2. Inhoud
• De mol (de eenheid van de grootheid stofhoeveelheid, n)
• De molaire massa M van een stof
• Het molair volume Vm van een gas in de normtoestand
• De molaire concentratie van een oplossing
• De stofhoeveelheid als draaischijf van het chemisch rekenen
Cursus chemisch rekenen
3. Relatieve atoommassa
De relatieve atoommassa Ar van een element is de verhouding van de absolute atoommassa ma van het
atoom tot de gekozen vergelijkingsmassa mu:
𝐴r =
𝑚a
𝑚u
De atoommassa-eenheid is het twaalfde deel van de massa van een koolstof-12 atoom:
𝑚u =
𝑚(12
C)
12
= 1,661. 10−27
kg
De relatieve atoommassa in het periodiek systeem der elementen is het gewogen gemiddelde van de
relatieve atoommassa’s van de isotopen in het natuurlijk isotopenmengsel.
Voorbeeld
Chlooratomen komen in de natuur voor als een mengsel van 17
35
Cl (75,77%) en 17
37
Cl (24,23%).
𝐴𝑟(17
35
Cl) =
𝑚a(17
35
Cl)
𝑚u
= 34,97
𝐴𝑟(17
37
Cl) =
𝑚a(17
37
Cl)
𝑚u
= 36,97
Ar (Cl) = (34,97 . 0,7577) + (36,97 . 0,2423) = 35,45
4. Relatieve molecuulmassa, formulemassa, ionmassa (Mr)
Wordt berekend door de som te maken van de atoommassa’s van alle atomen die in de formule van de
molecule, de ionverbinding of het ion voorkomen.
Voorbeeld 1 - De molecuulmassa van H2O
Wordt berekend met de atoommassa’s van waterstof en zuurstof.
Ar(H) = 1,008 en Ar(O) = 16,00
Mr (H2O) = 2 . Ar(H) + 1 . Ar(O) = (2 . 1,008) + (1 . 16,00) = 18,02
Een watermolecule is 18,02 keer zwaarder dan de atoommassa-eenheid mu.
Voorbeeld 2 - De formulemassa van ammoniumfosfaat
Ammoniumfosfaat bestaat uit ammonium-ionen NH4
+
en fosfaat-ionen PO4
3−
.
De formule-eenheid: (NH4)3PO4
Mr [(NH4)3PO4)] = 3 . [ Ar (N) + 4 . Ar (H) ] + Ar (P) + 4 . Ar (O)
= 3 . (14,01 + 4 . 1,008) + 30,97 + 4 . 16,00
= 149,1
5. Tellen door te wegen
• bepaal de totale massa van de muntjes
• bepaal de massa van één muntje
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑚𝑢𝑛𝑡𝑗𝑒𝑠 =
𝑡𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎
𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑣𝑎𝑛 1 𝑚𝑢𝑛𝑡𝑗𝑒
Op dezelfde manier ‘tellen’ we het aantal deeltjes in Mr (of Ar) gram van om het even welke stof.
Voorbeeld
Hoeveel watermoleculen zitten er in Mr gram water?
6. Voor water geldt: Mr (H2O) = 18,02
Hoeveel watermoleculen bevinden zich in 18,02 g water?
De massa van 1 watermolecule is gelijk aan:
m (H2O) = Mr (H2O) . 𝑚u = 18,02 . 1,66054.10-24 g
18,02 g
18,02 . 1,66054. 10−24 g
=
1
1,66054. 10−24 = 𝟔, 𝟎𝟐𝟐. 𝟏𝟎𝟐𝟑
Het aantal watermoleculen in 18,02 g water bedraagt dan:
Voor om het even welke stof, de eenheid en Mr (of Ar) kan steeds worden geschrapt:
aantal deeltjes =
𝑀r g
𝑀r . 1,66054. 10−24 g
=
1
1,66054. 10−24
= 𝟔, 𝟎𝟐𝟐. 𝟏𝟎𝟐𝟑
Het aantal deeltjes in Mr (of Ar) gram van om het even welke stof is gelijk aan 6,022.1023.
7. Mr g water of 18,02 g water bevat 6,022.1023 watermoleculen.
Ar g koper of 63,55 g koper bevat 6,022.1023 koperatomen.
8. Amedeo Avogadro (1776 – 1856)
Definitie
1 mol is de stofhoeveelheid, n, die 6,022.1023 deeltjes bevat.
Dit is de waarde van de constante van Avogadro, 𝑁A.
𝑁A = 6,022. 1023
1
mol
= 6,022. 1023
mol−1
MOL (eenheid van de grootheid stofhoeveelheid)
De mol is een van de zeven basiseenheden in het SI-stelsel, het Internationaal Stelsel van Eenheden.
Net als een dozijn (12) of een gros (144) is een mol (6,022.1023) een aanduiding voor een aantal.
9. Bron afbeelding
20 mei 2019
De vastgelegde waarde van de constante
van Avogadro:
𝑁A = 6,022 140 76 . 1023
mol−1
10. Close-up van een sfeer silicium, zoals er werden
gebruikt bij het vastleggen van de waarde van de
constante van Avogadro.
Bron afbeelding
De vastgelegde waarde van de constante
van Avogadro:
𝑁A = 6,022 140 76 . 1023
mol−1
11.
12.
13. MOLAIRE MASSA
De molaire massa, symbool M, van een stof is de massa van 1 mol van die stof.
De eenheid is gram per mol (g.mol-1).
1 mol water (H2O)
De molecuulmassa van water:
Mr (H2O) = 2 . Ar (H) + Ar (O)
= (2 . 1,008) + 16,00
= 18,02
1 mol ethanol heeft een massa van 18,02 g.
De molaire massa van water:
𝑀(H2O) = 18,02 g.mol−1
H2O
n = 1 mol, m = 18,02 g → M (H2O) = 18,02 g.mol-1
14.
15.
16. 1 mol water H2O (m = 18,02 g) en 1 mol ethanol C2H5OH (m = 46,07 g)
1 mol ethanol (C2H5OH)
De molecuulmassa van ethanol:
Mr (C2H5OH) = 2 . Ar (C) + 6 . Ar (H) + Ar (O)
= (2 . 12,01) + (6 . 1,008) + 16,00
= 46,07
1 mol ethanol heeft een massa van 46,07 g.
Aangezien (bij 20 °C) de dichtheid van ethanol gelijk is aan
0,79 g/cm3 stemt een massa van 46,07 g ethanol overeen met een
volume van 58,31 mL ethanol (zie foto).
De molaire massa van ethanol:
𝑀(C2H5OH) = 46,07 g.mol−1