3. Toets
1. Wat is inkomstenbelasting?
a. Een belasting die bedrijven betalen over hun omzet.
b. Een belasting die burgers betalen over hun inkomen.
c. Een belasting die betaald wordt bij de verkoop van een woning.
2. Wat is vennootschapsbelasting?
a. Een belasting die bedrijven betalen over hun winst.
b. Een belasting die bedrijven betalen over hun inkoop.
c. Een belasting die betaald wordt bij de uitkering van dividend.
4. Toets
3. Waar staat de afkorting BTW voor?
a. Belasting Toegevoegde Waarde
b. Bedrijf Totaal Waarde
c. Bruto Totaal Winst
4. Wat is een BTW-aangifte?
a. Een aangifte voor het betalen van de inkomstenbelasting.
b. Een aangifte voor het betalen van de vennootschapsbelasting.
c. Een aangifte voor het betalen van de btw.
5. Toets
5. Wat valt niet onder boekhouding?
a. Het bijhouden van de inkomsten en uitgaven van een bedrijf.
b. Het werven van opdrachtgevers.
c. Het opstellen van een factuur.
6. Wat is een reden om een balans op te stellen?
a. Het geeft inzicht in de financiële positie van een onderneming op een bepaald moment.
b. Het geeft inzicht in de omzet van een onderneming over een bepaalde periode.
c. Het geeft inzicht in de kostenstructuur van een onderneming.
6. Toets
7. Welke vorm van belastingheffing wordt toegepast bij de inkomstenbelasting?
a. Progressieve belastingheffing.
b. Proportionele belastingheffing.
c. Regressieve belastingheffing.
8. Wat is geen doel van de winst- en verliesrekening?
a. Het geeft inzicht in het eigen vermogen van een onderneming.
b. Het geeft inzicht in de omzet van een onderneming over een bepaalde periode.
c. Het geeft inzicht in de financiële resultaten van een onderneming over een bepaalde periode.
7. Toets
9. Een ondernemer heeft in de afgelopen periode €10.000,- omzet (exclusief
btw) behaald, waarvan €8.000,- belast is met 21% btw en €2.000,- belast is met
9% btw. De ondernemer heeft in dezelfde periode inkopen gedaan ter waarde
van €6.000,- (exclusief btw) waarover hij 21% btw heeft betaald. Wat is de
verschuldigde btw bij zijn aangifte?
a. €1.260,-
b. €600,-
c. €588,-
8. Toets
10. Een ondernemer heeft in de afgelopen periode €25.000,- omzet (exclusief btw) behaald,
waarvan €20.000,- belast is met 21% btw en €5.000,- belast is met 9% btw. De ondernemer heeft in
dezelfde periode inkopen gedaan ter waarde van €15.000,- (exclusief btw) waarover hij 21% btw
heeft betaald. Wat is de verschuldigde btw bij zijn aangifte?
a. €1.750,-
b. €4.650,-
c. €1.500,-
9. Toets
11. Hoe ziet de balansboeking eruit voor de aankoop van kantoormeubilair ter waarde van €2.000
door Jan?
a. Debet: Kantoormeubilair €2.000; Credit: Liquide middelen €2.000
b. Debet: Liquide middelen €2.000; Credit: Kantoormeubilair €2.000
c. Debet: Kosten €2.000; Credit: Liquide middelen €2.000
10. Toets
12. Op 1 januari 2023 verkoopt een winkel voor €500,- aan goederen aan een klant en ontvangt het
bedrag contant. Hoe ziet de balansboeking eruit voor deze transactie?
a. Debet: Debiteuren €500,- en Credit: Kas €500,-
b. Debet: Omzet €500,- en Credit: Kas €500,-
c. Debet: Kas €500,- en Credit: Voorraad €500,-
11. Toets
13. Op 1 april 2023 verkoopt een winkel voor €600,- aan goederen aan een klant en ontvangt het
bedrag contant. De inkoopwaarde van de goederen is €350,-. Het BTW-percentage is 21%. Hoe ziet
de boeking eruit voor deze transactie?
a. Debet: Kas €600; Credit: Omzet €495; Credit: Te betalen BTW €105;
Debet: Inkoopwaarde omzet €350; Credit: Voorraad €350
b. Debet: Kas €600; Credit: Omzet €650; Credit: Te betalen BTW €136,50;
Debet: Inkoopwaarde omzet €350; Credit: Voorraad €350
c. Debet: Kas €600; Credit: Omzet €600; Credit: Te betalen BTW €126;
Debet: Inkoopwaarde omzet €350; Credit: Voorraad €350
12. Toets
14. Op 1 juli 2023 ontvangt Max een factuur van €1.800 voor de huur van zijn bedrijfspand. BTW
percentage is 21%. Hij betaalt dit bedrag per bankoverschrijving. Hoe ziet de boekhouding eruit voor
deze transactie?
a. Debet: Huurkosten: €1.800; Credit: Bank: €1.800
b. Debet: Huurkosten: €1.488; Debet: Te betalen BTW: €312; Credit: Bank: €1.800
c. Debet: Huurkosten: €1.488; Debet: Te ontvangen BTW: €312; Credit: Bank: €1.800
13. Toets
15. Welke uitspraak over debet boeking en credit boeking is juist?
a. Een debet boeking verhoogt de waarde van een activa-rekening.
b. Een debet boeking verlaagt de waarde van een activa-rekening.
c. Een debet boeking of credit boeking maakt geen verschil bij een activa-rekening.
16. Wat is een reden om een creditnota te maken?
a. Terugbetaling van een klant.
b. Betaling van een klant.
c. Aankoop van goederen.
14. Toets
17. Wat is het belangrijkste verschil tussen een proforma-factuur en een verkoopfactuur?
a. Een proforma-factuur is een definitieve factuur, terwijl een verkoopfactuur een voorlopige factuur is.
b. Een proforma-factuur wordt gebruikt voor internationale handel, terwijl een verkoopfactuur alleen voor nationale handel is.
c. Een proforma-factuur is een voorlopige factuur, terwijl een verkoopfactuur een definitieve factuur is.
18. Welk van de volgende uitspraken is waar over enkelvoudige boekhouding?
a. Enkelvoudige boekhouding wordt alleen gebruikt door grote bedrijven.
b. Enkelvoudige is gebaseerd op het bijhouden van transacties in afzonderlijke boeken.
c. Enkelvoudige boekhouding is minder nauwkeurig dan dubbele boekhouding.
15. Antwoorden op toets
1. B
2. A
3. A
4. C
5. B
6. A
7. A
8. A
9. B Berekening: (€8.000,- x 21%) + (€2.000,- x 9%) - (€6.000,- x
21%) = €600,-
10. C Berekening: (€20.000,- x 21%) + (€5.000,- x 9%) - (€15.000,- x
21%) = €1.500,-
11. A
12. C
13. A
14. C
15. A
16. A
17. C
18. B
16. Vragen?
Heeft u naar aanleiding van de training vragen of behoefte aan nadere
toelichting, dan zijn wij er voor u.
U kunt uw vragen mailen naar: info@nefin.nl
Mocht u telefonisch contact willen hebben om de training of onderdelen
van de training te bespreken, laat dit dan weten via de mail.
Bij voldoende animo zullen wij een virtuele meeting plannen.