SlideShare a Scribd company logo
1 of 56
Download to read offline
gert oostindie
Postkoloniale
beeldenstormen
Daendelslezing 2018
uitgeverij vantilt
bw_beeldenstorm _breed.indd 1 13-04-18 14:42
Vormgeving omslag: Mijke Wondergem, Baarn
Vormgeving binnenwerk: Martien Frijns, Doetinchem
isbn 978 94 6004 389 5
© 2018 Gert Oostindie, Leiden
Omslag: Drie Gouverneurs-Generaal van Nederlands-Indië, Vijzelstraat 30-34,
het voormalige hoofdkantoor van de Nederlandsche Handel-Maatschappij.
De beeldengroep is vervaardigd door H.A. van den Eynde en staat op de voor-
gevel ter hoogte van de vierde verdieping. De drie gebeeldhouwde gouverneurs
zijn J.P. Coen, H.W. Daendels en J.B. van Heutsz. Foto Doriann Kransberg, 2006.
Collectie Stadsarchief Amsterdam.
Foto’s pagina 23, 25, 27, 30, 32 en 34 Eveline Kooijman.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt
door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
bw_beeldenstorm _breed.indd 2 13-04-18 14:42
3
Inleiding
Wie in Indonesië rondreist zal het direct opvallen: her en der staat
nog wel wat koloniale architectuur, wie goed kijkt en luistert merkt
in de Indonesische taal ook wel wat Nederlandse leenwoorden op,
maar koloniale monumenten zijn er niet meer.1
Kort na de Japanse
inval in Nederlands-Indië op 8 december 1941 werd begonnen met
het rigoureus vernietigen ervan, in een kleine beeldenstorm die
alle Indonesiërs duidelijk moest maken dat de tijd van het Neder-
landse kolonialisme voorgoed voorbij was. Symbolen van het kolo-
nialisme moesten het ontgelden. Zo werd het standbeeld van Jan
Pietersz. Coen tijdens een grote ceremonie weggetakeld van zijn
sokkel op het Waterlooplein in Jakarta en werd Joannes Benedictus
van Heutsz – kennelijk te zwaar – met een bekisting aan het oog
onttrokken.2
Een Nederlander noteerde in zijn dagboek, over zo’n actie in
Bandung, 12 mei 1942: ‘Standbeelden en gedenktekenen uit de
Nederlandse tijd, die al lang met witte lakens waren bedekt, wor-
den nu in opdracht van de bezetters door de Indonesiërs vernield.
Het kost je moeite om je in toom te houden, als je die dingen met
zoveel wellust kapot ziet slaan. Van de vernieling van een stand-
beeld van wijlen koningin Emma is een speciale anti-Nederland-
se demonstratie gemaakt. Iedere passerende Indonesiër moest
met een voorhamer een slag op de kop van het beeld geven.’3
Tot dezelfde goed georkestreerde symboliek behoorde het
invorderen en symbolisch verbranden – op de verjaardag van
keizer Hirohito – van Nederlandse vlaggen en onderscheidingen,
portretten van leden van het koningshuis en koloniale ambtskos-
tuums.4
De Nederlandse taal werd zoveel mogelijk verbannen, en
expliciet verboden voor niet-Nederlanders.5
Voorts werden topo-
grafische benamingen die naar Nederland verwezen systematisch
hernoemd. Met de Japanse capitulatie en de proclamatie van de
Republiek Indonesië op 17 augustus 1945 ging een nieuwe fase
bw_beeldenstorm _breed.indd 3 13-04-18 14:42
4
van start, waarin de restanten van koloniale monumenten en
symbolen werden vernietigd.6
In het kader van de indonesianisasi
werden overal in de jonge republiek helden uit de onafhankelijk-
heidsoorlog vereeuwigd in standbeelden en straatnamen. In de
publieke ruimte was voor het koloniale Nederland hooguit ruim-
te als verslagen agressor.7
Koloniale architectuur, utiliteitsbouw en ook (militaire) be-
graafplaatsen ontsnapten grotendeels aan deze beeldenstorm.
Deze bleven gewoon in gebruik, voor zover zij niet in latere de-
cennia ten prooi vielen aan stadsuitbreidingen.8
Inmiddels wordt
er wel weer wat gespeeld met koloniale relicten, om toeristen te
trekken. Dat zijn overigens vooral jonge Indonesiërs, decennia na
de onafhankelijkheid geboren en ongetwijfeld niet geporteerd
van een terugkeer van het kolonialisme. Het is apolitieke nostal-
gie, of eigenlijk niet eens nostalgie – zo ver is het koloniale verle-
den weggezakt.9
Jakarta kent een ‘voc café’, en op het grote plein
voor het voormalige stadhuis worden vrolijk geschilderde ‘voor-
oorlogse’ opoefietsen te huur aangeboden, compleet met tropen-
helm. Op het net vernieuwde vliegveld Soekarno-Hatta van Jakar-
ta kunnen we koffie drinken bij ‘Warung koffie Batavia – De
branderij van kwaliteitskoffie’ in een setting die koloniaal wil
aandoen. Elders worden voc-forten opgeknapt en wordt, zoals
in Makassar, de oude naam in ere hersteld (Fort Rotterdam).
Maar beelden van de koloniale heersers van weleer – zoals Coen,
Wilhelmina of Van Heutsz – die vind je niet meer.
Herman Willem Daendels was één van de grondleggers van
de koloniale staat – op het in 1925 geopende gebouw van de toen-
malige Nederlandse Handels Maatschappij (nhm) aan de Am-
sterdamse Vijzelstraat staat hij zelfs met Coen en Van Heutsz
gebeeldhouwd, een illuster koloniaal trio.10
Ik heb geprobeerd
te achterhalen of Daendels in de koloniale tijd ook in Indië zijn
eigen monument kreeg, maar kon niets vinden. Tot mijn verba-
zing vond ik wel aanwijzingen dat hij, lang nadat Nederland het
veld had geruimd, op meerdere plekken is vereeuwigd. Tussen
Purworejo en Kebumen in Midden-Java loopt de Jalan Daendels.
In Bandung, de stad die Daendels aan de Grote Postweg liet bou-
wen – of eigenlijk, liet verplaatsen11
– staat een monument dat aan
zijn besluit daartoe herinnert. Indirect althans, niet met naam en
bw_beeldenstorm _breed.indd 4 13-04-18 14:42
5
toenaam, laat staan met een beeltenis van Daendels – gekozen
werd voor een anachronistische stoomwals. Maar het meest op-
merkelijk is een beeld dat in Sumedang staat, waarin Daendels is
vereeuwigd met de lokale vorst Kornel. Maar dat monument is,
zal blijken, bepaald geen eerbetoon.
Evenals Indonesië is Nederland een postkoloniaal land. Wat
betekent dat? Dat de koloniale periode voorbij is, zeker, al is dat in
Caribisch Nederland niet altijd even duidelijk. Dat veel Nederlan-
ders koloniale ‘wortels’ hebben en dat de koloniale geschiedenis
dus letterlijk is thuisgekomen. Dat er steeds meer gesproken wordt
over het kolonialisme en over de erfenissen ervan, dáár maar ook
híer. Dat de Nederlandse regering meermalen spijt heeft uitge-
sproken over specifieke episodes uit dat koloniale verleden. Dat
de koloniale helden van weleer steeds vaker worden verguisd, dat
standbeelden en vernoemingen steeds meer kritiek oproepen.
Maar dat alles roept ook weer chauvinistische tegengeluiden op.
Dit is de context waarin de Stichting Daendels mij vroeg te
reflecteren op zijn naamgever, Herman Willem Daendels, onder
meer bekend en berucht als koloniaal houwdegen. Ik heb die uit-
daging aanvaard en wat breder opgevat, in enkele kwesties die ik
achtereenvolgens behandel. Allereerst bespreek ik de wijze waar-
op Daendels werd en wordt herinnerd. Vervolgens onderzoek ik
de toenmalige waardering en symbolische vormgeving van het
kolonialisme in Nederland en de reacties die dit tegenwoordig
oproept, inclusief de oproep tot beeldenstormen. Daarna stel ik
een paar bredere vragen over de hedendaagse poging het koloniale
verleden een passende plaats te geven in het verhaal van de Neder-
landse natie, en sta ik stil bij de rol daarbij van overheid, musea en
historici. Dat leidt dan tot enkele conclusies, waarbij ik ook nog
even terugkom op Daendels.
Daendels beoordeeld en herdacht
Herman Willem Daendels was in allerlei opzichten larger than
life. Geboren in het Gelderse Hattem, op 21 oktober 1762, promo-
veerde hij in 1783 in de rechtsgeleerdheid aan de hogeschool van
Harderwijk. Vervolgens ontwikkelde hij zich tot prominent pa-
triot, nam deel aan de vergeefse machtsgreep in 1787 en moest
bw_beeldenstorm _breed.indd 5 13-04-18 14:42
6
daarna als balling naar Frankrijk vluchten. Inmiddels had hij zijn
toekomstige vrouw geschaakt, tegen de wil van haar Oranje-
gezinde vader; met deze Aleida van Vlierden (1768-1848) zou hij
vijftien kinderen krijgen. Vanuit Frankrijk streed hij mee voor wat
de patriotten zagen als de bevrijding van het ancien régime in de
Lage Landen. In 1794 houdt hij zijn landgenoten voor dat ‘de tyd
is gekomen dat wy ons zelfs moeten verlossen van de slaverny
waaronder het land en vooral de boerenstand zo lange gezugt
heeft. Schroom niet de wapens op te vatten en u te ontdoen van
uwe drosten, hoofdschouten, richters, amptsjonkers, schouten,
collecteurs, pagters en andere beulen en bloedzuigers.’ Niek van
Sas wijst terecht op ‘de altijd aanwezige ondertoon van intimida-
tie en psychologische oorlogvoering’, ook in deze klinkende tekst.
Op mijn beurt wijs ik erop dat de patriottische boosheid over
slavernij nooit het eigen gebruik ervan in de koloniën betrof.12
Hoe dan ook, de omwenteling slaagde en Daendels kwam in
1795 als luitenant-generaal in dienst van de Bataafse Republiek. In
1798 was hij tweemaal betrokken bij een militaire coup die stabili-
teit in het Bataafse bestuur moest brengen, maar dat ook trekken
van een schrikbewind gaf. Hij vroeg en kreeg in 1802 eervol ont-
slag. In 1806 – inmiddels was de Bataafse Republiek als het Ko-
ninkrijk Holland omgevormd tot een Frans protectoraat, onder
keizer Napoleons broer Lodewijk – werd Daendels weer in dienst
genomen en ontving hij enkele hoge Franse onderscheidingen.
Begin 1807 werd hij door Lodewijk Napoleon tot gouverneur-
generaal ‘der Aziatische koloniën en bezittingen’ benoemd. Van
januari 1808 tot mei 1811 diende hij inderdaad als zodanig, in Java.
Terug in Frankrijk ontving hij van Napoleon opnieuw een hoge
onderscheiding. In 1812-1813 nam hij als een van de opperbevel-
hebbers deel aan de mislukte Russische campagne van Napoleon.
Na de Napoleontische oorlogen trachtte hij zich aan te passen aan
de nieuwe politieke verhoudingen – de anti-orangistische patriot
van weleer moest nu in het gevlij zien te komen bij de eerste ko-
ning van eigen bodem, Willem i. Die benoemde hem uiteindelijk
tot gouverneur van Elmina, in West-Afrika. Dat was geen promo-
tie, en het duurde ook niet lang. Daendels zette er eind 1815 voet
aan wal en overleed er op 2 mei 1818, vrijwel exact twee eeuwen
geleden dus. Hij ligt in Elmina begraven.13
bw_beeldenstorm _breed.indd 6 13-04-18 14:42
7
In de Nederlandse historiografie had Daendels lang een weinig
positief imago. Deels hing dat samen met het feit dat hij nu een-
maal een patriot was geweest, wat zeker in het negentiende-
eeuwse Koninkrijk geen aanbeveling was. Daarnaast stond hij
bekend als een uiterst onbehouwen, onvoorspelbare en autoritai-
re driftkop. Zo iemand maakt in zijn leven niet heel veel vrienden
en krijgt er na zijn dood onder historici ook niet eenvoudig nieu-
we bij. Zeker niet als je een echte koloniale houwdegen bent en
ook nog eens buiten je huwelijk affaires aangaat, (ook) in Indië.
In de laatste decennia lijkt echter sprake te zijn van een zeker
eerherstel, dat samenhangt met een bredere herwaardering van
de Bataafse periode als cruciale fase in de modernisering van Ne-
derland. Dat begon al met de biografie van Paul van ’t Veer, Daen-
dels. Maarschalk van Holland (1963) en werd een kwarteeuw later
voortgezet met twee aan hem gewijde bundels.14
Dit werk werd
weer in latere studies verwerkt. Maar daarbij lijkt juist Daendels’
koloniale optreden allengs meer een heikel punt te worden.
Waar hebben we het over? Als gouverneur-generaal van Indië
laat Daendels de ‘Grote Postweg’ aanleggen van West- naar
Oost-Java, ruim 1000 kilometer, van Anyer naar Panarukan. Een
enorm project, van groot logistiek belang (post, transport) en ook
strategisch cruciaal om Java meer tot eenheid te maken. Maar het
werk wordt grotendeels door onvrije arbeiders verricht, die ge-
dwongen worden herendiensten te verrichten. Vele honderden,
wellicht duizenden sterven van uitputting, honger of ziekte.
Voorts lokt Daendels doelbewust conflicten uit met lokale aristo-
craten, en niet de minsten: de sultan van Banten, de sultan van
Yogyakarta en soesoehoehan van Solo. Hij maakte een einde aan
het hofceremonieel van de vorstenlanden dat in voc-tijden nog
was gerespecteerd. Ondubbelzinnig moest alle lokale vorsten
duidelijk worden gemaakt dat zij onvoorwaardelijk ondergeschikt
waren aan het Nederlandse gezag. Zo leverde hij een belangrijke
bijdrage aan de onderwerping van de Javaanse aristocratie, die
met de Java-oorlog (1825-1830) min of meer werd beslist. Intussen
zorgde Daendels ervoor dat zijn ambt hem ook persoonlijk groot
gewin opleverde. Tijdgenoten beschuldigden hem van corruptie.
In Elmina ten slotte probeerde hij in samenwerking met lokale
vorsten de handel te bevorderen en zette hij zelf plantages op.
bw_beeldenstorm _breed.indd 7 13-04-18 14:42
8
Ook hier beschuldigden tijdgenoten hem van zelfverrijking, onder
meer door ten minste indirect te profiteren van de inmiddels ver-
boden trans-Atlantische slavenhandel.
Dat is niet mals, en het bleef ook voorheen niet onbesproken.
In de negentiende eeuw bestond er echter in Nederland brede
steun voor het kolonialisme en dus was er ook wel enige waarde-
ring voor het optreden van Daendels. Een dissertatie van Mackay
uit 1861 prees zijn harde lijn, maar anderen, zoals Conrad Theodor
van Deventer – die van de Nederlandse ‘ereschuld’ – meenden
dat Daendels ‘met karakteristieke onstuimigheid en toomeloze
willekeur’ de relaties met de Javaanse aristocratie had verpest.15
De vraag is dan hoe erg dit laatste was. Niemand minder dan
Eduard Douwes Dekker, beter bekend als Multatuli, omschreef
Daendels als een man die ‘grote wilskracht’ aan ‘verregaande
minachting voor byzondere belangen paarde. De blyken die van
z’n ruwheid worden verteld, lopen in ’t ongelooflyke.’ Maar hij
vervolgde: ‘Toch zyn er in zekere gevallen mensen van die soort
nodig.’16
‘Toch zyn er in zekere gevallen mensen van die soort nodig.’
Ik zou zeggen, proef die zin, want er ligt een belangrijk dilemma
in besloten. Zeker voor Multatuli, die immers niet zozeer anti-
koloniaal was, als wel diep begaan met de bevolking en wars van
een-tweetjes tussen het koloniale gezag en de lokale aristocraten.
‘Nodig’ voor wat? Hiermee komen we bij een vraag die er werke-
lijk toe doet, en die we zelfs kunnen stellen als we inmiddels me-
nen dat Nederland niets te zoeken had in Indië, althans dat er geen
rechtvaardiging voor het kolonialisme was. Natuurlijk kunnen wij
het optreden van Daendels beoordelen als hardvochtig, onbehou-
wen, eurocentrisch, racistisch. Vanuit het perspectief van de Ja-
vaanse aristocratie die hij vernederde, of van de arbeiders die hij
dwong tot het moordende werk aan de Grote Postweg was er
vermoedelijk niet veel goeds over hem te zeggen. Het is onnodig
dat te verbloemen. Wij kunnen tegelijkertijd vaststellen dat hij een
belangrijk radertje was in het proces van centralisering en moder-
nisering dat op 17 augustus 1945 zijn apotheose vond in de procla-
matie van de eenheidsstaat Indonesië. Tussen beide vaststellingen
hoeft geen ‘maar’ te staan, een ‘en’ voldoet. En terwijl wij aan de
eerste vaststelling moeilijk een positieve kwalificatie kunnen
bw_beeldenstorm _breed.indd 8 13-04-18 14:42
9
verbinden, is het een open vraag hoe wij Daendels bijdrage aan
de modernisering van de kolonie moeten waarderen.
Het was minder omstreden dit laatste te benoemen en zelfs te
prijzen in tijden dat het kolonialisme niet zozeer onder vuur lag
als dat vandaag de dag het geval is. Let wel: in Nederland. Van
meet af aan werden er in Indonesië heel andere verhalen over
Daendels verteld. Ik kom daar zo op terug. Eerst geef ik een kort
overzicht van de relevante, maar in meerdere opzichten ook zeer
beperkte Nederlandse historiografie: slechts gebaseerd op Neder-
landse archieven, geschreven door mannen.
A. Haak, die in 1938 Daendels opnam in de reeks ‘Groote Ne-
derlanders’ omdat ‘deze man, die zeker grote gebreken had, toch
een belangrijke rol in onze geschiedenis heeft gespeeld’, draaide
er niet omheen dat Daendels hardhandig en met ‘ijzeren bezem’
de koloniale staat reorganiseerde, maar hij waarschuwde ook voor
anachronistische veroordeling en haalde de gerenommeerde we-
tenschapper en Indonesië-kenner P.J. Veth aan, die geheel in de
geest van Multatuli meende dat ondanks ‘despotieke handelingen’
die tot ‘wrevel en schrik’ leidden, het duidelijk was ‘dat in den
toenmaligen toestand van Java een krachtige hand als de zijne een
weldaad was’. Ook vanuit dat perspectief acht Haak Daendels’
verbanning naar Elmina, ‘een verloren post, waaraan toch geen
eer te behalen viel […] een droevig en onverdiend einde van een
carrière, die lang niet vlekkeloos was, maar Daendels toch terecht
tot een belangrijke figuur in onze geschiedenis heeft gemaakt’.17
Een kwart eeuw later publiceerde Paul van ’t Veer zijn biografie
van Daendels. Enkele jaren later publiceerde hij bovendien een
zeer kritisch boek over de Atjeh-oorlogen. Voor koloniaal geweld
was Van ’t Veer bepaald niet blind. Ook in zijn Daendels windt hij
er geen doekjes om. Daendels had geen belangstelling voor de
lokale bevolking en cultuur, vernederde de Javaanse aristocratie,
liet de Postweg tegen grote menselijke kosten aanleggen, verrijkte
zichzelf op allerlei slinkse wijzen. En onder de ‘negerrijkjes’ in
Elmina kon hij weinig positiefs bereiken. Toch mondt Van ’t Veers
biografie uit in een positieve waardering. Want natuurlijk, Daen-
dels ‘streeft naar macht’, wordt gekenmerkt door ‘geldingsdrang
en machtsdrang’ en ‘zelfs met pathologische trekken van een ware
machtswellust’, nog afgezien van zijn ‘melancholie’. Na zijn dood
bw_beeldenstorm _breed.indd 9 13-04-18 14:42
10
werd er eerst fel gepolemiseerd over zijn verdiensten, vaak voor-
ingenomen volgens Van ’t Veer. ‘Nu dit vooroordeel is overwon-
nen’, besluit hij zijn boek, ‘kan ook Daendels naar voren treden
als een der eerste “moderne” negentiende-eeuwers met wie een
later geslacht verwantschap kan voelen.’18
‘Modern’ en ‘verwantschap’. En weer hoor ik Multatuli: ‘Toch
zyn er in zekere gevallen mensen van die soort nodig.’ Het lijkt
erop dat Van ’t Veer Daendels’ bijdrage aan de modernisering
belangrijker vindt dan zijn ‘schaduwzijden’. Wat me weer doet
denken aan Karl Marx, die meende dat het kolonialisme een nut-
tige en historisch onvermijdelijke ingreep betekende in de hope-
loos immobiele ‘Aziatische productiewijze’ – maar dit terzijde.
Zeker is dat in veel van de latere historiografie Daendels als
wegbereider van modernisering wordt neergezet, zonder dat
daarbij overigens zijn opvattingen of gedrag worden vergoelijkt.
De Australische historicus Merle Ricklefs kwalificeert Daendels
als een ‘admiror of revolutionary principles of government’. Hij
bespeurt ‘a combination of reforming zeal and dictatorial me-
thods [and] anti-feudal instincts’.19
Groenewoud ziet Daendels als ‘katalysator’ van de Nederlandse
eenheidsstaat en is opmerkelijk positief over diens Indische jaren,
waarin hij de corruptie te lijf zou zijn gegaan, maar schrijft toch
dat het ‘zelfs met al zijn gestrengheid […] ook Daendels niet
gelukt [is] de Javaanse vorsten volledig te onderwerpen’. Hij ty-
peert Daendels met woorden als ‘revolutionaire acties’, ‘ongeduld’,
‘prikkelbaar’, ‘zeer ambitieus’ en ‘doortastendheid’. Maar, zo
concludeert hij, ‘hij miste de takt om die rendabel te maken’. Toch
bracht hij veel in beweging, ook in Indië. Daarom besluit Groene-
woud: ‘Soms heeft de geschiedenis een katalysator nodig om een
proces op gang te brengen.’20
Daar zijn we weer: ‘Toch zyn er in
zekere gevallen mensen van die soort nodig.’
In zijn Voorwoord bij een tweede bundel over Daendels, uit
1991, overpeinst toenmalig directeur van het Rijksmuseum H.W.
van Os Daendels’ relatieve onbekendheid. Wat mij in zijn typering
vooral opvalt: geen woord over hetgeen vandaag de dag zijn cano-
nisering in de weg zou staan, namelijk zijn koloniaal optreden.21
En
dat, terwijl Jan Blokker in dezelfde bundel toch een onaangenaam
staaltje laat zien van Daendels’ koloniale gedrag, in de Afrikaanse
bw_beeldenstorm _breed.indd 10 13-04-18 14:42
11
nadagen van deze ‘patriot en driftkikker’. Blokker citeert Daen-
dels’ secretaris Jan Jacob Miller over de driftbuien van zijn chef,
die leidden tot ‘de aanstotelykste toneelen, men hoort gestadig het
woedend en oproerig geschreeuw van den Gouv. Gen. Daendels
omtrent en ziet zijne kwaadaardige aanvallen op blanken en negers
om ’t even welke hem het eerste in zijn aanvegting van Razernij
voorkomen. […] De Gouv. Gener. Daendels had sedert het vertrek
van den Kommandant Generaal de Veer de gewoonte aangeno-
men om met zyne vuist de Negers de tanden uit de mond te slaan,
doch daar hy zich hierdoor een en andermaal aan de handen ge-
wond had, gaf hij op zekeren tijd te kennen, een middel te hebben
uitgevonden om de honden, zoo noemde hij de Negers, zonder
zichzelf te bezeeren gevoelig te kunnen treffen, en dit middel be-
stond in de Negers een aantal schoppen met de voet in de buik toe
te brengen.’22
Tsja, het zou fijner zijn als Miller dit had verzonnen,
maar waarom zou hij? Een andere vijand uit die tijd, Rogier Ge-
rard van Polanen, schreef dat Daendels ‘de ziel en het gevoel van
eenen slavenhandelaar’ bezat.23
Uitgerekend de enige Indonesische historicus die een bijdrage
leverde aan deze bundel, Onghokham, biedt een ander perspec-
tief. Kennelijk niet gehinderd door postkoloniale gevoeligheden
– en in verschillende opzichten dichtbij de doctrines van Soehar-
to’s ‘nieuwe orde’ – richt hij een opmerkelijk papieren monument
op voor Daendels. Allereerst omdat hij de corruptie en de adel
aanpakte. ‘Daendels reinigde deze Augiasstal. Zoals hij zelf zei,
vernietigde hij de particuliere rijkjes en beëindigde hij de corrup-
tie. […] Daendels werd geobsedeerd door zijn taak de corruptie
te beëindigen en machtsmisbruik tegen te gaan.’ Hij militariseert
het bestuur en geeft de aanzet tot modernisering ervan, al zal het
nog heel lang duren voordat ook ‘de feodale heersers’ werkelijk
zijn geïncorporeerd. ‘Met hem begint een nieuw tijdperk in de
relatie van Nederland met Indonesië. […] Daendels’ schepping
van politieke en bestuurlijke grenzen heeft na een eeuw tot de
vorming geleid van het Nederlands-Indisch gebied en uiteindelijk
tot het ontstaan van een onafhankelijk Indonesië.’24
Alsof het verlossende woord daarmee gesproken was, geven de
meeste latere Nederlandse historici een vergelijkbare schets, van
Daendels als een onaangename, keiharde houwdegen maar ook
bw_beeldenstorm _breed.indd 11 13-04-18 14:42
12
wegbereider van de modernisering. Van Goor stelt dat Daendels
‘bij zijn krachtdadig optreden geen enkel gevestigd belang’ spaar-
de. ‘Iedereen die in Daendels’ omgeving kwam te verkeren werd
zowel getroffen door zijn kwaliteiten als afgestoten door zijn on-
hebbelijkheden. Hij had vrienden, maar minstens even zoveel vij-
anden. Een moeilijke persoonlijkheid, gekweld door een minder-
waardigheidscomplex […]. Maar ook een man met een tomeloze
energie die in korte tijd de Indische administratie reorganiseerde
en de nieuwe beginselen waarover zo lang gepraat was invoerde.’
Hij trad ‘zeer persoonlijk en eigenmachtig’ op, verrijkte zichzelf,
provoceerde de lokale adel. Maar: ‘Tot de blijvende prestaties van
Daendels bewind behoorden de reorganisatie van het bestuur,
de invoering van een onafhankelijke rechtsspraak, de vrijheid van
godsdienst en de aanleg van de Grote Postweg.’25
Andere Neder-
landse historici komen tot vergelijkbare typeringen en conclusies.26
Uitgesproken slecht komt Daendels er vanaf in Roofstaat, Ewald
Vanvugts vuistdikke aanklacht tegen het Nederlandse kolonialis-
me. Diens ‘driftige bestuur’ ging ‘als een storm’ over de kolonie.
De aanleg van de Grote Postweg zou, zo citeert Vanvugt een
Engelse tijdgenoot, ‘12.000 inheemse mensen’ het leven hebben
gekost. Voorts liet Daendels zich graag verwennen door de echtge-
notes van ondergeschikten – een hoge ambtenaar trof Daendels
aan ‘stoeiende met vier meiden’. Vanvugt noemt Daendels in één
adem met, jawel, Coen en Van Heutsz. Ook bespreekt hij diens
‘landroof’ in Banten en de vorstenlanden en zijn rol bij de expansie
van de opiumhandel onder Nederlandse regie. Hij acht het ‘vrijwel
zeker’ dat Daendels ook aan de illegale slavenhandel in Elmina
verdiende en besluit zijn portret van ‘een van de meest beroddelde
figuren in de Nederlandse geschiedenis’ zo: ‘Velen schilderden
hem af als een schoolvoorbeeld van de koloniaal die zo geschikt
voor zijn hoge post was omdat hij een echte bruut was.’27
Bij Van-
vugt dus weinig ruimte voor Multatuli’s schoorvoetende waarde-
ring, althans, hij legt het accent heel anders.
Wat in dit historiografische overzicht vrijwel ontbreekt, afge-
zien van de bijdrage van Onghokham, is het Indonesische perspec-
tief. Het is een van de grote verdiensten van het werk van Peter
Carey dat hij indirect in deze lacune voorziet. In The Power of
Prophecy (2007) schuwt hij de grote woorden niet. De titel van het
bw_beeldenstorm _breed.indd 12 13-04-18 14:42
13
hoofdstuk over de komst van Daendels naar Java zegt het in ronde
woorden: ‘The beginning of the ruin of the Land of Java. Yogya-
karta and Daendels’s new order, 1808’. Enerzijds typeert hij
Daendels in termen die we inmiddels kennen, als ‘a man of few
scruples, great energy and a penchant for using force to achieve
his ends’. Maar Carey schetst ook, met passie, welke inbreuk
Daendels forceerde met het opleggen van een nieuwe etiquette
voor de omgang van het Nederlandse bestuur met het hof van
Yogya. Een diepe vernedering van het hof, dat drommels goed
begreep dat ‘Daendels’ edict effectively destroyed the finely ba-
lanced political structure whereby Dutch rule in Java had been
sanctioned at the courts’. De Gupernur Jéntral Guntur, de donde-
rende gouverneur-generaal, stuurde aan op een keiharde con-
frontatie. ‘The Yogya elite […] probably needed no reminding
that Daendels’s terrifying new order posed a challenge to their
very existence.’ En het zou daar niet stoppen. ‘This was root and
branch change’, schrijft Carey. ‘Daendels was just a beginning’.28
In zijn Daendelslezing (2013) vervolgt Carey deze analyse van
de Mareskalek Guntur, ook wel Tuan Besar Guntur. Ook hier weer
ongezouten kritiek op Daendels, op zijn ‘many dark sides’, waar-
onder ‘use of force’, ‘military style executions’ en ‘acts of extreme
violence’. Maar ook de stelling dat Daendels door de traditionele
Javaanse adel te breken, het fundament legde voor de modernise-
ring van Indonesië. Carey verwijst naar geschriften van een tijd-
genoot, de Egyptisch-Maleisische auteur Abdullah bin Muham-
mad al-Misri, die in de Hikayat Mareskalek (1813-1818) Daendels
wel neerzet als extreem ijdel en arrogant, maar hem ook prijst als
een moedig en wijs vorst. Carey citeert voorts uit de hofkroniek
van Yogya: de sultan is in zak en as, hij vreest de komst van de
Nederlanders die zijn koninklijke waardigheid zullen wegschui-
ven en zijn gezag zullen breken. En zo gebeurde. De Yogya’se
vorst Diponegoro probeerde in de Java-oorlog (1825-1830) nog
eenmaal de klok terug te zetten. Maar dat was ‘an exercise in
nostalgia. After Daendels there could be no turning back. Java
had crossed the Rubicon into the modern age.’29
In de officiële geschiedschrijving van Indonesië, de Sejarah
Nasional, is het beeld niet wezenlijk anders. Daendels ging de boe-
ken in als hard, autoritair, als de man die de adel kleineerde en de
bw_beeldenstorm _breed.indd 13 13-04-18 14:42
14
Grote Postweg liet aanleggen. Daendels rol wordt neutraal be-
schreven, maar impliciet wordt hij neergezet als een hervormer.30
Zoals Carey heeft betoogd leeft Daendels ook voort in de Indo-
nesische overleveringen. Hij meent zelfs dat Daendels alleen
Coen naast zich te dulden heeft in de Indonesische koloniale
hall of fame/shame.31
Pramoedya Ananta Toer schetste in zijn boek Jalan Raya Pos,
Jalan Daendels (2005) een ontluisterend beeld van Daendels, al-
thans van diens project de Grote Postweg. Die weg, schrijft hij,
kwam tot stand over de ruggen van ontelbare doden door malaria,
honger en uitputting. Het achterplat spreekt zelfs van een ‘gruwe-
lijke menselijke genocide’ en een weg ‘geplaveid met bloed en tra-
nen van de inheemse bevolking’.32
Dat brengt ons terug bij het
standbeeld in Sumedang, dat anders dan de Jalan Daendels en het
onbestemde gedenkteken in Bandung wél Daendels ten voeten
uit weergeeft. Dit is bepaald geen heldenverering. Het standbeeld
beeldt zowel Daendels af als zijn toenmalige tegenstrever, de pan-
geran – een hoge adellijke titel – Kornel. De twee raakten, volgens
de overleving, in conflict toen Daendels de Grote Postweg door
een nauwe bergpas in het gebied van de pangeran wilde leiden. De
twee mannen staan ongemakkelijk tegenover elkaar. Uit de hou-
ding van Kornel spreekt afkeer en wantrouwen: hij geeft Daendels
slechts zijn onreine linkerhand en houdt intussen de rechterhand
op zijn kris.33
Het liefst zou hij Daendels hebben weggeblazen, net
als de sultans van Yogya, Solo en Banten dat hadden willen doen.
Maar de geschiedenis liep anders. Dat geeft dit beeld een tragi-
sche dimensie die je zelden ziet in Indonesië, waar naoorlogse,
antikoloniale monumenten immers vooral heroïek willen uit-
stralen, liever dan het lijden onder het koloniale regime.
Het kan ook minder eenduidig. In 2014 bracht de Universitas
Gadjah Mada in Yogyakarta een toneelstuk over de Marsekal
Guntur waarin Daendels, volgens de regisseuse Cahyaningrum
Dewojati, in verschillende gedaanten werd afgeschilderd, losjes
gebaseerd op de Hikayat Mareskalek maar aangevuld met dich-
terlijke vrijheden en verwijzingen naar het heden. Natuurlijk is er
de figuur van de botte en autoritaire koloniale heerser en zijn er
verwijzingen naar ijdelheid en soms lachwekkend gedrag. Maar
er is ook ruimte voor een Daendels die een visie heeft voor de
bw_beeldenstorm _breed.indd 14 13-04-18 14:42
15
lange termijn, die vraagtekens zet bij de uitbuiting van de bevol-
king door de lokale adel, en zelfs ruimte krijgt kritiek te leveren
op een al te ver doorgevoerde oriëntatie op de Islam die, zo
schrijft de regisseuse, ten koste kan gaan van de productiviteit
die immers nodig is om zoiets enorms als de Grote Postweg tot
stand te brengen. Haar publiek, zo stelt Cahyaningrum Dewojati,
kon dus ook positieve kanten zien in een doortastende Daendels,
en het stuk bevatte bovendien satirische verwijzingen naar cor-
ruptie onder de Indonesische elite tijdens en na Soeharto.34
En weer doet mij dat denken aan Multatuli: ‘Toch zyn er in
zekere gevallen mensen van die soort nodig.’ Zelf zal ik toch een
wat kritischer balans opmaken, aan het eind van dit betoog –
even geduld nog.
Beeldenstormen?
Ik heb deze lezing de titel ‘Postkoloniale beeldenstormen’ meegege-
ven. Ik aarzelde of er een vraagteken achter zou moeten. Uiteinde-
lijk denk ik van niet, al moeten we de mate waarin in Nederland zelf
sprake is van dit fenomeen niet overdrijven. Zeker is dat voormali-
ge koloniën de alleszins begrijpelijke neiging hebben om koloniale
symboliek te vernietigen. Die past immers niet meer. Als gezegd
hadden in Indonesië de Japanners daarin het voortouw genomen,
nog voor goed en wel zeker was dat het koloniale gezag niet meer
blijvend hersteld zou worden. Dus verdwenen de standbeelden van
mannen als Coen en Van Heutsz. Waar her en der nog wat monu-
menten waren blijven staan, werden die kort na de onafhankelijk-
heidsverklaring op niet mis te verstane wijze ontmanteld of van een
nieuwe lading voorzien. Onder Soekarno en vooral onder de Orde
Baru, de ‘nieuwe orde’ van Suharto, werd begonnen aan een nauw-
gezet geplande monumentalisering van het recente verleden, waar-
in het heroïsche verzet van een verenigd Indonesisch volk tegen het
Nederlandse kolonialisme de rode draad is. We zien dat in monu-
menten, in het Monunem Nasional (Monas) en in een groot aantal
musea verspreid over het land. Terwijl de boodschap gelijk blijft,
wordt overigens innovatie in de presentatie niet geschuwd. Naast
de traditionele diorama’s kunnen in sommige musea de bezoekers
nu ook met digitale war games Nederlandse militairen afknallen.35
bw_beeldenstorm _breed.indd 15 13-04-18 14:42
16
Suriname werd in 1975 onafhankelijk, in een proces waarin
Nederland aanstuurde op een zo snel mogelijke soevereiniteits-
overdracht en alles op alles zette om er ditmaal een ‘modeldeko-
lonisatie’ van te maken. Anil Ramdas kwalificeerde het als een
‘snelle en slordige afhandeling’ door ‘Den Uyl die Suriname van
zich vrijkocht’ – ‘In Suriname won Den Uyl de vorige oorlog’.36
Aan de vooravond van de onafhankelijkheid, in de nacht van 24
op 25 november, werd in alle stilte het standbeeld van Wilhelmi-
na weggetakeld van het voormalige Gouvernementsplein en
neergezet achter het Fort Zeelandia, met mooi uitzicht op de
Surinamerivier. Daar staat het nog steeds, uit de loop en kenne-
lijk geen steen des aanstoots. In de afgelopen decennia is in Suri-
name een handvol standbeelden geplaatst die eigen helden voor
het voetlicht brengen: mannen en vrouwen die zich verzetten
tegen de slavernij, contractarbeiders, politici. Met regelmaat zijn
ook straten en gebouwen hernoemd naar Surinaamse rolmodel-
len. Maar intussen bleef veel bij hetzelfde, zeker waar het verwij-
zingen naar het koningshuis betreft. Zo kostte het geen enkele
moeite om een mensenleven later in Nieuw-Nickerie de Em-
mastraat te lokaliseren, waar mijn schoonvader werd geboren,
en evenmin de (Prins) Hendrikschool in Paramaribo, waar hij
later vanuit het weeshuis van de Fraters van Tilburg heenging.
Het is, denk ik, niet zozeer koloniale nostalgie die verklaart dat
die namen onveranderd bleven; het is eerder dat de ervaren sym-
bolische betekenis gering is.
Nederland hoopte na Suriname ook de Nederlandse Antillen
naar de onafhankelijkheid te begeleiden, als eenheidsstaat. Dat
liep volkomen anders. De zes eilanden wilden niet bij elkaar blij-
ven, maar wel binnen het Koninkrijk, en zo gebeurde. Of zij nu
werkelijk gedekoloniseerd zijn, daarover kan worden getwist.
Zeker is dat op alle eilanden sprake is van een sterke ambivalentie
ten aanzien van Nederland.37
Zeer weinigen willen de onafhanke-
lijkheid, maar tegelijkertijd is er veel wrevel over wat wordt ge-
zien als Nederlandse bemoeizucht en gebrek aan respect. En
daarachter schuilt een lange geschiedenis van kolonialisme, sla-
vernij en racisme. Logischerwijs leidde dat ook op de eilanden
her en der tot nieuwe monumentalisering. Aanvankelijk werden
vooral lokale politici op een voetstuk geplaatst, later kreeg ook
bw_beeldenstorm _breed.indd 16 13-04-18 14:42
17
het slavenverzet aandacht, vooral op Curaçao. Daar moest enkele
jaren geleden onder grote politieke druk ook de Peter Stuyvesant-
school een andere naam kiezen. Intussen dragen overigens nog
altijd hele wijken – Emmastad, Julianadorp – en ook de lucht-
havens op verschillende eilanden de namen van leden van de
koninklijke familie.
Een vrijwel complete beeldenstorm dus in Indonesië, veel
minder in Suriname en nauwelijks in de voormalige Nederlandse
Antillen. Op plaatsen waar het Nederlandse kolonialisme al veel
eerder voorbij was leeft de postkoloniale herinnering heel ver-
schillend voort. In Brazilië, en in het bijzonder rond Recife, is de
herinnering aan de Nederlandse periode (1630-1654) en vooral
aan Johan Maurits buitengewoon rooskleurig en wordt de Hol-
landse tijd zorgvuldig gecultiveerd, ook museaal. In New York
is er wel een en ander te doen geweest over slavernij tijdens de
Nederlandse periode, maar blijft Peter Stuyvesant iconisch,
ondanks zijn betrokkenheid bij slavenhandel en zijn antisemitis-
me. In Zuid-Afrika daarentegen roept de Nederlandse koloniale
geschiedenis regelmatig heftige sentimenten op, die uiteraard
niet los staan van de latere geschiedenis van apartheid. En ook
daar zijn standbeelden van Afrikaner Boeren beklad en vernield.
En in Nederland, is hier sprake van een postkoloniale beelden-
storm? Piet Emmer denkt van wel, en als je de oude en nieuwe
media volgt zou je dat kunnen begrijpen.38
Zeker is dat er veel
discussie is en dat regelmatig wordt gepleit voor een al dan niet
virtuele beeldenstorm tegen koloniale sleutelfiguren. Maar laten
we een balans opmaken. Het Van Heutszmonument in Amster-
dam is in 2007 geneutraliseerd als Monument Indië-Nederland,
maar er is ook nog zijn grafmonument, in Amsterdam, en een
buste in Coevorden. In 2012 is een disclaimer op het standbeeld
van J.P. Coen in Hoorn (1893) geschroefd.39
In beide gevallen is
de boodschap: deze held van weleer heeft zich schuldig gemaakt
aan gewelddadig gedrag dat vanuit een hedendaags Nederlands
perspectief niet aanvaardbaar is – nog afgezien van de vraag hoe
hun optreden toentertijd al werd beoordeeld, ook door hun
slachtoffers. En verder? Het Rotterdamse Kunstcentrum Witte
de With besloot (2017) zijn naam veranderen omdat zijn naamge-
ver werkte voor voc en wic. En inmiddels heeft een Amsterdam-
bw_beeldenstorm _breed.indd 17 13-04-18 14:42
18
se J.P. Coenschool besloten tot naamsverandering, onder verwij-
zing naar Coens gewelddaden (2018).
Vier gevallen dus. Dat mag echt geen beeldenstorm heten. Maar
er hangt wel wat in de lucht, de behoefte ons koloniale verleden
kritisch te overdenken, het opnieuw onder ogen te zien. Dat be-
treft dus ook Daendels, en het siert het bestuur van de Stichting
Daendels dat het zelf deze kwestie agendeerde, op de kop af twee-
honderd jaar na zijn overlijden.
Voorstanders van een postkoloniale beeldenstorm lijken te
denken dat Nederland vol staat met standbeelden van koloniale
helden van weleer. Wie beter kijkt moet echter allereerst vaststel-
len dat ons land, anders dan alle andere Europese koloniale mo-
gendheden, geen grote sculpturale traditie heeft, en verbazing-
wekkend weinig koloniale monumenten – wij zijn ook in dit
opzicht een ‘land van kleine gebaren’.40
Er zijn in de late negen-
tiende en vroege twintigste eeuw, vooral in Amsterdam, Den
Haag en Rotterdam, monumentale gebouwen neergezet met
reliëfs en andere ornamenten die verwijzen naar de koloniën.
Dat paste in een militant-chauvinistische geest waarin zowel de
Gouden Eeuw als het kolonialisme dat juist in deze periode van
start was gegaan werden verheerlijkt.41
Maar echte standbeelden,
van koloniale houwdegens? Coen hebben we dus, op de ‘Bazel’
– nu het stadsarchief, voorheen hoofdzetel van de nhm – en ook
op Amsterdamse Koopmansbeurs (1903). Van Heutsz, behalve
op de Bazel ook nog verbeeld op zijn Amsterdamse graftombe.
Daendels, ook op de Bazel, en in Bronbeek.42
Verder Maurits, ‘de
Braziliaan’, te bezichtigen in zijn eigen Haagse Mauritsmuseum,
en Stuyvesant, in het Amsterdamse West-Indisch Huis; in beide
laatste gevallen dus niet in het straatbeeld. Meer niet.
Waar het kolonialisme monumentaal werd verheerlijkt riep
dat ook in het verleden al vragen op. Toen in 1876 besloten werd in
Gouda een monument op te richten ter ere van Cornelis en Frede-
rik de Houtman, kapiteins van de ‘eerste scheepvaart’ naar Indië
(1595-1599), vroeg een anonieme criticus zich al hardop af: ‘Is dat
niet tegelijker tijd hulde brengen aan het stelsel van onderdrukking,
door onze regeering in Indië reeds zoolang in toepassing ge-
bracht?’43
Ook de verheerlijking van Coen – Hendrik Colijn ty-
peerde hem als een stoere Calvinist en een ‘stralende zon, ondanks
bw_beeldenstorm _breed.indd 18 13-04-18 14:42
19
de gebreken waarvan ook deze zoon van Nederland niet vrij te
pleiten is’ – riep in linkse kringen veel weerstand op.44
Het Van
Heutsz-monument op het Amsterdamse Olympiaplein was al
ruim voor de onthulling door Wilhelmina in 1935 sterk omstreden,
juist omdat Van Heutsz als een koloniale houwdegen gold. De link-
se architect Albert Boeken noteerde met vooruitziende blijk in zijn
dagboek: ‘het is een bêtise, in dezen tijd op het Olympiaplein zoo’n
koloniaal-imperialistisch monument neer te zetten. Dat werk […]
zal nog wel eens verwoest worden.’45
Het compromis was twee-
voudig: vrijwel gelijktijdig plaatste de ‘rode’ stad Amsterdam óók
een standbeeld van de anarchistische voorman Ferdinand Domela
Nieuwenhuis, en het Van Heutszmonument mocht geen militaris-
tische uitstraling hebben. Het monument verbeeldde Van Heutsz
zelf slechts op bescheiden formaat, als portret in reliëf, maar was
toch een ode aan het kolonialisme. Het beeld heeft naoorlogs een
typerende make-over gekregen. In 1967 beschadigde een door pro-
vo’s gelegde bom het monument, dat inmiddels symbool stond
voor ‘verkeerde geschiedenis’ en veelvuldig werd beklad. Enkele
jaren later werd het reliëf van Van Heutsz ontvreemd. Uiteindelijk
werd het monument grondig herbouwd en heet nu ‘Monument
Indië-Nederland’. De symboliek van dat nieuwe monument wil
vooral geen aanstoot geven en beoogt een neutrale herinnering te
zijn aan het inderdaad onomstotelijke feit dat Nederland en Indië
vier eeuwen met elkaar verbonden waren. Hoe die verbondenheid
tot stand kwam en werd ontwikkeld, wie ervan profiteerde, welk
verzet het opriep – dat alles wordt niet verbeeld.46
Er zijn wel meer monumenten die verwijzen naar onze kolo-
niale geschiedenis, maar dan is die relatie slechts indirect en nau-
welijks bekend. Elk standbeeld van een Oranje – of het nu een
stadhouder is, een koning of een koningin – is per definitie ook
een verwijzing naar het kolonialisme, dat immers door de Oran-
jes werd ondersteund en door de monarchale symboliek werd
geschraagd.47
En zulke standbeelden hebben we natuurlijk wel
– zij het op de vingers van een paar handen te tellen. Hetzelfde
geldt voor staatslieden als Johan de Witt, en voor onze zeehelden.
We hebben standbeelden van Michiel de Ruyter, in Vlissingen,
Piet Heyn in Delftshaven (Rotterdam) en zo her en er nog een
paar.48
Zij werden – eerder al in de zeventiende-eeuwse graftom-
bw_beeldenstorm _breed.indd 19 13-04-18 14:42
20
bes – primair geëerd voor hun rol in de staatsvorming van Neder-
land; zonder hun succesvolle strijd ter zee tegen andere Europese
machten zou de jonge natie niet hebben overleefd. Het zijn inder-
daad belangrijke figuren in onze geschiedenis. Doordat zij niet
alleen in Europa maar ook in Afrika en de Amerika’s streden
tegen andere Europese mogendheden, zijn zij óók onderdeel van
onze koloniale geschiedenis. Dat herinnert ons eraan hoezeer
nationale en koloniale geschiedenis met elkaar verknoopt zijn.
Maar verder zijn er niet bar veel losstaande standbeelden die
ooit koloniale trots moesten verbeelden en nu juist postkoloniale
aanstoot kunnen geven.49
Dat is niet vreemd. Nederland kent geen
sterke traditie van het oprichten van standbeelden. In 1800 stond
er welgeteld één in de publieke ruimte, van Erasmus, in Rotter-
dam. In de negentiende en vroege twintigste eeuw werden er in het
kader van de natievorming weliswaar monumenten opgericht,
maar dan nog was het aantal beperkt, in de tientallen, zeker niet in
de honderden.50
Pas na de Tweede Wereldoorlog kwamen er vele
bij, direct verbonden met de bezetting en de Shoah, en steeds va-
ker abstract. In deze naoorlogse periode werden ook enkele stand-
beelden opgericht die getuigden van de dekolonisatie en een heel
andere beleving van het koloniale verleden. Er kwamen gedenk-
plekken voor (het lijden van de Europese bevolking tijdens) de
Japanse bezetting van Indië en voor de laatste koloniale oorlog in
Indonesië, 1945-1949, inclusief beelden van de Nederlandse opper-
bevelhebber Simon Spoor, knil-soldaten en Nederlandse vetera-
nen. Maar ook werden de eerste monumenten opgericht die juist
expliciet kritiek gaven op het kolonialisme, zoals het borstbeeld
van Multatuli in Amsterdam (1987) en vooral het Nationaal Monu-
ment Slavernijverleden in Amsterdam (2002), het slavernijmonu-
ment in Vlissingen (2005) en het borstbeeld van de Surinaamse
nationalist Anton de Kom in Amsterdam-Zuidoost (2006).51
Nederland kent wel diverse monumentale gebouwen die ver-
wijzen naar het kolonialisme. Bronbeek is een goed voorbeeld –
en heeft behalve een beeld van knil’ers (1990) ook een uit Indië
meegenomen borstbeeld van Van Heutsz – maar de meeste staan
in Amsterdam. Het Paleis op de Dam en het Centraal Station
weerspiegelen het kolonialisme indirect, in ornamenten die de
koloniale expansie verzinnebeelden. Daarnaast zijn er gebouwen
bw_beeldenstorm _breed.indd 20 13-04-18 14:42
21
met een eertijds uitdrukkelijk koloniale functie, zoals het West-
Indisch Huis (1623), en veel later het Koloniaal Instituut (1926,
nu Koninklijk Instituut voor de Tropen), het Scheepvaarthuis (in
fasen gebouwd tussen 1913 en 1928) en de Bazel (1925). De Bazel
biedt het enige standbeeld in Nederland van Daendels – zelfs in
zijn geboorteplaats Hattem is hij niet vereeuwigd. Daendels staat
er tussen Coen en Van Heutsz in. Tweeëneenhalve meter meten
de standbeelden, maar hoog in de lucht tegen de muur geplaatst
valt het drietal nauwelijks op.52
Al met al zijn er dus niet heel veel standbeelden die het kolo-
nialisme verheerlijken – maar wel een paar monumentale gebou-
wen waarvan je zou verwachten dat we nog eens goed zouden
nadenken over een manier om hun koloniale, op zijn best pater-
nalistische, op zijn slechtst racistische symboliek te adresseren.
Ewald Vanvugt schreef ooit: ‘Zolang het Tropenmuseum geen
enkele verandering passend acht, zouden de voorbijgangers mis-
schien met een tekstbord kunnen worden gewaarschuwd: Let op!
De gevelbeelden hier zijn pure propagandabeelden.’53
Iets dergelijks
– afbeeldingen van koloniale onderdanigheid die heden ten dage
vooral ongemak oproepen – geldt overigens ook voor de Gouden
Koets (1898), ooit een geschenk van de gegoede Amsterdamse
burgerij aan Wilhelmina, nu een allengs meer omstreden cere-
monieel vehikel.
En verder? Veel steden kennen laatnegentiende-eeuwse Indi-
sche buurten waarin de namen van tientallen eilanden van de
hele archipel voorbijkwamen, soms ook buurten waarin Surina-
me en de Antilliaanse koloniën aan bod kwamen. Er werden ook
buurten vernoemd naar het Zuid-Afrika van de Afrikaner Boe-
ren, waarmee Nederland zich rond 1900 nog zo sterk verbonden
voelde – van de presidenten van de Oranje Vrijstaat Paul Kruger
en Marthinus Steyn en van de generaal Christiaan de Wet staan
nog steeds standbeelden, in respectievelijk Utrecht, Deventer en
het park de Hoge Veluwe.54
Her en der werden ook publieke wer-
ken vernoemd naar koloniale helden, zoals de Coenhaven waar-
heen dan weer de nu roemruchte Coentunnel (1966) werd aan-
gelegd. En we bleven onze zeehelden vernoemen in stadswijken,
net als we schepen en scholen doopten met hun namen. Maar
alomtegenwoordig? Nee.
bw_beeldenstorm _breed.indd 21 13-04-18 14:42
22
Postkoloniaal herdenken
We kunnen daarom niet spreken van postkoloniale beeldenstor-
men in Nederland – er is niet zoveel overhoop gehaald, laat staan
omvergeworpen. Ik denk ook niet dat dit sterk zal veranderen.
Moeten we daar rouwig om zijn? Nee, lijkt mij. Deels vanuit
pragmatische, deels ook vanuit principiële overwegingen. Ik kan
me voorstellen dat laatstgenoemde overwegingen meer toelich-
ting vergen en wellicht ook meer weerstand zullen oproepen.
Laat ik daarom beginnen met die pragmatische redenen. Ik
haal een in deze context onverdachte bron aan, Vanvugt, conse-
quent criticus van het Nederlandse kolonialisme en recent met
zijn boek Roofstaat ontdekt in kringen die vakhistorici niet ge-
makkelijk bereiken. In een eerder boek, De maagd en de soldaat,
schrijft Vanvugt: ‘Gelukkig zijn de koloniale beelden in de voor-
malige moederlanden niet kapotgeslagen. Natuurlijk dienen ze
ook voor de toekomst zorgvuldig te worden bewaard. Zij zijn
de laatste publieke resten van de netwerken van propaganda die
eens over de hele samenleving lagen uitgespreid. […] Om het
hedendaagse veelkleurige Nederland te betrekken bij de vader-
landse en de wereldgeschiedenis, zouden de koloniale monumen-
ten hun stem kunnen verheffen. […] Open de stenen archieven
en laat de beelden spreken!’55
Als ik de debatten van de afgelopen paar jaren overzie, dan
denk ik dat vrijwel alle historici het hiermee wel eens zijn. Te-
recht, het is een heel raar idee om standbeelden en andere monu-
menten uit de publieke ruimte te verwijderen enkel omdat er een
geest uit spreekt die ons nu mogelijk tegenstaat. Dat geldt voor de
Muur van Mussert, maar evengoed voor koloniale monumenten.
Beter is het om zulke monumenten context te geven, ze een plaats
te geven in een nieuw verhaal. Daar zijn allerlei manieren voor,
waarvan het plaatsen van een plaquette zoals dat werd gedaan bij
het standbeeld van Coen er slechts één is. Afbreken, weggooien,
verdoezelen lijkt mij heel onverstandig. Hetzelfde geldt voor
straatnamen en andere verwijzingen naar het koloniale verleden
in de stedelijke omgeving. Om slechts dit voorbeeld te geven: de
gidsjes die de laatste jaren verschenen over de sporen van het
slavernijverleden in Amsterdam, Utrecht, Den Haag, Haarlem,
Groningen en Leiden konden slechts worden gemaakt omdat er
bw_beeldenstorm _breed.indd 22 13-04-18 14:42
23
Boven: Monument Indië-Nederland (voorheen Van Heutszmonument), Amsterdam
Onder: Nationaal Indië Monument, Roermond
bw_beeldenstorm _breed.indd 23 13-04-18 14:42
24
zo verrassend veel te vinden is, van klein tot groot.56
Al die onge-
lijksoortige relicten van een lange koloniale geschiedenis kunnen
wij koesteren en een plaats geven in een groter verhaal.
Veel ingewikkelder is de principiële vraag hoe ver we moeten
gaan met het tamboereren op de ‘foutheid’ van het koloniale verle-
den waarvan we op een of andere manier afstand zouden moeten
nemen. Dat is enerzijds een kwestie rond de aard van ons koloniale
verleden en de verhouding ervan tot de rest van de nationale en de
wereldgeschiedenis – kwesties die onder historici al omstreden
zijn, maar in de huidige maatschappelijke debatten helemaal licht
ontvlambaar zijn. Anderzijds is het een bredere maatschappelijke
kwestie, met politieke consequenties. Welk beeld van onze ge-
schiedenis willen wij onze huidige, in vele opzichten diverse be-
volking meegeven, als wij – historici, de wereld van onderwijs en
musea, de politiek – ons daar al aan willen wagen?
Eerst maar de aard van ons koloniale verleden. Dat is op zich
al een heel lastig verhaal. Alle koloniale expansie – niet alleen van
andere Europese mogendheden – werd primair gedragen door zelf-
zuchtige motieven. In zijn beroemde novelle Heart of Darkness
(1902) legt Joseph Conrad zijn verteller Marlow deze cynische
typering in de mond: ‘De verovering van de wereld houdt vooral in
dat we die afpakken van mensen met een andere huidskleur of een
wat plattere neus dan wij. Niet zo fraai, als je er even bij stilstaat.’57
Het kolonialisme draaide overal primair om winstbejag, waaraan
gekoppeld geopolitieke overwegingen, dus macht en prestige. Als
derde pijler kan worden gewezen op meer immateriële doelstellin-
gen, in de sfeer van een beschavingsoffensief, zending en missie,
ontwikkelingshulp avant la lettre. Natuurlijk, het paternalisme
droop er vanaf en die ‘ethische’ taak werd ook als hypocriete recht-
vaardiging gebruikt, maar er werd ook werkelijk wat geprobeerd
en tot stand gebracht.
Kijken we naar het Nederlandse kolonialisme, dan moeten we
vaststellen dat die laatste overweging pas laat serieus werd geno-
men, zeg met de ethische politiek, rond 1900. Hoe dan ook werd
ook toen onverkort vastgehouden aan de eigen superioriteit, al
dan niet expliciet in racistische termen verwoord. Betrekkelijk laat
werd een noodzaak ervaren om de eigen koloniale aanwezigheid
te rechtvaardigen, anders dan in termen van economisch en geo-
bw_beeldenstorm _breed.indd 24 13-04-18 14:42
25
Boven links: knil Monument Bronbeek, Arnhem
Rechts rechts: Monument jongenskampen Bronbeek, Arnhem
Onder: Indiëmonument, Enschede
bw_beeldenstorm _breed.indd 25 13-04-18 14:42
26
politiek eigenbelang. Daartoe werd dan verwezen naar een ethi-
sche roeping, een beschavings- of ontwikkelingstaak die diende
te worden vervuld. Maar nooit stonden zulke overwegingen het
gebruik van koloniale onderdrukking en oorlogvoering in de weg.
Waar Nederland ook koloniën had, racisme en geweld hoorden er
van begin tot eind bij – en in de regel was de koloniale geweldsuit-
oefening een stuk meedogenlozer dan de wijze waarop in eigen
land de status quo werd gehandhaafd.
In onze voormalige koloniën wordt dit verhaal herkend en vaak
nog een stuk scherper verwoord. In Nederland heeft het beeld van
onszelf als eeuwenlange koloniale agressor nooit goed gepast bij
een zelfbeeld waarin eigenschappen als tolerantie, vredelievend-
heid en respect voor de internationale rechtsorde en mensenrech-
ten centraal staan.58
Dat Nederland na de Napoleontische oorlogen
neutraal wist te blijven in opeenvolgende Europese oorlogen
voedde het al langer bestaande idee van een vredelievende staat
nog eens – bovendien bleef ons land daadwerkelijke ervaringen
met geweld bespaard, waardoor geweld iets vreemds werd, iets
wat alleen elders gebeurde. De Duitse bezetting van 1940-1945
werd ervaren als verraderlijk, onverdiend en ook vreemd, onver-
wacht. Maar juist na afloop van die Europese oorlog startte Ne-
derland zijn eigen oorlog in Indonesië. Her en der gingen ogen
open, ook onder Nederlandse soldaten die parallellen trokken
tussen het Duitse optreden in Nederland en het Nederlandse in
Indonesië. Na de oorlog zou zelfs Loe de Jong die vergelijking
trekken – en na felle kritiek deels weer inslikken.59
Het duurde
nog veel langer voordat er een breder besef groeide dat dezelfde
staat die zich in Europa zo vredelievend en neutraal had opge-
steld, in de eigen koloniën eeuwenlang volkomen anders te werk
was gegaan. Slavenhandel, slavernij, ‘pacificatie’ en alle repressie
die daarbij kwam kijken, veroveringen, een lange reeks koloniale
oorlogen. Het is een treurigstemmende geschiedenis van geweld
en superioriteitswaan, en ook de vele pogingen er toch wat goeds
van te maken doen geen afbreuk aan die conclusie.
De koloniale geschiedenis was niet fraai in doelstellingen en
methoden en hoort onlosmakelijk bij onze nationale geschiedenis.
Wordt deze dubbele vaststelling inmiddels wél breed gedeeld?
Dat is maar de vraag. Enerzijds wordt tegenwoordig in de media
bw_beeldenstorm _breed.indd 26 13-04-18 14:42
27
Monument eerste generatie Molukkers, Moordrecht
bw_beeldenstorm _breed.indd 27 13-04-18 14:42
28
en ook in de historische wetenschap meer dan ooit tevoren aan-
dacht besteed aan de ‘schaduwzijden’ van de nationale geschie-
denis, en in dat verband gaat het vooral veel over het koloniale
verleden. Door de overheid zijn officiële gebaren gemaakt van
erkenning, direct gericht aan slachtoffers van het kolonialisme en
hun nazaten. Anderzijds klinkt in de debatten van de afgelopen
jaren ook een toenemende weerzin om steeds maar weer gecon-
fronteerd te worden met een nationaal falen, dat wil zeggen, met
het naar de maatstaven van onze tijd morele tekortschieten in
koloniale tijden. Van die wrevel, ook ex officio uitgesproken door
historici Jan-Peter Balkenende en Mark Rutte, is het dan maar een
klein stapje naar de beschuldiging dat al die kritiek op de koloniale
geschiedenis getuigt van een laakbare ‘weg met ons’ mentaliteit.
Het lijkt mij dat we zulke reacties serieus moeten nemen, ze-
ker als ze een zekere weerklank krijgen. Als de gemeente Urk het
tegendraadse besluit neemt de straten van een nieuwbouwwijk
te gaan vernoemen naar zeehelden, dan moeten we er niet direct
vanuit gaan dat hierachter een onverbeterlijk koloniale of racisti-
sche gedachtewereld schuilgaat. Wel spreekt er een sterke frus-
tratie uit dat ‘alles waar we altijd trots op waren nu niet meer
mag’. Daar geeft dat besluit van de gemeenteraad uitdrukking
aan; ook Urk doet aan identiteitspolitiek, net als organisaties in
de postkoloniale gemeenschappen dat doen. Zo vreemd is het
niet dat Urk dan net die zeehelden wil (blijven) verheerlijken. In
de Gouden Eeuw waren die inderdaad cruciaal in de staatsvor-
ming en het overleven van Nederland. Zonder mannen als De
Ruyter en Tromp zou de Republiek der Verenigde Nederlandse
Staten vermoedelijk geen stand hebben gehouden, en hun strijd
was primair gericht tegen andere Europese mogendheden. Dat
een zo met de zee verbonden gemeenschap als Urk hen daarvoor
wil eren, is vreemd noch verwerpelijk. Maar gaat het daar nog
om, of gaat het alleen nog maar om het uitvechten van identiteits-
oorlogen met ‘nieuwe Nederlanders’ en hun supporters, de ‘link-
se kerk’, enzovoorts? Ik vrees het.
Het zou natuurlijk een stuk beter zijn als de Urkers geïnteres-
seerd waren in de tegenargumenten – en vice versa. Maar daar
ontbreekt het, vrees ik, in toenemende mate aan, aan beide kanten.
Ook dit debat liep, althans in de nieuwe media, weer gierend uit de
bw_beeldenstorm _breed.indd 28 13-04-18 14:42
29
hand, inclusief racistische tirades.60
Het lijkt vaak alsof de deelne-
mers aan debatten over ons koloniale verleden, op hoge toon, er-
kenning eisen voor hun begrip van de historische werkelijkheid,
en alleen genoegen nemen met een volledig gelijk krijgen. Wie
anders oordeelt – te positief, of juist te negatief over de koloniale
geschiedenis – wordt al te gemakkelijk gediskwalificeerd als ‘fout’,
het gesprek niet waard. Daarmee dreigt het kind met het badwater
te worden weggegooid. Hoe meer er wordt gepolemiseerd, zo lijkt
het wel, hoe minder er over en weer wordt geluisterd, en hoe klei-
ner de kans dat er een evenwichtiger beeld van de geschiedenis
landt. Dat zou een overweging moeten zijn voor de Urkers en voor
radicale post- of antikoloniale activisten, maar ook voor iedereen
die uit angst voor koloniaal of racist te worden uitgemaakt vooral
de kunst beoefent van bending over backwards. Dat gaat het zoeken
naar een nieuw, breed aanvaardbaar postkoloniaal verhaal van de
Nederlandse geschiedenis niet verder brengen.
Waarom zouden wij eigenlijk willen streven naar een samen-
hangend en breed gedragen beeld van de nationale geschiedenis?
Er is onder historici veel geschamperd over het van overheidswege
geïnitieerde streven om een nieuwe canon van de vaderlandse ge-
schiedenis te ontwikkelen. Achterhaald, vonden vele vakhistorici,
negentiende-eeuwse natievorming. Alsof er maar één geldige en
onomstreden versie van de nationale geschiedenis zou zijn. Alsof
kennis van de canon vanzelfsprekend tot meer onderling begrip
en sociale cohesie zou leiden.61
En natuurlijk zijn die bedenkingen
terecht. Maar toch. De poging een canon te formuleren geeft ten-
minste de ruimte om te expliciteren en daarom ook ter discussie
te stellen wat anders impliciet blijft, in het geschiedenisonderwijs,
in musea, in de nationale herdenkingscultuur. Dat is één, voor de
hand liggend argument voor het formuleren van zo’n canon – en
dat was het argument voor ‘het museum dat alles goed moest ma-
ken’, het Nationaal Historisch Museum.62
Een ander argument is
wellicht (nog) meer betwistbaar, namelijk de vaststelling dat onze
samenleving, die vandaag een stuk diverser is dan een halve eeuw
geleden, wel degelijk baat kan hebben bij de ‘ouderwetse’ poging
om ook via de geschiedenis een gevoel van gezamenlijkheid, van
natie te helpen creëren – mits dat verhaal dan zo wordt verteld dat
het ‘nieuwkomers’ niet uitsluit.
bw_beeldenstorm _breed.indd 29 13-04-18 14:42
30
Boven: Indiëmonument Amstelveen, Amstelveen
Onder: Nationaal monument Nederlands slavernijverleden, Amsterdam
bw_beeldenstorm _breed.indd 30 13-04-18 14:42
31
De eigen geschiedenis her-denken is daarom niet alleen intel-
lectueel nuttig en uitdagend, maar ook maatschappelijk urgent.
In een multicultureel geworden samenleving moet zo’n verhaal
over het nationale verleden meer inclusief zijn dan het lang is
geweest. Nederland telt meer dan een miljoen burgers wier fa-
miliegeschiedenis althans deels koloniaal is. Zij hebben hun ver-
halen, over kolonialisme daar, over de moeizame ‘ontvangst’ en
het je een thuis-maken hier, verhalen waarin onvermijdelijk ook
ervaringen met alledaags racisme een rol spelen. Deze verhalen
– die door familiebanden ook de mijne zijn geworden en daar-
door mijn opvattingen in de loop van de jaren sterk hebben beïn-
vloed – horen erbij, in ons nationale verhaal. Dat is niet alleen
een kwestie van nu wél openlijk bespreken wat na de dekoloni-
satie gemakshalve werd vergeten of bewust weggepoetst. Het is
ook een gebaar van erkenning. Op de identiteitsclaim ‘Wij zijn
hier omdat jullie daar waren!’ kan niet anders worden geant-
woord dan met ‘Ja, en daarom horen jullie er hier dus bij.’ Dat
is niet zozeer een genereus gebaar, zou ik zeggen, maar vooral
de bevestiging van een recht dat enigszins verrassend uit diezelf-
de koloniale geschiedenis voortkomt.
De volgende vraag is dan wat wij over die koloniale geschiede-
nis willen zeggen, in een nieuw verhaal over het nationale verle-
den. Vrijwel alle historici zullen het erover eens zijn dat er ruime
aandacht moet worden gegeven aan de zelfzuchtige motieven en
het etnocentrisme dan wel racisme achter het kolonialisme – zo
was het nu eenmaal. Daarbij past overigens ook, zoals al lang in
de postcolonial studies is bepleit, een kritische reflectie op de kolo-
niale en postkoloniale wetenschapsbeoefening zelf, met inbegrip
van de geschiedschrijving van het kolonialisme, toen en nu.
Maar daarna wordt het ingewikkelder. Het kolonialisme was
óók een fase in een proces van modernisering en van globalise-
ring – ironisch genoeg richtte de nationalistische kritiek in de
laat-koloniale tijd zich juist op het falen van de koloniale staat
om modernisering verder te brengen en breder te delen: infra-
structuur, onderwijs, gezondheidszorg, democratie. Bedoeld of
niet, breed verbreid of niet, het kolonialisme bracht ook mensen
met altruïstische motieven naar de koloniën en had ook positieve
effecten. Hoe wegen we dat, hoe brengen we dat in beeld? Het
bw_beeldenstorm _breed.indd 31 13-04-18 14:42
Veteranenmonumentmonument, Leiden
bw_beeldenstorm _breed.indd 32 13-04-18 14:42
33
vergt veel meer openheid dan wij nu kennen om daarover tot iets
van een debat te komen, laat staan tot een begin van consensus
Dan de waardering voor de koloniale geschiedenis in de post-
koloniale gemeenschappen. Heel kort door de bocht richt de
boosheid van veel Caribische Nederlanders zich op het kolonia-
lisme zelf, de boosheid van de Indische en Molukse gemeen-
schappen eerder op de wijze waarop het kolonialisme ten einde
kwam. De gebaren waarmee de afgelopen decennia in de publie-
ke sfeer aan deze totaal tegenstrijdige belevingen tegemoet werd
gekomen getuigden meer van de wens tot inclusieve symboliek
dan van een serieuze weging van argumenten en interpretaties
over de aard van de koloniale geschiedenis en samenleving.63
En dan zijn er nog meer lastige vragen. Breder dan voorheen
lijkt nu wel te worden aanvaard dat de koloniale geschiedenis een
integraal onderdeel is van de nationale geschiedenis sinds, pak-
weg, 1600. Of die koloniale geschiedenis nu één doorlopende
schandvlek is dan wel een geschiedenis met vele beschamende
schandvlekken, dat is op zichzelf al een punt van debat dat niet,
of in ieder geval niet gemakkelijk zal worden beslist.64
Maar dat
is niet alles. De volgende vraag is wat nu de kern uitmaakt van de
nationale geschiedenis. Het is één ding om vast te stellen dat onze
Gouden Eeuw niet alleen de periode is waarin de Republiek ont-
stond, schitterende steden ging bouwen en Rembrandt, Hugo de
Groot en Christiaan Huygens voortbracht, maar ook startte met
gewelddadig kolonialisme en slavenhandel. Dat is gewoon een
feit. Maar een oorzakelijk verband suggereren is op zijn best aan-
vechtbaar, op empirische gronden. Dat geldt ook voor de claim
dat Nederlands rijkdom door de eeuwen heen primair, of in hoge
mate, was gestoeld op koloniale uitbuiting – die uitbuiting was er
onmiskenbaar, maar over het profijt en belang daarvan is het laat-
ste woord nog niet gezegd. Hier ligt al een wereld van debat dat
nu nauwelijks wordt gevoerd.
Niet minder ingewikkeld is de kwestie hoe koloniaal Nederland
zelf was, in de eeuwen van kolonialisme. Dat aanzienlijke segmen-
ten van de nationale elites economisch en politiek eeuwenlang
betrokken waren bij het kolonialisme, dat is wel duidelijk. Maar in
hoeverre dat ook geldt voor de lagere klassen, is vooralsnog een
open vraag. Natuurlijk was er althans in de laat-koloniale periode
bw_beeldenstorm _breed.indd 33 13-04-18 14:42
Monument Anton de Kom, Amsterdam
bw_beeldenstorm _breed.indd 34 13-04-18 14:42
35
een intensief passagierscircuit tussen Nederland en Indië. Natuur-
lijk werden er in steeds bredere kringen koloniale waren geconsu-
meerd en leerden schoolkinderen in de vooroorlogse jaren over
‘onze koloniën’ als vanzelfsprekende extensies van het moeder-
land. Maar maakte dat de hele Nederlandse samenleving koloni-
aal, al eeuwen geleden? Het is een vraag met evidente politieke
lading, gezien de stellingen van Gloria Wekker over het – racisti-
sche – ‘cultureel archief’ dat alle Nederlanders zouden delen.65
Een belangrijke vraag ook, zeker als we even stilstaan bij de ver-
hitte discussies rond Zwarte Piet – maar ook een vraag die niet
eenvoudig op basis van empirisch onderzoek kan worden beant-
woord, zeker als het gaat om de historische wortels van zo’n men-
taal archief.
De achterliggende vraag is uiteindelijk of wij vier eeuwen nati-
onale geschiedenis kunnen terugbrengen tot alléén maar die vier
eeuwen koloniale geschiedenis. Dat lijkt mij niet. En dat heeft
nogal wat consequenties voor de wijze waarop wij anno 2018 ver-
tellen hoe wij als natie zijn geworden wat wij zijn – en ook voor
de verbeelding ervan in nationale monumenten. Die nationale
geschiedenis was niet alleen koloniaal, maar ook en grotendeels
los daarvan de overlevingsstrijd in Europa; verzuiling en seculari-
satie; klassenstrijd en democratisering; economische transforma-
ties; urbanisatie, demografische transities en migraties; culturele
omslagen. En althans een deel van de monumenten die wij van-
daag óók kunnen lezen als koloniaal symboliseerden in de tijd
dat zij werden opgericht heel andere waarden. De standbeelden
van de Oranjes en zeehelden zijn daarvan treffende voorbeelden.
Ik ga het nog ingewikkelder maken – en stel mijzelf daarmee
bloot aan voorspelbare kritiek. Ewald Vanvugt heeft de afgelopen
decennia als een ware plaaggeest van een zelfgenoegzaam Neder-
land harde en beschamende waarheden over ons koloniale verle-
den opgetekend. Hij vindt meer dan ooit gehoor, zijn magnum
opus Roofstaat is een bestseller. Maar toch. De ondertitel van
Roofstaat – de titel zelf is ontleend aan de beroemde woorden
van Multatuli, ‘er ligt een roofstaat aan de zee, tussen Oostfries-
land en de Schelde’66
– luidt Wat iedere Nederlander moet weten.
Daar ben ik het op zich niet mee oneens. Maar ik zou er direct
aan willen toevoegen: het zou niet alleen jammer, maar vooral
bw_beeldenstorm _breed.indd 35 13-04-18 14:42
36
averechts zijn als iedere Nederlander alleen deze nationale ge-
schiedenis zou kennen. Jammer, omdat het lang niet het hele ver-
haal is. Averechts, omdat er dan een verhaal blijft hangen over
een racistische roofstaat waarmee je je wel erg moeilijk kan iden-
tificeren – zeker als je zelf een koloniale achtergrond hebt. En
dan ga ik toch weer nadenken over wat we ook alweer wilden
bereiken met een meer inclusieve benadering van de geschiede-
nis. Wat mij betreft betekent dat: wél benoemen waar het gruwe-
lijk fout was of liep, maar níet suggereren dat dit nu de enige kern
is van ons verleden. Want dan blijft er maar weinig reden over
om je te willen identificeren met dit land.
Herdenken is politiek. Herdenken vergt het benoemen van
lastige waarheden, het definiëren wat cruciaal is om te herinne-
ren, maar vergt ook een bereidheid om processen en gebeurtenis-
sen achter ons te laten, in overdrachtelijke zin te vergeten. Onze
samenleving wordt er echt niet mooier van als we elkaar verwijten
blijven maken over een geschiedenis die niet meer ongedaan kan
worden gemaakt. Herdenken hoort bij natievorming, maar even-
goed de bereidheid episodes uit dat verleden te laten rusten, te
beschouwen als, inderdaad, verleden. Zoals Bas Heijne onlangs
schreef: ‘Geschiedenis gebruiken om mensen op te stoken of
een toontje lager te laten zingen, draagt in niets bij tot een beter
begrip van het verleden – het verzuurt het heden alleen.’67
Wij
kunnen ons, als wij nog ambiëren een enigszins samenhangende
natie te zijn, niet permitteren eeuwig boos te blijven over bloedige
katholiek-protestante conflicten, over achterstelling van standen
en klassen, over uitsluiting van specifieke groepen. En evenmin
over een koloniaal verleden dat niet meer ongedaan kan worden
gemaakt. Dat geldt voor geboren Nederlanders net zo goed als
voor immigranten. We kunnen juist ook trots ontlenen aan het
feit dat hardnekkige tegenstellingen al dan niet polderend min of
meer werden overwonnen, ook al ontstonden er steeds weer nieu-
we. Onze samenleving is allerminst perfect en vergt veel onder-
houd, verbindende verhalen. Die zijn óók in de geschiedenis te
vinden, óók voor Nederlanders met ‘wortels’ in de koloniale ge-
schiedenis. De opgave verbinding te zoeken staat niet haaks op
het bekritiseren van het kolonialisme, maar wel haaks op de ge-
dachte dat alléén die koloniale geschiedenis het nationale verleden
bw_beeldenstorm _breed.indd 36 13-04-18 14:42
37
kenmerkt, of dat een passende genoegdoening kan worden ver-
leend. Ik denk dat zo’n hoge inzet uiteindelijk averechts werkt,
de verdeeldheid alleen maar versterkt en dus ook strategisch on-
verstandig is.68
Deze overwegingen kunnen – ik ben me er goed van bewust –
op gespannen voet staan met activistische postkoloniale opvat-
tingen. Maar het opgeven van het zoeken naar een verbindend
nationaal narratief ten gunste van uiteenlopende antagonistische
verhalen en perspectieven kan gemakkelijk uitlopen op een situatie
waarin iedere gemeenschap eigen waarheden koestert, met de rug
naar de rest van de samenleving. In plaats van een meer inclusieve
en verbindende omgang met het verleden leidt dat tot een totale
verbrokkeling van het nationale geheugen. Dat zal niet bijdragen
aan meer onderling begrip en nationale saamhorigheid, om nog
maar eens een ouderwets begrip te gebruiken.
Overheid, musea, historici – en de samenleving
Wat kunnen de overheid, musea en historici bijdragen aan deze
discussies, en aan nieuwe praktijken? Laten we eerst kijken naar de
overheid. We zijn het er vast over eens dat we van de staat uiterste
terughoudendheid moeten verwachten. Je hoeft je maar even te
verdiepen in de wijze waarop totalitaire staten hun onaanvechtba-
re versies van de geschiedenis inzetten als middel tot natievorming
om je te realiseren hoe onaantrekkelijk en zelfs gevaarlijk staats-
opvoeding is.
Vandaag de dag wordt in alle voormalige koloniale mogendhe-
den van Europa wel gereflecteerd op het koloniale verleden – zij
het niet overal even kritisch en zelden vergezeld van symbolische
beeldenstormen.69
Het voorbeeld van Frankrijk kan illustreren hoe
ook democratische staten zich kunnen verslikken in hun bedoelin-
gen met het herwaarderen van de koloniale geschiedenis.70
Het
Frans parlement nam tussen 1990 en 2005 vier wetten aan waarin
min of meer werd voorgeschreven hoe te oordelen over het verle-
den. De eerste bestreed de ontkenning van de Shoah, de tweede
erkende de Armeense genocide, de derde merkte slavenhandel en
slavernij aan als misdaad tegen de menselijkheid. De vierde had
een geheel andere lading: daarin werd het verplicht gesteld in het
bw_beeldenstorm _breed.indd 37 13-04-18 14:42
38
onderwijs over het Franse kolonialisme in Afrika ook de veronder-
stelde positieve missie en gevolgen te memoreren. De inhoud van
de eerste drie geschiedeniswetten had weinig weerstand opgeroe-
pen, de vierde wet riep zoveel commotie op dat deze schielijk werd
ingetrokken.
Inmiddels was onder prominente Franse historici een princi-
pieel debat ontstaan. In het briesende pamflet Liberté pour l’his-
toire verzetten Pierre Nora, de grote man achter het project lieux
de mémoire, en Françoise Chandernagor zich tegen iedere vorm
van staatspedagogiek. Historisch onderzoek moet niet gehinderd
worden door wetten die voorschrijven hoe te denken over het
verleden; houd de terreinen van geschiedenis en herinnering
gescheiden en dwing historici niet om slippendragers te worden
van minderheden die hun groepsherinneringen de status van
waarheid willen geven.71
Dit pamflet was indirect ook een reactie
op wat wel werd omschreven als de guerres des mémoires, felle
debatten waarin Franse publicisten zich verzetten tegen revi-
sionisten die bijzonder kritisch oordeelden over het Franse kolo-
nialisme. Onverbloemd chauvinistische historici publiceerden
boeken en pamfletten die appelleerden aan nationale trots en
ageerden tegen ‘de tirannie van de schuldbetuiging’.72
Ja, dat
krijg je er óók van, als je de geschiedenis gaat politiseren.
Vanuit dit perspectief is er wel wat te zeggen voor de stelling
die onze minister-president, historicus Mark Rutte, pleegt te be-
trekken wanneer het over geschiedenis gaat: op dit terrein moet
de overheid zeer terughoudend zijn. Maar echte afzijdigheid is
onbestaanbaar – getuige overigens ook zijn eigen merkbare irrita-
tie over ‘politiek correcte’ meningen en zijn doelbewust politiek
incorrecte opmerkingen over Zwarte Piet. De overheid bepaalt
nu eenmaal, op landelijk of stedelijk niveau, welke herdenkingen
worden georganiseerd en welke niet, welke standbeelden moeten
worden toegevoegd aan de publieke ruimte. Een enkele keer
wordt ook ingegrepen in symboliek waarvan gemeend wordt dat
die niet meer kan – zo werd in Amsterdam na de Sovjetinval in
Hongarije, in november 1956, de Stalinlaan omgedoopt in Vrij-
heidslaan en werd in 1978 het Pretoriusplein omgedoopt tot
Steve Bikoplein, als protest tegen de Zuid-Afrikaanse apartheid.
En zo nam ook ons parlement onlangs een wet aan die de Ar-
bw_beeldenstorm _breed.indd 38 13-04-18 14:42
39
meense genocide als zodanig benoemt en dus aan de kaak stelt
– maar het is typerend dat dit net nu gebeurde, in een sfeer van
spanning tussen Nederland en Turkije, en ook van ongenoegen
over Turkse Nederlanders die zich meer met Turkije dan met
Nederland zouden identificeren. Het zou naïef zijn te ontkennen
dat hier de interpretatie van geschiedenis als politiek instrument
fungeerde. Maar zodra wij anderen de les gaan lezen over hun
‘foute’ verleden kunnen wij verwachten dat de bal wordt terugge-
kaatst. En dus volgden reacties waarin – naast het falen, of erger,
in Srebrenica – het Nederlandse kolonialisme aan de kaak werd
gesteld. In die reacties was de suggestie dan weer dat Nederland
nog niets is opgeschoven. Daarmee wordt geen recht gedaan aan
symbolische gebaren die wél van overheidswege werden gemaakt:
berouw en monumenten voor de slavernij, excuses voor oorlogs-
misdaden in Indonesië. Maar zo gaat het. Waar diverse partijen
de geschiedenis gebruiken om elkaar om de oren te slaan, ont-
breekt de wil om de nuance te zoeken.
Welk oogmerk heeft de Nederlandse overheid gehad om geba-
ren te maken van kritische bezinning en zelfs berouw over het
eigen koloniale verleden? De doelstelling was tweeledig, lijkt me.
Enerzijds een erkenning dat ons nationale zelfbeeld al te roos-
kleurig was. Anderzijds waren dit gebaren van insluiting richting
Nederlanders met een koloniale achtergrond, in antwoord op een
zelfbewuste lobby vanuit deze gemeenschappen. Op de achter-
grond speelt daarbij het besef dat het hedendaagse Nederland
ook andere, meer inclusieve verhalen over het verleden nodig
heeft, om ook ‘nieuwe Nederlanders’ bij de nationale geschiede-
nis te betrekken. Richting postkoloniale migranten is dat een
voor de hand liggend afscheid van een voorheen nogal provin-
ciaalse, eurocentrische opvatting van de nationale geschiedenis.
Richting andere nieuwkomers leidde dit tot nogal krampachtige
pogingen om te laten zien dat bijvoorbeeld ook de Marokkaanse
en de Turkse geschiedenis al veel langer raakvlakken hebben met
de Nederlandse, bijvoorbeeld rond de Tweede Wereldoorlog – in
feite een flinterdun verhaal.73
Ik zou over dat laatste zeggen: nobe-
le bedoelingen, maar laten we de zaken wel op een rijtje houden.
Wat kunnen musea en museale experts bijdragen aan deze dis-
cussies en aan nieuwe praktijken? Ik zal daar kort over zijn. De
bw_beeldenstorm _breed.indd 39 13-04-18 14:42
40
afgelopen jaren geven Nederlandse musea meer blijk van een be-
hoefte om kritisch te kijken naar de eigen collecties, naar de wijze
waarop die tot stand werden gebracht, wat wel werd verzameld en
wat juist niet, hoe collecties werden getoond of juist niet, hoe kolo-
niale heersers, onderdanen en relaties voor het voetlicht werden
gebracht of juist uit het zicht werden gehouden, hoe de koloniale
‘ander’ werd getypeerd. Het Amsterdamse Tropenmuseum maak-
te daar onder leiding van Susan Legêne al lang geleden een begin
mee, en inmiddels zijn veel musea die kant op gegaan, waaronder
ook het aanvankelijk wat aarzelende Rijksmuseum.74
Er is niet
alleen rekenschap af te leggen over framing die vandaag de dag op
zijn best als ongemakkelijk wordt ervaren. Er is ook de noodzaak
om na te denken over beschamende onderdelen van de collecties,
zoals menselijke resten en roofkunst. Om het maar even te beper-
ken tot het Rijksmuseum: hoe verder met buit zoals de diamant
van Banjarmasin of de schatten van Bali en Lombok? In één op-
zicht althans heeft de museale wereld het misschien wat gemakke-
lijker dan (andere) historici. Er is veel ruimte voor nieuwe museale
en zeker ook artistieke verbeeldingen van, en reflecties op, het
kolonialisme en zijn erfenissen – ik zou zeggen, benut die, met
prudente fantasie.
Wat kunnen historici bijdragen aan deze discussies? Laten we
allereerst vaststellen dat de kritische herontdekking van de kolonia-
le geschiedenis, ook door historici, een broodnodige en helemaal
niet zozeer ideologische aanpassing was van voorheen vaak weinig
kritische en in een verder verleden eenzijdig rooskleurige beeldvor-
ming over dit verleden. Uitspreken dat het kolonialisme primair uit
eigenbelang voortkwam en dat dit kolonialisme inherent geweldda-
dig en racistisch van karakter was, is geen politieke en nog minder
een politiek-correcte stellingname, maar een op onderzoek gefun-
deerde vaststelling die onze (re)constructies van het verleden een-
voudig wat dichter bij de historische werkelijkheid brengt.
Natuurlijk moet daarbij alle ruimte zijn voor nuancering –
en ook daarvoor zijn historici, om het maar plechtig te zeggen,
verantwoordelijk. We kunnen namelijk op grond van onderzoek
ook vaststellen dat de koloniale staat of koloniale ondernemin-
gen lang niet altijd geweld hoefden te gebruiken, en we moeten
proberen dat te verklaren. We kunnen vaststellen dat de rigide
bw_beeldenstorm _breed.indd 40 13-04-18 14:42
41
sociaal-raciale stratificaties die de koloniale staat en kolonialen
wilden opleggen in de praktijk vaak veel flexibeler waren dan
beoogd. Wij kunnen vaststellen dat het kolonialisme óók aanzet-
ten gaf tot positief te beoordelen processen van modernisering;
dat het kolonialisme allengs ook een meer onzelfzuchtige dimen-
sie kreeg. Wij kunnen vaststellen dat er ondanks alle indoctrinatie
en verdeel-en-heerspolitiek altijd antikoloniale gedachten, ideolo-
gieën en acties waren, daar en hier.
Dat onderzoek is verre van eenvoudig, maar de rol van histo-
rici in de beschrijving, interpretatie en beoordeling van dit verle-
den is niet zo moeilijk te omschrijven, en niet wezenlijk anders
dan die van historici die zich bezighouden met andere periodes,
plaatsen en thema’s van de geschiedenis. De bijdrage van histori-
ci moet primair worden gekarakteriseerd door de kwaliteit ervan.
Duidelijke vraagstellingen, een creatief zoeken naar bronnen,
grondig empirisch onderzoek, transparante weging van data,
argumenten en perspectieven, vergelijking en contextualisering,
een streven naar intersubjectiviteit, een voortdurende reflectie op
de eigen aannames, perspectieven en methodes. Vakmatige eisen
kortom, maar evengoed moeten wij ons voortdurend bewust zijn
van de factor macht in historisch onderzoek en zeker in wat wij
bijdragen aan het herdenken van het verleden.75
Zo willen historici hun studenten opleiden en zo willen zij hun
werk graag in de etalage zetten, en zo stellen zij zich ook op in de-
batten met critici die hen verwijten het kolonialisme te verguizen
of – een tegenwoordig vaker gehoord verwijt – juist te vergoelijken.
Maar laat ik eerlijk zijn, ik begrijp de argwaan in laatstgenoemde
kringen wel. Vergelijkbare kritiek werd al decennia eerder ook
door onderzoekers als Jan Breman en Henk Schulte Nordholt uit-
gesproken: de toonaangevende Nederlandse koloniale historici
schrikken er steeds weer voor terug om geweld en racisme ronduit
te benoemen, of althans een prominente plaats in hun werk te ge-
ven.76
Dat leidde in de jaren negentig tot soms venijnige polemie-
ken, waarin vooral Leidse historici werd verweten een te roos-
kleurig beeld van het koloniale verleden te geven. Deels komt die
polemiek mij nu voor als over en weer wat schetsmatig, maar an-
derzijds viel mij bij herlezing van werk van Leidse historici als
Cees Fasseur en Henk Wesseling inderdaad op dat zij koloniaal
bw_beeldenstorm _breed.indd 41 13-04-18 14:42
42
geweld en racisme weliswaar benoemden, maar toch liever over
andere, ‘lichtere’ thema’s en figuren binnen die koloniale geschie-
denis schreven.77
Iets vergelijkbaars viel mij overigens op bij lezing van het on-
langs gepubliceerde, zeer polemische geschrift van een andere
Leidse emeritus hoogleraar geschiedenis, Piet Emmer. In Het
zwart-wit denken voorbij waarschuwt hij terecht voor het beoorde-
len van het verleden zonder een besef van de tijdgebondenheid van
onze normen. In enkele passages benoemt hij voorts het ‘Europese
racisme, de venijnige basis’ onder slavernij en kolonialisme, maar
hij bepleit toch vooral een minder negatieve waardering van dit
verleden. Daarbij hanteert hij vooral economisch-historische ar-
gumenten, onder meer in de sfeer van modernisering en lange-
termijngevolgen. Verschillende daarvan acht ik overtuigend.
Maar het is mij niet goed duidelijk hoe zijn zelfverklaarde supe-
rieure benadering – ‘zonder emoties, met weging van de feiten’–
kan uitmonden in stellingen als ‘Toen het kolonialisme nog be-
stond, werd het meestal positief beoordeeld, zowel door de ko-
lonisator als de gekoloniseerde.’78
Met zulke ongefundeerde stellingen wordt de argwaan jegens
de gevestigde wetenschap wel gevoed. Een concreet hedendaags
voorbeeld is het onderzoek naar de dekolonisatieoorlog in Indo-
nesië. Daar wordt nu, met forse financiële ondersteuning van de
overheid, een breed onderzoek naar uitgevoerd, mede op aandrin-
gen van gevestigde historici en historische onderzoeksinstellingen.
Voor alle duidelijkheid, ik ben daar zelf ook bij betrokken.79
Er
worden ons nu regelmatig zeer kritische vragen gesteld, vanuit
activistische hoek, door historici die zich nooit met de koloniën
bezighielden, door onze eigen studenten, door intellectuelen als
Abram de Swaan: Waarom nu pas? En waarom hebben vakhisto-
rici, wars van activisme, deze oorlog zo lang genegeerd of althans
de framing van overheidswege zo lang overgenomen – ‘politionele
acties’ in plaats van ‘oorlog’, ‘excessen’ in plaats van ‘oorlogsmis-
daden’? Waarom hebben historici zo zelden materiaal aangeleverd
dat een rol had kunnen spelen bij de mogelijke vervolging van kolo-
niale oorlogsmisdadigers, waarom is in hun kringen überhaupt zo
weinig bijgedragen aan vragen over de verjaring van zulke misda-
den of, breder, genoegdoening voor kolonialisme?80
bw_beeldenstorm _breed.indd 42 13-04-18 14:42
43
Het zijn pertinente vragen, die passen binnen een bredere be-
nadering die aandringt op het ‘dekoloniseren’ van de wetenschap,
musea en zo verder. Het valt mij niet mee deze vragen bevredigend
te beantwoorden – temeer overigens omdat ook hier geldt dat het
zo obligaat is om eerdere generaties verwijten te maken. Hoe dan
ook heeft het historische establishment, met inbegrip van mijn
eigen werkgevers – het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en
Volkenkunde81
en het Instituut voor Geschiedenis van de Univer-
siteit Leiden – wel wat uit te leggen als het gaat om het adresseren
van een uiterst ongemakkelijke geschiedenis. Ik begrijp heel goed
dat ik daar ook zelf regelmatig op worden aangesproken – en ik
ben me ervan bewust dat ook mijn antwoorden, ook vandaag,
niet iedereen zullen overtuigen.82
De gewoonte van historici om altijd maar te vergelijken heeft
in dit verband niet geholpen om een zekere argwaan weg te nemen.
En ook dat begrijp ik wel. Historisch onderzoek staat bol van de
vergelijkingen, in plaats en tijd. En natuurlijk, als we onze blik ver-
ruimen zien we direct dat slavenhandel en slavernij universele fe-
nomenen zijn, dat etnocentrisme en racistische praktijken niet aan
Westerse koloniale machten waren voorbehouden, dat er maar
weinig bestuurlijke, spirituele of militaire leiders in de wereldge-
schiedenis zijn aan te wijzen die zich níet schuldig maakten aan
zaken als fors geweld, etnische profilering, uitbuiting, seksisme.
Maar het lijkt mij niet de weg om daaruit alleen maar te conclude-
ren dat het ‘vroeger nu eenmaal anders was’, waarbij L.P. Hartley’s
beroemde beeldspraak ‘The past is a foreign country; they do
things differently there’ routineus wordt misbruikt als geruststel-
lende dooddoener.83
Evenmin voldoet het om te stellen dat er vroeger nu eenmaal
anders en minder kritisch werd gedacht over zaken die wij nu als
beschamend ervaren. Niet alleen wordt er daarmee aan voorbijge-
gaan dat ook in die tijd zelf onder Europeanen altijd critici waren,
vaak als ‘nestbevuilers’ beschimpt, die het kolonialisme of althans
elementen ervan zoals slavenhandel en slavernij aan de kaak stel-
den.84
Ook, en belangrijker nog, wordt hiermee het verzet gene-
geerd dat het kolonialisme van meet af aan onder de gekoloniseer-
de volken opriep. Natuurlijk kan dit verzet worden gerelativeerd
als kennelijk niet zo sterk en breed gedragen ‘omdat dit immers
bw_beeldenstorm _breed.indd 43 13-04-18 14:42
44
het kolonialisme nauwelijks ondermijnde’. Als deze redenering
u overtuigt, moet u eens deze stelling overdenken: ‘De meeste
Nederlanders vonden de Duitse bezetting van Nederland kenne-
lijk niet zo erg, gezien het feit dat slechts weinigen deelnamen
aan het verzet.’
Generaties Nederlandse historici hebben even pijnlijke als
zwaarwegende kwesties van de koloniale geschiedenis niet,
slechts terloops, of in hoge mate relativerend besproken. Daar-
mee heeft onze beroepsgroep het zichzelf, of althans de huidige
generaties historici, niet gemakkelijk gemaakt wanneer zij zich
laten voorstaan op criteria als deskundigheid, onpartijdigheid,
evenwichtigheid. Ook hier geldt: geloofwaardigheid komt niet
vanzelf, en vergt om te beginnen bescheidenheid, de bereidheid
het eigen falen onder ogen te zien en een open gesprek te voeren
waarin context geven niet een voorwendsel wordt om te relative-
ren en uiteindelijk recht te praten wat krom is. Maar ook dan
blijft het uitgangspunt dat het mogelijk moet zijn consensus te
bereiken over wat recht is en wat krom. En bij de vaststelling
daarvan moet het niet gaan om identiteitspolitiek, om ‘witte’
versus ‘zwarte’ waarheden, maar om – nou ja, wat mijns inziens
toch de kern van de empirische geschiedwetenschap is, met dui-
delijke conventies over transparantie en kwaliteit. De erkenning
dat er verschillende perspectieven zijn betekent niet dat er gelijk-
tijdig verschillende waarheden kunnen zijn.
Het zou mijn wens zijn dat de discussies die de afgelopen jaren
zijn opgebloeid en de postkoloniale beeldenstormpjes die zijn
opgestoken er uiteindelijk toe leiden dat nieuwe inzichten ver-
taald zullen worden naar schoolboeken, naar de media, naar mu-
sea. En dat in die vertaalslag niet wordt gezwegen over de basale
waarheden van de zelfzuchtige oogmerken en vooronderstellin-
gen van het kolonialisme, maar dat deze worden geplaatst in hun
historische context en dat er ook ruimte is voor een evenwichtige
bespreking van de gevolgen ervan. Ik zou willen dat de bespre-
king van deze geschiedenissen aanleiding gaf tot het reflecteren
op het pijnlijke contrast ervan met het rooskleurige zelfbeeld dat
Nederland zo lang en zo gretig heeft gekoesterd. Maar ik zou ook
hopen dat aan dit verhaal een verbindende draai kan worden ge-
geven, tussen Nederland en voormalige koloniën evengoed als in
bw_beeldenstorm _breed.indd 44 13-04-18 14:42
45
Nederland zelf. Dat zal niet gemakkelijk gaan. Zoals Remco
Raben opmerkt: ‘De postkoloniale wereld waarin wij leven,
vraagt kennelijk meer om een discours van antagonisme dan
van verwantschap.’85
Toch is dat laatste vruchtbaarder. We leven
immers in het heden, geen sluitstuk, maar het vervolg op een
verleden dat wij niet meer ongedaan kunnen maken.
Wat betekenen deze discussies nu al, in de samenleving? Laten
we allereerst vaststellen – ik denk dat dit zeer wordt onderschat –
dat er nog nooit zoveel en zo kritisch is gesproken over de koloni-
ale geschiedenis als de laatste decennia. In die zin is al veel bereikt.
In een van de eerste bundels die de thematiek van de Nederlandse
identiteit weer op de kaart wilden zetten, Het nut van Nederland
(1996), werd het koloniale verleden nog helemaal over het hoofd
gezien.86
Dat is vandaag de dag in elk geval ondenkbaar. Ik zou
hopen dat in het vervolg van dit maatschappelijk debat er wat
beter geluisterd werd en wat minder geschreeuwd, gehoond en
beledigd. Het moet mogelijk zijn over Zwarte Piet of zeehelden
te spreken zonder dat iedereen altijd het onderste uit de kan wil
halen, het eigen gelijk waarvoor dan sterk uiteenlopende parti-
culiere opvattingen over de geschiedenis als instrument worden
ingezet. Van historici mogen wij in ieder geval verwachten dat
zij deze debatten voeden met serieuze exercities in waarheids-
vinding. En ik zou zeggen: historici kunnen natuurlijk bijdragen
aan een nationaal debat waarbij uiteenlopende perspectieven
wél met elkaar in gesprek komen. Maar laten we terughoudend
en bescheiden zijn waar het gaat om de beleving van het koloniale
verleden. Daar past luisteren, en dat kan ook wel zonder direct te
reageren met een feitenrelaas of historische relativering.
Slot
Ik kom tot een besluit. Beeldenstorm of niet, het opnieuw overden-
ken en onder de aandacht brengen van ons koloniale verleden is
niet alleen een broodnodige wetenschappelijke exercitie, maar wil
ook een maatschappelijk doel dienen. Maar voor wie doen we dit
dan? Voor andere landen, de landen die Nederland ooit koloniseer-
de? Dan moeten we er ons wel van vergewissen dat deze landen
daar behoefte aan hebben. Mijn indruk is dat dit veel minder geldt
bw_beeldenstorm _breed.indd 45 13-04-18 14:42
46
voor Indonesië – althans de staat Indonesië87
– dan voor de voor-
malige Caribische koloniën, maar bijvoorbeeld ook Zuid-Afrika.
Zeker is wel dat geen enkele voormalige kolonie iets op heeft met
de nog niets eens zó lang geleden populaire versie van ‘daar wèrd
wat groots verricht’ of met het spreken over de voc of wic in ter-
men als ‘roemrucht verleden’.88
Maar laten we eerlijk zijn, de op-
komst van koloniaal herdenken in de laatste decennia was toch
primair gericht op onszelf – inclusief ruim een miljoen Nederlan-
ders met postkoloniale ‘wortels’.
Herdenken is niet inherent goed of fout – en in ieder geval is het
niet neutraal. Publieke herdenking is onderdeel van identiteitspoli-
tiek, of die nu van staatswege wordt geïnitieerd of door specifieke
groeperingen in de samenleving. Ook historici kunnen zich niet
onttrekken aan de spanning tussen wetenschappelijke distantie en
maatschappelijke betrokkenheid, en moeten daarbij mijns inziens
zoeken naar een verstandig midden, juist waar het gaat om her-
denken. Daaronder verstaan wij immers, schrijft Jos Perry terecht,
‘ook het bepalen of opnieuw bepalen van hoe wij in de wereld
staan, wat we belangrijk vinden en wat wij verafschuwen; welke
erfenissen, welke waarden wij willen continueren.’89
Alleen in de Tachtigjarige oorlog heeft Nederland een echte
beeldenstorm gekend. Sindsdien bleef het bij een enkel incident,
en dan ging het opvallend vaak juist over koloniale symbolen. In
een enkel geval wees de fictie de weg. Zo verhaalt Multatuli hoe
zijn Max Havelaar ‘toen hij met verlof te Amsterdam was, een
uithangbord heeft afgebroken, dat hem niet behaagde omdat er
een neger op geschilderd was, geboeid aan de voeten van een
Europeaan met een lange pijp in den mond, en waaronder na-
tuurlijk te lezen stond: de rokende jonge koopman’. Ik vind dat
we hem het gebruik van het sindsdien in diskrediet geraakte
woord ‘neger’ wel mogen vergeven.90
Het tij is gekeerd, sinds 2000 zijn er vooral antikoloniale mo-
numenten opgericht, een uitdrukking van een meer kritische en
inclusieve kijk op het verleden – en veelal afgedwongen door Ne-
derlanders die zich zo al niet slachtoffers, dan toch wel directe
nazaten van deze geschiedenis voelen. Deze verruiming heeft ook
weer vaak chauvinistisch getoonzette kritiek opgeroepen, en het
eind is niet in zicht. Hoe dan ook is van een echte postkoloniale
bw_beeldenstorm _breed.indd 46 13-04-18 14:42
47
beeldenstorm geen sprake. Dat is niet vreemd, omdat er maar
heel weinig beelden zijn die begrepen worden als koloniaal. Het
zou natuurlijk anders uitpakken, als we alles wat in voorgaande
eeuw bij de macht hoorde primair gingen beoordelen op koloniale
connecties en wij die per definitie als laakbaar zouden aanmerken.
Dan is er alle ruimte voor iconoclasme: het koningshuis, de poli-
tieke elites, het leger, de kerken, universiteiten, bedrijfsleven. Al
deze instituties kunnen heus wel tegen een stootje en er is niets op
tegen hun koloniale antecedenten te onderzoeken en aan de kaak
te stellen – maar dat betekent mijns inziens niet dat wij deze hele
geschiedenis dan ook moeten verwerpen.
Wat betekent dit alles voor Daendels? Laat ik eerlijk zijn, voor
ik begon te werken aan deze lezing had ik geen scherp beeld van
de man en nu ik wat meer van hem weet, ben ik niet bepaald van
hem gaan houden – ik neem aan dat het bestuur van de Stichting
Daendels mij dit niet euvel duidt. Als ik ‘Daendels’ zeg, schieten
mij adjectieven te binnen als autoritair, gewelddadig, eurocen-
trisch, racistisch, elitair, grof, bot, corrupt en het begrip #Me-
Too. Maar toch ook de meer positieve connotatie van een ver-
nieuwer. Generaal Abdul Hamid Nasution, een prominent
legerleider tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog,
stelde ooit dat het huidige Indonesië niet had kunnen bestaan
zonder Van Heutsz’ militaire campagnes.91
Daendels was een
belangrijke wegbereider voor deze Van Heutsz. Dus wellicht
zonder Daendels ook geen nationalistische beweging die de hele
archipel wilde verenigen, geen 17 augustus en geen Republiek
Indonesië? Het gaat er niet om of we die Indonesische eenheids-
staat goed vinden of niet, het gaat om de vaststelling van een
zekere volgordelijkheid. En in die vaststelling is Daendels, inder-
daad, óók een belangrijke schakel in de ontwikkeling naar de
Republiek Indonesië. Nog eenmaal met Multatuli dus, ‘Toch
zyn er in zekere gevallen mensen van die soort nodig.’
Maar alleen die vaststelling voldoet niet. Goed, Daendels
heeft een belangrijke impuls gegeven aan de centralisatie en mo-
dernisering van de kolonie, en werd daarmee indirect een erflater
van de Republiek Indonesië. In hoeverre wij die processen en de
uitkomst ervan positief willen beoordelen, als ‘nodig’, dat is een
andere vraag en daarop zijn heel verschillende antwoorden mo-
bw_beeldenstorm _breed.indd 47 13-04-18 14:42
48
gelijk. Het lijkt mij aannemelijk dat forse ingrepen zoals die van
Daendels, zeker in die tijd, autoritair leiderschap impliceerden.
Maar daarmee is nog niets gezegd over de legitimiteit van het
koloniale systeem en evenmin over de counterfactual vraag: was
modernisering dan niet mogelijk geweest zonder koloniaal in-
grijpen? Op deze vragen zijn heel verschillende antwoorden
mogelijk. Maar hoe dan ook belichaamt Daendels een traditie
van koloniaal geweld, uitbuiting en racisme waarop wij, zo
dunkt mij, vandaag de dag moeilijk trots kunnen zijn.
Er is veel in de Nederlandse geschiedenis dat wel trots kan
inboezemen, naast veel dat, zoals het hoofd Geschiedenis van
het Rijksmuseum Martine Gosselink onlangs opmerkte, juist
schaamte kan oproepen. Het één sluit het ander niet uit.92
Er is
alle aanleiding voor statelijke gebaren van erkenning over aard
en excessen van het kolonialisme – die gebaren op zich kunnen
al verzoening bevorderen.93
Maar laten we terughoudend zijn
met gemoraliseer dat vooral veel zegt over het hier en nu, en
daarnaast ook getuigt van gering inzicht in de treurige werkelijk-
heid dat er in de wereldgeschiedenis vrijwel geen cultuur, natie,
staat of imperium is geweest zonder geweld, slavernij, ongelijk-
heid, noem maar op. De geschiedenis stemt bovendien bijzonder
bescheiden over de vraag of u of ik het iets beter hadden gedaan.
Niet dat er overigens veel kans zou zijn geweest dat wij twee
eeuwen geleden ergens iets over te zeggen hadden gehad. We
bungelden anders dan Daendels vermoedelijk onderaan de socia-
le ladder. In die zin mogen we allemaal de Nederlandse geschie-
denis wel koesteren, gezien waar die ons heeft gebracht. Zoals
in het Rijksmuseum, dat nu aanmerkelijk meer ruimte biedt voor
zelfreflectie en kritisch debat dan een dikke eeuw geleden, toen
de oorlogsbuit van Banjarmasin, Bali en Lombok onbekommerd
ten toon werd gesteld als Nederlands erfgoed, en er over de Cari-
bische koloniën nóg minder was verzameld dan vandaag.
bw_beeldenstorm _breed.indd 48 13-04-18 14:42
Postkoloniale Beeldenstormen, Gert Oostindie, Daendelslezing, Rijksmuseum 26-4-18
Postkoloniale Beeldenstormen, Gert Oostindie, Daendelslezing, Rijksmuseum 26-4-18
Postkoloniale Beeldenstormen, Gert Oostindie, Daendelslezing, Rijksmuseum 26-4-18
Postkoloniale Beeldenstormen, Gert Oostindie, Daendelslezing, Rijksmuseum 26-4-18
Postkoloniale Beeldenstormen, Gert Oostindie, Daendelslezing, Rijksmuseum 26-4-18
Postkoloniale Beeldenstormen, Gert Oostindie, Daendelslezing, Rijksmuseum 26-4-18
Postkoloniale Beeldenstormen, Gert Oostindie, Daendelslezing, Rijksmuseum 26-4-18
Postkoloniale Beeldenstormen, Gert Oostindie, Daendelslezing, Rijksmuseum 26-4-18

More Related Content

Similar to Postkoloniale Beeldenstormen, Gert Oostindie, Daendelslezing, Rijksmuseum 26-4-18

Factsheet-De-Aanval 25-01-15
Factsheet-De-Aanval 25-01-15Factsheet-De-Aanval 25-01-15
Factsheet-De-Aanval 25-01-15Summerlabb
 
Omzien februari 2014 klein
Omzien februari 2014 kleinOmzien februari 2014 klein
Omzien februari 2014 kleinNathanja Mulder
 
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomst
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomstOneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomst
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomstOneindig Noord-Holland
 
Karel Dessain Art Handelingen Kon Kring Oudheidkunde Mechele
Karel Dessain Art Handelingen Kon Kring Oudheidkunde MecheleKarel Dessain Art Handelingen Kon Kring Oudheidkunde Mechele
Karel Dessain Art Handelingen Kon Kring Oudheidkunde MecheleHerwig De Lannoy
 
Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst V5
Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst V5Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst V5
Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst V5Peertie
 
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)Marc Alcide
 
Gouden eeuw college 4 gary schwartz - grenzen van goud
Gouden eeuw college 4   gary schwartz - grenzen van goudGouden eeuw college 4   gary schwartz - grenzen van goud
Gouden eeuw college 4 gary schwartz - grenzen van goudVeenMedia
 

Similar to Postkoloniale Beeldenstormen, Gert Oostindie, Daendelslezing, Rijksmuseum 26-4-18 (13)

Factsheet-De-Aanval 25-01-15
Factsheet-De-Aanval 25-01-15Factsheet-De-Aanval 25-01-15
Factsheet-De-Aanval 25-01-15
 
Omzien februari 2014 klein
Omzien februari 2014 kleinOmzien februari 2014 klein
Omzien februari 2014 klein
 
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomst
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomstOneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomst
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomst
 
Zeeland & Zigeuners (Couleur Locale)
Zeeland & Zigeuners (Couleur Locale) Zeeland & Zigeuners (Couleur Locale)
Zeeland & Zigeuners (Couleur Locale)
 
Met de ogen van de Keizer of de Geus?Carolus
Met de ogen van de Keizer of de Geus?CarolusMet de ogen van de Keizer of de Geus?Carolus
Met de ogen van de Keizer of de Geus?Carolus
 
Karel Dessain Art Handelingen Kon Kring Oudheidkunde Mechele
Karel Dessain Art Handelingen Kon Kring Oudheidkunde MecheleKarel Dessain Art Handelingen Kon Kring Oudheidkunde Mechele
Karel Dessain Art Handelingen Kon Kring Oudheidkunde Mechele
 
Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst V5
Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst V5Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst V5
Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst V5
 
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)
 
Willem Hendriks de Boer (1783-1851) van Ameland
Willem Hendriks de Boer (1783-1851) van AmelandWillem Hendriks de Boer (1783-1851) van Ameland
Willem Hendriks de Boer (1783-1851) van Ameland
 
Gouden eeuw college 4 gary schwartz - grenzen van goud
Gouden eeuw college 4   gary schwartz - grenzen van goudGouden eeuw college 4   gary schwartz - grenzen van goud
Gouden eeuw college 4 gary schwartz - grenzen van goud
 
Slag bij Gibraltar schilderij Eerste Kamer
Slag bij Gibraltar schilderij Eerste KamerSlag bij Gibraltar schilderij Eerste Kamer
Slag bij Gibraltar schilderij Eerste Kamer
 
Tinco Lycklama, Friesch dagblad artikel
Tinco Lycklama, Friesch dagblad artikelTinco Lycklama, Friesch dagblad artikel
Tinco Lycklama, Friesch dagblad artikel
 
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
 

More from Historische Vereniging Noordoost Friesland

More from Historische Vereniging Noordoost Friesland (20)

Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdfHoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
 
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdfHoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
 
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdfRole of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
 
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaertsBoerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
 
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de GlargesNamenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
 
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in FranekerBriefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
 
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch BányaiDie Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
 
Als ballingen aan de boorden van de Amstel
Als ballingen aan de boorden van de AmstelAls ballingen aan de boorden van de Amstel
Als ballingen aan de boorden van de Amstel
 
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
 
Album amicorum Fredericus Kemener
Album amicorum Fredericus KemenerAlbum amicorum Fredericus Kemener
Album amicorum Fredericus Kemener
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
 
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste WereldoorlogVer van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
 

Postkoloniale Beeldenstormen, Gert Oostindie, Daendelslezing, Rijksmuseum 26-4-18

  • 1. gert oostindie Postkoloniale beeldenstormen Daendelslezing 2018 uitgeverij vantilt bw_beeldenstorm _breed.indd 1 13-04-18 14:42
  • 2. Vormgeving omslag: Mijke Wondergem, Baarn Vormgeving binnenwerk: Martien Frijns, Doetinchem isbn 978 94 6004 389 5 © 2018 Gert Oostindie, Leiden Omslag: Drie Gouverneurs-Generaal van Nederlands-Indië, Vijzelstraat 30-34, het voormalige hoofdkantoor van de Nederlandsche Handel-Maatschappij. De beeldengroep is vervaardigd door H.A. van den Eynde en staat op de voor- gevel ter hoogte van de vierde verdieping. De drie gebeeldhouwde gouverneurs zijn J.P. Coen, H.W. Daendels en J.B. van Heutsz. Foto Doriann Kransberg, 2006. Collectie Stadsarchief Amsterdam. Foto’s pagina 23, 25, 27, 30, 32 en 34 Eveline Kooijman. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. bw_beeldenstorm _breed.indd 2 13-04-18 14:42
  • 3. 3 Inleiding Wie in Indonesië rondreist zal het direct opvallen: her en der staat nog wel wat koloniale architectuur, wie goed kijkt en luistert merkt in de Indonesische taal ook wel wat Nederlandse leenwoorden op, maar koloniale monumenten zijn er niet meer.1 Kort na de Japanse inval in Nederlands-Indië op 8 december 1941 werd begonnen met het rigoureus vernietigen ervan, in een kleine beeldenstorm die alle Indonesiërs duidelijk moest maken dat de tijd van het Neder- landse kolonialisme voorgoed voorbij was. Symbolen van het kolo- nialisme moesten het ontgelden. Zo werd het standbeeld van Jan Pietersz. Coen tijdens een grote ceremonie weggetakeld van zijn sokkel op het Waterlooplein in Jakarta en werd Joannes Benedictus van Heutsz – kennelijk te zwaar – met een bekisting aan het oog onttrokken.2 Een Nederlander noteerde in zijn dagboek, over zo’n actie in Bandung, 12 mei 1942: ‘Standbeelden en gedenktekenen uit de Nederlandse tijd, die al lang met witte lakens waren bedekt, wor- den nu in opdracht van de bezetters door de Indonesiërs vernield. Het kost je moeite om je in toom te houden, als je die dingen met zoveel wellust kapot ziet slaan. Van de vernieling van een stand- beeld van wijlen koningin Emma is een speciale anti-Nederland- se demonstratie gemaakt. Iedere passerende Indonesiër moest met een voorhamer een slag op de kop van het beeld geven.’3 Tot dezelfde goed georkestreerde symboliek behoorde het invorderen en symbolisch verbranden – op de verjaardag van keizer Hirohito – van Nederlandse vlaggen en onderscheidingen, portretten van leden van het koningshuis en koloniale ambtskos- tuums.4 De Nederlandse taal werd zoveel mogelijk verbannen, en expliciet verboden voor niet-Nederlanders.5 Voorts werden topo- grafische benamingen die naar Nederland verwezen systematisch hernoemd. Met de Japanse capitulatie en de proclamatie van de Republiek Indonesië op 17 augustus 1945 ging een nieuwe fase bw_beeldenstorm _breed.indd 3 13-04-18 14:42
  • 4. 4 van start, waarin de restanten van koloniale monumenten en symbolen werden vernietigd.6 In het kader van de indonesianisasi werden overal in de jonge republiek helden uit de onafhankelijk- heidsoorlog vereeuwigd in standbeelden en straatnamen. In de publieke ruimte was voor het koloniale Nederland hooguit ruim- te als verslagen agressor.7 Koloniale architectuur, utiliteitsbouw en ook (militaire) be- graafplaatsen ontsnapten grotendeels aan deze beeldenstorm. Deze bleven gewoon in gebruik, voor zover zij niet in latere de- cennia ten prooi vielen aan stadsuitbreidingen.8 Inmiddels wordt er wel weer wat gespeeld met koloniale relicten, om toeristen te trekken. Dat zijn overigens vooral jonge Indonesiërs, decennia na de onafhankelijkheid geboren en ongetwijfeld niet geporteerd van een terugkeer van het kolonialisme. Het is apolitieke nostal- gie, of eigenlijk niet eens nostalgie – zo ver is het koloniale verle- den weggezakt.9 Jakarta kent een ‘voc café’, en op het grote plein voor het voormalige stadhuis worden vrolijk geschilderde ‘voor- oorlogse’ opoefietsen te huur aangeboden, compleet met tropen- helm. Op het net vernieuwde vliegveld Soekarno-Hatta van Jakar- ta kunnen we koffie drinken bij ‘Warung koffie Batavia – De branderij van kwaliteitskoffie’ in een setting die koloniaal wil aandoen. Elders worden voc-forten opgeknapt en wordt, zoals in Makassar, de oude naam in ere hersteld (Fort Rotterdam). Maar beelden van de koloniale heersers van weleer – zoals Coen, Wilhelmina of Van Heutsz – die vind je niet meer. Herman Willem Daendels was één van de grondleggers van de koloniale staat – op het in 1925 geopende gebouw van de toen- malige Nederlandse Handels Maatschappij (nhm) aan de Am- sterdamse Vijzelstraat staat hij zelfs met Coen en Van Heutsz gebeeldhouwd, een illuster koloniaal trio.10 Ik heb geprobeerd te achterhalen of Daendels in de koloniale tijd ook in Indië zijn eigen monument kreeg, maar kon niets vinden. Tot mijn verba- zing vond ik wel aanwijzingen dat hij, lang nadat Nederland het veld had geruimd, op meerdere plekken is vereeuwigd. Tussen Purworejo en Kebumen in Midden-Java loopt de Jalan Daendels. In Bandung, de stad die Daendels aan de Grote Postweg liet bou- wen – of eigenlijk, liet verplaatsen11 – staat een monument dat aan zijn besluit daartoe herinnert. Indirect althans, niet met naam en bw_beeldenstorm _breed.indd 4 13-04-18 14:42
  • 5. 5 toenaam, laat staan met een beeltenis van Daendels – gekozen werd voor een anachronistische stoomwals. Maar het meest op- merkelijk is een beeld dat in Sumedang staat, waarin Daendels is vereeuwigd met de lokale vorst Kornel. Maar dat monument is, zal blijken, bepaald geen eerbetoon. Evenals Indonesië is Nederland een postkoloniaal land. Wat betekent dat? Dat de koloniale periode voorbij is, zeker, al is dat in Caribisch Nederland niet altijd even duidelijk. Dat veel Nederlan- ders koloniale ‘wortels’ hebben en dat de koloniale geschiedenis dus letterlijk is thuisgekomen. Dat er steeds meer gesproken wordt over het kolonialisme en over de erfenissen ervan, dáár maar ook híer. Dat de Nederlandse regering meermalen spijt heeft uitge- sproken over specifieke episodes uit dat koloniale verleden. Dat de koloniale helden van weleer steeds vaker worden verguisd, dat standbeelden en vernoemingen steeds meer kritiek oproepen. Maar dat alles roept ook weer chauvinistische tegengeluiden op. Dit is de context waarin de Stichting Daendels mij vroeg te reflecteren op zijn naamgever, Herman Willem Daendels, onder meer bekend en berucht als koloniaal houwdegen. Ik heb die uit- daging aanvaard en wat breder opgevat, in enkele kwesties die ik achtereenvolgens behandel. Allereerst bespreek ik de wijze waar- op Daendels werd en wordt herinnerd. Vervolgens onderzoek ik de toenmalige waardering en symbolische vormgeving van het kolonialisme in Nederland en de reacties die dit tegenwoordig oproept, inclusief de oproep tot beeldenstormen. Daarna stel ik een paar bredere vragen over de hedendaagse poging het koloniale verleden een passende plaats te geven in het verhaal van de Neder- landse natie, en sta ik stil bij de rol daarbij van overheid, musea en historici. Dat leidt dan tot enkele conclusies, waarbij ik ook nog even terugkom op Daendels. Daendels beoordeeld en herdacht Herman Willem Daendels was in allerlei opzichten larger than life. Geboren in het Gelderse Hattem, op 21 oktober 1762, promo- veerde hij in 1783 in de rechtsgeleerdheid aan de hogeschool van Harderwijk. Vervolgens ontwikkelde hij zich tot prominent pa- triot, nam deel aan de vergeefse machtsgreep in 1787 en moest bw_beeldenstorm _breed.indd 5 13-04-18 14:42
  • 6. 6 daarna als balling naar Frankrijk vluchten. Inmiddels had hij zijn toekomstige vrouw geschaakt, tegen de wil van haar Oranje- gezinde vader; met deze Aleida van Vlierden (1768-1848) zou hij vijftien kinderen krijgen. Vanuit Frankrijk streed hij mee voor wat de patriotten zagen als de bevrijding van het ancien régime in de Lage Landen. In 1794 houdt hij zijn landgenoten voor dat ‘de tyd is gekomen dat wy ons zelfs moeten verlossen van de slaverny waaronder het land en vooral de boerenstand zo lange gezugt heeft. Schroom niet de wapens op te vatten en u te ontdoen van uwe drosten, hoofdschouten, richters, amptsjonkers, schouten, collecteurs, pagters en andere beulen en bloedzuigers.’ Niek van Sas wijst terecht op ‘de altijd aanwezige ondertoon van intimida- tie en psychologische oorlogvoering’, ook in deze klinkende tekst. Op mijn beurt wijs ik erop dat de patriottische boosheid over slavernij nooit het eigen gebruik ervan in de koloniën betrof.12 Hoe dan ook, de omwenteling slaagde en Daendels kwam in 1795 als luitenant-generaal in dienst van de Bataafse Republiek. In 1798 was hij tweemaal betrokken bij een militaire coup die stabili- teit in het Bataafse bestuur moest brengen, maar dat ook trekken van een schrikbewind gaf. Hij vroeg en kreeg in 1802 eervol ont- slag. In 1806 – inmiddels was de Bataafse Republiek als het Ko- ninkrijk Holland omgevormd tot een Frans protectoraat, onder keizer Napoleons broer Lodewijk – werd Daendels weer in dienst genomen en ontving hij enkele hoge Franse onderscheidingen. Begin 1807 werd hij door Lodewijk Napoleon tot gouverneur- generaal ‘der Aziatische koloniën en bezittingen’ benoemd. Van januari 1808 tot mei 1811 diende hij inderdaad als zodanig, in Java. Terug in Frankrijk ontving hij van Napoleon opnieuw een hoge onderscheiding. In 1812-1813 nam hij als een van de opperbevel- hebbers deel aan de mislukte Russische campagne van Napoleon. Na de Napoleontische oorlogen trachtte hij zich aan te passen aan de nieuwe politieke verhoudingen – de anti-orangistische patriot van weleer moest nu in het gevlij zien te komen bij de eerste ko- ning van eigen bodem, Willem i. Die benoemde hem uiteindelijk tot gouverneur van Elmina, in West-Afrika. Dat was geen promo- tie, en het duurde ook niet lang. Daendels zette er eind 1815 voet aan wal en overleed er op 2 mei 1818, vrijwel exact twee eeuwen geleden dus. Hij ligt in Elmina begraven.13 bw_beeldenstorm _breed.indd 6 13-04-18 14:42
  • 7. 7 In de Nederlandse historiografie had Daendels lang een weinig positief imago. Deels hing dat samen met het feit dat hij nu een- maal een patriot was geweest, wat zeker in het negentiende- eeuwse Koninkrijk geen aanbeveling was. Daarnaast stond hij bekend als een uiterst onbehouwen, onvoorspelbare en autoritai- re driftkop. Zo iemand maakt in zijn leven niet heel veel vrienden en krijgt er na zijn dood onder historici ook niet eenvoudig nieu- we bij. Zeker niet als je een echte koloniale houwdegen bent en ook nog eens buiten je huwelijk affaires aangaat, (ook) in Indië. In de laatste decennia lijkt echter sprake te zijn van een zeker eerherstel, dat samenhangt met een bredere herwaardering van de Bataafse periode als cruciale fase in de modernisering van Ne- derland. Dat begon al met de biografie van Paul van ’t Veer, Daen- dels. Maarschalk van Holland (1963) en werd een kwarteeuw later voortgezet met twee aan hem gewijde bundels.14 Dit werk werd weer in latere studies verwerkt. Maar daarbij lijkt juist Daendels’ koloniale optreden allengs meer een heikel punt te worden. Waar hebben we het over? Als gouverneur-generaal van Indië laat Daendels de ‘Grote Postweg’ aanleggen van West- naar Oost-Java, ruim 1000 kilometer, van Anyer naar Panarukan. Een enorm project, van groot logistiek belang (post, transport) en ook strategisch cruciaal om Java meer tot eenheid te maken. Maar het werk wordt grotendeels door onvrije arbeiders verricht, die ge- dwongen worden herendiensten te verrichten. Vele honderden, wellicht duizenden sterven van uitputting, honger of ziekte. Voorts lokt Daendels doelbewust conflicten uit met lokale aristo- craten, en niet de minsten: de sultan van Banten, de sultan van Yogyakarta en soesoehoehan van Solo. Hij maakte een einde aan het hofceremonieel van de vorstenlanden dat in voc-tijden nog was gerespecteerd. Ondubbelzinnig moest alle lokale vorsten duidelijk worden gemaakt dat zij onvoorwaardelijk ondergeschikt waren aan het Nederlandse gezag. Zo leverde hij een belangrijke bijdrage aan de onderwerping van de Javaanse aristocratie, die met de Java-oorlog (1825-1830) min of meer werd beslist. Intussen zorgde Daendels ervoor dat zijn ambt hem ook persoonlijk groot gewin opleverde. Tijdgenoten beschuldigden hem van corruptie. In Elmina ten slotte probeerde hij in samenwerking met lokale vorsten de handel te bevorderen en zette hij zelf plantages op. bw_beeldenstorm _breed.indd 7 13-04-18 14:42
  • 8. 8 Ook hier beschuldigden tijdgenoten hem van zelfverrijking, onder meer door ten minste indirect te profiteren van de inmiddels ver- boden trans-Atlantische slavenhandel. Dat is niet mals, en het bleef ook voorheen niet onbesproken. In de negentiende eeuw bestond er echter in Nederland brede steun voor het kolonialisme en dus was er ook wel enige waarde- ring voor het optreden van Daendels. Een dissertatie van Mackay uit 1861 prees zijn harde lijn, maar anderen, zoals Conrad Theodor van Deventer – die van de Nederlandse ‘ereschuld’ – meenden dat Daendels ‘met karakteristieke onstuimigheid en toomeloze willekeur’ de relaties met de Javaanse aristocratie had verpest.15 De vraag is dan hoe erg dit laatste was. Niemand minder dan Eduard Douwes Dekker, beter bekend als Multatuli, omschreef Daendels als een man die ‘grote wilskracht’ aan ‘verregaande minachting voor byzondere belangen paarde. De blyken die van z’n ruwheid worden verteld, lopen in ’t ongelooflyke.’ Maar hij vervolgde: ‘Toch zyn er in zekere gevallen mensen van die soort nodig.’16 ‘Toch zyn er in zekere gevallen mensen van die soort nodig.’ Ik zou zeggen, proef die zin, want er ligt een belangrijk dilemma in besloten. Zeker voor Multatuli, die immers niet zozeer anti- koloniaal was, als wel diep begaan met de bevolking en wars van een-tweetjes tussen het koloniale gezag en de lokale aristocraten. ‘Nodig’ voor wat? Hiermee komen we bij een vraag die er werke- lijk toe doet, en die we zelfs kunnen stellen als we inmiddels me- nen dat Nederland niets te zoeken had in Indië, althans dat er geen rechtvaardiging voor het kolonialisme was. Natuurlijk kunnen wij het optreden van Daendels beoordelen als hardvochtig, onbehou- wen, eurocentrisch, racistisch. Vanuit het perspectief van de Ja- vaanse aristocratie die hij vernederde, of van de arbeiders die hij dwong tot het moordende werk aan de Grote Postweg was er vermoedelijk niet veel goeds over hem te zeggen. Het is onnodig dat te verbloemen. Wij kunnen tegelijkertijd vaststellen dat hij een belangrijk radertje was in het proces van centralisering en moder- nisering dat op 17 augustus 1945 zijn apotheose vond in de procla- matie van de eenheidsstaat Indonesië. Tussen beide vaststellingen hoeft geen ‘maar’ te staan, een ‘en’ voldoet. En terwijl wij aan de eerste vaststelling moeilijk een positieve kwalificatie kunnen bw_beeldenstorm _breed.indd 8 13-04-18 14:42
  • 9. 9 verbinden, is het een open vraag hoe wij Daendels bijdrage aan de modernisering van de kolonie moeten waarderen. Het was minder omstreden dit laatste te benoemen en zelfs te prijzen in tijden dat het kolonialisme niet zozeer onder vuur lag als dat vandaag de dag het geval is. Let wel: in Nederland. Van meet af aan werden er in Indonesië heel andere verhalen over Daendels verteld. Ik kom daar zo op terug. Eerst geef ik een kort overzicht van de relevante, maar in meerdere opzichten ook zeer beperkte Nederlandse historiografie: slechts gebaseerd op Neder- landse archieven, geschreven door mannen. A. Haak, die in 1938 Daendels opnam in de reeks ‘Groote Ne- derlanders’ omdat ‘deze man, die zeker grote gebreken had, toch een belangrijke rol in onze geschiedenis heeft gespeeld’, draaide er niet omheen dat Daendels hardhandig en met ‘ijzeren bezem’ de koloniale staat reorganiseerde, maar hij waarschuwde ook voor anachronistische veroordeling en haalde de gerenommeerde we- tenschapper en Indonesië-kenner P.J. Veth aan, die geheel in de geest van Multatuli meende dat ondanks ‘despotieke handelingen’ die tot ‘wrevel en schrik’ leidden, het duidelijk was ‘dat in den toenmaligen toestand van Java een krachtige hand als de zijne een weldaad was’. Ook vanuit dat perspectief acht Haak Daendels’ verbanning naar Elmina, ‘een verloren post, waaraan toch geen eer te behalen viel […] een droevig en onverdiend einde van een carrière, die lang niet vlekkeloos was, maar Daendels toch terecht tot een belangrijke figuur in onze geschiedenis heeft gemaakt’.17 Een kwart eeuw later publiceerde Paul van ’t Veer zijn biografie van Daendels. Enkele jaren later publiceerde hij bovendien een zeer kritisch boek over de Atjeh-oorlogen. Voor koloniaal geweld was Van ’t Veer bepaald niet blind. Ook in zijn Daendels windt hij er geen doekjes om. Daendels had geen belangstelling voor de lokale bevolking en cultuur, vernederde de Javaanse aristocratie, liet de Postweg tegen grote menselijke kosten aanleggen, verrijkte zichzelf op allerlei slinkse wijzen. En onder de ‘negerrijkjes’ in Elmina kon hij weinig positiefs bereiken. Toch mondt Van ’t Veers biografie uit in een positieve waardering. Want natuurlijk, Daen- dels ‘streeft naar macht’, wordt gekenmerkt door ‘geldingsdrang en machtsdrang’ en ‘zelfs met pathologische trekken van een ware machtswellust’, nog afgezien van zijn ‘melancholie’. Na zijn dood bw_beeldenstorm _breed.indd 9 13-04-18 14:42
  • 10. 10 werd er eerst fel gepolemiseerd over zijn verdiensten, vaak voor- ingenomen volgens Van ’t Veer. ‘Nu dit vooroordeel is overwon- nen’, besluit hij zijn boek, ‘kan ook Daendels naar voren treden als een der eerste “moderne” negentiende-eeuwers met wie een later geslacht verwantschap kan voelen.’18 ‘Modern’ en ‘verwantschap’. En weer hoor ik Multatuli: ‘Toch zyn er in zekere gevallen mensen van die soort nodig.’ Het lijkt erop dat Van ’t Veer Daendels’ bijdrage aan de modernisering belangrijker vindt dan zijn ‘schaduwzijden’. Wat me weer doet denken aan Karl Marx, die meende dat het kolonialisme een nut- tige en historisch onvermijdelijke ingreep betekende in de hope- loos immobiele ‘Aziatische productiewijze’ – maar dit terzijde. Zeker is dat in veel van de latere historiografie Daendels als wegbereider van modernisering wordt neergezet, zonder dat daarbij overigens zijn opvattingen of gedrag worden vergoelijkt. De Australische historicus Merle Ricklefs kwalificeert Daendels als een ‘admiror of revolutionary principles of government’. Hij bespeurt ‘a combination of reforming zeal and dictatorial me- thods [and] anti-feudal instincts’.19 Groenewoud ziet Daendels als ‘katalysator’ van de Nederlandse eenheidsstaat en is opmerkelijk positief over diens Indische jaren, waarin hij de corruptie te lijf zou zijn gegaan, maar schrijft toch dat het ‘zelfs met al zijn gestrengheid […] ook Daendels niet gelukt [is] de Javaanse vorsten volledig te onderwerpen’. Hij ty- peert Daendels met woorden als ‘revolutionaire acties’, ‘ongeduld’, ‘prikkelbaar’, ‘zeer ambitieus’ en ‘doortastendheid’. Maar, zo concludeert hij, ‘hij miste de takt om die rendabel te maken’. Toch bracht hij veel in beweging, ook in Indië. Daarom besluit Groene- woud: ‘Soms heeft de geschiedenis een katalysator nodig om een proces op gang te brengen.’20 Daar zijn we weer: ‘Toch zyn er in zekere gevallen mensen van die soort nodig.’ In zijn Voorwoord bij een tweede bundel over Daendels, uit 1991, overpeinst toenmalig directeur van het Rijksmuseum H.W. van Os Daendels’ relatieve onbekendheid. Wat mij in zijn typering vooral opvalt: geen woord over hetgeen vandaag de dag zijn cano- nisering in de weg zou staan, namelijk zijn koloniaal optreden.21 En dat, terwijl Jan Blokker in dezelfde bundel toch een onaangenaam staaltje laat zien van Daendels’ koloniale gedrag, in de Afrikaanse bw_beeldenstorm _breed.indd 10 13-04-18 14:42
  • 11. 11 nadagen van deze ‘patriot en driftkikker’. Blokker citeert Daen- dels’ secretaris Jan Jacob Miller over de driftbuien van zijn chef, die leidden tot ‘de aanstotelykste toneelen, men hoort gestadig het woedend en oproerig geschreeuw van den Gouv. Gen. Daendels omtrent en ziet zijne kwaadaardige aanvallen op blanken en negers om ’t even welke hem het eerste in zijn aanvegting van Razernij voorkomen. […] De Gouv. Gener. Daendels had sedert het vertrek van den Kommandant Generaal de Veer de gewoonte aangeno- men om met zyne vuist de Negers de tanden uit de mond te slaan, doch daar hy zich hierdoor een en andermaal aan de handen ge- wond had, gaf hij op zekeren tijd te kennen, een middel te hebben uitgevonden om de honden, zoo noemde hij de Negers, zonder zichzelf te bezeeren gevoelig te kunnen treffen, en dit middel be- stond in de Negers een aantal schoppen met de voet in de buik toe te brengen.’22 Tsja, het zou fijner zijn als Miller dit had verzonnen, maar waarom zou hij? Een andere vijand uit die tijd, Rogier Ge- rard van Polanen, schreef dat Daendels ‘de ziel en het gevoel van eenen slavenhandelaar’ bezat.23 Uitgerekend de enige Indonesische historicus die een bijdrage leverde aan deze bundel, Onghokham, biedt een ander perspec- tief. Kennelijk niet gehinderd door postkoloniale gevoeligheden – en in verschillende opzichten dichtbij de doctrines van Soehar- to’s ‘nieuwe orde’ – richt hij een opmerkelijk papieren monument op voor Daendels. Allereerst omdat hij de corruptie en de adel aanpakte. ‘Daendels reinigde deze Augiasstal. Zoals hij zelf zei, vernietigde hij de particuliere rijkjes en beëindigde hij de corrup- tie. […] Daendels werd geobsedeerd door zijn taak de corruptie te beëindigen en machtsmisbruik tegen te gaan.’ Hij militariseert het bestuur en geeft de aanzet tot modernisering ervan, al zal het nog heel lang duren voordat ook ‘de feodale heersers’ werkelijk zijn geïncorporeerd. ‘Met hem begint een nieuw tijdperk in de relatie van Nederland met Indonesië. […] Daendels’ schepping van politieke en bestuurlijke grenzen heeft na een eeuw tot de vorming geleid van het Nederlands-Indisch gebied en uiteindelijk tot het ontstaan van een onafhankelijk Indonesië.’24 Alsof het verlossende woord daarmee gesproken was, geven de meeste latere Nederlandse historici een vergelijkbare schets, van Daendels als een onaangename, keiharde houwdegen maar ook bw_beeldenstorm _breed.indd 11 13-04-18 14:42
  • 12. 12 wegbereider van de modernisering. Van Goor stelt dat Daendels ‘bij zijn krachtdadig optreden geen enkel gevestigd belang’ spaar- de. ‘Iedereen die in Daendels’ omgeving kwam te verkeren werd zowel getroffen door zijn kwaliteiten als afgestoten door zijn on- hebbelijkheden. Hij had vrienden, maar minstens even zoveel vij- anden. Een moeilijke persoonlijkheid, gekweld door een minder- waardigheidscomplex […]. Maar ook een man met een tomeloze energie die in korte tijd de Indische administratie reorganiseerde en de nieuwe beginselen waarover zo lang gepraat was invoerde.’ Hij trad ‘zeer persoonlijk en eigenmachtig’ op, verrijkte zichzelf, provoceerde de lokale adel. Maar: ‘Tot de blijvende prestaties van Daendels bewind behoorden de reorganisatie van het bestuur, de invoering van een onafhankelijke rechtsspraak, de vrijheid van godsdienst en de aanleg van de Grote Postweg.’25 Andere Neder- landse historici komen tot vergelijkbare typeringen en conclusies.26 Uitgesproken slecht komt Daendels er vanaf in Roofstaat, Ewald Vanvugts vuistdikke aanklacht tegen het Nederlandse kolonialis- me. Diens ‘driftige bestuur’ ging ‘als een storm’ over de kolonie. De aanleg van de Grote Postweg zou, zo citeert Vanvugt een Engelse tijdgenoot, ‘12.000 inheemse mensen’ het leven hebben gekost. Voorts liet Daendels zich graag verwennen door de echtge- notes van ondergeschikten – een hoge ambtenaar trof Daendels aan ‘stoeiende met vier meiden’. Vanvugt noemt Daendels in één adem met, jawel, Coen en Van Heutsz. Ook bespreekt hij diens ‘landroof’ in Banten en de vorstenlanden en zijn rol bij de expansie van de opiumhandel onder Nederlandse regie. Hij acht het ‘vrijwel zeker’ dat Daendels ook aan de illegale slavenhandel in Elmina verdiende en besluit zijn portret van ‘een van de meest beroddelde figuren in de Nederlandse geschiedenis’ zo: ‘Velen schilderden hem af als een schoolvoorbeeld van de koloniaal die zo geschikt voor zijn hoge post was omdat hij een echte bruut was.’27 Bij Van- vugt dus weinig ruimte voor Multatuli’s schoorvoetende waarde- ring, althans, hij legt het accent heel anders. Wat in dit historiografische overzicht vrijwel ontbreekt, afge- zien van de bijdrage van Onghokham, is het Indonesische perspec- tief. Het is een van de grote verdiensten van het werk van Peter Carey dat hij indirect in deze lacune voorziet. In The Power of Prophecy (2007) schuwt hij de grote woorden niet. De titel van het bw_beeldenstorm _breed.indd 12 13-04-18 14:42
  • 13. 13 hoofdstuk over de komst van Daendels naar Java zegt het in ronde woorden: ‘The beginning of the ruin of the Land of Java. Yogya- karta and Daendels’s new order, 1808’. Enerzijds typeert hij Daendels in termen die we inmiddels kennen, als ‘a man of few scruples, great energy and a penchant for using force to achieve his ends’. Maar Carey schetst ook, met passie, welke inbreuk Daendels forceerde met het opleggen van een nieuwe etiquette voor de omgang van het Nederlandse bestuur met het hof van Yogya. Een diepe vernedering van het hof, dat drommels goed begreep dat ‘Daendels’ edict effectively destroyed the finely ba- lanced political structure whereby Dutch rule in Java had been sanctioned at the courts’. De Gupernur Jéntral Guntur, de donde- rende gouverneur-generaal, stuurde aan op een keiharde con- frontatie. ‘The Yogya elite […] probably needed no reminding that Daendels’s terrifying new order posed a challenge to their very existence.’ En het zou daar niet stoppen. ‘This was root and branch change’, schrijft Carey. ‘Daendels was just a beginning’.28 In zijn Daendelslezing (2013) vervolgt Carey deze analyse van de Mareskalek Guntur, ook wel Tuan Besar Guntur. Ook hier weer ongezouten kritiek op Daendels, op zijn ‘many dark sides’, waar- onder ‘use of force’, ‘military style executions’ en ‘acts of extreme violence’. Maar ook de stelling dat Daendels door de traditionele Javaanse adel te breken, het fundament legde voor de modernise- ring van Indonesië. Carey verwijst naar geschriften van een tijd- genoot, de Egyptisch-Maleisische auteur Abdullah bin Muham- mad al-Misri, die in de Hikayat Mareskalek (1813-1818) Daendels wel neerzet als extreem ijdel en arrogant, maar hem ook prijst als een moedig en wijs vorst. Carey citeert voorts uit de hofkroniek van Yogya: de sultan is in zak en as, hij vreest de komst van de Nederlanders die zijn koninklijke waardigheid zullen wegschui- ven en zijn gezag zullen breken. En zo gebeurde. De Yogya’se vorst Diponegoro probeerde in de Java-oorlog (1825-1830) nog eenmaal de klok terug te zetten. Maar dat was ‘an exercise in nostalgia. After Daendels there could be no turning back. Java had crossed the Rubicon into the modern age.’29 In de officiële geschiedschrijving van Indonesië, de Sejarah Nasional, is het beeld niet wezenlijk anders. Daendels ging de boe- ken in als hard, autoritair, als de man die de adel kleineerde en de bw_beeldenstorm _breed.indd 13 13-04-18 14:42
  • 14. 14 Grote Postweg liet aanleggen. Daendels rol wordt neutraal be- schreven, maar impliciet wordt hij neergezet als een hervormer.30 Zoals Carey heeft betoogd leeft Daendels ook voort in de Indo- nesische overleveringen. Hij meent zelfs dat Daendels alleen Coen naast zich te dulden heeft in de Indonesische koloniale hall of fame/shame.31 Pramoedya Ananta Toer schetste in zijn boek Jalan Raya Pos, Jalan Daendels (2005) een ontluisterend beeld van Daendels, al- thans van diens project de Grote Postweg. Die weg, schrijft hij, kwam tot stand over de ruggen van ontelbare doden door malaria, honger en uitputting. Het achterplat spreekt zelfs van een ‘gruwe- lijke menselijke genocide’ en een weg ‘geplaveid met bloed en tra- nen van de inheemse bevolking’.32 Dat brengt ons terug bij het standbeeld in Sumedang, dat anders dan de Jalan Daendels en het onbestemde gedenkteken in Bandung wél Daendels ten voeten uit weergeeft. Dit is bepaald geen heldenverering. Het standbeeld beeldt zowel Daendels af als zijn toenmalige tegenstrever, de pan- geran – een hoge adellijke titel – Kornel. De twee raakten, volgens de overleving, in conflict toen Daendels de Grote Postweg door een nauwe bergpas in het gebied van de pangeran wilde leiden. De twee mannen staan ongemakkelijk tegenover elkaar. Uit de hou- ding van Kornel spreekt afkeer en wantrouwen: hij geeft Daendels slechts zijn onreine linkerhand en houdt intussen de rechterhand op zijn kris.33 Het liefst zou hij Daendels hebben weggeblazen, net als de sultans van Yogya, Solo en Banten dat hadden willen doen. Maar de geschiedenis liep anders. Dat geeft dit beeld een tragi- sche dimensie die je zelden ziet in Indonesië, waar naoorlogse, antikoloniale monumenten immers vooral heroïek willen uit- stralen, liever dan het lijden onder het koloniale regime. Het kan ook minder eenduidig. In 2014 bracht de Universitas Gadjah Mada in Yogyakarta een toneelstuk over de Marsekal Guntur waarin Daendels, volgens de regisseuse Cahyaningrum Dewojati, in verschillende gedaanten werd afgeschilderd, losjes gebaseerd op de Hikayat Mareskalek maar aangevuld met dich- terlijke vrijheden en verwijzingen naar het heden. Natuurlijk is er de figuur van de botte en autoritaire koloniale heerser en zijn er verwijzingen naar ijdelheid en soms lachwekkend gedrag. Maar er is ook ruimte voor een Daendels die een visie heeft voor de bw_beeldenstorm _breed.indd 14 13-04-18 14:42
  • 15. 15 lange termijn, die vraagtekens zet bij de uitbuiting van de bevol- king door de lokale adel, en zelfs ruimte krijgt kritiek te leveren op een al te ver doorgevoerde oriëntatie op de Islam die, zo schrijft de regisseuse, ten koste kan gaan van de productiviteit die immers nodig is om zoiets enorms als de Grote Postweg tot stand te brengen. Haar publiek, zo stelt Cahyaningrum Dewojati, kon dus ook positieve kanten zien in een doortastende Daendels, en het stuk bevatte bovendien satirische verwijzingen naar cor- ruptie onder de Indonesische elite tijdens en na Soeharto.34 En weer doet mij dat denken aan Multatuli: ‘Toch zyn er in zekere gevallen mensen van die soort nodig.’ Zelf zal ik toch een wat kritischer balans opmaken, aan het eind van dit betoog – even geduld nog. Beeldenstormen? Ik heb deze lezing de titel ‘Postkoloniale beeldenstormen’ meegege- ven. Ik aarzelde of er een vraagteken achter zou moeten. Uiteinde- lijk denk ik van niet, al moeten we de mate waarin in Nederland zelf sprake is van dit fenomeen niet overdrijven. Zeker is dat voormali- ge koloniën de alleszins begrijpelijke neiging hebben om koloniale symboliek te vernietigen. Die past immers niet meer. Als gezegd hadden in Indonesië de Japanners daarin het voortouw genomen, nog voor goed en wel zeker was dat het koloniale gezag niet meer blijvend hersteld zou worden. Dus verdwenen de standbeelden van mannen als Coen en Van Heutsz. Waar her en der nog wat monu- menten waren blijven staan, werden die kort na de onafhankelijk- heidsverklaring op niet mis te verstane wijze ontmanteld of van een nieuwe lading voorzien. Onder Soekarno en vooral onder de Orde Baru, de ‘nieuwe orde’ van Suharto, werd begonnen aan een nauw- gezet geplande monumentalisering van het recente verleden, waar- in het heroïsche verzet van een verenigd Indonesisch volk tegen het Nederlandse kolonialisme de rode draad is. We zien dat in monu- menten, in het Monunem Nasional (Monas) en in een groot aantal musea verspreid over het land. Terwijl de boodschap gelijk blijft, wordt overigens innovatie in de presentatie niet geschuwd. Naast de traditionele diorama’s kunnen in sommige musea de bezoekers nu ook met digitale war games Nederlandse militairen afknallen.35 bw_beeldenstorm _breed.indd 15 13-04-18 14:42
  • 16. 16 Suriname werd in 1975 onafhankelijk, in een proces waarin Nederland aanstuurde op een zo snel mogelijke soevereiniteits- overdracht en alles op alles zette om er ditmaal een ‘modeldeko- lonisatie’ van te maken. Anil Ramdas kwalificeerde het als een ‘snelle en slordige afhandeling’ door ‘Den Uyl die Suriname van zich vrijkocht’ – ‘In Suriname won Den Uyl de vorige oorlog’.36 Aan de vooravond van de onafhankelijkheid, in de nacht van 24 op 25 november, werd in alle stilte het standbeeld van Wilhelmi- na weggetakeld van het voormalige Gouvernementsplein en neergezet achter het Fort Zeelandia, met mooi uitzicht op de Surinamerivier. Daar staat het nog steeds, uit de loop en kenne- lijk geen steen des aanstoots. In de afgelopen decennia is in Suri- name een handvol standbeelden geplaatst die eigen helden voor het voetlicht brengen: mannen en vrouwen die zich verzetten tegen de slavernij, contractarbeiders, politici. Met regelmaat zijn ook straten en gebouwen hernoemd naar Surinaamse rolmodel- len. Maar intussen bleef veel bij hetzelfde, zeker waar het verwij- zingen naar het koningshuis betreft. Zo kostte het geen enkele moeite om een mensenleven later in Nieuw-Nickerie de Em- mastraat te lokaliseren, waar mijn schoonvader werd geboren, en evenmin de (Prins) Hendrikschool in Paramaribo, waar hij later vanuit het weeshuis van de Fraters van Tilburg heenging. Het is, denk ik, niet zozeer koloniale nostalgie die verklaart dat die namen onveranderd bleven; het is eerder dat de ervaren sym- bolische betekenis gering is. Nederland hoopte na Suriname ook de Nederlandse Antillen naar de onafhankelijkheid te begeleiden, als eenheidsstaat. Dat liep volkomen anders. De zes eilanden wilden niet bij elkaar blij- ven, maar wel binnen het Koninkrijk, en zo gebeurde. Of zij nu werkelijk gedekoloniseerd zijn, daarover kan worden getwist. Zeker is dat op alle eilanden sprake is van een sterke ambivalentie ten aanzien van Nederland.37 Zeer weinigen willen de onafhanke- lijkheid, maar tegelijkertijd is er veel wrevel over wat wordt ge- zien als Nederlandse bemoeizucht en gebrek aan respect. En daarachter schuilt een lange geschiedenis van kolonialisme, sla- vernij en racisme. Logischerwijs leidde dat ook op de eilanden her en der tot nieuwe monumentalisering. Aanvankelijk werden vooral lokale politici op een voetstuk geplaatst, later kreeg ook bw_beeldenstorm _breed.indd 16 13-04-18 14:42
  • 17. 17 het slavenverzet aandacht, vooral op Curaçao. Daar moest enkele jaren geleden onder grote politieke druk ook de Peter Stuyvesant- school een andere naam kiezen. Intussen dragen overigens nog altijd hele wijken – Emmastad, Julianadorp – en ook de lucht- havens op verschillende eilanden de namen van leden van de koninklijke familie. Een vrijwel complete beeldenstorm dus in Indonesië, veel minder in Suriname en nauwelijks in de voormalige Nederlandse Antillen. Op plaatsen waar het Nederlandse kolonialisme al veel eerder voorbij was leeft de postkoloniale herinnering heel ver- schillend voort. In Brazilië, en in het bijzonder rond Recife, is de herinnering aan de Nederlandse periode (1630-1654) en vooral aan Johan Maurits buitengewoon rooskleurig en wordt de Hol- landse tijd zorgvuldig gecultiveerd, ook museaal. In New York is er wel een en ander te doen geweest over slavernij tijdens de Nederlandse periode, maar blijft Peter Stuyvesant iconisch, ondanks zijn betrokkenheid bij slavenhandel en zijn antisemitis- me. In Zuid-Afrika daarentegen roept de Nederlandse koloniale geschiedenis regelmatig heftige sentimenten op, die uiteraard niet los staan van de latere geschiedenis van apartheid. En ook daar zijn standbeelden van Afrikaner Boeren beklad en vernield. En in Nederland, is hier sprake van een postkoloniale beelden- storm? Piet Emmer denkt van wel, en als je de oude en nieuwe media volgt zou je dat kunnen begrijpen.38 Zeker is dat er veel discussie is en dat regelmatig wordt gepleit voor een al dan niet virtuele beeldenstorm tegen koloniale sleutelfiguren. Maar laten we een balans opmaken. Het Van Heutszmonument in Amster- dam is in 2007 geneutraliseerd als Monument Indië-Nederland, maar er is ook nog zijn grafmonument, in Amsterdam, en een buste in Coevorden. In 2012 is een disclaimer op het standbeeld van J.P. Coen in Hoorn (1893) geschroefd.39 In beide gevallen is de boodschap: deze held van weleer heeft zich schuldig gemaakt aan gewelddadig gedrag dat vanuit een hedendaags Nederlands perspectief niet aanvaardbaar is – nog afgezien van de vraag hoe hun optreden toentertijd al werd beoordeeld, ook door hun slachtoffers. En verder? Het Rotterdamse Kunstcentrum Witte de With besloot (2017) zijn naam veranderen omdat zijn naamge- ver werkte voor voc en wic. En inmiddels heeft een Amsterdam- bw_beeldenstorm _breed.indd 17 13-04-18 14:42
  • 18. 18 se J.P. Coenschool besloten tot naamsverandering, onder verwij- zing naar Coens gewelddaden (2018). Vier gevallen dus. Dat mag echt geen beeldenstorm heten. Maar er hangt wel wat in de lucht, de behoefte ons koloniale verleden kritisch te overdenken, het opnieuw onder ogen te zien. Dat be- treft dus ook Daendels, en het siert het bestuur van de Stichting Daendels dat het zelf deze kwestie agendeerde, op de kop af twee- honderd jaar na zijn overlijden. Voorstanders van een postkoloniale beeldenstorm lijken te denken dat Nederland vol staat met standbeelden van koloniale helden van weleer. Wie beter kijkt moet echter allereerst vaststel- len dat ons land, anders dan alle andere Europese koloniale mo- gendheden, geen grote sculpturale traditie heeft, en verbazing- wekkend weinig koloniale monumenten – wij zijn ook in dit opzicht een ‘land van kleine gebaren’.40 Er zijn in de late negen- tiende en vroege twintigste eeuw, vooral in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, monumentale gebouwen neergezet met reliëfs en andere ornamenten die verwijzen naar de koloniën. Dat paste in een militant-chauvinistische geest waarin zowel de Gouden Eeuw als het kolonialisme dat juist in deze periode van start was gegaan werden verheerlijkt.41 Maar echte standbeelden, van koloniale houwdegens? Coen hebben we dus, op de ‘Bazel’ – nu het stadsarchief, voorheen hoofdzetel van de nhm – en ook op Amsterdamse Koopmansbeurs (1903). Van Heutsz, behalve op de Bazel ook nog verbeeld op zijn Amsterdamse graftombe. Daendels, ook op de Bazel, en in Bronbeek.42 Verder Maurits, ‘de Braziliaan’, te bezichtigen in zijn eigen Haagse Mauritsmuseum, en Stuyvesant, in het Amsterdamse West-Indisch Huis; in beide laatste gevallen dus niet in het straatbeeld. Meer niet. Waar het kolonialisme monumentaal werd verheerlijkt riep dat ook in het verleden al vragen op. Toen in 1876 besloten werd in Gouda een monument op te richten ter ere van Cornelis en Frede- rik de Houtman, kapiteins van de ‘eerste scheepvaart’ naar Indië (1595-1599), vroeg een anonieme criticus zich al hardop af: ‘Is dat niet tegelijker tijd hulde brengen aan het stelsel van onderdrukking, door onze regeering in Indië reeds zoolang in toepassing ge- bracht?’43 Ook de verheerlijking van Coen – Hendrik Colijn ty- peerde hem als een stoere Calvinist en een ‘stralende zon, ondanks bw_beeldenstorm _breed.indd 18 13-04-18 14:42
  • 19. 19 de gebreken waarvan ook deze zoon van Nederland niet vrij te pleiten is’ – riep in linkse kringen veel weerstand op.44 Het Van Heutsz-monument op het Amsterdamse Olympiaplein was al ruim voor de onthulling door Wilhelmina in 1935 sterk omstreden, juist omdat Van Heutsz als een koloniale houwdegen gold. De link- se architect Albert Boeken noteerde met vooruitziende blijk in zijn dagboek: ‘het is een bêtise, in dezen tijd op het Olympiaplein zoo’n koloniaal-imperialistisch monument neer te zetten. Dat werk […] zal nog wel eens verwoest worden.’45 Het compromis was twee- voudig: vrijwel gelijktijdig plaatste de ‘rode’ stad Amsterdam óók een standbeeld van de anarchistische voorman Ferdinand Domela Nieuwenhuis, en het Van Heutszmonument mocht geen militaris- tische uitstraling hebben. Het monument verbeeldde Van Heutsz zelf slechts op bescheiden formaat, als portret in reliëf, maar was toch een ode aan het kolonialisme. Het beeld heeft naoorlogs een typerende make-over gekregen. In 1967 beschadigde een door pro- vo’s gelegde bom het monument, dat inmiddels symbool stond voor ‘verkeerde geschiedenis’ en veelvuldig werd beklad. Enkele jaren later werd het reliëf van Van Heutsz ontvreemd. Uiteindelijk werd het monument grondig herbouwd en heet nu ‘Monument Indië-Nederland’. De symboliek van dat nieuwe monument wil vooral geen aanstoot geven en beoogt een neutrale herinnering te zijn aan het inderdaad onomstotelijke feit dat Nederland en Indië vier eeuwen met elkaar verbonden waren. Hoe die verbondenheid tot stand kwam en werd ontwikkeld, wie ervan profiteerde, welk verzet het opriep – dat alles wordt niet verbeeld.46 Er zijn wel meer monumenten die verwijzen naar onze kolo- niale geschiedenis, maar dan is die relatie slechts indirect en nau- welijks bekend. Elk standbeeld van een Oranje – of het nu een stadhouder is, een koning of een koningin – is per definitie ook een verwijzing naar het kolonialisme, dat immers door de Oran- jes werd ondersteund en door de monarchale symboliek werd geschraagd.47 En zulke standbeelden hebben we natuurlijk wel – zij het op de vingers van een paar handen te tellen. Hetzelfde geldt voor staatslieden als Johan de Witt, en voor onze zeehelden. We hebben standbeelden van Michiel de Ruyter, in Vlissingen, Piet Heyn in Delftshaven (Rotterdam) en zo her en er nog een paar.48 Zij werden – eerder al in de zeventiende-eeuwse graftom- bw_beeldenstorm _breed.indd 19 13-04-18 14:42
  • 20. 20 bes – primair geëerd voor hun rol in de staatsvorming van Neder- land; zonder hun succesvolle strijd ter zee tegen andere Europese machten zou de jonge natie niet hebben overleefd. Het zijn inder- daad belangrijke figuren in onze geschiedenis. Doordat zij niet alleen in Europa maar ook in Afrika en de Amerika’s streden tegen andere Europese mogendheden, zijn zij óók onderdeel van onze koloniale geschiedenis. Dat herinnert ons eraan hoezeer nationale en koloniale geschiedenis met elkaar verknoopt zijn. Maar verder zijn er niet bar veel losstaande standbeelden die ooit koloniale trots moesten verbeelden en nu juist postkoloniale aanstoot kunnen geven.49 Dat is niet vreemd. Nederland kent geen sterke traditie van het oprichten van standbeelden. In 1800 stond er welgeteld één in de publieke ruimte, van Erasmus, in Rotter- dam. In de negentiende en vroege twintigste eeuw werden er in het kader van de natievorming weliswaar monumenten opgericht, maar dan nog was het aantal beperkt, in de tientallen, zeker niet in de honderden.50 Pas na de Tweede Wereldoorlog kwamen er vele bij, direct verbonden met de bezetting en de Shoah, en steeds va- ker abstract. In deze naoorlogse periode werden ook enkele stand- beelden opgericht die getuigden van de dekolonisatie en een heel andere beleving van het koloniale verleden. Er kwamen gedenk- plekken voor (het lijden van de Europese bevolking tijdens) de Japanse bezetting van Indië en voor de laatste koloniale oorlog in Indonesië, 1945-1949, inclusief beelden van de Nederlandse opper- bevelhebber Simon Spoor, knil-soldaten en Nederlandse vetera- nen. Maar ook werden de eerste monumenten opgericht die juist expliciet kritiek gaven op het kolonialisme, zoals het borstbeeld van Multatuli in Amsterdam (1987) en vooral het Nationaal Monu- ment Slavernijverleden in Amsterdam (2002), het slavernijmonu- ment in Vlissingen (2005) en het borstbeeld van de Surinaamse nationalist Anton de Kom in Amsterdam-Zuidoost (2006).51 Nederland kent wel diverse monumentale gebouwen die ver- wijzen naar het kolonialisme. Bronbeek is een goed voorbeeld – en heeft behalve een beeld van knil’ers (1990) ook een uit Indië meegenomen borstbeeld van Van Heutsz – maar de meeste staan in Amsterdam. Het Paleis op de Dam en het Centraal Station weerspiegelen het kolonialisme indirect, in ornamenten die de koloniale expansie verzinnebeelden. Daarnaast zijn er gebouwen bw_beeldenstorm _breed.indd 20 13-04-18 14:42
  • 21. 21 met een eertijds uitdrukkelijk koloniale functie, zoals het West- Indisch Huis (1623), en veel later het Koloniaal Instituut (1926, nu Koninklijk Instituut voor de Tropen), het Scheepvaarthuis (in fasen gebouwd tussen 1913 en 1928) en de Bazel (1925). De Bazel biedt het enige standbeeld in Nederland van Daendels – zelfs in zijn geboorteplaats Hattem is hij niet vereeuwigd. Daendels staat er tussen Coen en Van Heutsz in. Tweeëneenhalve meter meten de standbeelden, maar hoog in de lucht tegen de muur geplaatst valt het drietal nauwelijks op.52 Al met al zijn er dus niet heel veel standbeelden die het kolo- nialisme verheerlijken – maar wel een paar monumentale gebou- wen waarvan je zou verwachten dat we nog eens goed zouden nadenken over een manier om hun koloniale, op zijn best pater- nalistische, op zijn slechtst racistische symboliek te adresseren. Ewald Vanvugt schreef ooit: ‘Zolang het Tropenmuseum geen enkele verandering passend acht, zouden de voorbijgangers mis- schien met een tekstbord kunnen worden gewaarschuwd: Let op! De gevelbeelden hier zijn pure propagandabeelden.’53 Iets dergelijks – afbeeldingen van koloniale onderdanigheid die heden ten dage vooral ongemak oproepen – geldt overigens ook voor de Gouden Koets (1898), ooit een geschenk van de gegoede Amsterdamse burgerij aan Wilhelmina, nu een allengs meer omstreden cere- monieel vehikel. En verder? Veel steden kennen laatnegentiende-eeuwse Indi- sche buurten waarin de namen van tientallen eilanden van de hele archipel voorbijkwamen, soms ook buurten waarin Surina- me en de Antilliaanse koloniën aan bod kwamen. Er werden ook buurten vernoemd naar het Zuid-Afrika van de Afrikaner Boe- ren, waarmee Nederland zich rond 1900 nog zo sterk verbonden voelde – van de presidenten van de Oranje Vrijstaat Paul Kruger en Marthinus Steyn en van de generaal Christiaan de Wet staan nog steeds standbeelden, in respectievelijk Utrecht, Deventer en het park de Hoge Veluwe.54 Her en der werden ook publieke wer- ken vernoemd naar koloniale helden, zoals de Coenhaven waar- heen dan weer de nu roemruchte Coentunnel (1966) werd aan- gelegd. En we bleven onze zeehelden vernoemen in stadswijken, net als we schepen en scholen doopten met hun namen. Maar alomtegenwoordig? Nee. bw_beeldenstorm _breed.indd 21 13-04-18 14:42
  • 22. 22 Postkoloniaal herdenken We kunnen daarom niet spreken van postkoloniale beeldenstor- men in Nederland – er is niet zoveel overhoop gehaald, laat staan omvergeworpen. Ik denk ook niet dat dit sterk zal veranderen. Moeten we daar rouwig om zijn? Nee, lijkt mij. Deels vanuit pragmatische, deels ook vanuit principiële overwegingen. Ik kan me voorstellen dat laatstgenoemde overwegingen meer toelich- ting vergen en wellicht ook meer weerstand zullen oproepen. Laat ik daarom beginnen met die pragmatische redenen. Ik haal een in deze context onverdachte bron aan, Vanvugt, conse- quent criticus van het Nederlandse kolonialisme en recent met zijn boek Roofstaat ontdekt in kringen die vakhistorici niet ge- makkelijk bereiken. In een eerder boek, De maagd en de soldaat, schrijft Vanvugt: ‘Gelukkig zijn de koloniale beelden in de voor- malige moederlanden niet kapotgeslagen. Natuurlijk dienen ze ook voor de toekomst zorgvuldig te worden bewaard. Zij zijn de laatste publieke resten van de netwerken van propaganda die eens over de hele samenleving lagen uitgespreid. […] Om het hedendaagse veelkleurige Nederland te betrekken bij de vader- landse en de wereldgeschiedenis, zouden de koloniale monumen- ten hun stem kunnen verheffen. […] Open de stenen archieven en laat de beelden spreken!’55 Als ik de debatten van de afgelopen paar jaren overzie, dan denk ik dat vrijwel alle historici het hiermee wel eens zijn. Te- recht, het is een heel raar idee om standbeelden en andere monu- menten uit de publieke ruimte te verwijderen enkel omdat er een geest uit spreekt die ons nu mogelijk tegenstaat. Dat geldt voor de Muur van Mussert, maar evengoed voor koloniale monumenten. Beter is het om zulke monumenten context te geven, ze een plaats te geven in een nieuw verhaal. Daar zijn allerlei manieren voor, waarvan het plaatsen van een plaquette zoals dat werd gedaan bij het standbeeld van Coen er slechts één is. Afbreken, weggooien, verdoezelen lijkt mij heel onverstandig. Hetzelfde geldt voor straatnamen en andere verwijzingen naar het koloniale verleden in de stedelijke omgeving. Om slechts dit voorbeeld te geven: de gidsjes die de laatste jaren verschenen over de sporen van het slavernijverleden in Amsterdam, Utrecht, Den Haag, Haarlem, Groningen en Leiden konden slechts worden gemaakt omdat er bw_beeldenstorm _breed.indd 22 13-04-18 14:42
  • 23. 23 Boven: Monument Indië-Nederland (voorheen Van Heutszmonument), Amsterdam Onder: Nationaal Indië Monument, Roermond bw_beeldenstorm _breed.indd 23 13-04-18 14:42
  • 24. 24 zo verrassend veel te vinden is, van klein tot groot.56 Al die onge- lijksoortige relicten van een lange koloniale geschiedenis kunnen wij koesteren en een plaats geven in een groter verhaal. Veel ingewikkelder is de principiële vraag hoe ver we moeten gaan met het tamboereren op de ‘foutheid’ van het koloniale verle- den waarvan we op een of andere manier afstand zouden moeten nemen. Dat is enerzijds een kwestie rond de aard van ons koloniale verleden en de verhouding ervan tot de rest van de nationale en de wereldgeschiedenis – kwesties die onder historici al omstreden zijn, maar in de huidige maatschappelijke debatten helemaal licht ontvlambaar zijn. Anderzijds is het een bredere maatschappelijke kwestie, met politieke consequenties. Welk beeld van onze ge- schiedenis willen wij onze huidige, in vele opzichten diverse be- volking meegeven, als wij – historici, de wereld van onderwijs en musea, de politiek – ons daar al aan willen wagen? Eerst maar de aard van ons koloniale verleden. Dat is op zich al een heel lastig verhaal. Alle koloniale expansie – niet alleen van andere Europese mogendheden – werd primair gedragen door zelf- zuchtige motieven. In zijn beroemde novelle Heart of Darkness (1902) legt Joseph Conrad zijn verteller Marlow deze cynische typering in de mond: ‘De verovering van de wereld houdt vooral in dat we die afpakken van mensen met een andere huidskleur of een wat plattere neus dan wij. Niet zo fraai, als je er even bij stilstaat.’57 Het kolonialisme draaide overal primair om winstbejag, waaraan gekoppeld geopolitieke overwegingen, dus macht en prestige. Als derde pijler kan worden gewezen op meer immateriële doelstellin- gen, in de sfeer van een beschavingsoffensief, zending en missie, ontwikkelingshulp avant la lettre. Natuurlijk, het paternalisme droop er vanaf en die ‘ethische’ taak werd ook als hypocriete recht- vaardiging gebruikt, maar er werd ook werkelijk wat geprobeerd en tot stand gebracht. Kijken we naar het Nederlandse kolonialisme, dan moeten we vaststellen dat die laatste overweging pas laat serieus werd geno- men, zeg met de ethische politiek, rond 1900. Hoe dan ook werd ook toen onverkort vastgehouden aan de eigen superioriteit, al dan niet expliciet in racistische termen verwoord. Betrekkelijk laat werd een noodzaak ervaren om de eigen koloniale aanwezigheid te rechtvaardigen, anders dan in termen van economisch en geo- bw_beeldenstorm _breed.indd 24 13-04-18 14:42
  • 25. 25 Boven links: knil Monument Bronbeek, Arnhem Rechts rechts: Monument jongenskampen Bronbeek, Arnhem Onder: Indiëmonument, Enschede bw_beeldenstorm _breed.indd 25 13-04-18 14:42
  • 26. 26 politiek eigenbelang. Daartoe werd dan verwezen naar een ethi- sche roeping, een beschavings- of ontwikkelingstaak die diende te worden vervuld. Maar nooit stonden zulke overwegingen het gebruik van koloniale onderdrukking en oorlogvoering in de weg. Waar Nederland ook koloniën had, racisme en geweld hoorden er van begin tot eind bij – en in de regel was de koloniale geweldsuit- oefening een stuk meedogenlozer dan de wijze waarop in eigen land de status quo werd gehandhaafd. In onze voormalige koloniën wordt dit verhaal herkend en vaak nog een stuk scherper verwoord. In Nederland heeft het beeld van onszelf als eeuwenlange koloniale agressor nooit goed gepast bij een zelfbeeld waarin eigenschappen als tolerantie, vredelievend- heid en respect voor de internationale rechtsorde en mensenrech- ten centraal staan.58 Dat Nederland na de Napoleontische oorlogen neutraal wist te blijven in opeenvolgende Europese oorlogen voedde het al langer bestaande idee van een vredelievende staat nog eens – bovendien bleef ons land daadwerkelijke ervaringen met geweld bespaard, waardoor geweld iets vreemds werd, iets wat alleen elders gebeurde. De Duitse bezetting van 1940-1945 werd ervaren als verraderlijk, onverdiend en ook vreemd, onver- wacht. Maar juist na afloop van die Europese oorlog startte Ne- derland zijn eigen oorlog in Indonesië. Her en der gingen ogen open, ook onder Nederlandse soldaten die parallellen trokken tussen het Duitse optreden in Nederland en het Nederlandse in Indonesië. Na de oorlog zou zelfs Loe de Jong die vergelijking trekken – en na felle kritiek deels weer inslikken.59 Het duurde nog veel langer voordat er een breder besef groeide dat dezelfde staat die zich in Europa zo vredelievend en neutraal had opge- steld, in de eigen koloniën eeuwenlang volkomen anders te werk was gegaan. Slavenhandel, slavernij, ‘pacificatie’ en alle repressie die daarbij kwam kijken, veroveringen, een lange reeks koloniale oorlogen. Het is een treurigstemmende geschiedenis van geweld en superioriteitswaan, en ook de vele pogingen er toch wat goeds van te maken doen geen afbreuk aan die conclusie. De koloniale geschiedenis was niet fraai in doelstellingen en methoden en hoort onlosmakelijk bij onze nationale geschiedenis. Wordt deze dubbele vaststelling inmiddels wél breed gedeeld? Dat is maar de vraag. Enerzijds wordt tegenwoordig in de media bw_beeldenstorm _breed.indd 26 13-04-18 14:42
  • 27. 27 Monument eerste generatie Molukkers, Moordrecht bw_beeldenstorm _breed.indd 27 13-04-18 14:42
  • 28. 28 en ook in de historische wetenschap meer dan ooit tevoren aan- dacht besteed aan de ‘schaduwzijden’ van de nationale geschie- denis, en in dat verband gaat het vooral veel over het koloniale verleden. Door de overheid zijn officiële gebaren gemaakt van erkenning, direct gericht aan slachtoffers van het kolonialisme en hun nazaten. Anderzijds klinkt in de debatten van de afgelopen jaren ook een toenemende weerzin om steeds maar weer gecon- fronteerd te worden met een nationaal falen, dat wil zeggen, met het naar de maatstaven van onze tijd morele tekortschieten in koloniale tijden. Van die wrevel, ook ex officio uitgesproken door historici Jan-Peter Balkenende en Mark Rutte, is het dan maar een klein stapje naar de beschuldiging dat al die kritiek op de koloniale geschiedenis getuigt van een laakbare ‘weg met ons’ mentaliteit. Het lijkt mij dat we zulke reacties serieus moeten nemen, ze- ker als ze een zekere weerklank krijgen. Als de gemeente Urk het tegendraadse besluit neemt de straten van een nieuwbouwwijk te gaan vernoemen naar zeehelden, dan moeten we er niet direct vanuit gaan dat hierachter een onverbeterlijk koloniale of racisti- sche gedachtewereld schuilgaat. Wel spreekt er een sterke frus- tratie uit dat ‘alles waar we altijd trots op waren nu niet meer mag’. Daar geeft dat besluit van de gemeenteraad uitdrukking aan; ook Urk doet aan identiteitspolitiek, net als organisaties in de postkoloniale gemeenschappen dat doen. Zo vreemd is het niet dat Urk dan net die zeehelden wil (blijven) verheerlijken. In de Gouden Eeuw waren die inderdaad cruciaal in de staatsvor- ming en het overleven van Nederland. Zonder mannen als De Ruyter en Tromp zou de Republiek der Verenigde Nederlandse Staten vermoedelijk geen stand hebben gehouden, en hun strijd was primair gericht tegen andere Europese mogendheden. Dat een zo met de zee verbonden gemeenschap als Urk hen daarvoor wil eren, is vreemd noch verwerpelijk. Maar gaat het daar nog om, of gaat het alleen nog maar om het uitvechten van identiteits- oorlogen met ‘nieuwe Nederlanders’ en hun supporters, de ‘link- se kerk’, enzovoorts? Ik vrees het. Het zou natuurlijk een stuk beter zijn als de Urkers geïnteres- seerd waren in de tegenargumenten – en vice versa. Maar daar ontbreekt het, vrees ik, in toenemende mate aan, aan beide kanten. Ook dit debat liep, althans in de nieuwe media, weer gierend uit de bw_beeldenstorm _breed.indd 28 13-04-18 14:42
  • 29. 29 hand, inclusief racistische tirades.60 Het lijkt vaak alsof de deelne- mers aan debatten over ons koloniale verleden, op hoge toon, er- kenning eisen voor hun begrip van de historische werkelijkheid, en alleen genoegen nemen met een volledig gelijk krijgen. Wie anders oordeelt – te positief, of juist te negatief over de koloniale geschiedenis – wordt al te gemakkelijk gediskwalificeerd als ‘fout’, het gesprek niet waard. Daarmee dreigt het kind met het badwater te worden weggegooid. Hoe meer er wordt gepolemiseerd, zo lijkt het wel, hoe minder er over en weer wordt geluisterd, en hoe klei- ner de kans dat er een evenwichtiger beeld van de geschiedenis landt. Dat zou een overweging moeten zijn voor de Urkers en voor radicale post- of antikoloniale activisten, maar ook voor iedereen die uit angst voor koloniaal of racist te worden uitgemaakt vooral de kunst beoefent van bending over backwards. Dat gaat het zoeken naar een nieuw, breed aanvaardbaar postkoloniaal verhaal van de Nederlandse geschiedenis niet verder brengen. Waarom zouden wij eigenlijk willen streven naar een samen- hangend en breed gedragen beeld van de nationale geschiedenis? Er is onder historici veel geschamperd over het van overheidswege geïnitieerde streven om een nieuwe canon van de vaderlandse ge- schiedenis te ontwikkelen. Achterhaald, vonden vele vakhistorici, negentiende-eeuwse natievorming. Alsof er maar één geldige en onomstreden versie van de nationale geschiedenis zou zijn. Alsof kennis van de canon vanzelfsprekend tot meer onderling begrip en sociale cohesie zou leiden.61 En natuurlijk zijn die bedenkingen terecht. Maar toch. De poging een canon te formuleren geeft ten- minste de ruimte om te expliciteren en daarom ook ter discussie te stellen wat anders impliciet blijft, in het geschiedenisonderwijs, in musea, in de nationale herdenkingscultuur. Dat is één, voor de hand liggend argument voor het formuleren van zo’n canon – en dat was het argument voor ‘het museum dat alles goed moest ma- ken’, het Nationaal Historisch Museum.62 Een ander argument is wellicht (nog) meer betwistbaar, namelijk de vaststelling dat onze samenleving, die vandaag een stuk diverser is dan een halve eeuw geleden, wel degelijk baat kan hebben bij de ‘ouderwetse’ poging om ook via de geschiedenis een gevoel van gezamenlijkheid, van natie te helpen creëren – mits dat verhaal dan zo wordt verteld dat het ‘nieuwkomers’ niet uitsluit. bw_beeldenstorm _breed.indd 29 13-04-18 14:42
  • 30. 30 Boven: Indiëmonument Amstelveen, Amstelveen Onder: Nationaal monument Nederlands slavernijverleden, Amsterdam bw_beeldenstorm _breed.indd 30 13-04-18 14:42
  • 31. 31 De eigen geschiedenis her-denken is daarom niet alleen intel- lectueel nuttig en uitdagend, maar ook maatschappelijk urgent. In een multicultureel geworden samenleving moet zo’n verhaal over het nationale verleden meer inclusief zijn dan het lang is geweest. Nederland telt meer dan een miljoen burgers wier fa- miliegeschiedenis althans deels koloniaal is. Zij hebben hun ver- halen, over kolonialisme daar, over de moeizame ‘ontvangst’ en het je een thuis-maken hier, verhalen waarin onvermijdelijk ook ervaringen met alledaags racisme een rol spelen. Deze verhalen – die door familiebanden ook de mijne zijn geworden en daar- door mijn opvattingen in de loop van de jaren sterk hebben beïn- vloed – horen erbij, in ons nationale verhaal. Dat is niet alleen een kwestie van nu wél openlijk bespreken wat na de dekoloni- satie gemakshalve werd vergeten of bewust weggepoetst. Het is ook een gebaar van erkenning. Op de identiteitsclaim ‘Wij zijn hier omdat jullie daar waren!’ kan niet anders worden geant- woord dan met ‘Ja, en daarom horen jullie er hier dus bij.’ Dat is niet zozeer een genereus gebaar, zou ik zeggen, maar vooral de bevestiging van een recht dat enigszins verrassend uit diezelf- de koloniale geschiedenis voortkomt. De volgende vraag is dan wat wij over die koloniale geschiede- nis willen zeggen, in een nieuw verhaal over het nationale verle- den. Vrijwel alle historici zullen het erover eens zijn dat er ruime aandacht moet worden gegeven aan de zelfzuchtige motieven en het etnocentrisme dan wel racisme achter het kolonialisme – zo was het nu eenmaal. Daarbij past overigens ook, zoals al lang in de postcolonial studies is bepleit, een kritische reflectie op de kolo- niale en postkoloniale wetenschapsbeoefening zelf, met inbegrip van de geschiedschrijving van het kolonialisme, toen en nu. Maar daarna wordt het ingewikkelder. Het kolonialisme was óók een fase in een proces van modernisering en van globalise- ring – ironisch genoeg richtte de nationalistische kritiek in de laat-koloniale tijd zich juist op het falen van de koloniale staat om modernisering verder te brengen en breder te delen: infra- structuur, onderwijs, gezondheidszorg, democratie. Bedoeld of niet, breed verbreid of niet, het kolonialisme bracht ook mensen met altruïstische motieven naar de koloniën en had ook positieve effecten. Hoe wegen we dat, hoe brengen we dat in beeld? Het bw_beeldenstorm _breed.indd 31 13-04-18 14:42
  • 33. 33 vergt veel meer openheid dan wij nu kennen om daarover tot iets van een debat te komen, laat staan tot een begin van consensus Dan de waardering voor de koloniale geschiedenis in de post- koloniale gemeenschappen. Heel kort door de bocht richt de boosheid van veel Caribische Nederlanders zich op het kolonia- lisme zelf, de boosheid van de Indische en Molukse gemeen- schappen eerder op de wijze waarop het kolonialisme ten einde kwam. De gebaren waarmee de afgelopen decennia in de publie- ke sfeer aan deze totaal tegenstrijdige belevingen tegemoet werd gekomen getuigden meer van de wens tot inclusieve symboliek dan van een serieuze weging van argumenten en interpretaties over de aard van de koloniale geschiedenis en samenleving.63 En dan zijn er nog meer lastige vragen. Breder dan voorheen lijkt nu wel te worden aanvaard dat de koloniale geschiedenis een integraal onderdeel is van de nationale geschiedenis sinds, pak- weg, 1600. Of die koloniale geschiedenis nu één doorlopende schandvlek is dan wel een geschiedenis met vele beschamende schandvlekken, dat is op zichzelf al een punt van debat dat niet, of in ieder geval niet gemakkelijk zal worden beslist.64 Maar dat is niet alles. De volgende vraag is wat nu de kern uitmaakt van de nationale geschiedenis. Het is één ding om vast te stellen dat onze Gouden Eeuw niet alleen de periode is waarin de Republiek ont- stond, schitterende steden ging bouwen en Rembrandt, Hugo de Groot en Christiaan Huygens voortbracht, maar ook startte met gewelddadig kolonialisme en slavenhandel. Dat is gewoon een feit. Maar een oorzakelijk verband suggereren is op zijn best aan- vechtbaar, op empirische gronden. Dat geldt ook voor de claim dat Nederlands rijkdom door de eeuwen heen primair, of in hoge mate, was gestoeld op koloniale uitbuiting – die uitbuiting was er onmiskenbaar, maar over het profijt en belang daarvan is het laat- ste woord nog niet gezegd. Hier ligt al een wereld van debat dat nu nauwelijks wordt gevoerd. Niet minder ingewikkeld is de kwestie hoe koloniaal Nederland zelf was, in de eeuwen van kolonialisme. Dat aanzienlijke segmen- ten van de nationale elites economisch en politiek eeuwenlang betrokken waren bij het kolonialisme, dat is wel duidelijk. Maar in hoeverre dat ook geldt voor de lagere klassen, is vooralsnog een open vraag. Natuurlijk was er althans in de laat-koloniale periode bw_beeldenstorm _breed.indd 33 13-04-18 14:42
  • 34. Monument Anton de Kom, Amsterdam bw_beeldenstorm _breed.indd 34 13-04-18 14:42
  • 35. 35 een intensief passagierscircuit tussen Nederland en Indië. Natuur- lijk werden er in steeds bredere kringen koloniale waren geconsu- meerd en leerden schoolkinderen in de vooroorlogse jaren over ‘onze koloniën’ als vanzelfsprekende extensies van het moeder- land. Maar maakte dat de hele Nederlandse samenleving koloni- aal, al eeuwen geleden? Het is een vraag met evidente politieke lading, gezien de stellingen van Gloria Wekker over het – racisti- sche – ‘cultureel archief’ dat alle Nederlanders zouden delen.65 Een belangrijke vraag ook, zeker als we even stilstaan bij de ver- hitte discussies rond Zwarte Piet – maar ook een vraag die niet eenvoudig op basis van empirisch onderzoek kan worden beant- woord, zeker als het gaat om de historische wortels van zo’n men- taal archief. De achterliggende vraag is uiteindelijk of wij vier eeuwen nati- onale geschiedenis kunnen terugbrengen tot alléén maar die vier eeuwen koloniale geschiedenis. Dat lijkt mij niet. En dat heeft nogal wat consequenties voor de wijze waarop wij anno 2018 ver- tellen hoe wij als natie zijn geworden wat wij zijn – en ook voor de verbeelding ervan in nationale monumenten. Die nationale geschiedenis was niet alleen koloniaal, maar ook en grotendeels los daarvan de overlevingsstrijd in Europa; verzuiling en seculari- satie; klassenstrijd en democratisering; economische transforma- ties; urbanisatie, demografische transities en migraties; culturele omslagen. En althans een deel van de monumenten die wij van- daag óók kunnen lezen als koloniaal symboliseerden in de tijd dat zij werden opgericht heel andere waarden. De standbeelden van de Oranjes en zeehelden zijn daarvan treffende voorbeelden. Ik ga het nog ingewikkelder maken – en stel mijzelf daarmee bloot aan voorspelbare kritiek. Ewald Vanvugt heeft de afgelopen decennia als een ware plaaggeest van een zelfgenoegzaam Neder- land harde en beschamende waarheden over ons koloniale verle- den opgetekend. Hij vindt meer dan ooit gehoor, zijn magnum opus Roofstaat is een bestseller. Maar toch. De ondertitel van Roofstaat – de titel zelf is ontleend aan de beroemde woorden van Multatuli, ‘er ligt een roofstaat aan de zee, tussen Oostfries- land en de Schelde’66 – luidt Wat iedere Nederlander moet weten. Daar ben ik het op zich niet mee oneens. Maar ik zou er direct aan willen toevoegen: het zou niet alleen jammer, maar vooral bw_beeldenstorm _breed.indd 35 13-04-18 14:42
  • 36. 36 averechts zijn als iedere Nederlander alleen deze nationale ge- schiedenis zou kennen. Jammer, omdat het lang niet het hele ver- haal is. Averechts, omdat er dan een verhaal blijft hangen over een racistische roofstaat waarmee je je wel erg moeilijk kan iden- tificeren – zeker als je zelf een koloniale achtergrond hebt. En dan ga ik toch weer nadenken over wat we ook alweer wilden bereiken met een meer inclusieve benadering van de geschiede- nis. Wat mij betreft betekent dat: wél benoemen waar het gruwe- lijk fout was of liep, maar níet suggereren dat dit nu de enige kern is van ons verleden. Want dan blijft er maar weinig reden over om je te willen identificeren met dit land. Herdenken is politiek. Herdenken vergt het benoemen van lastige waarheden, het definiëren wat cruciaal is om te herinne- ren, maar vergt ook een bereidheid om processen en gebeurtenis- sen achter ons te laten, in overdrachtelijke zin te vergeten. Onze samenleving wordt er echt niet mooier van als we elkaar verwijten blijven maken over een geschiedenis die niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Herdenken hoort bij natievorming, maar even- goed de bereidheid episodes uit dat verleden te laten rusten, te beschouwen als, inderdaad, verleden. Zoals Bas Heijne onlangs schreef: ‘Geschiedenis gebruiken om mensen op te stoken of een toontje lager te laten zingen, draagt in niets bij tot een beter begrip van het verleden – het verzuurt het heden alleen.’67 Wij kunnen ons, als wij nog ambiëren een enigszins samenhangende natie te zijn, niet permitteren eeuwig boos te blijven over bloedige katholiek-protestante conflicten, over achterstelling van standen en klassen, over uitsluiting van specifieke groepen. En evenmin over een koloniaal verleden dat niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Dat geldt voor geboren Nederlanders net zo goed als voor immigranten. We kunnen juist ook trots ontlenen aan het feit dat hardnekkige tegenstellingen al dan niet polderend min of meer werden overwonnen, ook al ontstonden er steeds weer nieu- we. Onze samenleving is allerminst perfect en vergt veel onder- houd, verbindende verhalen. Die zijn óók in de geschiedenis te vinden, óók voor Nederlanders met ‘wortels’ in de koloniale ge- schiedenis. De opgave verbinding te zoeken staat niet haaks op het bekritiseren van het kolonialisme, maar wel haaks op de ge- dachte dat alléén die koloniale geschiedenis het nationale verleden bw_beeldenstorm _breed.indd 36 13-04-18 14:42
  • 37. 37 kenmerkt, of dat een passende genoegdoening kan worden ver- leend. Ik denk dat zo’n hoge inzet uiteindelijk averechts werkt, de verdeeldheid alleen maar versterkt en dus ook strategisch on- verstandig is.68 Deze overwegingen kunnen – ik ben me er goed van bewust – op gespannen voet staan met activistische postkoloniale opvat- tingen. Maar het opgeven van het zoeken naar een verbindend nationaal narratief ten gunste van uiteenlopende antagonistische verhalen en perspectieven kan gemakkelijk uitlopen op een situatie waarin iedere gemeenschap eigen waarheden koestert, met de rug naar de rest van de samenleving. In plaats van een meer inclusieve en verbindende omgang met het verleden leidt dat tot een totale verbrokkeling van het nationale geheugen. Dat zal niet bijdragen aan meer onderling begrip en nationale saamhorigheid, om nog maar eens een ouderwets begrip te gebruiken. Overheid, musea, historici – en de samenleving Wat kunnen de overheid, musea en historici bijdragen aan deze discussies, en aan nieuwe praktijken? Laten we eerst kijken naar de overheid. We zijn het er vast over eens dat we van de staat uiterste terughoudendheid moeten verwachten. Je hoeft je maar even te verdiepen in de wijze waarop totalitaire staten hun onaanvechtba- re versies van de geschiedenis inzetten als middel tot natievorming om je te realiseren hoe onaantrekkelijk en zelfs gevaarlijk staats- opvoeding is. Vandaag de dag wordt in alle voormalige koloniale mogendhe- den van Europa wel gereflecteerd op het koloniale verleden – zij het niet overal even kritisch en zelden vergezeld van symbolische beeldenstormen.69 Het voorbeeld van Frankrijk kan illustreren hoe ook democratische staten zich kunnen verslikken in hun bedoelin- gen met het herwaarderen van de koloniale geschiedenis.70 Het Frans parlement nam tussen 1990 en 2005 vier wetten aan waarin min of meer werd voorgeschreven hoe te oordelen over het verle- den. De eerste bestreed de ontkenning van de Shoah, de tweede erkende de Armeense genocide, de derde merkte slavenhandel en slavernij aan als misdaad tegen de menselijkheid. De vierde had een geheel andere lading: daarin werd het verplicht gesteld in het bw_beeldenstorm _breed.indd 37 13-04-18 14:42
  • 38. 38 onderwijs over het Franse kolonialisme in Afrika ook de veronder- stelde positieve missie en gevolgen te memoreren. De inhoud van de eerste drie geschiedeniswetten had weinig weerstand opgeroe- pen, de vierde wet riep zoveel commotie op dat deze schielijk werd ingetrokken. Inmiddels was onder prominente Franse historici een princi- pieel debat ontstaan. In het briesende pamflet Liberté pour l’his- toire verzetten Pierre Nora, de grote man achter het project lieux de mémoire, en Françoise Chandernagor zich tegen iedere vorm van staatspedagogiek. Historisch onderzoek moet niet gehinderd worden door wetten die voorschrijven hoe te denken over het verleden; houd de terreinen van geschiedenis en herinnering gescheiden en dwing historici niet om slippendragers te worden van minderheden die hun groepsherinneringen de status van waarheid willen geven.71 Dit pamflet was indirect ook een reactie op wat wel werd omschreven als de guerres des mémoires, felle debatten waarin Franse publicisten zich verzetten tegen revi- sionisten die bijzonder kritisch oordeelden over het Franse kolo- nialisme. Onverbloemd chauvinistische historici publiceerden boeken en pamfletten die appelleerden aan nationale trots en ageerden tegen ‘de tirannie van de schuldbetuiging’.72 Ja, dat krijg je er óók van, als je de geschiedenis gaat politiseren. Vanuit dit perspectief is er wel wat te zeggen voor de stelling die onze minister-president, historicus Mark Rutte, pleegt te be- trekken wanneer het over geschiedenis gaat: op dit terrein moet de overheid zeer terughoudend zijn. Maar echte afzijdigheid is onbestaanbaar – getuige overigens ook zijn eigen merkbare irrita- tie over ‘politiek correcte’ meningen en zijn doelbewust politiek incorrecte opmerkingen over Zwarte Piet. De overheid bepaalt nu eenmaal, op landelijk of stedelijk niveau, welke herdenkingen worden georganiseerd en welke niet, welke standbeelden moeten worden toegevoegd aan de publieke ruimte. Een enkele keer wordt ook ingegrepen in symboliek waarvan gemeend wordt dat die niet meer kan – zo werd in Amsterdam na de Sovjetinval in Hongarije, in november 1956, de Stalinlaan omgedoopt in Vrij- heidslaan en werd in 1978 het Pretoriusplein omgedoopt tot Steve Bikoplein, als protest tegen de Zuid-Afrikaanse apartheid. En zo nam ook ons parlement onlangs een wet aan die de Ar- bw_beeldenstorm _breed.indd 38 13-04-18 14:42
  • 39. 39 meense genocide als zodanig benoemt en dus aan de kaak stelt – maar het is typerend dat dit net nu gebeurde, in een sfeer van spanning tussen Nederland en Turkije, en ook van ongenoegen over Turkse Nederlanders die zich meer met Turkije dan met Nederland zouden identificeren. Het zou naïef zijn te ontkennen dat hier de interpretatie van geschiedenis als politiek instrument fungeerde. Maar zodra wij anderen de les gaan lezen over hun ‘foute’ verleden kunnen wij verwachten dat de bal wordt terugge- kaatst. En dus volgden reacties waarin – naast het falen, of erger, in Srebrenica – het Nederlandse kolonialisme aan de kaak werd gesteld. In die reacties was de suggestie dan weer dat Nederland nog niets is opgeschoven. Daarmee wordt geen recht gedaan aan symbolische gebaren die wél van overheidswege werden gemaakt: berouw en monumenten voor de slavernij, excuses voor oorlogs- misdaden in Indonesië. Maar zo gaat het. Waar diverse partijen de geschiedenis gebruiken om elkaar om de oren te slaan, ont- breekt de wil om de nuance te zoeken. Welk oogmerk heeft de Nederlandse overheid gehad om geba- ren te maken van kritische bezinning en zelfs berouw over het eigen koloniale verleden? De doelstelling was tweeledig, lijkt me. Enerzijds een erkenning dat ons nationale zelfbeeld al te roos- kleurig was. Anderzijds waren dit gebaren van insluiting richting Nederlanders met een koloniale achtergrond, in antwoord op een zelfbewuste lobby vanuit deze gemeenschappen. Op de achter- grond speelt daarbij het besef dat het hedendaagse Nederland ook andere, meer inclusieve verhalen over het verleden nodig heeft, om ook ‘nieuwe Nederlanders’ bij de nationale geschiede- nis te betrekken. Richting postkoloniale migranten is dat een voor de hand liggend afscheid van een voorheen nogal provin- ciaalse, eurocentrische opvatting van de nationale geschiedenis. Richting andere nieuwkomers leidde dit tot nogal krampachtige pogingen om te laten zien dat bijvoorbeeld ook de Marokkaanse en de Turkse geschiedenis al veel langer raakvlakken hebben met de Nederlandse, bijvoorbeeld rond de Tweede Wereldoorlog – in feite een flinterdun verhaal.73 Ik zou over dat laatste zeggen: nobe- le bedoelingen, maar laten we de zaken wel op een rijtje houden. Wat kunnen musea en museale experts bijdragen aan deze dis- cussies en aan nieuwe praktijken? Ik zal daar kort over zijn. De bw_beeldenstorm _breed.indd 39 13-04-18 14:42
  • 40. 40 afgelopen jaren geven Nederlandse musea meer blijk van een be- hoefte om kritisch te kijken naar de eigen collecties, naar de wijze waarop die tot stand werden gebracht, wat wel werd verzameld en wat juist niet, hoe collecties werden getoond of juist niet, hoe kolo- niale heersers, onderdanen en relaties voor het voetlicht werden gebracht of juist uit het zicht werden gehouden, hoe de koloniale ‘ander’ werd getypeerd. Het Amsterdamse Tropenmuseum maak- te daar onder leiding van Susan Legêne al lang geleden een begin mee, en inmiddels zijn veel musea die kant op gegaan, waaronder ook het aanvankelijk wat aarzelende Rijksmuseum.74 Er is niet alleen rekenschap af te leggen over framing die vandaag de dag op zijn best als ongemakkelijk wordt ervaren. Er is ook de noodzaak om na te denken over beschamende onderdelen van de collecties, zoals menselijke resten en roofkunst. Om het maar even te beper- ken tot het Rijksmuseum: hoe verder met buit zoals de diamant van Banjarmasin of de schatten van Bali en Lombok? In één op- zicht althans heeft de museale wereld het misschien wat gemakke- lijker dan (andere) historici. Er is veel ruimte voor nieuwe museale en zeker ook artistieke verbeeldingen van, en reflecties op, het kolonialisme en zijn erfenissen – ik zou zeggen, benut die, met prudente fantasie. Wat kunnen historici bijdragen aan deze discussies? Laten we allereerst vaststellen dat de kritische herontdekking van de kolonia- le geschiedenis, ook door historici, een broodnodige en helemaal niet zozeer ideologische aanpassing was van voorheen vaak weinig kritische en in een verder verleden eenzijdig rooskleurige beeldvor- ming over dit verleden. Uitspreken dat het kolonialisme primair uit eigenbelang voortkwam en dat dit kolonialisme inherent geweldda- dig en racistisch van karakter was, is geen politieke en nog minder een politiek-correcte stellingname, maar een op onderzoek gefun- deerde vaststelling die onze (re)constructies van het verleden een- voudig wat dichter bij de historische werkelijkheid brengt. Natuurlijk moet daarbij alle ruimte zijn voor nuancering – en ook daarvoor zijn historici, om het maar plechtig te zeggen, verantwoordelijk. We kunnen namelijk op grond van onderzoek ook vaststellen dat de koloniale staat of koloniale ondernemin- gen lang niet altijd geweld hoefden te gebruiken, en we moeten proberen dat te verklaren. We kunnen vaststellen dat de rigide bw_beeldenstorm _breed.indd 40 13-04-18 14:42
  • 41. 41 sociaal-raciale stratificaties die de koloniale staat en kolonialen wilden opleggen in de praktijk vaak veel flexibeler waren dan beoogd. Wij kunnen vaststellen dat het kolonialisme óók aanzet- ten gaf tot positief te beoordelen processen van modernisering; dat het kolonialisme allengs ook een meer onzelfzuchtige dimen- sie kreeg. Wij kunnen vaststellen dat er ondanks alle indoctrinatie en verdeel-en-heerspolitiek altijd antikoloniale gedachten, ideolo- gieën en acties waren, daar en hier. Dat onderzoek is verre van eenvoudig, maar de rol van histo- rici in de beschrijving, interpretatie en beoordeling van dit verle- den is niet zo moeilijk te omschrijven, en niet wezenlijk anders dan die van historici die zich bezighouden met andere periodes, plaatsen en thema’s van de geschiedenis. De bijdrage van histori- ci moet primair worden gekarakteriseerd door de kwaliteit ervan. Duidelijke vraagstellingen, een creatief zoeken naar bronnen, grondig empirisch onderzoek, transparante weging van data, argumenten en perspectieven, vergelijking en contextualisering, een streven naar intersubjectiviteit, een voortdurende reflectie op de eigen aannames, perspectieven en methodes. Vakmatige eisen kortom, maar evengoed moeten wij ons voortdurend bewust zijn van de factor macht in historisch onderzoek en zeker in wat wij bijdragen aan het herdenken van het verleden.75 Zo willen historici hun studenten opleiden en zo willen zij hun werk graag in de etalage zetten, en zo stellen zij zich ook op in de- batten met critici die hen verwijten het kolonialisme te verguizen of – een tegenwoordig vaker gehoord verwijt – juist te vergoelijken. Maar laat ik eerlijk zijn, ik begrijp de argwaan in laatstgenoemde kringen wel. Vergelijkbare kritiek werd al decennia eerder ook door onderzoekers als Jan Breman en Henk Schulte Nordholt uit- gesproken: de toonaangevende Nederlandse koloniale historici schrikken er steeds weer voor terug om geweld en racisme ronduit te benoemen, of althans een prominente plaats in hun werk te ge- ven.76 Dat leidde in de jaren negentig tot soms venijnige polemie- ken, waarin vooral Leidse historici werd verweten een te roos- kleurig beeld van het koloniale verleden te geven. Deels komt die polemiek mij nu voor als over en weer wat schetsmatig, maar an- derzijds viel mij bij herlezing van werk van Leidse historici als Cees Fasseur en Henk Wesseling inderdaad op dat zij koloniaal bw_beeldenstorm _breed.indd 41 13-04-18 14:42
  • 42. 42 geweld en racisme weliswaar benoemden, maar toch liever over andere, ‘lichtere’ thema’s en figuren binnen die koloniale geschie- denis schreven.77 Iets vergelijkbaars viel mij overigens op bij lezing van het on- langs gepubliceerde, zeer polemische geschrift van een andere Leidse emeritus hoogleraar geschiedenis, Piet Emmer. In Het zwart-wit denken voorbij waarschuwt hij terecht voor het beoorde- len van het verleden zonder een besef van de tijdgebondenheid van onze normen. In enkele passages benoemt hij voorts het ‘Europese racisme, de venijnige basis’ onder slavernij en kolonialisme, maar hij bepleit toch vooral een minder negatieve waardering van dit verleden. Daarbij hanteert hij vooral economisch-historische ar- gumenten, onder meer in de sfeer van modernisering en lange- termijngevolgen. Verschillende daarvan acht ik overtuigend. Maar het is mij niet goed duidelijk hoe zijn zelfverklaarde supe- rieure benadering – ‘zonder emoties, met weging van de feiten’– kan uitmonden in stellingen als ‘Toen het kolonialisme nog be- stond, werd het meestal positief beoordeeld, zowel door de ko- lonisator als de gekoloniseerde.’78 Met zulke ongefundeerde stellingen wordt de argwaan jegens de gevestigde wetenschap wel gevoed. Een concreet hedendaags voorbeeld is het onderzoek naar de dekolonisatieoorlog in Indo- nesië. Daar wordt nu, met forse financiële ondersteuning van de overheid, een breed onderzoek naar uitgevoerd, mede op aandrin- gen van gevestigde historici en historische onderzoeksinstellingen. Voor alle duidelijkheid, ik ben daar zelf ook bij betrokken.79 Er worden ons nu regelmatig zeer kritische vragen gesteld, vanuit activistische hoek, door historici die zich nooit met de koloniën bezighielden, door onze eigen studenten, door intellectuelen als Abram de Swaan: Waarom nu pas? En waarom hebben vakhisto- rici, wars van activisme, deze oorlog zo lang genegeerd of althans de framing van overheidswege zo lang overgenomen – ‘politionele acties’ in plaats van ‘oorlog’, ‘excessen’ in plaats van ‘oorlogsmis- daden’? Waarom hebben historici zo zelden materiaal aangeleverd dat een rol had kunnen spelen bij de mogelijke vervolging van kolo- niale oorlogsmisdadigers, waarom is in hun kringen überhaupt zo weinig bijgedragen aan vragen over de verjaring van zulke misda- den of, breder, genoegdoening voor kolonialisme?80 bw_beeldenstorm _breed.indd 42 13-04-18 14:42
  • 43. 43 Het zijn pertinente vragen, die passen binnen een bredere be- nadering die aandringt op het ‘dekoloniseren’ van de wetenschap, musea en zo verder. Het valt mij niet mee deze vragen bevredigend te beantwoorden – temeer overigens omdat ook hier geldt dat het zo obligaat is om eerdere generaties verwijten te maken. Hoe dan ook heeft het historische establishment, met inbegrip van mijn eigen werkgevers – het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde81 en het Instituut voor Geschiedenis van de Univer- siteit Leiden – wel wat uit te leggen als het gaat om het adresseren van een uiterst ongemakkelijke geschiedenis. Ik begrijp heel goed dat ik daar ook zelf regelmatig op worden aangesproken – en ik ben me ervan bewust dat ook mijn antwoorden, ook vandaag, niet iedereen zullen overtuigen.82 De gewoonte van historici om altijd maar te vergelijken heeft in dit verband niet geholpen om een zekere argwaan weg te nemen. En ook dat begrijp ik wel. Historisch onderzoek staat bol van de vergelijkingen, in plaats en tijd. En natuurlijk, als we onze blik ver- ruimen zien we direct dat slavenhandel en slavernij universele fe- nomenen zijn, dat etnocentrisme en racistische praktijken niet aan Westerse koloniale machten waren voorbehouden, dat er maar weinig bestuurlijke, spirituele of militaire leiders in de wereldge- schiedenis zijn aan te wijzen die zich níet schuldig maakten aan zaken als fors geweld, etnische profilering, uitbuiting, seksisme. Maar het lijkt mij niet de weg om daaruit alleen maar te conclude- ren dat het ‘vroeger nu eenmaal anders was’, waarbij L.P. Hartley’s beroemde beeldspraak ‘The past is a foreign country; they do things differently there’ routineus wordt misbruikt als geruststel- lende dooddoener.83 Evenmin voldoet het om te stellen dat er vroeger nu eenmaal anders en minder kritisch werd gedacht over zaken die wij nu als beschamend ervaren. Niet alleen wordt er daarmee aan voorbijge- gaan dat ook in die tijd zelf onder Europeanen altijd critici waren, vaak als ‘nestbevuilers’ beschimpt, die het kolonialisme of althans elementen ervan zoals slavenhandel en slavernij aan de kaak stel- den.84 Ook, en belangrijker nog, wordt hiermee het verzet gene- geerd dat het kolonialisme van meet af aan onder de gekoloniseer- de volken opriep. Natuurlijk kan dit verzet worden gerelativeerd als kennelijk niet zo sterk en breed gedragen ‘omdat dit immers bw_beeldenstorm _breed.indd 43 13-04-18 14:42
  • 44. 44 het kolonialisme nauwelijks ondermijnde’. Als deze redenering u overtuigt, moet u eens deze stelling overdenken: ‘De meeste Nederlanders vonden de Duitse bezetting van Nederland kenne- lijk niet zo erg, gezien het feit dat slechts weinigen deelnamen aan het verzet.’ Generaties Nederlandse historici hebben even pijnlijke als zwaarwegende kwesties van de koloniale geschiedenis niet, slechts terloops, of in hoge mate relativerend besproken. Daar- mee heeft onze beroepsgroep het zichzelf, of althans de huidige generaties historici, niet gemakkelijk gemaakt wanneer zij zich laten voorstaan op criteria als deskundigheid, onpartijdigheid, evenwichtigheid. Ook hier geldt: geloofwaardigheid komt niet vanzelf, en vergt om te beginnen bescheidenheid, de bereidheid het eigen falen onder ogen te zien en een open gesprek te voeren waarin context geven niet een voorwendsel wordt om te relative- ren en uiteindelijk recht te praten wat krom is. Maar ook dan blijft het uitgangspunt dat het mogelijk moet zijn consensus te bereiken over wat recht is en wat krom. En bij de vaststelling daarvan moet het niet gaan om identiteitspolitiek, om ‘witte’ versus ‘zwarte’ waarheden, maar om – nou ja, wat mijns inziens toch de kern van de empirische geschiedwetenschap is, met dui- delijke conventies over transparantie en kwaliteit. De erkenning dat er verschillende perspectieven zijn betekent niet dat er gelijk- tijdig verschillende waarheden kunnen zijn. Het zou mijn wens zijn dat de discussies die de afgelopen jaren zijn opgebloeid en de postkoloniale beeldenstormpjes die zijn opgestoken er uiteindelijk toe leiden dat nieuwe inzichten ver- taald zullen worden naar schoolboeken, naar de media, naar mu- sea. En dat in die vertaalslag niet wordt gezwegen over de basale waarheden van de zelfzuchtige oogmerken en vooronderstellin- gen van het kolonialisme, maar dat deze worden geplaatst in hun historische context en dat er ook ruimte is voor een evenwichtige bespreking van de gevolgen ervan. Ik zou willen dat de bespre- king van deze geschiedenissen aanleiding gaf tot het reflecteren op het pijnlijke contrast ervan met het rooskleurige zelfbeeld dat Nederland zo lang en zo gretig heeft gekoesterd. Maar ik zou ook hopen dat aan dit verhaal een verbindende draai kan worden ge- geven, tussen Nederland en voormalige koloniën evengoed als in bw_beeldenstorm _breed.indd 44 13-04-18 14:42
  • 45. 45 Nederland zelf. Dat zal niet gemakkelijk gaan. Zoals Remco Raben opmerkt: ‘De postkoloniale wereld waarin wij leven, vraagt kennelijk meer om een discours van antagonisme dan van verwantschap.’85 Toch is dat laatste vruchtbaarder. We leven immers in het heden, geen sluitstuk, maar het vervolg op een verleden dat wij niet meer ongedaan kunnen maken. Wat betekenen deze discussies nu al, in de samenleving? Laten we allereerst vaststellen – ik denk dat dit zeer wordt onderschat – dat er nog nooit zoveel en zo kritisch is gesproken over de koloni- ale geschiedenis als de laatste decennia. In die zin is al veel bereikt. In een van de eerste bundels die de thematiek van de Nederlandse identiteit weer op de kaart wilden zetten, Het nut van Nederland (1996), werd het koloniale verleden nog helemaal over het hoofd gezien.86 Dat is vandaag de dag in elk geval ondenkbaar. Ik zou hopen dat in het vervolg van dit maatschappelijk debat er wat beter geluisterd werd en wat minder geschreeuwd, gehoond en beledigd. Het moet mogelijk zijn over Zwarte Piet of zeehelden te spreken zonder dat iedereen altijd het onderste uit de kan wil halen, het eigen gelijk waarvoor dan sterk uiteenlopende parti- culiere opvattingen over de geschiedenis als instrument worden ingezet. Van historici mogen wij in ieder geval verwachten dat zij deze debatten voeden met serieuze exercities in waarheids- vinding. En ik zou zeggen: historici kunnen natuurlijk bijdragen aan een nationaal debat waarbij uiteenlopende perspectieven wél met elkaar in gesprek komen. Maar laten we terughoudend en bescheiden zijn waar het gaat om de beleving van het koloniale verleden. Daar past luisteren, en dat kan ook wel zonder direct te reageren met een feitenrelaas of historische relativering. Slot Ik kom tot een besluit. Beeldenstorm of niet, het opnieuw overden- ken en onder de aandacht brengen van ons koloniale verleden is niet alleen een broodnodige wetenschappelijke exercitie, maar wil ook een maatschappelijk doel dienen. Maar voor wie doen we dit dan? Voor andere landen, de landen die Nederland ooit koloniseer- de? Dan moeten we er ons wel van vergewissen dat deze landen daar behoefte aan hebben. Mijn indruk is dat dit veel minder geldt bw_beeldenstorm _breed.indd 45 13-04-18 14:42
  • 46. 46 voor Indonesië – althans de staat Indonesië87 – dan voor de voor- malige Caribische koloniën, maar bijvoorbeeld ook Zuid-Afrika. Zeker is wel dat geen enkele voormalige kolonie iets op heeft met de nog niets eens zó lang geleden populaire versie van ‘daar wèrd wat groots verricht’ of met het spreken over de voc of wic in ter- men als ‘roemrucht verleden’.88 Maar laten we eerlijk zijn, de op- komst van koloniaal herdenken in de laatste decennia was toch primair gericht op onszelf – inclusief ruim een miljoen Nederlan- ders met postkoloniale ‘wortels’. Herdenken is niet inherent goed of fout – en in ieder geval is het niet neutraal. Publieke herdenking is onderdeel van identiteitspoli- tiek, of die nu van staatswege wordt geïnitieerd of door specifieke groeperingen in de samenleving. Ook historici kunnen zich niet onttrekken aan de spanning tussen wetenschappelijke distantie en maatschappelijke betrokkenheid, en moeten daarbij mijns inziens zoeken naar een verstandig midden, juist waar het gaat om her- denken. Daaronder verstaan wij immers, schrijft Jos Perry terecht, ‘ook het bepalen of opnieuw bepalen van hoe wij in de wereld staan, wat we belangrijk vinden en wat wij verafschuwen; welke erfenissen, welke waarden wij willen continueren.’89 Alleen in de Tachtigjarige oorlog heeft Nederland een echte beeldenstorm gekend. Sindsdien bleef het bij een enkel incident, en dan ging het opvallend vaak juist over koloniale symbolen. In een enkel geval wees de fictie de weg. Zo verhaalt Multatuli hoe zijn Max Havelaar ‘toen hij met verlof te Amsterdam was, een uithangbord heeft afgebroken, dat hem niet behaagde omdat er een neger op geschilderd was, geboeid aan de voeten van een Europeaan met een lange pijp in den mond, en waaronder na- tuurlijk te lezen stond: de rokende jonge koopman’. Ik vind dat we hem het gebruik van het sindsdien in diskrediet geraakte woord ‘neger’ wel mogen vergeven.90 Het tij is gekeerd, sinds 2000 zijn er vooral antikoloniale mo- numenten opgericht, een uitdrukking van een meer kritische en inclusieve kijk op het verleden – en veelal afgedwongen door Ne- derlanders die zich zo al niet slachtoffers, dan toch wel directe nazaten van deze geschiedenis voelen. Deze verruiming heeft ook weer vaak chauvinistisch getoonzette kritiek opgeroepen, en het eind is niet in zicht. Hoe dan ook is van een echte postkoloniale bw_beeldenstorm _breed.indd 46 13-04-18 14:42
  • 47. 47 beeldenstorm geen sprake. Dat is niet vreemd, omdat er maar heel weinig beelden zijn die begrepen worden als koloniaal. Het zou natuurlijk anders uitpakken, als we alles wat in voorgaande eeuw bij de macht hoorde primair gingen beoordelen op koloniale connecties en wij die per definitie als laakbaar zouden aanmerken. Dan is er alle ruimte voor iconoclasme: het koningshuis, de poli- tieke elites, het leger, de kerken, universiteiten, bedrijfsleven. Al deze instituties kunnen heus wel tegen een stootje en er is niets op tegen hun koloniale antecedenten te onderzoeken en aan de kaak te stellen – maar dat betekent mijns inziens niet dat wij deze hele geschiedenis dan ook moeten verwerpen. Wat betekent dit alles voor Daendels? Laat ik eerlijk zijn, voor ik begon te werken aan deze lezing had ik geen scherp beeld van de man en nu ik wat meer van hem weet, ben ik niet bepaald van hem gaan houden – ik neem aan dat het bestuur van de Stichting Daendels mij dit niet euvel duidt. Als ik ‘Daendels’ zeg, schieten mij adjectieven te binnen als autoritair, gewelddadig, eurocen- trisch, racistisch, elitair, grof, bot, corrupt en het begrip #Me- Too. Maar toch ook de meer positieve connotatie van een ver- nieuwer. Generaal Abdul Hamid Nasution, een prominent legerleider tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, stelde ooit dat het huidige Indonesië niet had kunnen bestaan zonder Van Heutsz’ militaire campagnes.91 Daendels was een belangrijke wegbereider voor deze Van Heutsz. Dus wellicht zonder Daendels ook geen nationalistische beweging die de hele archipel wilde verenigen, geen 17 augustus en geen Republiek Indonesië? Het gaat er niet om of we die Indonesische eenheids- staat goed vinden of niet, het gaat om de vaststelling van een zekere volgordelijkheid. En in die vaststelling is Daendels, inder- daad, óók een belangrijke schakel in de ontwikkeling naar de Republiek Indonesië. Nog eenmaal met Multatuli dus, ‘Toch zyn er in zekere gevallen mensen van die soort nodig.’ Maar alleen die vaststelling voldoet niet. Goed, Daendels heeft een belangrijke impuls gegeven aan de centralisatie en mo- dernisering van de kolonie, en werd daarmee indirect een erflater van de Republiek Indonesië. In hoeverre wij die processen en de uitkomst ervan positief willen beoordelen, als ‘nodig’, dat is een andere vraag en daarop zijn heel verschillende antwoorden mo- bw_beeldenstorm _breed.indd 47 13-04-18 14:42
  • 48. 48 gelijk. Het lijkt mij aannemelijk dat forse ingrepen zoals die van Daendels, zeker in die tijd, autoritair leiderschap impliceerden. Maar daarmee is nog niets gezegd over de legitimiteit van het koloniale systeem en evenmin over de counterfactual vraag: was modernisering dan niet mogelijk geweest zonder koloniaal in- grijpen? Op deze vragen zijn heel verschillende antwoorden mogelijk. Maar hoe dan ook belichaamt Daendels een traditie van koloniaal geweld, uitbuiting en racisme waarop wij, zo dunkt mij, vandaag de dag moeilijk trots kunnen zijn. Er is veel in de Nederlandse geschiedenis dat wel trots kan inboezemen, naast veel dat, zoals het hoofd Geschiedenis van het Rijksmuseum Martine Gosselink onlangs opmerkte, juist schaamte kan oproepen. Het één sluit het ander niet uit.92 Er is alle aanleiding voor statelijke gebaren van erkenning over aard en excessen van het kolonialisme – die gebaren op zich kunnen al verzoening bevorderen.93 Maar laten we terughoudend zijn met gemoraliseer dat vooral veel zegt over het hier en nu, en daarnaast ook getuigt van gering inzicht in de treurige werkelijk- heid dat er in de wereldgeschiedenis vrijwel geen cultuur, natie, staat of imperium is geweest zonder geweld, slavernij, ongelijk- heid, noem maar op. De geschiedenis stemt bovendien bijzonder bescheiden over de vraag of u of ik het iets beter hadden gedaan. Niet dat er overigens veel kans zou zijn geweest dat wij twee eeuwen geleden ergens iets over te zeggen hadden gehad. We bungelden anders dan Daendels vermoedelijk onderaan de socia- le ladder. In die zin mogen we allemaal de Nederlandse geschie- denis wel koesteren, gezien waar die ons heeft gebracht. Zoals in het Rijksmuseum, dat nu aanmerkelijk meer ruimte biedt voor zelfreflectie en kritisch debat dan een dikke eeuw geleden, toen de oorlogsbuit van Banjarmasin, Bali en Lombok onbekommerd ten toon werd gesteld als Nederlands erfgoed, en er over de Cari- bische koloniën nóg minder was verzameld dan vandaag. bw_beeldenstorm _breed.indd 48 13-04-18 14:42