5. Terminologie
Middelnederlands ‘rabat’ betekende ‘afslag’ (korting) of
‘omslag’ (van een kleed).
In de 16de eeuw kreeg het woord de betekenis van ‘tuinbed’.
Pas aan het eind van de 19de eeuw is men de term beginnen te
gebruiken om bedden in bossen aan te duiden.
Voorheen gebruikte men andere benamingen zoals ‘wallen en
sloten’, ‘bedden en greppels’, enz..
In het Frans worden rabatten ‘billons’, ‘ados’ of ‘planches’
genoemd, naar gelang van de breedte.
6. De oorsprong van de rabattencultuur
Het aanleggen van bedden of rabatten in moestuinen is een
eeuwenoude techniek, die al bestond in de Oudheid.
Vanaf de middeleeuwen werd de beddenbouw ook toegepast
in de landbouw. De bedden zorgden voor een betere
afwatering en vergemakkelijkten de teelt van de veldgewassen
(b.v. aanaarden van jonge planten, wieden van onkruid, …).
De beddenbouw werd ook toegepast in boomkwekerijen en
grienden.
Vanaf het midden van de 18de eeuw werd de techniek op grote
schaal toegepast in de bosbouw.
7. Heideontginningen
Op het domein Gruuthuyse in Oostkamp zijn verschillende rabattenbossen bewaard gebleven. In
de jaren 1770 liet de hertog van Ursel hier heidevelden ontginnen (Digitaal Hoogtemodel
Vlaanderen II).
8. Heideontginningen
De Munkbossen op de grens van Ruddervoorde en Zwevezele werden in het laatste kwart van de 18de eeuw
aangelegd door de abdij Ten Duinen.
9. Stroperspolder (Sint-Gillis-Waas)
Rabattenbossen werden niet alleen aangelegd in het kader van heideontginningen. De stijgende houtprijzen
maakten ook het omvormen van weinig productieve akkers en weiden tot eikenhakhoutbos rendabel. De
rabattenbossen in de Stroperspolder werden aangelegd in de tweede helft van de 18de eeuw (Van den Bremt & De
Meirsman 2018)
10. Rabattenbossen in de bosbouwkundige
vakliteratuur (1780-1900)
De aanleg van rabattenbossen in Vlaanderen wordt beschreven
door verschillende Belgische en buitenlandse auteurs, onder wie
De Coster (1774), De Beunie (1780), Thys (1792), Radcliff (1819),
von Grouner (1826), Beil (1842), Gihoul (1847), du Trieu de
Terdonck (1847), Poggendorff (1858), Bidaut (1857), de Laveleye
(1875), Naets (1891), Smets (1892) en Gillekens (1897).
11. Voordelen van rabatten (1)
De aanleg van rabatten verbeterde de waterhuishouding van het
terrein. Op natte terreinen voerden de greppels het overtollige water
af. Op droge terreinen hielden ze de vochtigheid vast.
In de losse aarde van de bedden kon het plantsoen gemakkelijk
wortelen. De aanleg van rabatten ging vaak gepaard met een diepe
grondbewerking (diepspitten).
In de greppels tussen de rabatten werd humus gevormd. Bij het
ruimen van de greppels werd deze humus op de bedden geworpen
om de jonge bomen te bemesten. Hierdoor werden de bedden ook
hoger.
12. Voordelen van rabatten (2)
De aarde uit de greppels werd gebruikt om het strooisel op de
bedden te bedekken, dat daardoor sneller composteerde.
De greppels vergemakkelijkten het beheer van de jonge aanplanting.
Zo konden de werklieden vanuit de greppels het onkruid wieden
zonder het plantsoen te vertrappen.
De greppels vergemakkelijkten ook de afvoer van het snoeihout.
13. Rabattenbossen in de 20ste eeuw
Vanaf 1900 raakte de techniek van het rabatteren geleidelijk aan
in onbruik. Oorzaken:
• stijgende loonkosten,
• introductie van kunstmeststoffen,
• mechanisatie van de bosbouw,
• bosbouwkundigen begonnen het nut van de diepe
grondbewerking in twijfel te trekken.
Na 1960 werd de techniek alleen nog voor populierenaanplanten
gebruikt.
14. De erfgoedwaarden van
rabattenbossen
De erfgoedwaarden van een rabattenbos liggen in:
de hakhoutstoven en/of de opgaande bomen (de biotische
component),
het ontwerp en de aanleg (de abiotische component),
het groter geheel waarvan het rabattenbos deel uitmaakt (b.v.
een kasteeldomein, een historisch boscomplex of een
heideontginning).
15. Rabattenbossen en natuurbeheer
Bij natuurbeheerders zijn de meningen over rabatten verdeeld.
Sommige beheerders behouden de rabatten omdat ze een biotoop
vormen voor zeldzame planten en dieren. Andere beheerders ruimen
ze geheel of gedeeltelijk op omdat ze de ontwikkeling van nieuwe
natuurwaarden in de weg staan.
16. De oorsprong van de rabattenbossen
Een van de oudste rabattenbossen in Vlaanderen is het Aalmoeseneiebos in
Gontrode. Dit bos, dat toebehoorde aan de Gentse Sint-Baafsabdij, was
waarschijnlijk al vóór de zeventiende eeuw van rabatten voorzien (Berghmans &
Vervaet 2018)
17. Het Aalmoeseneiebos
Het Aalmoeseneiebos werd als middelhout beheerd. De meeste opgaande
bomen waren eiken. Er stonden ook enkele populieren en wilgen. In het
voorjaar van 1649 werden 216 bomen verkocht. De verkoopvoorwaarden
bepaalden o.a.:
“Item den cooper is verobligiert te doen vullen de putten daer de boomen
ghestaen hebben, de aerde te heffenen ende wederom opdelven de grachten,
ende opmaecken de bermen, die door ’t vellen van den voors. boomen sullen
ghevult ende gheschonden worden, op payne van dies in faulte blijfvende tselve
ghedaen te worden tsijnen coste” (RAG, Bisdom, R858/5)