2. Langzaam loopt de monnik door de tuin van het klooster. Af en toe bukt hij om een bloemetje te plukken, een bepaalde bes te oogsten of een kruid uit de tuin te halen. Romeo komt aanrennen en ploft hijgend op de rand van de fontein. Broeder Laurens kijkt op. ‘Vroeg wakker, jonge Romeo?’
3. Romeo knikt en gaat verzitten. De monnik fronst zijn wenkbrauwen. ‘Ik kan me vergissen, maar dat kan ook heel goed een slecht teken zijn. Heb je überhaupt wel geslapen, jongen?’ Romeo glimlacht. ‘Nee, maar ik voel me wakkerder dan ooit.’ Broeder Laurens zucht. ‘Spaar me, je was zeker de hele nacht bij die Rosaline. Die vrouw is slecht voor je, Romeo.’
4. Romeo lacht en rolt met zijn ogen. ‘Rosaline, wie is dat?’ Broeder Laurens knikt tevreden. ‘Goed zo, haar kun je inderdaad beter vergeten. –Maar, waar was je dan wel?’ Romeo staart dromerig voor zich uit. ‘Ik was in het huis van mijn vijand, en daar heb ik de dochter van de vijand zwaar verwond, en zij mij, en nu willen we graag dat u onze handen samenvoegt.’ De monnik kijkt ongemakkelijk naar Romeo. ‘Nederlands graag, met al die raadsels van jou kan ik niets.’
5. Romeo haalt zijn schouders op. ‘Ik ben verliefd geworden op de dochter van de Capulets en zij op mij en nu willen we trouwen.’ verklaart hij simpel. ‘Trouwen?’ mompelt de monnik verbaasd. ‘Ja!’ roept Romeo enthousiast uit. ‘Trouwen, is er een betere manier om te zorgen dat we voor eeuwig samen zijn, bij elkaar zijn, ook al zijn we mijlen van elkaar, een betere manier om te zorgen dat we voor altijd aan elkaar worden herinnerd?’ De monnik zwijgt. ‘Dat dacht ik ook,’ vervolgt Romeo dan triomfantelijk.
6. Broeder Laurens zucht en komt overeind. ‘Ik ben er niet echt een voorstander van. Wilde je niet ook trouwen met die Rosaline?’ Romeo rolt met zijn ogen. ‘Maar dit is anders, dit is gelijk. We houden allebei net zo grenzeloos veel van elkaar.’ De monnik zucht en pakt zijn mand op van de grond. ‘Goed, misschien zou het die oude vete eindelijk eens oplossen, en het zal geen kwaad kunnen… Ik zal jullie trouwen.’ ~
7. Marco en Ben lopen door Verona. ‘God weet waar Romeo vannacht geweest is,’ verzucht Ben. Marco lacht. ‘In elk geval niet in zijn eigen huis,’ Ben lacht vrolijk met hem mee. ‘De arme Romeo, dat bleke kreng van een Rosaline maakt hem helemaal gek.’ Marco trekt met zijn wenkbrauwen. ‘Gek van liefde zeker. Wie weet wat hij haar aan zou doen als hij haar in een donker steegje tegen kwam.’
8. Marco geeft hem lacherig een stomp in zijn zij en knikt naar Romeo, die het plein op komt lopen. ‘Daar hebben we onze verkrachter. Hé, Romeo, ben je al veroordeeld?’ roept hij opgewekt naar zijn vriend. Vragend kijkt Romeo hem aan. ‘Waarvoor?’ ‘De verkrachting van Rosaline, gisteravond,’ antwoord Marco, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Romeo rolt met zijn ogen. ‘Dat was geen liefde.’ Ben lacht sarcastisch. ‘Oh zéker niet, en de maanden van depressie waren zeker ook geen liefdesverdriet?’
9. Romeo wil net reageren als Marco hem onderbreekt. ‘Schip in zicht!’ lalt hij, met zicht op Leah die aan komt lopen. Leah plant haar hand stevig in haar zij en werpt Marco een afkeurende blik toe. ‘Goede morgen, heren.’ Marco maakt een sierlijke buiging. ‘Goede morgen, dame.’ Leah negeert hem volkomen en wend zich tot Romeo. ‘Kunt u mij zeggen waar ik de jonge Romeo kan vinden?’
10. Romeo glimlacht. ‘Dat kan ik u zeker vertellen. Ik ben het jongste exemplaar, bij gebrek aan slechter.’ Leah knikt tevreden. ‘Mooi zo. Dan zou ik graag even met u praten.’ ‘Het is een pooier, een vrouwelijke pooier!’ roept Marco vrolijk uit. Ben trekt zijn wenkbrauw op. ‘Waar heb jij last van? Romeo, wij gaan bij jou een hapje eten, kom maar mee als je hier klaar bent.’
11. Romeo knikt en wacht tot ze weg zijn. ‘Ik ben de vriendin van Julia.’ Verklaart Leah dan. ‘Ze vraagt of je alles meende wat je gisteravond zei, want anders vind ze je een klootzak, en wil ze je nooit meer zien.’ Glimlacht ze. Romeo maakt een wijds gebaar. ‘Natuurlijk meen ik alles wat ik gezegd heb. Ik heb ook geregeld dat, als ze kan, ze om drie uur bij het klooster met me kan trouwen.’ Leah knikt. ‘Ik zal het doorgeven.’ ~
12. ‘Waar blijft Leah toch, zo ver is het toch ook weer niet,’ kreunt Julia. Leah was in haar opdracht vertrokken om naar Romeo te informeren, maar nog steeds niet terug gekomen. En dat was al twee uur geleden. Julia werpt een snelle blik op de klok. Twee en een half uur geleden, verbetert ze zichzelf. Een tijdje staart ze naar de bewegende wijzers op de wijzerplaat en luistert naar het zachte tikkende geluid dat ze voortbrengen.
13. Het duurt veel te lang. Het lijkt al wel een jaar geleden dat ze Romeo voor het laatst heeft gezien. ‘Romeo,’ fluistert ze zachtjes voor zich uit. Ze giechelt. Alleen het uitspreken van zijn naam doet haar al plezier. Het geeft haar het gevoel dat hij toch een beetje bij haar is, in de lucht waar het geluid zich verspreid.
14. De deurklink gaat naar beneden. Meteen zit Julia rechtop. ‘Leah, waar bleef je?’ Leah sluit de deur achter zich en ploft op de bank neer. ‘Ook goede middag, Julia,’ zegt ze sarcastisch. Julia rolt met haar ogen. ‘Goede middag, Leah, je vermoordde me bijna weet je dat, zoveel geduld heb ik niet. Wat zei hij? Hoe ging het?’ vraagt ze snel.
15. Leah zucht. ‘Juul, schaam je, ik ben je beste vriendin, weet je wel hoe hard je me afbeult, je kunt echt niet rennen op deze hakken hoor, je mag best een beetje aardig doen.’ Julia kreunt en gaat naast haar zitten. ‘Lieve, lieve, lieve Leah, wil je me alsjeblieft vertellen wat mijn Romeo gezegd heeft?’ smeekt ze.
16. Leah lacht en gaat recht op zitten. ‘Dankje. Je geliefde praat als een vlotte, romantische jongen, en is zeker niet onknap-’ begint ze. Julia rolt met haar ogen. ‘Dat weet ik allemaal al. Wil Romeo met me trouwen of niet?’ Leah glimlacht. ‘Denk je dat je nu naar de kerk kunt?’ Julia haalt haar schouders op. ‘Tuurlijk.’ Leah knikt tevreden. ‘Haast je dan nu, want daar staat je geliefde op je te wachten, je hoeft me niet te bedanken, ik zorg graag voor jouw geluk.’ ~
17. Zodra Julia Romeo ziet, vliegt ze hem om de hals. ‘Oh, Romeo!’ roept ze uit. Romeo glimlacht en druk haar dicht tegen zich aan. ‘Ik heb je zo gemist,’ fluistert hij. Julia pakt zijn hoofd tussen haar handen. ‘Ik jou ook. Elke minuut leek er een te veel zonder jou.’
18. Hij drukt een kus op haar lippen. ‘Elke minuut leek een jaar.’ Ze kust hem terug. ‘Elk uur leek een eeuw.’ Romeo steunt zijn hoofd tegen het hare en knijpt zijn ogen dicht. ‘Het doet pijn om zonder elkaar te zijn, alsof mijn ziel in twee stukken word gescheurd. Ik heb jou nodig om mijn ziel bij elkaar te houden, mijn lieve Julia.’
19. Broeder Laurens glimlacht vertederd. ‘Kom, ik zal jullie niet alleen laten totdat jullie getrouwd zijn. Weten jullie het zeker.’ ‘Ja.’ Het antwoord komt van alle twee tegelijk. ‘Ik zou niets liever willen.’