1. Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
T 070 333 44 44
F 070 333 40 33
www.rijksoverheid.nl
Onze referentie
2014-0000134370
> Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 1 A
2513 AA S GRAVENHAGE
2513AA22XA
Datum 19 september 2014
Betreft Opvattingen CEDAW over zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor
vrouwelijke zelfstandigen
Op 19 maart 2014 heeft de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties aan de
Nederlandse regering bijgaande opvattingen gestuurd van het Comité voor de
uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, dat toezicht houdt op
het gelijknamige verdrag (hierna: het VN-Vrouwenverdrag).
Het Comité is van mening dat de Nederlandse Staat zijn verplichtingen op grond
van artikel 11, lid 2 aanhef en sub b van het VN-Vrouwenverdrag niet is
nagekomen, omdat in de periode tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 een
publieke uitkeringsregeling bij zwangerschap ontbrak voor zelfstandigen.
Het Comité doet de aanbeveling om zowel de vrouwen die de klacht hebben
ingediend als alle andere zelfstandigen die in de eerder genoemde periode zijn
bevallen compensatie te bieden.
Het Comité verzoekt de Staat binnen zes maanden inlichtingen te verschaffen
over de maatregelen waarmee Nederland aan de opvattingen van het Comité
gevolg heeft gegeven. Daarnaast verzoekt het Comité de Staat om de opvattingen
van het Comité te publiceren. Met bijgevoegde brief heeft de regering vandaag
gereageerd op de opvattingen van het Comité.
Hieronder vat ik de inhoud van de opvattingen van het Comité en de reactie van
de regering kort samen. Voor de meer nauwkeurige juridische toelichting, verwijs
ik naar de bijlagen bij deze brief.
In de periode tussen 2004 en 2008 bestond er in Nederland geen publieke
uitkeringsregeling voor zelfstandigen ingeval van zwangerschap.
Nu volgens het Comité in die periode niet is voorzien in een adequate regeling
voor inkomensverlies bij zwangerschap voor zelfstandigen, is het Comité van
oordeel dat Nederland de verplichting niet is nagekomen om passende
maatregelen te nemen, die voortvloeit uit artikel 11, lid 2, aanhef en sub b van
het VN-Vrouwenverdrag. De regering is niet overtuigd door de juridische
motivering die het Comité aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd.
Wegens de volgende redenen zal de regering dan ook geen gevolg geven aan de
aanbeveling van het Comité.
Anders dan het Comité, is de regering van mening dat de voornoemde bepaling
niet ziet op zelfstandigen, maar uitsluitend op vrouwen die werkzaam zijn in
loondienst. De regering baseert dit standpunt op de verdragstekst en de daarin
Pagina 1 van 2
2. Datum
19 september 2014
Onze referentie
2014-0000134370
gehanteerde termen, zoals loon, verlof, bescherming tegen verlies werkkring,
anciënniteit, ontslag.
Voorts is van belang dat een uitkering bij zwangerschap is bedoeld om de
(aanstaande) moeder gedurende enige tijd rond het moment van de bevalling
de benodigde rust te geven, ter bescherming van de gezondheid van moeder
en kind. Die doelstelling wordt (achteraf) niet meer bereikt door nu alsnog
uitkeringen te verstrekken aan vrouwen, die in de periode tussen 2004 en 2008
bevallen zijn. Om deze reden acht ik het ook niet opportuun om de aanbeveling
van het Comité op te volgen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher
Pagina 2 van 2