefte aan audiovisueel materiaal dat
in het curriculum kan worden geïntegreerd. Het project biedt dan ook uitstekende
kansen om nieuw lesmateriaal te ontwikkelen.
Audiovisueel materiaal dat al jaren op de planken ligt te verstoffen, zal door Beelden
voor de Toekomst een nieuw leven krijgen en voor toekomstige generaties worden
bewaard en beschikbaar gemaakt.”43
Dit project is een voorbeeld waarom materiaal dat nu aanwezig is nu bewaard moet
worden, voordat het verloren gaat. Een beweegreden van dit project is dat het
materiaal ligt te verstoffen. Dit project is dan ook een soort wake-up call. Daarnaast
zien zij ook in dat media een steeds belangrijkere rol spelen in onze huidige
samenleving. Dit heeft betrekking op onze veranderde samenleving, mede door de
ontwikkelingen in de techniek. In dit project wordt echter wel alleen analoog
materiaal gedigitaliseerd. Maar het feit dat (sociale) media als een essentieel medium
wordt gezien door erfgoed gerelateerde instellingen is een belangrijk gegeven.
- Nederlands fotomuseum collectioneert Youtube filmpjes
“Ook het Nederlands Fotomuseum heeft een videokanaal op YouTube. Maar
waarmee het Fotomuseum zich onderscheidt is door naast het tonen van eigen werk,
ook leuke en waardevolle videofilmpjes van anderen op YouTube te verzamelen en te
rubriceren. Die filmpjes kunnen over de geschiedenis van de fotografie gaan, over
een fotograaf over wie een tentoonstelling in het museum te bezichtigen is of omdat ze
om een of andere reden een relatie tot het museum hebben. Op deze manier gebruikt
het Fotomuseum YouTube als een extra av-collectie waarnaar verwezen kan worden
in het kader van tijdelijke tentoonstellingen of educatieve doelen.
En als bezoeker hoef je niet langer zelf uren de videowebsite af te zoeken naar
relevant materiaal.” 44
Deze activiteit vind ik om twee reden belangrijk. Ten eerste het feit dat zij ook
filmpjes van anderen verzamelen en niet alleen hun eigen collectie laten zien. Het
Nederlands Fotomuseum ziet dus in hoeveel waarde materiaal bezit dat op sociale
media sites aanwezig is en gaat hiermee aan de slag. Ten tweede gebruiken zij deze
collectie als av-collectie die aansluit bij hun eigen collectie en waarnaar verwezen
wordt. Zij hoeven hierbij niet iets in huis te halen en hoeven dit niet te ontsluiten. Dit
is een goed voorbeeld voor instellingen die gebruik willen maken van
materiaal/collecties op het web, maar geen tijd en geld hebben om hier intensief mee
aan de slag te gaan. Echter moet er in dergelijke situaties wel gekeken worden naar de
garantie van de website. In verband met bijvoorbeeld faillissement. Wie garandeert
dat, in dit geval Youtube, over tien jaar nog bestaat?
43
www.beeldenvoordetoekomst.nl
44
http://www.digitaalallemaal.nl/?tag=av
30
32.
- Koninklijke bibliotheek bewaart websites
“In 2006 is de KB gestart met het archiveren van een selectie van Nederlandse
websites. Doel van het KB webarchief is het verzamelen en duurzaam toegankelijk
houden van Nederlandse websites. Dit betekent dat websites niet alleen worden
binnengehaald (crawlen of harvesten genoemd), maar dat er tevens een strategie voor
de toegang op lange-termijn ontwikkeld wordt. Het webarchief zal naar verwachting
in de loop van 2010 online komen.”45
In dit geval worden er dus verschillende soorten websites bewaard. De technische
ontwikkeling en de waarde ervan wordt daarbij erkend.
- Stadsarchief Amsterdam start Flickr groep
“Deze group pool op Flickr geeft je toegang tot de eeuwigheid. We bouwen hier
samen aan een collectie foto's van Amsterdam die voor altijd zal worden bewaard in
de digitale depots van het Stadsarchief Amsterdam.”46
Het stadsarchief Amsterdam vervult hier een voorbeeldrol als het gaat om
collectioneren van foto’s van sociale media sites. Essentieel in dit project is dat
participatie met gebruikers van Flickr centraal staat. Het archief geeft dus niet aan wat
zij belangrijk vinden en willen hebben, maar de gebruiker, die met verschillende
achtergronden en dus vanuit verschillende perspectieven foto’s maakt, laat zien wat
zij wil bewaren van hun stad. Op deze manier kan je ook de meest representatieve
selectie tonen en bewaren.
- British Library archiveert leven in digitaal tijdperk
“The Digital Lives Research Project is designed to provide a major pathfinding study
of personal digital collections. The project team drawn from the British Library,
University College London and University of Bristol is led by Dr Jeremy Leighton
John of the British Library (the lead partner) and funded by the Arts and Humanities
Research Council (AHRC).
The research for Digital Lives commenced in September 2007 and will run until
March 2009, with dissemination continuing until June 2009. We expect outcomes
from our research to generate significant interest within arts and humanities, and the
archives, library and information science professions as well as social and human
sciences. It will also be of direct relevance to individuals who wish to manage their
own personal digital collections for family history, biographical or other purposes.47
Ook dit project ziet de waarde van persoonlijke digitale collecties in. En welke rol zij
kunnen spelen bij het vormen van persoonlijke collecties, zoals familiegeschiedenis.
Verderop in deze scriptie geeft Patricia Roos van Tricht een voorbeeld van de rol die
deze foto’s kunnen vervullen bij organisaties die personen zoeken of
alumniverenigingen.
45
http://www.kb.nl/hrd/dd/dd_projecten/webarchivering/index.html
46
http://www.flickr.com/groups/stadsarchief
47
http://www.bl.uk/digital-lives/index.html
31
33.
- Library of Congress archiveert twitter materiaal
"The Twitter digital archive has extraordinary potential for research into our
contemporary way of life," said Librarian of Congress James H. Billington. "This
information provides detailed evidence about how technology based social networks
form and evolve over time. The collection also documents a remarkable range of
social trends. Anyone who wants to understand how an ever-broadening public is
using social media to engage in an ongoing debate regarding social and cultural
issues will have need of this material."48
Twitter is een andere vorm van sociale media dan de fotosites die ik in deze scriptie
bespreek. Echter speelt ook deze te vormen collectie, zoals Library of Congress zelf
aangeeft, een belangrijke rol in het onderzoeken van onze huidige manier van
samenleven en sociale trends. Dat geldt ook voor de fotosites die ik in deze scriptie
bespreek.
- Shelley Bernstein project
“Click! is a photography exhibition that invites Brooklyn Museum’s visitors, the
online community, and the general public to participate in the exhibition process.
Taking its inspiration from the critically acclaimed book The Wisdom of Crowds, in
which New Yorker business and financial columnist James Surowiecki asserts that a
diverse crowd is often wiser at making decisions than expert individuals, Click!
explores whether Surowiecki’s premise can be applied to the visual arts—is a diverse
crowd just as “wise” at evaluating art as the trained experts?
Click! is an exhibition in three consecutive parts. It begins with an open call—artists
are asked to electronically submit a work of photography that responds to the
exhibition’s theme, “Changing Faces of Brooklyn,” along with an artist statement.
After the conclusion of the open call, an online forum opens for audience evaluation
of all submissions; as in other juried exhibitions, all works will be anonymous. As
part of the evaluation, each visitor answers a series of questions about his/her
knowledge of art and perceived expertise.
Click! culminates in an exhibition at the Museum, where the artworks are installed
according to their relative ranking from the juried process. Visitors will also be able
to see how different groups within the crowd evaluated the same works of art. The
results will be analyzed and discussed by experts in the fields of art, online
communities, and crowd theory.”49
Met dit project betrekt het museum niet alleen bezoekers, maar maken zij ook gebruik
van opkomende/jonge kunstenaars die werk kunnen aanleveren.
Daarnaast wordt er een tentoonstelling met het materiaal in het museum
georganiseerd. Centraal staat hier ook de wijsheid van een groot publiek.
48
http://www.loc.gov/today/pr/2010/10-081.html
49
http://www.brooklynmuseum.org/exhibitions/click/
32
34.
Dit is ietswaar instellingen (in)direct al gebruik van maken, bijvoorbeeld door op
sociale media sites het publiek op te roepen informatie te posten over een foto die zij
zelf nog niet bezitten.
Samenvattend
Beeld is al sinds de oudheid een voorganger of vervanger van woord. Beeld staat als
‘symbool van de herinnering’. In tegenstelling tot tekst laat beeld het niet–zichtbare
zien door middel van beeldtaal. Daarnaast wordt beeld sneller overgebracht dan tekst
door eigenschappen als kijklust, communicatiesnelheid, overtuigingskracht en
emotionele indringendheid. Door deze aspecten ben ik er voor om foto’s van sociale
media sites te bewaren in plaats van een ander aspect zoals tekst.
Op sociale media sites geeft beeld informatie over bijvoorbeeld historische
dorpsgezichten, maar ook het leven anno 2010. Als je foto’s op sociale media sites
vergelijkt met foto’s in traditionele presentaties is er een toegevoegde waarde aan dit
materiaal. Kwaliteit, techniek, commentaar ten behoeve van de foto en de aanwezige
beschrijving worden gezien als een meerwaarde. Daarnaast vervullen foto’s op sociale
media sites ook verschillende functies, zo zijn sociale media sites een podium voor
jonge fotografen
Stadsarchief Amsterdam is een instelling die voor loopt op andere instellingen. Zij
zien de waarde van foto’s op sociale media sites in en bewaren foto’s van hun eigen
Flickr groep. Ook andere instellingen zijn met soortgelijke projecten bezig, namelijk:
Beelden voor de toekomst, Nederlands Fotomuseum bewaart Youtube filmpjes,
Koninklijke Bibliotheek archiveert websites, British Library archiveert leven in
digitaal tijdperk, Library of Congress archiveert Twitter materiaal en Shelley
Bernstein voerde in het Brooklyn Museum het project Click uit.
33
35.
3. Het collectionerenvan foto’s sociale media sites
“De geschiedenis is het heden, gezien door de toekomst.” Godfried Bomans.
3.1 Waarom verzamelen?
In de voorgaande hoofdstukken heb ik een beeld gegeven van wat virtuele
gemeenschappen en sociale media sites zijn, welke ontwikkelingen zij hebben
doorgemaakt en hoe zij hebben bijgedragen aan hoe de samenleving er momenteel
uitziet en opereert. Daarnaast heb ik een beeld gegeven van welke rol beeld speelt op
sociale media sites. In dit hoofdstuk wil ik aangeven waarom het zo belangrijk is om
dit materiaal te gaan verzamelen. Ik zal kort een beeld geven van de selectiecriteria uit
het Deltaplan voor cultuurbehoud en foto’s van sociale media sites als museumobject
bekijken. Ook zal ik de praktische kwesties benaderen die bij het verzamelen van dit
materiaal aan bod komen. Zo zal ik ingaan op de context, manieren van verzamelen
bekijken, een beeld geven van instellingen die relevant zijn voor het verzamelen van
dit materiaal en aangeven hoe je dit materiaal kunt behouden.
Verzamelen is het werk geweest van individuen, stichtingen, bedrijven en overheden.
Ze hebben allen hun eigen tradities gevormd. Die om welke reden dan ook de moeite
van het verzamelen waard gevonden worden.50 Musea kennen vooral traditionele
verzamelingen, zoals schilderijen, objecten, foto’s, textiel, juwelen, enzovoorts. Maar
met de tijden die veranderen, past het beleid van instellingen zich ook aan de
verschuiving in de samenleving. Waardoor visies op verzamelen veranderen, dat
gebeurde vroeger en dat gebeurt nu. Dat rechtvaardigt dan ook herschikking van
bestaande verzamelingen op basis van de visies van nu.51 Hierdoor worden ook
nieuwe instellingen in het leven geroepen, zoals instellingen die materiaal verzamelen
dat er wellicht honderd jaar geleden nog niet was of nieuw was destijds. Zoals
moderne schilderijen, videokunst, beeld- en geluidopnames of decorstukken van
films.
Een lastig aspect van het collectioneren van materiaal als foto’s van sociale media
sites is de vaart waarin de ontwikkeling gaat, maar dat is tegelijkertijd ook de reden
waarom het juist nu verzameld moet worden.
“Musea moeten (veranderende) culturen vastleggen en in context plaatsen. Vaak zien
we onvoldoende hoe de impact van een ontwikkeling is als we er middenin zitten. We
waren er de afgelopen 16 jaar (sinds 1994) bij toen we met internet met zijn allen
geschiedenis schreven en die periode is niet of nauwelijks vastgelegd. Internet is een
zeer belangrijk en ingrijpend fenomeen, daar moet aandacht voor zijn. Het vastleggen
en bewaren is niet eenvoudig doordat internet een fenomeen in blijvende beweging is
en doordat technieken snel in ontwikkeling zijn. Maar als we nog langer wachten, zijn
we een belangrijk deel van onze culturele en maatschappelijke geschiedenis blijvend
kwijt.” (Erwin Blom, The Crowds).
50
A.M. Bevers, M.E. Halbertsma, Behouden is kiezen (Rijswijk, 1991) 11.
51
A.M. Bevers, M.E. Halbertsma, Behouden is kiezen (Rijswijk, 1991) 1.
34
36.
“Als foto’s vansociale media sites niet bewaard worden verlies je een fotocollectie en
manier van fotograferen/techniek van een bepaalde generatie.”(Nationaal Archief).
“Foto’s uit archieven van gebouwen en mensen en vooral dagelijkse taferelen van
vroeger vinden we interessant. Waarom deze foto’s met dagelijkse taferelen dan niet.
Zij beelden ook af hoe wij leven, kleding die we dragen, wat belangrijk is, waar we
foto’s van maken, hoe we communiceren en wat we doen.
Behalve dat de foto’s een beeld van de ontwikkelingen in de huidige generatie geeft,
hebben de objecten zelf ook bepaalde waarden die het collectioneren ervan
aantrekkelijk maken.” (Harry van Vliet, Lector Crossmedia).
Toch is dit materiaal erg kwetsbaar, zowel de fysieke als de ethische aspecten.52
“Andrew Keen is heel erg waarschuwend.53 Dat heeft mij aan het denken gezet.
Daardoor twijfel ik ook of je het wel moet bewaren. Maar aan de andere kant geeft
het toch een tijdsbeeld weer. Het is een belangrijke periode. En het nageslacht van
deze generatie moet er ook kennis van hebben. Er gebeurd heel veel nu. Erfgoed
instellingen moeten er zeker op inspelen.”(Patricia Roos van Tricht, Docent
beeldresearch).
Het meest uitgesproken komt het onderwerp collectioneren aan de orde in Deltaplan
voor het Cultuurbehoud (1990), waarin wordt voorgesteld objecten of
deelverzamelingen aan acht criteria te toetsen en op basis daarvan tot een indeling te
komen, waaruit o.a. ook duidelijk wordt welke voorwerpen of collectieonderdelen in
aanmerking komen om eventueel uit de verzameling verwijderd te worden. Genoemd
worden de symboolwaarde, de ijkwaarde en de schakelwaarde als de zwaarstwegende
criteria, gevolgd door een tweede categorie: de presentatiewaarde, de genealogische
waarde, de ensemblewaarde en de documentatiewaarde. Naast deze immateriële
criteria worden ook materiele kenmerken als richtsnoer genoemd, bijvoorbeeld de
toestand waarin de objecten verkeren of het bezit van dubbele exemplaren. Deze
criteria blijken in praktijk niet op alle collecties even gemakkelijk toepasbaar. Musea
kunnen dus per collectie specifieke selectiecriteria opstellen.54
De selectiecriteria uit het Deltaplan
1. Voorwerpen van categorie A. Deze bezitten een hoge status vanwege hun
ijkwaarde, dat wil zeggen, het object is een unicum, holotype, paratype of
prototype. Status A krijgen ook objecten wegens hun schakelwaarde : het
object toont een essentiële fase in de ontwikkeling van een kunstenaar, een
school of een stroming, een stijl of wetenschap. Tenslotte kunnen ook objecten
vanwege hun symboolwaarde tot categorie A gerekend worden, dat wil zeggen
het object visualiseert een bijzondere gebeurtenis of persoon uit de
geschiedenis.
52
Zie hoofdstuk betreffende privacy.
53
Andrew Keen in het boek The cult of the amateur.
54
A.M. Bevers, M.E. Halbertsma, Behouden is kiezen (Rijswijk, 1991)8.
35
37.
2. Objecten vancategorie B beantwoorden aan een van de volgende criteria. Zij
zijn belangrijk vanwege de presentatie of attractiewaarde. Ze bezitten een
genealogische waarde, ensemblewaarde of documentatiewaarde.
3. Tot categorie C behoren onderdelen van de collectie die niet aan een of meer
criteria van A en B voldoen, maar waarvan de objecten wel binnen de
doelstelling van het museum passen. Ze hebben een aanvullende of
ondersteunende waarde.
4. Tenslotte wordt de categorie D gebruikt voor objecten die eigenlijk ten
onrechte in een museum terecht zijn gekomen, die niet tot de collectie
gerekend kunnen worden of in een zodanige staat verkeren dat ze geen enkele
waarde meer vertegenwoordigen.
Parallel aan deze criteria kan men stellen dat objecten met A status tot de
kerncollectie behoren, voorwerpen van categorie B tot eerste reserve gerekend
worden (de satelliet collectie), groep C langdurig in depot bewaard wordt (de
archiefcollectie) en objecten met D status voor opruiming in aanmerking komen.55
Foto’s van sociale media sites behoren tot categorie A van deze selectiecriteria. Zij
bezitten schakelwaarde, omdat zij technisch gezien een essentiële fase in de
ontwikkeling van de wetenschap tonen. Daarnaast bezit de afbeelding
symboolwaarde, omdat de foto’s die verzameld worden een persoon of gebeurtenis uit
de geschiedenis tonen. Echter is selectie betreffende symboolwaarde van groot
belang.
“Selectie is een van de grootse problemen. Wat bewaar je wel en wat niet? Wel nuttig
om materiaal te bewaren van deze periode. Maar niet alles kan bewaard worden. En
niet alles is interessant. Maar instellingen hebben vaker problemen met selectie en
ontsluiting. Belangrijk bij selecteren zijn de waarden, bijvoorbeeld kunstwaarde of
historische waarde.” (Gerhard Jan Nauta, Digitaal Erfgoed Nederland).
Om een beeld te krijgen van hoe instellingen nu selecteren heb ik deze vraag
voorgelegd aan het Stadsarchief Amsterdam.
“Kwaliteit en documentairewaarde zijn bij onze instelling de belangrijkste criteria
voor selectie.” (Ellen Grabowsky, Stadsarchief Amsterdam).
Behalve de criteria die staan beschreven in het Deltaplan voor Cultuurbehoud zijn de
criteria van het Stadsarchief Amsterdam ook een goed voorbeeld van hoe je bij dit
materiaal kunt selecteren. Zeker omdat het Stadsarchief Amsterdam al met een
soortgelijk project bezig is. Echter gelden deze criteria vooral voor hun reguliere
collectie en niet voor het Flickr project. Omdat er bij dit project (bijna) niet
geselecteerd wordt.
55
W.G.Th. Roelofs e.a., Deltaplan cultuurbehoud (Rijswijk, 1990) 45-48.
36
38.
3.2 Sociale mediavanuit museologisch perspectief
“Een opgezette tijger in een museum is een opgezette tijger in een museum en geen
tijger.” Kenneth Hudson.
Museologie is een interdisciplinaire wetenschap. De museologie verbindt de
verschillende wetenschappelijke en technische disciplines met elkaar en ontwikkelt
van daaruit een eigen theorie en methodologie, maar bestaat inmiddels uit
verschillende stromingen. De scheiding van de verschillende stromingen betreft het
doel van de museologie. De eerste stroming ziet museologie als theoretische
wetenschap. Daarbij gaat het vooral om nadenken over musea. De tweede stroming
heeft een heel andere oriëntatie. Het gaat er hierin om dat musea zich bewust zijn van
hun maatschappelijk verantwoordelijkheid. Musea zijn hierbij dus ten dienst van hun
samenleving en de ontwikkelingen hierin. Deze opvatting wordt ook wel aangeduid
als ‘nieuwe museologie’. De derde stroming ziet museologie als praktische
wetenschap. Deze stroming wordt ook wel gezien als normatieve museologie.56
Foto’s van sociale media sites, en het collectioneren ervan, betreft vooral de tweede
stroming.
“Als je foto’s van sociale media sites vanuit museologisch perspectief wilt gaan
benaderen, moet je dan niet gaan ‘sjorren ’aan museologie? Museologie is er wel
mee bezig. Maar ontstaat er niet een nieuwe zienswijze als het gaat om collectioneren
van dit materiaal?” (Theo Meereboer, Erfgoed 2.0).
Op de Reinwardt Academie gaat het om de volgende termen; het culturele en
natuurlijke erfgoed, de activiteiten gericht op het behouden en beheren van het
erfgoed en het toegankelijk maken voor geïnteresseerden, de instellingen waarbinnen
deze activiteiten uitgevoerd worden, de samenleving.57 Ook binnen deze opvattingen
kan ik foto’s van sociale media sites op verschillende manieren plaatsen. Namelijk
binnen de termen cultureel erfgoed en de samenleving. En vanuit deze termen kan ik
uiteindelijk het onderwerp benaderen van de activiteiten gericht op het behouden en
beheren, toegankelijk maken en de instellingen waarbinnen dit wordt uitgevoerd. De
methode van de museologie zoals die aan de Reinwardt Academie gedoceerd wordt is
gebaseerd op ‘het object als informatiedrager’.58 Verderop in dit hoofdstuk zal
worden ingegaan op de manier waarop een foto van een sociale media site wordt
gezien als “object als informatiedrager” wanneer het een museumobject wordt.
Ook kunnen we binnen de museologie verschillende aandachtsgebieden
onderscheiden;
- de algemene museologie: houdt zich bezig met de grondslagen van het behoud
en beheer van de materiele gebeurtenissen van de mens en zijn omgeving en
de institutionele vorm waarbinnen dit geschiedt.
- de theoretische museologie: geeft de filosofische basis en verbindt de
museologie met kennistheoretische inzichten.
- de speciale museologie: legt de verbinding tussen de algemene museologie en
de verzamelvakgebieden.
56
Peter van Mensch, Het object als informatiedrager (Z.p. 2006-2007) 7.
57
Peter van Mensch, Het object als informatiedrager (Z.p. 2006-2007) 8.
58
Peter van Mensch, Het object als informatiedrager (Z.p. 2006-2007) 9.
37
39.
- de historische museologie: plaatst een en ander in een historisch kader
- de toegepaste museologie: werkt de grondslagen van de museologie uit in de
praktische zin.
In deze scriptie wordt het onderwerp vooral vanuit de algemene en de historische
museologie benaderd.
3.3 Van foto op een sociale media site naar een museumobject
Als een opgezette tijger in een museum, een opgezette tijger in een museum is en
geen tijger, is een foto van een sociale media site in een museum dan ook een
museumobject? Kan elk object zomaar in een museum worden geplaatst en worden
verheven tot museumobject? En welke processen komen hierbij kijken?
Eerder zagen we al dat museumobjecten aan bepaalde criteria moeten voldoen om
verzameld te worden, zoals staat beschreven in het Deltaplan voor Cultuurbehoud.
Peter van Mensch stelt dat verzamelen een vorm van contextovergang is. Namelijk
van primaire naar museologische context.59 In het geval van de foto’s van de sociale
media sites zal het proces van musealisering er volgens het model van Peter van
Mensch als volgt uitzien:60
P1-P2-P3-M1-M2
Hierbij is P1 de foto op de digitale camera. P2 is de foto opgeslagen op de computer
van de gebruiker van de sociale media site. Vervolgens is P3 de foto op de sociale
media site, waarbij het de meeste context bezit. M1 is het object in het bezit van het
museum en op de opslagplaats, maar nog niet tentoongesteld. Bij M2 is het object
tentoongesteld als museumobject.
Maar wanneer treffen we het object in situ aan? Op de sociale media site of op de
digitale camera? Op de sociale media site bezit het pas zijn context dat het
museologische waarde geeft. Maar het had eerder al een functie. Dit is vergelijkbaar
met gebruiksvoorwerpen (van andere culturen) die museumobjecten zijn geworden.
Het kan ook worden gezien als document. Dit geldt ook voor brieven en tekeningen
die in bepaalde contexten worden tentoongesteld als museumobjecten en in bepaalde
contexten meer belang als archiefstuk hebben. Verderop in deze scriptie zal ik daarom
ook ingaan op instellingen die het meest belang hebben bij het verzamelen van dit
materiaal.
Behalve de begrippen in situ en ex situ61maakte Theo Meereboer mij bewust van het
begrip ‘trans situ’. Dit begrip is vooral toepasbaar op objecten als foto’s van sociale
media sites. In het boek De Digitale Kunstkammer van Harry van Vliet introduceerde
Theo Meereboer het begrip als volgt:
“Aan genoemde twee opties van (re)presentatie voeg ik een derde zienswijze toe: de
presentatie trans situ. De presentatie trans situ veronderstelt een crossmediale
59
Peter van Mensch, Het object als informatiedrager (Z.p. 2006-2007) 41.
60
Peter van Mensch, Het object als informatiedrager (Z.p. 2006-2007) 40.
61
Het object in museale context.
38
40.
aanpak. Hierbij kunnenmeerdere media ingezet worden en worden
erfgoedinstellingen als (mede) gebruikers beschouwd. Meerdere locaties spelen
hierbij een rol en kunnen met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld door gebruikers uit
te nodigen aan verslaglegging en annotatie te doen (foto, video, blog, twitter) wat
gaandeweg aangroeit en door andere gebruikers te raadplegen en aan te vullen is.
Een realtime verbinding is eveneens mogelijk en te denken valt ook aan augmented
reality, gps routes of gaming. Storytelling, binnen de erfgoedsector nog vaak digital
storytelling genoemd, maar in crossmediaal perspectief eerder transmedia
storytelling, speelt hierin de verbindende factor. Gebruikers worden zodoende
uitgenodigd te participeren door een overstap te maken van ene medium naar het
volgende, van locatie naar museum, van vitrine naar website en daarbij ook eigen
bijdragen toe te voegen. Het verhaal wint daarbij aan gelaagdheid, kan door
kruisbestuiving en crossmediale ‘hinkstapsprong’ ongeachte wendingen ontlokken en
krijgt meer relevantie voor die specifieke gebruiker. Op meerdere plekken, meerdere
momenten en vanuit diverse motivaties kunnen gebruikers met het verhaal in
aanraking komen.”62
In het geval van trans situ is het object en de context in beweging. Maar deze
vervaagd niet waardoor het wellicht makkelijker is om iets van de context te kunnen
verzamelen, omdat het object steeds in de context is. Het volgende stuk toont in
hoeverre het van belang is om iets van deze context te moeten bewaren naast de
foto’s.
3.4 De context van foto’s op sociale media sites
Als instellingen besluiten foto’s van sociale media sites te bewaren zal dit een object
zijn dat informatie draagt. De foto’s worden in situ aangetroffen op websites waar zij
hun oorspronkelijke functie vervullen. Je zou ook kunnen zeggen dat het wordt
aangetroffen in de context waarin het object functioneerde.63 Hierbij vindt dus
overlapping plaats, omdat bij historische objecten deze processen meestal worden
gescheiden. Zo is een context waarin een voorwerp wordt aangetroffen, een context
waarin het functioneerde en een context van de onderzoeker te onderscheiden.64
Maar dan vraag ik me meteen af hoe belangrijk de context waarin het object staat op
de website is en of deze context wegvalt op het moment dat instellingen alleen de
foto’s gaan collectioneren.
“De context is echter wel belangrijk. Dus zal op een manier ook bewaard moeten
worden. Zonder context verliest de foto betekenis.” (Nationaal Archief).
Dit onderzoek richt zich niet op het bewaren van de hele website. Maar een belangrijk
aspect voor het bewaren van deze context is registratie. Dit behandel ik dan ook in dit
62
Harry van Vliet, De Digitale Kunstkammer, (Utrecht, 2009) 102.
63
J. P. Sigmond, E. Sint Nicolaas, Kijken naar geschiedenis:onderzoeken en tentoonstellen van
historische voorwerpen (Zwolle, 2005) 47.
64
J. P. Sigmond, E. Sint Nicolaas, Kijken naar geschiedenis:onderzoeken en tentoonstellen van
historische voorwerpen (Zwolle, 2005) 47.
39
41.
onderzoek. Naar mijnidee is registratie voldoende om iets van deze context te
bewaren. Maar wat is het meest van belang om te registreren? Plaats en tijd of ook het
commentaar?
“Valt de context wel weg? Want als je een foto maakt leg je ook de context vast. En je
bewaart ook gegevens als tijd, plaats en maker als onderschrift. Dus je behoud
context. Maar context veranderd wel. Want de foto heeft over aantal jaar wellicht een
andere lading. Het ligt ook aan het doel van collectioneren. Als je als doel hebt een
tijdbeeld van 2010 te geven en gebruik van sociale media in deze tijd dat moet je wel
gegevens bijvoegen. Vooral omdat het nu nog beschikbaar is. Over tien jaar kan je
misschien niet meer even inloggen op de betreffende website om te kijken wie iemand
was. Of waar de foto is genomen.” (Patricia Roos van Tricht, Docent beeldresearch).
Registratie is dus een middel om de context te bewaren. Hiermee hoeven niet alle
gegevens bewaard te worden en niet de hele website om de foto heen. Daarnaast is het
doel van het collectioneren een factor om te bepalen of de context bewaard moet
blijven.
“Het hang ervan af wat de instellingen wil. Het is per archief of instelling afhankelijk.
Het bijzondere van een sociale media site is wat er omheen gebeurt. Het is niet alleen
een plek waar die foto’s toevallig staan. Maar ook een plek voor discussie. Of waar
mensen bijzondere dingen doen, zoals foto’s plaatsen van steden of dorpen en
vervolgens gebruikers van de website oproepen of zij deze plek herkennen en
informatie over deze plaats hebben. In dat geval is het commentaar toegevoegde
waarde.”(Gerhard Jan Nauta, Digitaal Erfgoed Nederland).
“Je moet de commentaren ook meenemen. En weten waar de foto gestaan heeft. Het
is de vraag of je een foto als autonoom kunstwerk of document kunt zien. Er zijn
fotografen die het wel zo zien. Maar informatie over waar en wanneer is wel erg
prettig erbij. En bij digitale foto’s staat het er meestal al snel bij. De website is er
over een tijdje ook niet meer. Je kunt wel snapshots maken en bewaren. Maar je kunt
niet alles bewaren.” (Yola de Lusenet, Freelance Erfgoedspecialist).
“De commentaren zijn belangrijk, want dat is het geen waar het over gaat bij sociale
media sites, de interactie.” (Ellen Grabowsky, Stadsarchief Amsterdam).
“Dat wat afgebeeld wordt en duiding van de situatie is belangrijker dan alleen de
afbeelding. Verhalen van mensen dragen juist bij aan de duiding van de situatie. En
geven betekenis, informatie en diepgang. Context zegt erg veel.” (Harry van Vliet,
Lector Crossmedia).
Als er enkel foto’s bewaard worden die een informatiedrager zijn en waar de
afbeelding toegevoegde waarde is dan is het geen prioriteit om de oorspronkelijke
context precies te bewaren, zoals het functioneerde. Maar zolang we over deze
context beschikken moet er wel iets van bewaard worden.
40
42.
3.5 Manieren vanverzamelen
Het overtuigen van instellingen om deze foto’s te bewaren is een ding, maar dan rijst
meteen de vraag hoe instellingen dit moeten gaan aanpakken. Is het een idee dat
instellingen de burgers oproepen foto’s te uploaden en hiermee wellicht ethische
aspecten als privacy omzeilen. Of moeten instellingen, die kennis bezitten over
objecten met historische en esthetische waarden, zelf beslissen wat relevant is om te
verzamelen.
“Verantwoordelijkheid ligt bij individu. Realiseert men zich dat momenteel wel?
Maar ik ga ervan uit dat instellingen het materiaal ethisch verantwoord zullen
benaderen. Dat is wel erg belangrijk.”(Patricia Roos van Tricht, Docent
beeldresearch).
“Een instelling kan vanuit beleid en haar visie betere garantie bieden om het te
bewaren en dat het bewaard blijft. Doormiddel van beleid komt er materiaal
beschikbaar, zoals software en hardware en wordt er tijd en geld in gestoken. Terwijl
uploaden op een website snel verloren kan gaan doormiddel van bijvoorbeeld
faillissement of achteruitgang van techniek. Een doelstelling van instellingen is om
materiaal dat gemaakt is in de samenleving beschikbaar te stellen aan latere
generaties. Dus materiaal verzamelen en keuzes maken past beter bij een
instelling.”(Gerhard Jan Nauta, Digitaal Erfgoed Nederland).
“Zelf uploaden geeft een bepaalde structuur en beeld van de maatschappij weer. Die
niet is gestuurd door een instelling,” (Ellen Grabowsky, Stadsarchief Amsterdam).
Volgens ICOM is een museum een permanente instelling, zonder winstbejag, ten
dienste van de gemeenschap en van haar ontwikkeling, toegankelijk voor het publiek,
die de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving
verzamelt, bewaart, onderzoekt en tentoonstelt en hierover informatie verstrekt voor
studie, educatie en recreatie.65
Uitgaande van deze definitie is het dus eigenlijk de taak van een museum of een
erfgoed gerelateerde instelling om dit materiaal te bewaren. Omdat dit materiaal,
zoals eerder genoemd, een ontwikkeling in de samenleving belicht. Instellingen
kunnen ook verschillende mensen met verschillende achtergronden aanspreken die
zich wellicht niet geroepen voelen als instellingen mensen oproept materiaal te
uploaden. Een combinatie van zelf uploaden en instellingen mensen laten benaderen
geeft wellicht het beste resultaat. En laat dan ook een goed spiegelbeeld van de
maatschappij zien.
65
http://icom.museum/definition.html
41
43.
3.6 Relevante instellingen
Welkeinstellingen hebben belang bij het collectioneren van dit materiaal? Waarom
juist deze instellingen. Of moeten er nieuwe type instellingen in het leven worden
geroepen, zoals bijvoorbeeld een digitaal museum?
De ontwikkelingen in de sociale media, en de ontwikkelingen in de samenleving die
hiermee gepaard gaan, zijn uitingen van de samenleving die een onderwerp voor
musea kunnen zijn. Maar de objecten, de foto’s van sociale media sites, zijn een
onderwerp die onder de verantwoordelijkheid van meerdere instellingen kunnen
vallen.
Zonder te willen beweren dat de musea met de golven van de mode meegaan, valt
toch niet te ontkennen dat maatschappelijke ontwikkelingen van grote invloed zijn op
het collectiebeleid. Ontwikkelingen op specifieke terreinen, bijvoorbeeld van
wetenschap en techniek, van energie en milieu, of sociaal, economisch en cultureel
gebied door een snelle ondergang van bepaalde takken van industrie, de
ontkerkelijking of de opkomst van emancipatiebewegingen leiden soms tot
accentverschuivingen of tot geheel nieuwe verzamelgebieden.66
“Als het objecten zijn met artistieke en kunst waarde heeft een kunstmuseum er belang
bij. En als het objecten zijn met historische waarde dan heeft een archief er meer
belang bij. Maar verschillen lopen wel door elkaar van de instellingen. Maar digitale
objecten maken dwars verbanden mogelijk. Een kunstenaar kan ook gebruik maken
van digitale foto om een kunstwerk te maken dus lastig om het uit elkaar te houden.
Hangt van het materiaal af. Soms voelen instellingen zich ook niet verantwoordelijk
voor materiaal terwijl het toch bij hen hoort. Beleid gaan aanpassen. Bijvoorbeeld
Beeld en Geluid dat Youtube filmpjes gaat verzamelen. Of het Letterkundig museum.
Tegenwoordig is alles e-mail/blog. Moet zo een instelling dit ook gaan opnemen in
hun collectie?”( Gerhard Jan Nauta, Digitaal Erfgoed Nederland).
Verschuivingen zie je niet in alleen wat betreft het beleid van instellingen, maar ook
qua type object. Bepaalde objecten zijn geen kunstschatten, maar wel belangrijke
“archiefstukken”. Wat als “archiefstuk” ooit in de verzameling terecht is gekomen
kan museaal belangrijk worden.67
“Archieven hebben er naar mijn idee het meest belang bij, want zij verzamelen
soortgelijk materiaal. Daarnaast zijn instellingen altijd bezig met hoe we mensen
kunnen bereiken. Dit kan je omdraaien en kijken hoe mensen de instelling kunnen
bereiken. Het gaat niet alleen om jouw pagina op flickr als instelling, maar ook hoe
jij als instelling kijkt naar het materiaal van andere mensen.” (Theo Meereboer,
Erfgoed 2.0).
Eerder in deze scriptie gaf ik al aan dat het een idee is om collecties op het Internet te
linken aan een instelling. De collectie hoeft dan niet ‘in huis’ te worden gehaald, maar
wordt toch door de instelling waardevol geacht en geraadpleegd of genoemd waar
66
A.M. Bevers, M.E. Halbertsma, Behouden is kiezen (Rijswijk, 1991) 12-13.
67
A.M. Bevers, M.E. Halbertsma, Behouden is kiezen (Rijswijk, 1991) 30.
42
44.
nodig. Omdat hethier ook gaat om een ontwikkeling in wetenschap en techniek kan
een verzameling van foto’s van sociale media sites ook resulteren in een
wetenschappelijke collectie.
In Nederland hebben musea in tegenstelling tot de Verenigde Staten ook een
wetenschappelijke functie, dat komt door de lange geschiedenis van de collecties.68
“Maar ik kan me ook voorstellen dat het in een veel dynamischer omgeving
interessant is. Zoals bureaus die mensen zoeken. Ik kan me indenken dat deze foto’s
voor de alumniverenigingen interessant kan zijn,om bij te houden wie er hier op
school zaten. Wat men deed. Etc. het kan ook interessant zijn vanuit
kennismanagement oogpunt. Uiteindelijk draait onderwijs om mensen. Met elkaar heb
je een kenniskapitaal een sociale media kan daar een rol inspelen. Ook al is het maar
een smoelenboek. Met wie is wie en wat is wat.” (Patricia Roos van Tricht, Docent
beeldresearch).
3.7 Beheer en behoud van foto’s sociale media sites
Het beheren en behouden van foto’s van sociale media sites betreft verschillende
activiteiten op het gebied van verzamelen, registreren, migreren van bestanden en het
opslaan van bestanden. Maar digitale bestanden maken deze activiteiten erg complex
in vergelijking met analoge/fysieke materialen, aangezien fysieke materialen tekenen
tonen van veroudering of achteruitgang van kwaliteit. Het onvoldoende beheren en
behouden van digitale bestanden kan ervoor zorgen dat collecties verdwijnen. Vooral
omdat de techniek in (snelle) ontwikkeling is en blijft veranderen. Ook zijn websites
erg kwetsbaar. Met een druk op de delete knop kun je al snel iets voorgoed
verwijderen en voor altijd kwijt zijn, waardoor het zo kan zijn dat bepaalde materialen
over een aantal jaar niet eens meer zichtbaar is. Er is ook erg veel materiaal aanwezig.
“Je moet er goed voor zorgen dat je de foto goed beschrijft met formele en
inhoudelijke gegevens. Daarnaast zijn er allerlei technieken om het terug te vinden,
zoals zoeken op woord en tekst. Kan ook gecontroleerd doormiddel van thesaurus of
ander woord systeem. Maar ook mogelijk over vijf of tien jaar is gezichtsherkenning
en dan aan systeem vragen om alle foto’s te selecteren waar jij op staat. Maar qua
privacy ook weer afvragen waar dan de grens ligt? Vooral als het om anderen gaat.
Maar ook beeldbanken doen het goed. Het is arbeidsintensief om een collectie te
ontsluiten. Social tagging is ook aan te bevelen, maar kost tijd. Zoeken op kleur,
concept, tekst en woordsystemen zijn meest voor de hand liggende
manieren.”(Patricia Roos van Tricht, Docent beeldresearch).
Op het gebied van vindbaarheid, duurzaamheid en beschrijving heeft Digitaal Erfgoed
Nederland een aantal basiseisen opgesteld.69 Deze eisen zijn ontwikkeld voor
erfgoedinstellingen die bestanden van gedigitaliseerde objecten willen bewaren. Maar
ik kan me voorstellen dat dit ook betrekking heeft op foto’s van sociale media sites
die born digital zijn. Daarom kun je in de bijlage van deze scriptie uitgebreid
informatie vinden over deze basiseisen.
68
A.M. Bevers, M.E. Halbertsma, Behouden is kiezen (Rijswijk, 1991) 42.
69
Digitaal Erfgoed Nederland heeft ook meerdere basis eisen opgesteld, maar de bovengenoemde zijn
het meest relevant voor dit onderwerp.
43
45.
Samenvattend
Naar mening vanErwin Blom moeten musea veranderende culturen vastleggen en is
er weinig van deze periode vastgelegd. Terwijl bijvoorbeeld de foto’s van sociale
media sites zo generatie bepalend zijn. Daarnaast geven zij ook de (technische)
ontwikkeling van deze periode weer. Het is dus van belang om er iets van te bewaren.
Theo Meereboer vraagt zich af of er dan ook niet een nieuwe zienswijze voor de
museologie moet komen. Met de huidige zienswijze valt dit onderwerp vooral te
plaatsen onder de algemene en historische museologie. Bij verzamelen is er volgens
Peter van Mensch ook contextovergang. Dit geeft hij aan met de begrippen in situ en
ex situ. Theo Meereboer onderscheidt ook nog eens het begrip trans situ. Hierin is de
context in beweging, maar vervaagd niet. Dit begrip komt dan ook aan de orde bij
foto’s van sociale media sites. Want hierbij is het belangrijk dat niet alleen de foto
bewaard blijft, maar ook de context waarin het staat. Dat zal dus hetgeen zijn dat er
om de foto heen gebeurt op de website, zoals commentaren. We hebben er nu
beschikking over dus moeten we het nu bewaren.
De beste manier om dit materiaal te verzamelen is een combinatie van gebruikers zelf
te laten uploaden en erfgoedinstellingen op het internet te laten kijken wat er
aanwezig is en vervolgens gebruikers te benaderen. Dit geeft een goede weergave van
de maatschappij. Een aantal instellingen zijn relevant om de taak van het verzamelen
op zich te nemen. Bijvoorbeeld archieven en musea, zij kunnen vanuit hun
verzamelgebied interessant zijn, maar ook een wetenschappelijke verzameling kan
met foto’s van sociale media sites tot stand komen. Bedrijven die personen zoeken en
alumniverenigingen moeten niet vergeten worden. Daarnaast valt deze collectie ook
goed te linken buiten de deuren van de instelling. Instellingen kunnen een link maken
met een collectie van foto’s van sociale media sites op het internet die zij belangrijk
achten. Om ervoor te zorgen dat dit materiaal vindbaar blijft en niet verloren gaat
heeft Digitaal Erfgoed Nederland basisregels opgesteld die ook op dit onderwerp
toepasbaar zijn. Deze kunnen in de bijlage geraadpleegd worden.
44
46.
4. Collectioneren vanfoto’s op sociale media sites in de praktijk
"Prominenten van onze tijd hebben niet eens zoveel privacy als goudvissen in een
aquarium." Federico Fellini (1920-1993).
Inmiddels heb ik aangegeven waarom het zo belangrijk is om materiaal van sociale
media sites te bewaren. Echter zijn er ook ethische kwesties waar erfgoedinstellingen
mee te maken krijgen als zij besluiten dit materiaal te collectioneren. Instellingen
krijgen dan te maken met het verzamelen van privé-objecten, waar privé
gelegenheden op staan afgebeeld. Hoe moeten instellingen met deze privacy kwesties
omgaan? En hoe beschermen gebruikers zich momenteel tegen piraterij? Er zullen
ook genoeg mensen in de maatschappij roepen dat er op Internet alleen maar ‘troep’
staat. In dit hoofdstuk wil ik ingaan op deze ‘andere kant’van het Internet en vooral
sociale media sites.
4.1 Recht, privacy en foto’s van sociale media sites
"Men behoeft niet te stelen om een dief te zijn." Jan Greshoff (1888-1971).
Bij het collectioneren van materiaal dat op (privé) websites staat van personen komt
uiteraard een privacy kwestie kijken. Maar is het bij dit materiaal echt zo anders dan
bij analoog materiaal? En hebben erfgoedinstellingen niet altijd te maken met rechten
kwesties? Onderstaand zal ik kort een beeld geven van welk recht betrekking heeft op
de foto’s van sociale media sites en of dit verschilt met analoog materiaal. Daarnaast
geef ik een beeld van hoe gebruikers, de eigenaren van de foto’s van sociale media
sites en dus van het materiaal dat verzameld gaat worden, zich kunnen beschermen als
zij samenwerken met instellingen. Hiermee beantwoord ik de vraag: Hoe gaat men
om met ethische aspecten, zoals privacy bij het collectioneren van foto’s van sociale
media sites?
Ten eerste is het goed een onderscheid te maken tussen beeld om vervolgens te kijken
welk recht er betrekking op heeft. We kunnen het volgende onderscheid maken:
- Het autonome beeld: het autonome beeld verwijst uitsluitend naar zichzelf.
Het autonome beeld is zowel in zijn fysieke hoedanigheid als in zijn uiterlijke
manifestatie een ding an sich. Het ‘klassieke’ beeld –het product van de
beeldende kunst- is in principe een autonoom beeld, een beeld dat zijn
voornaamste functie in zichzelf heeft en niet in de eerste plaats dient als
middel voor iets anders.
- Het mediale beeld: het mediale beeld daarentegen heeft zijn doel niet meer
primair in zichzelf, maar dient de kijker als een instrument om te kijken naar
het afgebeelde. Het mediale beeld dient om de kijker in contact te brengen met
de wereld buiten het beeld. Het ligt in de natuur van het mediale beeld om
zichzelf onzichtbaar te maken, zodat alleen het afgebeelde onze aandacht
opeist. Fotografie is geschikt voor de vervaardiging van het mediale beeld.
45
47.
Zowel het autonomeals het mediale beeld heeft een plaats in de uitingsvrijheid en het
auteursrecht.70Dit geldt dus zowel voor analoog materiaal als voor foto’s op sociale
media sites.
“Het auteursrecht is het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde,
wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te
verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.”71
Voorwerp van bescherming van het auteursrecht zijn werken van letterkunde,
wetenschap of kunst (artikel 1 Auteurswet, artikel 2 Berner Conventie). Een werk in
auteursrechtelijke zin is een geestelijke schepping. De geestelijke schepping moet
worden onderscheiden van voortbrengselen van de natuur: het betreft voortbrengselen
van de menselijke geest. De geestelijke schepping moet ook worden onderscheiden
van de fysieke vastlegging: het auteursrechtelijke beschermde werk is ‘onstoffelijk’.
Artikel 10 van de auteurswet bevat een niet-limitieve opsomming van categorieën
werken. Beelden, stilstaand of bewegend, twee- of driedimensionaal, kunnen, mits
hun vormgeving oorspronkelijk en persoonlijk is, auteursrechtelijk beschermde
werken zijn.72
Om zich te kunnen beschermen tegen piraterij kunnen gebruikers van sociale media
sites aan de foto’s een licentie toekennen. Zij kunnen dan kiezen op welke manier zij
het werk beschermd willen hebben. Op sociale media sites wordt er veel gebruik
gemaakt van creative commons. Dit is uiterst geschikt voor foto’s van sociale media
sites. De naam zegt het eigenlijk al. Het gaat vaak om creatieve werken. En je kunt
kiezen, door te laten weten op welke manier je het beschermt, op welke manier men je
werk mag kopiëren en dus je creatieve werk mag delen. Deze licentie kunnen
gebruikers dan ook gebruiken bij samenwerking met instellingen. Ook moet de
instelling dan verwijzen naar de maker.
“Transparantie en verantwoordelijkheid zijn het belangrijkste als het op privacy
aankomt. Door laagdrempeligheid van het gebruik denkt men bijna niet meer na wat
men online zet. In de ‘gewone’ wereld hebben we ook met privacy te maken
bijvoorbeeld klantenkaarten bij supermarkten. Met allerlei gegevens die hierdoor bij
supermarkten terecht komen. Het is bij sociale media sites niet anders.”(Harry van
Vliet, Lector Crossmedia).
De vraag rijst dan weer of het verstandig is om gebruikers materiaal te laten uploaden.
Maar omdat, zoals eerder besproken, dit een scheef beeld kan geven van de
werkelijkheid is het naar mijn idee toch verstandig om zowel materiaal te laten
uploaden als instellingen te laten selecteren in gebruikers te benaderen. Ook als zij
gebruikers benaderen met de vraag of zij werk mogen collectioneren, krijgen zij met
deze ethische kwestie te maken. Instellingen krijgen altijd met rechtenkwesties te
maken. Het is een aspect van de erfgoedwereld geworden.
70
Marcel de Zwaan, Geen beelden, geen nieuws: Beeldbeperkingen in oud en nieuw auteursrecht
(Amsterdam, 2003) 32.
71
http://www.auteursrecht.nl/auteursrecht/pagina.asp?pagnaam=auteursrecht
72
Marcel de Zwaan, Geen beelden, geen nieuws: Beeldbeperkingen in oud en nieuw auteursrecht
(Amsterdam, 2003) 68.
46
48.
4.2 De anderekant van het verhaal
"Elk nadeel heb z'n voordeel." Johan Cruijff
Als er iemand is die web 2.0 en dus ook sociale media sites heftig heeft bekritiseerd,
is het wel Andrew Keen. In zijn boek The Cult of the Amateur, in het Nederlands
vertaald als De @-cultuur: Hoe het internet onze beschaving ondermijnt, maakt hij
kritische kanttekeningen bij de ontwikkelingen en mogelijkheden op het Internet.
Hiermee is hij een boegbeeld van de mensen die kritiek hebben op deze
ontwikkelingen. Zo beweert hij over sociale media sites het volgende:
“Als relikwieën van de cultus van het zelfvertoon vormen die sites de tabula rasa van
onze persoonlijke verlangens en identiteit. Ze stellen dat ze bestaan omwille van het
‘sociale netwerken’ met anderen, maar in werkelijkheid bestaan ze opdat wij onszelf
kunnen uitventen: van onze favoriete boeken tot foto’s van onze zomervakantie. “73
Maar hij is vooral kritisch op het feit dat door sociale media een ieder informatie kan
toevoegen en verspreiden. Dus ook onwaarheden. Hij neemt de website Wikipedia als
voorbeeld:
“En dan is er wikipedia, een online encyclopedie waar iedereen met aanvechtbare
opvattingen en een geringe opleiding alles kan publiceren over elk onderwerp, van
AC/DC tot de leer van Zarathoestra. 74 Dit vervagen van grenzen tussen publiek en
amateur, tussen feit en fictie, tussen verzinsel en werkelijkheid, betekent dat de
objectiviteit nog meer vertroebeld raakt.” 75.
Hij gaat stellig verder:
“Er zijn geen controleurs die waarheden van verzinsels scheiden, serieuze inhoud
van reclame, bevestigde informatie van geruchten, of regelrecht bedrog.76 Daar waar
niemand de geplaatste informatie op waarheid controleert, verspreiden fouten,
leugens en geruchten zich in de digitale wereld als bacillen.”77.
Maar zijn het niet juist de gebruikers die moeten filteren? Is het niet onze ‘bagage’ en
ons ‘referentiekader’ dat het kaf van het koren kan scheiden? En als je deze kritiek zal
toespitsen op het onderwerp van deze scriptie, is dit het punt waar selectie zal
plaatsvinden. Hier zouden instellingen moeten gaan kiezen welke foto van welke
sociale media site zij zullen gaan bewaren. Maar dat is toch altijd al de taak van
erfgoedinstellingen, vooral musea, geweest? Om tussen verschillende (van hetzelfde
type) objecten het kaf van het koren te scheiden. Is het op het Internet en bij foto’s
van sociale media sites dan echt anders?
73
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 23.
74
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 63.
75
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 43.
76
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 83.
77
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 93.
47
49.
Keen beschrijft ookde mening van Jürgen Habermans:
“Uiteindelijk zijn de gebruikers het slachtoffer, omdat wij slechte informatie binnen
krijgen.78 De prijs die we betalen voor het door internet toenemende egalitarisme is
de gedecentraliseerde toegang tot ongezeefde bijdragen. Binnen dat medium verliezen
de bijdragen van intellectuelen het vermogen enig houvast te bieden” (Jürgen
Habermas, politiek denker)79
Ik vraag me af of het echt zo slecht gesteld is met dit medium. Of dat het de manier is
waarop een ieder met informatie omgaat?
“De glanzende nieuwe versie van internet, door Tim O’Reilly web 2.0 genoemd, zou
echt alles veranderen. Nu de meeste Amerikanen over een breedbandverbinding
beschikten kon de droom van de volstrekte internet connectiviteit, van de permanent
verbonden gemeenschap, eindelijk worden gerealiseerd.80 Ik noem dat de grote
verleiding. De web 2.0 revolutie verkondigde de belofte meer mensen meer waarheid
te brengen - meer en betere informatie, meer mondiaal perspectief, meer
onbevooroordeelde opvattingen van onpartijdige waarnemers. Maar dat is allemaal
niet meer dan een rookgordijn. Wat de web 2.0 revolutie in werkelijkheid oplevert zijn
oppervlakkiger observaties van de wereld om ons heen in plaats van doorwrochte
beschouwingen, wazige meningen in plaats van gefundeerde oordelen.81 Daar komt
bij dat door de vrije, door gebruikers voortgebrachte inhoud, die door de web 2.0
revolutie wordt opgehemeld en gedistribueerd, de rangen worden uitgedund van onze
cultuurwachters – gerenommeerde critici, journalisten, redacteuren, musici,
cineasten en andere ter zake kundige leveranciers van inhoud en informatie. Die
laatsten worden vervangen (‘gedesintermedieerd’) door amateur bloggers,
recenserende hackers, huisbakken filmmakers en zolderkamerartiesten. En intussen
betekenen die radicaal nieuwe ondernemingsmodellen die gebaseerd zijn op door
gebruikers voortgebrachte inhoud, een aanzienlijke economische aderlating voor de
traditionele media en de culturele inhoudelijkheid.”82
Maar tegelijkertijd ziet Andrew Keen ook de positieve kant van het ‘verhaal’ en zijn
wetten en regels volgens hem het enige dat nodig is om orde in de chaos te verkrijgen.
“Digitale technologie is een mirakel dat ons de middelen aanreikt om kennis op
ongekende manieren mondiaal te bundelen en te delen.83Of het nu gunstig is of niet,
de participatiemedia geven een andere vorm aan ons geestelijke, politieke en
commerciële landschap.84 Veel traditionele kranten en tijdschriften gaan de uitdaging
aan waarvoor ze staan: het laten samengaan van nieuwe media en traditionele
inhoud zonder concessies te doen aan redactionele maatstaven of kwaliteit.”85
78
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 63.
79
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 73.
80
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 29.
81
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 31-32.
82
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 32.
83
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 205.
84
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 205-206.
85
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 210.
48
50.
En juist opdeze ontwikkeling moet de erfgoedwereld gaan inspelen! Zij moeten het
kaf van het koren kunnen scheiden. Misschien is het zoeken naar een speld in een
hooiberg, maar met een beetje moeite kunnen instellingen de foto’s met esthetische en
historische waarde op sociale media sites aan hun eigen collectie toevoegen. Net als
hoe traditionele kranten en tijdschriften in het voorbeeld van Keen samengaan met
nieuwe media.
“In plaats van het ontwikkelen van de technologie, geloof ik dat onze echte morele
verantwoordelijkheid is de reguliere media te beschermen tegen de cultus van de
amateur.86Laten we de technologie zo gebruiken dat ze de innovatie, de open
communicatie en de vooruitgang stimuleert, terwijl tegelijkertijd de professionele
maatstaven voor waarheid, fatsoen en creativiteit behouden blijven. Dat is onze
morele plicht. Dat is wat we zowel het verleden als de toekomst schuldig zijn.”87
Andrew Keen, die zoveel kanttekeningen plaatst bij de ontwikkeling van het Internet
en de user generated content dat kenmerkend is voor sociale media, ziet ook het
positieve en de voordelen van het Internet. Als iemand met zijn kritische blik toch
gelooft dat we de technologie zo moeten gebruiken dat ze de innovatie, de open
communicatie en de vooruitgang stimuleert, terwijl tegelijkertijd de professionele
maatstaven voor waarheid, fatsoen en creativiteit behouden blijft en dat dit onze
morele plicht is wat we zowel het verleden als de toekomst schuldig zijn. Dan kan ik
me maar één ding afvragen: waar wachten erfgoedinstellingen nog op?
Samenvattend
Instellingen die met foto’s van sociale media sites willen werken krijgen te maken
met privacy kwesties. Bij deze foto’s is dat niet anders dan bij analoog materiaal. Bij
sociale media sites kunnen gebruikers, net als bij analoog materiaal zich beschermen
tegen piraterij door middel van het auteursrecht. Daarnaast kunnen gebruikers van te
voren aangeven op welke manier zij zich willen beschermen. Dit kan met creative
commons dat veelal op sociale media sites wordt gebruikt. Dit is ook met de
samenwerking met instellingen gemakkelijk. Toch zullen er ook velen zijn die van
mening zijn dat er op het internet alleen maar troep staat. De auteur Andrew Keen
maakte kritische kanttekeningen bij de ontwikkeling van het internet en user
generated content. Toch gelooft hij in het positieve van de ontwikkelingen op het
Internet. Als hij dat kan, moeten erfgoedinstellingen ook verder kunnen kijken en
inzien dat er materiaal aanwezig is dat zij kunnen bewaren.
86
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 224-225.
87
Andrew Keen, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt (New York, 2007) 225.
49
51.
Conclusie
De vraagstelling vandit onderzoek was: Moeten foto’s van sociale media sites, die
een belangrijke plaats in de ontwikkeling van de huidige samenleving nemen,
bewaard worden? In deze scriptie is door middel van literatuurstudie en interviews
een antwoord op deze vraag gekomen.
Erfgoedinstellingen collectioneren en presenteren al jaren foto’s. Maar foto’s van
sociale media sites nog niet, terwijl deze dezelfde waarde bezitten met een andere
context. Een context die ontwikkelingen in techniek, samenleving en communicatie
laat zien. Een van de belangrijkste factoren is dat een ieder regisseert en dat het
materiaal dus zeer representatief is. Je kunt je afvragen hoe dat zit met schilderkunst
en fotografie van het eerste uur. Destijds konden alleen welvarenden over een
fotograaf en later een fototoestel beschikken. Tegenwoordig bezit bijna iedereen een
digitale camera en zijn veel mensen actief op sociale media sites, mensen met
verschillende achtergronden. Hierdoor geven foto’s op sociale media sites een ‘echt’
beeld van de samenleving. Ook de context van foto’s op sociale media sites speelt een
belangrijke rol in de argumentering om dit materiaal te bewaren. Commentaren die
men niet van foto’s in traditionele presentatie kan bewaren, kan men wel van foto’s
op sociale media sites bewaren. Foto’s op sociale media sites hebben ook een andere
functie gekregen in vergelijking met materiaal in traditionele presentaties. Een
voorbeeld hiervan is de website Birdpix. Hier kunnen gebruikers elkaar informeren in
welk jaargetij bepaalde vogels in bepaalde gebieden voorkomen, doordat zij deze
hebben kunnen spotten, fotograferen en op de website hebben kunnen plaatsen.
Er zijn al een aantal instellingen in Nederland en in het buitenland die de belangrijke
waarden van foto’s van sociale media sites inzien. Stadsarchief Amsterdam is een
eigen Flickr groep gestart en bewaart foto’s van deze sociale media site. Andere
instellingen zijn met soortgelijke projecten bezig, namelijk de volgende; Beelden voor
de toekomst, Nederlands fotomuseum bewaart Youtube filmpjes, Koninklijke
Bibliotheek archiveert websites, British Library archiveert leven in digitaal tijdperk,
Library of Congress archiveert Twitter materiaal en Shelley Bernstein voerde in het
Brooklyn Museum het project Click uit. Van deze projecten vind ik het goed dat zij
het belang van de ontwikkelingen op het Internet en sociale media inzien. Zij kunnen
als voorbeeld optreden voor andere instellingen.
Als deze instellingen zich afvragen of je foto’s van sociale media sites wel vanuit
museologisch perspectief kunt bekijken, geeft deze scriptie daar antwoord op. Je kunt
dit materiaal namelijk wel degelijk vanuit museologisch perspectief benaderen. De
museologie onderscheidt verschillende aandachtsgebieden. Foto’s van sociale media
sites vallen onder de algemene en historische museologie. Daarnaast zijn er ook
museologische modellen die op dit onderwerp kunnen worden toegespitst.
Maar ook een belangrijk museologisch begrip als context speelt bij het collectioneren
van dit materiaal een belangrijke rol. Bij foto’s van sociale media sites blijft de
context in beweging. In deze scriptie stond de vraag of deze context bewaart moet
worden dan ook centraal. Aangezien we momenteel nog over deze context beschikken
moeten we er zeker nog wat van bewaren. Het zal niet voldoende zijn om alleen de
afbeelding te bewaren, omdat juist de context de foto meerwaarde geeft en omdat
foto’s niet altijd als autonoom werk kunnen worden beschouwd.
50
52.
Verschillende instellingen kunnenfoto’s van sociale media sites in hun collectie
opnemen. Deze scriptie heeft laten zien dat het vooral aan het beleid van instellingen
ligt op welke manier zij met dit materiaal willen omgaan. Buiten erfgoedinstellingen
als musea en archieven is dit materiaal ook relevant voor alumniverenigingen of
bedrijven die mensen zoeken. Zo kunnen er nog tal van instellingen zijn die wat met
dit materiaal kunnen. Daarnaast kunnen erfgoedinstellingen er ook voor kiezen hun
collectie aan een collectie op het internet te linken. Zo hoeven zij geen ruimte voor
een collectie te maken, maar laten zij wel zien dat zij het materiaal zo belangrijk
vinden dat zij het in hun collectie opnemen, maar dan niet in huis. Er is dus niet één
instelling verantwoordelijk voor het verzamelen van foto’s van sociale media sites.
Maar verschillende instellingen kunnen dit collectioneren.
Echter zijn er ook ethische kwesties aan dit onderwerp verbonden, privacy is hier één
van. Ook kunnen gebruikers materiaal van elkaar kopiëren. Om zich te beschermen
tegen kopiëren kunnen gebruikers zich wapenen met diverse licenties. Hier kunnen
ook erfgoedinstellingen mee werken als zij het materiaal collectioneren en
presenteren. Wat betreft privacy is verantwoordelijkheid een belangrijk begrip. Zowel
bij gebruikers als instellingen die ermee gaan werken. Een manier om de privacy
kwestie te omzeilen is gebruikers zelf materiaal te laten uploaden. Dit geeft niet altijd
een goed beeld van de samenleving weer, omdat niet altijd iedereen zich door een
oproep voelt aangesproken. Maar met goede afspraken, die erfgoedinstellingen
gewend zijn te maken, omdat zij vaker met dit soort kwesties te maken hebben,
komen erfgoedinstellingen een heel eind.
Ja, foto’s van sociale media sites moeten zeker bewaard worden. Zij geven zodanig
een belangrijke ontwikkeling in onze samenleving weer, dat als erfgoedinstellingen
ervoor kiezen dit materiaal niet te bewaren, er veel van de huidige generatie verloren
gaat. Wat zal dat zonde zijn....
51
53.
Bronnenlijst
Lijst van geraadpleegdeliteratuur
• Bevers, A.M. en Halbertsma, M.E., Behouden is kiezen (Rijswijk, 1991).
• Boomen, Marianne van den, Leven op het Net: De sociale betekenis van
virtuele gemeenschappen (Amsterdam, 2000).
• Keen, Andrew, De @-Cultuur: Hoe Internet onze beschaving ondermijnt
(New York, 2007).
• Mensch, Peter van, Het object als informatiedrager (Z.p. 2006-2007).
• Okin, J.R., The Technology Revolution:The not-for-dummies guide to the
impact, perils and promise of the Internet (Winter Harbor, Maine, 2005).
• Rheingold, Howard, The Virtual Community:homesteading on the electronic
frontier (Z.p. 2000).
• Roelofs, W.G.Th. e.a., Deltaplan cultuurbehoud (Rijswijk, 1990).
• Vliet, Harry van, De Digitale Kunstkammer (Utrecht, 2009).
• Zwaan, Marcel de, Geen beelden, geen nieuws: Beeldbeperkingen in oud en
nieuw auteursrecht (Amsterdam, 2003).
Lijst van geraadpleegde URL’s
• http://www.beeldenvoordetoekomst.nl (geraadpleegd 6 april 2010).
• http://www.bl.uk/digital-lives/index.html (geraadpleegd 22 februari 2010).
• http://www.brooklynmuseum.org/exhibitions/click/ (geraadpleegd 2 maart
2010).
• http://www.digitaalallemaal.nl/?tag=av (geraadpleegd 7 mei 2010).
• http://www.flickr.com (geraadpleegd gedurende periode februari 2010 – mei
2010).
• http://www.flickr.com/groups/stadsarchief (geraadpleegd 27 april 2010).
• http://icom.museum/definition.html (geraadpleegd 19 april 2010).
• http://www.kb.nl/hrd/dd/dd_projecten/webarchivering/index.html
(geraadpleegd 6 april 2010).
• http://www.loc.gov/today/pr/2010/10-081.html (Geraadpleegd 19 april 2010).
• http://www.netlash.com/blog/detail/web1-0-vs-web2-0 afbeelding
verschuiving web 1.0 naar web 2.0. (geraadpleegd 17 mei 2010).
• http://www.rheingold.com/vc/book/intro.html HTML versie boek The Virtual
Community (geraadpleegd april en mei 2010).
• http://thepaisano.files.wordpress.com/2008/03/webtimeline.jpg afbeelding
ontwikkeling van PC era naar web 4.0. (geraadpleegd 19 april 2010).
52
54.
Lijst van geïnterviewdepersonen
• Blom, Erwin, The Crowds, via e-mail ontvangen 18 april 2010.
• Grabowsky, Ellen, Stadsarchief Amsterdam, 27 april 2010.
• Lusenet, Yola de, Freelance erfgoedspecialist, 4 mei 2010.
• Meereboer, Theo, Erfgoed 2.0, 12 mei 2010.
• Moortgat, Judith, Nationaal Archief, 7 april 2010.
• Nauta, Gerhard Jan, Digitaal Erfgoed Nederland, 13 april 2010.
• Roos-van Tricht, Patricia, Docent beeldresearch, Informatie en media,
Hogeschool van Amsterdam, 12 april 2010.
• Vliet, Harry van, Lector Crossmedia, Hogeschool Utrecht, 26 april 2010.
Afbeeldingenlijst
Omslag - http://www.biojobblog.com/ (geraadpleegd 26 mei 2010).
Figurenlijst
Figuur 1.1 Een herordening van de onherbergzame wereld (verschuiving door
virtuele gemeenschap).
Figuur 1.2 Ontwikkelingen op het web: van PC era naar Web 4.0.
Figuur 1.3 Verschuiving van web 1.0 naar web 2.0.
Bijlagen
1. De BASIS voor vindbaarheid, duurzaamheid en beschrijving van Digitaal Erfgoed
Nederland.
53
55.
Bijlage 1 DeBASIS voor vindbaarheid, duurzaamheid en beschrijving
54