De komst van het APF en gevolgen voor het intermediair; visie van Aon
Q en a pensioenen
1. Q&A:
1. Waarom deze verkenning?
Deze verkenning was aangekondigd in het advies Toekomst Pensioenstelsel dat de SER in februari
2015 heeft uitgebracht. Staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had de
SER om dit advies gevraagd in het kader van de Nationale Pensioendialoog die het kabinet in 2014
was gestart.
Aanleiding voor de pensioendialoog waren vragen over de financiële en maatschappelijke
houdbaarheid van het stelsel van aanvullende pensioenen. Met de financiële crisis in 2008 zijn de
kwetsbaarheden van het stelsel voor alle betrokkenen voelbaar geworden.
In dat licht heeft de raad in het advies van 2015 een viertal pensioenvarianten bezien die erop zijn
gericht het stelsel van aanvullende pensioenen te ontwikkelen en te versterken:
• IA Uitkeringsovereenkomst met degressieve opbouw; met afschaffing van de
doorsneesystematiek
• IB Voorwaardelijke uitkeringsovereenkomst met degressieve opbouw; met afschaffing van de
doorsneesystematiek
• II Nationale pensioenregeling; met behoud van de doorsneesystematiek
• III Persoonlijk pensioenvermogen met vrijwillige risicodeling; met afschaffing van de
doorsneesystematiek
• IV Persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling; met afschaffing van de
doorsneesystematiek
Variant IV is nader onderverdeeld op basis van drie gradaties van risicodeling:
• IV-A -Basisoptie: Enkel (verplicht) delen van biometrische risico’s en de risico’s die
samenhangen met arbeidsongeschiktheid.
• IV-B -Hybride optie: Ook delen van beleggingsrisico’s binnen bestaande generaties,
bijvoorbeeld in de uitkeringsfase.
• IV-C -Optie met uitgebreide risicodeling: Ook collectief delen van beleggingsrisico’s met
toekomstige generaties.
Nagegaan is hoe de sterke punten van het bestaande pensioenstelsel kunnen worden behouden
terwijl tevens een oplossing wordt geboden voor de tekortkomingen. De varianten zijn beoordeeld
op een aantal cruciale criteria zoals: het uiteindelijke pensioenresultaat, de aansluiting op
maatschappelijke ontwikkelingen, de macro economische effecten en de lastigheden qua transitie
vanwege het afschaffen van de doorsneesystematiek.
Over de variant “persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling” merkte de SER in het
advies op dat dit “een interessante variant kan zijn voor de toekomst maar dat deze nog onbekend
is”. De vraag is vooral hoe collectieve risicodeling en spreiding van beleggingsrisico’s en het macro-
langlevenrisico (mensen leven gemiddeld langer) tussen verschillende generaties mogelijk is en hoe
deze binnen deze variant kunnen worden vormgegeven. De SER kondigde aan deze variant nader te
willen bestuderen en verkennen en daarbij tevens in te gaan op transitievraagstukken.
De verkenning is een feitelijke rapportage van de bevindingen van de SER van het onderzoeken van
de haalbaarheid van variant IV-C en de daarmee gepaard gaande transitievraagstukken.
2. Wat zegt de verkenning over de haalbaarheid van variant IV-C, de persoonlijke
pensioenvermogens met collectieve risicodeling?
2. De SER geeft in de verkenning aan dat het gelukt is om een prototype van een nieuw
pensioencontract te ontwikkelen, waarbij de risicodeling wordt vormgegeven door een collectieve
buffer naast het persoonlijk pensioenvermogen voor de beleggingsrisico`s. Het macro-langlevenrisico
kan worden gedekt door ruilcontracten tussen generaties of door een uitsmeermechanisme. Van dit
prototype zijn in de verkenning twee versies uitgewerkt.
Door ontwikkelingen heeft de SER geconstateerd dat de opties IV-A en IV-B reeds minder onbekend
zijn geworden. Namelijk door het Wetsvoorstel verbeterde premieregeling. Daarom heeft de
verkenning zich verder toegespitst op de vragen hoe zowel de collectieve deling van
beleggingsrisico`s als het delen van macro-langlevenrisico tussen verschillende generaties
geïmplementeerd kan worden in een regeling van persoonlijk pensioenvermogen, variant IV-C. Dit is
in beginsel een interessante combinatie, namelijk risicodeling vanuit de huidige uitkeringsregeling
wordt toegevoegd aan een premieregeling.
Er zijn twee prototypes ontwikkeld: een rendementsversie IVC-R en een doelvermogenversie IVC-D.
Binnen de rendementsversie zijn de bufferregels afhankelijk van de behaalde rendementen, terwijl in
de doelvermogensversie de bufferregels afhankelijk zijn van fluctuaties in een bepaald
doelvermogen. Dit doelvermogen is afhankelijk van de rentestand.
3. Wat zegt de verkenning over een mogelijke overgang?
Een mogelijke overgang naar variant IV-C betekent afschaffing van de doorsneesystematiek.
Werknemers die nu ouder zijn dan 45 hebben geen recht meer op kruissubsidie van jongeren. Dit
betekent ook dat werknemers tussen de 30 en 45 compensatie moeten krijgen voor misgelopen
waarde. Hoe deze compensatie vorm moet krijgen moet nader onderzocht worden.
Een mogelijk overgang naar variant IV-C betekent ook een dubbele transitie. Een dubbele transitie
betekent beëindiging van de doorsneesystematiek én omzetting van reeds opgebouwde rechten
naar een nieuwe regeling. De SER heeft een voorkeur uitgesproken voor het bijeenhouden van oude
en nieuwe rechten in eenzelfde fonds.
4. Hoe nu verder?
Met de verkenning beoogt de SER een verdere bijdrage te leveren aan de maatschappelijke dialoog
over de toekomst van het pensioenstelsel. De SER wil de bevindingen graag delen met alle
betrokkenen, waaronder het kabinet en het parlement. Wat het tijdstip van het uitbrengen van de
verkenning betreft, heeft de SER rekening gehouden met het voornemen van het kabinet om vóór de
zomer van 2016 een uitwerkingsnota voor herziening van het pensioenstelsel te presenteren.
Wat het vervolg betreft, zal de SER in de komende tijd een rol blijven spelen in de bredere dialoog in
de sfeer van de informatieverstrekking over de uitkomsten van de verkenning en het bieden van
voorlichting over complexe onderwerpen. Tevens ziet de SER een rol bij het verder doordenken van
relevante sociaal-economische aspecten van de overgang van bestaande pensioenregelingen naar
een toekomstig pensioenstelsel.
Verder zal de SER in de komende maanden het vraagstuk betreffende zzp’ers en pensioen in
verkennende zin oppakken.
Ook benadrukt de SER dat in de verkenning een ‘werkend prototype’ van persoonlijk
pensioenvermogen met collectieve risicodeling is uitgewerkt. Dit impliceert dat het nadenken over
de optimale vormgeving van persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling zal
3. doorgaan. Sociale partners, de pensioensector en andere belanghebbenden kunnen de komende
maanden verder aan de slag met de uitwerking van deze vragen, aldus de SER.
5. Is de verkenning niet achterhaald door de gedaalde rente?
Sinds het uitbrengen van het SER-advies in februari 2015 is de rente verder gedaald en vooral
daardoor is de financiële positie van pensioenfondsen verslechterd. Deze ontwikkelingen
onderstrepen volgens de SER het belang van een verdere verkenning van de overstap op persoonlijk
pensioenvermogen met collectieve risicodeling. De huidige financiële situatie van pensioenfondsen
maakt tegelijkertijd een overstap wel lastiger. Het is goed denkbaar dat pensioenfondsen die nu een
onderdekking kennen via variant IB naar variant IV-C gaan.
6. Wat betekent de verkenning voor mijn pensioen?
Het is goed mogelijk dat verscheidene pensioenfondsen de pensioenen in 2017 zullen korten. De
verkenning bevat geen remedie om dit korten te voorkomen. De verkenning is dus enkel een
technische weergave van het onderzoek van de SER naar de haalbaarheid van variant IV-C en de
transitievraagstukken daar naar toe, vooral met betrekking tot de afschaffing van de
doorsneesystematiek.
Juist vanwege de rentegevoeligheid zijn de varianten IB en IV-C nader onderzocht, omdat deze
vormen dit risico verminderen, maar wel collectief beleggen overeind houden.
7. De CNV pensioenwaarden:
Voor het CNV geldt als uitgangspunt: een toereikend pensioen voor alle werkenden
Het uitgangspunt van het CNV is het streven naar een toereikend pensioen voor alle werkenden, dus
zowel voor mensen in loondienst als voor mensen die het zelfstandig ondernemerschap uitoefenen.
Hiermee komt de CNV gedachte tot uiting dat de hoogte van het te bereiken pensioen gerelateerd is
aan het verdiende inkomen tijdens iemands werkzame leven.
Pensioen is voor het CNV een inkomens gerelateerde arbeidsvoorwaarde
Pensioen is voor het CNV een onvervreemdbaar onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Dit
betekent dat de architectuur van deze arbeidsvoorwaarde ligt in handen van sociale partners.
De kernwaarden collectiviteit en solidariteit moeten behouden blijven in een toekomstig
pensioenstelsel
Kenmerkend voor het Nederlandse pensioenstelsel is de bereidheid tot het collectief delen van
risico`s. Een collectieve organisatievorm impliceert kostendeling en biedt daarmee de mogelijkheid
tot een optimaler pensioenresultaat. Van het solidair delen van risico`s gaat een prijsdrukkend effect
uit. Ook hierdoor ontstaat de mogelijkheid tot een optimaler pensioenresultaat. Voor het CNV is het
dan ook glashelder dat een toekomstbestendig pensioenstelsel is gefundeerd op collectiviteit en
solidariteit: beter samen dan alleen.
Ook de verplichtstelling moet behouden blijven in een toekomstig pensioenstelsel
Zonder de bouwstenen collectiviteit en solidariteit dreigt op voorhand al gevaar voor de
toekomstbestendigheid van het nieuw te ontwerpen pensioenstelsel. De verplichtstelling kan
concurrentieverstorend uitwerken. De Europese rechter heeft echter bepaald dat deze inbreuk op de
mededinging toch is toegestaan, vanwege de “hoge mate van solidariteit” (binnen een verplicht
gestelde pensioenregeling). Deze gedachte is ook door de Nederlandse regering omarmd: “Het
kabinet is van mening dat de bedrijfstak brede solidariteit, die met verplichtstelling bevorderd kan
worden, voldoende rechtvaardiging biedt voor het ontbreken van volledige marktwerking in de
4. tweede pijler”. Zonder collectiviteit en solidariteit als bouwstenen wordt de handhaving van de
verplichtstelling dus vanuit juridisch oogpunt erg kwetsbaar. Het mogelijke verlies van de
verplichtstelling is voor het CNV buitengewoon onwenselijk. Dit betekent immers ook het verlies van
de hiervoor omschreven baten van collectiviteit en solidariteit en is daarmee de voorbode voor een
(sterk) verminderd pensioenresultaat.
De doorsneesystematiek: een struikelblok op de weg naar een toekomstig pensioenstelsel?
Afschaffing enkel mogelijk wanneer generaties niet tegen elkaar worden uitgespeeld
Een actueel zeer belangrijk vraagstuk is de intergenerationele solidariteit, en dan in het bijzonder de
doorsneesystematiek. Onverkorte handhaving van de doorsneesystematiek zou de institutionele
houdbaarheid van het pensioenstelsel ondermijnen. Want, zo wordt gezegd, indien jongeren zouden
begrijpen dat ze ouderen subsidiëren, zouden jongeren niet langer meer bereid zijn om aan het
pensioenstelsel deel te willen nemen. Het CNV heeft zich in het voorjaar 2014 uitgesproken voor
degressieve pensioenopbouw met behoud van doorsneepremie. Het kabinet heeft in zijn
hoofdlijnennota van zomer 2015 gezegd te willen komen tot een overgang naar een actuarieel
correcte systematiek van pensioenopbouw. Het kabinet heeft daarbij aangegeven net als het CNV de
(voorlopige) voorkeur te hebben voor een systeem van degressieve pensioenopbouw.
Een mogelijke afschaffing van de doorsneesystematiek, kan -wat betreft het CNV- alleen wanneer
generaties niet tegen elkaar worden uitgespeeld. Het CNV is blij dat de SER en het kabinet zich reeds
in gelijke bewoordingen hierover uitgesproken hebben.
Pensioenopbouw bij flexwerkers en zzp`ers: een oplossing in de fiscaliteit
Een ander veel gehoord onderwerp in het actuele debat rondom een toekomstbestendig
pensioenstelsel is het vraagstuk hoe de pensioenopbouw van de groepen zzp`ers en werknemers met
flexibele contracten verbeterd kan worden. Werknemers met flexibele contracten worden vaak
geconfronteerd met wachtregelingen in pensioenregelingen en met een relatief korte
pensioenopbouw bij mogelijk meerdere pensioenuitvoerders.
De groep zzp`ers is uiterst heterogeen, er zijn zzp`ers met hoge tot zeer hoge inkomens over wie
gezegd zou kunnen worden dat ze in staat zijn “om hun eigen financiële toekomst vorm te geven”.
De groep zzp`ers met een veel bescheidener inkomen is echter veel groter, en juist deze groep zou
vanwege deze inkomenspositie moeten kunnen profiteren van de voordelen van een collectieve en
solidaire pensioenregeling, want alleen op deze manier wordt “pensioen voor hen betaalbaar”.
Het CNV vindt dat de belastingvoordelen voor zzp`ers, bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek, een
tijdelijk karakter moeten hebben om startende zzp`ers “op weg te helpen.” Het CNV denkt daarbij
aan een termijn van drie jaar. Na afloop van deze termijn moeten de fiscale voordelen voor zzp`ers
geclausuleerd worden enkel voor pensioenopbouw.
Geen pensioen inzetten voor wonen of zorg
In het debat is er ook geopperd om een deel van het opgebouwde pensioenvermogen of een deel
van de pensioenpremie te besteden aan het financieren van de eigen woning of het inkopen van zorg
op een later moment in het leven. Het is voor het CNV blijvend belangrijk te benadrukken dat
pensioen uitgesteld loon is en dus geen “potje” om bepaalde financieringsvraagstukken mee op te
lossen.
8. CNV-appreciatie SER-verkenning
Voor het CNV is het van cruciaal belang dat binnen een toekomstig pensioenstelsel collectiviteit,
solidariteit en de verplichtstelling behouden blijven. De SER erkent het belang van collectiviteit en
solidariteit. Want de werkende prototypes zijn feitelijk beschikbare premieregelingen, die collectief
uitgevoerd worden door pensioenfondsen. Verder is er sprake van collectieve en solidaire
buffervorming, waarmee de solidariteit gegarandeerd is. Ook wijst de verkenning op het enorme
5. belang van het behoud van de verplichtstelling. De verkenning zelf gaat niet in op de
pensioenopbouw bij flexwerkers en zzp`ers en evenmin over pensioen inzetten voor wonen of zorg.
Voor de pensioenopbouw bij flexwerkers en zzp`ers stelt de SER zeer binnenkort een werkgroep in.
Omdat de verkenning het belang van collectiviteit, solidariteit en de verplichtstelling onderstreept,
staat het CNV positief tegenover deze verkenning.
Wel merkt het CNV op, evenals de SER zelf, dat er nog veel nader onderzoek verricht moet worden
naar de juridische en fiscale haalbaarheid van een mogelijke overgang naar variant IV-C.