3. L Lokaliseer het probleem
O Observeer, orden en definieer het
probleem
S Stel vragen (heel, heel
veel vragen)
O Opper mogelijke oplossingen (en kies
er één)
P Pas de oplossing toe en check de
4. Houd je bordje
omhoog als je iets
wil zeggen.
Er bestaan
geen domme
vragen.
Ieder idee is
goed.
Bedenk veel
mogelijk
ideeën.
5. Sommige stappen in het proces zijn noodgedwongen aan tijd
gebonden. Als je de bel hoort, heb je nog 10 seconden om je zin af
13. Waarom is het een probleem?
Dus... Wat is nou precies het probleem
14. Waarom is het een probleem?
Dus... Wat is nou precies het probleem?
Waarom is dit het probleem?
15. Waarom is het een probleem?
Dus... Wat is nou precies het probleem?
Waarom is dit het probleem?
Waar bevindt zich het probleem?
16. Waarom is het een probleem?
Dus... Wat is nou precies het probleem?
Waarom is dit het probleem?
Waar bevindt zich het probleem?
Waarom bevindt het
probleem zich daar?
17. Waarom is het een probleem?
Dus... Wat is nou precies het probleem?
Waarom is dit het probleem?
Waar bevindt zich het probleem?
Waarom bevindt het probleem zich daar?
Wanneer speelt het probleem?
18. Waarom is het een probleem?
Dus... Wat is nou precies het probleem?
Waarom is dit het probleem?
Waar bevindt zich het probleem?
Waarom bevindt het probleem zich daar?
Wanneer speelt het probleem?
Waarom speelt het probleem juist dan?
19. Waarom is het een probleem?
Dus... Wat is nou precies het probleem?
Waarom is dit het probleem?
Waar bevindt zich het probleem?
Waarom bevindt het probleem zich daar?
Wanneer speelt het probleem?
Waarom speelt het probleem juist dan?
Voor wie is dit een probleem?
20. Waarom is het een probleem?
Dus... Wat is nou precies het probleem?
Waarom is dit het probleem?
Waar bevindt zich het probleem?
Waarom bevindt het probleem zich daar?
Wanneer speelt het probleem?
Waarom speelt het probleem juist dan?
Voor wie is dit een probleem?
Waarom is het juist voor
hen een probleem?
21. Waarom is het een probleem?
Dus... Wat is nou precies het probleem?
Waarom is dit het probleem?
Waar bevindt zich het probleem?
Waarom bevindt het probleem zich daar?
Wanneer speelt het probleem?
Waarom speelt het probleem juist dan?
Voor wie is dit een probleem?
Waarom is het juist voor hen een probleem?
Hoe wordt het probleem
echt een Probleem?