SlideShare a Scribd company logo
1 of 118
Download to read offline
Celine Van Geertsom
Een leven in dienstbaarheid

Roger Puynen

3
Colofon
Auteur: Roger Puynen
Cartoons: Erik Pijl en Aimé Van Avermaet
Spellingcontrole: Jan Smet
Kaftontwerp: Filip Dalvinck
Verantwoordelijke uitgever: De Beverse Klok, Lindenlaan 56, 9120 Beveren
Grafische vormgeving & prepress: Filip Dalvinck

ISBN 9789080887909
Drukkerij VD – B 9140 Temse
Eerste druk: september 2013
Niets uit deze uitgave mag door middel van elektronische of andere middelen, met
inbegrip van automatische informatiesystemen, worden gereproduceerd en/of gemaakt
worden zonder schriftelijke toestemming van de verantwoordelijke uitgever.

4
Inhoud

	

Voorwoord Marc Van de Vijver, burgemeester		

7

	

	
	

Voorwoord Wilfried Andries				

9

Verantwoording						

11

1	

Celineke, een monument in Melsele				

13

2	

Met blijdschap melden wij u…				

25

3	Te boek gesteld						

40

4	Eeuwige jongedochter					

50

Volks- en ander bijgeloof					

67

6	Sociaal bewogen						

74

7	

Rampspoed in Melsele					

94

8	

Zorg voor bejaarden					

103

9	

Zelf hulpbehoevend 					

115

	Bibliografie en documenten				

118

	Dankwoord						

120

5	

5
6
Voorwoord burgemeester
Beste lezer
Ik ben bijzonder vereerd dat de auteur van dit boek, Roger Puynen, mij gevraagd heeft
om een voorwoord te schrijven. Hij vroeg me in eerste instantie waarschijnlijk vanwege
mijn burgemeesterschap, maar daarnaast weet hij natuurlijk ook dat ik bevoorrechte
getuige was bij de geboorte van mijn 6 kinderen. Keer op keer zijn mijn bewondering
en respect gegroeid voor dé sterke vrouwen van de verloskamer: in de eerste plaats
natuurlijk de moeder zelf, en daarnaast, als steun en toeverlaat van de moeder, de
vroedvrouw.
Het hoofdpersonage van dit boek, Celine Van Geertsom, is met de 5 381 kinderen
die ze ter wereld hielp, dé vroedvrouw der vroedvrouwen van Melsele en omgeving.
Dat alleen al is bijzonder lovenswaardig en beslist een boeiend boek waard.
Maar wie Celine Van Geertsom zegt, zegt zoveel meer dan alleen vroedvrouw.
Celine was enorm sociaal geëngageerd. Ze was medeoprichtster of bestuurslid van
verschillende organisaties en verenigingen.
Ze zette zich niet alleen in voor moeders, maar ook voor arbeidersvrouwen, ouderen
en voor al diegenen die hard getroffen werden in de Tweede Wereldoorlog of bij
de grote watersnood van 1953. Celine was COO-bestuurslid in Melsele en OCMWbestuurslid in Beveren. Politieke functies die hoegenaamd niets te maken hadden
met politieke ambities maar alles met maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel
en de drang om op te komen voor de zwakkeren van de samenleving.
In die zin is zij een inspirerend voorbeeld voor iedereen die een warme gemeenschap
genegen is, ook vandaag! Mensen als Celine zijn de sterke hoekstenen van een
maatschappij. Ze zijn de steunpilaren die houvast bieden en ze zijn de eersten om
in de bres te springen voor het welzijn van hun naasten. Het sociaal engagement
en de levensvisie van Celine leven als een soort ‘nalatenschap’ vandaag de dag
ongetwijfeld nog verder in Melsele.
Melsele kent een bloeiend verenigingsleven en een warme dorpscultuur met diepe
wortels. Ik ben er zeker van dat Celine hiermee de fundamenten voor heeft gelegd.
En binnenkort wordt elke Melselenaar daar blijvend aan herinnerd want Celine
krijgt een straat naar haar genoemd. In de nieuwe verkaveling tussen Dijkstraat,
Alfons Van Puymbroecklaan en Dambrugstraat komt vermoedelijk tegen eind 2013
de Celine Van Geertsomstraat.
Celine was ook zeer begaan met de bejaarden in de Beverse rusthuizen. Ze zou
ongetwijfeld trots zijn op alle faciliteiten en voorzieningen die er in het huidige
Beveren zijn voor senioren. Niet in het minst op het prachtige nieuwe woonzorgcentrum dat weldra heel wat Melseelse senioren in de watten zal leggen.
Marc Van de Vijver
Burgemeester
7
8
Voorwoord
Wilfried Andries
Niet elke vrouw is een moeder, maar elke vrouw heeft wel een moeder. Moederdag
is de belangrijkste feestdag van het jaar. Vader mag dan wel dik doen en carrière
maken, moeder blijft de centrale rol spelen in een gezin. Het krijgen van een kind
is voor een vrouw een ongelooflijke ervaring die haar leven drastisch wijzigt. Met
een aangeboren moederinstinct omringt mama de baby met alle zorgen. De relatie
van moeder en kind wordt doorkruist door een derde figuur, de vader. Het is een
gezonde driehoeksverhouding waarin elk zijn functie heeft. Als het kind puber en
volwassen wordt, moeten de ouders in stilte het toneel verlaten. Opvoeden heeft als
doel zichzelf overbodig te maken.
Na onderzoek bij 466 schilderijen ‘Madonna met kind’ bleek dat bij 373 ervan de
baby aan de linkerborst werd getoond. Tachtig procent van de moeders wiegt haar
zuigeling in de linkerarm. Omdat het merendeel rechtshandig is, zodat ze die arm vrij
kunnen houden voor allerlei handelingen, dacht men eerst. Maar driekwart van de
linkshandige moeders doet hetzelfde. De zuigeling bevindt zich het dichtst bij het
hart van de moeder. De zuigeling, die nog maar pas in de angstaanjagende, nieuwe
wereld is geworpen, herkent het rustbrengende geluid van de hartslag waarmee hij
of zij voor de geboorte zo vertrouwd was. Bij het wiegen van het kind is het ritme dat
van de hartslag. Alles wijst erop. De gevoelens voor een kind bevinden zich in het
hart en minder in het hoofd. Een kind wordt immers onder het hart gedragen. Bij de
geboorte springt het hart op van blijdschap. Alle theorieën kunnen we samenvatten
in één uitdrukking: een moederhart, een gouden hart. Daar kan geen psycholoog
tegenop.
Er is in de loop van de twintigste eeuw veel veranderd. Kinderen werden tot diep
in deze eeuw in verband met seksualiteit aan hun lot overgelaten. De voorlichting
was zo goed als onbestaande of stond bol van leugens en taboes. We zeiden: ‘Als
de pastoor voorlicht, dan zie je maar hoeveel hij achterligt’. Kinderen zouden geen
kinderen zijn als ze geen vragen stellen. Over de herkomst van de kinderen hing
wel een zeer mysterieuze waas. Ze kwamen uit de kolen. Of werden aangevoerd
met de kindjesboot. Tijdens het rennen naar die boot had moeder zich bezeerd
of haar been gebroken en ze moest het bed houden. Of de ooievaar bracht de
kinderen en dus prijkte de ooievaar op vele geboortekaartjes als geluksbrenger. Later
kwamen kinderen erachter dat moeder het kindje onder het hart draagt en dat het
rustig groeide in de buik van de moeder. Maar er was nog een meer precaire vraag:
wat heeft vader ermee te maken en hoe komen kinderen erin? De bloemetjes en de
bijtjes brachten redding. Kinderen op het platteland kwamen sneller in aanraking
met de wonderen der natuur via de haan en de kip of de stier en de koe.

9
Celineke Van Geertsom heeft het allemaal meegemaakt. Ze heeft in haar carrière
als vroedvrouw velen begeleid van vrouw tot moeder. Ze zou in 2012 honderd jaar
zijn geworden en in 2013 een straat naar haar genoemd krijgen en dit zette onze
medewerker Roger Puynen aan om op zoek te gaan naar informatie.
Zijn manuscript werd op een bepaald moment zo lijvig, dat het idee ontsproot om er
een boek van te maken. Roger is van bij de start van onze krant ‘De Beverse Klok’
uitdrukkelijk aanwezig en het mag gezegd dat hij in het team een uitzonderlijke
waardering geniet. Het heeft dus ook niet veel moeite gekost om de redactie te
overtuigen de schouders onder dit project te zetten. Het boek is zijn papieren kind.
Hij heeft er een jaar aan gewerkt, een ezelsdracht weliswaar, maar het resultaat mag
gezien worden. Hij heeft het gebaard en we koesteren het als een kostbaar goed.

10
Celine Van Geertsom
Een leven in dienstbaarheid
Verantwoording
Veel te lang hebben wij in het vak geschiedenis alleen maar geleerd, gehoord en gelezen
over koningen, hun kastelen, hun gruwelijke veldslagen en hun triomfantelijke
overwinningen of dramatische nederlagen. En dat ging niet alleen over plaatselijke
machthebbers maar ook over vreemde vorstenhuizen en andere onderdrukkers.
Maar er is ook altijd de geschiedenis van de man in de straat geweest, de kleine man,
kortom de gewone mens, waar we veel minder belangstelling voor hadden. En het is
de hoogste tijd dat we die beter leren kennen.
Tussen die dagdagelijkse mensen zitten er ook heel wat naar wie we soms met nog
meer recht en rede kunnen en moeten opkijken.
Met die idee op de achtergrond en met de bedoeling van de gemeente Beveren
om in Melsele een straat naar Celine Van Geertsom te noemen, vond ik dat er een
inspanning moest geleverd worden om de herinnering aan deze vrouw op te frissen.
Daarbij was de materie niet nieuw voor mij.
Toen ik voor onze tweewekelijkse krant De Beverse Klok eind vorige eeuw een artikel
schreef over de Melseelse vroedvrouw Celine Van Geertsom, maakte ik al het vaste
voornemen: die vrouw ga ik interviewen op ’t moment dat ze 100 jaar wordt. Ik moet
toegeven dat ik haar op dat moment alleen maar bij naam kende en dat ik toen over
haar veel minder wist dan wat ik nu weet.
Zoals het past voor een tekst over een vroedvrouw die toch mee aan ’t begin van veel
nieuwe levens stond, verscheen dat artikel later als eerste hoofdstuk in het boek
‘Beverenaars van de Twintigste Eeuw.’(1) Alleen al het feit dat ze daarin opgenomen
werd, betekent dat Celine voor veel mensen belangrijk is geweest en dat zij onnoemelijk
veel voor Melsele betekend heeft.
Wat ik voor Celines 100ste jaardag over haar leven heb vernomen is uiteraard zo goed
als allemaal van ‘horen zeggen’, hier en daar gestaafd met foto’s die uit dozen, kasten
of fotoboeken werden opgediept. In mondelinge informatie zit af en toe weleens een
echte fout of een onjuistheid. Ik stuitte hier en daar ook op tegenstrijdigheden, maar
er waren gelukkig ook Celines eigen geschriften en die zijn zorgvuldig in de familie
bewaard gebleven.
Van een paar dingen was ik wel 100 percent zeker voor ik Celines eigen geschriften
kon inkijken.
Wat is dat toch met dat cijfer 100?
Zo was ik er zeker van dat Celine mij in 1938 en ook mijn vrouw in 1940 op de wereld
heeft helpen komen.
11
In hoofdstuk 3 ‘Te boek gesteld’ zal je lezen hoe Celine dat genoteerd heeft en je kan
het geloven of niet, ook al was ik er pertinent zeker van, het deed me wat als ik
die ‘historische notities’ over ons beider geboorte voor de eerste keer, in háár eigen
handschrift, onder ogen kreeg.
Die 100ste verjaardag heeft ze zelf niet mogen beleven. Maar een tekst over haar zou
er zeker verschijnen in De Beverse Klok van 6 juli 2012.
Maar waarom is die verjaardag, die er nooit gekomen is, in mijn hoofd blijven spelen?
Was het misschien omdat ik in gesprekken met Melseelse vrienden en kennissen haar
naam zo dikwijls heb horen vallen? Of misschien was het omdat zij op bepaalde van
die vrienden zo’n diepe indruk had nagelaten. En het is best mogelijk dat die vrienden
al pratend over haar, die ‘indruk’ letterlijk op mij hebben overgebracht.
Zelf heb ik haar dus nooit gesproken. En veronderstel dat het theoretisch nog gekund
had, dan was het na 1995 toch te laat geweest. Dan zou aandringen door te zeggen
dat ze ook mijzelf op de wereld geholpen had, niets gebaat hebben. In het beste geval
- laten we veronderstellen dat zij een helder moment had - zou ze kunnen gezegd
hebben dat ze in de laatste jaren van haar leven zo goed als alles vergeten was. Dit was
zeker zo toen ze uit Melsele weg was en voor het grootste deel van die laatste tien
jaren in Rust- en Verzorgingstehuis Albert Elisabeth in Sint-Niklaas opgenomen was.
En misschien zou ze mij ook gezegd hebben: ‘Vraag het aan mijn familie, vrienden en
vriendinnen en de andere Melselenaren, die weten veel meer over mij dan ikzelf.’
En ik ben het aan die mensen gaan vragen en heb daarbij gepraat maar vooral veel
geluisterd. Uiteindelijk heb ik veel stof tot schrijven bijeengekregen en hopelijk
correct genoteerd.

12
Celineke, een monument in Melsele?
De wereld gaat en gaat, als lang na dezen
mijn roem verging, mijn kennis hooggeprezen.
Wij werden vóór ons komen niet gemist,
na ons vertrek zal het niet anders wezen.

Omar Khayyam (1048-1123), vert. H.J. Leopold

100 jaar geleden geboren
Om te beginnen wil ik meegeven dat deze gewezen vroedvrouw in Melsele en
omstreken de status van beroemdheid bereikt heeft want door de meeste mensen
en vooral door de Melselenaren, werd zij gewoon Celineke genoemd, dus zonder
toevoeging van de familienaam.
Celina Augusta Van Geertsom werd in Melsele geboren op 19 juli 1912 als dochter
van Frans Van Geertsom en Delphine Staes. Zij overleed in Sint-Niklaas in het Rust- en
Verzorgingstehuis Albert Elisabeth op 4 november 2005.
Dat staat te lezen op het gedachtenisprentje dat aan de aanwezigen bedeeld werd
bij haar uitvaart in de Onze-Lieve-Vrouwkerk, de parochiekerk van Melsele. De
verdere tekst is een ode aan Celines handen, eigenlijk de samenvatting van wat haar
leven voor haar omgeving en voor heel Melsele geweest is. Kernachtiger kon haar
hele levensprogramma niet beschreven worden.

13
Stil liggen nu de vlijtige en dienstbare handen,
Gesloten zijn de trouwe en eerlijke ogen.
Met een dankbaar hart nemen wij afscheid:
van uw bekwame handen, die meer dan vijfduizend maal
een kindje op de drempel van het leven hebben geholpen…
van uw zachte handen die honderden ouderen
met schroom op hun doodsbed hebben neergelegd…
van uw vlijtige handen die rusteloos meehielpen in tijden
van oorlog en waterellende.
Uw ogen zijn nu gesloten.
Wij nemen afscheid:
Van uw waakzame ogen die het gezien hadden wanneer zorgen
in een gezin bijkomende hulp noodzakelijk maakten…
Van uw ogen vol solidariteit in de werking van KAV, KVG en de parochie…
Van uw felle ogen die konden spreken als iets moest gezegd worden.
Zoveel inzet, zoveel leven steunde op de kracht
Van een beginselvast geloof.
Wij die haar geloof delen, wij bidden U, God,
dat zij thuis mag komen bij U, voorgoed;
dat Celine opnieuw geboren moge worden in Uw oneindige Liefde.
God, wij danken U voor zoveel goeds in één mens.

De tekst is opgesteld door Palmeer De Kesel, toenmalig pastoor van de Onze-LieveVrouwparochie te Melsele, samen met Omer Van de Vijver, een der zonen van Marie
Van Geertsom, een zus van Celine.

Vraag het aan de mensen…
In de verantwoording van dit boekje schreef ik dat, indien ik deze fantastische vrouw
nog zelf had kunnen interviewen in de laatste ‘donkere’ jaren van haar leven, zij mij zou
gezegd hebben: ‘Vraag het liever aan mijn familie, vrienden en vriendinnen, die weten
veel meer over mij dan ikzelf.’
Eerst was ik naar haar familie gegaan.
Celine van ’t Mulderke of Celine van de Kleine Mulder werd ze in haar beginjaren
genoemd. ’Ja, ik ben echt klein begonnen’, grapte ze weleens. Zij was het vierde en
jongste kind in het gezin van Frans Van Geertsom en Fien (Delphine) Staes , een
molenaarsfamilie in de Beekmolenstraat in Melsele.
14
Beekmolen van de familie Van Geertsom., opgericht in 1775.
De molenaars of mulders die er woonden droegen steeds de familienaam Van Geertsom.
15
De laatste was Frans, de vader van Celine. De molen werd afgebroken in 1919.
Zij had drie oudere zussen: Emilie, Marie en Margriet. Emilie huwde met Georges
Willems uit Beveren en ging daar ook wonen. Ze baatte een pelzenwinkel uit in de
Gerard Van Gervenstraat. Marie huwde met René Van de Vijver en samen baatten zij
het landbouwbedrijf uit op ‘Muldersen hof’, zoals het hof van Frans Van Geertsom
genoemd werd. De windmolen was daar opgericht in 1775 en de afbraak gebeurde in
1919. Margriet is ongehuwd gebleven en woonde na het overlijden van haar moeder
in 1957 bij haar zus Celine om er ‘het huishouden’ te doen en de telefoon te
beantwoorden als Celine afwezig was. Margriet overleed in 1987.
Ik kreeg een uitgebreid interview met Celineke in handen. Dat was gepubliceerd
in de tweemaandelijkse dorpsgazet van Melsele Bombardon van 22 oktober 1986.
De titel in dat krantje luidde: ‘De vrouw met de 1000 titels en de 1000 funkties:
een monument in Melsele, Celine Van Geertsom.’(2)

Een monument?
Tot nu toe is er van Celineke nog geen tastbaar of zichtbaar monument in Melsele.
Of er een straat naar haar genoemd zou worden is tot heden al meermaals bepraat
en de plannen zijn nu wel heel concreet…
Melsele - De Gemeentelijke Culturele Raad (GCR) was er volop mee bezig om een
verkaveling die wordt ontsloten langs de IJzerstraat een straatnaam te geven. De
keuze is uiteindelijk gevallen op de naam van dokter Gerard De Paep. Er werd wel
al gedacht aan Celine Van Geertsom, een erg bekende vroedvrouw in Melsele en
Beveren. Haar naam blijft behouden voor een volgende keuze.
16
Celine Van Geertsom, wat een figuur! Ze was vroedvrouw en hielp in de periode
1934-1978 of een periode van 44 jaar maar liefst 5 381 kindjes ter wereld. Dat we
het zo precies weten is een gevolg van de boekhouding van Celine. Ze schreef
alles op. (Waaskrant 5/6/2010) (3)
Ik kreeg informatie, dikwijls hoorde ik bij drie, vier mensen precies hetzelfde. Vaak
waren het algemeenheden. Uitspraken over hoe goed, hoe braaf en hoe behulpzaam zij geweest was, voerden de hoofdtoon.
Gelukkig hadden nogal wat mensen dat artikel over ‘haar 100 jaar’ gelezen en
bij zoiets doet zich dan het klassieke feit voor: je hebt informatie verzameld over
iemands leven of werk en je giet die gegevens in een artikel en als het gepubliceerd is, verneem je dat Jan, Piet en Klaas spijt hebben dat je bij hen je licht niet
hebt komen opsteken. Zij wisten immers meer over bepaalde feiten uit het leven
van de beschreven persoon en zij hadden een of meerdere interessante foto’s…
Zij hadden dan nog een kozijn of een nicht die daar nog veel meer over wist dan zijzelf
enzovoort, enzovoort… Ik werd doorverwezen van hot naar haar. Maar ik heb het
mij niet beklaagd. Het beeld dat ik van ‘het monument Celineke’ bijeengekregen heb
is dat van een bekommerde vrouw die bij elke bevalling waarbij ze aanwezig was
ook de regie voerde. Zij zorgde ervoor dat het kind veilig ter wereld kwam. En wat
ze voor het verenigingsleven gedaan heeft en voor de zwaksten in de samenleving,
zowel als voor de zieken en de ouden van dagen is gewoon groots. Het is dan ook
niet verwonderlijk dat ze hoog in aanzien stond en met veel respect benaderd werd.
Het aantal vroedvrouwen die in de geschiedenisboeken terechtgekomen zijn,
kan je wellicht op de vingers van je ene hand tellen. In onze eigen streek is er
eentje die met name gekend is.
Van onze dochter Ria Puynen, die met haar leerlingen van de Centrumschool in
Beveren in 2011 meewerkte aan de opening van het interactief belevingscentrum voor kinderen en jongeren van het fort Liefkenshoek in Kallo, vernam ik
meer over de figuur van de fortbewoonster Anneken Paulus.
‘Anneken Paulus was op het fort Liefkenshoek van 1678 tot haar dood in 1688
vroedvrouw.
Af en toe moest zij - soms bij nacht en ontij - de Schelde over om ook in het fort
Lillo vrouwen in barensnood bij te staan.
Voor haar aanstelling had ze een eed van trouw tegenover het gewest Zeeland
moeten afleggen. Ze beloofde dat ze geen onechte kinderen op de wereld zou
helpen zetten voordat de moeders in hoge barensnood waren. Op deze manier
moest zij proberen bij de moeder de naam van de vader te ontfutselen.
Haar aanstelling werd elk jaar verlengd. Ze verdiende 5 ponden Vlaams.’(4)
‘Vanwege de aanwezigheid van veel arme vrouwen in het fort Lillo werd haar
“traktementje” op 27-6-1681 verhoogd tot 6 ponden per jaar; zij verdiende in 1682
17
en 1683 weer 5 pond Vlaams per jaar en werd in 1682 t.e.m. 1687 alleen vermeld
als vroedvrouw te Liefkenshoek, waarmee ze wederom 5 pond verdiende.’(5)
‘Vanaf 1721 was er voor fort Liefkenshoek en fort Lillo nog slechts één
vroedvrouw actief.’(4)
Besparingen waren toen blijkbaar ook al aan de orde, maar je merkt het:
vroedvrouwen waren belangrijk. Anneken Paulus was langs officiële weg
aangesteld door het bestuur en zij kreeg een wedde toegekend, hoe klein die
ook was. Ze had een proef moeten afleggen en werd beëdigd. Zij kreeg een
woning toegewezen. In sommige steden waar niet iedereen alleman kende,
werd er in Annekens tijd een uithangbord boven de deur van de vroedvrouw
gehangen met een kruis. In het midden stond daarop een kindje afgebeeld en er
stond een spreuk op zoals bv. ‘God is mijne hulp’.

Eigenaardig is dat in het interview in ‘Bombardon’(2) Celine zichzelf ‘voerevrouw’
noemt, een woord dat we nergens anders terugvinden, ook niet in het Beverse
dialectwoordenboek. In de Kempen, vooral in de streek van Turnhout spreekt men
van ‘goeivrouw’ en in West-Vlaanderen kent men het vroedwijf of de minne. De
minne of min was de vrouw die het kind de borst gaf als de moeder zelf daartoe niet
bekwaam was (zie ook pagina 20). In het Beverse dialectwoordenboek vinden we wel
‘achtergaaras’, elders heet ze een achterwares en een achterwaarster, achtergaarster,
of achtergaslaagster maar dat was meer de vrouw die zich na de geboorte bezighield
met de nazorg van moeder en kind. (6)
‘Vroed’ verwijst naar wijs, verstandig, een ‘vroede vrouw’ en het is volgens sommigen
een leenvertaling van het Franse ‘sage-femme’ uit dertiende-eeuwse geschriften.
Met ‘de vroede heren’ bedoelt men de wijze mensen die een vereniging of een
gemeente moeten besturen. Dikwijls worden daar, al dan niet sarcastisch bedoeld,
de gemeenteraadsleden mee aangeduid.
‘De vroedvrouw is ‘de van de overigheid aangestelde, beëdigde, zindelyke, eerbare
Vrou, die de enzwangere Vrouwen voor, in en na het bevallen, met raad en daad by
staat, en in zware geboorten de verlossing helpt bevorderen,’ leest men in dertiendeeeuwse geschriften ‘(7)
Ook na het bevallen werd de zorg voor moeder en kind soms nog door de
vroedvrouw ter harte genomen, maar ook andere vrouwen hielden zich met die
nazorg bezig. Dikwijls waren dat vrouwen uit de buurt en zij werden bakel genoemd.
Elders spreekt men van baker, dat is volgens Van Dales woordenboek (8) eigenlijk
de vrouw wier taak het is pasgeboren kinderen te verzorgen en de kraamvrouw (de
moeder) op te passen. Ik moet bekennen dat ik dat van kindsbeen af een raar woord
heb gevonden. Ik kreeg dat woord voor het eerst onder ogen toen ik het verhaal van
Tijl Uilenspiegel las en ik dacht dat er een k te weinig was gedrukt. Ik wist toen nog
niet dat het woord verwant was met ‘bakken.’
18
Bakeren is het werkwoord. Het betekent koesteren, warm houden, verwarmen,
voeden en verversen. Vergelijk met Celinekes uitspraak ‘De kou bevordert nooit
een bevalling’ in hoofdstuk 4. De bakermat is een rieten mand die naar achteren
oploopt en waar de baker in zit. De vroedvrouw bracht die lang geleden mee voor de
bevalling, ze zette de bakermat voor het vuur en ging er samen met het kind in zitten
zodat ze het warm hadden. Ik heb wijlen dokter Jozef Weyns, eminent heemkundige
en oprichter en eerste conservator van het Openluchtmuseum van Bokrijk, aan de
hand van zulk beeld het woord ‘heetgebakerd’ horen uitleggen. De hitte van het vuur
was in het kind geslagen en daardoor had het zo’n driftig, vurig karakter.

Hoe kwam zij ertoe vroedvrouw te worden?
Tot haar 18 jaar werkte Celine in het atelier van de Antwerpse pelzenwinkel van Hubert
De Witte in de Quellinstraat, waar haar oudere zus Emilie toen ook in dienst was.
Als jonge arbeidster was zij reeds sociaal geëngageerd en zij voelde zich aangetrokken
door de VKAJ, de Vrouwelijke Katholieke Arbeiders Jeugd. Celine werd dus Kajotster en
zij had een grote bewondering voor de stichter en bezieler van die jeugdbeweging,
Jozef Cardijn (1882-1967). Cardijn werd als priester benoemd tot ‘directeur van de
sociale werken’ in Brussel. Hij was sterk beïnvloed door de pauselijke encycliek Rerum
Novarum uit 1891. En hij had een diepe bewondering voor priester Daens. Hij wou ook
iets voor de Belgische jonge arbeiders doen en stichtte de KAJ en de vrouwelijke tegenhanger de VKAJ. Cardijn bezat een groot retorisch talent. Hij sprak zijn publiek al
roepende toe, hevig gesticulerend en sterk wervend. Duizenden jonge mensen raakten
in zijn ban. Ook op Celine had Cardijn, die later tot kardinaal verheven werd vanwege
zijn verdiensten als bevlogen stichter van die jeugdbeweging, grote indruk gemaakt.
Op zekere dag hoorde Celine een radiovoordracht van juffrouw Liebrecht van de
Boerinnenbond op radio Veltem over het ‘schone beroep van vroedvrouw’. Toevallig
had zij in die periode een boek gelezen en zoveel respect voor het hoofdpersonage
gekregen dat erg begaan was met de mensen, dat zij besloot dat leven als voorbeeld
te nemen en als het kon zelf ook vroedvrouw te worden.
Alleen wist ze er weinig concreets over en zeker niet hoe ze de eerste stap naar de
opleiding moest zetten. Toen ze in die toespraak hoorde over een nijpend tekort aan
geschoolde vroedvrouwen en hoe aan die toestand hoogstnodig moest verholpen
worden, vooral voor de bevallingen in arbeidersgezinnen, versterkte dat haar
overtuiging. Door haar lidmaatschap bij de VKAJ lagen die arbeidersgezinnen haar
immers erg nauw aan het hart.
Door erover te praten kreeg zij de brochure in handen waarin die voordracht te
lezen stond en toen ze wat later met de Kajotsters op recollectie was in Sint-Niklaas,
bracht de priester die deze bezinningsdagen leidde, haar in contact met een
lerares die haar wegwijs maakte hoe en waar ze de studie kon aanvatten. Een van
de adressen waar ze de opleiding kon volgen kwam haar bekend voor. Tot haar
taken in de Antwerpse pelzenzaak hoorde ook elke middag met de hond te gaan
wandelen, toevallig was dat in de omgeving van het klooster van de Zusters van
Liefde met de verpleegstersschool van de kliniek Sint-Vincentius.
19
Ze liep er binnen en kreeg alle informatie en Celineke vertelde thuis wat ze erover
gehoord had tegen haar moeder en ze voegde eraan toe: ‘Dat is iets voor mij.’
Volgens het interview met Bombardon zou haar moeder daar erg van geschrokken
zijn en ze zei: ‘Ga dat maar eerst eens uitleggen aan uw pit (grootmoeder, meter)’. En
toen dat mens Celinekes plan vernam, zegde ze :’Och kind, waar peinst ge dat uit?
Word dan nog liever Arme Klaar (non in zeer strenge kloosterorde).’ Maar Celineke
bekende dat ze het daar niet zo voor had! (2)
Beide nuchtere plattelandsvrouwen, moeder en grootmoeder, voelden er zich
ongemakkelijk bij. Waarom begon een zelfbewuste jonge vrouw aan die vier jaren
studie voor vroedvrouw?
Voor het loon zal zij er zo goed als zeker niet aan begonnen zijn. Vroedvrouwen
werden slechts karig vergoed en ze hadden nochtans een ongewoon en hard leven.
Ze moesten voortdurend beschikbaar zijn en soms bij nacht en ontij de baan op en ze
waren meestal erg geëngageerd.

Gek genoeg vonden we over de financiële verdiensten van de vroedvrouw
alleen maar een cijfer uit de oorlogsjaren. Voor een bevalling en acht huisbezoeken ontvingen ze tijdens de Eerste Wereldoorlog ongeveer 10 frank. Als
je weet dat een kilo boter toen meer dan 3 frank kostte, werkten ze voor een
hongerloon. In de oorlogsjaren 1940-1945 bedroeg de courante vergoeding
voor de vroedvrouw 250 à 300 frank voor de bevalling en negen dagen nazorg.
De wettelijke toelatingsvoorwaarden voor de opleiding tot vroedvrouw dateren
uit 1924. Zij bepaalden dat de meisjes 18 jaar moesten zijn om de opleiding aan
te vatten, ze moesten een getuigschrift van goede zeden kunnen voorleggen.
Ze moesten fysiek geschikt zijn en hun lagere studies volbracht hebben.
In 1933 valt de opleiding tot vroedvrouw onder het technisch onderwijs
en de scholen worden gelijkgesteld met vakscholen van de lagere graad.
Het ministerie van Onderwijs organiseert de opleiding en de kraamkliniek
financiert het geheel.
In 1934 zijn er tweeëntwintig vroedvrouwenscholen in België, waarvan
vijftien in Vlaanderen. Vier te Brugge, drie in Antwerpen, twee in Elsene en
verder een in Mechelen, Ukkel, Gent, Sint Gillis, Brussel en Hasselt. (7)

Celineke bleef niet bij de pakken zitten, zij zou geschoolde vroedvrouw worden en
in augustus 1930 begon ze school te lopen in de voornoemde verpleegstersschool
van de kliniek Sint-Vincentius in Antwerpen. Iemand zegde mij dat ze er samen met
dorpsgenote Esther Cools aan haar studie begon.
Zij was nog geen 21 jaar toen ze gediplomeerd werd en daardoor kon ze officieel nog
geen bevallingen aangeven. Daarom studeerde zij er nog sociale verpleegster bij, en
dat is haar nog goed van pas gekomen, vertelde ze aan Bombardon (2)
20
De opleiding tot vroedvrouw werd pas in 1924 wettelijk geregeld. Waar de vroedvrouwen voor 1924 de stiel leerden is moeilijk te achterhalen. Het zit er dik in dat
ze aanvankelijk te rade gingen bij een gewillige buurvrouw, bij hun moeder of
schoonmoeder. Of dat ze ervaring opdeden als ze zelf moeder werden of inzicht
verwierven via de raadgevingen uit hun trouwboekje. (7)

Was dat diploma noodzakelijk?
Als Celinekes wetenschappelijke basis tot de raadgevingen uit het huwelijksboekje
(trouwboekje) van haar ouders beperkt was gebleven, dan was haar leven waarschijnlijk gans anders verlopen en werd er in de 21ste eeuw wellicht over haar
alleen nog in haar familiekring gesproken. De raadgevingen die erin gegeven
werden zijn wel interessant. Het zijn een aantal elementaire gezondheidsregels
en aansporingen om het gezond verstand te laten primeren en komaf te maken
met enige toen al verouderde principes. Het geheel van deze adviezen volstaat
voor een toegewijde huismoeder, maar in de verste verte niet om het beroep van
vroedvrouw te gaan uitoefenen.
Ik kon een trouwboekje inkijken, uitgereikt door de gemeente Melsele op 22 juli 1908
aan Carolus Ludovicus De Bock en Maria Victorine Van Esbroeck. Het was duidelijk de
bedoeling van de gedrukte raadgevingen daarin om de dikwijls weinig ontwikkelde
jonggehuwden uit het begin van de 20ste eeuw enige gezondheidsregels voor de
eerste kinderjaren bij te brengen.
De raadgevingen zijn praktisch gericht en betreffen de reinheid, de kleding, het bed,
de slaap, het voedsel, de beweging en de verluchting van de kamers. En men schuwt
geen forse vergelijkingen als: ’Niet meer dan de plant kan het kind zich ontwikkelen
in eene plaats beroofd van zuivere lucht en licht.’
Op pagina 18 van dat trouwboekje begint een hoofdstuk met als titel: Gezondheidsvoorzorg der eerste kinderjaren.
Hier een deel van die tekst. Ik behoud de gebruikte spelling.

Raadgevingen aan de familiemoeders.
Voorkomen is beter dan genezen. Het is voldoende eenige goed begrepen en
wijslijk toegepaste gezondheidsvoorzorgen te nemen om in het vervolg veel
geld, drogerijen, lijden en vruchteloos leedwezen te sparen.
Ongeveer het vierde deel der kinderen sterven alvorens hun eerste jaar bereikt te
hebben; de groote meerderheid hunner zijn slachtoffers der onwetendheid, van,
den slenter en der vooroordeelen. Om de aanzienlijke sterfte te beperken die
te gelijker tijd de familie en de maatschappij verarmt en bedroeft, is het nuttig
zekere begrippen van kindergezondheidsvoorzorg te verspreiden, die onmisbaar
zijn aan de moeders, wier bezorgdheid noodig heeft verlicht te worden door de
wetenschap en de ondervinding. Dit is het doel dezer uitgave.
21
Reinheid

De reinheid is eene noodzakelijke voorwaarde der gezondheid. Het kind moet
geheel gewasschen worden ten minste eens per dag, en zooveel mogelijk in
een bad of in eene kuip; gedeeltelijke wasschingen moeten gedaan worden
onmiddellijk na elke bevuiling, bij middel eener spons of van eenen zachten doek,
gedrenkt met zuiver water lichtelijk verwarmd. De spons en de doek die gediend
hebben tot het reinigen van het kind moeten zorgvuldig gewasschen worden, met
warm water, na elke verrichting.

Kleeding

De doeken waarin het kind gewikkeld wordt, zullen zacht, licht en warm zijn; de
bunsel mag, onder geen voorwendsel, spannen, derwijze de bewegingen te hinderen;
hij zal vastgemaakt worden bij middel van veiligheidspelden of bandjes. De navelband zal ten minste gedurende de eerste maand moeten behouden worden.
De bunsel wordt in Van Dale omschreven als Zuid-Nederlands voor de luiers
van een klein kind, een synoniem is bussel en inbusselen is inbakeren: in het
bakerpak stoppen of ook warm instoppen.(7)

Kamers

Niet meer dan de plant kan het kind zich ontwikkelen in eene plaats beroofd
van zuivere lucht en licht. De kamer waar het verblijft moet dus ruim, klaar en
verlucht zijn. Geene uitwaseming of welkdanige reuk mag er geduld worden;
men zal er op waken dat de luchtgesteldheid er steeds gematigd is.

Bed

Het gebruik eener schommelwieg biedt bezwaren aan: het schommelen stilt
wel is waar het kind en doet het insluimeren, maar oefent op de hersenen en de
maag eenen noodlottigen invloed uit.
Het kind moet zijn afgescheiden bedje hebben; talrijke ongevallen bewijzen hoe
gevaarlijk het is, voor zijne gezondheid en zelfs voor zijn bestaan, het met groote
menschen te laten slapen.
Dit bedje moet in den winter, gehouden worden op eene zachte temperatuur, bij
middel van eene kruik of ander vat warm water inhoudende. Het zal door eene
gordijn van licht neteldoek beschut zijn.
Daarna volgen adviezen over

Slaap

Hoe jonger het kind is, hoe meer rust het noodig heeft.
In de eerste dagen des levens, verdeelt het zijnen tijd tusschen den slaap en het
voedsel; na drie maanden en tot drie jaar, is het nog noodig hem, ’s middags
eenige uren slaap te doen nemen: de stonden van rust moeten steeds regelmatig
verwijderd en nagekomen worden.
De kalmeerende middels die tot slapen dwingen, mogen slechts gegeven worden
op het voorschrift van eenen geneesheer, want hun gebruik kan de gezondheid en
zelfs het leven van het kind in gevaar brengen.
22
Lucht en oefening

‘Men moet het kind niet laten uitgaan voor den tienden of vijftienden dag,
tenzij de luchtgesteltenis zeer zacht zij. Het kind moet elken dag uitgaan; alleen
eene vinnige of vochtige koude kan het uitgaan verhinderen. De kleederen
moeten noodzakelijk verschillen volgens de luchtgesteltenis; diegenen in wollen
geweefsels zijn vooral in ons climaat aan te bevelen.
Het gebruik van kleine wandelrijtuigen is nadeelig als zij op onvolmaakte wijze
hangend zijn.
Men mag zich niet verhaasten om het kind te doen loopen; het moet leeren langs
den grond te kruipen en alleen op te staan. Men moet dus het gebruik verwerpen
van leibanden, wagentjes, koopkeven, enz., die nutteloos zijn, zoo niet nadelig
aan de regelmatige ontwikkeling van het lichaam.…
De raadgevingen uit 1908 over Voeding kan je lezen in hoofdstuk 2:
‘Met blijdschap melden wij u…’
Het laatste deel heet Onderscheiden Raadgevingen.
Hierin staan enkele adviezen die zeker nuttig waren voor de jonge moeders.
Raadgevingen die zeker door de vroedvrouwen herhaald en ook zullen toegepast
geweest zijn.
Men moet den geneesheer kennis geven van alle stoornis bij het kind voorkomende, inbegrepen de afgang, ten onrechte aanzien als heilzaam gedurende
het tanden krijgen, de melkkorsten en de onreine hoofdschelfers, de ontstekingen met uitloop uit het binnenste en den omvang der ooren, enz.
Volgt dan een uitgebreide waarschuwing om roodheid der oogjes niet te
verwaarlozen en het afraden van het gebruik van lokken.
Een lokke is volgens Van Dale Zuid-Nederlands voor een dot, een doekje waarin
men iets zoets heeft gebonden en dat men vroeger schreiende kinderen in de
mond stak om ze te sussen.(8) In het trouwboekje van 1937 is ‘lokke’ vervangen
door ‘zuigdot’, eigenlijk een andere naam voor hetzelfde en men beweert dat het
gebruik daarvan bij het kind mondzweertjes kan veroorzaken.
En het trouwboekje uit 1908 sluit af met meer dan een volledige pagina over de
voordelen van de vaccinaties.

Deze raadgevingen uit het trouwboekje waren over ’t algemeen nuttige en meestal op
het gezond verstand gebaseerde adviezen aan jonge ouders. Maar het trouwboekje
was helemaal geen handboek voor een vroedvrouwenschool en evenmin een basis
om er een praktijk van vroedvrouw mee te beginnen.
En ook later was het niveau van de teksten in de Belgische trouwboekjes niet hoog
en zeker niet bijster wetenschappelijk. Zo staat er in de uitgave van het trouwboekje
van 1937 een deeltje over het lichaam van de pasgeborene en het verbaasde mij
sterk het volgende advies daarin nog aan te treffen.
23
Het hoofd drukken of kneden, om er den vorm van regelmatig te maken, de
borsten der pasgeboren kinderen ledigen, zijn dwaze daden, die hen aan erge
gevaren blootstellen.

Tegenwoordig onbegrijpelijk. Maar toen…?
Wat moet Celineke daarvan gedacht hebben? Zij was op dat moment al drie jaar als
gediplomeerde vroedvrouw aan het werk.

‘De doeken waarin het kind gewikkeld
wordt, zullen zacht, licht en warm zijn;
de bunsel mag, onder geen voorwendsel,
spannen, derwijze de bewegingen te hinderen’, lazen we in de onderrichtingen van
het trouwboekje uit 1908 bij het onderdeel
kleeding. Hoe heeft het kind dat op deze
gravure geschommeld wordt zich gevoeld?
(Bron: collectie Erfgoedbibliotheek Hendrik
Conscience, Antwerpen, B 14762)

Was de opleiding tot vroedvrouw in 1924 wettelijk geregeld en waren er toen ook
al wettelijke toelatingsvoorwaarden voor die opleiding, er bleven nog heel wat
wantoestanden bestaan omdat het typisch Belgische principe van toepassing bleef
dat, zoals iedereen wel weet, zegde: ‘Alles is toegelaten wat niet verboden is.’ Pas na
WO II kreeg de vroedvrouw een officieel statuut. Het was pas 20 jaar na de vaststelling
van de wettelijke toelatingsvoorwaarden voor de opleiding tot vroedvrouw dat een
wet het onwettig uitoefenen van het vak door ongediplomeerden verbood.

24
Met blijdschap melden wij u …
De eerste geluiden die een kind uitstoot
wekken meer geestdrift dan de
verzamelde toespraken van Demosthenes.

(Emanuel Wertheimer, Belgisch staatsman, 1802-1874)

Weer een kindje erbij
‘Met blijdschap melden wij u …’Op deze manier begonnen vroeger steevast bijna
alle geboortekaartjes. In de zestiger en de negentiger jaren van vorige eeuw kwam ik
geregeld in de materniteit van de Sint-Annakliniek in Beveren. Eerst als jonge vader,
later als fiere grootvader of gewoon als bezoeker van iemand uit de familie- of
vriendenkring. Ik herinner me nog de gezellige sfeer die daar bijna altijd heerste. Je
kon er geboortekaartjes vinden, buiten op de kamerdeuren gehecht, in alle
mogelijke kleuren en erg verschillend van opmaak. Dat alleen al vond ik een
‘uitroepteken’ van vreugde. Je hoorde er trouwens bijna niets dan vrolijke stemmen,
soms doorsneden door scherp kindergeschrei van een kleintje dat om eten vroeg.
Bij al wie de kamers binnen of buiten ging zag je opgewekte gezichten omwille van
het nieuwe jonge leven.
Niet toevallig was de materniteit bij de bevolking van Beveren en omstreken de
meest gewaardeerde afdeling van de Sint-Annakliniek, toen nog een naam die klonk
als een klok. Kwam het misschien doordat menige zuster of verpleegster met intense
voldoening op die afdeling werkte? Wie met plezier haar werk doet – en dat is
gemakkelijker op zulke ‘blije afdeling’ – zet er zich steeds honderd percent voor in.
Vlak na WO II begon hier en daar iemand een kaartje te laten drukken om uit te delen
bij het doopsel van hun kind. Niet lang daarna deed het geboortebericht of geboortekaartje zijn intrede. Maar bij de meeste klanten van Celineke was er toen soms al
onvoldoende geld om een degelijke uitzet voor de pasgeborene aan te schaffen, laat
staan dat ze zich zouden bezighouden met zo’n kaartjes te laten drukken en te
verzenden.

‘Met blijdschap melden wij u …’ dat kan ook de aanvang geweest zijn van de
mededeling dat Celine Van Geertsom haar diploma vroedvrouw en
sociale verpleegster had behaald in de zomer van 1934, op 22-jarige leeftijd.
Zij voelde zelf ook die blijheid omdat ze nu gereed was om in haar droomjob als zelfstandige vroedvrouw aan het werk te gaan. Maar zij ondervond
ook weldra dat niet enkel haar diploma en de technische vaardigheden
waarvan dit diploma getuigde, de hoofdzaak waren in het leven van een
vroedvrouw.

25
Wel waren het die vaardigheden en het verworven diploma die het haar mogelijk
maakten haar dienstbaarheid, haar inzet voor de medemens op een verantwoorde
wijze te verwezenlijken. De meeste kindjes die door haar zorgen ter wereld kwamen,
deden dat bij hun moeder thuis. Celineke ervoer samen met de familie die blijheid om
het nieuwe leven. Al was die vreugde in het ene gezin al wat sterker dan in het andere.
En Celineke sloot haar ogen niet voor eventuele relatieproblemen bij het echtpaar of
voor de materiële nood waarin het gezin verkeerde. De soms schrijnende armoede
waarin bepaalde gezinnen moesten leven ging haar ter harte. Als bijvoorbeeld de
nieuwe wereldburger nummer zoveel in de rij van kinderen was, kon hij of zij de oorzaak
van plaatsgebrek zijn. Dikwijls heeft Celineke in bewondering gestaan voor de levensmoed en de vindingrijkheid van vaders en vooral van moeders die het helemaal niet
breed hadden, maar voor elk nieuw probleem een oplossing zochten en vonden en zo de
oude spreuk ‘Elk kind brengt een boterham mee’ realiseerden. Het spreekwoordenboek
van Van Dale verklaart dat als volgt: ‘Arme ouders vragen zich vaak af hoe ze het eten voor
hun kinderen moeten betalen, meestal lukt het dan toch op de een of andere manier.’ (9)

Wase inzet
Melsele was in 1934, het jaar dat Celineke begon te werken als vroedvrouw, nog lang
niet het welvarende dorp dat we in de 21ste eeuw kennen, waar de tuinbouw bloeit
en dat hoe langer hoe meer ook slaapstad van Antwerpen wordt.
Arbeiders in de landbouw en werknemers in de voedingsindustrie als de melkerij
Inco (Kallo) en in de suikerfabriek van Kallo verdienden toen geen hoge lonen.
Een alternatief was ‘gaan werken in de Antwerpse haven, maar dat schrok velen af,
ook al omdat er gevreesd werd er zijn geloof bij te verliezen.’ (10)
En de wijd en zijd gekende Wase aardbeienteelt van tegenwoordig was nog maar in
een pril stadium. Omwille van voornoemde karige lonen hadden diegenen die
‘handen aan hun lijf hadden’ dikwijls een gelegenheidsbedrijfje met een aardappelof een aardbeienveldje op een akker of in een tuin. Maar het jaarlijkse inkomen
daarvan was niet om hoog van de toren te blazen. Er was toen nood aan rendabele
aardbeienrassen en nieuwe kweekmethoden. Opvallend is dat eveneens in het jaar
1934 de Hoveniersgilde in Melsele werd opgericht. Gestudeerde mensen stonden
mee aan de wieg ervan.
Dr. L. Smet was voorzitter, E. D’Hooghe ondervoorzitter, J. De Zitter was secretaris en
E. Lambers werkend bestuurslid. De gilde werd gesticht met 25 leden. Wilskrachtige
mensen waren het, die vooruit wilden en die wisten wat ze wilden.
Ten bewijze daarvan het feit dat ze elke zondagnamiddag en dit gedurende 130 opeenvolgende weken de lessen van de gilde over de aardbeienteelt vlijtig bijwoonden.
Ja, in die tijd was het zo, er werd gans de week, en ook de zaterdag gewerkt. De
zondagvoormiddag was voorbehouden voor de H. Mis, en de zondagnamiddag
voor de studie!
De lessenreeks had als resultaat dat de aardbeienteelt onder eenruiters (houten
kaders van ongeveer 1,40 meter bij 0,70 meter met glas) een hoge vlucht nam. (10)
26
Mijn vader was bij zijn huwelijk in 1937 de eerste die ermee begon in de wijk Zakdam
in het grensgebied van Beveren, Melsele en Kruibeke. Maar het lot besliste er anders
over: begin 1939 overleed hij, amper 26 jaar oud, en al het materieel werd verkocht
aan een buurman.

Zou men armoe lijden om een mondje meer?
Zou men armoe lijden om een mondje meer ? Dat was een gekende versregel die je
kon lezen op menig geboortekaartje in de vijftiger en zestiger jaren. Gewoonlijk
werd het voorafgegaan door het woordje ‘waarom’.
De tekst komt uit de laatste strofe van het gedicht ‘Hemelhuis’ van René De Clercq en
het is op muziek gezet door Emiel Hullebroeck.

Hemelhuis
Door mijn woning
Speelt een zonnig licht
‘k Voel m’een kleine koning
In mijnen grooten plicht
Vrouw en kind te schragen
Op mijn sterke jeugd
En ze hoog te dragen (bis)
In mijn vreugd (bis)
Daar op ‘t schouwken
Prijkt mijn eenig kruis
Wees mijn engel, vrouwke
Wees mijn hemelhuis
Wees mijn stoutste roemen
Wees mijn zoetste troost
Frissche levensbloemen
Krachtig kroost (bis)
O mijn kindren
Graag gebroken brood
Zou’t geluk verminderen
Waar de last vergroot?
Zou men armoe lijden
Om een mondje meer?
Och? Waar menschen strijden
Helpt de Heer (bis)

27
Die regels klonken heel romantisch. Maar dikwijls was die romantiek er alleen maar
op papier en was de armoede bittere realiteit. Dat deed ook pijn aan het hart van wie
er getuige van was. Celineke was daar erg gevoelig voor en in gevallen waarin ze
oordeelde dat het echt nodig was, verzon ze wel een middel om aan die armoede
een stukje te verhelpen.
Speciale herinneringen had Celineke aan bevallingen bij de woonwagenvrouwen en
die hadden het door de band niet zo breed, vertelde Celineke aan Bombardon. Die
mensen reisden rond en als iemand moest bevallen, kwamen ze aan het station van
Haasdonk staan of in Beveren op het Viergemeet, gewoonlijk omdat ze hadden vernomen dat er in Melsele een vroedvrouw was. Bij die woonwagenbewoners hing
altijd zo’n speciale sfeer. Die mensen waren heel vriendelijk, en er was altijd volk bij
om de moeder gezelschap te houden. Dat was niet altijd gemakkelijk, want het was
er zo klein. Maar soms had het ook voordelen, volgens Celineke. Zo was er iemand
die beviel van het negende kind. De mannen gingen samen in een wagen, de
vrouwen kwamen samen bij de moeder zitten. Toen de moeder onderzocht werd,
stelde Celineke vast dat het een stuitligging was en dat was nogal riskant. Zij raadde
aan naar het moederhuis te gaan. Maar die vrouw wou daar niet van weten. Dan
sprak Celineke maar een van die andere vrouwen aan, dat het toch wenselijk zou zijn
naar de kliniek te gaan. Die verstond dat en zij probeerde dan de moeder te
overtuigen: ’Versta je dat nu niet,’ zegde ze, ’dat kind komt met zijn konte …’ Het
waren Nederlandse zigeuners. (2)

Hulp van buitenaf
Op 4 augustus 1930 werd de wet tot veralgemening van de kinderbijslag voor
werknemers goedgekeurd, die alle werkgevers verplichtte zich aan te sluiten bij een
kinderbijslagfonds. Hierdoor werd kinderbijslag onderdeel van de sociale zekerheid
en een wettelijk recht voor alle werknemers in de industrie, de landbouw, de vrije
beroepen en de openbare diensten. Deze wet voorzag ook de oprichting van vrije en
bijzondere kinderbijslagfondsen. Daarnaast werd ook de Hulpkas voor Kinderbijslagen
van de Staat opgericht, waar de werkgevers die zelf geen kinderbijslagfonds kozen,
van rechtswege aangesloten werden. Ten slotte werd ook een begin gemaakt van
compensatie tussen de verschillende kinderbijslagfondsen door de oprichting van
de Nationale Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen.
Maar de klanten van Celine waren naast de voornoemde eenvoudige arbeidersgezinnen vooral kleine zelfstandigen, boeren en tuinders. Het duurde nog 8 jaar eer er
voor hen zo’n regeling kwam en die was lang niet zo gunstig als voor de werknemers.
Met de wet van 10 juni 1937 en bij het organiek Koninklijk Besluit van 22 december
1938 werd de kinderbijslag voor zelfstandigen en bedrijfsleiders ingevoerd.
Een opmerkelijke verbetering kwam er met de ministeriële omzendbrief nummer 79
van 20 april 1945. Vanaf die datum werd er bij elke geboorte kraamgeld uitbetaald.
Kraamgeld of geboortepremie is een eenmalige som die in toepassing van
de kinderbijslagregeling wordt toegekend bij de geboorte van een kind als
tegemoetkoming in de kosten voor de uitzet.
28
Al wie volgens een van de bestaande regelingen recht heeft op kinderbijslag, kan ook
aanspraak maken op kraamgeld. Het was toen een bedrag van 1 000 Belgische franken
(ongeveer 25 euro) en dat was beperkt tot de eerste geboorte in een gezin. Het kraamgeld kon aangevraagd worden vanaf de zesde maand van de zwangerschap en de
uitbetaling was ten vroegste twee maanden voor de vermoedelijke geboorte.
Het bedrag is geïndexeerd en de regeling ervan uitgebreid zodanig dat het nu
1 322,11 euro bedraagt (toestand januari 2013) voor een eerste kind en 920,20 euro
voor elk van de volgende kinderen.
Vanaf 16 januari 1971 komt ook het zwangerschapsverlof of de bevallingsrust in voege.
Iedereen kreeg recht op een rustperiode van 15 weken om te bevallen en terug op
krachten te komen, dit in het kader van de moederschapsbescherming. Men zag er
de noodzaak van in omdat meer en meer vrouwen een beroep gingen uitoefenen,
en dat was meestal buitenshuis.
De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft bij de aangifte van de geboorte een
document mee voor de aanvraag van het kraamgeld en ook een voor de mutualiteit
voor het verkrijgen van ziekengeld tijdens de duur van het zwangerschapsverlof.
In een omzendbrief van 9 december 1954 werden de ambtenaren van de burgerlijke
stand erop gewezen dat zij vanaf 1 januari 1955 een document voor aanvraag van
‘geboortebijslag’ zoals dat toen genoemd werd, slechts eenmaal mochten afleveren.
Wie het document kwijtspeelde kon daarvan niet zomaar op eenvoudige vraag een
duplicaat bekomen. Hij diende een hele procedure te beginnen om dat te verkrijgen.
Dat was een duidelijke maatregel om misbruik door het aanvragen van kinderbijslag
bij meer dan een kas te voorkomen.

Haal de vroedvrouw!
De bevallingen gebeurden toen meestal nog thuis. En als Celineke verwittigd was
dat de tijd van bevallen ging aanbreken, zag je haar de hof op komen fietsen met
haar verpleegtas aan het fietsstuur hangend.

Wat zat er in zo’n verpleegtas?
Eerst en vooral een spuit die afgekookt was en naalden die steriel gemaakt waren.
Ook medicamenten tegen te hevige pijnen van de kraamvrouw (de toekomstige
moeder) en om haar bij de arbeid te helpen. Ook zat er Metergine in tegen de
bloedingen na de bevalling. Verder een schaartje, een flesje met alcohol of een
ander ontsmettingsmiddel om de handen van de vroedvrouw te reinigen.
Er zat meestal ook een rubberen peertje in waarmee de slijmen van de pasgeboren
baby konden weggezogen worden.
Die opsomming van hetgeen vroedvrouwen in hun tas mee hadden rond het jaar
1944, is gegeven door vroedvrouw Bertha Lejeune (°1924) uit Zoutleeuw in het
boek ‘Dag Zuster’ van Mieke De Jaegher (pagina 179). (11)

29
Daarbuiten beschikte elke vroedvrouw ook nog over benodigdheden voor de
moeilijkere bevallingen, maar die werden niet altijd meegebracht.
Zo had zij een verlostang of forceps. Wanneer de bevalling niet voorspoedig verliep
en het gevaar bestond dat moeder of kind schade zouden kunnen oplopen, kon men
proberen het geboorteverloop te versnellen. Dan is er sprake van een kunstverlossing met de verlostang of forceps.
Verder had de vroedvrouw doorgaans ook een sonde en een irrigator (voor het
spoelen van de schede), een harde borstel, watten, lint en garen, opiumtinctuur (als
verdoving) en moederkoren in zakjes van een gram om de weeën op te wekken.
Moederkoren is de prachtige naam voor een raar goedje: een soort schimmel die
op granen als rogge en tarwe groeit. De naam zou afgeleid zijn van het gebruik
dat weeën op gang gebracht werden met behulp van dat moederkoren. En als je
daar rekening mee houdt dan is die naam niet zo raar en eigenlijk heel goed
gekozen. Maar het is in feite een zeer gevaarlijk gif dat in sommige omstandigheden zoals bevallingen erg nuttig kan toegepast worden.
Als geneesmiddel is het al zeer lang in gebruik bij migraine. Migraine wordt vaak
veroorzaakt doordat de hersenbloedvaten iets te veel ontspannen. Het zijn nu
juist de extracten van moederkoren die contractie van de bloedvaten veroorzaken. Vroedvrouwen gebruikten het verdunde gif om bloedingen bij geboorten te
stelpen. Zij wisten precies hoe sterk de verdunning mocht zijn om de fijnste adertjes of haarvaten van de baarmoeder te vernauwen en daardoor de bloedingen
te stelpen. Hierdoor werd de nageboorte vanzelf afgedreven. Omwille van de
nauwkeurigheid waarmee de dosering diende toegediend te worden, was de
stof in zakjes van een gram beschikbaar.
Volgens sommigen is een aantal heksenvervolgingen te wijten geweest aan de
hallucinatoire werking van de stoffen in moederkoren. Tegenwoordig komt het
als geneesmiddel weer in de belangstelling omdat uit een onderzoek blijkt dat
het in de juiste dosering toegepast, gunstig werkt bij de ziekte van Parkinson.

Beste leerschool is de praktijk
Alles liep bij een geboorte niet altijd van een leien dakje. Als jong gediplomeerde
vroedvrouw stond Celineke meer dan eens voor ingewikkelde problemen bij sommige
toekomstige moeders en gaandeweg zou ze ondervinden dat de theorie die ze in de
cursussen had gekregen heel interessant was, maar dat de praktische ervaring veruit
de beste leerschool was. En Celine was een verstandige vrouw die ook de wijze spreuk
‘beter voorkomen dan genezen’ steeds heeft toegepast. Het was haar grote verdienste
dat zij geen onnodige risico’s nam. Trad er een onregelmatigheid op bij een nakende
bevalling, dan nam ze dat zeer ernstig op en haar gezond verstand gebood haar vanaf
dat ogenblik niet meer op eigen houtje te gaan proberen het probleem op te lossen.
Ook bij ongewone verschijnselen tijdens een zwangerschap, en zeker in de laatste
maanden, wachtte ze niet lang om zich te laten bijstaan door een gynaecoloog.
30
En ook als er zich bij de bevalling zelf een plotse verwikkeling voordeed, volgde zij
dezelfde werkwijze. En een familielid van haar kan mij verzekeren dat van haar kan
gezegd worden dat geen enkel van alle kinderen die zij geholpen heeft ter wereld te
komen, in de volksmond kortweg de door haar ‘gehaalde’ kinderen genoemd, ooit
problemen gehad heeft door te lang zonder zuurstof te blijven.
Op het vlak van die deskundige hulp had ze trouwens ook veel geluk. Zij kreeg alle
mogelijke steun van de oudere gynaecoloog dokter De Mot uit Sint-Niklaas. Die hielp
haar gewillig en van die arts heeft ze heel veel geleerd omdat hij niet enkel het
probleem hielp oplossen maar er ook bij vertelde waarom hij deze of gene manier
van werken volgde.
Celine was daar erg dankbaar voor en de vriendschapsbanden met de familie De Mot
zijn zeer nauw geweest en hebben een leven lang geduurd.
Je bent weleens geneigd te denken waarom toekomstige moeders eraan hielden om
Celineke als vroedvrouw te vragen, als ze wisten dat in geval van verwikkelingen er
toch nog een huisarts of een gynaecoloog moest bijgeroepen worden. Er waren in
die jaren, zeker tot na WO II, nog maar weinig dokters, zeker in de dorpen op het
platteland. En voor de zeldzame gynaecologen die er toen waren, moest men naar
Sint-Niklaas of naar Antwerpen. Maar ik denk dat het vooral de natuurlijke manier
van bevallen was die Celine voorstond, die veel jonge vrouwen aansprak. Bij haar
was er geen gejaagdheid te bespeuren. Een arts met weinig tijd zou nogal vlug zijn
toevlucht nemen tot een inspuiting om de bevalling sneller te laten verlopen. Niets
daarvan bij Celineke. Zij gaf de moeder en de ongeboren baby alle mogelijke tijd en
als het nodig leek, wilde zij verscheidene keren terugkomen om de vorderingen in
het geboorteproces te volgen.
En dat ze oog en oor had voor ‘haar moedertjes’ en ermee meeleefde kon ik afleiden
uit wat men mij links en rechts vertelde. Iemand had het erover dat zij Celine zag
binnenkomen voor de bevalling van het eerste kindje van haar schoonzus. Haar
broer had de vroedvrouw opgebeld en hij had gezegd dat hij dacht dat de geboorte
nabij was. Celine zag het mooi uitgerust wiegje in een hoek van de ruime slaapkamer
staan pronken en ze glimlachte. ‘Wat mag een kind zich toch gelukkig prijzen als het
op zo’n prinselijke manier verwacht wordt’, zegde ze.
In het huwelijksboekje dat in Melsele op 10 september 1937 was uitgereikt,
lezen we op pagina 23:

Wieg
De wieg moet vast staan. Het is slecht de kinderen te wiegen: de schommelingen
hebben een noodlottigen invloed op hunne hersenen en op hunne maag.
Het kind mag nooit bij een volwassen persoon slapen. Het is gevaarlijk voor zijn
gezondheid en zijn leven.
Het beste bed kan men maken van varenkruid, zeegras of haverkaf.

31
In vergelijking met Hoofdstuk 10 ‘Gezondheidsvoorzorg der eerste kinderjaren.
Raadgevingen aan de familiemoeders’ uit het trouwboekje Melsele 1908 zijn alle
adviezen van 1937 niet meer zo uitgebreid. De wethouder vond wellicht dat de
moeders al wat verder ontwikkeld waren in de gezondheidsleer en dat de raadgevingen korter geformuleerd konden worden. De eerste twee adviezen van 1937
lopen qua inhoud gelijk met die van 1908. En het derde advies gaat in 1937 over de
vulling van de matras, wat helemaal niet vermeld was in 1908.
Toen had men het wel over het bedje dat in de winter ‘op eene zachte temperatuur
moet gehouden worden bij middel van eene kruik of alle ander vat warm water
inhoudende. Het zal door eene gordijn van licht neteldoek beschut zijn.’
Over een gordijn wordt in 1937 niet meer gerept.

Bestond er toen ook al wiegendood?
Als je leest in het trouwboekje uit 1908 dat 25% van de kinderen sterft in het eerste
levensjaar, dan kan je redelijkerwijze geloven dat tussen die sterfgevallen ook
verschillende onverklaarbare gevallen gezeten hebben. Honderd jaar later is de
kindersterfte door de verbeterde voeding en hygiëne sterk teruggedrongen en nu
vallen de gevallen van wiegendood op. Het is een algemene term voor kindersterfte
in de wieg. Het is eigenlijk geen oorzaak van overlijden, maar een benaming voor
gevallen waarbij de doodsoorzaak van een baby niet aangetoond kan worden.
Men spreekt van wiegendood als een baby onverwacht overlijdt zonder dat daar
ogenschijnlijk een oorzaak voor is.
Als ook na volledig postmortaal onderzoek geen verklaring wordt gevonden, noemt
men dat wiegendood of SIDS (sudden infant death syndrome). Als wiegendood zich
voordoet, is het vrijwel altijd in het eerste levensjaar, maar het komt soms ook in het
tweede jaar voor.
In België wordt 33% van alle zuigelingensterftes geklasseerd als wiegendood. Het
zou dus gaan om 1,5 tot 2,5 sterfgevallen van schijnbaar gezonde baby’s per 1 000
levend geboren kinderen. Het gaat in België jaarlijks om zo’n 200 tot 225 gevallen.
Men veronderstelt dat de oorzaak gelegen is in een nog onvoldoende ontwikkelde
functie van het ademhalingscentrum in de hersenen. Als die functie voldoende zou
ontwikkeld zijn, dan krijgt de baby een ademhalingsprikkel waardoor hij opnieuw of
sneller gaat ademhalen. Als de baby op zijn buik ligt, krijgt hij dan geen prikkel meer
tot omdraaien naar de rug en diep ademhalen en zal hij stikken.
Dat is een verklaring maar er bestaan bijna evenveel theorieën als er onderzoekers
zijn.

Takenpakket van de vroevrouw
Met de geboorte begon in het gezin van deze jongste wereldburger een nieuwe fase
in hun leven. Woonde men nu in het simpelste huisje of in een rijkemanswoning, er
dienden toch allerlei schikkingen getroffen te worden om het nieuwste gezinslid zijn
of haar plaats te geven.
32
De moeder was toen verplicht negen dagen het bed te houden en als er geen
dringender gevallen op haar wachtten, kwam Celine de moeder nog enige keren
overdag verzorgen en bijstaan als dat nodig bleek. Ook advies geven behoorde tot
haar takenpakket, zo bijvoorbeeld op gebied van de voeding.
De voeding van de baby is, zeker in de eerste levensmaanden, van groot belang.
Het colostrum, de moedermelk in de eerste dagen na de bevalling, is een bijzonder
waardevolle voeding die het kind tegen veel kwalen behoedt.

Uit het trouwboekje Melsele 1908, pagina 21
Tot negen maanden is het oprechte voedsel des kinds de vrouwemelk en vooral
de moedermelk; na drie of vier maanden, mag men ander voedsel toevoegen
(broodpap enz.), maar op de aanduidingen van eenen geneesheer. Het samengesteld voedsel, het is te zeggen datgene bevattende terzelfdertijd de vrouwemelk en een ander voedsel, is bijna altijd nadeelig aan de zeer jonge kinderen.
Gedurende de eerste maand die volgt op de geboorte, geeft men, bij gebrek der
melk van de moeder of van eene betaalde min, koe- of geitenmelk, met de helft
zuiver water, lichtelijk gesuikerd. Voor de twee volgende maanden lengt men
met een derde water op, en later mag men die zuiver geven. De mengeling moet
onmiddellijk voor het innemen gebeuren. Het gebruik van de melk vergt eene
volstrekte reinheid der gebruikte vazen, vooral als men de zuigflesch benuttigt;
geneeskundigen van gezag aanzien overigens die wijze van voeding als
moetende de gevaren van ziekte en sterfte onder de kinderen veel vermeerderen.
De eenige zuigflesschen waarvan het gebruik kan aangeraden worden zijn de
glazen flesschen, zonder buis, en op welker hals men een mammetje zet.
Zij moeten zorgvuldig met overvloedig water gewasschen worden na elke zuiging.
Om de goede hoedanigheid der melk, al te dikwijls vervalscht, te verzekeren, is het
noodig die ten minste een tiental minuten te doen koken en den pot waarin zij
zich bevindt, zorgvuldig te dekken. Men kan zich bedienen van eenen aarden pot
met platten bodem en verwijde boorden om het koken der melk te vergemakkelijken. Door het gebruik van dien pot, is het koken vollediger en de vernieling
der kiemen (onschadelijkmaking) der melk wordt beter verzekerd. Men vindt in
den handel verschillende toestellen, bijzonder met dit doel gemaakt en die zeer
praktisch zijn. Van zeven tot tien maanden mag het kind, behalve van melk, een
matig gebruik maken van broodpap, eieren en vleeschsap.
Later zal het voedsel afgewisseld zijn en verdeeld over den dag bij regelmatige
tusschenpoozen; de overdaad der spijzen of van eene spijs in het bijzonder is
steeds nadeelig; zij is zoo zeer te vreezen als de slechte hoedanigheid der spijzen;
zij veroorzaakt ook de ontsteking der maag en der ingewanden, eene kwaal
waaraan de kinderen bezwijken.
De spijzen buiten de eetmaaltijden genomen, bonbons, suikergebak, taartjes, enz.
moeten om dezelfde reden in de voeding der jonge kinderen vermeden worden.

33
In 1937 zijn de voedingsadviezen in de trouwboekjes toch al een beetje minder
angstaanjagend
Het kind moet met de borst
opgevoed worden; meer dan
de helft der kinderen, met
een zuigflesch opgevoed,
sterven (…) Indien het kind
met de zuigflesch moet opgekweekt worden, geve men
het bij voorkeur afgeroomde
koemelk met bijvoeging:
gedurende de 4 eerste weken
van twee derden water; van
de 2de tot de 4de maand van
de helft water en van de 4de
tot de 6de maand van een
vierde water; na de 6de maand
geve men het zuivere melk.

Tot omstreeks 1880 was de borstvoeding algemeen.
De moeder was fier haar kindje te voeden en als
dat niet kon en ze was welgesteld, dan deed ze
tegen betaling een beroep op een min die het
kind de borst gaf. Het was dikwijls een jonge,
ongehuwde moeder die zo aan wat geld geraakte.
Bij een vergelijking van de gedrukte raadgevingen
in de trouwboekjes valt vooral op dat in de versie
1962 een heel pak raadgevingen over de verzorging van het kind in zijn eerste levensjaar zoals de
voeding, de wieg, de uren slaap enz. weggelaten
zijn tegenover de versies van 1908 en 1937.
In de versie 1962 wijzen ze op p. 36 aan de (aanstaande) moeders de weg naar de instellingen
wiens advies ze best zouden volgen om aan hun
wens naar ‘mooie, gezonde en krachtige kinderen’
te kunnen voldoen.

Denk erom dat het leven van het kind reeds geruime tijd voor de geboorte aanvangt.
Bij de eerste tekenen van zwangerschap dient de aanstaande moeder een geneesheer-specialist te raadplegen. Kunt U geen beroep doen op een particulier geneesheer, aarzel dan niet U aan te melden op een der prenatale consultatiediensten,
welke door het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn erkend zijn. Zulke instellingen
bestaan over het ganse land en de aanstaande moeders kunnen kosteloos behandeld worden. U wordt er best ontvangen. Te veel zuigelingen sterven tijdens hun
eerste levensmaand, omdat de moeder zich niet op de bevalling had voorbereid.
Het kind komt onbeschut ter wereld, terwijl het door velerlei gevaren wordt
bedreigd: koude, warmte, besmetting, enz… De zuigeling is een tenger wezen,
dat onder medisch toezicht moet blijven, ook al mankeert hem niets. Het welzijn
van uw baby vereist dat U hem geregeld vertoont op een Consultatiebureau voor
zuigelingen en op het platteland aan een verpleegster van de zuigelingendienst.
De instellingen houden kosteloos toezicht op de gezondheid en de groei der
kinderen en verstrekken kostbare raad voor hun verdere opvoeding. Moesten alle
moeders in België die instellingen geregeld bezoeken, dan zou de kindersterfte in
ons land op een veel lager peil liggen.
Het valt in de teksten van de trouwboekjes op dat in de jaren na WO II de adviezen
voor voeding, verzorging en algemene gezondheidszorg van het kind veel korter
geworden zijn en dat hoe langer hoe meer aangeraden wordt een beroep te doen op
de georganiseerde kinderzorg als die van het Nationaal Werk van Kinderwelzijn (NKW).
34
Bevallen in een kliniek of thuis?
Vanaf het einde van de veertiger jaren neemt het aantal thuisbevallingen geleidelijk
af en gaat een groot deel van de bevallingen in de streek door in de materniteit van
de Sint-Annakliniek in Beveren. Maar ook daar kon Celineke haar vroedvrouwentaak
uitoefenen en zij had er onder de ziekenhuiszusters en andere verpleegsters heel
wat echte vriendinnen.

De materniteit, van de Sint-Annakliniek, in de volksmond ook de verloskamer genoemd.

(Foto Rita De Cock)

En eigenlijk juichte Celineke zelf de
bevalling in de materniteit toe. Het
is veiliger en wanneer later zo goed
als iedereen voor de materniteit
koos, vond ze het spijtig dat er toch
nog enkelen waren die per se thuis
wilden bevallen.
Melsele kreeg bijvoorbeeld in 1949 in
totaal 106 pasgeborenen en 51 daarvan zijn nog thuis geboren, de 55
anderen bijna allemaal in Beveren.

Verpleegster Maria Heyrman helpt de
ziekenhuiszusters in de verloskamer van de
materniteit.

(Foto Maria Heyrman)

35
Het kindertehuis in de Sint-Annakliniek,
de pasgeboren kinderen verbleven ’s nachts niet in de kamer van de moeder.
(Foto Rita De Cock)

De Sint-Annakliniek, in 1927 gesticht door dokter Gerard De Paep, (zie ook hoofdstuk 1)
legde de grondslag voor een nieuwe medische infrastructuur voor Beveren en
omgeving. De kliniek, en zeker de materniteit, zat duidelijk in de lift in de naoorlogse
jaren…

De Sint-Annakliniek, in Beveren rond WO II.

36

(Foto Wilfried Dalvinck)
De vestibule van de Sint-Annakliniek had een typisch kloosteruitzicht maar oogde toch al een
stuk vriendelijker dan het strenge buitenaanzicht liet vermoeden.

(Foto Rita De Cock)

Hoe langer hoe meer Melselenaartjes worden buiten de gemeente geboren en
later zal men op de identiteitskaart zien staan: geboren te Beveren (of Sint-Niklaas
of Antwerpen).
Dat bracht voor de burgerlijke stand van de gemeente waar de ouders woonden, het
probleem mee dat de nieuwe wereldburger wel diende ingeschreven te worden,
maar het moest duidelijk zijn dat hij geen inwijkeling was. In de hiernavolgende
tabel zie je dat het aantal thuisgeboorten heel miniem wordt vanaf het jaar 1961 en
helemaal wegvalt vanaf 1969.
Officieel werd dat in die jaren zo verwoord: ‘Door het toenemende aantal geboorten
buiten de verblijfplaats van de moeder, ontstaat in de gemeentelijke administratie
een verwarde toestand. Daar de geboorten in de verpleeginrichtingen gestadig
toenemen (…) dienen de geboorten buiten het grondgebied van de verblijfplaatsgemeente van de moeder, voortaan aangetekend in het register van aankomst van
de gemeente, waar de moeder verblijf houdt. Om evenwel elke verwarring met de
gewone inwijkelingen te voorkomen, dienen de vermeldingen en de nummeringen
betreffende dergelijke geboorten overeenkomstig bijgaand model met rode inkt te
worden ingeschreven.’(Brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Brussel
13 juli 1954, aan de heren provinciegouverneurs.)
37
Zie ook de omzendbrief aan de heren burgemeesters van 9 december 1954, aangaande de attesten af te leveren door de gemeentebesturen voor het toekennen van
de geboortebijslag, verschenen in het Staatsblad van 11 december 1954. De maatregel treedt in werking vanaf 1 januari 1955.
De gegevens opgetekend in het register van aankomst in de gemeente, zowel als die
van het vertrek uit de gemeente, worden achteraf overgenomen in de Bevolkingsstatistieken, ook Bevolkingsregister genoemd.

Melsele in bevolkingsstatistieken vanaf 1934
Op pagina 37 volgen de officiële cijfers vanaf 1934, het jaar waarin Celineke begon te
werken als vroedvrouw, tot 1976, het laatste jaar dat de gemeente Melsele zelfstandig bestond.
De cijfers betreffen: de personen die aangekomen zijn door geboorte, niet inbegrepen de doodgeborenen en andere levenloos aangegeven kinderen die noch in het
register van de burgerlijke stand noch in het bevolkingsregister werden ingeschreven.
Geheel links zie je het jaartal. Daarnaast komen links de aantallen mannen en rechts de
meisjes die in de gemeente zelf geboren zijnde, tot haar werkelijke bevolking behoren.
Ernaast staat het aantal van de kinderen die, tot de werkelijke bevolking behorend, in
een andere gemeente geboren zijn. Deze kinderen worden in de bevolkingsregisters
ingeschreven krachtens het Koninklijk Besluit van de 30ste december 1900, artikel 6.
Geheel rechts komt het jaartotaal.
	
	
	
Volledigheidshalve wil ik bij deze tabel het volgende vermelden: het cijfer 52 van het
jaar 1953 omvat 1 vreemdeling. Het cijfer 59 en 66 van het jaar 1957 omvatten elk 2
vreemdelingen. Het cijfer 63 en 65 van het jaar 1959 omvatten elk 2 vreemdelingen.
Het cijfer 67 van het jaar 1960 omvat 2 vreemdelingen. Het cijfer 62 van het jaar 1960,
57 van het jaar 1968, 57 van het jaar 1969, 52 van het jaar 1970 en 43 van het jaar 1975
omvat telkens 1 vreemdeling.

38
jaartal
1934
1935
1936
1937
1938
1939
1940
1941
1942
1943
1944
1945
1946
1947
1948
1949
1950
1951
1952
1953
1954
1955
1956
1957
1958
1959
1960
1961
1962
1963
1964
1965
1966
1967
1968
1969
1970
1971
1972
1973
1974
1975
1976

#
mannen
24
39
39
52
70
49
39
33
39
38
49
36
48
37
32
31
33
30
22
13
11
12
7
4
5
8
6
4
2
2
5
2
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
2

#
vrouwen
50
51
56
45
46
53
45
41
39
46
36
39
38
44
44
20
27
22
20
18
15
14
8
1
5
3
4
2
2
2
0
0
0
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0

buiten
Melsele
mannen
1
3
2
6
8
8
9
3
6
8
14
16
11
22
22
29
38
43
39
58
56
76
55
59
71
63
67
56
63
60
69
65
56
53
57
57
61
48
52
46
42
43
46

39

buiten
Melsele
vrouwen
2
3
3
4
7
7
3
2
5
8
10
14
16
15
19
26
31
42
55
52
44
57
54
66
61
65
62
68
57
60
54
56
43
62
58
44
52
48
36
57
33
47
54

totaal
77
96
100
107
131
117
96
79
89
100
109
105
113
118
117
106
129
137
136
141
126
159
124
130
142
139
139
130
124
124
128
123
100
117
116
101
113
96
88
103
75
90
102
Te boek gesteld
Wie veel geld heeft en geen kinderen, is niet rijk;
wie veel kinderen heeft en geen geld, is niet arm.

(Chinees spreekwoord)

De Melseelse geboortecijfers staan niet enkel in de officiële tabellen van de gemeente.
Op mijn vraag haalde Omer Van de Vijver, reeds vermeld in hoofdstuk 1, de
uitgebreide registers van Celineke bijeen bij zijn familieleden. Het zijn drie indrukwekkende schrijfboeken: twee grote en een kleinere, maar dat is veel dikker dan de
andere. Die boeken zijn door Celine tussen 1934 en 1978 bijgehouden.

Drie boeken vol notities
Elke zondag werkte Celineke aan haar registers en noteerde met de vulpen de geboorten
van de voorbije week. Als je erin bladert zie je dat haar werkgebied in hoofdzaak
Melsele was, maar ze hielp ook moeders bevallen in Beveren, Vrasene, Calloo
(zo schreef men dat toen), Zwijndrecht, Nieuwkerken en Antwerpen-Linkeroever.
Het leukste adres vond ik: ‘Polder, de Zwaantjes’. Wellicht was ze de gemeentenaam
vergeten te vragen aan die mensen, maar dat moet in Verrebroek geweest zijn, daar
is nu nog de straatnaam Zwaantje.

40
Het boek dat ze genoemd heeft ‘Lijst en Datums der Verlossingen - Meimaand 1934’
is een officieel genummerd register. Het is 325 bij 205 mm groot. Wij noemen het
gemakshalve het 1ste register. De tekst betreffende de bevalling loopt van de
linker- naar de rechterpagina door. Celine heeft de voorgedrukte aflijning van de
kolommen gebruikt en heeft er zelf namen boven geschreven.
Haar allereerste notities omvatten: Datum (wanneer de bevalling begonnen is) Naam en adres - Getal - Geslacht - Gewicht - Moederk. (hiermee wordt moederkoek,
nageboorte of placenta bedoeld). Enkele keren is de voeding vermeld en bij de 2de
en 3de bevalling de evolutie van het gewicht van de baby.
Zoals je hierna kan zien ging ze op de rechterpagina dan verder met - datum van
geboorte - vroegere verlossingen - laatste maandstonden - koorts - wateronderzoek.

Het 2de register is zonder genummerde bladen die 170 bij 255 mm groot zijn. Het
boek is 35 mm dik. De inschrijvingen lopen van 27/05/1934 tot 31/12/1966 en bevat
in verkorte weergave ook de inschrijvingen van 1934 tot 1939, die ook al in het 1ste
register stonden. In dat 2de boek zijn de geboortes genummerd per jaar en zijn enkel
nog de geboortegegevens opgenomen. Hier dus geen gegevens meer over de
zwangerschap. Wel de afgekorte vermelding over de voeding: borstvoeding, kunstmatige en gemengde voeding. Voor kinderen die borstvoeding krijgen, bestaat
de bijvoeding in principe uit moedermelk. Afgekolfde moedermelk van de eigen
moeder verdient de voorkeur. Indien deze niet voorhanden is, valt de eerste keus op
afgekolfde moedermelk van een andere moeder (zg. ‘donormelk’).
41
Is deze niet beschikbaar dan kan desnoods ook kunstmatige zuigelingenvoeding
gegeven worden (populaire bijnaam ‘flesvoeding’).
Zij sluit dat register af einde 1939 en had dan 244 bevallingen verzorgd.
Zo ben ikzelf nummer 186 in haar 1ste register, dus de 186ste bevalling van Celinekes
loopbaan en ik krijg nummer 51 in register nummer 2, de 51ste geboorte in 1938.

Ik lees nu op de pagina’s 74 en 75 van het 1ste register over mijn eigen geboorte. Ik
ben geboren op 17/08/1938 om 9 uur in de voormiddag. A H R V. Ik woog 4 kg precies
en ik ben van het mannelijk geslacht, de placenta (moederkoek) was normaal. Ik was
het 1ste kind in het gezin van mijn ouders Alfons Puynen en Yvonne De Cock. De
vermelding 25 j. boven de naam van mijn vader is zijn leeftijd.
De zwangerschap was goed verlopen. De baring verliep als volgt: de weeën
begonnen om 5 uur ’s morgens; om 8 uur was er volledige opening en om 8.30 u zijn
de vliezen gebarsten met uitdrijving om 9 uur. De placenta kwam 20 minuten later.
Verliezen (bloedverlies) waren normaal en mijn moeder was weinig gescheurd.
De kraamstaat was normaal goed. Mijn moeder had wel last aan de borsten. En ik
heb kunstmatige voeding gekregen.
Het zal voor Celineke een drukke bedoening geweest zijn want in de allervroegste
uurtjes van dezelfde 17de augustus, om 3 uur 30 namelijk, had zij in de familie
Bosman-Michelet een meisje ter wereld geholpen.

Vermelding AHLV betekent achterhoofd links voor en AHRV is achterhoofd
rechts voor. Dit betreft de plaatsing van het hoofdje van de baby in het
bekken van de moeder. Deze twee zijn gunstig voor een vlotte bevalling.
Ligt de baby AHRA of AHLA, dan kijkt hij met zijn gezicht naar boven en
wordt een ‘sterrekijker’ genoemd. De bevalling is dan moeilijker omdat het
hoofdje met een bredere diameter moet geboren worden.

42
Wie ook tussen de vaardige handen van Celineke gepasseerd is bij zijn geboorte is de latere Beverse burgemeester François Smet. Dat gebeurde op 30 mei 1939. François heeft eens verteld dat hij eigenlijk niet voor
burgemeester in de wieg gelegd was, getuige daarvan zijn wetenschappelijke studies. Vroeger, toen we nog
een identiteitskaart hadden waarop enige informatie stond, werd als beroep voor hem scheikundige (Dr.)
vermeld. Daarom tekende Aimé Van Avermaet deze cartoon voor De Beverse Klok van 19/2/1999 en stopte
de jonge Smet in de plaats van een papfles een heuse erlenmeyer in de hand, een kegelvormige glazen kolf
met vlakke bodem zoals die in laboratoria gebruikt werd.

Het 3de register is ook zonder genummerde bladen, Het is 325 bij 205 mm groot. En
het begint op 03/01/1967 en eindigt op 21/08/1978. Opvallend is dat de voorlaatste
bevalling die Celineke begeleidde op 10/02/1978 was en dat er meer dan een half
jaar verliep tot die allerlaatste. Maar daar was een goede reden voor. Toen Celine
op 10/02/1978 besloot te stoppen had ze nog beloofd de aanstaande bevalling in
het gezin Lambers-Van de Vijver te verzorgen. De jonge moeder was de dochter van
Celinekes zus Marie. En belofte maakt schuld.

Wat erbij opvalt
* Op de pagina’s 74 en 75 van het 1ste register is er al geen onderverdeling van de
kolommen meer ingevuld bovenaan en zijn de gegevens over de bevallingen anders
geschikt dan op pagina’s 2 en 3.
* Vooral valt op dat Celine in haar prille beginperiode veel meer noteerde dan enige
maanden en jaren later. Eigenlijk is dat een normale evolutie: in de beginjaren van
haar carrière, wellicht nog beïnvloed door de opdrachten en gewoonten uit haar
studietijd, hield ze naast het eerste ook nog een tweede register bij en dat bevatte
aanvullende gegevens.
43
Daar lees je het uur van de geboorte, dikwijls ook hoe vroegere verlossingen van
dezelfde moeder verliepen en ook details over het verloop van de huidige bevalling:
wanneer de weeën begonnen, welke opening er was na een bepaalde tijd, wanneer
het vruchtwater brak, enz. Daarbij zal niet enkel de invloed van de scholing die ze
gekregen had een rol gespeeld hebben. Sommige lesgeefsters raadden hun leerlingverpleegsters en vroedvrouwen in spe aan om vrijwel alles wat later van pas zou
kunnen komen op papier te zetten.
Voor Celineke, die als zelfstandige vroedvrouw meer en meer aan het kraambed
gevraagd werd en zo steeds meer ervaring opdeed, is de druk van die ‘schoolse verplichting’ na een tijdje afgezwakt en moest dat wijken wegens tijdsgebrek. Dat werd
op de duur een te zware opdracht en het gezond verstand en een nuchter oordeelsvermogen om wat belangrijk was van de rest te onderscheiden, leerde haar dat de
notities tot de hoofdzaken konden beperkt worden.
* Over de kraamvrouw (de moeder) lezen we af en toe enige bijzonderheden, maar
ik heb niets gevonden over de pasgeborenen. Bijna nooit, behalve op haar allereerste bladzijden is de naam van de boreling vermeld. En als het vermeld is, zoals op
pagina 2 van het 1ste register, dan was er geen plaats voor voorzien en zijn de voornamen Angèle, M-Louise en Juliana er achteraf bijgeschreven.
* We vernemen weinig over speciale gevallen. Het zal bij de vele bevallingen die ze
verzorgde toch ook weleens voorgevallen zijn dat bijvoorbeeld een kind ‘met de helm
geboren is’. Daar wordt echter nergens melding van gemaakt. In Van Dales Groot Woordenboek vinden we bij het trefwoord ‘helm’ betekenis 2: ‘(bij vergelijking) het vlies dat
bij de geboorte het hoofd van sommige kinderen omgeeft en waaraan het bijgeloof
vroeger bijzondere eigenschappen toeschreef: hij is met de helm geboren, ’t is een
gelukskind, (ook) hij heeft de gave om rampen (bv. sterfgevallen) vooruit te zien aankomen; (Zuid-Nederlands) hij is gelukkig in al wat hij onderneemt.’ (8)

Celinekes werk in vogelvlucht
We overlopen in vogelvlucht de geboortes waarbij ze hielp:
* In 1934 heeft ze 5 dames geholpen en 2 ervan hadden een miskraam. Bij de eerste
werd dokter Smet erbij gehaald en bij de tweede dokter Dupont.
* In 1935 heeft ze 18 bevallingen gedaan, waarvan twee met forceps (gebruik van de
verlostang) en een kindje is overleden.
* Het jaar 1936 sluit af op 25 december, een kerstekindje bij de familie Suy-De Cauwer.
Zij deed 45 bevallingen, waarvan 5 met forceps en een kindje is overleden.
* 1937: 57 bevallingen waarvan 3 met forceps en 2 miskramen. We lezen onderaan de
lijst van dat jaar dat Melsele 5 296 inwoners telt en dat er 107 geboorten geweest
zijn, waarvan 9 kinderen overleden zijn in hun 1ste levensjaar, waarvan er 2 dood
geboren waren.
* 1938: 97 bevallingen, waarvan 4 met forceps en 5 miskramen.
44
Op 19/11/1938 noteerde ze heel wat in beknopte vorm over een speciaal probleem:
‘Om 3.30 u. geboren met snelle uitdrijving met gevolg van den bilnaad scheur tot in
den 3de graad, is genaaid 6 cm en na 9 dagen opnieuw gescheurd en genaaid met
gunstig resultaat. Kraamstaat goed: vier weken te bed gebleven.’
Tot slot van dat jaar noteert zij dat er 5 285 Melselenaren zijn waarvan er 131 dat jaar
geboren zijn. Overleden kinderen jonger dan 1 jaar: 11 waarvan 3 dood geboren.
* 1939: zij deed 106 bevallingen, bevolking 5 326, geboorten 117; 7 kinderen
overleden jonger dan 1 jaar, waarvan 2 dood geboren.
* Het oorlogsjaar 1940 sloot ze af met 118 bevallingen. Men telde toen 5 320 inwoners in Melsele, er waren 96 geboorten en 12 overlijdens in het 1ste levensjaar, waarvan 2 dood geboren.
* In 1941 doet Celine 87 bevallingen, terwijl er in Melsele slechts 78 geboorten zijn.
Haar faam, de goede naam die ze daardoor bij de mensen kreeg, werd vooral vanaf
de Tweede Wereldoorlog de reden waarom ze steeds meer bevallingen te doen
kreeg en dat ze als vroedvrouw van dan af definitief de dorpsgrenzen overschreden
heeft. Zo was 1941 het eerste jaar dat het aantal van ‘haar bevallingen’ groter was dan
het aantal geboorten in Melsele, namelijk 87 tegenover 78. Van dan af gingen haar
jaartotalen de hoogte in: 108 in 1942 en reeds 150 in 1948. Haar kwaliteiten als
vroedvrouw werden dus wel degelijk geapprecieerd.
* In 1942 zijn het er 108 waarbij Celine aan het kraambed stond en 89 geboorten voor
het hele dorp.
* Opmerkelijk is het hoge geboortecijfer van 1943: Celineke had 126 bevallingen en
er waren 101 kindjes in Melsele. Daar was volgens mij een verklaring voor.
Ik heb een halfbroer, twee kozijns en twee nichten die allen in dat oorlogsjaar
1943 geboren zijn. Bij mijn grootouders Jozef De Cock en Justine Van Hove
waren 5 kinderen en die zijn allemaal in het voorjaar van 1942 gehuwd. Dat
was een periode van luwte in de oorlogvoering en de gemobiliseerde soldaten
waren terug thuis. De gevolgen voor de nataliteit in 1943 waren opvallend in
onze familie en blijkbaar ook in onze streek.
* In 1944 en 1945 stond Celine telkens 119 borelingen bij.
Opmerkelijk was voor dat laatste jaar het overlijden in Melsele van 14 kindjes in hun
eerste levensjaar en er waren slechts 80 geboorten.
* In 1946 deed Celine 134 bevallingen en waren er 113 in Melsele.
* In 1947 was de verhouding 137/118. Hier vermeldt Celineke dat dat laatste cijfer
betekent dat in Melsele 22 geboorten zijn per 1 000 inwoners. Zij noteert de verlopen
tijd tussen de huwelijksdatum en de datum van de eerste geboorte in het gezin.
Op het einde van het jaar 1947 vonden we volgend jaaroverzicht in haar derde
register.
45
46
* 1948: 150/117
De laatste maand van 1948 was speciaal te noemen, vooral de eerste dagen, want op
2 december wordt er in de familie De Permentier-De Smedt een tweeling geboren,
het waren twee jongens en twee dagen later ook een tweeling in de familie Van Dael
-Buys, hier waren het twee meisjes.
* 1949: 144/106 Voor het eerst krijgen we een cijfer waardoor we weten dat er een
doorbraak gekomen is van bevallingen in de materniteit. Van de 106 nieuwe Melselenaartjes zijn er 51 ter plekke geboren en 55 in Beveren.
De Sint-Annakliniek en zeker de materniteit, zat duidelijk in de lift (zie ook hoofdstuk 2).
* 1950: Celineke deed 134 bevallingen en in Melsele waren er 118 geboortes.
* In 1955 heeft ze 161 bevallingen en in 1960 zijn het er 188. Van dan af tot in 1971
(110 bevallingen) zit er een schommelende licht dalende lijn in met nog 180 in 1963
en 179 in 1967. Daarna neemt het stelselmatig af tot 35 bevallingen in 1976, 14 in
1977 en 4 in 1978. De laatste bevalling deed zij op 21/08/1978.
Die dalende lijn is wellicht niet zozeer te wijten aan het ouder worden van
Celineke maar vooral aan het verminderen van het aantal thuisbevallingen en
daar zijn verschillende redenen voor. Eerst en vooral is er de opkomst van de
mutualiteiten met hun ziekte- en invaliditeitsverzekering. De mutualiteit betaalt
de onkosten terug van wie in een materniteit bevalt. Ook de mogelijkheid om in
de periode van de zwangerschap een ziekenbriefje te krijgen om een afwezigheid op het werk te verantwoorden, speelt een rol.
Verder speelt de groeiende medicalisering van een bevalling mee: een
geboorte wordt eigenlijk een medische ingreep. Belangrijke argumenten zijn de
hygiënische verzorging, het anticiperen op verwikkelingen en de aanwezigheid van
gespecialiseerde dokters.
Enkelen bleven de geboorte in de eigen vertrouwde omgeving erg waardevol
vinden maar voor de meesten haalt het comfort van de materniteit de bovenhand.
Komt daarbij ook nog de daling van het aantal kinderen per gezin maar het
totale geboortecijfer wordt dan weer gecompenseerd door de aangroei van de
bevolking in Melsele.
Het gebruik van de forceps wordt niet altijd vermeld. Doorgaans is het 2 tot 4 keer
per jaar. Het cijfer 9 voor 1943 is hierbij wel opvallend.
De eerste keizersnede wordt in 1943 vermeld en vanaf 1949 komt ze geregeld voor
met een maximum van 4 per jaar.

Per fiets, per auto of met de …slee?
De weg naar het merendeel van die vrouwen in barensnood legde Celineke vele jaren per
fiets af. De weersomstandigheden speelden een grote rol bij die verplaatsingen, zeker als
je zelf geen gemotoriseerd vervoer had zoals dat in de eerste helft van haar loopbaan was.
47
Ik hoor mijn vrouw af en toe nog het verhaal van haar geboortedag navertellen zoals
ze het van haar moeder, Fien Verstraeten, dikwijls gehoord heeft. En dat komt geregeld terug, vooral op gure winterdagen. Het was 26 januari 1940 in de Priemstaat in
Melsele. Haar ouders woonden daar in bij haar grootmoeder langs moeders kant.
Het had flink gesneeuwd en telefoon was niet voorhanden, ook niet in de buurt.
Aloïs Verbeke, de vader, sprong op de fiets en ging Celineke verwittigen. Die trok
omwille van sneeuw en ijs twee paar wollen sokken aan, schoof dan in haar rubberen
botten en kwam zo goed als het ging mee op haar tweewieler naar de plaats waar ze
haar 14de bevalling van het jaar 1940 ging verzorgen.

Uittreksel uit het 2de register. Dit is de 14de bevalling van 1940 waarbij Celine hielp.
De 2de regel deelt mee: het is het 1ste kind in dat gezin; geboortegewicht 3,500 kg; een meisje; geboren op
26/1/40 om 4 uur in de morgen; het kind kreeg kunstmatige voeding.

48
Van Valentine Staes (°1921), nicht van Celineke, hoorde ik het verhaal over een jonge
echtgenoot die op de Vliegenstal in Beveren woonde, naar schatting 4 à 5 kilometer
van het dorpscentrum van Melsele vandaan. Hij kwam Celine op een winterse
sneeuwdag ophalen met paard en slee. Dat was toen de enige mogelijkheid om die
weg af te leggen.
Door een samenloop van omstandigheden stond Celine er soms alleen voor, zoals
vlak na het overlijden van haar moeder in 1957. Toen duurde het nog even eer haar
zus Margriet bij haar kwam inwonen. In die periode wist ze dat ze ’s nachts kon
opgeroepen worden en vroeg zij aan de bovenvermelde nicht Valentine om ’s avonds
bij haar in huis te komen slapen.

49
Eeuwige jongedochter
Wie geen lieve kinderen heeft
Weet voorwaar niet dat hij leeft.

(Jacob Cats, Nederland 1577-1660)

‘Ik heb geen tijd om te trouwen.’ Celineke heeft dat dikwijls geantwoord toen ze in
de fleur van haar leven was en geregeld de vraag kreeg of zij zelf nooit aan een
huwelijk dacht of gedacht had. Kandidaten zijn er genoeg geweest en daar was
ook een dokter bij.
Als jongere vrouw deed ze enkele keren haar beklag tegen een intieme vriendin dat
ze weleens door mannen die zopas vader geworden waren of het nog gingen worden, lastiggevallen werd.
Zelf kende zij dus nooit de vreugde van het moederschap.
Dat liet het Beverse cabaret Blau toe in de jaren ‘70 in de tent
van de Beverse Feesten volgend grafschrift te debiteren:
Hier ligt Celineke
Zelf kocht ze nooit een ‘kinneke’!
Dat neemt niet weg dat uit sommige van haar gezegdes bleek dat de drang naar dat
moederschap onderhuids wel aanwezig was.

Denk positief
Ik heb van verschillende mensen gehoord welke bemoedigende woorden Celineke
gebruikte om de toekomstige moeder haar barensweeën te helpen vergeten door
haar positief te doen denken en het vooruitzicht van het kindje voor te houden.
Zelf vertelde ze menige keer dat ze steeds de tijd nam om te supporteren en aan te
moedigen. (2)
‘Ik zie het koppeke al, nog eens goed persen en het kindje is er.’
‘Ja, jij hebt gemakkelijk praten’, klonk dan de kraamvrouw. ’Dat voel je zelf niet hoe
pijnlijk dat zoiets is.’
‘Nee, maar ik weet het’, zei Celineke. ‘Maar dat is wat anders dan pijn hebben van een ziekte’,
probeerde zij haar patiënt dan af te leiden. ’Maar dit is een gezonde ziekte’, ging ze verder.
‘Auw! En weer zo’n pijnscheut!’
‘Ik weet dat wel, maar je moet volhouden.’
En de vrouw in barensnood haalde met veel ongeloof de wenkbrauwen op.
‘En straks krijg jij je beloning en lig jij hier te stralen met dat kind in je armen en ik
moet met lege handen naar huis.’
50
En tien minuten later, als de moeder de eerste gil van haar kind hoorde, waren al die
pijnen en die ongemakken op slag vergeten.

Het is niet haar eigen kind, maar Celineke straalt als een echte moeder.

(Foto Petrus Van Landeghem)

Bij bevallingen aan huis had ze volgens enkele van haar vriendinnen enige vaste
principes.
Bij het binnenkomen vroeg Celineke: ’Heeft ze al ‘pozen’?’ Dat informeren of de
aanstaande moeder al in arbeid was, was altijd haar eerste werk. Dat werd mij verteld
door Celinekes vriendin Lucie Vermeulen (°1922). Een van Lucies zoons die daar
toevallig op bezoek was en aan het gesprek deelnam, maakte mij er attent op dat dit
echt de manier en de woordenschat van vroeger was om over zwangerschappen,
bevallingen, geboorten en dergelijke te spreken. Zeker als er kinderen in de omtrek
waren.
‘Ze noemden die dingen bijna nooit echt bij hun naam’, zei de man. En eigenlijk had
hij gelijk. Celineke wilde weten of de jonge moeder al weeën had. In de plaats
van over weeën te spreken, had ze het over ‘pozen’, ze noemde dus de tussenpauzes
tussen die geboortepijnen of weeën.
51
Weeën zijn de samentrekkingen van de baarmoeder die regelmatig optreden (om de
paar minuten). Als de weeën steeds vaker komen en krachtiger en pijnlijker worden,
is de bevalling begonnen. Een warme douche of bad kan daarbij helpen. Je leest er
meer over verder in dit hoofdstuk.
En Celineke gaf dezelfde raad die toekomstige moeders ook nu nog krijgen: hoe
meer u zich op uw gemak voelt, hoe beter u de weeën kunt opvangen. Zorg dus voor
een rustige omgeving. Zoek welke houding het prettigst is en probeer u tussen de
weeën te ontspannen.
Zeker in de winter ging de bevalling best op het gelijkvloers door want in de meeste
huizen was er boven zelden verwarming beschikbaar en… ’De kou bevordert nooit
een bevalling’, beweerde Celineke. Ze vroeg ook in het tussenseizoen om de kachel
te ontsteken als dat nog niet gebeurd was. ‘Want dat kindje komt uit de warme buik
van de moeder, het moet ook op een warme manier ontvangen worden’, was haar
principe.

Man buiten gestuurd
En doorgaans was de eerste persoon die door Celineke uit de ‘kraamkamer’ werd
weggestuurd, de man. Meestal was dat wegsturen niet nodig want de meeste
echtgenoten verzonnen wel een of ander werkje of ze hadden een andere reden of
uitvlucht om ‘ervanonder te muizen’. En zij die bleven zijn meestal die ‘helden’ uit de
verhalen over vaders die absoluut bij de bevalling wilden aanwezig zijn om hun
stoerheid te bewijzen of omdat ze dat aan hun vrouw in een romantische bui beloofd
hadden en die achteraf lijkbleek op een stoel moesten gaan zitten of discreet uit
de kraamkamer geleid moesten worden om er met een stevige borrel bovenop
geholpen te worden. Dat wegsturen van de vader door Celineke was meer dan eens
terecht want de manier waarop sommige toekomstige vaders reageerden, deed
soms de haren te berge rijzen.
Bij de echtgenote van René V. waren de barensweeën volop aan de gang en zij klaagde over hevige pijnen. Celine had niet direct vertrouwen in het goede verloop en ze
liet ook dokter Delacave verwittigen.
Toen vond René dat zijn vrouw wel wat al te veel misbaar bleef maken en hij zei haar: ‘Het
volstaat wel met een beetje minder gekreun, zeker! Kijk eens, buiten mij is er nog Celineke
en ‘meneer den doktoor’ en we staan hier allemaal rondom u. Denk ook eens aan ons
Bertha,’ ging hij verder, ‘die moet ook gaan ‘kalven’ en die ligt geheel alleen in het stro in
de koeienstal.’ Celineke en ‘meneer den doktoor’ hebben eens met een veelbetekenende
blik naar mekaar gekeken en ze hebben toen maar wijselijk gezwegen.
Zoiets klonk immers raar bij een kraambed. Je kan zeggen dat het uit de mond van
een buitenmens kwam, akkoord! En waren zij ook geen mensen van hun tijd die nog
niet gewend waren aan fijnere manieren? Wellicht was het ook vooral de zenuwachtigheid, de stress die daarbij een grote rol speelde. Daarom was de vader beter niet
te dicht in de omtrek bij een bevalling, vond Celineke.

52
Vrouwenhulp welkom
Niet dat zij het liefst alles alleen opknapte en dat er buiten de vroedvrouw niemand
aanwezig bleef bij de bevalling. Een buurvrouw of een zus, een schoonzus of een
nicht, Celineke kon hun diensten goed gebruiken. Zo moesten de benen van de
moeder bijvoorbeeld ondersteund worden.
En als er bijkomend materiaal aan de moeder gevraagd werd,dan kon je die laatste
horen zeggen: ‘Celine, in die lage kast vind je doeken.’ Dat klonk op dat moment alsof
twee vriendinnen met mekaar aan ’t praten waren. ’En een laken, Celine, dat kan je
vinden op het onderste schap in die hoge kast.’ Niet verwonderlijk dat Celineke in
een gezin waar ze bij een aantal bevallingen geholpen had, de familie- en de woonsituatie van die mensen door en door kende. ‘En als vroedvrouw word je lid van de
familie’, was een van haar gekende uitspraken.
Zij was bij een bevalling ook praktisch altijd vanaf het begin aanwezig en bleef daar
ook de hele tijd en als ze dat nodig vond, bood ze ook achteraf nog hulp, soms tot
lang daarna.. Als de barensweeën bij haar patiënte erg lang duurden of als de familie
van de toekomstige jonge moeder wat al te vroeg geweest was bij het verwittigen
van de vroedvrouw - iets wat meestal bij een eerste kind in een gezin gebeurde besloot Celine meer dan eens in het geboortehuis te overnachten.
In onze 21ste eeuw is er over zwangerschap en bevalling heel wat meer informatie
beschikbaar. Zo is er o.a. het internet. Wie daar gaat kijken leest er bijvoorbeeld:
Wanneer contact opnemen met de verloskundige?
‘Neem contact op met de verloskundige als de vliezen zijn gebroken of als u
denkt dat de bevalling begonnen is.
Als u twijfelt, vragen heeft of behoefte heeft aan ondersteuning, mag u ook eerder
bellen om te overleggen. De verloskundige is graag vroeg geïnformeerd. Zij kan
u geruststellen en alvast inschatten wanneer u meer begeleiding nodig heeft.
Bel direct, ook ‘s nachts of in het weekend: als de vliezen breken terwijl het kind
nog niet is ingedaald, ga op bed liggen. Bel direct als het vruchtwater geelgroenig
is, of als u blijvend of ruim bloed verliest (een beetje bloederig slijm is normaal),
of als de bevalling begint vóór de 37ste week van uw zwangerschap.’
(Informatie overgenomen 17.02.13 van www.thuisarts.nl, ‘Ik wil thuis bevallen’)

En toch, als het om een eerste bevalling gaat, en als je dat in zijn geheel leest, dan
moet je toch besluiten dat zelfs met die modernste informatiebronnen, het nog
altijd niet eenvoudig is om te zeggen: nú is het ogenblik daar dat de vroedvrouw
zou moeten komen. Want je hebt van je nicht of een vriendin horen vertellen dat de
ontsluiting of het opengaan van de baarmoedermond geleidelijk gebeurt bij elke
contractie. Als de weeën beginnen is het tijdsinterval tussen twee weeën ongeveer 10
à 30 minuten en duurt elke wee ongeveer 40 tot 60 seconden. De samentrekkingen
van de baarmoeder komen gedurende de bevalling met steeds kortere intervallen
en worden sterker, langer en pijnlijker. Beetje bij beetje zal die baarmoedermond
opgerekt worden tot die een diameter van ongeveer 10 centimeter heeft bereikt.
53
Maar de duur van de ontsluiting is lastig vast te stellen. Het kan zelfs zijn dat de
zwangere zelf een groot deel van de ontsluiting niet eens opmerkt. En bijna steeds
zal de ontsluiting bij vrouwen die nog nooit gebaard hebben langer duren dan bij
vrouwen die al een of meerdere kinderen ter wereld brachten. Bij een eerste kind kan
de pijn bij dit proces, versterkt door angst en stress, hevig zijn. Daarbij worden niet
alleen de reserves van de moeder aangesproken, maar ook die van het kind. Bij de
eerste bevalling duurt dit eerste stadium gemiddeld zo’n 24 uren. Maar er zijn natuurlijk
soms grote verschillen, het kan ook in een uur gebeurd zijn of bij anderen kan het dagen
duren.
En het was niet enkel om niet over en weer te moeten rijden tussen haar huis en het
adres waar de geboorte te wachten stond, maar zeker ook om de vrouw in barensnood door haar nabijheid gerust te stellen en in veel gevallen een hart onder de riem
te steken, dat Celineke daar bleef overnachten en dikwijls meer waakte dan sliep.
Celineke kon zichzelf wegcijferen en zich heel en al ten dienste stellen. En zij kon zich
permitteren daar te overnachten. Zij was zelf ongehuwd en bij haar thuis was er altijd
iemand aanwezig. Zo woonde haar moeder bij haar tot aan haar overlijden op 29
januari 1957 en later haar ongehuwde zus Margriet.

Op 2 februari 1957 had de uitvaart van Celinekes moeder, Fien Staes, plaats. Hier wordt de kist van Fien
buitengedragen uit het huis Schoolstraat nummer 13 waar ze samen met haar dochter gewoond had en
waar daarna Margriet bij haar zuster kwam wonen.

(Foto Omer Van de Vijver)

54
Ten dienste staan
Niets was Celineke ooit te veel als het erop aankwam te helpen en die dienstvaardigheid vond ze een natuurlijk element in haar beroep en dat lijkt wel typisch voor
vroedvrouwen.

De eerste vastbenoemde en gediplomeerde vroedvrouw in de Kempen Clara
Dresselaers (1898-1992) hielp 6 700 kinderen op de wereld komen in de
streek rond Turnhout. Zij vertelde dat zij 62 jaar ‘diende’. Eigenaardig dat men
daar toen sprak van ‘dienen’ en niet van werken. Ik heb dat ‘dienen’ in verband
met vroedvrouwen in het Waasland nooit gehoord. Op ’t eerste gezicht klinkt
dat een tikkeltje oneerbiedig omdat zoiets doet denken aan een ding, een
werktuig dat zoveel tijd kan dienen of bruikbaar is. Maar het moet verstaan
worden als ‘zich ten dienste stellen’, zich inzetten voor iemand. Denk aan
dienstmeisjes. Als jonge meisjes vroeger bij welstellende burgers gingen
inwonen en daar het huishoudelijk werk deden, dan hoorde je bij ons gewoon
zeggen: ‘Mijn nichtje dient in de stad.’

Verschillende mensen wisten mij te vertellen dat Celineke via haar beroep van vroedvrouw in heel wat gezinnen een vertrouwenspersoon geworden was. Die hulp
beperkte zich in verscheidene gevallen niet tot het moed inspreken of het geven van
advies, maar zij was dikwijls ook een toevlucht als het financieel erg moeilijk ging.
Vertrouwen was er vanwege de hulpbehoevende gezinnen omdat zij over hetgeen
ze hun had toegestoken nooit een woord ging vertellen aan derden. Maar ook de
rijkere mensen die Celine middelen toeschoven om te helpen, hadden het volste
vertrouwen in haar. Zo noemde men mij een geziene Beverse familie die in de
oorlogsjaren al hun rantsoenzegels aan Celine doorgaven met de mededeling:
‘Jij weet waar de nood het hoogst is. Help er die mensen mee. Aan ons moet je geen
rekenschap over de besteding afleggen.’
En omdat dat ‘geven’ bij haar zo vanzelf en zo van harte ging, heeft ze er ook veel
vriendschap en dankbaarheid voor teruggekregen. Dat bleek o.a. bij het overlijden
van Gerdina Raaymakers op 31 oktober 1994. Zij was de weduwe van Honoré Pfaff
en moeder van een groot gezin waaronder heel wat gekende voetballers. Toen zij
opgebaard lag bij Begrafenissen Melis in Melsele, is een van de broers Celineke
komen vragen of ze mee wilde gaan met alle kinderen Pfaff om hun moeder een
laatste groet te gaan brengen. En dat is ook zo gebeurd. Celine werd eigenlijk als een
familielid gewaardeerd bij die mensen. En volgens Louis, een van de oudere zoons
Pfaff, was Celineke in 1963 hem en zijn broer Baptist, toen allebei gekende voetbalspelers bij Eendracht Aalst, komen vragen of ze Svelta Melsele wilden komen
versterken voor een voetbalmatch tegen SK Beveren ter gelegenheid van de eerste
Melseelse Aardbeifeesten. ‘En haar konden we niets weigeren’, zegde Louis.
55
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine
Celine

More Related Content

Similar to Celine

Bezoek aan het grote moederhuis te Pyongyang
Bezoek aan het grote moederhuis te PyongyangBezoek aan het grote moederhuis te Pyongyang
Bezoek aan het grote moederhuis te PyongyangFransDeMaegd1
 
SOSFamiliemagazine_april2015_DEF kopie
SOSFamiliemagazine_april2015_DEF kopieSOSFamiliemagazine_april2015_DEF kopie
SOSFamiliemagazine_april2015_DEF kopieMichel Koreman
 
NRCHandelsblad 24dec2009 Pubers
NRCHandelsblad 24dec2009 PubersNRCHandelsblad 24dec2009 Pubers
NRCHandelsblad 24dec2009 PubersMirjam van Zelst
 
m46-relatieswelke-herinneringen-maak-jij-met-je-ouders
m46-relatieswelke-herinneringen-maak-jij-met-je-oudersm46-relatieswelke-herinneringen-maak-jij-met-je-ouders
m46-relatieswelke-herinneringen-maak-jij-met-je-oudersMarloes Tervoort
 
Wijkkrant nov2014
Wijkkrant nov2014Wijkkrant nov2014
Wijkkrant nov2014Anja Wens
 
GroterGroeien mei 2010 Enigkind
GroterGroeien mei 2010 EnigkindGroterGroeien mei 2010 Enigkind
GroterGroeien mei 2010 EnigkindMirjam van Zelst
 
Eindrapport buitenlands project
Eindrapport buitenlands projectEindrapport buitenlands project
Eindrapport buitenlands projectJonathan
 
Kristien bonneure, trage post
Kristien bonneure, trage postKristien bonneure, trage post
Kristien bonneure, trage postpulsenetwerk
 
Gabrielle lord complot 365 - 08 augustus
Gabrielle lord   complot 365 - 08 augustusGabrielle lord   complot 365 - 08 augustus
Gabrielle lord complot 365 - 08 augustusDaMommy
 
boekenweek activiteiten H. de Vries boeken
boekenweek activiteiten H. de Vries boekenboekenweek activiteiten H. de Vries boeken
boekenweek activiteiten H. de Vries boekendaannl
 
Gabrielle lord complot 365 - 05 mei
Gabrielle lord   complot 365 - 05 meiGabrielle lord   complot 365 - 05 mei
Gabrielle lord complot 365 - 05 meiDaMommy
 

Similar to Celine (18)

Sprookje over autisme
Sprookje over autismeSprookje over autisme
Sprookje over autisme
 
Balade week 13
Balade week 13Balade week 13
Balade week 13
 
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda GraanoogstLA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
 
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda GraanoogstLA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
 
Vijanden aan de poort?
Vijanden aan de poort?Vijanden aan de poort?
Vijanden aan de poort?
 
Bezoek aan het grote moederhuis te Pyongyang
Bezoek aan het grote moederhuis te PyongyangBezoek aan het grote moederhuis te Pyongyang
Bezoek aan het grote moederhuis te Pyongyang
 
SOSFamiliemagazine_april2015_DEF kopie
SOSFamiliemagazine_april2015_DEF kopieSOSFamiliemagazine_april2015_DEF kopie
SOSFamiliemagazine_april2015_DEF kopie
 
NRCHandelsblad 24dec2009 Pubers
NRCHandelsblad 24dec2009 PubersNRCHandelsblad 24dec2009 Pubers
NRCHandelsblad 24dec2009 Pubers
 
Kinderbrieven uit Westerbork, Ihno Dragt
Kinderbrieven uit Westerbork,  Ihno DragtKinderbrieven uit Westerbork,  Ihno Dragt
Kinderbrieven uit Westerbork, Ihno Dragt
 
m46-relatieswelke-herinneringen-maak-jij-met-je-ouders
m46-relatieswelke-herinneringen-maak-jij-met-je-oudersm46-relatieswelke-herinneringen-maak-jij-met-je-ouders
m46-relatieswelke-herinneringen-maak-jij-met-je-ouders
 
m23-egeltje-onder-de-boom
m23-egeltje-onder-de-boomm23-egeltje-onder-de-boom
m23-egeltje-onder-de-boom
 
Wijkkrant nov2014
Wijkkrant nov2014Wijkkrant nov2014
Wijkkrant nov2014
 
GroterGroeien mei 2010 Enigkind
GroterGroeien mei 2010 EnigkindGroterGroeien mei 2010 Enigkind
GroterGroeien mei 2010 Enigkind
 
Eindrapport buitenlands project
Eindrapport buitenlands projectEindrapport buitenlands project
Eindrapport buitenlands project
 
Kristien bonneure, trage post
Kristien bonneure, trage postKristien bonneure, trage post
Kristien bonneure, trage post
 
Gabrielle lord complot 365 - 08 augustus
Gabrielle lord   complot 365 - 08 augustusGabrielle lord   complot 365 - 08 augustus
Gabrielle lord complot 365 - 08 augustus
 
boekenweek activiteiten H. de Vries boeken
boekenweek activiteiten H. de Vries boekenboekenweek activiteiten H. de Vries boeken
boekenweek activiteiten H. de Vries boeken
 
Gabrielle lord complot 365 - 05 mei
Gabrielle lord   complot 365 - 05 meiGabrielle lord   complot 365 - 05 mei
Gabrielle lord complot 365 - 05 mei
 

More from Benedict Wydooghe

Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken 2022 inleiding
Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken 2022 inleidingEvoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken 2022 inleiding
Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken 2022 inleidingBenedict Wydooghe
 
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021 inleiding
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021 inleidingEvolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021 inleiding
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021 inleidingBenedict Wydooghe
 
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021Benedict Wydooghe
 
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021Benedict Wydooghe
 
Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken
Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenkenEvoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken
Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenkenBenedict Wydooghe
 
Keuzetraject sociale verandering promoversie 2021
Keuzetraject sociale verandering promoversie 2021Keuzetraject sociale verandering promoversie 2021
Keuzetraject sociale verandering promoversie 2021Benedict Wydooghe
 
Evolutiesinhetwelzijns&veiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijns&veiligheidsdenken2021Evolutiesinhetwelzijns&veiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijns&veiligheidsdenken2021Benedict Wydooghe
 
Tot het einde der middeleeuwen
Tot het einde der middeleeuwenTot het einde der middeleeuwen
Tot het einde der middeleeuwenBenedict Wydooghe
 
Evoluties in het veiligheidsdenken
Evoluties in het veiligheidsdenkenEvoluties in het veiligheidsdenken
Evoluties in het veiligheidsdenkenBenedict Wydooghe
 

More from Benedict Wydooghe (20)

Betrouwbaarheid.pptx
Betrouwbaarheid.pptxBetrouwbaarheid.pptx
Betrouwbaarheid.pptx
 
Tot de Middeleeuwen2022
Tot de Middeleeuwen2022Tot de Middeleeuwen2022
Tot de Middeleeuwen2022
 
Oostende 2022
Oostende 2022Oostende 2022
Oostende 2022
 
Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken 2022 inleiding
Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken 2022 inleidingEvoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken 2022 inleiding
Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken 2022 inleiding
 
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021 inleiding
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021 inleidingEvolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021 inleiding
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021 inleiding
 
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021
 
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijnsveiligheidsdenken2021
 
Digitaal Welzijn 2021
Digitaal Welzijn 2021Digitaal Welzijn 2021
Digitaal Welzijn 2021
 
De pinokkiotest
De pinokkiotestDe pinokkiotest
De pinokkiotest
 
Sxrivn is koken in corona
Sxrivn is koken in coronaSxrivn is koken in corona
Sxrivn is koken in corona
 
Sxrivn is koken
Sxrivn is kokenSxrivn is koken
Sxrivn is koken
 
Isof november2020
Isof november2020Isof november2020
Isof november2020
 
Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken
Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenkenEvoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken
Evoluties in het welzijns- en veiligheidsdenken
 
Keuzetraject sociale verandering promoversie 2021
Keuzetraject sociale verandering promoversie 2021Keuzetraject sociale verandering promoversie 2021
Keuzetraject sociale verandering promoversie 2021
 
Evolutiesinhetwelzijns&veiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijns&veiligheidsdenken2021Evolutiesinhetwelzijns&veiligheidsdenken2021
Evolutiesinhetwelzijns&veiligheidsdenken2021
 
20ste eeuw
20ste eeuw20ste eeuw
20ste eeuw
 
20ste eeuw
20ste eeuw20ste eeuw
20ste eeuw
 
Nieuwetijden
NieuwetijdenNieuwetijden
Nieuwetijden
 
Tot het einde der middeleeuwen
Tot het einde der middeleeuwenTot het einde der middeleeuwen
Tot het einde der middeleeuwen
 
Evoluties in het veiligheidsdenken
Evoluties in het veiligheidsdenkenEvoluties in het veiligheidsdenken
Evoluties in het veiligheidsdenken
 

Celine

  • 1. Celine Van Geertsom Een leven in dienstbaarheid Roger Puynen 3
  • 2. Colofon Auteur: Roger Puynen Cartoons: Erik Pijl en Aimé Van Avermaet Spellingcontrole: Jan Smet Kaftontwerp: Filip Dalvinck Verantwoordelijke uitgever: De Beverse Klok, Lindenlaan 56, 9120 Beveren Grafische vormgeving & prepress: Filip Dalvinck ISBN 9789080887909 Drukkerij VD – B 9140 Temse Eerste druk: september 2013 Niets uit deze uitgave mag door middel van elektronische of andere middelen, met inbegrip van automatische informatiesystemen, worden gereproduceerd en/of gemaakt worden zonder schriftelijke toestemming van de verantwoordelijke uitgever. 4
  • 3. Inhoud Voorwoord Marc Van de Vijver, burgemeester 7 Voorwoord Wilfried Andries 9 Verantwoording 11 1 Celineke, een monument in Melsele 13 2 Met blijdschap melden wij u… 25 3 Te boek gesteld 40 4 Eeuwige jongedochter 50 Volks- en ander bijgeloof 67 6 Sociaal bewogen 74 7 Rampspoed in Melsele 94 8 Zorg voor bejaarden 103 9 Zelf hulpbehoevend 115 Bibliografie en documenten 118 Dankwoord 120 5 5
  • 4. 6
  • 5. Voorwoord burgemeester Beste lezer Ik ben bijzonder vereerd dat de auteur van dit boek, Roger Puynen, mij gevraagd heeft om een voorwoord te schrijven. Hij vroeg me in eerste instantie waarschijnlijk vanwege mijn burgemeesterschap, maar daarnaast weet hij natuurlijk ook dat ik bevoorrechte getuige was bij de geboorte van mijn 6 kinderen. Keer op keer zijn mijn bewondering en respect gegroeid voor dé sterke vrouwen van de verloskamer: in de eerste plaats natuurlijk de moeder zelf, en daarnaast, als steun en toeverlaat van de moeder, de vroedvrouw. Het hoofdpersonage van dit boek, Celine Van Geertsom, is met de 5 381 kinderen die ze ter wereld hielp, dé vroedvrouw der vroedvrouwen van Melsele en omgeving. Dat alleen al is bijzonder lovenswaardig en beslist een boeiend boek waard. Maar wie Celine Van Geertsom zegt, zegt zoveel meer dan alleen vroedvrouw. Celine was enorm sociaal geëngageerd. Ze was medeoprichtster of bestuurslid van verschillende organisaties en verenigingen. Ze zette zich niet alleen in voor moeders, maar ook voor arbeidersvrouwen, ouderen en voor al diegenen die hard getroffen werden in de Tweede Wereldoorlog of bij de grote watersnood van 1953. Celine was COO-bestuurslid in Melsele en OCMWbestuurslid in Beveren. Politieke functies die hoegenaamd niets te maken hadden met politieke ambities maar alles met maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel en de drang om op te komen voor de zwakkeren van de samenleving. In die zin is zij een inspirerend voorbeeld voor iedereen die een warme gemeenschap genegen is, ook vandaag! Mensen als Celine zijn de sterke hoekstenen van een maatschappij. Ze zijn de steunpilaren die houvast bieden en ze zijn de eersten om in de bres te springen voor het welzijn van hun naasten. Het sociaal engagement en de levensvisie van Celine leven als een soort ‘nalatenschap’ vandaag de dag ongetwijfeld nog verder in Melsele. Melsele kent een bloeiend verenigingsleven en een warme dorpscultuur met diepe wortels. Ik ben er zeker van dat Celine hiermee de fundamenten voor heeft gelegd. En binnenkort wordt elke Melselenaar daar blijvend aan herinnerd want Celine krijgt een straat naar haar genoemd. In de nieuwe verkaveling tussen Dijkstraat, Alfons Van Puymbroecklaan en Dambrugstraat komt vermoedelijk tegen eind 2013 de Celine Van Geertsomstraat. Celine was ook zeer begaan met de bejaarden in de Beverse rusthuizen. Ze zou ongetwijfeld trots zijn op alle faciliteiten en voorzieningen die er in het huidige Beveren zijn voor senioren. Niet in het minst op het prachtige nieuwe woonzorgcentrum dat weldra heel wat Melseelse senioren in de watten zal leggen. Marc Van de Vijver Burgemeester 7
  • 6. 8
  • 7. Voorwoord Wilfried Andries Niet elke vrouw is een moeder, maar elke vrouw heeft wel een moeder. Moederdag is de belangrijkste feestdag van het jaar. Vader mag dan wel dik doen en carrière maken, moeder blijft de centrale rol spelen in een gezin. Het krijgen van een kind is voor een vrouw een ongelooflijke ervaring die haar leven drastisch wijzigt. Met een aangeboren moederinstinct omringt mama de baby met alle zorgen. De relatie van moeder en kind wordt doorkruist door een derde figuur, de vader. Het is een gezonde driehoeksverhouding waarin elk zijn functie heeft. Als het kind puber en volwassen wordt, moeten de ouders in stilte het toneel verlaten. Opvoeden heeft als doel zichzelf overbodig te maken. Na onderzoek bij 466 schilderijen ‘Madonna met kind’ bleek dat bij 373 ervan de baby aan de linkerborst werd getoond. Tachtig procent van de moeders wiegt haar zuigeling in de linkerarm. Omdat het merendeel rechtshandig is, zodat ze die arm vrij kunnen houden voor allerlei handelingen, dacht men eerst. Maar driekwart van de linkshandige moeders doet hetzelfde. De zuigeling bevindt zich het dichtst bij het hart van de moeder. De zuigeling, die nog maar pas in de angstaanjagende, nieuwe wereld is geworpen, herkent het rustbrengende geluid van de hartslag waarmee hij of zij voor de geboorte zo vertrouwd was. Bij het wiegen van het kind is het ritme dat van de hartslag. Alles wijst erop. De gevoelens voor een kind bevinden zich in het hart en minder in het hoofd. Een kind wordt immers onder het hart gedragen. Bij de geboorte springt het hart op van blijdschap. Alle theorieën kunnen we samenvatten in één uitdrukking: een moederhart, een gouden hart. Daar kan geen psycholoog tegenop. Er is in de loop van de twintigste eeuw veel veranderd. Kinderen werden tot diep in deze eeuw in verband met seksualiteit aan hun lot overgelaten. De voorlichting was zo goed als onbestaande of stond bol van leugens en taboes. We zeiden: ‘Als de pastoor voorlicht, dan zie je maar hoeveel hij achterligt’. Kinderen zouden geen kinderen zijn als ze geen vragen stellen. Over de herkomst van de kinderen hing wel een zeer mysterieuze waas. Ze kwamen uit de kolen. Of werden aangevoerd met de kindjesboot. Tijdens het rennen naar die boot had moeder zich bezeerd of haar been gebroken en ze moest het bed houden. Of de ooievaar bracht de kinderen en dus prijkte de ooievaar op vele geboortekaartjes als geluksbrenger. Later kwamen kinderen erachter dat moeder het kindje onder het hart draagt en dat het rustig groeide in de buik van de moeder. Maar er was nog een meer precaire vraag: wat heeft vader ermee te maken en hoe komen kinderen erin? De bloemetjes en de bijtjes brachten redding. Kinderen op het platteland kwamen sneller in aanraking met de wonderen der natuur via de haan en de kip of de stier en de koe. 9
  • 8. Celineke Van Geertsom heeft het allemaal meegemaakt. Ze heeft in haar carrière als vroedvrouw velen begeleid van vrouw tot moeder. Ze zou in 2012 honderd jaar zijn geworden en in 2013 een straat naar haar genoemd krijgen en dit zette onze medewerker Roger Puynen aan om op zoek te gaan naar informatie. Zijn manuscript werd op een bepaald moment zo lijvig, dat het idee ontsproot om er een boek van te maken. Roger is van bij de start van onze krant ‘De Beverse Klok’ uitdrukkelijk aanwezig en het mag gezegd dat hij in het team een uitzonderlijke waardering geniet. Het heeft dus ook niet veel moeite gekost om de redactie te overtuigen de schouders onder dit project te zetten. Het boek is zijn papieren kind. Hij heeft er een jaar aan gewerkt, een ezelsdracht weliswaar, maar het resultaat mag gezien worden. Hij heeft het gebaard en we koesteren het als een kostbaar goed. 10
  • 9. Celine Van Geertsom Een leven in dienstbaarheid Verantwoording Veel te lang hebben wij in het vak geschiedenis alleen maar geleerd, gehoord en gelezen over koningen, hun kastelen, hun gruwelijke veldslagen en hun triomfantelijke overwinningen of dramatische nederlagen. En dat ging niet alleen over plaatselijke machthebbers maar ook over vreemde vorstenhuizen en andere onderdrukkers. Maar er is ook altijd de geschiedenis van de man in de straat geweest, de kleine man, kortom de gewone mens, waar we veel minder belangstelling voor hadden. En het is de hoogste tijd dat we die beter leren kennen. Tussen die dagdagelijkse mensen zitten er ook heel wat naar wie we soms met nog meer recht en rede kunnen en moeten opkijken. Met die idee op de achtergrond en met de bedoeling van de gemeente Beveren om in Melsele een straat naar Celine Van Geertsom te noemen, vond ik dat er een inspanning moest geleverd worden om de herinnering aan deze vrouw op te frissen. Daarbij was de materie niet nieuw voor mij. Toen ik voor onze tweewekelijkse krant De Beverse Klok eind vorige eeuw een artikel schreef over de Melseelse vroedvrouw Celine Van Geertsom, maakte ik al het vaste voornemen: die vrouw ga ik interviewen op ’t moment dat ze 100 jaar wordt. Ik moet toegeven dat ik haar op dat moment alleen maar bij naam kende en dat ik toen over haar veel minder wist dan wat ik nu weet. Zoals het past voor een tekst over een vroedvrouw die toch mee aan ’t begin van veel nieuwe levens stond, verscheen dat artikel later als eerste hoofdstuk in het boek ‘Beverenaars van de Twintigste Eeuw.’(1) Alleen al het feit dat ze daarin opgenomen werd, betekent dat Celine voor veel mensen belangrijk is geweest en dat zij onnoemelijk veel voor Melsele betekend heeft. Wat ik voor Celines 100ste jaardag over haar leven heb vernomen is uiteraard zo goed als allemaal van ‘horen zeggen’, hier en daar gestaafd met foto’s die uit dozen, kasten of fotoboeken werden opgediept. In mondelinge informatie zit af en toe weleens een echte fout of een onjuistheid. Ik stuitte hier en daar ook op tegenstrijdigheden, maar er waren gelukkig ook Celines eigen geschriften en die zijn zorgvuldig in de familie bewaard gebleven. Van een paar dingen was ik wel 100 percent zeker voor ik Celines eigen geschriften kon inkijken. Wat is dat toch met dat cijfer 100? Zo was ik er zeker van dat Celine mij in 1938 en ook mijn vrouw in 1940 op de wereld heeft helpen komen. 11
  • 10. In hoofdstuk 3 ‘Te boek gesteld’ zal je lezen hoe Celine dat genoteerd heeft en je kan het geloven of niet, ook al was ik er pertinent zeker van, het deed me wat als ik die ‘historische notities’ over ons beider geboorte voor de eerste keer, in háár eigen handschrift, onder ogen kreeg. Die 100ste verjaardag heeft ze zelf niet mogen beleven. Maar een tekst over haar zou er zeker verschijnen in De Beverse Klok van 6 juli 2012. Maar waarom is die verjaardag, die er nooit gekomen is, in mijn hoofd blijven spelen? Was het misschien omdat ik in gesprekken met Melseelse vrienden en kennissen haar naam zo dikwijls heb horen vallen? Of misschien was het omdat zij op bepaalde van die vrienden zo’n diepe indruk had nagelaten. En het is best mogelijk dat die vrienden al pratend over haar, die ‘indruk’ letterlijk op mij hebben overgebracht. Zelf heb ik haar dus nooit gesproken. En veronderstel dat het theoretisch nog gekund had, dan was het na 1995 toch te laat geweest. Dan zou aandringen door te zeggen dat ze ook mijzelf op de wereld geholpen had, niets gebaat hebben. In het beste geval - laten we veronderstellen dat zij een helder moment had - zou ze kunnen gezegd hebben dat ze in de laatste jaren van haar leven zo goed als alles vergeten was. Dit was zeker zo toen ze uit Melsele weg was en voor het grootste deel van die laatste tien jaren in Rust- en Verzorgingstehuis Albert Elisabeth in Sint-Niklaas opgenomen was. En misschien zou ze mij ook gezegd hebben: ‘Vraag het aan mijn familie, vrienden en vriendinnen en de andere Melselenaren, die weten veel meer over mij dan ikzelf.’ En ik ben het aan die mensen gaan vragen en heb daarbij gepraat maar vooral veel geluisterd. Uiteindelijk heb ik veel stof tot schrijven bijeengekregen en hopelijk correct genoteerd. 12
  • 11. Celineke, een monument in Melsele? De wereld gaat en gaat, als lang na dezen mijn roem verging, mijn kennis hooggeprezen. Wij werden vóór ons komen niet gemist, na ons vertrek zal het niet anders wezen. Omar Khayyam (1048-1123), vert. H.J. Leopold 100 jaar geleden geboren Om te beginnen wil ik meegeven dat deze gewezen vroedvrouw in Melsele en omstreken de status van beroemdheid bereikt heeft want door de meeste mensen en vooral door de Melselenaren, werd zij gewoon Celineke genoemd, dus zonder toevoeging van de familienaam. Celina Augusta Van Geertsom werd in Melsele geboren op 19 juli 1912 als dochter van Frans Van Geertsom en Delphine Staes. Zij overleed in Sint-Niklaas in het Rust- en Verzorgingstehuis Albert Elisabeth op 4 november 2005. Dat staat te lezen op het gedachtenisprentje dat aan de aanwezigen bedeeld werd bij haar uitvaart in de Onze-Lieve-Vrouwkerk, de parochiekerk van Melsele. De verdere tekst is een ode aan Celines handen, eigenlijk de samenvatting van wat haar leven voor haar omgeving en voor heel Melsele geweest is. Kernachtiger kon haar hele levensprogramma niet beschreven worden. 13
  • 12. Stil liggen nu de vlijtige en dienstbare handen, Gesloten zijn de trouwe en eerlijke ogen. Met een dankbaar hart nemen wij afscheid: van uw bekwame handen, die meer dan vijfduizend maal een kindje op de drempel van het leven hebben geholpen… van uw zachte handen die honderden ouderen met schroom op hun doodsbed hebben neergelegd… van uw vlijtige handen die rusteloos meehielpen in tijden van oorlog en waterellende. Uw ogen zijn nu gesloten. Wij nemen afscheid: Van uw waakzame ogen die het gezien hadden wanneer zorgen in een gezin bijkomende hulp noodzakelijk maakten… Van uw ogen vol solidariteit in de werking van KAV, KVG en de parochie… Van uw felle ogen die konden spreken als iets moest gezegd worden. Zoveel inzet, zoveel leven steunde op de kracht Van een beginselvast geloof. Wij die haar geloof delen, wij bidden U, God, dat zij thuis mag komen bij U, voorgoed; dat Celine opnieuw geboren moge worden in Uw oneindige Liefde. God, wij danken U voor zoveel goeds in één mens. De tekst is opgesteld door Palmeer De Kesel, toenmalig pastoor van de Onze-LieveVrouwparochie te Melsele, samen met Omer Van de Vijver, een der zonen van Marie Van Geertsom, een zus van Celine. Vraag het aan de mensen… In de verantwoording van dit boekje schreef ik dat, indien ik deze fantastische vrouw nog zelf had kunnen interviewen in de laatste ‘donkere’ jaren van haar leven, zij mij zou gezegd hebben: ‘Vraag het liever aan mijn familie, vrienden en vriendinnen, die weten veel meer over mij dan ikzelf.’ Eerst was ik naar haar familie gegaan. Celine van ’t Mulderke of Celine van de Kleine Mulder werd ze in haar beginjaren genoemd. ’Ja, ik ben echt klein begonnen’, grapte ze weleens. Zij was het vierde en jongste kind in het gezin van Frans Van Geertsom en Fien (Delphine) Staes , een molenaarsfamilie in de Beekmolenstraat in Melsele. 14
  • 13. Beekmolen van de familie Van Geertsom., opgericht in 1775. De molenaars of mulders die er woonden droegen steeds de familienaam Van Geertsom. 15 De laatste was Frans, de vader van Celine. De molen werd afgebroken in 1919.
  • 14. Zij had drie oudere zussen: Emilie, Marie en Margriet. Emilie huwde met Georges Willems uit Beveren en ging daar ook wonen. Ze baatte een pelzenwinkel uit in de Gerard Van Gervenstraat. Marie huwde met René Van de Vijver en samen baatten zij het landbouwbedrijf uit op ‘Muldersen hof’, zoals het hof van Frans Van Geertsom genoemd werd. De windmolen was daar opgericht in 1775 en de afbraak gebeurde in 1919. Margriet is ongehuwd gebleven en woonde na het overlijden van haar moeder in 1957 bij haar zus Celine om er ‘het huishouden’ te doen en de telefoon te beantwoorden als Celine afwezig was. Margriet overleed in 1987. Ik kreeg een uitgebreid interview met Celineke in handen. Dat was gepubliceerd in de tweemaandelijkse dorpsgazet van Melsele Bombardon van 22 oktober 1986. De titel in dat krantje luidde: ‘De vrouw met de 1000 titels en de 1000 funkties: een monument in Melsele, Celine Van Geertsom.’(2) Een monument? Tot nu toe is er van Celineke nog geen tastbaar of zichtbaar monument in Melsele. Of er een straat naar haar genoemd zou worden is tot heden al meermaals bepraat en de plannen zijn nu wel heel concreet… Melsele - De Gemeentelijke Culturele Raad (GCR) was er volop mee bezig om een verkaveling die wordt ontsloten langs de IJzerstraat een straatnaam te geven. De keuze is uiteindelijk gevallen op de naam van dokter Gerard De Paep. Er werd wel al gedacht aan Celine Van Geertsom, een erg bekende vroedvrouw in Melsele en Beveren. Haar naam blijft behouden voor een volgende keuze. 16
  • 15. Celine Van Geertsom, wat een figuur! Ze was vroedvrouw en hielp in de periode 1934-1978 of een periode van 44 jaar maar liefst 5 381 kindjes ter wereld. Dat we het zo precies weten is een gevolg van de boekhouding van Celine. Ze schreef alles op. (Waaskrant 5/6/2010) (3) Ik kreeg informatie, dikwijls hoorde ik bij drie, vier mensen precies hetzelfde. Vaak waren het algemeenheden. Uitspraken over hoe goed, hoe braaf en hoe behulpzaam zij geweest was, voerden de hoofdtoon. Gelukkig hadden nogal wat mensen dat artikel over ‘haar 100 jaar’ gelezen en bij zoiets doet zich dan het klassieke feit voor: je hebt informatie verzameld over iemands leven of werk en je giet die gegevens in een artikel en als het gepubliceerd is, verneem je dat Jan, Piet en Klaas spijt hebben dat je bij hen je licht niet hebt komen opsteken. Zij wisten immers meer over bepaalde feiten uit het leven van de beschreven persoon en zij hadden een of meerdere interessante foto’s… Zij hadden dan nog een kozijn of een nicht die daar nog veel meer over wist dan zijzelf enzovoort, enzovoort… Ik werd doorverwezen van hot naar haar. Maar ik heb het mij niet beklaagd. Het beeld dat ik van ‘het monument Celineke’ bijeengekregen heb is dat van een bekommerde vrouw die bij elke bevalling waarbij ze aanwezig was ook de regie voerde. Zij zorgde ervoor dat het kind veilig ter wereld kwam. En wat ze voor het verenigingsleven gedaan heeft en voor de zwaksten in de samenleving, zowel als voor de zieken en de ouden van dagen is gewoon groots. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze hoog in aanzien stond en met veel respect benaderd werd. Het aantal vroedvrouwen die in de geschiedenisboeken terechtgekomen zijn, kan je wellicht op de vingers van je ene hand tellen. In onze eigen streek is er eentje die met name gekend is. Van onze dochter Ria Puynen, die met haar leerlingen van de Centrumschool in Beveren in 2011 meewerkte aan de opening van het interactief belevingscentrum voor kinderen en jongeren van het fort Liefkenshoek in Kallo, vernam ik meer over de figuur van de fortbewoonster Anneken Paulus. ‘Anneken Paulus was op het fort Liefkenshoek van 1678 tot haar dood in 1688 vroedvrouw. Af en toe moest zij - soms bij nacht en ontij - de Schelde over om ook in het fort Lillo vrouwen in barensnood bij te staan. Voor haar aanstelling had ze een eed van trouw tegenover het gewest Zeeland moeten afleggen. Ze beloofde dat ze geen onechte kinderen op de wereld zou helpen zetten voordat de moeders in hoge barensnood waren. Op deze manier moest zij proberen bij de moeder de naam van de vader te ontfutselen. Haar aanstelling werd elk jaar verlengd. Ze verdiende 5 ponden Vlaams.’(4) ‘Vanwege de aanwezigheid van veel arme vrouwen in het fort Lillo werd haar “traktementje” op 27-6-1681 verhoogd tot 6 ponden per jaar; zij verdiende in 1682 17
  • 16. en 1683 weer 5 pond Vlaams per jaar en werd in 1682 t.e.m. 1687 alleen vermeld als vroedvrouw te Liefkenshoek, waarmee ze wederom 5 pond verdiende.’(5) ‘Vanaf 1721 was er voor fort Liefkenshoek en fort Lillo nog slechts één vroedvrouw actief.’(4) Besparingen waren toen blijkbaar ook al aan de orde, maar je merkt het: vroedvrouwen waren belangrijk. Anneken Paulus was langs officiële weg aangesteld door het bestuur en zij kreeg een wedde toegekend, hoe klein die ook was. Ze had een proef moeten afleggen en werd beëdigd. Zij kreeg een woning toegewezen. In sommige steden waar niet iedereen alleman kende, werd er in Annekens tijd een uithangbord boven de deur van de vroedvrouw gehangen met een kruis. In het midden stond daarop een kindje afgebeeld en er stond een spreuk op zoals bv. ‘God is mijne hulp’. Eigenaardig is dat in het interview in ‘Bombardon’(2) Celine zichzelf ‘voerevrouw’ noemt, een woord dat we nergens anders terugvinden, ook niet in het Beverse dialectwoordenboek. In de Kempen, vooral in de streek van Turnhout spreekt men van ‘goeivrouw’ en in West-Vlaanderen kent men het vroedwijf of de minne. De minne of min was de vrouw die het kind de borst gaf als de moeder zelf daartoe niet bekwaam was (zie ook pagina 20). In het Beverse dialectwoordenboek vinden we wel ‘achtergaaras’, elders heet ze een achterwares en een achterwaarster, achtergaarster, of achtergaslaagster maar dat was meer de vrouw die zich na de geboorte bezighield met de nazorg van moeder en kind. (6) ‘Vroed’ verwijst naar wijs, verstandig, een ‘vroede vrouw’ en het is volgens sommigen een leenvertaling van het Franse ‘sage-femme’ uit dertiende-eeuwse geschriften. Met ‘de vroede heren’ bedoelt men de wijze mensen die een vereniging of een gemeente moeten besturen. Dikwijls worden daar, al dan niet sarcastisch bedoeld, de gemeenteraadsleden mee aangeduid. ‘De vroedvrouw is ‘de van de overigheid aangestelde, beëdigde, zindelyke, eerbare Vrou, die de enzwangere Vrouwen voor, in en na het bevallen, met raad en daad by staat, en in zware geboorten de verlossing helpt bevorderen,’ leest men in dertiendeeeuwse geschriften ‘(7) Ook na het bevallen werd de zorg voor moeder en kind soms nog door de vroedvrouw ter harte genomen, maar ook andere vrouwen hielden zich met die nazorg bezig. Dikwijls waren dat vrouwen uit de buurt en zij werden bakel genoemd. Elders spreekt men van baker, dat is volgens Van Dales woordenboek (8) eigenlijk de vrouw wier taak het is pasgeboren kinderen te verzorgen en de kraamvrouw (de moeder) op te passen. Ik moet bekennen dat ik dat van kindsbeen af een raar woord heb gevonden. Ik kreeg dat woord voor het eerst onder ogen toen ik het verhaal van Tijl Uilenspiegel las en ik dacht dat er een k te weinig was gedrukt. Ik wist toen nog niet dat het woord verwant was met ‘bakken.’ 18
  • 17. Bakeren is het werkwoord. Het betekent koesteren, warm houden, verwarmen, voeden en verversen. Vergelijk met Celinekes uitspraak ‘De kou bevordert nooit een bevalling’ in hoofdstuk 4. De bakermat is een rieten mand die naar achteren oploopt en waar de baker in zit. De vroedvrouw bracht die lang geleden mee voor de bevalling, ze zette de bakermat voor het vuur en ging er samen met het kind in zitten zodat ze het warm hadden. Ik heb wijlen dokter Jozef Weyns, eminent heemkundige en oprichter en eerste conservator van het Openluchtmuseum van Bokrijk, aan de hand van zulk beeld het woord ‘heetgebakerd’ horen uitleggen. De hitte van het vuur was in het kind geslagen en daardoor had het zo’n driftig, vurig karakter. Hoe kwam zij ertoe vroedvrouw te worden? Tot haar 18 jaar werkte Celine in het atelier van de Antwerpse pelzenwinkel van Hubert De Witte in de Quellinstraat, waar haar oudere zus Emilie toen ook in dienst was. Als jonge arbeidster was zij reeds sociaal geëngageerd en zij voelde zich aangetrokken door de VKAJ, de Vrouwelijke Katholieke Arbeiders Jeugd. Celine werd dus Kajotster en zij had een grote bewondering voor de stichter en bezieler van die jeugdbeweging, Jozef Cardijn (1882-1967). Cardijn werd als priester benoemd tot ‘directeur van de sociale werken’ in Brussel. Hij was sterk beïnvloed door de pauselijke encycliek Rerum Novarum uit 1891. En hij had een diepe bewondering voor priester Daens. Hij wou ook iets voor de Belgische jonge arbeiders doen en stichtte de KAJ en de vrouwelijke tegenhanger de VKAJ. Cardijn bezat een groot retorisch talent. Hij sprak zijn publiek al roepende toe, hevig gesticulerend en sterk wervend. Duizenden jonge mensen raakten in zijn ban. Ook op Celine had Cardijn, die later tot kardinaal verheven werd vanwege zijn verdiensten als bevlogen stichter van die jeugdbeweging, grote indruk gemaakt. Op zekere dag hoorde Celine een radiovoordracht van juffrouw Liebrecht van de Boerinnenbond op radio Veltem over het ‘schone beroep van vroedvrouw’. Toevallig had zij in die periode een boek gelezen en zoveel respect voor het hoofdpersonage gekregen dat erg begaan was met de mensen, dat zij besloot dat leven als voorbeeld te nemen en als het kon zelf ook vroedvrouw te worden. Alleen wist ze er weinig concreets over en zeker niet hoe ze de eerste stap naar de opleiding moest zetten. Toen ze in die toespraak hoorde over een nijpend tekort aan geschoolde vroedvrouwen en hoe aan die toestand hoogstnodig moest verholpen worden, vooral voor de bevallingen in arbeidersgezinnen, versterkte dat haar overtuiging. Door haar lidmaatschap bij de VKAJ lagen die arbeidersgezinnen haar immers erg nauw aan het hart. Door erover te praten kreeg zij de brochure in handen waarin die voordracht te lezen stond en toen ze wat later met de Kajotsters op recollectie was in Sint-Niklaas, bracht de priester die deze bezinningsdagen leidde, haar in contact met een lerares die haar wegwijs maakte hoe en waar ze de studie kon aanvatten. Een van de adressen waar ze de opleiding kon volgen kwam haar bekend voor. Tot haar taken in de Antwerpse pelzenzaak hoorde ook elke middag met de hond te gaan wandelen, toevallig was dat in de omgeving van het klooster van de Zusters van Liefde met de verpleegstersschool van de kliniek Sint-Vincentius. 19
  • 18. Ze liep er binnen en kreeg alle informatie en Celineke vertelde thuis wat ze erover gehoord had tegen haar moeder en ze voegde eraan toe: ‘Dat is iets voor mij.’ Volgens het interview met Bombardon zou haar moeder daar erg van geschrokken zijn en ze zei: ‘Ga dat maar eerst eens uitleggen aan uw pit (grootmoeder, meter)’. En toen dat mens Celinekes plan vernam, zegde ze :’Och kind, waar peinst ge dat uit? Word dan nog liever Arme Klaar (non in zeer strenge kloosterorde).’ Maar Celineke bekende dat ze het daar niet zo voor had! (2) Beide nuchtere plattelandsvrouwen, moeder en grootmoeder, voelden er zich ongemakkelijk bij. Waarom begon een zelfbewuste jonge vrouw aan die vier jaren studie voor vroedvrouw? Voor het loon zal zij er zo goed als zeker niet aan begonnen zijn. Vroedvrouwen werden slechts karig vergoed en ze hadden nochtans een ongewoon en hard leven. Ze moesten voortdurend beschikbaar zijn en soms bij nacht en ontij de baan op en ze waren meestal erg geëngageerd. Gek genoeg vonden we over de financiële verdiensten van de vroedvrouw alleen maar een cijfer uit de oorlogsjaren. Voor een bevalling en acht huisbezoeken ontvingen ze tijdens de Eerste Wereldoorlog ongeveer 10 frank. Als je weet dat een kilo boter toen meer dan 3 frank kostte, werkten ze voor een hongerloon. In de oorlogsjaren 1940-1945 bedroeg de courante vergoeding voor de vroedvrouw 250 à 300 frank voor de bevalling en negen dagen nazorg. De wettelijke toelatingsvoorwaarden voor de opleiding tot vroedvrouw dateren uit 1924. Zij bepaalden dat de meisjes 18 jaar moesten zijn om de opleiding aan te vatten, ze moesten een getuigschrift van goede zeden kunnen voorleggen. Ze moesten fysiek geschikt zijn en hun lagere studies volbracht hebben. In 1933 valt de opleiding tot vroedvrouw onder het technisch onderwijs en de scholen worden gelijkgesteld met vakscholen van de lagere graad. Het ministerie van Onderwijs organiseert de opleiding en de kraamkliniek financiert het geheel. In 1934 zijn er tweeëntwintig vroedvrouwenscholen in België, waarvan vijftien in Vlaanderen. Vier te Brugge, drie in Antwerpen, twee in Elsene en verder een in Mechelen, Ukkel, Gent, Sint Gillis, Brussel en Hasselt. (7) Celineke bleef niet bij de pakken zitten, zij zou geschoolde vroedvrouw worden en in augustus 1930 begon ze school te lopen in de voornoemde verpleegstersschool van de kliniek Sint-Vincentius in Antwerpen. Iemand zegde mij dat ze er samen met dorpsgenote Esther Cools aan haar studie begon. Zij was nog geen 21 jaar toen ze gediplomeerd werd en daardoor kon ze officieel nog geen bevallingen aangeven. Daarom studeerde zij er nog sociale verpleegster bij, en dat is haar nog goed van pas gekomen, vertelde ze aan Bombardon (2) 20
  • 19. De opleiding tot vroedvrouw werd pas in 1924 wettelijk geregeld. Waar de vroedvrouwen voor 1924 de stiel leerden is moeilijk te achterhalen. Het zit er dik in dat ze aanvankelijk te rade gingen bij een gewillige buurvrouw, bij hun moeder of schoonmoeder. Of dat ze ervaring opdeden als ze zelf moeder werden of inzicht verwierven via de raadgevingen uit hun trouwboekje. (7) Was dat diploma noodzakelijk? Als Celinekes wetenschappelijke basis tot de raadgevingen uit het huwelijksboekje (trouwboekje) van haar ouders beperkt was gebleven, dan was haar leven waarschijnlijk gans anders verlopen en werd er in de 21ste eeuw wellicht over haar alleen nog in haar familiekring gesproken. De raadgevingen die erin gegeven werden zijn wel interessant. Het zijn een aantal elementaire gezondheidsregels en aansporingen om het gezond verstand te laten primeren en komaf te maken met enige toen al verouderde principes. Het geheel van deze adviezen volstaat voor een toegewijde huismoeder, maar in de verste verte niet om het beroep van vroedvrouw te gaan uitoefenen. Ik kon een trouwboekje inkijken, uitgereikt door de gemeente Melsele op 22 juli 1908 aan Carolus Ludovicus De Bock en Maria Victorine Van Esbroeck. Het was duidelijk de bedoeling van de gedrukte raadgevingen daarin om de dikwijls weinig ontwikkelde jonggehuwden uit het begin van de 20ste eeuw enige gezondheidsregels voor de eerste kinderjaren bij te brengen. De raadgevingen zijn praktisch gericht en betreffen de reinheid, de kleding, het bed, de slaap, het voedsel, de beweging en de verluchting van de kamers. En men schuwt geen forse vergelijkingen als: ’Niet meer dan de plant kan het kind zich ontwikkelen in eene plaats beroofd van zuivere lucht en licht.’ Op pagina 18 van dat trouwboekje begint een hoofdstuk met als titel: Gezondheidsvoorzorg der eerste kinderjaren. Hier een deel van die tekst. Ik behoud de gebruikte spelling. Raadgevingen aan de familiemoeders. Voorkomen is beter dan genezen. Het is voldoende eenige goed begrepen en wijslijk toegepaste gezondheidsvoorzorgen te nemen om in het vervolg veel geld, drogerijen, lijden en vruchteloos leedwezen te sparen. Ongeveer het vierde deel der kinderen sterven alvorens hun eerste jaar bereikt te hebben; de groote meerderheid hunner zijn slachtoffers der onwetendheid, van, den slenter en der vooroordeelen. Om de aanzienlijke sterfte te beperken die te gelijker tijd de familie en de maatschappij verarmt en bedroeft, is het nuttig zekere begrippen van kindergezondheidsvoorzorg te verspreiden, die onmisbaar zijn aan de moeders, wier bezorgdheid noodig heeft verlicht te worden door de wetenschap en de ondervinding. Dit is het doel dezer uitgave. 21
  • 20. Reinheid De reinheid is eene noodzakelijke voorwaarde der gezondheid. Het kind moet geheel gewasschen worden ten minste eens per dag, en zooveel mogelijk in een bad of in eene kuip; gedeeltelijke wasschingen moeten gedaan worden onmiddellijk na elke bevuiling, bij middel eener spons of van eenen zachten doek, gedrenkt met zuiver water lichtelijk verwarmd. De spons en de doek die gediend hebben tot het reinigen van het kind moeten zorgvuldig gewasschen worden, met warm water, na elke verrichting. Kleeding De doeken waarin het kind gewikkeld wordt, zullen zacht, licht en warm zijn; de bunsel mag, onder geen voorwendsel, spannen, derwijze de bewegingen te hinderen; hij zal vastgemaakt worden bij middel van veiligheidspelden of bandjes. De navelband zal ten minste gedurende de eerste maand moeten behouden worden. De bunsel wordt in Van Dale omschreven als Zuid-Nederlands voor de luiers van een klein kind, een synoniem is bussel en inbusselen is inbakeren: in het bakerpak stoppen of ook warm instoppen.(7) Kamers Niet meer dan de plant kan het kind zich ontwikkelen in eene plaats beroofd van zuivere lucht en licht. De kamer waar het verblijft moet dus ruim, klaar en verlucht zijn. Geene uitwaseming of welkdanige reuk mag er geduld worden; men zal er op waken dat de luchtgesteldheid er steeds gematigd is. Bed Het gebruik eener schommelwieg biedt bezwaren aan: het schommelen stilt wel is waar het kind en doet het insluimeren, maar oefent op de hersenen en de maag eenen noodlottigen invloed uit. Het kind moet zijn afgescheiden bedje hebben; talrijke ongevallen bewijzen hoe gevaarlijk het is, voor zijne gezondheid en zelfs voor zijn bestaan, het met groote menschen te laten slapen. Dit bedje moet in den winter, gehouden worden op eene zachte temperatuur, bij middel van eene kruik of ander vat warm water inhoudende. Het zal door eene gordijn van licht neteldoek beschut zijn. Daarna volgen adviezen over Slaap Hoe jonger het kind is, hoe meer rust het noodig heeft. In de eerste dagen des levens, verdeelt het zijnen tijd tusschen den slaap en het voedsel; na drie maanden en tot drie jaar, is het nog noodig hem, ’s middags eenige uren slaap te doen nemen: de stonden van rust moeten steeds regelmatig verwijderd en nagekomen worden. De kalmeerende middels die tot slapen dwingen, mogen slechts gegeven worden op het voorschrift van eenen geneesheer, want hun gebruik kan de gezondheid en zelfs het leven van het kind in gevaar brengen. 22
  • 21. Lucht en oefening ‘Men moet het kind niet laten uitgaan voor den tienden of vijftienden dag, tenzij de luchtgesteltenis zeer zacht zij. Het kind moet elken dag uitgaan; alleen eene vinnige of vochtige koude kan het uitgaan verhinderen. De kleederen moeten noodzakelijk verschillen volgens de luchtgesteltenis; diegenen in wollen geweefsels zijn vooral in ons climaat aan te bevelen. Het gebruik van kleine wandelrijtuigen is nadeelig als zij op onvolmaakte wijze hangend zijn. Men mag zich niet verhaasten om het kind te doen loopen; het moet leeren langs den grond te kruipen en alleen op te staan. Men moet dus het gebruik verwerpen van leibanden, wagentjes, koopkeven, enz., die nutteloos zijn, zoo niet nadelig aan de regelmatige ontwikkeling van het lichaam.… De raadgevingen uit 1908 over Voeding kan je lezen in hoofdstuk 2: ‘Met blijdschap melden wij u…’ Het laatste deel heet Onderscheiden Raadgevingen. Hierin staan enkele adviezen die zeker nuttig waren voor de jonge moeders. Raadgevingen die zeker door de vroedvrouwen herhaald en ook zullen toegepast geweest zijn. Men moet den geneesheer kennis geven van alle stoornis bij het kind voorkomende, inbegrepen de afgang, ten onrechte aanzien als heilzaam gedurende het tanden krijgen, de melkkorsten en de onreine hoofdschelfers, de ontstekingen met uitloop uit het binnenste en den omvang der ooren, enz. Volgt dan een uitgebreide waarschuwing om roodheid der oogjes niet te verwaarlozen en het afraden van het gebruik van lokken. Een lokke is volgens Van Dale Zuid-Nederlands voor een dot, een doekje waarin men iets zoets heeft gebonden en dat men vroeger schreiende kinderen in de mond stak om ze te sussen.(8) In het trouwboekje van 1937 is ‘lokke’ vervangen door ‘zuigdot’, eigenlijk een andere naam voor hetzelfde en men beweert dat het gebruik daarvan bij het kind mondzweertjes kan veroorzaken. En het trouwboekje uit 1908 sluit af met meer dan een volledige pagina over de voordelen van de vaccinaties. Deze raadgevingen uit het trouwboekje waren over ’t algemeen nuttige en meestal op het gezond verstand gebaseerde adviezen aan jonge ouders. Maar het trouwboekje was helemaal geen handboek voor een vroedvrouwenschool en evenmin een basis om er een praktijk van vroedvrouw mee te beginnen. En ook later was het niveau van de teksten in de Belgische trouwboekjes niet hoog en zeker niet bijster wetenschappelijk. Zo staat er in de uitgave van het trouwboekje van 1937 een deeltje over het lichaam van de pasgeborene en het verbaasde mij sterk het volgende advies daarin nog aan te treffen. 23
  • 22. Het hoofd drukken of kneden, om er den vorm van regelmatig te maken, de borsten der pasgeboren kinderen ledigen, zijn dwaze daden, die hen aan erge gevaren blootstellen. Tegenwoordig onbegrijpelijk. Maar toen…? Wat moet Celineke daarvan gedacht hebben? Zij was op dat moment al drie jaar als gediplomeerde vroedvrouw aan het werk. ‘De doeken waarin het kind gewikkeld wordt, zullen zacht, licht en warm zijn; de bunsel mag, onder geen voorwendsel, spannen, derwijze de bewegingen te hinderen’, lazen we in de onderrichtingen van het trouwboekje uit 1908 bij het onderdeel kleeding. Hoe heeft het kind dat op deze gravure geschommeld wordt zich gevoeld? (Bron: collectie Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, Antwerpen, B 14762) Was de opleiding tot vroedvrouw in 1924 wettelijk geregeld en waren er toen ook al wettelijke toelatingsvoorwaarden voor die opleiding, er bleven nog heel wat wantoestanden bestaan omdat het typisch Belgische principe van toepassing bleef dat, zoals iedereen wel weet, zegde: ‘Alles is toegelaten wat niet verboden is.’ Pas na WO II kreeg de vroedvrouw een officieel statuut. Het was pas 20 jaar na de vaststelling van de wettelijke toelatingsvoorwaarden voor de opleiding tot vroedvrouw dat een wet het onwettig uitoefenen van het vak door ongediplomeerden verbood. 24
  • 23. Met blijdschap melden wij u … De eerste geluiden die een kind uitstoot wekken meer geestdrift dan de verzamelde toespraken van Demosthenes. (Emanuel Wertheimer, Belgisch staatsman, 1802-1874) Weer een kindje erbij ‘Met blijdschap melden wij u …’Op deze manier begonnen vroeger steevast bijna alle geboortekaartjes. In de zestiger en de negentiger jaren van vorige eeuw kwam ik geregeld in de materniteit van de Sint-Annakliniek in Beveren. Eerst als jonge vader, later als fiere grootvader of gewoon als bezoeker van iemand uit de familie- of vriendenkring. Ik herinner me nog de gezellige sfeer die daar bijna altijd heerste. Je kon er geboortekaartjes vinden, buiten op de kamerdeuren gehecht, in alle mogelijke kleuren en erg verschillend van opmaak. Dat alleen al vond ik een ‘uitroepteken’ van vreugde. Je hoorde er trouwens bijna niets dan vrolijke stemmen, soms doorsneden door scherp kindergeschrei van een kleintje dat om eten vroeg. Bij al wie de kamers binnen of buiten ging zag je opgewekte gezichten omwille van het nieuwe jonge leven. Niet toevallig was de materniteit bij de bevolking van Beveren en omstreken de meest gewaardeerde afdeling van de Sint-Annakliniek, toen nog een naam die klonk als een klok. Kwam het misschien doordat menige zuster of verpleegster met intense voldoening op die afdeling werkte? Wie met plezier haar werk doet – en dat is gemakkelijker op zulke ‘blije afdeling’ – zet er zich steeds honderd percent voor in. Vlak na WO II begon hier en daar iemand een kaartje te laten drukken om uit te delen bij het doopsel van hun kind. Niet lang daarna deed het geboortebericht of geboortekaartje zijn intrede. Maar bij de meeste klanten van Celineke was er toen soms al onvoldoende geld om een degelijke uitzet voor de pasgeborene aan te schaffen, laat staan dat ze zich zouden bezighouden met zo’n kaartjes te laten drukken en te verzenden. ‘Met blijdschap melden wij u …’ dat kan ook de aanvang geweest zijn van de mededeling dat Celine Van Geertsom haar diploma vroedvrouw en sociale verpleegster had behaald in de zomer van 1934, op 22-jarige leeftijd. Zij voelde zelf ook die blijheid omdat ze nu gereed was om in haar droomjob als zelfstandige vroedvrouw aan het werk te gaan. Maar zij ondervond ook weldra dat niet enkel haar diploma en de technische vaardigheden waarvan dit diploma getuigde, de hoofdzaak waren in het leven van een vroedvrouw. 25
  • 24. Wel waren het die vaardigheden en het verworven diploma die het haar mogelijk maakten haar dienstbaarheid, haar inzet voor de medemens op een verantwoorde wijze te verwezenlijken. De meeste kindjes die door haar zorgen ter wereld kwamen, deden dat bij hun moeder thuis. Celineke ervoer samen met de familie die blijheid om het nieuwe leven. Al was die vreugde in het ene gezin al wat sterker dan in het andere. En Celineke sloot haar ogen niet voor eventuele relatieproblemen bij het echtpaar of voor de materiële nood waarin het gezin verkeerde. De soms schrijnende armoede waarin bepaalde gezinnen moesten leven ging haar ter harte. Als bijvoorbeeld de nieuwe wereldburger nummer zoveel in de rij van kinderen was, kon hij of zij de oorzaak van plaatsgebrek zijn. Dikwijls heeft Celineke in bewondering gestaan voor de levensmoed en de vindingrijkheid van vaders en vooral van moeders die het helemaal niet breed hadden, maar voor elk nieuw probleem een oplossing zochten en vonden en zo de oude spreuk ‘Elk kind brengt een boterham mee’ realiseerden. Het spreekwoordenboek van Van Dale verklaart dat als volgt: ‘Arme ouders vragen zich vaak af hoe ze het eten voor hun kinderen moeten betalen, meestal lukt het dan toch op de een of andere manier.’ (9) Wase inzet Melsele was in 1934, het jaar dat Celineke begon te werken als vroedvrouw, nog lang niet het welvarende dorp dat we in de 21ste eeuw kennen, waar de tuinbouw bloeit en dat hoe langer hoe meer ook slaapstad van Antwerpen wordt. Arbeiders in de landbouw en werknemers in de voedingsindustrie als de melkerij Inco (Kallo) en in de suikerfabriek van Kallo verdienden toen geen hoge lonen. Een alternatief was ‘gaan werken in de Antwerpse haven, maar dat schrok velen af, ook al omdat er gevreesd werd er zijn geloof bij te verliezen.’ (10) En de wijd en zijd gekende Wase aardbeienteelt van tegenwoordig was nog maar in een pril stadium. Omwille van voornoemde karige lonen hadden diegenen die ‘handen aan hun lijf hadden’ dikwijls een gelegenheidsbedrijfje met een aardappelof een aardbeienveldje op een akker of in een tuin. Maar het jaarlijkse inkomen daarvan was niet om hoog van de toren te blazen. Er was toen nood aan rendabele aardbeienrassen en nieuwe kweekmethoden. Opvallend is dat eveneens in het jaar 1934 de Hoveniersgilde in Melsele werd opgericht. Gestudeerde mensen stonden mee aan de wieg ervan. Dr. L. Smet was voorzitter, E. D’Hooghe ondervoorzitter, J. De Zitter was secretaris en E. Lambers werkend bestuurslid. De gilde werd gesticht met 25 leden. Wilskrachtige mensen waren het, die vooruit wilden en die wisten wat ze wilden. Ten bewijze daarvan het feit dat ze elke zondagnamiddag en dit gedurende 130 opeenvolgende weken de lessen van de gilde over de aardbeienteelt vlijtig bijwoonden. Ja, in die tijd was het zo, er werd gans de week, en ook de zaterdag gewerkt. De zondagvoormiddag was voorbehouden voor de H. Mis, en de zondagnamiddag voor de studie! De lessenreeks had als resultaat dat de aardbeienteelt onder eenruiters (houten kaders van ongeveer 1,40 meter bij 0,70 meter met glas) een hoge vlucht nam. (10) 26
  • 25. Mijn vader was bij zijn huwelijk in 1937 de eerste die ermee begon in de wijk Zakdam in het grensgebied van Beveren, Melsele en Kruibeke. Maar het lot besliste er anders over: begin 1939 overleed hij, amper 26 jaar oud, en al het materieel werd verkocht aan een buurman. Zou men armoe lijden om een mondje meer? Zou men armoe lijden om een mondje meer ? Dat was een gekende versregel die je kon lezen op menig geboortekaartje in de vijftiger en zestiger jaren. Gewoonlijk werd het voorafgegaan door het woordje ‘waarom’. De tekst komt uit de laatste strofe van het gedicht ‘Hemelhuis’ van René De Clercq en het is op muziek gezet door Emiel Hullebroeck. Hemelhuis Door mijn woning Speelt een zonnig licht ‘k Voel m’een kleine koning In mijnen grooten plicht Vrouw en kind te schragen Op mijn sterke jeugd En ze hoog te dragen (bis) In mijn vreugd (bis) Daar op ‘t schouwken Prijkt mijn eenig kruis Wees mijn engel, vrouwke Wees mijn hemelhuis Wees mijn stoutste roemen Wees mijn zoetste troost Frissche levensbloemen Krachtig kroost (bis) O mijn kindren Graag gebroken brood Zou’t geluk verminderen Waar de last vergroot? Zou men armoe lijden Om een mondje meer? Och? Waar menschen strijden Helpt de Heer (bis) 27
  • 26. Die regels klonken heel romantisch. Maar dikwijls was die romantiek er alleen maar op papier en was de armoede bittere realiteit. Dat deed ook pijn aan het hart van wie er getuige van was. Celineke was daar erg gevoelig voor en in gevallen waarin ze oordeelde dat het echt nodig was, verzon ze wel een middel om aan die armoede een stukje te verhelpen. Speciale herinneringen had Celineke aan bevallingen bij de woonwagenvrouwen en die hadden het door de band niet zo breed, vertelde Celineke aan Bombardon. Die mensen reisden rond en als iemand moest bevallen, kwamen ze aan het station van Haasdonk staan of in Beveren op het Viergemeet, gewoonlijk omdat ze hadden vernomen dat er in Melsele een vroedvrouw was. Bij die woonwagenbewoners hing altijd zo’n speciale sfeer. Die mensen waren heel vriendelijk, en er was altijd volk bij om de moeder gezelschap te houden. Dat was niet altijd gemakkelijk, want het was er zo klein. Maar soms had het ook voordelen, volgens Celineke. Zo was er iemand die beviel van het negende kind. De mannen gingen samen in een wagen, de vrouwen kwamen samen bij de moeder zitten. Toen de moeder onderzocht werd, stelde Celineke vast dat het een stuitligging was en dat was nogal riskant. Zij raadde aan naar het moederhuis te gaan. Maar die vrouw wou daar niet van weten. Dan sprak Celineke maar een van die andere vrouwen aan, dat het toch wenselijk zou zijn naar de kliniek te gaan. Die verstond dat en zij probeerde dan de moeder te overtuigen: ’Versta je dat nu niet,’ zegde ze, ’dat kind komt met zijn konte …’ Het waren Nederlandse zigeuners. (2) Hulp van buitenaf Op 4 augustus 1930 werd de wet tot veralgemening van de kinderbijslag voor werknemers goedgekeurd, die alle werkgevers verplichtte zich aan te sluiten bij een kinderbijslagfonds. Hierdoor werd kinderbijslag onderdeel van de sociale zekerheid en een wettelijk recht voor alle werknemers in de industrie, de landbouw, de vrije beroepen en de openbare diensten. Deze wet voorzag ook de oprichting van vrije en bijzondere kinderbijslagfondsen. Daarnaast werd ook de Hulpkas voor Kinderbijslagen van de Staat opgericht, waar de werkgevers die zelf geen kinderbijslagfonds kozen, van rechtswege aangesloten werden. Ten slotte werd ook een begin gemaakt van compensatie tussen de verschillende kinderbijslagfondsen door de oprichting van de Nationale Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen. Maar de klanten van Celine waren naast de voornoemde eenvoudige arbeidersgezinnen vooral kleine zelfstandigen, boeren en tuinders. Het duurde nog 8 jaar eer er voor hen zo’n regeling kwam en die was lang niet zo gunstig als voor de werknemers. Met de wet van 10 juni 1937 en bij het organiek Koninklijk Besluit van 22 december 1938 werd de kinderbijslag voor zelfstandigen en bedrijfsleiders ingevoerd. Een opmerkelijke verbetering kwam er met de ministeriële omzendbrief nummer 79 van 20 april 1945. Vanaf die datum werd er bij elke geboorte kraamgeld uitbetaald. Kraamgeld of geboortepremie is een eenmalige som die in toepassing van de kinderbijslagregeling wordt toegekend bij de geboorte van een kind als tegemoetkoming in de kosten voor de uitzet. 28
  • 27. Al wie volgens een van de bestaande regelingen recht heeft op kinderbijslag, kan ook aanspraak maken op kraamgeld. Het was toen een bedrag van 1 000 Belgische franken (ongeveer 25 euro) en dat was beperkt tot de eerste geboorte in een gezin. Het kraamgeld kon aangevraagd worden vanaf de zesde maand van de zwangerschap en de uitbetaling was ten vroegste twee maanden voor de vermoedelijke geboorte. Het bedrag is geïndexeerd en de regeling ervan uitgebreid zodanig dat het nu 1 322,11 euro bedraagt (toestand januari 2013) voor een eerste kind en 920,20 euro voor elk van de volgende kinderen. Vanaf 16 januari 1971 komt ook het zwangerschapsverlof of de bevallingsrust in voege. Iedereen kreeg recht op een rustperiode van 15 weken om te bevallen en terug op krachten te komen, dit in het kader van de moederschapsbescherming. Men zag er de noodzaak van in omdat meer en meer vrouwen een beroep gingen uitoefenen, en dat was meestal buitenshuis. De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft bij de aangifte van de geboorte een document mee voor de aanvraag van het kraamgeld en ook een voor de mutualiteit voor het verkrijgen van ziekengeld tijdens de duur van het zwangerschapsverlof. In een omzendbrief van 9 december 1954 werden de ambtenaren van de burgerlijke stand erop gewezen dat zij vanaf 1 januari 1955 een document voor aanvraag van ‘geboortebijslag’ zoals dat toen genoemd werd, slechts eenmaal mochten afleveren. Wie het document kwijtspeelde kon daarvan niet zomaar op eenvoudige vraag een duplicaat bekomen. Hij diende een hele procedure te beginnen om dat te verkrijgen. Dat was een duidelijke maatregel om misbruik door het aanvragen van kinderbijslag bij meer dan een kas te voorkomen. Haal de vroedvrouw! De bevallingen gebeurden toen meestal nog thuis. En als Celineke verwittigd was dat de tijd van bevallen ging aanbreken, zag je haar de hof op komen fietsen met haar verpleegtas aan het fietsstuur hangend. Wat zat er in zo’n verpleegtas? Eerst en vooral een spuit die afgekookt was en naalden die steriel gemaakt waren. Ook medicamenten tegen te hevige pijnen van de kraamvrouw (de toekomstige moeder) en om haar bij de arbeid te helpen. Ook zat er Metergine in tegen de bloedingen na de bevalling. Verder een schaartje, een flesje met alcohol of een ander ontsmettingsmiddel om de handen van de vroedvrouw te reinigen. Er zat meestal ook een rubberen peertje in waarmee de slijmen van de pasgeboren baby konden weggezogen worden. Die opsomming van hetgeen vroedvrouwen in hun tas mee hadden rond het jaar 1944, is gegeven door vroedvrouw Bertha Lejeune (°1924) uit Zoutleeuw in het boek ‘Dag Zuster’ van Mieke De Jaegher (pagina 179). (11) 29
  • 28. Daarbuiten beschikte elke vroedvrouw ook nog over benodigdheden voor de moeilijkere bevallingen, maar die werden niet altijd meegebracht. Zo had zij een verlostang of forceps. Wanneer de bevalling niet voorspoedig verliep en het gevaar bestond dat moeder of kind schade zouden kunnen oplopen, kon men proberen het geboorteverloop te versnellen. Dan is er sprake van een kunstverlossing met de verlostang of forceps. Verder had de vroedvrouw doorgaans ook een sonde en een irrigator (voor het spoelen van de schede), een harde borstel, watten, lint en garen, opiumtinctuur (als verdoving) en moederkoren in zakjes van een gram om de weeën op te wekken. Moederkoren is de prachtige naam voor een raar goedje: een soort schimmel die op granen als rogge en tarwe groeit. De naam zou afgeleid zijn van het gebruik dat weeën op gang gebracht werden met behulp van dat moederkoren. En als je daar rekening mee houdt dan is die naam niet zo raar en eigenlijk heel goed gekozen. Maar het is in feite een zeer gevaarlijk gif dat in sommige omstandigheden zoals bevallingen erg nuttig kan toegepast worden. Als geneesmiddel is het al zeer lang in gebruik bij migraine. Migraine wordt vaak veroorzaakt doordat de hersenbloedvaten iets te veel ontspannen. Het zijn nu juist de extracten van moederkoren die contractie van de bloedvaten veroorzaken. Vroedvrouwen gebruikten het verdunde gif om bloedingen bij geboorten te stelpen. Zij wisten precies hoe sterk de verdunning mocht zijn om de fijnste adertjes of haarvaten van de baarmoeder te vernauwen en daardoor de bloedingen te stelpen. Hierdoor werd de nageboorte vanzelf afgedreven. Omwille van de nauwkeurigheid waarmee de dosering diende toegediend te worden, was de stof in zakjes van een gram beschikbaar. Volgens sommigen is een aantal heksenvervolgingen te wijten geweest aan de hallucinatoire werking van de stoffen in moederkoren. Tegenwoordig komt het als geneesmiddel weer in de belangstelling omdat uit een onderzoek blijkt dat het in de juiste dosering toegepast, gunstig werkt bij de ziekte van Parkinson. Beste leerschool is de praktijk Alles liep bij een geboorte niet altijd van een leien dakje. Als jong gediplomeerde vroedvrouw stond Celineke meer dan eens voor ingewikkelde problemen bij sommige toekomstige moeders en gaandeweg zou ze ondervinden dat de theorie die ze in de cursussen had gekregen heel interessant was, maar dat de praktische ervaring veruit de beste leerschool was. En Celine was een verstandige vrouw die ook de wijze spreuk ‘beter voorkomen dan genezen’ steeds heeft toegepast. Het was haar grote verdienste dat zij geen onnodige risico’s nam. Trad er een onregelmatigheid op bij een nakende bevalling, dan nam ze dat zeer ernstig op en haar gezond verstand gebood haar vanaf dat ogenblik niet meer op eigen houtje te gaan proberen het probleem op te lossen. Ook bij ongewone verschijnselen tijdens een zwangerschap, en zeker in de laatste maanden, wachtte ze niet lang om zich te laten bijstaan door een gynaecoloog. 30
  • 29. En ook als er zich bij de bevalling zelf een plotse verwikkeling voordeed, volgde zij dezelfde werkwijze. En een familielid van haar kan mij verzekeren dat van haar kan gezegd worden dat geen enkel van alle kinderen die zij geholpen heeft ter wereld te komen, in de volksmond kortweg de door haar ‘gehaalde’ kinderen genoemd, ooit problemen gehad heeft door te lang zonder zuurstof te blijven. Op het vlak van die deskundige hulp had ze trouwens ook veel geluk. Zij kreeg alle mogelijke steun van de oudere gynaecoloog dokter De Mot uit Sint-Niklaas. Die hielp haar gewillig en van die arts heeft ze heel veel geleerd omdat hij niet enkel het probleem hielp oplossen maar er ook bij vertelde waarom hij deze of gene manier van werken volgde. Celine was daar erg dankbaar voor en de vriendschapsbanden met de familie De Mot zijn zeer nauw geweest en hebben een leven lang geduurd. Je bent weleens geneigd te denken waarom toekomstige moeders eraan hielden om Celineke als vroedvrouw te vragen, als ze wisten dat in geval van verwikkelingen er toch nog een huisarts of een gynaecoloog moest bijgeroepen worden. Er waren in die jaren, zeker tot na WO II, nog maar weinig dokters, zeker in de dorpen op het platteland. En voor de zeldzame gynaecologen die er toen waren, moest men naar Sint-Niklaas of naar Antwerpen. Maar ik denk dat het vooral de natuurlijke manier van bevallen was die Celine voorstond, die veel jonge vrouwen aansprak. Bij haar was er geen gejaagdheid te bespeuren. Een arts met weinig tijd zou nogal vlug zijn toevlucht nemen tot een inspuiting om de bevalling sneller te laten verlopen. Niets daarvan bij Celineke. Zij gaf de moeder en de ongeboren baby alle mogelijke tijd en als het nodig leek, wilde zij verscheidene keren terugkomen om de vorderingen in het geboorteproces te volgen. En dat ze oog en oor had voor ‘haar moedertjes’ en ermee meeleefde kon ik afleiden uit wat men mij links en rechts vertelde. Iemand had het erover dat zij Celine zag binnenkomen voor de bevalling van het eerste kindje van haar schoonzus. Haar broer had de vroedvrouw opgebeld en hij had gezegd dat hij dacht dat de geboorte nabij was. Celine zag het mooi uitgerust wiegje in een hoek van de ruime slaapkamer staan pronken en ze glimlachte. ‘Wat mag een kind zich toch gelukkig prijzen als het op zo’n prinselijke manier verwacht wordt’, zegde ze. In het huwelijksboekje dat in Melsele op 10 september 1937 was uitgereikt, lezen we op pagina 23: Wieg De wieg moet vast staan. Het is slecht de kinderen te wiegen: de schommelingen hebben een noodlottigen invloed op hunne hersenen en op hunne maag. Het kind mag nooit bij een volwassen persoon slapen. Het is gevaarlijk voor zijn gezondheid en zijn leven. Het beste bed kan men maken van varenkruid, zeegras of haverkaf. 31
  • 30. In vergelijking met Hoofdstuk 10 ‘Gezondheidsvoorzorg der eerste kinderjaren. Raadgevingen aan de familiemoeders’ uit het trouwboekje Melsele 1908 zijn alle adviezen van 1937 niet meer zo uitgebreid. De wethouder vond wellicht dat de moeders al wat verder ontwikkeld waren in de gezondheidsleer en dat de raadgevingen korter geformuleerd konden worden. De eerste twee adviezen van 1937 lopen qua inhoud gelijk met die van 1908. En het derde advies gaat in 1937 over de vulling van de matras, wat helemaal niet vermeld was in 1908. Toen had men het wel over het bedje dat in de winter ‘op eene zachte temperatuur moet gehouden worden bij middel van eene kruik of alle ander vat warm water inhoudende. Het zal door eene gordijn van licht neteldoek beschut zijn.’ Over een gordijn wordt in 1937 niet meer gerept. Bestond er toen ook al wiegendood? Als je leest in het trouwboekje uit 1908 dat 25% van de kinderen sterft in het eerste levensjaar, dan kan je redelijkerwijze geloven dat tussen die sterfgevallen ook verschillende onverklaarbare gevallen gezeten hebben. Honderd jaar later is de kindersterfte door de verbeterde voeding en hygiëne sterk teruggedrongen en nu vallen de gevallen van wiegendood op. Het is een algemene term voor kindersterfte in de wieg. Het is eigenlijk geen oorzaak van overlijden, maar een benaming voor gevallen waarbij de doodsoorzaak van een baby niet aangetoond kan worden. Men spreekt van wiegendood als een baby onverwacht overlijdt zonder dat daar ogenschijnlijk een oorzaak voor is. Als ook na volledig postmortaal onderzoek geen verklaring wordt gevonden, noemt men dat wiegendood of SIDS (sudden infant death syndrome). Als wiegendood zich voordoet, is het vrijwel altijd in het eerste levensjaar, maar het komt soms ook in het tweede jaar voor. In België wordt 33% van alle zuigelingensterftes geklasseerd als wiegendood. Het zou dus gaan om 1,5 tot 2,5 sterfgevallen van schijnbaar gezonde baby’s per 1 000 levend geboren kinderen. Het gaat in België jaarlijks om zo’n 200 tot 225 gevallen. Men veronderstelt dat de oorzaak gelegen is in een nog onvoldoende ontwikkelde functie van het ademhalingscentrum in de hersenen. Als die functie voldoende zou ontwikkeld zijn, dan krijgt de baby een ademhalingsprikkel waardoor hij opnieuw of sneller gaat ademhalen. Als de baby op zijn buik ligt, krijgt hij dan geen prikkel meer tot omdraaien naar de rug en diep ademhalen en zal hij stikken. Dat is een verklaring maar er bestaan bijna evenveel theorieën als er onderzoekers zijn. Takenpakket van de vroevrouw Met de geboorte begon in het gezin van deze jongste wereldburger een nieuwe fase in hun leven. Woonde men nu in het simpelste huisje of in een rijkemanswoning, er dienden toch allerlei schikkingen getroffen te worden om het nieuwste gezinslid zijn of haar plaats te geven. 32
  • 31. De moeder was toen verplicht negen dagen het bed te houden en als er geen dringender gevallen op haar wachtten, kwam Celine de moeder nog enige keren overdag verzorgen en bijstaan als dat nodig bleek. Ook advies geven behoorde tot haar takenpakket, zo bijvoorbeeld op gebied van de voeding. De voeding van de baby is, zeker in de eerste levensmaanden, van groot belang. Het colostrum, de moedermelk in de eerste dagen na de bevalling, is een bijzonder waardevolle voeding die het kind tegen veel kwalen behoedt. Uit het trouwboekje Melsele 1908, pagina 21 Tot negen maanden is het oprechte voedsel des kinds de vrouwemelk en vooral de moedermelk; na drie of vier maanden, mag men ander voedsel toevoegen (broodpap enz.), maar op de aanduidingen van eenen geneesheer. Het samengesteld voedsel, het is te zeggen datgene bevattende terzelfdertijd de vrouwemelk en een ander voedsel, is bijna altijd nadeelig aan de zeer jonge kinderen. Gedurende de eerste maand die volgt op de geboorte, geeft men, bij gebrek der melk van de moeder of van eene betaalde min, koe- of geitenmelk, met de helft zuiver water, lichtelijk gesuikerd. Voor de twee volgende maanden lengt men met een derde water op, en later mag men die zuiver geven. De mengeling moet onmiddellijk voor het innemen gebeuren. Het gebruik van de melk vergt eene volstrekte reinheid der gebruikte vazen, vooral als men de zuigflesch benuttigt; geneeskundigen van gezag aanzien overigens die wijze van voeding als moetende de gevaren van ziekte en sterfte onder de kinderen veel vermeerderen. De eenige zuigflesschen waarvan het gebruik kan aangeraden worden zijn de glazen flesschen, zonder buis, en op welker hals men een mammetje zet. Zij moeten zorgvuldig met overvloedig water gewasschen worden na elke zuiging. Om de goede hoedanigheid der melk, al te dikwijls vervalscht, te verzekeren, is het noodig die ten minste een tiental minuten te doen koken en den pot waarin zij zich bevindt, zorgvuldig te dekken. Men kan zich bedienen van eenen aarden pot met platten bodem en verwijde boorden om het koken der melk te vergemakkelijken. Door het gebruik van dien pot, is het koken vollediger en de vernieling der kiemen (onschadelijkmaking) der melk wordt beter verzekerd. Men vindt in den handel verschillende toestellen, bijzonder met dit doel gemaakt en die zeer praktisch zijn. Van zeven tot tien maanden mag het kind, behalve van melk, een matig gebruik maken van broodpap, eieren en vleeschsap. Later zal het voedsel afgewisseld zijn en verdeeld over den dag bij regelmatige tusschenpoozen; de overdaad der spijzen of van eene spijs in het bijzonder is steeds nadeelig; zij is zoo zeer te vreezen als de slechte hoedanigheid der spijzen; zij veroorzaakt ook de ontsteking der maag en der ingewanden, eene kwaal waaraan de kinderen bezwijken. De spijzen buiten de eetmaaltijden genomen, bonbons, suikergebak, taartjes, enz. moeten om dezelfde reden in de voeding der jonge kinderen vermeden worden. 33
  • 32. In 1937 zijn de voedingsadviezen in de trouwboekjes toch al een beetje minder angstaanjagend Het kind moet met de borst opgevoed worden; meer dan de helft der kinderen, met een zuigflesch opgevoed, sterven (…) Indien het kind met de zuigflesch moet opgekweekt worden, geve men het bij voorkeur afgeroomde koemelk met bijvoeging: gedurende de 4 eerste weken van twee derden water; van de 2de tot de 4de maand van de helft water en van de 4de tot de 6de maand van een vierde water; na de 6de maand geve men het zuivere melk. Tot omstreeks 1880 was de borstvoeding algemeen. De moeder was fier haar kindje te voeden en als dat niet kon en ze was welgesteld, dan deed ze tegen betaling een beroep op een min die het kind de borst gaf. Het was dikwijls een jonge, ongehuwde moeder die zo aan wat geld geraakte. Bij een vergelijking van de gedrukte raadgevingen in de trouwboekjes valt vooral op dat in de versie 1962 een heel pak raadgevingen over de verzorging van het kind in zijn eerste levensjaar zoals de voeding, de wieg, de uren slaap enz. weggelaten zijn tegenover de versies van 1908 en 1937. In de versie 1962 wijzen ze op p. 36 aan de (aanstaande) moeders de weg naar de instellingen wiens advies ze best zouden volgen om aan hun wens naar ‘mooie, gezonde en krachtige kinderen’ te kunnen voldoen. Denk erom dat het leven van het kind reeds geruime tijd voor de geboorte aanvangt. Bij de eerste tekenen van zwangerschap dient de aanstaande moeder een geneesheer-specialist te raadplegen. Kunt U geen beroep doen op een particulier geneesheer, aarzel dan niet U aan te melden op een der prenatale consultatiediensten, welke door het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn erkend zijn. Zulke instellingen bestaan over het ganse land en de aanstaande moeders kunnen kosteloos behandeld worden. U wordt er best ontvangen. Te veel zuigelingen sterven tijdens hun eerste levensmaand, omdat de moeder zich niet op de bevalling had voorbereid. Het kind komt onbeschut ter wereld, terwijl het door velerlei gevaren wordt bedreigd: koude, warmte, besmetting, enz… De zuigeling is een tenger wezen, dat onder medisch toezicht moet blijven, ook al mankeert hem niets. Het welzijn van uw baby vereist dat U hem geregeld vertoont op een Consultatiebureau voor zuigelingen en op het platteland aan een verpleegster van de zuigelingendienst. De instellingen houden kosteloos toezicht op de gezondheid en de groei der kinderen en verstrekken kostbare raad voor hun verdere opvoeding. Moesten alle moeders in België die instellingen geregeld bezoeken, dan zou de kindersterfte in ons land op een veel lager peil liggen. Het valt in de teksten van de trouwboekjes op dat in de jaren na WO II de adviezen voor voeding, verzorging en algemene gezondheidszorg van het kind veel korter geworden zijn en dat hoe langer hoe meer aangeraden wordt een beroep te doen op de georganiseerde kinderzorg als die van het Nationaal Werk van Kinderwelzijn (NKW). 34
  • 33. Bevallen in een kliniek of thuis? Vanaf het einde van de veertiger jaren neemt het aantal thuisbevallingen geleidelijk af en gaat een groot deel van de bevallingen in de streek door in de materniteit van de Sint-Annakliniek in Beveren. Maar ook daar kon Celineke haar vroedvrouwentaak uitoefenen en zij had er onder de ziekenhuiszusters en andere verpleegsters heel wat echte vriendinnen. De materniteit, van de Sint-Annakliniek, in de volksmond ook de verloskamer genoemd. (Foto Rita De Cock) En eigenlijk juichte Celineke zelf de bevalling in de materniteit toe. Het is veiliger en wanneer later zo goed als iedereen voor de materniteit koos, vond ze het spijtig dat er toch nog enkelen waren die per se thuis wilden bevallen. Melsele kreeg bijvoorbeeld in 1949 in totaal 106 pasgeborenen en 51 daarvan zijn nog thuis geboren, de 55 anderen bijna allemaal in Beveren. Verpleegster Maria Heyrman helpt de ziekenhuiszusters in de verloskamer van de materniteit. (Foto Maria Heyrman) 35
  • 34. Het kindertehuis in de Sint-Annakliniek, de pasgeboren kinderen verbleven ’s nachts niet in de kamer van de moeder. (Foto Rita De Cock) De Sint-Annakliniek, in 1927 gesticht door dokter Gerard De Paep, (zie ook hoofdstuk 1) legde de grondslag voor een nieuwe medische infrastructuur voor Beveren en omgeving. De kliniek, en zeker de materniteit, zat duidelijk in de lift in de naoorlogse jaren… De Sint-Annakliniek, in Beveren rond WO II. 36 (Foto Wilfried Dalvinck)
  • 35. De vestibule van de Sint-Annakliniek had een typisch kloosteruitzicht maar oogde toch al een stuk vriendelijker dan het strenge buitenaanzicht liet vermoeden. (Foto Rita De Cock) Hoe langer hoe meer Melselenaartjes worden buiten de gemeente geboren en later zal men op de identiteitskaart zien staan: geboren te Beveren (of Sint-Niklaas of Antwerpen). Dat bracht voor de burgerlijke stand van de gemeente waar de ouders woonden, het probleem mee dat de nieuwe wereldburger wel diende ingeschreven te worden, maar het moest duidelijk zijn dat hij geen inwijkeling was. In de hiernavolgende tabel zie je dat het aantal thuisgeboorten heel miniem wordt vanaf het jaar 1961 en helemaal wegvalt vanaf 1969. Officieel werd dat in die jaren zo verwoord: ‘Door het toenemende aantal geboorten buiten de verblijfplaats van de moeder, ontstaat in de gemeentelijke administratie een verwarde toestand. Daar de geboorten in de verpleeginrichtingen gestadig toenemen (…) dienen de geboorten buiten het grondgebied van de verblijfplaatsgemeente van de moeder, voortaan aangetekend in het register van aankomst van de gemeente, waar de moeder verblijf houdt. Om evenwel elke verwarring met de gewone inwijkelingen te voorkomen, dienen de vermeldingen en de nummeringen betreffende dergelijke geboorten overeenkomstig bijgaand model met rode inkt te worden ingeschreven.’(Brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Brussel 13 juli 1954, aan de heren provinciegouverneurs.) 37
  • 36. Zie ook de omzendbrief aan de heren burgemeesters van 9 december 1954, aangaande de attesten af te leveren door de gemeentebesturen voor het toekennen van de geboortebijslag, verschenen in het Staatsblad van 11 december 1954. De maatregel treedt in werking vanaf 1 januari 1955. De gegevens opgetekend in het register van aankomst in de gemeente, zowel als die van het vertrek uit de gemeente, worden achteraf overgenomen in de Bevolkingsstatistieken, ook Bevolkingsregister genoemd. Melsele in bevolkingsstatistieken vanaf 1934 Op pagina 37 volgen de officiële cijfers vanaf 1934, het jaar waarin Celineke begon te werken als vroedvrouw, tot 1976, het laatste jaar dat de gemeente Melsele zelfstandig bestond. De cijfers betreffen: de personen die aangekomen zijn door geboorte, niet inbegrepen de doodgeborenen en andere levenloos aangegeven kinderen die noch in het register van de burgerlijke stand noch in het bevolkingsregister werden ingeschreven. Geheel links zie je het jaartal. Daarnaast komen links de aantallen mannen en rechts de meisjes die in de gemeente zelf geboren zijnde, tot haar werkelijke bevolking behoren. Ernaast staat het aantal van de kinderen die, tot de werkelijke bevolking behorend, in een andere gemeente geboren zijn. Deze kinderen worden in de bevolkingsregisters ingeschreven krachtens het Koninklijk Besluit van de 30ste december 1900, artikel 6. Geheel rechts komt het jaartotaal. Volledigheidshalve wil ik bij deze tabel het volgende vermelden: het cijfer 52 van het jaar 1953 omvat 1 vreemdeling. Het cijfer 59 en 66 van het jaar 1957 omvatten elk 2 vreemdelingen. Het cijfer 63 en 65 van het jaar 1959 omvatten elk 2 vreemdelingen. Het cijfer 67 van het jaar 1960 omvat 2 vreemdelingen. Het cijfer 62 van het jaar 1960, 57 van het jaar 1968, 57 van het jaar 1969, 52 van het jaar 1970 en 43 van het jaar 1975 omvat telkens 1 vreemdeling. 38
  • 37. jaartal 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 # mannen 24 39 39 52 70 49 39 33 39 38 49 36 48 37 32 31 33 30 22 13 11 12 7 4 5 8 6 4 2 2 5 2 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 # vrouwen 50 51 56 45 46 53 45 41 39 46 36 39 38 44 44 20 27 22 20 18 15 14 8 1 5 3 4 2 2 2 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 buiten Melsele mannen 1 3 2 6 8 8 9 3 6 8 14 16 11 22 22 29 38 43 39 58 56 76 55 59 71 63 67 56 63 60 69 65 56 53 57 57 61 48 52 46 42 43 46 39 buiten Melsele vrouwen 2 3 3 4 7 7 3 2 5 8 10 14 16 15 19 26 31 42 55 52 44 57 54 66 61 65 62 68 57 60 54 56 43 62 58 44 52 48 36 57 33 47 54 totaal 77 96 100 107 131 117 96 79 89 100 109 105 113 118 117 106 129 137 136 141 126 159 124 130 142 139 139 130 124 124 128 123 100 117 116 101 113 96 88 103 75 90 102
  • 38. Te boek gesteld Wie veel geld heeft en geen kinderen, is niet rijk; wie veel kinderen heeft en geen geld, is niet arm. (Chinees spreekwoord) De Melseelse geboortecijfers staan niet enkel in de officiële tabellen van de gemeente. Op mijn vraag haalde Omer Van de Vijver, reeds vermeld in hoofdstuk 1, de uitgebreide registers van Celineke bijeen bij zijn familieleden. Het zijn drie indrukwekkende schrijfboeken: twee grote en een kleinere, maar dat is veel dikker dan de andere. Die boeken zijn door Celine tussen 1934 en 1978 bijgehouden. Drie boeken vol notities Elke zondag werkte Celineke aan haar registers en noteerde met de vulpen de geboorten van de voorbije week. Als je erin bladert zie je dat haar werkgebied in hoofdzaak Melsele was, maar ze hielp ook moeders bevallen in Beveren, Vrasene, Calloo (zo schreef men dat toen), Zwijndrecht, Nieuwkerken en Antwerpen-Linkeroever. Het leukste adres vond ik: ‘Polder, de Zwaantjes’. Wellicht was ze de gemeentenaam vergeten te vragen aan die mensen, maar dat moet in Verrebroek geweest zijn, daar is nu nog de straatnaam Zwaantje. 40
  • 39. Het boek dat ze genoemd heeft ‘Lijst en Datums der Verlossingen - Meimaand 1934’ is een officieel genummerd register. Het is 325 bij 205 mm groot. Wij noemen het gemakshalve het 1ste register. De tekst betreffende de bevalling loopt van de linker- naar de rechterpagina door. Celine heeft de voorgedrukte aflijning van de kolommen gebruikt en heeft er zelf namen boven geschreven. Haar allereerste notities omvatten: Datum (wanneer de bevalling begonnen is) Naam en adres - Getal - Geslacht - Gewicht - Moederk. (hiermee wordt moederkoek, nageboorte of placenta bedoeld). Enkele keren is de voeding vermeld en bij de 2de en 3de bevalling de evolutie van het gewicht van de baby. Zoals je hierna kan zien ging ze op de rechterpagina dan verder met - datum van geboorte - vroegere verlossingen - laatste maandstonden - koorts - wateronderzoek. Het 2de register is zonder genummerde bladen die 170 bij 255 mm groot zijn. Het boek is 35 mm dik. De inschrijvingen lopen van 27/05/1934 tot 31/12/1966 en bevat in verkorte weergave ook de inschrijvingen van 1934 tot 1939, die ook al in het 1ste register stonden. In dat 2de boek zijn de geboortes genummerd per jaar en zijn enkel nog de geboortegegevens opgenomen. Hier dus geen gegevens meer over de zwangerschap. Wel de afgekorte vermelding over de voeding: borstvoeding, kunstmatige en gemengde voeding. Voor kinderen die borstvoeding krijgen, bestaat de bijvoeding in principe uit moedermelk. Afgekolfde moedermelk van de eigen moeder verdient de voorkeur. Indien deze niet voorhanden is, valt de eerste keus op afgekolfde moedermelk van een andere moeder (zg. ‘donormelk’). 41
  • 40. Is deze niet beschikbaar dan kan desnoods ook kunstmatige zuigelingenvoeding gegeven worden (populaire bijnaam ‘flesvoeding’). Zij sluit dat register af einde 1939 en had dan 244 bevallingen verzorgd. Zo ben ikzelf nummer 186 in haar 1ste register, dus de 186ste bevalling van Celinekes loopbaan en ik krijg nummer 51 in register nummer 2, de 51ste geboorte in 1938. Ik lees nu op de pagina’s 74 en 75 van het 1ste register over mijn eigen geboorte. Ik ben geboren op 17/08/1938 om 9 uur in de voormiddag. A H R V. Ik woog 4 kg precies en ik ben van het mannelijk geslacht, de placenta (moederkoek) was normaal. Ik was het 1ste kind in het gezin van mijn ouders Alfons Puynen en Yvonne De Cock. De vermelding 25 j. boven de naam van mijn vader is zijn leeftijd. De zwangerschap was goed verlopen. De baring verliep als volgt: de weeën begonnen om 5 uur ’s morgens; om 8 uur was er volledige opening en om 8.30 u zijn de vliezen gebarsten met uitdrijving om 9 uur. De placenta kwam 20 minuten later. Verliezen (bloedverlies) waren normaal en mijn moeder was weinig gescheurd. De kraamstaat was normaal goed. Mijn moeder had wel last aan de borsten. En ik heb kunstmatige voeding gekregen. Het zal voor Celineke een drukke bedoening geweest zijn want in de allervroegste uurtjes van dezelfde 17de augustus, om 3 uur 30 namelijk, had zij in de familie Bosman-Michelet een meisje ter wereld geholpen. Vermelding AHLV betekent achterhoofd links voor en AHRV is achterhoofd rechts voor. Dit betreft de plaatsing van het hoofdje van de baby in het bekken van de moeder. Deze twee zijn gunstig voor een vlotte bevalling. Ligt de baby AHRA of AHLA, dan kijkt hij met zijn gezicht naar boven en wordt een ‘sterrekijker’ genoemd. De bevalling is dan moeilijker omdat het hoofdje met een bredere diameter moet geboren worden. 42
  • 41. Wie ook tussen de vaardige handen van Celineke gepasseerd is bij zijn geboorte is de latere Beverse burgemeester François Smet. Dat gebeurde op 30 mei 1939. François heeft eens verteld dat hij eigenlijk niet voor burgemeester in de wieg gelegd was, getuige daarvan zijn wetenschappelijke studies. Vroeger, toen we nog een identiteitskaart hadden waarop enige informatie stond, werd als beroep voor hem scheikundige (Dr.) vermeld. Daarom tekende Aimé Van Avermaet deze cartoon voor De Beverse Klok van 19/2/1999 en stopte de jonge Smet in de plaats van een papfles een heuse erlenmeyer in de hand, een kegelvormige glazen kolf met vlakke bodem zoals die in laboratoria gebruikt werd. Het 3de register is ook zonder genummerde bladen, Het is 325 bij 205 mm groot. En het begint op 03/01/1967 en eindigt op 21/08/1978. Opvallend is dat de voorlaatste bevalling die Celineke begeleidde op 10/02/1978 was en dat er meer dan een half jaar verliep tot die allerlaatste. Maar daar was een goede reden voor. Toen Celine op 10/02/1978 besloot te stoppen had ze nog beloofd de aanstaande bevalling in het gezin Lambers-Van de Vijver te verzorgen. De jonge moeder was de dochter van Celinekes zus Marie. En belofte maakt schuld. Wat erbij opvalt * Op de pagina’s 74 en 75 van het 1ste register is er al geen onderverdeling van de kolommen meer ingevuld bovenaan en zijn de gegevens over de bevallingen anders geschikt dan op pagina’s 2 en 3. * Vooral valt op dat Celine in haar prille beginperiode veel meer noteerde dan enige maanden en jaren later. Eigenlijk is dat een normale evolutie: in de beginjaren van haar carrière, wellicht nog beïnvloed door de opdrachten en gewoonten uit haar studietijd, hield ze naast het eerste ook nog een tweede register bij en dat bevatte aanvullende gegevens. 43
  • 42. Daar lees je het uur van de geboorte, dikwijls ook hoe vroegere verlossingen van dezelfde moeder verliepen en ook details over het verloop van de huidige bevalling: wanneer de weeën begonnen, welke opening er was na een bepaalde tijd, wanneer het vruchtwater brak, enz. Daarbij zal niet enkel de invloed van de scholing die ze gekregen had een rol gespeeld hebben. Sommige lesgeefsters raadden hun leerlingverpleegsters en vroedvrouwen in spe aan om vrijwel alles wat later van pas zou kunnen komen op papier te zetten. Voor Celineke, die als zelfstandige vroedvrouw meer en meer aan het kraambed gevraagd werd en zo steeds meer ervaring opdeed, is de druk van die ‘schoolse verplichting’ na een tijdje afgezwakt en moest dat wijken wegens tijdsgebrek. Dat werd op de duur een te zware opdracht en het gezond verstand en een nuchter oordeelsvermogen om wat belangrijk was van de rest te onderscheiden, leerde haar dat de notities tot de hoofdzaken konden beperkt worden. * Over de kraamvrouw (de moeder) lezen we af en toe enige bijzonderheden, maar ik heb niets gevonden over de pasgeborenen. Bijna nooit, behalve op haar allereerste bladzijden is de naam van de boreling vermeld. En als het vermeld is, zoals op pagina 2 van het 1ste register, dan was er geen plaats voor voorzien en zijn de voornamen Angèle, M-Louise en Juliana er achteraf bijgeschreven. * We vernemen weinig over speciale gevallen. Het zal bij de vele bevallingen die ze verzorgde toch ook weleens voorgevallen zijn dat bijvoorbeeld een kind ‘met de helm geboren is’. Daar wordt echter nergens melding van gemaakt. In Van Dales Groot Woordenboek vinden we bij het trefwoord ‘helm’ betekenis 2: ‘(bij vergelijking) het vlies dat bij de geboorte het hoofd van sommige kinderen omgeeft en waaraan het bijgeloof vroeger bijzondere eigenschappen toeschreef: hij is met de helm geboren, ’t is een gelukskind, (ook) hij heeft de gave om rampen (bv. sterfgevallen) vooruit te zien aankomen; (Zuid-Nederlands) hij is gelukkig in al wat hij onderneemt.’ (8) Celinekes werk in vogelvlucht We overlopen in vogelvlucht de geboortes waarbij ze hielp: * In 1934 heeft ze 5 dames geholpen en 2 ervan hadden een miskraam. Bij de eerste werd dokter Smet erbij gehaald en bij de tweede dokter Dupont. * In 1935 heeft ze 18 bevallingen gedaan, waarvan twee met forceps (gebruik van de verlostang) en een kindje is overleden. * Het jaar 1936 sluit af op 25 december, een kerstekindje bij de familie Suy-De Cauwer. Zij deed 45 bevallingen, waarvan 5 met forceps en een kindje is overleden. * 1937: 57 bevallingen waarvan 3 met forceps en 2 miskramen. We lezen onderaan de lijst van dat jaar dat Melsele 5 296 inwoners telt en dat er 107 geboorten geweest zijn, waarvan 9 kinderen overleden zijn in hun 1ste levensjaar, waarvan er 2 dood geboren waren. * 1938: 97 bevallingen, waarvan 4 met forceps en 5 miskramen. 44
  • 43. Op 19/11/1938 noteerde ze heel wat in beknopte vorm over een speciaal probleem: ‘Om 3.30 u. geboren met snelle uitdrijving met gevolg van den bilnaad scheur tot in den 3de graad, is genaaid 6 cm en na 9 dagen opnieuw gescheurd en genaaid met gunstig resultaat. Kraamstaat goed: vier weken te bed gebleven.’ Tot slot van dat jaar noteert zij dat er 5 285 Melselenaren zijn waarvan er 131 dat jaar geboren zijn. Overleden kinderen jonger dan 1 jaar: 11 waarvan 3 dood geboren. * 1939: zij deed 106 bevallingen, bevolking 5 326, geboorten 117; 7 kinderen overleden jonger dan 1 jaar, waarvan 2 dood geboren. * Het oorlogsjaar 1940 sloot ze af met 118 bevallingen. Men telde toen 5 320 inwoners in Melsele, er waren 96 geboorten en 12 overlijdens in het 1ste levensjaar, waarvan 2 dood geboren. * In 1941 doet Celine 87 bevallingen, terwijl er in Melsele slechts 78 geboorten zijn. Haar faam, de goede naam die ze daardoor bij de mensen kreeg, werd vooral vanaf de Tweede Wereldoorlog de reden waarom ze steeds meer bevallingen te doen kreeg en dat ze als vroedvrouw van dan af definitief de dorpsgrenzen overschreden heeft. Zo was 1941 het eerste jaar dat het aantal van ‘haar bevallingen’ groter was dan het aantal geboorten in Melsele, namelijk 87 tegenover 78. Van dan af gingen haar jaartotalen de hoogte in: 108 in 1942 en reeds 150 in 1948. Haar kwaliteiten als vroedvrouw werden dus wel degelijk geapprecieerd. * In 1942 zijn het er 108 waarbij Celine aan het kraambed stond en 89 geboorten voor het hele dorp. * Opmerkelijk is het hoge geboortecijfer van 1943: Celineke had 126 bevallingen en er waren 101 kindjes in Melsele. Daar was volgens mij een verklaring voor. Ik heb een halfbroer, twee kozijns en twee nichten die allen in dat oorlogsjaar 1943 geboren zijn. Bij mijn grootouders Jozef De Cock en Justine Van Hove waren 5 kinderen en die zijn allemaal in het voorjaar van 1942 gehuwd. Dat was een periode van luwte in de oorlogvoering en de gemobiliseerde soldaten waren terug thuis. De gevolgen voor de nataliteit in 1943 waren opvallend in onze familie en blijkbaar ook in onze streek. * In 1944 en 1945 stond Celine telkens 119 borelingen bij. Opmerkelijk was voor dat laatste jaar het overlijden in Melsele van 14 kindjes in hun eerste levensjaar en er waren slechts 80 geboorten. * In 1946 deed Celine 134 bevallingen en waren er 113 in Melsele. * In 1947 was de verhouding 137/118. Hier vermeldt Celineke dat dat laatste cijfer betekent dat in Melsele 22 geboorten zijn per 1 000 inwoners. Zij noteert de verlopen tijd tussen de huwelijksdatum en de datum van de eerste geboorte in het gezin. Op het einde van het jaar 1947 vonden we volgend jaaroverzicht in haar derde register. 45
  • 44. 46
  • 45. * 1948: 150/117 De laatste maand van 1948 was speciaal te noemen, vooral de eerste dagen, want op 2 december wordt er in de familie De Permentier-De Smedt een tweeling geboren, het waren twee jongens en twee dagen later ook een tweeling in de familie Van Dael -Buys, hier waren het twee meisjes. * 1949: 144/106 Voor het eerst krijgen we een cijfer waardoor we weten dat er een doorbraak gekomen is van bevallingen in de materniteit. Van de 106 nieuwe Melselenaartjes zijn er 51 ter plekke geboren en 55 in Beveren. De Sint-Annakliniek en zeker de materniteit, zat duidelijk in de lift (zie ook hoofdstuk 2). * 1950: Celineke deed 134 bevallingen en in Melsele waren er 118 geboortes. * In 1955 heeft ze 161 bevallingen en in 1960 zijn het er 188. Van dan af tot in 1971 (110 bevallingen) zit er een schommelende licht dalende lijn in met nog 180 in 1963 en 179 in 1967. Daarna neemt het stelselmatig af tot 35 bevallingen in 1976, 14 in 1977 en 4 in 1978. De laatste bevalling deed zij op 21/08/1978. Die dalende lijn is wellicht niet zozeer te wijten aan het ouder worden van Celineke maar vooral aan het verminderen van het aantal thuisbevallingen en daar zijn verschillende redenen voor. Eerst en vooral is er de opkomst van de mutualiteiten met hun ziekte- en invaliditeitsverzekering. De mutualiteit betaalt de onkosten terug van wie in een materniteit bevalt. Ook de mogelijkheid om in de periode van de zwangerschap een ziekenbriefje te krijgen om een afwezigheid op het werk te verantwoorden, speelt een rol. Verder speelt de groeiende medicalisering van een bevalling mee: een geboorte wordt eigenlijk een medische ingreep. Belangrijke argumenten zijn de hygiënische verzorging, het anticiperen op verwikkelingen en de aanwezigheid van gespecialiseerde dokters. Enkelen bleven de geboorte in de eigen vertrouwde omgeving erg waardevol vinden maar voor de meesten haalt het comfort van de materniteit de bovenhand. Komt daarbij ook nog de daling van het aantal kinderen per gezin maar het totale geboortecijfer wordt dan weer gecompenseerd door de aangroei van de bevolking in Melsele. Het gebruik van de forceps wordt niet altijd vermeld. Doorgaans is het 2 tot 4 keer per jaar. Het cijfer 9 voor 1943 is hierbij wel opvallend. De eerste keizersnede wordt in 1943 vermeld en vanaf 1949 komt ze geregeld voor met een maximum van 4 per jaar. Per fiets, per auto of met de …slee? De weg naar het merendeel van die vrouwen in barensnood legde Celineke vele jaren per fiets af. De weersomstandigheden speelden een grote rol bij die verplaatsingen, zeker als je zelf geen gemotoriseerd vervoer had zoals dat in de eerste helft van haar loopbaan was. 47
  • 46. Ik hoor mijn vrouw af en toe nog het verhaal van haar geboortedag navertellen zoals ze het van haar moeder, Fien Verstraeten, dikwijls gehoord heeft. En dat komt geregeld terug, vooral op gure winterdagen. Het was 26 januari 1940 in de Priemstaat in Melsele. Haar ouders woonden daar in bij haar grootmoeder langs moeders kant. Het had flink gesneeuwd en telefoon was niet voorhanden, ook niet in de buurt. Aloïs Verbeke, de vader, sprong op de fiets en ging Celineke verwittigen. Die trok omwille van sneeuw en ijs twee paar wollen sokken aan, schoof dan in haar rubberen botten en kwam zo goed als het ging mee op haar tweewieler naar de plaats waar ze haar 14de bevalling van het jaar 1940 ging verzorgen. Uittreksel uit het 2de register. Dit is de 14de bevalling van 1940 waarbij Celine hielp. De 2de regel deelt mee: het is het 1ste kind in dat gezin; geboortegewicht 3,500 kg; een meisje; geboren op 26/1/40 om 4 uur in de morgen; het kind kreeg kunstmatige voeding. 48
  • 47. Van Valentine Staes (°1921), nicht van Celineke, hoorde ik het verhaal over een jonge echtgenoot die op de Vliegenstal in Beveren woonde, naar schatting 4 à 5 kilometer van het dorpscentrum van Melsele vandaan. Hij kwam Celine op een winterse sneeuwdag ophalen met paard en slee. Dat was toen de enige mogelijkheid om die weg af te leggen. Door een samenloop van omstandigheden stond Celine er soms alleen voor, zoals vlak na het overlijden van haar moeder in 1957. Toen duurde het nog even eer haar zus Margriet bij haar kwam inwonen. In die periode wist ze dat ze ’s nachts kon opgeroepen worden en vroeg zij aan de bovenvermelde nicht Valentine om ’s avonds bij haar in huis te komen slapen. 49
  • 48. Eeuwige jongedochter Wie geen lieve kinderen heeft Weet voorwaar niet dat hij leeft. (Jacob Cats, Nederland 1577-1660) ‘Ik heb geen tijd om te trouwen.’ Celineke heeft dat dikwijls geantwoord toen ze in de fleur van haar leven was en geregeld de vraag kreeg of zij zelf nooit aan een huwelijk dacht of gedacht had. Kandidaten zijn er genoeg geweest en daar was ook een dokter bij. Als jongere vrouw deed ze enkele keren haar beklag tegen een intieme vriendin dat ze weleens door mannen die zopas vader geworden waren of het nog gingen worden, lastiggevallen werd. Zelf kende zij dus nooit de vreugde van het moederschap. Dat liet het Beverse cabaret Blau toe in de jaren ‘70 in de tent van de Beverse Feesten volgend grafschrift te debiteren: Hier ligt Celineke Zelf kocht ze nooit een ‘kinneke’! Dat neemt niet weg dat uit sommige van haar gezegdes bleek dat de drang naar dat moederschap onderhuids wel aanwezig was. Denk positief Ik heb van verschillende mensen gehoord welke bemoedigende woorden Celineke gebruikte om de toekomstige moeder haar barensweeën te helpen vergeten door haar positief te doen denken en het vooruitzicht van het kindje voor te houden. Zelf vertelde ze menige keer dat ze steeds de tijd nam om te supporteren en aan te moedigen. (2) ‘Ik zie het koppeke al, nog eens goed persen en het kindje is er.’ ‘Ja, jij hebt gemakkelijk praten’, klonk dan de kraamvrouw. ’Dat voel je zelf niet hoe pijnlijk dat zoiets is.’ ‘Nee, maar ik weet het’, zei Celineke. ‘Maar dat is wat anders dan pijn hebben van een ziekte’, probeerde zij haar patiënt dan af te leiden. ’Maar dit is een gezonde ziekte’, ging ze verder. ‘Auw! En weer zo’n pijnscheut!’ ‘Ik weet dat wel, maar je moet volhouden.’ En de vrouw in barensnood haalde met veel ongeloof de wenkbrauwen op. ‘En straks krijg jij je beloning en lig jij hier te stralen met dat kind in je armen en ik moet met lege handen naar huis.’ 50
  • 49. En tien minuten later, als de moeder de eerste gil van haar kind hoorde, waren al die pijnen en die ongemakken op slag vergeten. Het is niet haar eigen kind, maar Celineke straalt als een echte moeder. (Foto Petrus Van Landeghem) Bij bevallingen aan huis had ze volgens enkele van haar vriendinnen enige vaste principes. Bij het binnenkomen vroeg Celineke: ’Heeft ze al ‘pozen’?’ Dat informeren of de aanstaande moeder al in arbeid was, was altijd haar eerste werk. Dat werd mij verteld door Celinekes vriendin Lucie Vermeulen (°1922). Een van Lucies zoons die daar toevallig op bezoek was en aan het gesprek deelnam, maakte mij er attent op dat dit echt de manier en de woordenschat van vroeger was om over zwangerschappen, bevallingen, geboorten en dergelijke te spreken. Zeker als er kinderen in de omtrek waren. ‘Ze noemden die dingen bijna nooit echt bij hun naam’, zei de man. En eigenlijk had hij gelijk. Celineke wilde weten of de jonge moeder al weeën had. In de plaats van over weeën te spreken, had ze het over ‘pozen’, ze noemde dus de tussenpauzes tussen die geboortepijnen of weeën. 51
  • 50. Weeën zijn de samentrekkingen van de baarmoeder die regelmatig optreden (om de paar minuten). Als de weeën steeds vaker komen en krachtiger en pijnlijker worden, is de bevalling begonnen. Een warme douche of bad kan daarbij helpen. Je leest er meer over verder in dit hoofdstuk. En Celineke gaf dezelfde raad die toekomstige moeders ook nu nog krijgen: hoe meer u zich op uw gemak voelt, hoe beter u de weeën kunt opvangen. Zorg dus voor een rustige omgeving. Zoek welke houding het prettigst is en probeer u tussen de weeën te ontspannen. Zeker in de winter ging de bevalling best op het gelijkvloers door want in de meeste huizen was er boven zelden verwarming beschikbaar en… ’De kou bevordert nooit een bevalling’, beweerde Celineke. Ze vroeg ook in het tussenseizoen om de kachel te ontsteken als dat nog niet gebeurd was. ‘Want dat kindje komt uit de warme buik van de moeder, het moet ook op een warme manier ontvangen worden’, was haar principe. Man buiten gestuurd En doorgaans was de eerste persoon die door Celineke uit de ‘kraamkamer’ werd weggestuurd, de man. Meestal was dat wegsturen niet nodig want de meeste echtgenoten verzonnen wel een of ander werkje of ze hadden een andere reden of uitvlucht om ‘ervanonder te muizen’. En zij die bleven zijn meestal die ‘helden’ uit de verhalen over vaders die absoluut bij de bevalling wilden aanwezig zijn om hun stoerheid te bewijzen of omdat ze dat aan hun vrouw in een romantische bui beloofd hadden en die achteraf lijkbleek op een stoel moesten gaan zitten of discreet uit de kraamkamer geleid moesten worden om er met een stevige borrel bovenop geholpen te worden. Dat wegsturen van de vader door Celineke was meer dan eens terecht want de manier waarop sommige toekomstige vaders reageerden, deed soms de haren te berge rijzen. Bij de echtgenote van René V. waren de barensweeën volop aan de gang en zij klaagde over hevige pijnen. Celine had niet direct vertrouwen in het goede verloop en ze liet ook dokter Delacave verwittigen. Toen vond René dat zijn vrouw wel wat al te veel misbaar bleef maken en hij zei haar: ‘Het volstaat wel met een beetje minder gekreun, zeker! Kijk eens, buiten mij is er nog Celineke en ‘meneer den doktoor’ en we staan hier allemaal rondom u. Denk ook eens aan ons Bertha,’ ging hij verder, ‘die moet ook gaan ‘kalven’ en die ligt geheel alleen in het stro in de koeienstal.’ Celineke en ‘meneer den doktoor’ hebben eens met een veelbetekenende blik naar mekaar gekeken en ze hebben toen maar wijselijk gezwegen. Zoiets klonk immers raar bij een kraambed. Je kan zeggen dat het uit de mond van een buitenmens kwam, akkoord! En waren zij ook geen mensen van hun tijd die nog niet gewend waren aan fijnere manieren? Wellicht was het ook vooral de zenuwachtigheid, de stress die daarbij een grote rol speelde. Daarom was de vader beter niet te dicht in de omtrek bij een bevalling, vond Celineke. 52
  • 51. Vrouwenhulp welkom Niet dat zij het liefst alles alleen opknapte en dat er buiten de vroedvrouw niemand aanwezig bleef bij de bevalling. Een buurvrouw of een zus, een schoonzus of een nicht, Celineke kon hun diensten goed gebruiken. Zo moesten de benen van de moeder bijvoorbeeld ondersteund worden. En als er bijkomend materiaal aan de moeder gevraagd werd,dan kon je die laatste horen zeggen: ‘Celine, in die lage kast vind je doeken.’ Dat klonk op dat moment alsof twee vriendinnen met mekaar aan ’t praten waren. ’En een laken, Celine, dat kan je vinden op het onderste schap in die hoge kast.’ Niet verwonderlijk dat Celineke in een gezin waar ze bij een aantal bevallingen geholpen had, de familie- en de woonsituatie van die mensen door en door kende. ‘En als vroedvrouw word je lid van de familie’, was een van haar gekende uitspraken. Zij was bij een bevalling ook praktisch altijd vanaf het begin aanwezig en bleef daar ook de hele tijd en als ze dat nodig vond, bood ze ook achteraf nog hulp, soms tot lang daarna.. Als de barensweeën bij haar patiënte erg lang duurden of als de familie van de toekomstige jonge moeder wat al te vroeg geweest was bij het verwittigen van de vroedvrouw - iets wat meestal bij een eerste kind in een gezin gebeurde besloot Celine meer dan eens in het geboortehuis te overnachten. In onze 21ste eeuw is er over zwangerschap en bevalling heel wat meer informatie beschikbaar. Zo is er o.a. het internet. Wie daar gaat kijken leest er bijvoorbeeld: Wanneer contact opnemen met de verloskundige? ‘Neem contact op met de verloskundige als de vliezen zijn gebroken of als u denkt dat de bevalling begonnen is. Als u twijfelt, vragen heeft of behoefte heeft aan ondersteuning, mag u ook eerder bellen om te overleggen. De verloskundige is graag vroeg geïnformeerd. Zij kan u geruststellen en alvast inschatten wanneer u meer begeleiding nodig heeft. Bel direct, ook ‘s nachts of in het weekend: als de vliezen breken terwijl het kind nog niet is ingedaald, ga op bed liggen. Bel direct als het vruchtwater geelgroenig is, of als u blijvend of ruim bloed verliest (een beetje bloederig slijm is normaal), of als de bevalling begint vóór de 37ste week van uw zwangerschap.’ (Informatie overgenomen 17.02.13 van www.thuisarts.nl, ‘Ik wil thuis bevallen’) En toch, als het om een eerste bevalling gaat, en als je dat in zijn geheel leest, dan moet je toch besluiten dat zelfs met die modernste informatiebronnen, het nog altijd niet eenvoudig is om te zeggen: nú is het ogenblik daar dat de vroedvrouw zou moeten komen. Want je hebt van je nicht of een vriendin horen vertellen dat de ontsluiting of het opengaan van de baarmoedermond geleidelijk gebeurt bij elke contractie. Als de weeën beginnen is het tijdsinterval tussen twee weeën ongeveer 10 à 30 minuten en duurt elke wee ongeveer 40 tot 60 seconden. De samentrekkingen van de baarmoeder komen gedurende de bevalling met steeds kortere intervallen en worden sterker, langer en pijnlijker. Beetje bij beetje zal die baarmoedermond opgerekt worden tot die een diameter van ongeveer 10 centimeter heeft bereikt. 53
  • 52. Maar de duur van de ontsluiting is lastig vast te stellen. Het kan zelfs zijn dat de zwangere zelf een groot deel van de ontsluiting niet eens opmerkt. En bijna steeds zal de ontsluiting bij vrouwen die nog nooit gebaard hebben langer duren dan bij vrouwen die al een of meerdere kinderen ter wereld brachten. Bij een eerste kind kan de pijn bij dit proces, versterkt door angst en stress, hevig zijn. Daarbij worden niet alleen de reserves van de moeder aangesproken, maar ook die van het kind. Bij de eerste bevalling duurt dit eerste stadium gemiddeld zo’n 24 uren. Maar er zijn natuurlijk soms grote verschillen, het kan ook in een uur gebeurd zijn of bij anderen kan het dagen duren. En het was niet enkel om niet over en weer te moeten rijden tussen haar huis en het adres waar de geboorte te wachten stond, maar zeker ook om de vrouw in barensnood door haar nabijheid gerust te stellen en in veel gevallen een hart onder de riem te steken, dat Celineke daar bleef overnachten en dikwijls meer waakte dan sliep. Celineke kon zichzelf wegcijferen en zich heel en al ten dienste stellen. En zij kon zich permitteren daar te overnachten. Zij was zelf ongehuwd en bij haar thuis was er altijd iemand aanwezig. Zo woonde haar moeder bij haar tot aan haar overlijden op 29 januari 1957 en later haar ongehuwde zus Margriet. Op 2 februari 1957 had de uitvaart van Celinekes moeder, Fien Staes, plaats. Hier wordt de kist van Fien buitengedragen uit het huis Schoolstraat nummer 13 waar ze samen met haar dochter gewoond had en waar daarna Margriet bij haar zuster kwam wonen. (Foto Omer Van de Vijver) 54
  • 53. Ten dienste staan Niets was Celineke ooit te veel als het erop aankwam te helpen en die dienstvaardigheid vond ze een natuurlijk element in haar beroep en dat lijkt wel typisch voor vroedvrouwen. De eerste vastbenoemde en gediplomeerde vroedvrouw in de Kempen Clara Dresselaers (1898-1992) hielp 6 700 kinderen op de wereld komen in de streek rond Turnhout. Zij vertelde dat zij 62 jaar ‘diende’. Eigenaardig dat men daar toen sprak van ‘dienen’ en niet van werken. Ik heb dat ‘dienen’ in verband met vroedvrouwen in het Waasland nooit gehoord. Op ’t eerste gezicht klinkt dat een tikkeltje oneerbiedig omdat zoiets doet denken aan een ding, een werktuig dat zoveel tijd kan dienen of bruikbaar is. Maar het moet verstaan worden als ‘zich ten dienste stellen’, zich inzetten voor iemand. Denk aan dienstmeisjes. Als jonge meisjes vroeger bij welstellende burgers gingen inwonen en daar het huishoudelijk werk deden, dan hoorde je bij ons gewoon zeggen: ‘Mijn nichtje dient in de stad.’ Verschillende mensen wisten mij te vertellen dat Celineke via haar beroep van vroedvrouw in heel wat gezinnen een vertrouwenspersoon geworden was. Die hulp beperkte zich in verscheidene gevallen niet tot het moed inspreken of het geven van advies, maar zij was dikwijls ook een toevlucht als het financieel erg moeilijk ging. Vertrouwen was er vanwege de hulpbehoevende gezinnen omdat zij over hetgeen ze hun had toegestoken nooit een woord ging vertellen aan derden. Maar ook de rijkere mensen die Celine middelen toeschoven om te helpen, hadden het volste vertrouwen in haar. Zo noemde men mij een geziene Beverse familie die in de oorlogsjaren al hun rantsoenzegels aan Celine doorgaven met de mededeling: ‘Jij weet waar de nood het hoogst is. Help er die mensen mee. Aan ons moet je geen rekenschap over de besteding afleggen.’ En omdat dat ‘geven’ bij haar zo vanzelf en zo van harte ging, heeft ze er ook veel vriendschap en dankbaarheid voor teruggekregen. Dat bleek o.a. bij het overlijden van Gerdina Raaymakers op 31 oktober 1994. Zij was de weduwe van Honoré Pfaff en moeder van een groot gezin waaronder heel wat gekende voetballers. Toen zij opgebaard lag bij Begrafenissen Melis in Melsele, is een van de broers Celineke komen vragen of ze mee wilde gaan met alle kinderen Pfaff om hun moeder een laatste groet te gaan brengen. En dat is ook zo gebeurd. Celine werd eigenlijk als een familielid gewaardeerd bij die mensen. En volgens Louis, een van de oudere zoons Pfaff, was Celineke in 1963 hem en zijn broer Baptist, toen allebei gekende voetbalspelers bij Eendracht Aalst, komen vragen of ze Svelta Melsele wilden komen versterken voor een voetbalmatch tegen SK Beveren ter gelegenheid van de eerste Melseelse Aardbeifeesten. ‘En haar konden we niets weigeren’, zegde Louis. 55