We bewegen steeds meer van een democratische rechtsstaat richting een politiestaat.
Een democratische rechtsstaat gaat niet alleen over het recht om te stemmen wie jou mag vertegenwoordigen in de politiek, maar ook over de machtsverhoudingen tussen overheden en burgers.
Ethische democratie piet de pauw 23 oktober 2012_v1Piet De Pauw
Ethische Democratie.
Democratie is een middel om tot een beslissing te komen. zoals elk middel kan gebruikt worden zowel voor goed te doen als voor het plegen van misdaden. sommigen menen dat resultaten van democratische stemmingen per definitie het gehalte hebben van een morele beslissing, en met die motivatie kunnen worden geimplementeerd. Tegen wie zich verzet kan en mag ongelimiteerd verzet worden gebruikt, tot alle verzet is gebroken. Dit kan mensenlevens breken. Voorzichtigheid is geboden. Citaat: “Moraliteit is niet aan meerderheidsstemmingen onderhevig. Als de meerderheid in een land vindt dat vrouwen moeten worden gestenigd wanneer hun man vreemdgaat, hebben zij geen gelijk. Democratie is een manier om tot beslissingen te komen. Zó werkt democratie: de meerderheid beslist, maar de meerderheid heeft niet altijd gelijk. Wie de twee verwart, ontbeert het aan een eigen moreel besef.” Nick Ottens op 10 maart, 2013 in de “Dagelijkse Standaard”. Kijk nu eens naar de uitspraak va Peter Mertens, voorzitter van PVDA op 6 maart 2013: “men vindt het plots heel onrealistisch om een zeer bescheiden taks in te voeren voor de rijksten. Ik maak me sterk dat we er de komende jaren in slagen 88.000 handtekeningen op te halen. Uit alle enquêtes daarover blijkt dat tussen de 75 en de 80 procent van de bevolking in België de miljonairstaks steunt. Er ís dus een zeer breed draagvlak, alleen is het niet in het parlement te vinden. Maar dat doet er ook niet toe. Voor het verbod op kinderarbeid was destijds ook geen draagvlak in het Parlement. Toch is het er gekomen. Waarom? Het draagvlak was er onder de werkende bevolking, die enorm veel druk heeft gezet van onderuit. En dat zullen we met de miljonairstaks ook moeten doen.” zie http://www.pvda.be/nieuws/artikel/pvda-voorzitter-peter-mertens-wij-aanvaarden-niet-dat-een-minderheid-zich-blijft-verrijken.html
Michael Merry & Geert Driessen (2018) Waarom de elites houden van burgerschap?Driessen Research
Het kabinet-Rutte III poogt burgerschapseducatie nieuw leven in te blazen. Om te beginnen moeten kinderen verplicht het Wilhelmus leren, een bezoek brengen aan de Tweede Kamer en aan het Rijksmuseum. Het zijn de waarden van een politieke en academische elite die zich niet realiseert dat zij zelf achter onderwijsbeleid staat dat uitsluitend en nationalistisch is.
Merry, M., & Driessen, G. (2018). Waarom de elites houden van burgerschap. Sociale Vraagstukken, 9 januari 2018. Retrieved from https://www.socialevraagstukken.nl/waarom-de-elites-houden-van-burgerschap/
Schets op basis van vele lezingen in die periode van de strategische stand van zaken van Nederland. Kernboodschap: De PVV met zijn boodschap van discriminiatie en tweedeling, komt op omdat er onder Nederlanders terecht een gevoel is van neergang en scherpere concurrentie, het bestuurlijk leiderschap faalt volledig in het bieden van houvast en koers, dat zal leiden tot een neergaand, zelfs depressief gevoel, hetc antwoord zit in een meer coherente, proactieve, innovatieve strategie met emotioneel, retorisch begaafder leiderschap. In 2014 zien we de eerste tekenen dat voor strategie er ook aandacht komt van WRR studie over een lerende economie.
This document provides an introduction and overview of the concept of "zero-tolerance policing". It discusses how the term is misleading as it does not actually refer to intolerance, but rather confidence in law enforcement. Zero-tolerance policing aims to curb low-level, quality-of-life offenses in order to prevent more serious crime. It emphasizes effective but restrained policing of minor infractions in order to establish security and order. The introduction examines examples of zero-tolerance policing from the past and discusses its goals of preventing disorderly behavior and petty crime from escalating. It also addresses criticisms of the approach.
We bewegen steeds meer van een democratische rechtsstaat richting een politiestaat.
Een democratische rechtsstaat gaat niet alleen over het recht om te stemmen wie jou mag vertegenwoordigen in de politiek, maar ook over de machtsverhoudingen tussen overheden en burgers.
Ethische democratie piet de pauw 23 oktober 2012_v1Piet De Pauw
Ethische Democratie.
Democratie is een middel om tot een beslissing te komen. zoals elk middel kan gebruikt worden zowel voor goed te doen als voor het plegen van misdaden. sommigen menen dat resultaten van democratische stemmingen per definitie het gehalte hebben van een morele beslissing, en met die motivatie kunnen worden geimplementeerd. Tegen wie zich verzet kan en mag ongelimiteerd verzet worden gebruikt, tot alle verzet is gebroken. Dit kan mensenlevens breken. Voorzichtigheid is geboden. Citaat: “Moraliteit is niet aan meerderheidsstemmingen onderhevig. Als de meerderheid in een land vindt dat vrouwen moeten worden gestenigd wanneer hun man vreemdgaat, hebben zij geen gelijk. Democratie is een manier om tot beslissingen te komen. Zó werkt democratie: de meerderheid beslist, maar de meerderheid heeft niet altijd gelijk. Wie de twee verwart, ontbeert het aan een eigen moreel besef.” Nick Ottens op 10 maart, 2013 in de “Dagelijkse Standaard”. Kijk nu eens naar de uitspraak va Peter Mertens, voorzitter van PVDA op 6 maart 2013: “men vindt het plots heel onrealistisch om een zeer bescheiden taks in te voeren voor de rijksten. Ik maak me sterk dat we er de komende jaren in slagen 88.000 handtekeningen op te halen. Uit alle enquêtes daarover blijkt dat tussen de 75 en de 80 procent van de bevolking in België de miljonairstaks steunt. Er ís dus een zeer breed draagvlak, alleen is het niet in het parlement te vinden. Maar dat doet er ook niet toe. Voor het verbod op kinderarbeid was destijds ook geen draagvlak in het Parlement. Toch is het er gekomen. Waarom? Het draagvlak was er onder de werkende bevolking, die enorm veel druk heeft gezet van onderuit. En dat zullen we met de miljonairstaks ook moeten doen.” zie http://www.pvda.be/nieuws/artikel/pvda-voorzitter-peter-mertens-wij-aanvaarden-niet-dat-een-minderheid-zich-blijft-verrijken.html
Michael Merry & Geert Driessen (2018) Waarom de elites houden van burgerschap?Driessen Research
Het kabinet-Rutte III poogt burgerschapseducatie nieuw leven in te blazen. Om te beginnen moeten kinderen verplicht het Wilhelmus leren, een bezoek brengen aan de Tweede Kamer en aan het Rijksmuseum. Het zijn de waarden van een politieke en academische elite die zich niet realiseert dat zij zelf achter onderwijsbeleid staat dat uitsluitend en nationalistisch is.
Merry, M., & Driessen, G. (2018). Waarom de elites houden van burgerschap. Sociale Vraagstukken, 9 januari 2018. Retrieved from https://www.socialevraagstukken.nl/waarom-de-elites-houden-van-burgerschap/
Schets op basis van vele lezingen in die periode van de strategische stand van zaken van Nederland. Kernboodschap: De PVV met zijn boodschap van discriminiatie en tweedeling, komt op omdat er onder Nederlanders terecht een gevoel is van neergang en scherpere concurrentie, het bestuurlijk leiderschap faalt volledig in het bieden van houvast en koers, dat zal leiden tot een neergaand, zelfs depressief gevoel, hetc antwoord zit in een meer coherente, proactieve, innovatieve strategie met emotioneel, retorisch begaafder leiderschap. In 2014 zien we de eerste tekenen dat voor strategie er ook aandacht komt van WRR studie over een lerende economie.
This document provides an introduction and overview of the concept of "zero-tolerance policing". It discusses how the term is misleading as it does not actually refer to intolerance, but rather confidence in law enforcement. Zero-tolerance policing aims to curb low-level, quality-of-life offenses in order to prevent more serious crime. It emphasizes effective but restrained policing of minor infractions in order to establish security and order. The introduction examines examples of zero-tolerance policing from the past and discusses its goals of preventing disorderly behavior and petty crime from escalating. It also addresses criticisms of the approach.
GIS aids crime analysis by identifying patterns and trends, supporting intelligence-led policing strategies, and integrating diverse data sources. It enhances crime analysis by highlighting suspicious incidents, supporting cross-jurisdictional pattern analysis, and educating the public. GIS provides tools to capture crime series, forecast crime, and optimize resource allocation to reduce crime and disorder.
This document discusses how geospatial insight, or the analysis of location-based data, can be used to transform the public sector. It begins by providing background on the history of maps and geospatial data collection. Next, it outlines key drivers for increased adoption of geospatial analytics, including advances in hardware, software, data collection, and public familiarity with maps. The document then discusses how geospatial insight can be used to increase efficiency and cost savings, improve service quality and effectiveness, engage the public, and enable collaboration. Examples are provided of local governments optimizing bus routes to save money or better matching housing to residents' needs. Overall, the document argues geospatial analytics is an underutilized tool that can help public organizations
John Deighton discusses the ongoing publishing revolution and how business methods are evolving with new social and mobile platforms, while fundamental aspects of human nature remain the same. He describes how Demand Media uses algorithms to determine what content to publish based on search queries and social media discussions in order to maximize advertising revenue. While "useful" content benefits from search engine optimization, "fun" content spreads virally across social networks. Cheezburger.com crowdsources content from visitors while revenue comes from advertising. Gawker Media's audience research is driven by data from its sites and social media to determine what topics people engage with.
This document discusses the dilemma of using social media for intelligence purposes. On one hand, social media intelligence (SOCMINT) could help keep the public safe by identifying threats. However, national security also depends on public support, and social media challenges conceptions of privacy and consent. SOCMINT does not fit easily into current legal frameworks and raises issues about privacy, surveillance, and how data is accessed and used. The paper argues for establishing ethical principles and reviewing legislation to ensure any SOCMINT use is legitimate, proportional, and has public support.
The document discusses the legal and regulatory issues utilities may face when engaging in social media. It provides an overview of how utilities are currently using social media, such as for crisis communication and customer education. The article then analyzes various legal issues utilities should consider as an employer, business entity, and regulated industry when using social media. It concludes by recommending best practices for utilities to develop social media policies that reduce risks.
This study examines how emotional content and characteristics influence the virality and sharing of online content. Specifically:
1) The researchers analyzed almost 7,000 New York Times articles to see which made the "most e-mailed" list, controlling for other factors like prominence.
2) They found positive content is generally more viral than negative. However, arousal level also influences sharing - high-arousal emotions like anger or awe increase virality, while low-arousal emotions like sadness decrease it.
3) Follow-up lab experiments directly manipulated emotions to confirm arousal impacts social transmission. Content that induces more physiological activation is more likely to be shared with others.
This document discusses the opportunities and challenges of using social media for public safety purposes. It begins with an overview of how social media has evolved intelligence collection from a traditional production focus to a contemporary emphasis on collaboration and crowd-sourcing. The document then provides examples of how social media has been used for intelligence gathering during crises as well as case studies on leveraging public support. It concludes by discussing collaborative tools for information sharing and risks around security, accuracy, and analyzing high volumes of social media data.
This document discusses how organizations can leverage collective intelligence, which is defined as the aggregated knowledge, insights, and expertise of individuals both inside and outside the organization. It provides three key findings on successful collective intelligence efforts: 1) addressing sources of resistance such as operational challenges and perceived loss of control, 2) integrating collective intelligence into the work environment both technologically and culturally, and 3) acting on insights discovered and communicating value to stakeholders. The document also discusses four approaches organizations can use to apply collective intelligence: discovering new ideas, augmenting skills and distributing work, improving forecasting, and identifying new opportunities. It provides examples of how companies such as The Economist, Coach, Citi, El Paso Exploration & Production, and IBM
This document provides background information on social media and issues related to its use by law enforcement agencies. It discusses how social media can be used for investigations, community outreach, and information sharing. However, it also notes legal issues surrounding privacy and free speech that departments must consider when developing social media policies to regulate employee usage and official department use. The document aims to educate law enforcement executives on developing appropriate social media policies and guidelines.
This document provides guidance on developing a listening strategy for law enforcement agencies to monitor online conversations. It recommends setting goals for monitoring, deciding where to search like specific social media platforms or websites, and determining topics of interest to search for like the agency name. Several free online tools are described that can help with monitoring, including Google Alerts, Twitter search, and RSS feeds. The purpose of listening online is to gain situational awareness, understand community perspectives, and correct misinformation.
The International Association of Chiefs of Police and Bureau of Justice Assistance provide guidance on increasing social media presence for law enforcement agencies. They recommend having a strategy and goals before launching accounts, promoting accounts on websites and printed materials, and regularly engaging with communities by answering questions, sharing content, and asking for feedback and investigative help. Building partnerships with other organizations can also help maximize outreach. The IACP has additional resources available online or by request to help agencies enhance their social media strategies.
The document summarizes the results of a 2011 survey conducted by the IACP on law enforcement's use of social media. Over 800 law enforcement agencies from 49 states responded. Key findings include: 88% of agencies surveyed use social media, most commonly for criminal investigations; 57.9% of non-users plan to adopt it; and 48.6% have a social media policy, while 22.1% are developing one. Resource constraints were the top barrier for non-users.
This document is the table of contents for Volume 73, Number 3 of the RCMP Gazette from 2011. The cover section focuses on how social media and new technologies are changing the relationship between police and media. It includes articles on the RCMP's use of social media, how data mining online can help investigations, and how television shows influence public perceptions of police work. Other articles discuss education-based discipline for officers and using earthquake analysis principles to prevent crimes.
1. Ombudsman
over Antonie
Kamerling ;
Chavannes:
Rutte moet
niet alleen
spinnen pagina 5
Brieven over
paarden,
kunst, medisch
specialisten en
de bh-loze
jaren zeventig
pagina 7
Thije Adams
schetst de
contouren van
het nieuwe
kunstbeleid;
Citatenrubriek
pagina 8 - 9
Opinie & DebatNRC Handelsblad Zaterdag 9 oktober & Zondag 10 oktober 2010
En verder
Stelling van Marcel Wissenburg:
Ouders die het geslacht van hun
kind kiezen, doen dat uit liefde
Afshin Ellian: nieuwe kabinet is
een gevaar? Natuurlijk niet
Commentaar pagina 10-11
Het proces
Wilders gaat
niet alleen
over de
verdachte
maar ook over
de status van
de rechter.
Over de breuk
tussen rechter
en
samenleving.
De rechter
moet op zijn
woorden
letten
Mirko Noordegraaf
Hoogleraar Bestuurs- en Organisatiewetenschap,
verbonden aan de Universiteit Utrecht.
Tot voor kort zagen we de rechtsprekende
macht als onafhankelijke derde macht,
en we discussieerden niet echt publieke-
lijk over het gezag van rechtspraak. De laatste
jaren lijkt iedere schroom verdwenen om een
van de laatste bastions van onafhankelijke pro-
fessionals aan te vallen. Dat is deze week maar
weer eens aangetoond in het proces tegen Wil-
ders.
Op de eerste dag (maandag) werd meteen al
een verzoek gedaan de rechters te wraken, naar
aanleiding van een uitspraak van de voorzitter
van de rechtbank. Toen Wilders zich op zijn
zwijgrecht beriep, zei rechter Moors: „U wordt
wel eens verweten – door anderen – dat u goed
bent in het poneren van een stelling, maar dat u
de discussie uit de weg gaat. Het lijkt er een
beetje op dat u dat nu vandaag ook weer doet.”
Uitgelokt door advocaat Bram Moszkowicz
gaf de rechter daarbij aan dat hij dat uit de kran-
ten en van de televisie wist, die, zo voegde hij er-
aan toe, „rechters tegenwoordig ook in de gaten
houden”. In zijn toelichting op het wrakingver-
zoek sprong Wilders bovenop die wat hem be-
treft „partijdige” uitlating, en werd de rechter
en passant voor „D66’er” uitgemaakt. Dat her-
haalde hij in latere commentaren. „Het leek wel
of ik tegenover een D66’er zat in plaats van een
onafhankelijke rechter.” De verdachte verweet
de rechters bovendien een „politiek proces” te
voeren. Iedereen, van commentator Jan Mulder
(„schot in eigen doel van de rechter”) tot en met
strafrechtgeleerden, gaf er op de televisie en in
kranten een mening over.
Op de tweede dag liet Wilders na het afwijzen
van het wrakingverzoek op de radio weten dat
Vervolg Rechters: pagina 2 Illustratie Rik van Schagen en Jeannette van Bommel
OVER HET TANEND
GEZAG VAN DE TOGA
2. 2 O P I N I E & D E B AT N RC H A N D E L S B L A D
2
Z AT E R D A G 9 O K TO B E R & Z O N D A G 10 O K TO B E R 2 010
hij de gang van zaken „ongepast” en „onbe-
hoorlijk”, „ja zelfs schandalig” vond. Vanaf het
Binnenhof in Den Haag maakte hij duidelijk
„helemaal niks” met de zaak, de rechters en
rechtbank te hebben. Hij zou op de derde dag
wel gewoon voor de rechter verschijnen, maar
achtte de rechter „bevooroordeeld” en „niet on-
afhankelijk”. Op die de derde dag ontstond op-
nieuw commotie nadat rechter Moors begrip
toonde voor het feit dat aanwezigen de film Fit-
na misschien niet wilden zien. Dat zou een
„waardeoordeel” impliceren.
Ofschoon dit spektakel veel met de stijl van
de verdachte en zijn advocaat te maken heeft, en
de zaak naar zijn aard veel explosieve kanten
kent, brengt het tevens meer fundamentele ver-
storingen van de relatie tussen rechtspraak en
samenleving aan het licht. Want de manier
waarop rechters proberen dit soort lastige juri-
dische gevallen te behandelen, onder het oog
van de media, en de manier waarop anderen
proberen de rechter buiten spel te zetten – dat
zien we vaker.
Sneller dan ooit worden rechters en persrech-
ters via een maalstroom aan mediaberichten in
maatschappelijk gedoe getrokken, waarbij hun
verweten wordt dat juridische cases verkeerd
behandeld worden, dat ontoelaatbare uitspra-
ken worden gedaan, en dat maatschappelijke
gevoelens niet begrepen worden. Niet alleen bij
rechterlijke dwalingen of vermoedens van rech-
terlijke dwalingen, maar ook bij strafzaken
waarin rechters volgens commentatoren tot
„onbegrijpelijke oordelen” komen, wordt het
gezag van de rechterlijke macht op de proef ge-
steld.
Op deze plek gaat het niet zozeer om de in-
houd van rechtszaken en de juridische kwaliteit
van rechtspraak, maar om de relatie tussen
rechters en hun omgeving. En vooral over de
breuken daarin. Het Wildersproces en verge-
lijkbare gevallen suggereren dat de rechter het
contact met de buitenwereld aan het verliezen
is. Omdat dit soort zaken zeer zichtbaar is, treft
dat niet alleen rechters in kwestie. De integriteit
van rechtspraak komt onder druk staan. Mini-
maal drie breuken zijn zichtbaar.
• De eerste breuk heeft betrekking op com-
municatie. De rechterlijke macht probeert tij-
dens zittingen en daarna, bijvoorbeeld via de
persrechter, juridische argumenten te gebrui-
ken, terwijl journalisten en andere betrokkenen
het over de maatschappelijke kant van de zaak
hebben.
Het proces-Wilders laat zien hoe dat uitpakt.
De uitspraak van rechter Moors rond het zwijg-
recht van de verdachte zal niet politiek gemoti-
veerd zijn geweest, maar wordt door de ver-
dachte direct maatschappelijk geduid, sterker,
politiek gemaakt. ‘De rechter zal ook wel anti-
Wilders zijn’, is de toon, net als die ‘D66’ers’. Na
de zitting was de persrechter aan de beurt om
vragen van journalisten te beantwoorden, en
zoals persrechters gewoon zijn, wordt daarbij
het rechterlijke proces toegelicht. De uitspraak
van de rechter werd door de persrechter nog wel
als „niet handig” gekenschetst, maar de juridi-
sche uitleg domineerde. De wrakingkamer zou
het verzoek behandelen.
Wat (pers)rechters in dit soort gevallen moe-
ten beseffen, is dat de feiten die voor de rechts-
zitting relevant zijn, op zich genomen voor de
buitenwereld niet zo interessant zijn, en boven-
dien dat juridische dimensies niet doorslagge-
vend zijn. Juridische gevallen zijn snel onder-
deel van een groter, weinig juridisch verhaal,
dat vol is van maatschappelijke zorgen en poli-
tieke gevoeligheid. Ofschoon rechters zich niet
moeten laten meetrekken in politieke debatten,
is de Wilders zaak een politieke zaak, en kan ie-
dere zin in die zaak als zodanig worden geïnter-
preteerd. Wilders zelf is door en door politiek,
en de zaak die voorligt – over de grenzen van
vrijheid van meningsuiting – is dat ook. Sterker,
de aanvallen van Wilders op de rechters zijn ook
nog eens een keer een weerspiegeling van de
zaak zelf. De grenzen van vrije meningsuiting
gaan ook over hoe ver je kunt gaan in het bele-
digen van de rechtspraak.
Het gevolg is niet alleen dat (pers)rechters op
hun tellen – dat wil zeggen, zinnen – moeten
passen, en niet al te onhandig moeten commu-
niceren. Het gevolg is veeleer dat de rechtspraak
zich moet wapenen tegen politieke aanvallen,
en dat kan nooit alleen een kwestie van juri-
disch verweer zijn. De persrechter kan in zo’n
geval niet volstaan met juridische argumenten
maar moet uitleggen waarom de onhandigheid
van de rechter niet politiek was bedoeld.
• De tweede breuk heeft te maken met de ver-
wachtingen rond het recht.
Omdat het recht in veel gevallen het laatste
woord heeft, moet het zuiver zijn. De ijkpunten
daarvoor zijn deels in wetten en jurisprudentie
verankerd, en deels in instituties die onafhan-
kelijkheid en professionaliteit van rechters
waarborgen. Toch is dat niet genoeg, zo blijkt
uit de aanvallen. Blijkbaar is een te onafhanke-
lijke rechtspraak die qua oordeelsvorming af-
wijkt van wat anderen vinden dubieus. De
rechtspraak moet ‘iets’ waarmaken, sterk inge-
geven door politieke en publieke sentimenten
rond maatschappelijke problemen. In het pro-
ces-Wilders moet de rechter helderheid ver-
Vrijheid van meningsuiting gaat
ook over de vraag hoe ver je kunt
gaan in beledigen van rechtspraak
Discussie op televisie is een realiteit
Vervolg Rechters van pagina 1
schaffen over de vrijheid van meningsuiting,
mede in het licht van de „oprukkende” Islam en
de angst voor verdere „polarisatie”.
IJkpunten voor rechterlijk handelen worden
op die manier diffuus. Sommige partijen ver-
wachten dat de rechter de opmars van Wilders
stopt. Anderen verwachten dat hij de vrijheid
van meningsuiting als maatschappelijk goed
beschermt. Voor Wilders zelf zal dit bovendien
op een andere manier een mooie testcase zijn: in
hoeverre werken machtige instituties het aan-
pakken van ‘de echte’ maatschappelijke proble-
men tegen? Het gevolg is dat de rechterlijke
macht een manier moet vinden om de verwach-
tingen rond rechtspraak in te tomen en tegelijk
‘accountable’ te zijn. Dat betekent dat de pers-
rechter het belang moet uitleggen van onafhan-
kelijkheid. „Hoe zou u het vinden als wij de
meeste stemmen van het volk zouden laten gel-
den?’’
• De derde breuk heeft betrekking op de ma-
nier waarop de rechtspraak in beeld wordt ge-
bracht. Via de door media uitgelichte gevallen,
zoals het Wildersproces, wordt het beeld van
rechtspraak gemaakt, terwijl het helemaal niet
typerend is voor de dagelijkse gang van zaken.
Het proces Wilders is spannend omdat er gega-
randeerd geruzied wordt, wat op de eerste dag
gelijk gebeurde. En het is riskant, omdat het
over de grenzen en dus ook de begrenzing van
onze vrijheden gaat. Daarmee ontstaat een ge-
brekkige verbinding tussen regulier rechterlijk
werk, dat de meeste tijd in beslag neemt, en de
incidenten die in het nieuws komen, maar wel
de rechtspraak symboliseren.
Het voorgaande moet niet worden opgevat
als een pleidooi voor betere pr. De rechtspraak
moet niet alleen handiger, maar ook anders en
vooral inhoudelijker op die omstandigheden
inspelen.
Dat is deels een kwestie van juridisch vak-
manschap. In de rechtszaal zullen rechters tij-
dens processen als die tegen Wilders voor alles
de-escalerend moeten handelen, omdat elke
zin, ook juridische zinnen, politieke escalatie in
de hand kunnen werken. Rechters zullen bij-
voorbeeld minder de technieken kunnen ge-
bruiken die ze in normale zaken gebruiken om
verdachten uit hun tent te lokken. Maar er is
meer dan dat. Discussies op televisie en in kran-
ten zijn een realiteit. Rechters hoeven niet op al-
les te reageren, maar zullen op gezette tijden en
passende plekken wél de aard en het belang van
onafhankelijke oordeelsvorming moeten verde-
digen. Hoe moet dat?
Het bovenstaande laat ten eerste zien dat
rechters heikele zaken (voor de schermen) moe-
ten onderscheiden van gewone zaken (achter de
schermen), en dat ze hun routines en werkwij-
zen dienovereenkomstig moeten aanpassen.
Dat kan overigens vergaande gevolgen hebben.
Het is bijvoorbeeld de vraag hoe dat qua media-
enscenering het beste kan, en of het model van
de persrechter voldoet. Moet de persrechter
vooral een goed communicerende jurist zijn, of
een juridisch geschoolde communicator zijn?
Het is ook de vraag wat die redelijkheid voor
concrete afwegingen betekent. Wrakingsver-
zoeken worden zelden gehonoreerd. Maar wan-
neer we terug gaan naar het wrakingverzoek in
de zaak-Wilders, dan is het bijvoorbeeld de
vraag of de ‘schijn van partijdigheid’ niet vol-
doende is om een rechter te vervangen. In het
maatschappelijke debat is die ‘schijn’ een mooie
troefkaart om het gezag van de rechter te onder-
graven.
Meer algemeen laat het voorgaande zien dat
publieke aanvallen in concrete zaken ook aan-
vallen op rechtspraak als zodanig impliceren.
Die kunnen niet afgeslagen worden door het
maatschappelijke weg te houden, maar door op
gezette tijden en passende plekken een maat-
schappelijk weerwoord te hebben. De rechterlij-
ke macht kan bijvoorbeeld uitleggen dat het
van groot belang is, niet alleen juridisch maar
ook maatschappelijk, om aanklachten rond de
vrijheid van meningsuiting serieus te nemen en
kritisch tegen het licht te houden. Het terug-
brengen van gepolitiseerde zaken tot redelijke
proporties is in turbulente tijden van groot be-
lang.
Dit soort zaken kan tevens gebruikt worden
om op een andere manier de eigen waarde (én
eigenwaarde) van rechtspraak te bevestigen,
misschien niet direct op het niveau van rechters,
maar via de Raad voor de Rechtspraak en rech-
terlijke instituties (inclusief opleidingen).
Rechtspraak kan zaken namelijk niet alleen tot
redelijke proporties terugbrengen, rechtspraak
zelf kan buitengewoon redelijke effecten heb-
ben, voor alle betrokkenen. Juist Wilders laat
dat zien. Want terwijl hij de rechterlijke macht
aanvalt in de zaak waarin hij zelf terecht staat,
heeft hij voor het berechten van anderen, die-
rencriminelen bijvoorbeeld, of relschoppers,
diezelfde rechterlijke macht hard nodig.
De nieuwe rechterlijke professional denkt al
met al niet alleen vanuit zichzelf, noch vanuit
de zaak, maar weet waar anderen mee bezig
zijn. Geert Wilders en journalisten zijn dan
geen barrières voor gezagsherstel van de rech-
terlijke macht; ze zijn eigenlijk heel behulp-
zaam. Door hen te begrijpen kunnen rechters
zichzelf beter begrijpen; en via hen kunnen ze
dat laten zien.
Dit is een actualisering van de lezing voor de
Utrechtse Nacht van Descartes (23 september
j.l.) over het tanende gezag van de toga.
Dan is het de vraag of de ‘schijn
van partijdigheid’ niet genoeg is
om de rechter te vervangen
O P I N I E & D E B AT N RC H A N D E L S B L A D
3Z AT E R D A G 9 O K TO B E R & Z O N D A G 10 O K TO B E R 2 010 3
Shalechet (Gevallen bladeren), installatie van Menashe Kadishman (1997) Foto Vincent Mentzel
Je eigen euthanasie?
Je moet er toch aan denken
Vijf wegen naar een zelfgekozen dood
Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is journalist. Haar boek
‘Mijn moeder wilde dood. Een persoonlijk en prak-
tisch verhaal over zelfbeschikking’ verschijnt op 9
oktober bij uitgeverij Atlas.
‘Je eigen uitvaart? Je moet er toch niet aan
denken.’ Met deze billboardteksten op
NS-stations (waarbij ‘niet’ is doorge-
streept) probeert een uitvaartverzekeraar ons te
verleiden een soort verlanglijstje te maken voor
onze begrafenis. Wat je ook van zo’n lijstje
vindt, het is duidelijk dat deze reclamecampag-
ne onder andere is bedoeld om een taboe te
doorbreken.
Een zo mogelijk nog groter taboe is het om na
te denken over wat er aan je begrafenis vooraf-
gaat: de manier waarop je doodgaat. De meeste
mensen willen het daar liever niet over hebben.
Ze hebben min of meer dezelfde houding als
Woody Allen: ‘I am not afraid of dying, I just
don’t want to be there when it’s happening.’ We
hopen allemaal op een rustige, pijnloze dood en
als het even kan nog in onze slaap ook.
In de praktijk is doodgaan echter vaak min-
der makkelijk. Niet zelden gaan er akelige peri-
oden met toenemende pijn, benauwdheid, on-
rust en andere klachten aan vooraf. Voor men-
sen die geloven dat een hogere macht hun leven
en dood bestiert en menen dat zij zich daar niet
in mogen mengen, is het duidelijk: zij wachten
af wat komen gaat.
Maar voor een groeiende groep Nederlanders
ligt dat anders. Zij weten niet op voorhand of zij
de beker tot het laatst toe willen leegdrinken. In
elk geval vinden zij dat ze het recht op zelfbe-
schikking hebben. Hun redenering is simpel: ik
heb niet om dit leven gevraagd, en ofschoon het
me meestal zeer dierbaar is, sluit ik niet uit dat
ik ooit mijn leven doelbewust wil (laten) beëin-
digen wanneer het me vanwege ziekte en/of ou-
derdom te zwaar mocht worden.
Niet gehinderd door specifieke kennis van za-
ken praten ze doorgaans vrij makkelijk en in al-
gemene termen over de keuzes en mogelijkhe-
den die ze aan het eind van hun leven menen te
hebben. Dat is misschien het verraderlijke van
wonen in een van de weinige landen ter wereld
waar euthanasie wettelijk is geregeld: je weet
dat het is toegestaan en daarom denk je al gauw
dat het vooral een kwestie van ‘euthanasie wil-
len’ is om op stervenshulp van de dokter te mo-
gen rekenen. Maar zo simpel ligt het meestal
niet.
‘Mijn ouders hebben me al jaren geleden hun
euthanasieverklaringen gegeven’, mailde een
schoolvriend mij onlangs. Door de ervaringen
met mijn moeder weet ik inmiddels dat die eu-
thanasieverklaringen op zich weinig zeggen
over de kans dat zijn ouders, mochten ze er ooit
om vragen, ook daadwerkelijk euthanasie krij-
gen.
Op zijn minst moeten ze bij hun huisarts na-
gaan of deze überhaupt bereid is om ooit eutha-
nasie toe te passen. Mocht euthanasie voor deze
dokter geen taboe zijn, dan nog mag hij alleen
onder zeer strikte voorwaarden op een verzoek
tot euthanasie ingaan. Zo moet een patiënt de
dokter ervan overtuigen dat hij ondraaglijk en
uitzichtloos lijdt aan een medisch kwalificeer-
bare aandoening. Mocht de dokter echter tegen-
stander zijn van euthanasie, dan zijn ze als pa-
tiënt snel uitgepraat. Willen ze desondanks niet
bij voorbaat uitgesloten zijn van de mogelijk-
heid van euthanasie, dan is het verstandig een
andere arts te zoeken. Want in Nederland is eu-
thanasie geen plicht van de dokter, zomin als
het een recht van de patiënt is.
In het voorjaar van 2007 werd het euthanasie-
verzoek van mijn moeder afgewezen. Wij kwa-
men toen, kort gezegd, tot de ontdekking dat er
op het gebied van de zelfgekozen dood minder
Veel mensen denken dat je met een
euthanasieverklaring op zak een
waardige dood geregeld hebt. Niets is
minder waar. Met vage voornemens
kom je er niet.
Tussen een ongewenst leven en een
zelfgekozen dood staan praktische
problemen. Wat te doen bij een
weigerende arts en wanneer je op je
sterfbed in de war raakt?
mogelijk is dan we hoopten, terwijl de prakti-
sche problemen bij de alternatieven (in haar ge-
val: stoppen met eten en drinken) groter zijn
dan we verwachtten.
Mijn moeder wilde dood omdat zij – zoals dat
heet – een ‘voltooid leven’ had: vanwege een op-
eenstapeling van lichamelijke, emotionele en
sociale verliezen ontwikkelde zij in de vier jaar
na de dood van mijn vader een duurzame
doodswens. Maar vanwege een ‘voltooid leven’
mogen dokters vooralsnog geen euthanasie toe-
passen.
Na een moeizame speurtocht naar alternatie-
ven (ze had het liefst ‘een pilletje’ gehad, maar
daarvoor was het te kort dag) besloot mijn moe-
der te stoppen met eten en drinken. De huis-
dokter zou haar daarbij begeleiden. Na een klei-
ne week vasten werd mijn moeder ernstig ver-
ward. Dit was op zich al een akelige ervaring,
maar bovendien dreigde het haar voornemen te
doorkruisen. Want op die momenten vroeg ze
om water. Dat gaven we haar dan ook. Op helde-
re momenten was ze echter vastberaden en wil-
de ze niet drinken, want ze wilde dood.
Zelf voor de dood kiezen? In principe zijn er
vijf manieren waarop oude en/of doodzieke
mensen dat in Nederland kunnen doen. Drie
daarvan zijn ook een optie voor mensen die
het recht op zelfbeschikking afwijzen: behan-
delverbod, palliatieve sedatie en stoppen
met eten en drinken. De andere twee, eutha-
nasie en medicijnmethode, leiden tot een
‘niet natuurlijke dood’.
De vijf zijn geen gelijkwaardige keuzemoge-
lijkheden die in principe voor iedereen open-
staan. Om daarvan een beeld te geven volgt
hier een uiterst summier overzicht van de vijf
opties.
Een behandelverbod is vooral aan de orde
bij patiënten die al ernstig ziek of heel oud
zijn. Patiënten mogen verdere behandeling
weigeren. Dit is een afdwingbaar recht. Met
een behandelverbod zetten patiënten willens
en wetens de deur open voor de dood.
Palliatieve sedatie is alleen een optie bij ern-
stig zieke mensen met onbehandelbare
klachten die de dokter, kort voor het overlij-
den, niet meer met conventionele middelen
kan bestrijden. In principe bepaalt de dokter,
in overleg met de patiënt, het moment van
de sedatie. Als het goed is wordt de dood er
niet door versneld, maar ondersteunt seda-
tie alleen het natuurlijke stervensproces.
Stoppen met eten en drinken is alleen aan te
bevelen bij mensen die door ouderdom of
ziekte al ernstig verzwakt zijn. Mits goed be-
geleid door artsen en verzorgenden, ver-
loopt deze stervensweg doorgaans mild.
Bij euthanasie hangt het van de dokter af of
de patiënt die erom vraagt daadwerkelijk de
gevraagde stervenshulp krijgt. Ook wanneer
een patiënt wettelijk gezien voor die hulp in
aanmerking komt, mag de dokter die weige-
ren te geven. Over de verwijsplicht van wei-
gerende dokters is (nog) veel onduidelijk-
heid.
De medicijnmethode vergt een lange en
zorgvuldige voorbereiding. De gezondheids-
autoriteiten hebben veel dodelijke middelen
uit de handel genomen. Maar met enige in-
ventiviteit zijn er nog steeds medicijnen ver-
krijgbaar die in de juiste dosering en in de
juiste combinatie een zachte dood veroorza-
ken.
Over al deze vijf manieren geef ik in mijn
boek uitvoerige informatie en praktische ad-
viezen. Dat doe ik telkens aan de hand van in-
terviews met nabestaanden, aangevuld en
van commentaar voorzien door deskundi-
gen. Ik heb bewust voor deze verhalende
vorm gekozen. Uit eigen ervaring weet ik dat
de ‘praktische kant’ van een zelfgekozen
dood belangrijk is, maar dat het daarnaast al-
tijd gaat om emotionele afwegingen en pijn-
lijke keuzes. Wie aan dat laatste voorbijgaat,
heeft geen idee wat erbij komt kijken wan-
neer iemand zelf voor de dood kiest.
Dankzij het proefschrift ‘Auto-euthanasie’
van Boudewijn Chabot kon ik – als leek – de
dokter ervan overtuigen dat ze mijn moeder
kon en mocht helpen door haar kunstmatig in
slaap te brengen en te houden. Door deze palli-
atieve sedatie is mijn moeder uiteindelijk toch
op een rustige manier gestorven, elf dagen na-
dat ze bewust was gestopt met eten en drinken.
Te vaak schort het zowel bij de patiënt als bij
de arts aan gedegen kennis, ook al denken men-
sen zelf dat ze goed geïnformeerd zijn. Zo sprak
ik onlangs met een mevrouw die vertelde dat
haar 88-jarige moeder vastbesloten is te sterven
als ze niet meer zelfstandig kan wonen. Ze wil
dan stoppen met eten en drinken. Haar kinde-
ren hebben begrip voor die keuze en hebben alle
Op heldere momenten was ze
echter vastberaden en wilde ze
niet drinken, want ze wilde dood
vijf al toegezegd haar in die laatste periode te
zullen verzorgen.
Even was ik onder de indruk. Het gebeurt
niet vaak dat bij een ‘voltooid leven’ alle betrok-
kenen op één lijn staan en ruim van tevoren af-
spreken hoe ze iemand zullen helpen te sterven.
Maar toen ik doorvroeg, bleek dat de familie al-
leen maar een vaag voornemen had. Hadden ze
de dokter al gepolst? Wisten ze welke afspraken
ze met de dokter moesten maken? Wat zou de
dokter doen wanneer hun moeder ernstig in
war raakte? Opeens stond de mevrouw met haar
mond vol tanden: aan dit soort praktische za-
ken had de familie niet gedacht. Toen ik haar
over mijn moeder vertelde, besloot ze toch maar
eens nadere informatie in te winnen.
Meer in zijn algemeenheid geldt dat mensen
die misschien ooit zelf over hun leven willen be-
schikken er verstandig aan doen om bijtijds na
te gaan of ze wel zo goed geïnformeerd zijn als
ze denken. Dat is uiterst confronterend. Maar
volgens mij heb je daar minstens zoveel (zo niet
meer) aan dan aan denken over je eigen uit-
vaart.