La première: Vrouwen over religie, gender en leiderschap_okt 2010_R. Vunderink
1. 1
Geachte aanwezigen,
Wat een geweldig goed idee om dit congres ‘La Premiere’ te organiseren. Aandacht voor
posities van vrouwen in de wetenschap en in bredere zin in het publieke leven: het kan nooit
genoeg zijn. En het is ook nodig want u kent allen de belemmeringen, de valkuilen, de
beelden die er zijn, om nog maar niet te spreken van onze eigen interne stemmen en onze
eigen normen.
Tijdens dit symposium brengt u gender en leiderschap in relatie met religie. Dat is
begrijpelijk, want de faculteit der Godgeleerdheid organiseert het symposium als impliciete
reactie op het verontrustende lage aantal vrouwelijke wetenschappers binnen de faculteit.
Maar misschien mag ik ook een relatie leggen met de Vrije Universiteit, op wiens
grondgebied we hier tenslotte zijn.
De VU heeft lange tijd niet zo´n goede naam gehad op het gebied van vrouwen in hoge
functies. En dat is begrijpelijk en terecht. Tijdens dit Lustrumjaar staan we veel stil bij de
oprichting van de VU, 130 jaar geleden, en wordt de stichter Abraham Kuyper veel geciteerd.
Zijn emancipatiegedachte, die ook leidde tot de oprichting van de VU, is evenzeer geroemd
als zijn wetenschappelijke werk en de leer van de soevereiniteit in eigen kring. U weet
wellicht dat onze voormalige minister-president aan de VU hiervan studie maakte. daarover
Maar we weten ook dat Kuyper wel zeer uitgesproken opvattingen had over de positie van
de vrouw en dat hij deze opvattingen baseerde op traditioneel christelijke waarden. Vanuit
zijn maatschappijvisie komt hij tot het principe van de soevereiniteit in eigen kring: de staat
is geen aggregatie van individuen maar bestaat uit verschillende organismen met elk een
eigen soevereiniteit en waarvoor men enkel verantwoording behoefde af te leggen aan God.
Zo werden mannen en vrouwen niet als individu gezien maar als onderdeel van een kring,
het gezin bij voorbeeld. Het aantal kringen waarin vrouwen zich konden bewegen was klein
en was verdeeld volgens de grens openbaar en privé. Om in één van beide kringen te
kunnen functioneren zijn speciale gaven nodig die per domein verschillen. En deze
verschillen blijken, zo schreef Kuyper in 1914 ´saam te vallen met het soortverschil tussen
man en vrouw´ . Met het weren van vrouwen uit het publieke leven op basis van
ideologische en religieuze overtuigingen is de basis gelegd voor een niet vanzelfsprekende
positie van vrouwen binnen deze universiteit, net zo min als dat vanzelfsprekend was in de
andere organisaties van de protestants-christelijke zuil: de politieke partij ARP, het dagblad
Trouw, de omroep NCRV etcetera.
Nu moeten we dit natuurlijk afzetten tegen de tijd waarin vrouwen zich meer roerden in het
openbare leven, bij de strijd voor het algemeen kiesrecht bij voorbeeld, en dan zien we dat
alle toen reeds bestaande universiteiten in die tijdgeest met hetzelfde vraagstuk worstelden.
Maar toch durf ik de stelling aan dat het bij de VU nóg een slagje ingewikkelder lag. De bijna
zichtbare scheiding tussen publiek en privé en de als van God gegeven plaats van de vrouw
in het privédomein gaven vrouwen weliswaar de Eerepositie, zoals Kuyper die noemde. Een
waardevolle positie, een betere dan de positie van de man. Maar anderzijds was het vanuit
die erepositie voor vrouwen niet vanzelfsprekend een publieke taak op zich te nemen en
was het voor mannen niet vanzelfsprekend vrouwen in die positie te zien, dus ook niet
binnen de universiteit. We kunnen volhouden dat dit beginsel en de consequenties ervan
nog steeds doorwerken, al zal niemand nu ook nog werkelijk vinden dat het zo hoort.
Toevallig vanmiddag wordt in ons Exposorium een tentoonstelling geopend van
hoogleraarsportretten aan de VU. Daar hangt ook het portret van onze eerste vrouwelijke
hoogleraar, Gesina van der Molen, benoemd in 1949. Helaas is er daarna geen enkel portret
2. 2
meer gemaakt van een vrouwelijke hoogleraren, maar gelukkig zijn die hoogleraren er
inmiddels wel.
Want: hoe is het nu? De VU staat op een 8e
plaats in de Nederlandse ranglijst van
vrouwelijke hoogleraren, met 10.5% in 2009. Dat is niet erg hoog nee en we laten bijna
alleen de technische universiteiten achter ons. Al lange tijd werden actieplannen ontwikkeld,
startten vrouwenoverleggen, volgden analyses en ambitieuze streefcijfers. Maar de stijging
gaat te langzaam, zo vinden ook bestuurders van de VU.
Met het instellen van de Fenna Diemer-Lindeboom leerstoelen werd in 2005 de concrete
stap gezet naar de benoeming van vijf vrouwelijke hoogleraren. Fenna Diemer-Lindeboom
promoveerde in 1937 aan de VU en was in 1953 de eerste vrouw voor de ARP in een
vertegenwoordigend lichaam. Zij trad als een van de weinige vrouwen uit haar ‘kring’ en
nam publiekelijk stelling in het maatschappelijk debat over de positie van vrouwen.
In 2009 is besloten het aantal Fenna Diemer-Lindeboom leerstoelen uit te breiden en nog
eens zeven extra vrouwelijke hoogleraren aan te stellen. Ook heeft de VU inmiddels het
Charter Talent naar de Top ondertekend waarin de VU heeft aangegeven te streven naar
17% vrouwelijke hoogleraren in 2013. Dat is een forse stijging in beperkte tijd en vraagt dan
ook zeer gerichte actie en een actief beleid. Maandelijks wordt de stand van zaken
gerapporteerd en elk benoemingsdossier wordt kritisch bekeken. Het College van Bestuur is
bereid verdergaande acties te nemen als de tussentijdse streefcijfers niet worden gehaald.
Belangrijker is nog dat het belang van een evenwichtige verdeling van hoogleraarsfuncties
volledig wordt erkend en dat de beleidsmaatregelen op veel steun kunnen rekenen. Het is
inmiddels een sterke business case geworden: aantoonbaar is dat een meer divers
samengestelde universiteitsgemeenschap succesvoller is, creatiever is en talent weet vast te
houden en op te leiden. Wat natuurlijk ook helpt, is dat inmiddels meer dan de helft van de
studenten vrouw is en dat zij het erg goed doen, dat de VU 33% vrouwelijke universitair
docenten heeft en 23 % universitair hoofddocenten, kortom, het talent staat te trappelen.
Ook de faculteit Godgeleerdheid gaat nu een Fenna Diemer-Lindeboomleerstoel openzetten
en dat is goed nieuws, want de faculteit telt tot nu toe geen vrouwelijke hoogleraren. Goed
nieuws is ook dat meer dan de helft van de directeuren van de VU vrouw is, waardoor
vrouwen in hoge functies ‘gewoon’ worden.
Wat hebben we nog te doen, want we zijn er nog niet. We hebben de meer onzichtbare
processen en beelden zichtbaar te maken. Wat maakt dat vrouwen zich soms te bescheiden
opstellen en wat kunnen we daaraan doen? Hoe werken selectieprocessen en hoe kijken
selecteurs en welke onuitgesproken normen hanteren zij?
De belangrijkste opgave voor ons allemaal, in welke functie dan ook, is het vrouwelijk talent
– hier aanwezig en overal om ons heen – de ruimte te geven en aan onszelf die ruimte ook
te nemen.
Vandaag kijkt u naar deze vraagstukken en u doet dat vanuit de rol die religie daarbij speelt.
Een belangrijk thema ,waarvan ik u toewens dat dit tot concrete aanbevelingen buiten maar
zeker ook binnen de VU gaat leiden.
Ik dank u voor uw aandacht en ik wens u een inspirerende conferentie toe.
Roeleke Vunderink
15 oktober 2010