SlideShare a Scribd company logo
1 of 36
Download to read offline
1 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
B A C H E L O R S C R I P T I E
Oudere mannen in Mexico
Reflectie en kritische analyse op hegemoniale masculiniteit
Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies
Radboud Universiteit, Nijmegen
Myrthe Felten – s4399641
6 juli 2015
Begeleider: Tine Davids
2 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Foto voorpagina: Oudere man in centrum van Avignon, Frankrijk - juli 2005 door Theo Felten
3 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Inhoud
1. Inleiding: mannelijkheid als constructie 5
2. Constructie: hegemoniale mannelijkheid 9
3. Mannelijkheid in Mexico 14
4. Casestudy: ouder worden en ser hombre (man zijn) 18
5. Implicatie: mannelijkheid en ouderdom 24
6. Conclusie: het belang van oudere leeftijd 27
Literatuur 31
4 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
5 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
1. Inleiding: Mannelijkheid als constructie
Het ‘man zijn’ klinkt als een simpel gegeven, als onderdeel van iemands identiteit, maar het is
in feite een complex begrip. Zo stelt Connell in haar Masculinities (2005) dat er niet zoiets
bestaat als één algemeen, hegemoniaal concept over mannelijkheid. Er bestaan, veeleer, vele
verschillende mannelijkheden. Een cruciale factor hierbij is dat mannen niet geboren worden
als man, maar dat zij man worden, een argument dat ook aangedragen is door Margaret Mead
(Synnott 2001, 215). Gedurende hun leven creëren mannen hun eigen masculiniteit in de
sociale context waarin ze opgroeien. Binnen deze context zijn er verschillende genderrollen of
mannelijkheden die mannen zich aan kunnen meten. Hierbij moeten ze zich verhouden tot de
mannelijke normen en waarden die gelden in deze context. Deze aspecten, die samen een
mannelijke identiteit vormen, zijn niet alleen cross-cultureel variabel, maar ook binnen de
eigen cultuur heersen er verschillende normen en waarden. Dit wordt beïnvloed door klasse,
ras, etniciteit, religie, leeftijd en regio. Masculiniteit bestaat uit verschillende aspecten en
samen construeren deze een identiteit (Synnott 2001, 215-216; Kimmel en Messner 1995).
Het is dan ook niet makkelijk om mannelijkheid zomaar te benoemen. De mannelijke
identiteit balanceert op een horizontaal continuüm en heeft veel opties; in verschillende
contexten heersen er andere normen en waarden omtrent mannelijkheid en wat het betekent
om een man te zijn (Synnott 2009, 11-54; Gutmann 1997). Zo kan de term mannelijkheid
vanuit vier verschillende definities bestudeerd worden (ibid., 386). Alles wat mannen zeggen
en doen om een man te zijn; Alles wat mannen denken en doen om een man te zijn; Alles wat
de vrouw niet is; en het wordt benaderd vanuit het idee dat sommige mannen als meer
mannelijk worden ervaren dan andere, vanwege bijvoorbeeld karakteristieke eigenschappen.
Er is geen systematische theorie over mannelijkheid, beargumenteert Synnott (2001, 216;
2009, 11-54). Er zijn een groot aantal verschillende, en soms tegenstrijdige, categorieën en
definities. Mannen zijn zowel slechteriken, helden en slachtoffers (ibid. 2001, 216). Ze zijn
gewelddadig en dominant, en er zijn verkrachters en vrouwenhaters. Mannen zijn zacht van
aard en onschuldig. Ze zijn ook vervangbaar, van een andere planeet dan vrouwen, of
afwezige vaders. Ze kunnen slachtoffer van hun eigen biologie zijn, maar ook van feministen,
scheiding en voogdijregelingen of moord, zo stelt Synnott. Er zijn vele verschillende analyses
en conclusies, die weinig consensus met elkaar hebben, vervolgt hij. Mannen zijn niet
allemaal hetzelfde, evenmin compleet verschillend van elkaar. Er is niet zoiets al een
‘hegemoniale man’ (ibid. 2009, 3-4). Maar juist omdat masculiniteit zo’n breed begrip is,
bakenen antropologen volgens Synnott concepten over mannelijkheid af, zodat de term
6 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
mannelijkheid een werkbaar begrip wordt in hun onderzoek (2001, 215). Er wordt hierin
gebruik gemaakt van verschillende stijlen, methoden, invalshoeken en theoretische
raamwerken. Dit biedt een duidelijk beeld over wat het allemaal betekent om een man te zijn.
Het toont tegelijkertijd ook dat de term mannelijkheid, net als een onderzoeksonderwerp zelf,
mede een gesitueerd construct van de auteur is (ibid.). Het wordt ingekaderd in een zeker
raamwerk waar vanuit de auteur kan werken. Masculiniteit is in feite een sociaal construct en
dit leidt ertoe dat er vaak wordt gewerkt vanuit de theoretische term hegemoniale
mannelijkheid (ibid., 215-216; Kimmel en Messner 1995).
Dit literatuuronderzoek richt zich vanuit een antropologisch perspectief op de
conceptualisering van de term hegemoniale mannelijkheid. Meer specifiek focust dit
literatuuronderzoek zich op de complexiteit van mannelijkheid door in te zoomen op het
snijvlak van ouderdom en masculiniteit. Belangrijk hierin is om in te zien hoe er over
mannelijkheid is geschreven vanuit dit hegemoniale raamwerk en wat voor inzichten en
theoretische toevoegingen de literatuur over ouderdom geeft aan de theoretische inzichten en
literatuur over masculiniteit. In hoeverre is er sprake van hegemoniale stereotyperingen en
wat voegt de kennis over de intersectie tussen oudere leeftijd en mannelijkheid toe aan deze
constructie? Hierin dient een focus op ouderdom en machismo in Mexico als casestudy. Er
wordt gekeken naar de implicaties van het weglaten van oudere leeftijd in beschrijvingen van
mannelijkheid en welke bijdrage meer kennis over deze intersectie op kan leveren voor de
verdere theoretisering van de constructie van mannelijkheid. Hierbij wordt gebruikt gemaakt
van de genderlens. Zo wordt middels oudere leeftijd beoogd om de constructie van
mannelijkheid verder te ontvouwen. De volgende vraagstelling wordt hierbij gehanteerd:
Welke theoretische bijdrage biedt kennis over de intersectie tussen oudere leeftijd en
mannelijkheid in Mexico aan de theorievorming over de constructie van hegemoniale
mannelijkheid?
1. Hoe wordt er gebruik gemaakt van de term hegemoniale mannelijkheid?
2. Zijn de aannames die hieruit voortvloeien een construct of inherent proces van
mannelijkheid en hoe uit zich dit?
3. Hoe wordt er gekeken naar mannen op oudere leeftijd in Mexico?
4. Hoe verhouden de aannames ten aanzien van oudere leeftijd en mannelijkheid zich
in Mexico ten opzichte van elkaar en wat is hier het gevolg van?
5. Wat zijn de implicaties van het negeren van oudere leeftijd en is dit problematisch?
7 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Dit literatuuronderzoek begint vanuit een algemene benadering over masculiniteit, maar wordt
geanalyseerd en bekritiseerd vanuit de relatie tussen machismo en ouderdom. Dit wordt
gedaan middels aanwezige literatuur aangevuld met illustraties uit eigen onderzoek in
Cholula, Mexico. Dit onderzoek vond plaats van 19 april tot 15 mei 2015 en had ten
doelstelling om in te zien op welke wijze oudere mannen invulling geven aan het proces van
ouder worden in relatie tot het machismo.
Hoewel deze literatuurstudie kleinschalig van opzet is, kan het worden gebruikt om –
als illustratie en aanvulling op de al aanwezige literatuur – een beter beeld te krijgen over de
intersectie van oudere leeftijd en mannelijkheid. Intersectie verwijst naar het snijvlak waar
beide termen samenkomen: de relatie ertussen. In het eerste subthema wordt er aangegeven
wat er onder hegemoniale mannelijkheid wordt verstaan. Het startpunt hiervan is een
beschrijving van algemene literatuur over masculiniteit. Vervolgens wordt dit uitgebreid
belicht vanuit een antropologische focus op het machismo in Mexico. Nadat dit besproken is
wordt er meer inzicht geboden in de constructie van mannelijkheid in Mexico in relatie tot
ouderdom. De implicaties die hier uit voort komen voor de term hegemoniale mannelijkheid
worden in het volgende hoofdstuk besproken. In de daaropvolgende conclusie wordt
antwoord gegeven op de centrale vraagstelling.
Genderlens
Er wordt in deze literatuurstudie gebruikt gemaakt van de genderlens. Deze analytische
methode biedt een andere manier van kijken naar machtsstructuren die de genderidentiteit
beïnvloeden (Davids en van Driel 2002; ibid., 2005). De genderlens bestaat uit drie
analytische dimensies. De symbolische, de structurele en de subject dimensie. De
symbolische dimensie omvat de discursieve elementen van het script. Het behelst de
algemeen geldende normen en waarden binnen de cultuur die de werkelijkheid structureren en
macht uitoefenen op de cultuur. Het omvat de symbolen, betekenissen, normen en waarden,
ideaalbeelden en stereotypen binnen de cultuur. In deze dimensie krijgen de representaties van
mannelijkheid en vrouwelijkheid hun inhoud en ontstaan de cultuur teksten en genderscripts.
Het draagt de betekenis van een discours. De structurele dimensie toont hoe het symbolische
genderscript binnen de praktijk vorm krijgt. Hoe het machismo zich bijvoorbeeld tot
ouderdom verhoudt. Hierin worden structurele verschillen zichtbaar, bijvoorbeeld tussen
verschillende klassen, maar ook tussen etnische groepen en leeftijdscategorieën. Met andere
woorden, deze dimensie toont hoe het symbolische zich uit. De subjectsdimensie is de
dimensie waarin de individuen vorm geven aan hun genderidentiteit. Het toont het proces van
8 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
identificatie van individuen met de verschillende identiteiten of aspecten van identiteit die hen
worden aangereikt vanuit de andere dimensies. Deze dimensie toont dus hoe individuen zich
verhouden tot de symbolen en hoe ze daarmee omgaan in de praktijk. De drie verschillende
genderdimensies staan in constante wisselwerking met elkaar en de subjecten moeten zich
constant tot drie dimensies verhouden. Deze verschillende dimensies zijn niet universeel toe
te passen. Macht is nergens hetzelfde. Lokale contexten hebben andere betekenissen en
opvattingen. Discoursen en betekenissen zijn altijd geworteld in nationale en lokale historie.
En ook het globale discours krijgt binnen het lokale een eigen betekenis, zoals de betekenis
van mannelijk gedrag. Er zijn dus verschillende realiteiten. De genderlens biedt een manier
om te kijken naar de complexe werkelijkheid en hoe genderideeën over, in dit geval, man zijn
in Mexico zich uiten.
Hoe de drie dimensies zich tot elkaar verhouden wordt bepaald in de
onderhandelingsruimte van het subject. Deze room to manouvre is de plek waar de drie
dimensies elkaar overlappen. Hier komen de ideeën, normen, waarden, praktijken en het
individuele niveau samen. Het toont niet alleen de machtspositie van het genderscript op het
subject, maar ook de machtspositie van het subject zelf. Als individu in de context heb je
altijd te maken met de scripts die je worden aangereikt van de symbolische en structurele
dimensie. Hierbij moeten individuen vaak tussen tegenstrijdige genderdiscoursen jongleren,
zoals kennis en geloofssystemen (Davids, van Driel en van Eerdewijk 2010). Deze scripts
werken normaliserend, omdat de normen en waarden van deze scripts nu eenmaal de
werkelijkheid construeren. Daarom performt het individu de symbolische genderscripts in
zekere zin altijd. Een individu is echter nooit honderd procent onder deze machten. Binnen de
room to manouvre heb je de agency om invloed en macht uit te oefenen op deze scripts en
richting te geven aan je eigen leven, en daarmee ook je eigen identiteit. Hier internaliseert het
individu betekenissen en ideeën vanuit de discoursen en komen de genderscripts ook samen
met andere identitymarkers als etniciteit, ras, klasse, regio en leeftijd. Agency is de ruimte die
het individu hierin heeft om eigen subjectiviteit te kunnen definiëren. Hier zitten de
machtswerkingen en hier ontstaat de genderidentiteit aan de hand van het symbolische
genderscript en andere identitymarkers. Hier kan je als individu het discours veranderen of
verruimen. De room to manouvre gaat dus niet meer om de macht over, maar om de macht
om je eigen subjectiviteit centraal te stellen. Hoe zit de constructie in elkaar en hoe
beïnvloeden de drie dimensies elkaar? De dynamiek hiertussen vormt juist de discoursen. Er
wordt gebruik gemaakt van deze analytische methode, omdat dit een raamwerk biedt waarin
de constructie van gender, in deze studie in het bijzonder mannelijkheid, in de verschillende
9 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
lagen geanalyseerd kan worden in relatie met ouder worden. Zo wordt goed zichtbaar hoe het
subject zich verhoudt tot het discours, maar ook waar de grens van de normen liggen en wat
voor ruimte iemand heeft om vrij te bewegen en om zijn eigen identiteit te construeren.
2. Constructie: Hegemoniale mannelijkheid
In 1997 stelt Gutmann (403) dat de term mannelijkheid, tot die tijd, nog te veel voor lief is
genomen. Binnen de antropologie is er altijd veel geschreven over mannen, maar, stelt
Gutmann, weinig onderzoekers hebben mannen daadwerkelijk bestudeerd als mannen. De
meeste etnografieën tonen dat vrouwen omschreven worden als een categorie, terwijl mannen
veel minder worden vastgelegd op papier. Mannen worden nog te veel als de norm of het
centrale punt gezien omtrent man-vrouw relaties en elke vorm van mannelijkheid heeft een
machtspositie (ibid.; Connell 2005, Synnott 2009, 4). “Manhood has served as invisible norm
rather than as explicit focus of theory”, zeggen King en Calasanti hierover (2005, 4). Er is
onvoldoende aandacht geweest voor ‘mannen als mannen’ binnen de antropologie en veel van
wat antropologen hebben geschreven over masculiniteit moet bezien worden vanuit studies
over vrouwen of prognoses uit andere studies. Masculiniteit wordt ofwel genegeerd, ofwel
gezien als de norm, waardoor een aparte inventaris over hen niet nodig is. In dat opzicht
betekent ‘gender’ vrouwen en niet mannen, zo bekritiseert Gutmann (1997, 403). Hij noemt
daarbij dat dit niet betekent dat de beurt nu aan de mannen is, maar dat moet worden
aangetoond dat mannen niet ‘natuurlijk’ en ‘een en dezelfde’ zijn, maar dat zij in een
‘multigendered’ context bestaan en ontstaan.
De afgelopen decennia is er steeds meer aandacht ontstaan voor mannelijkheid en
welke betekenissen hier aan hangen. Zo komt ook het academische vakgebied mannenstudies,
dat in de jaren ’80 is ontstaan, steeds meer in opkomst (Bevernage 2005, 29-41).
Mannenstudies is niet zozeer een concurrent van vrouwenstudies, maar wordt vooral gezien
als een noodzakelijke aanvulling op vrouwenstudies. “De verdedigers van mannenstudies zijn
het eens met de feministische stelling dat alle wetenschap tot nu toe mannelijk was, maar
brengen daar tegenin dat mannelijkheid nooit op zich is bestudeerd,” legt Bevernage uit (ibid.,
29). Zij willen mannelijkheid en mannelijke ervaringen in hun sociale, culturele en historische
context plaatsen. Ook hier wordt dus rekening gehouden met culturele variabelen en wordt
aangekaart dat mannelijkheid nog te veel centraal staat en voor lief is genomen.
Mannenstudies is een interdisciplinair vakgebied en ook de hedendaagse antropologie
omvat steeds meer studies waarin de man centraal staat en gezien wordt als een subject met
10 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
een genderidentiteit (Connell 2013, 8; Bevernage 2005, 30). Sinds het werk van Gutmann in
1997 is er dus veel nieuwe literatuur over mannelijkheid geschreven, waarin de complexiteit
van mannelijkheid beter wordt aangekaart. Toch zijn er nog wel kanttekeningen te plaatsen bij
studies over mannen. Zo reflecteert Synnott (2001, 212-217) op de etnografieën van Archetti
(1999), Armstrong (1998), Heald (1999) en Ramfrez (1999). Deze vier antropologische
werken focussen zich, in verschillende contexten, allemaal op masculiniteit en wat het
betekent om een man te zijn. Ondanks dat er expliciete aandacht is voor de mannelijke
identiteit, heeft geen van de auteurs aandacht besteed aan de recente literatuur over de
complexiteit van mannelijkheid (zie Kimmel en Messner 1995 en Gutmann 1997). Deze
literatuur had de auteurs geholpen om hun onderwerp meer te deconstrueren. Synnott (2009,
11) stelt daarbij dat er nog te veel sprake is van generalisaties omtrent mannelijkheid. Hij
argumenteert hierover (ibid.):
“The tendency to generalize and to stereotype men is problematic: men are
heterogeneous, fragmented, diverse, populations, including princes and pigs; heroes,
victims and villains; alphas and omegas. The paradox of masculinity, as of femininity,
is the diversity, and the difficulties of generalization. The effort to re-think men is
necessary, but difficult.”
Connell (2013, 8) stelt dat de kennis over mannen niet per se verkeerd is, maar dat het
incomplete informatie biedt, wat op zichzelf al misleidend is. “Much research about
masculinity takes ‘men’ as preformed and as a category.”, terwijl de mannelijke identiteit in
feite beweeglijk en veranderlijk is. Er wordt nog te veel geneigd naar generalisaties, maar ook
wordt er nog te veel vastgehouden aan de constructie van mannelijkheid, alsof het een
vaststaand iets is.
Connell refereert hiermee, net als Synnott (2009, 3-4), aan de constructie van
‘hegemoniale mannelijkheid’. Een construct dat Connell geïntroduceerd heeft, maar sindsdien
ook door vele anderen gebruikt is (Connell 1987, ibid. 2005). Hegemoniale mannelijkheid is
een koepelterm van mannelijkheid dat verschillen verhult en mannelijkheid als een uniform
gegeven definieert (Varley en Blasco 2000a, 121). Het is de geïdealiseerde vorm van
masculiniteit in een bepaalde historische en sociale context (King en Calasanti 2005, 13;
Connell en Messerschmidt 2005, 218). In welke sociale context dan ook, dit discours
structureert en legitimeert de hiërarchische genderrelaties tussen mannen en vrouwen, maar
ook onder mannen zelf (Messerschmidt 2012, 58). Het concept wordt gebruikt om twee
11 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
verschillende, maar gerelateerde en onafscheidelijke, dimensies vast te leggen: mannelijke
dominantie en de onderdrukking van vrouwen, maar ook om een hiërarchische classificatie in
masculiniteit aan te brengen, ook wel geformuleerd als “the hegemony of some masculinities
over others” (Messerschmidt 2012, 63; Christensen en Jensen 2014, 63). Hegemonie is dus
een vorm van dominantie. Eén zo’n hegemoniaal model dat als dominant en overheersend
wordt gezien is het machismo. Er is zelfs gesteld dat de term hegemonie mannelijkheid een
wetenschappelijk synoniem is voor de onbuigzame, dominante, seksistische, macho man
(Connell en Messerschmidt 2005, 840).
Hoewel beide dimensies een fundamentele hoeksteen vormen in de theorie over
hegemoniale mannelijkheid (Christensen en Jensen 2014, 63), focust dit literatuuronderzoek
zich op de machtsrelaties tussen de verschillende vormen van mannelijkheid. In elke context
heeft het ideaalbeeld voor en over mannen een ander invulling, omdat lokale contexten nu
eenmaal andere betekenissen en opvattingen hebben over macht (Davids en van Driel 2002;
ibid., 2005). De betekenis erachter is altijd geworteld en uitgedragen in een lokale historische
en sociale context. Er is dus meer dan één hegemoniaal model (King en Calasanti 2005, 13;
Connell en Messerschmidt 2005, 833). Daarnaast kunnen er verschillende ideaalbeelden naast
elkaar leven in een sociale context, wat verder belicht zal worden in Mannen in Mexico.
Hoewel hegemoniale mannelijkheid statisch is en uniformiteit suggereert, is de term
tegelijkertijd ook dynamisch en veranderlijk (ibid., 842-844).
In elk geval, de hegemoniale masculiniteit omvat de opgehemelde normen en waarden
rondom het man zijn (ibid., 832). Het is het dominante ideaalbeeld over man zijn. Waar dan
ook en wanneer dan ook, het discours over hegemoniale mannelijkheid vormt de normen en
waarden omtrent mannelijkheid. Het belichaamt de huidige, meest eerbare manier van man
zijn en het vereist alle mannen om zich in relatie tot dit prototype te positioneren, zo stellen
Connell en Messerschmidt (ibid.). Het is de blauwdruk waaraan de subjecten onderworpen
worden en waartoe zij zich moeten verhouden. In werkelijkheid zijn er maar een paar mannen
(als ze er al zijn) die de hegemonie daadwerkelijk kunnen uitdrukken en vertegenwoordigen
(ibid.; Christensen en Jensen 2014, 62). Niettemin reguleert de hegemoniale masculiniteit de
levens van mannen:
“Hegemonic masculinities can be constructed that do not correspond closely to the
lives of any actual men. Yet these models do, in various ways, express widespread
ideals, fantasies, and desires” (Connell en Messerschmidt 2005, 838).
12 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Het is hiermee geconstrueerd ten opzichte van de ondergeschikte en tegenstrijdige vormen
van mannelijkheden. Ofwel mannen die anders zijn of doen dan de discours hen voorschrijft,
waarin de ene man als minder wordt gezien dan de ander (ibid., 840; Christensen en Jensen
2014, 70). Het gedrag van mannen wordt hiermee gemeten en vergeleken. Mannen proberen
de idealen die ingebed zijn in het discours na te leven en ze worden er op afgerekend als ze
een masculiniteit performen die als anders wordt gezien dan de hegemoniale (ibid., 62). De
hegemoniale mannelijkheid wordt hierbij als representatief discours erkend, zonder te
bevragen wat dit betekent voor individuen. Dit kan een negatieve impact hebben op subjecten,
omdat zij, terwijl zij juist het onderwerp van gesprek zouden moeten zijn, uit het oog
verdwijnen (Whitehead 2002, 93). Zoals het nu is geformuleerd, is de hegemoniale
mannelijkheid ontoereikend in de zin dat het geen (of niet voldoende) inzicht biedt in hoe
mannen zich als sociale wezens positioneren (Connell en Messerschmidt 2005, 838). Er is een
gebrek aan connectie met de werkelijkheid; met de dagelijkse gebruiken en praktijken, de
constructie van identiteit en hoe mannen zichzelf presenteren. Het concept, waarmee beoogt
wordt mannelijkheid te representeren, is maar moeilijk te combineren met de geleefde
mannelijke identiteiten op het subjectniveau (ibid.). Hegemoniale mannelijkheid is dus in
gebreke als het aankomt op de conceptualisering van gender identiteit. De dynamiek tussen de
drie dimensies van de genderlens, waarbij ook de geleefde werkelijkheid en belichaming van
mannelijkheid hoort, wordt nog niet voldoende meegenomen. Hoewel het concept op grote
schaal wordt geciteerd en toegepast in de sociale wetenschappen, heeft het om deze reden
tegelijkertijd ook veel kritieken ontvangen. Een ander veelgehoord, maar samenhangend,
kritiekpunt is dat het slechts verbonden is aan één discours van mannelijkheid (Christensen en
Jensen 2014, 62). Het neemt niet in acht dat verschillende discoursen samen kunnen vallen:
“There is a multiplicity of sense-making masculinities and the processes of constructing these
are complex, contradictory and characterized by ambiguity and subtlety”.
Deze constructie rondom mannelijkheid moet heroverwogen worden, omdat het
incomplete scripts levert en een vertekend beeld schetst (Connell 2013, 8; Synnott 2009, 4;
Spector-Mersel 2006, 67-82). Er moeten nieuwe ideeën over mannelijkheden onderzocht
worden en de verschillende vormen van mannelijkheid moeten meer gedeconstrueerd worden.
Alleen op die manier kan het debat over mannelijkheid onderhouden en aangevuld worden en
kunnen wetenschappers die schrijven over hegemoniale mannelijkheid in gesprek blijven met
de wereld (Connell 2013, 12). Connell bekritiseerd dus ook zijn eigen concept en geeft aan
dat het zich nog verder kan ontwikkelen. Synnott (2001, 216) zegt hierover heel gevat: “de
meest directe manier om te weten wat ‘man zijn’ betekent, is om het de mannen zelf te
13 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
vragen.” Mannelijkheid moet ook bestudeerd worden in de eigen context en er moet rekening
worden gehouden met de verschillende aspecten die in deze context een rol spelen, zoals de
klasse van een man, maar ook de heersende normen en waarden en de betekenis van
mannelijkheid voor het subject. Er moet dus in feite zowel naar de symbolische, als naar de
structurele en de subjectdimensie gekeken worden om deze verschillende onderdelen, die de
genderidentiteit construeren, te ontwaren. Alleen op deze manier kunnen de verschillende
aspecten die aan mannelijkheid ten grondslag liggen gedeconstrueerd worden en de
constructies van mannelijkheid zich ontvouwen, geeft Synnott aan (2001, 215-216). Er moet
worden gekeken naar de complexe werkelijkheid en de omstandigheden waarin genderideeën
over hoe, in dit geval, de man in Mexico, zich uit. Door deze analyse wordt duidelijk dat de
hegemonie de dagelijkse praktijk en hoe subjecten vorm geven aan de constructie van
mannelijkheid meer moeten bespreken, zodat de geleefde genderidentiteit beter gepresenteerd
kan worden in het hegemoniale discours. De kennis over mannelijkheid is een innovatief veld,
maar er is nog ruimte om het verder te ontwikkelen (ibid.; Johansson 2006, 352).
Een manier om de hegemonie van mannelijkheid verder te ontwikkelen is om oudere leeftijd
hierbij te betrekken. Mannelijkheid is al uitgebreid bestudeerd in relatie tot ras, etniciteit,
seksualiteit, klasse. Literatuur over mannen verwant aan leeftijd komt ook vrij veel voor – de
masculiene verwachtingen voor jongens en volwassen mannen zijn bijvoorbeeld systematisch
aangekaart (Thompson 2006, 634). Onderzoek dat vormen van mannelijkheid op oudere
leeftijd aankaart, staat echter nog in de kinderschoenen en er is vooralsnog relatief weinig
kennis over de relatie tussen oudere leeftijd en mannelijkheid, stelt Thompson. Er wordt zelfs
gesteld dat de vorm van mannelijkheid op oudere leeftijd genegeerd wordt ( King en Calasanti
2005; Arber, Davidson en Ginn 2003; Spector-Mersel 2006). Zo stellen Arber, Davidson en
Ginn (2003, 15) dat de intersectie tussen gender en ouderdom nog te veel gebaseerd is op de
ervaringen van oudere vrouwen en dat mannelijkheid hierin nog te veel genegeerd wordt (zie
ook Mann et al 2015, 3). Oudere mannen worden vaak als ‘ungendered’ bestempeld, wat
inhoud dat ze niet meer als man worden gezien (Spector-Mersel 2006). Ze zijn geen man,
maar ze zijn oud: ondergeschikt en strijdig met de hegemonie. Dit is ook de reden dat er een
‘denial of aging’ is in studies over mannen (Spector-Mersel 2006, 67-82; King en Calasanti
2005, 5-6). Het wordt vaak aangenomen dat oudere leeftijd zwaarder weegt dan de
genderidentiteit en impliciet bepaalt hoe ‘de oudere dag’ eruit ziet. (Thompson 2006, 646).
Het weglaten van ouderdom in studies over masculiniteit veroorzaakt incomplete scripts, stelt
Spector-Mersel (2006, 67-82) en dat is, zoals Connell al stelde, op zichzelf al misleidend.
14 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Wetenschap over de invloed van leeftijd heeft veel te bieden aan de theoretische
kennis over mannen en meer kennis over de intersectie tussen ouderdom en masculiniteit zou
juist meer toe kunnen voegen aan de wetenschap over hegemoniale masculiniteit: “Studying
age relations can render insights into ways that we theorize gender” (King en Calasanti 2005,
19). Aangezien er tot nu nog relatief weinig aandacht is geweest voor oudere mannen en hoe
zij omgaan met de normen van mannelijkheid, is het doel van dit essay om aan te tonen hoe
oudere mannen zich hiertoe verhouden en hoe verschillende aspecten invloed hebben op hun
identiteit. Juist omdat het machismo zo’n typische dominante vorm van mannelijkheid
behelst, beperkt deze scriptie zich hiertoe, als vorm en illustratie van de hegemoniale
mannelijkheid. Hoe ontvouwt de hegemonie van het machismo zich in combinatie met oudere
leeftijd? Alvorens deze intersectie besproken wordt, zal eerst meer inzicht geboden worden
over de constructie van mannelijkheid in Mexico.
3. Mannelijkheid in Mexico
Mexico is een samenleving die onder andere gefundeerd is op mannelijkheid en
mannelijkheid is dan ook een belangrijke heersende waarde (Arciniega et al 2008, 19;
Dieleman 2010, 62-74). Een vorm van mannelijkheid die veel wordt uitgedragen is het
typische Mexicaanse machismo, ofwel de bekende ‘macho man’ (Gutmann 1996). Steenbeek
(1995, 43) omschrijft het als “De cultus van de macho is de meest elementaire en
exemplarische uitdrukking van de Mexicaanse cultuur”. Onder deze vorm van mannelijkheid
worden onder meer de stereotype en negatieve waarden van het machismo verstaan, zoals het
vulgaire, stoere, koppige, dominante of seksuele gedrag van mannen (ibid., 42-47; Gutmann
1996, 64-66; Santamaria 1959; Felten 2015, 77). Maar hoewel het machismo inderdaad een
hegemonie is in Mexico, bestaat het niet alleen uit deze normen (ibid.; Gutmann 1996). Zo
zijn er ook positieve waarden aan toegekend. Onder andere Gutmann (1996) en Melhuus
(1996, 242) hebben een nuancering aangebracht in de veelal negatieve stereotyperingen
rondom ‘machomannen’ door aan te tonen dat niet alleen haantjes gedrag of seksualiteit
kenmerken zijn van het machismo; het houdt ook in dat mannen genereus zijn, niet egoïstisch,
maar zorgzaam en teder. Hierin spelen ook de economische steun die mannen aan hun gezin
geven en het vaderschap een belangrijke rol (Gutmann 1996, 50-88). Vaders bereiden hun
zonen bijvoorbeeld voor op hun ‘masculiene taken’ later, zoals het verdienen van inkomen.
Het is daarbij ook belangrijk om je als vader goed te gedragen. Als je je slecht gedraagt, dan
is de kans groot dat je kinderen nog erger worden dan jijzelf. Mannen gaan in werkelijkheid
15 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
heel zorgzaam en actief met hun kinderen om, legt Gutmann uit (ibid.). De macho, in
positieve zin, is een gerespecteerde, sociale en eerlijke man die hard werkt en
verantwoordelijkheidsgevoel toont (Melhuus 1996, 242).
Zowel de positieve als de negatieve aspecten binnen het machismo kunnen gezien
worden als een uniforme, hegemoniale vorm van mannelijkheid. Het zijn de twee
ideaalbeelden in de samenleving die theoretisch gezien naast elkaar staan. In werkelijkheid
lopen deze discoursen dus door elkaar en wordt het beïnvloed door verschillende aspecten
(Varley en Blasco 2000a, 121). In feite is de hegemonie van mannelijkheid dus al gedeeltelijk
verbroken. Deze twee hegemoniale vormen worden echter vaak nog gescheiden behandeld, en
beide vormen van mannelijkheid zijn een discours waar mannen zich toe moeten verhouden
en in moeten positioneren (Steenbeek 1995, 42). In deze discoursen moeten ze hun
mannelijkheid bewijzen. Niet alleen aan vrouwen, maar vooral aan mannen, inclusief zichzelf.
Een man moet zijn mannelijkheid onophoudelijk bevestigen. Machismo structureert dan ook
vooral machtsrelaties tussen en onder mannen. Vrouwelijkheid is hier het tegenbeeld van;
mannen moeten krachtig en viriel zijn en niet kwetsbaar en passief, zoals vrouwen. Steenbeek
(ibid., 42-43) geeft aan dat mannen zich dus kunnen bewijzen door zich hier tegen af te zetten.
Hoewel mannen moeten voldoen aan het discours, hebben ze binnen de
onderhandelingsruimte wel de mogelijkheid om te kiezen hoe ze dit doen en wat ze uitdragen.
Ze kunnen zich afzetten tegen vrouwelijkheid, maar ze kunnen zich ook afzetten tegen de
negatieve waarden van het machismo en al doende bewijzen dat ze een goede man zijn. Zo is
in mijn eigen onderzoek in Cholula naar voren gekomen dat oudere mannen een negatieve
waarde toekennen aan het machismo (Felten 2015, 38). De mannen hebben een uitgesproken
negatieve mening over de macho man en ze distantiëren zich hiervan. De genoemde positieve
aspecten worden niet gezien als machismo waarden. Het zijn juist deze aspecten waar de
mannen zelf blijk van geven. Dit zien zij zelf echter niet, aangezien zij de positieve aspecten
toeschrijven aan mannelijkheid en niet het machismo. Ondanks dat zij zich distantiëren van
het (negatieve) machismo, beïnvloedt de waarden van het machismo hen wel. Ze zetten zich
af tegen de negatieve aspecten door aan te geven dat de ‘macho’ iemand is die zij in het
verleden soms wel waren, maar nu niet meer zijn en identificeren zich vervolgens met de
positieve aspecten van het machismo. Al doende benoemen ze hun eigen mannelijkheid. Het
is ook van belang voor hen om duidelijk te maken dat ze man zijn. Het machismo is een
belangrijk deel van het web van betekenissen waar individuen zich in positioneren en in hun
sociale interacties aan refereren, zo stelt Steenbeek (1995, 47). De normen en waarden die zij
16 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
hier zelf aan geven, vormen de constituerende elementen van een moreel subject in het
hegemoniale systeem (ibid., 42; ibid., 47).
De cultus van het machismo wordt herleid naar de ontstaansgeschiedenis van de Mexicaanse
natie (Dieleman 2010; Steenbeek 1995, 44). Dit is echter meer een ontstaansmythe die rust op
de schade die blanke Spanjaarden achtergelaten hebben. Zo stelde de bekende Mexicaanse
schrijver en poëet, Octavio Paz, in 1975 dat het Mexicaanse volk is voortgekomen uit de
schoot van verkrachte Indiaanse moeders, minnaressen en hoeren (Paz 1975; zie ook
Dieleman 2010; Steenbeek 1995, 44). De mestieze Mexicanen zijn bastaardkinderen van
Spaanse vaders, maar worden niet erkend door hen. Mestiezen zijn Mexicanen met een
dubbele etniciteit, ze hebben zowel Spaans bloed als inheems bloed (Dieleman 2010, 188). De
mannen zouden zich hiervoor schamen en omdat ze niet goed zouden weten wie ze zijn
ervaren ze een zekere identiteitscrisis. Het machismo is daarom volgens sommige auteurs niet
meer dan een masker dat mannen dragen om hun onzekerheden en angsten achter te
verbergen: “The mask of strength and superiority is a way to protect themselves from the lack
of a well-defined identity” (ibid.; Paz 1975). Stoer machogedrag wordt in feite gezien als
compensatiegedrag voor het gevoel van inferioriteit en eenzaamheid.
Hoewel het machismo een specifieke hispanische term is en karakteriserend is voor de
Mexicaanse cultuur, is de term machismo vaak universeel gedefinieerd (Gutmann 1996;
Santamaria 1959). Het machismo staat ook wel voor ‘male dominance behaviour’, maar ook
termen als hanig haantje of bink en stoere manspersoon worden als definities gebruikt (ibid.;
ibid.; Encyclo 2015). Veelal wordt er onder een macho een persoon verstaan die zich stoer
gedraagt en zich nadrukkelijk en overdreven mannelijk voordoet. Aspecten die ook in de
Mexicaanse context naar voren komen. Opvallend hieraan is dat elke uitleg een negatieve
klank heeft en alleen de stereotype waarden benoemt. In feite is er ook maar weinig literatuur
over de Mexicaanse mannelijkheid geschreven, zowel in de wetenschappelijke, als in de
populistische literatuur (Arciniega et al 2008; Gutmann 1996, 3). Arciniega et al (ASU 2008)
ondervonden hierbij dat deze literatuur veelal negatief is en Gutmann ondervond dat de
verschillen tussen mannen nog niet voldoende worden overzien (1996, 3). Hoe het ook zij, het
zijn deze studies waar andere wetenschappers weer op voortbouwen, stellen Arciniega et al
(ASU 2008) en Gutmann (1996, 3).
Deze “unitary of malenes” is verkeerd en beschadigend en leidt tot stereotypen (Gutmann
1996, 3). Niet alleen is het machismo een ideologisch construct dat herleid wordt naar
seksistische ideeën en het mannelijk lichaam, zoals overspel, geweld plegen en alcohol
17 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
drinken, maar het is ook een shorthand om negatief mannelijk gedrag in te plaatsen (ibid.,
26). Het hegemoniale machismo wordt hierdoor niet ontkracht, maar alleen maar verder
versterkt. De invloed hiervan is dat deze mannelijkheid al doende wereldwijd langs een
negatieve meetlat wordt geplaatst, terwijl het Mexicaanse machismo, zoals aangetoond, net
als in andere culturele contexten, veel subtieler, meer divers en kneedbaar is dan veelal
omschreven (Gilmore 1990; Gutmann 1996, 24). Zo is er ook onder Mexicaanse Amerikanen
sprake van een dichotomie in het machismo en correleert het in werkelijkheid niet zo veel met
de stereotype en dominante hegemoniale houding als gedacht (Arciniega et al 2008; ASU
2008). De mannen die wel typische karakteristieken van het machismo vertonen zien dit ook
niet per se als negatief. Ze zien zichzelf als assertieve mannen die voor zichzelf opkomen en
voor hun gezin kunnen zorgen, zo ondervond Arciniega et al (ibid.). Het machismo moet
daarom, net als andere sociale constructies rondom iemands identiteit, meer bezien worden als
een koepelterm die bestaat uit meerdere lagen. Hoe deze lagen (de symbolen, de structuren en
het subject) zich samen verhouden, bepaalt de mannelijke identiteit. Hier is, ondanks de vele
uitdrukkingen over het machismo, weinig wetenschappelijke aandacht voor:
“The result of this situation, briefly put, is that by capriciously glossing over
significant differences among men based on class, generation, region, and ethnicity
among other factors, such generalizations have come to invent and then perpetuate
sterile ideal types and stereotypes” (Gutmann 1996, 3).
Het is ook om deze reden dat Gutmann en Arciniega et al zelf onderzoek hebben gedaan naar
het machismo en al doende ondervonden dat deze vorm van masculiniteit niet uniform is,
maar meer een processuele flux is (ibid., 18-20; Arciniega et al 2008).
Hoe het machismo zich uiteindelijk uit heeft te maken met verschillende aspecten en wordt
beïnvloed door twee hegemoniale discoursen. Het kan zich op verschillende manier uiten. Er
is geen uniforme masculiniteit die klasse, etniciteit, regio en leeftijd overstijgt (Gutmann
1996, 21; ibid., 163; Arciniega et al 2008; Felten 2015, 77). Hier komt dus in feite hetzelfde
naar voren als Connell (2013) ook beargumenteert. Het machismo heeft een belangrijke
invloed op de levens van mannen, maar het wordt nog te veel beschouwd als een hegemonie,
terwijl er meer naar de complexe werkelijkheid gekeken moet worden: de context waarin de
identiteit van het subject tot stand komt in relatie tot zijn klasse, etniciteit, ras, religie, regio en
gender. Niet alleen speelt de genderidentiteit namelijk een rol, maar ook de andere
18 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
identitymarkers (Davids, van Driel en van Eerdewijk 2010, 3). Al deze aspecten hebben
invloed op de identiteit van mannen en verschillende uitingen van mannelijke identiteiten in
Mexico spreken een stereotype notie over het machismo tegen. De stereotype machohouding,
waar de wetenschappelijke literatuur op voortbouwt, doet zich vooral voor onder jongeren,
vrachtwagenchauffeurs en mestiezen, maar verschilt ook per klasse, zo stelt Gutmann (1996,
243). Elk aspect beïnvloedt de genderidentiteit op een andere wijze. Juist als representatie
wordt mannelijkheid echter nog wel vaak als stereotiep voorgesteld (Connell en
Messerschmidt 20015, 838; Varley en Blasco 2000a, 121). En, hoewel, mannelijkheid in
verschillende lagen bekeken moet worden, wil dit niet zeggen dat er geen bepaalde
machtswerking van de hegemoniale discours uitgaat. Mannen moeten zich in relatie tot deze
representatie positioneren. De mannen hebben hierin wel de ruimte om meer de positieve
aspecten uit te dragen en zich af te zetten tegen de negatieve. Ook kunnen mannen er voor
kiezen om de negatieve aspecten uit te dragen, omdat ze zo de rol van de beschermer op zich
kunnen nemen. Als het machismo in de context wordt ontleed, dan worden er dus
verschillende uitdrukkingen van de machtswerkingen zichtbaar (Synnott 2001, 215-216;
Felten 2015, 80). In de volgende paragraaf wordt dit nader uitgewerkt in relatie tot ouderdom.
4. Casestudy: Ouder worden en ser hombre (man zijn)
Vergrijzing is wereldwijd een demografisch fenomeen en ook in Mexico is de oudere
populatie nog nooit zo sterk gegroeid als in de afgelopen vijftien jaar (González-González et
al 2011, 192). Ouderdom neemt steeds meer toe ten opzichte van de jeugd en verwacht wordt
dat de Mexicaanse samenleving steeds meer verjaart (Varley en Blasco 2000b, 47; Mendez-
Luck, Kennedy en Wallace 2008, 266). Zo was zeven procent van de bevolking in 2008
boven de zestig jaar, 8,6 procent in 2011 en wordt er een jaarlijkse toename van 3,9 procent
verwacht (ibid.; Mendez-Luck, Kennedy en Wallace 2008, 266). Er wordt geschat dat 24
procent van de bevolking in 2050 over de zestig is: 35,7 miljoen mensen (Mendez-Luck,
Kennedy en Wallace 2008, 266). De Mexicaanse bevolking gaat steeds meer op een
omgekeerde piramide te lijken.
Er is slechts selecte informatie beschikbaar over de relatie tussen oudere leeftijd en het
machismo. In Mexico wordt ouderdom geassocieerd met een ondergeschikte vorm van
mannelijkheid, wat ook de reden is dat ouderdom niet wordt betrokken in de literatuur over
Mexicaanse mannelijkheid (Varley en Blasco 2000a, 115). De belangrijkste reden dat oudere
leeftijd veelal niet betrokken wordt in de Mexicaanse literatuur over mannelijkheid is dat de
19 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
latere levensfase beschouwd wordt als een ondergeschikte variant van de hegemoniale
mannelijkheid. Als het al betrokken wordt in de literatuur, stellen Varley en Blasco (ibid.,
121), dan wordt het enkel gebruikt als een maatstaf om de jongere, hegemoniale vormen van
masculiniteit mee te vergelijken. Oudere leeftijd is onbekwaam of minderwaardig aan de
hegemoniale definitie van mannelijkheid, zo stellen Varley en Blasco (2000a, 121): “In its
hegemonic form, masculinity privileges some people and dislocates and disadvantages other.”
Villereal en Cavazos (2005, 33-41) beamen dit en stellen dat ouder worden gezien wordt als
een “loss of machismo”. De consequentie hiervan is dat ouderen ondermijnd worden, omdat
ze niet passen in de fundering van de hegemoniale vormen van mannelijkheid in Mexico. Dit
wil zeggen dat de identiteit van ouder wordende mannen afgezwakt wordt als het ware: “It
‘degenders’ men” (Varley en Blasco 2000a, 121). De man op leeftijd voldoet niet langer aan
het voorgeschreven discours; het ideaalbeeld waar de natie op is gebouwd. Het staat haaks op
‘being a man’, de identiteit die oudere mannen van jongs af aan geleerd hebben uit te dragen
(Villereal en Cavazos 2005, 33-41). Ouder worden kan daarom ook door mannen zelf als
nadelig worden ervaren. Het beïnvloedt niet alleen de mannelijkheid, het ook wordt ervaren
als een verlies ervan. Zo stellen Varley en Blasco (2000a, 121-135) dat mannen die in een
verzorgingstehuis geplaatst worden tegen identiteitsproblemen aanlopen. Niet alleen zijn ze
geen kostwinner meer en kunnen ze geen financiële bijdrage meer leveren aan hun kinderen,
kinderen willen bovendien geen contact meer met ze, omdat ze vroeger ook nooit thuis waren.
Daarnaast komen ze terecht op een plek die geleid wordt door vrouwelijke zusters; het
tegenbeeld waar zij superieur aan zouden moeten zijn volgens de culturele voorschriften. Ze
verliezen de aspecten die ze mannelijk maken. In Depressive Symptoms Among Older Adults
in Mexico City (Garcia-Pena et al 2008, 1973) wordt zelfs een link gelegd tussen ouderdom
en depressiviteit in Mexico City. 17,4 procent van de mannen tussen de 65 en tachtig jaar
vertonen depressieve symptomen en, van degene die tachtig jaar of ouder zijn, betuigt 18,6
procent zelfs depressieve symptomen. De subjecten die Varley en Blasco, Garcia-Pena et al
en Villereal en Cavazos beschrijven, kunnen zich als het ware niet meer plaatsen in de
symbolische en de structuurdimensie over de hegemoniale mannelijkheid. Achter de
hegemonie schuilt de aanname dat de mannen die het mannelijke ideaal belichamen mannen
van middelbare leeftijd zijn. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat hard werken, vaderschap en
viriliteit hoog in het vaandel staan; aspecten die minder makkelijk uitgedragen worden op
oudere leeftijd. Zo gaan oudere mannen van de wereldwijde aanname dat zij een dominante
vorm van mannelijkheid belichamen, naar een verzwakte variant hiervan. Ze worden bij
voorbaat al benadeeld.
20 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
In Mexico is het, anders dan in Nederland, echter niet de algemene gewoonte om in
een verzorgingstehuis geplaatst te worden (Mendez-Luck, Kennedy en Wallace 2008, 266;
Gutierrez-Robledo 2002). De meeste ouderen verblijven veelal bij hun kinderen of andere
familieleden als ze niet meer in staat zijn om voor zichzelf te zorgen en hun echtgenoot
overleden is (Mendez-Luck 266; Varley en Blasco 2000b, 47-48; ibid. 2003, 525). Veelal zijn
het de vrouwen die bij familieleden gaan wonen, omdat de man in veel gevallen eerder
overlijdt dan andersom (ibid. 2000b; Tout 1989, 289; Knoema 2015a). Als de vrouw echter
eerder overlijdt en de man intrekt bij familie, ervaren zij vaak extreme moeilijkheden (Varley
en Blasco 2000b, 51). Ook hier verliest de man zijn rol als kostwinner en daarmee het respect
van zijn familie. Ook hier is dat gerelateerd aan het feit dat de mannen geen financiële
bijdrage meer kunnen leveren en weinig emotionele interesse hebben getoond in hun gezin
gedurende hun werkzame leven, maar ook omdat ze geen bijdrage willen of kunnen leveren in
de huishoudelijke zorg of bijvoorbeeld willen helpen met huiswerk voor de kleinkinderen
(ibid). Ouder worden kan ook de interactie met vrouw en kinderen beïnvloeden (Villereal en
Cavazos 2005, 33-41). Zo worden besluiten meer samen gemaakt, maar verwachten de
vrouwen bijvoorbeeld ook dat mannen meewerken in het huishouden of de zorg voor de
kinderen op zich nemen. Mannen kunnen bovendien veel moeilijkheden ervaren als ze op
zichzelf blijven wonen, omdat ze moeite hebben met de eenzaamheid en niet goed voor
zichzelf kunnen zorgen, zo leggen Varley en Blasco (2000a) uit. Deze conclusies van Varley
en Blasco sluiten aan op Tout (1989, 289) die in zijn Ageing in developing countries stelde dat
“the saddest individual is that of the widowed aged man, particularly where incompetence in
domestic matters aggravates his abandonment”. Op basis hiervan kan er worden gesteld dat
de hegemoniale mannelijkheid de mannelijke identiteit beïnvloedt en mannen ouderdom
kunnen ervaren als verlies van mannelijkheid (Varley en Blasco 2000a, 121-135; ibid., 2000b,
47-51). Het lijkt alsof mannen boven de pensioengerechtigde leeftijd opeens niet krachtig en
viriel meer zijn, maar kwetsbaar en passief. Ze worden afgeschilderd als het tegenbeeld en
hun vrouwen willen ook dat ze zich hier naar gedragen. Het oudere individu verdwijnt in feite
uit de genderlens over de hegemoniale identiteit. Deze aanname wordt versterkt door de
Engelstalige literatuur over ouderen en mannelijkheid in Mexico. De literatuur die oudere
leeftijd bespreekt in Mexico gaat voornamelijk over vrouwen. Het is net alsof zowel man zijn,
als oud zijn niet bestaat. Er is ook geen culturele richtlijn om zowel een man te zijn als oud te
zijn, stellen Spector-Mersel (2006, 67-82) en Varley en Blasco (2000a, 115-121). Het kan
hierdoor een worsteling zijn om een respectabele identiteit op te bouwen en om te voldoen
aan het discours.
21 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
In zekere zin verzetten mannen zich ook tegen het ouder worden. Zo geven de respondenten
in mijn eigen onderzoek in Cholula, Mexico aan dat zij het proces van ouder worden als iets
natuurlijks ervaren, maar spreken hun handelingen dit tegen (Felten 2015, 33). Ik heb
gesproken met mannen die in de zeventig zijn en allemaal geven ze aan dat ouder worden oké
is, het hoort er nou eenmaal bij. Tegelijkertijd ondervond ik dat elk van deze mannen nog een
actief leven leidt, waarin werk en sport een belangrijke rol spelen (ibid., 34-35). Zo werken de
meeste mannen door na hun pensioen. Hoewel het plezier hierin een belangrijke rol speelt,
spelen ook het inkomen en “to do something, to be usefull” een belangrijke rol bij deze
beslissing (ibid.). Degenen die niet meer werken ervaren het als een gemis (ibid., 37). Liever
zouden ze nog werken, iets bijdragen. Sporten is belangrijk omdat de mannen graag fysiek en
mentaal fit willen blijven en dit lichamelijk fit houdt (ibid., 35). Dit kan in relatie staan tot
viriliteit en kracht en kan dus gezien worden als een poging om zo het vrouwelijke kwetsbaar
en passief zijn tegen te gaan.
Hoewel de mannen dus aangeven het ouder worden te accepteren, tonen ze
tegelijkertijd ook verzet tegen oud zijn. Het blijft ook wel degelijk belangrijk om de eigen
mannelijkheid te blijven benoemen. Zo komen ook seksuele kenmerken als flirten en ‘actief
zijn’ duidelijk naar voren (ibid., 36-37). Bareigenaar Tonio Arroyo Miguales (82) vertelt
bijvoorbeeld met een brede grijns op zijn gezicht: “Ik ben dankbaar dat ik nog altijd seksueel
actief ben.” Even later lacht hij en grapt tegen mijn vertaler: “Het enige probleem dat ik heb is
mijn vrouw genoeg plezieren in bed!” Weduwnaar en fietsenmaker Eulalio Hernandez (76)
vertelt trots over zijn ‘female friends’ en dat hij met zijn ‘best female friend’ een weekendje
weggaat. Als ik vraag hoeveel female friends hij heeft versta ik alleen het woord “mucho”
terwijl Eulalio lacht en met mijn vertaler praat. Het gegeven dat mannen (door)werken
belangrijk vinden en graag een financiële bijdrage willen blijven leveren kan ook aangeven
dat de mannelijke identiteit belangrijk blijft. “I continue being a man, I still earn the money,”
vertelt Neo Nolasco Alminto (73) bijvoorbeeld. In zijn vrije tijd handbalt hij graag, maar hij
werkt ook als clown op kinderfeestjes (ibid., 94). Hoewel het ouder worden theoretisch gezien
dus haaks staat op ‘being a man’, blijkt dus dat ook oudere mannen hun mannelijkheid uit
blijven dragen en benoemen. “You have to be a man”, vindt ook de gepensioneerde Roberto
Mendoza (74) als hij aangeeft dat hij liever nog zou werken om geld te kunnen verdienen
(ibid., 101). In hun onderhandelingsruimte tonen ze verzet tegen het ouder worden en al
doende bevestigen ze alsnog hun mannelijke identiteit, om alsnog aan het discours te voldoen.
22 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Dat er nog sprake is van viriliteit, toont echter niet alleen aan dat oudere mannen zich
nog mannelijk kunnen gedragen, het bevestigt juist ook de normen en waarden over
mannelijkheid in Mexico. Het biedt een indicatie van de waarde die mannen er aan
toeschrijven. In Mexico staat de viriliteit van mannen hoog in het vaandel. “Mexico is een
macho society”, waarbij hard werken, ouderschap, verantwoordelijkheid, zorgzaam en sociaal
zijn, maar ook seksualiteit belangrijke onderdelen zijn (Gutmann 1996, 50-88; Felten 2015,
77). Deze mannelijke aspecten verdwijnen niet zodra de pensioengerechtigde leeftijd bereikt
is. Hoewel de andere waarden ook naar voren zijn gekomen in dit onderzoek, toont juist het
feit dat er trots over seksualiteit wordt gepraat de invloed van de normen en waarden op de
mannen. Controle hebben over het gezin blijft ook een aanmerkelijke betekenis hebben voor
de gesproken respondenten in Cholula, wat deze aanname verder ondersteunt (ibid., 37). Ook
het feit dat mannen zo veel sporten, of fit willen blijven, kan hier een indicatie van zijn. Ze
willen hun mannelijke lichaam en positie behouden en wellicht zijn ze bang hun identiteit te
verliezen als ze niks meer doen. Benaderd vanuit dit oogpunt sluiten deze data juist aan op
Garcia-Pena et al (2008, 1973) en Varley en Blasco (2000a, 121-135), omdat zij refereren aan
mannen die in een verzorgingstehuis zitten en dus en geen (financiële) bijdrage meer kunnen
leveren. De verschillende onderzoeken versterken elkaar, omdat hieruit duidelijk wordt dat de
rol van de kostwinner een belangrijk aspect blijft. Indien mannen deze waarde niet meer
vervullen, kunnen ze hun mannelijkheid theoretisch gezien niet meer bevestigen, omdat ze
niet meer passen in het theoretische, hegemoniale script over man zijn (ibid., 124-125). Ze
kunnen zich niet meer verhouden aan ‘being a man’.
Als de scheiding tussen mannelijkheid en ouderdom ontmanteld en uitgedaagd wordt,
en dus niet simpelweg wordt genegeerd, zoals Varley en Blasco al stelden (2000a, 160), dan
je zie dat mannelijkheid een belangrijke rol blijft spelen onder oudere mannen. Ook oudere
mannen zijn en worden (nog steeds) beïnvloed door het machismo, blijkt uit de omschreven
literatuur en het eigen onderzoek. De betekenis achter het machismo mag dan wel
tegenstrijdig en veranderlijk zijn, het stereotype beeld over de macho man informeert nog
steeds de dagelijkse discoursen in Mexico (ibid., 116; Gutmann 1996; Melhuus 1997). Zolang
de mannen gezond zijn kan het zo zijn dat ze blijven proberen om te voldoen aan de
mannelijke rol. Ouderen in een verzorgingstehuis kunnen deze macht verliezen, al lijdend
onder een identiteitscrisis. De macho cultus, en de normen en waarden die hierbinnen gelden,
beïnvloed iedereen, dus ook de ‘degendered’ mannen (Sobralske 2006, 348-350).
23 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Er komt echter nog iets belangrijks naar voren in deze casestudy in Mexico. Niet alleen tonen
de omschreven data in deze literatuurstudie het belang van man zijn aan, het toont ook het
belang van leeftijd aan. Ondanks dat de normen en waarden zelf een belangrijke rol blijven
spelen, gaan mannen zich ook op een andere manier verhouden tot het machismo. Naarmate
mannen ouder worden, worden ze bijvoorbeeld meer down to earth en vreedzamer (Villereal
en Cavazos 2005, 36; Felten 2015, 36). Ouder worden is een proces van rustiger worden,
maar ook een proces van verandering in gedrag, blijkt uit deze onderzoeken. Mannen op
oudere leeftijd geven aan volwassener te zijn en in hun eigen ogen dragen ze de meer
mannelijke aspecten van het machismo uit. In feite worden ze minder macho, en meer man.
Zo gaan ze bijvoorbeeld ook minder drinken (ibid., 95). In hun eigen optiek zijn de mannen
hiermee juist méér mannelijk geworden, omdat zij vooral de negatieve connotatie die zij met
het machismo hebben, hebben laten varen en meer de positieve mannelijke aspecten
uitdragen, zoals hard werken en zorgen voor kleinkinderen (ibid., 38). Mannen geven aan dat
ze de zorg voor hun kleinkinderen belangrijk vinden en dat zij deze taak graag op zich nemen
(ibid.; Villereal en Cavazos 2005, 35-36). Leeftijd heeft ze beïnvloed. Ze worden
volwassener, rustiger en vreedzamer dan ze waren in hun jongere jaren. Dit sluit aan op de
uitspraak van Gutmann (1996, 243), die stelt dat het typische machismo zich onder meer
voornamelijk voordoet onder jongeren. De (toen) jongere mannen verhouden zich gedurende
hun leven op een andere manier tot het machismo, bevestigen het man zijn op een andere
manier. De uitspraken van het onderzoek in Cholula zijn gebaseerd op mestieze mannen uit
lagere klassen. De studies van Varley en Blasco, Villereal en Cavazos en Mendez-Luck zijn
ook gebaseerd op mannen uit lagere klassen. Juist deze gegevens bevestigen de invloed van
leeftijd, omdat door Gutmann (1996, 243) is aangetoond dat het typische macho gedrag zich
onder meer voordoet onder mannen met een mestieze achtergrond, maar ook klasse bepaald
is. Dit toont dus aan dat er geen uniforme masculiniteit is onder mannen met dezelfde
etniciteit of klasse en dat er geen uitspraak kan worden gedaan over de mannelijke identiteit
zonder het aspect leeftijd hierbij te betrekken. Er is een spectrum aan mogelijkheden en
verschillende aspecten beïnvloeden de mannelijke identiteit gedurende iemands leven, waarin
vooral leeftijd toont dat het man zijn veranderlijk is.
Leeftijd levert ook het inzicht op dat voldoen aan het ideaal beeld van de hegemoniale
man een worsteling kan zijn. Hoewel oudere mannen als ondergeschikt en tegenstrijdig
worden gezien, proberen ze zich wel te verhouden tot dit ideaalbeeld en verzetten ze zich
tegen het natuurlijke proces van ouder worden. Als zodanig kan het ideaal niet belichaamd
worden door de oudere subjecten. Oudere mannen passen immers alleen als ‘ungendered’ in
24 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
dit discours. In praktijk blijkt echter dat de mannen hun mannelijke identiteit behouden, maar
dit dus op een andere manier construeren. Het heersende discours benadeelt de oudere
mannen, maar de mannen blijven wel hun mannelijke subjectiviteit uitdragen. Bepaalde
aspecten van het machismo worden afgevlakt, terwijl anderen juist meer naar voren komen. In
feite kan er gesteld worden dat er een kloof is tussen de symbolische dimensie en de andere
twee niveaus voor oudere mannen. Dit houdt in dat de normatieve voorstelling van het
hegemoniale machismo en de geleefde werkelijkheid voor oudere individuen uit elkaar lopen,
waardoor de conceptualisering te kort schiet. Theoretisch gezien kunnen oudere mannen hun
man zijn niet meer bevestigen, terwijl de werkelijke geleefde identiteit aantoont van wel.
5. Implicatie: mannelijkheid en ouderdom
Zoals omschreven balanceert masculiniteit op een horizontaal continuüm (Synnott 2009, 11-
54). Het is een sociale constructie en in elke gegeven samenleving zijn er verschillende
vormen van mannelijkheid. Aan de hand van Mannen in Mexico en de casestudy is duidelijk
geworden dat de ‘geleefde mannelijkheden’ onderhandelde performances zijn. Het
genderscript bepaalt mede de heersende normen en waarden binnen de cultuur, maar oudere
mannen construeren hierin hun eigen mannelijke subjectiviteit. De genderlens onthult hoe de
subjecten de achterliggende ideeën over dominantie en onderdrukking hiervan toegeschreven
krijgen, maar ook hoe oudere subjecten dit via hun agency blijven onderhandelen en kunnen
verschuiven via reproductie van deze normen en waarden (Thompson 2006, 634; Davids, van
Driel en van Eerdewijk 2010, 3-4). Zoals benoemd kan de kennis over mannelijkheid zich dan
ook verder ontwikkelen wat betreft de constructie rondom hegemoniale mannelijkheid en
staat onderzoek, die vormen van mannelijkheid op oudere leeftijd aankaart, nog in de
kinderschoenen (Thompson 2006, 634). Noch de generale, hegemoniale scripts in relatie tot
oudere leeftijd, noch de gedragsmatige normen van oudere mannen zijn voldoende in kaart
gebracht, zo argumenteert Thompson. Ouder worden is een proces waarbij het leven van
mannen steeds meer wordt bezien vanuit gezondheid en ziekte, en minder in relatie tot het
man zijn. Het overschaduwt als het ware de genderidentiteit (ibid., 633). In de meeste
Engelstalige literatuur over Mexico wordt oudere leeftijd nog niet altijd beschouwd als een
variabele die geanalyseerd kan worden in relatie tot het machismo of de houding van mannen,
buiten dat het gezien kan worden als een maatstaf voor de jongere, hegemoniale masculiniteit
(Varley en Blasco 2000a, 121). De invloed van het mannelijke genderscript op het ouder
worden wordt in de literatuur onvoldoende belicht en de relatie hiertussen is nog niet
25 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
voldoende duidelijk (ibid.; Mann et al 2015, 14). Oud zijn lijkt geen optie te zijn in het
mannelijke continuüm en wordt hiermee te kort gedaan.
Middels de casestudy in Mexico is er aangetoond dat mannen zich wel blijven verhouden tot
de hegemoniale mannelijkheid. De gegeven data illustreren dat oudere mannen fit en actief
kunnen en willen blijven, waarmee ze het stereotype beeld over oudere mannen tegenspreken.
Werk en sport maakt het mogelijk voor hen om ‘jonge’ levens te leiden en dit weerspreekt de
aanname dat oudere mannen per definitie kwetsbaar en passief worden. Het dient als middel
om de relatie met de hegemoniale mannelijkheid te behouden en om aan te tonen dat ze (nog)
man zijn (Mann et al 2015, 4). De oudere levensfase heeft echter wel effect op hun leven. De
oriëntatie van de mannen verandert bijvoorbeeld. Zo is er meer aandacht voor kleinkinderen
en speelt ‘grandfathering’ een belangrijke rol, zo ondervonden ook Mann et al (2015) en
King en Calasanti (2005, 13) in Groot Brittannië en de Verenigde Staten. Mannen hebben nu
tijd om relaties met (klein)kinderen te onderhouden. Hier blijkt dus hetzelfde als in de case in
Mexico. De mannen verliezen hun genderidentiteit niet, ze geven er alleen een andere
betekenis aan. Als genoemd worden oudere mannen nog te veel als ungendered benaderd
vanuit de hegemoniale mannelijkheid, met uitsluiting als gevolg. Ze plaatsen zichzelf wel
langs de hegemoniale meetlat, maar deze voldoet niet meer om zich te kunnen positioneren of
om hun subjectiviteit te construeren.
Maar als het hegemoniale beeld niet alle mannen omvat, klopt de theorievorming
hiervan dan wel? In het vorige hoofdstuk werd gesteld dat er in feite een kloof bestaat tussen
deze theorie en de praktijk voor oudere mannen. Maar als er inderdaad een kloof is tussen (de
ideale) normen en waarden in de sociale context en hoe dit script wordt geuit, kan de
hegemoniale mannelijkheid toch ook niet als zodanig geformuleerd worden? Zo stelt Hearn
(2011, 95) bijvoorbeeld:
“Theoretically, hegemonic masculinity has limits as a framework for taking on board
all the complexities of ageing (men). The complex picture, with men being both given
status through ageing and old age but at the same time marginalized, is difficult to
encompass or conceptualise within the frame of hegemonic masculinity.”
Mann et al (2015, 13) stellen daarom dat mannen niet alleen vergeleken moeten met het
hegemoniale ideaal, ofwel met jongere mannen, maar “should be subject to renewed
sociological attention in their own right”. Ouderen moeten niet langer gezien worden als
26 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
manier om de hegemoniale mannelijkheid tegen af te meten, maar als legitiem anders dan
middelbare mannen (King en Calasanti 2005, 7). Deze systematische en symbolische
ongelijkheid beïnvloedt immers alle mannen. Om de constructie te herstructureren moeten we
daarom de relaties tussen leeftijden begrijpen en hierbij realiseren dat de genderidentiteit een
becoming is (ibid.). Het (zelf)beeld over mannen wordt continu beïnvloed en
hergestructureerd gedurende iemands leven en andere factoren gaan een rol spelen gedurende
verschillende levensfases (Thompson 1994; Varley en Blasco 120). Ook ouder worden moet
daarom als een proces bestudeerd worden (Gutmann en Huyck 1994, 22-41). Terwijl de
jongere generatie ouder wordt, nemen mannelijke rollen als werk en succesvol zijn af, maar
worden andere aspecten juist weer belangrijker, zoals het zorgen voor kleinkinderen. Zelfs als
pensioengerechtigde mannen blijven werken, ofwel, economisch actief blijven, verliezen ze
de rol van de kostwinner aan bijvoorbeeld hun zoon, of ze hebben in toenemende mate steeds
meer moeite om hun gezin te voorzien. Dit kan leiden tot bijvoorbeeld de identiteitscrisis die
Mexicaanse mannen in het verzorgingstehuis ervaren, maar er kan ook simpelweg sprake van
zijn dat mannen hun identiteit op een andere manier uiten. We moeten er niet zomaar vanuit
gaan dat het verlies van mannelijkheid de levens van mannen dirigeert (Vaillant 1994, 65-84).
De mannelijke houding is veranderlijk, niet uniform of permanent.
Levensfases zijn juist heel belangrijk. Spector-Mersel (2006,67-82) stelt daarom dat
masculiniteit gezien moet worden als een tijdelijk en processueel script. Er hangt een timer
aan hegemoniale mannelijkheid. In elke cultuur, op elke tijd en op elke plek. Eigenlijk blijkt
leeftijd dus juist een cruciale rol te spelen. Juist deze intersectie deconstrueert de hegemonie
en toont dat de mannelijke houding veranderlijk is. Door oudere mannen af te schilderen als
een ungendered sociale categorie – of oudere leeftijd simpelweg links te laten liggen – doet
geen recht aan het man zijn. Als subject zijn en blijven oudere mannen man. Ze dragen het
uit. Hetzij rustiger, het zij in andere mate of op een andere manier: ze zijn man. Zoals ook
Varley en Blasco (2000a, 121) al stelden, is oud zijn geen ondergeschikte vorm van
masculiniteit. Genderpatronen zijn een belangrijk en inherent onderdeel van de oude dag
(Thompson 2006, 646). Het negeren van de cruciale factor van leeftijd levert de genoemde
incomplete scripts aan (Spector-Mersel 2006, 67-82). Sterker nog, het voedt de hegemonie
(Connell en Messerschmidt 2005, 838). Doordat deze variant van het man zijn niet wordt
betrokken in de literatuur over hegemoniale mannelijkheid, wordt dit discours namelijk ook
niet ontkracht. Kennis over de relatie tussen oudere leeftijd en mannelijkheid kan de
bestaande theorieën over masculiniteit juist verrijken en de hegemoniale idealen tegengaan,
zowel in de literatuur, als in onze belevingswerelden (Varley en Blasco 2000a, 21).
27 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Onderzoek over ouderen kan daarbij veel onthullen over de worstelingen die schuilgaan
achter het construct van masculiniteit en de verschillende manieren waarop mannen hun eigen
mannelijkheid hierin willen definiëren. De hegemonie weerspiegelt niet ‘de oude dag’ met de
genoemde gevolgen van dien. Er is sprake van verzet, identiteitscrisissen en tegenstrijdigheid
bij oudere mannen. De transitie van ‘being on the centre stage’ naar een pensioengerechtigde
man zijn, genereert een kloof tussen het ideaalbeeld en de geleefde werkelijkheid (tussen wat
mannen moeten zijn en wat ze echt zijn), waardoor het moeilijk is voor mannen om een plek
in de hegemonie te vinden (Mann et al 2015, 4). Bezien vanuit dit oogpunt, faalt deze huidige
theorie om tijd en leeftijd als basisdimensie en onderdeel van iemands identiteit te
beschouwen. Arber, Davidsion en Ginn (2003, 5) zeggen hierover dat kennis over
gepensioneerde mannen de noodzaak toont om een herstructurering van het traditionele
hegemoniale discours over masculiniteit door te voeren. In andere woorden, een aangepast
hegemoniaal raamwerk. Een raamwerk waarin ook oudere mannen een onderdak geboden
wordt. Waar de veranderende rollen en relaties die ontstaan door de afwisselende levenskoers
en veranderende omstandigheden ook gerelateerd wordt aan de ‘man op leeftijd’. Meer kennis
over de relatie tussen oudere leeftijd en mannelijkheid kan de conceptualisering van
hegemoniale mannelijkheid verder bevragen, maar ook de impact van de hegemonie op de
performance van de ‘niet hegemoniale man’ aan kaarten (Hearn 2011; Messerschmidt 2012;
Mann et al 2015).
6. Conclusie: het belang van oudere leeftijd
Mannen en masculiniteiten worden besproken, ingebeeld en afgebeeld (Hearn 1995, 99).
Achter deze gedachtegang schuilt op zichzelf de intersectie met leeftijd al. Hetzij in beeld,
tekst, praktijk of structuur; mannen worden altijd gezien in relatie tot hun leeftijd. Soms
expliciet, maar vaak impliciet, stelt Hearn. Er is een onafscheidelijke relatie tussen mannen en
leeftijd gedurende hun hele leven. Uit deze literatuurstudie is gebleken dat genderidentiteit en
leeftijd betekenisvolle aspecten zijn voor oudere mannen (zie ook Thompson 2006, 646). In
dit literatuuronderzoek is beoogd om duidelijk te maken dat er sterke en stereotype ideeën
heersen in Mexico over het man zijn. Stereotype ideaalbeelden die geschaard kunnen worden
onder de wetenschappelijke term hegemoniale mannelijkheid. Deze term wordt gebruikt om
verschillen te verhullen en legitimeert de hiërarchische genderrelaties onder mannen. In de
paragraaf Mannen in Mexico is uitgelegd dat er verschillende hegemoniale discoursen kunnen
28 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
zijn in dezelfde sociale context en ook dat deze in werkelijkheid door elkaar lopen. De
subjecten in deze sociale context kunnen zelf kiezen hoe ze zich hiertoe verhouden.
Zoals aangetoond gaat er met deze theorievorming ook een verschil tussen oudere en
jongere mannen gepaard (Thompson 2006, 646). De aannames die voortvloeien uit de
hegemonie toont dat het discours gebaseerd is op jonge mannen en mannen van middelbare
leeftijd (zie ook King en Calasanti 2005, 21). De hegemoniale mannelijkheid sluit oudere
mannen buiten, omdat ze niet meer als man gezien worden. Er wordt hierbij aangenomen dat
oudere leeftijd zwaarder weegt dan de genderidentiteit en dat de leeftijd bepaald hoe ‘de
oudere dag er ziet’. Hegemoniale mannelijkheid gaat nog te veel uit van het construct en
neemt niet in acht dat ook identiteit een becoming is en een inherent samengaat met ouder
worden. De casestudy in Mexico onthult de worstelingen die mannen kunnen ervaren om te
voldoen aan de hegemonie en hoe zij op verschillende manieren hun mannelijkheid willen
definiëren in relatie tot dit ideaalbeeld. In feite kunnen deze mannen echter helemaal niet
voldoen aan de hegemoniale idealen, omdat de hegemonie niet op hen gebaseerd is. In
tegenstelling, zij zijn het ondergeschikte en tegenstrijdige beeld waarmee de ‘hegemoniale
mannen’ vergeleken worden. De man op oudere leeftijd in Mexico wordt gezien als iemand
die haaks staat op ser hombre en als iemand die de ‘macho cultus’ verliest. Het heersende
discours benadeelt de mannen bij voorbaat al. Theoretisch gezien kunnen de mannen zich dus
ook niet definiëren in relatie tot dit ideaal. Uit de casestudy in Mexico blijkt echter dat
mannen niet alleen nog beïnvloed worden door het machismo, de mannen behouden ook hun
mannelijke identiteit. Zolang de mannen gezond zijn blijven ze mannelijke idealen zoveel
mogelijk nastreven, door bijvoorbeeld fit en werkzaam te blijven. De ouderen die deze macht
verliezen, zoals de ouderen in een verzorgingstehuis, lopen wel tegen identiteitsproblemen
aan. De masculiene discours drukt nog op de geleefde realiteit, maar de normen liggen
eigenlijk te hoog om er nog aan te voldoen. Maar of ze nou wel of niet voldoen aan de
hegemoniale waarden, het discours beïnvloedt ook deze ‘degendered’ mannen. De
positionering blijft. Hetzij door inzet te tonen om mannelijkheid te blijven uitdragen, hetzij
door het als gevoel van verlies te ervaren. Het blijft beïnvloeden, die mannelijke discoursen.
Ze identificeren zich er op een andere manier mee, maar de verhouding ermee blijft. Ze
verliezen hun genderidentiteit niet, de oriëntatie verandert. De data uit Mexico tonen aan dat
ook ungendered mannen zich nog mannelijk gedragen: krachtig en viriel. Het ontkracht de
aanname dat oudere mannen per definitie kwetsbaar en passief zijn (King en Calasanti 2005,
6-7). Het gevolg hiervan is dat de aannames, waar de hegemoniale term op rust, de realiteit
niet lijkt te beslaan. Er is een zekere kloof tussen het discours en de geleefde werkelijkheid.
29 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Dit impliceert dat het hegemoniale discours in feite niet als zodanig geformuleerd kan
worden. Wezenlijk blijkt dat de scheiding tussen de hegemoniale en alternatieve en
tegenstrijdige vormen van mannelijkheid problematisch is. In dit onderzoek is onthult dat de
stereotype, generaliserende noties over hegemoniale mannelijkheid zich vooral focussen op
jonge of middelbare tendensen, maar ook jonge mannen worden uiteindelijk oud. Als de
levensfases meer in acht worden genomen dan wordt duidelijk dat subjecten gedurende hun
leven van het ideaalbeeld naar de tegenstrijdige categorie worden verplaatst. Deze
identiteitsverandering wordt ze misschien te veel opgelegd, omdat is aangetoond dat oud
mannen zich helemaal niet ‘tegenstrijdig’ hoeven te gedragen. Deze kennis zwakt de
afzwakking van de oudere man dus eigenlijk af.
Er is in dit literatuuronderzoek aangegeven dat de constructie rondom mannelijkheid en
ouderdom nog vrij wankel staat en het is gebleken dat juist meer kennis over deze intersectie
aantoont dat de constructie van hegemoniale mannelijkheid niet allesomvattend is. Juist de
analyse van oudere leeftijd en mannelijkheid toont dat een mannelijke identiteit geen
vaststaand construct is, maar beïnvloed wordt door levensfases (Spector-Mersel 2006, 67-82).
Leeftijd en levensfase spelen een cruciale rol bij de identiteitsvorming van het subject. Het is
hiermee een manier om de hegemoniale mannelijkheid te deconstrueren en om de
multidimensionaliteit van mannelijkheid te herkennen.
Op basis van deze data wordt er gesteld dat oudere vormen van mannelijkheid meer
aandacht horen te krijgen. Zeker in een vergrijzende wereld. Kennis over de intersectie tussen
oudere leeftijd en mannelijkheid in Mexico biedt al doende een theoretische bijdrage aan de
theorievorming over de constructie van hegemoniale, jongere mannelijkheid. Het ontvouwt de
complexiteit van het man zijn en bevestigt de argumentaties van bijvoorbeeld Connell (2013)
en Synnott (2009) dat bepaalde ideeën en constructies wellicht meer losgelaten moeten
worden. In elk geval onder oudere mannen leidt de huidige constructie tot sociale problemen.
Oudere leeftijd is een substantieel onderdeel van de levenskoers. Meer kennis over de relatie
tussen oudere leeftijd en mannelijkheid kan de conceptualisering van hegemoniale
mannelijkheid verder bevragen, maar ook de impact van de hegemonie op de performance
van de ‘niet hegemoniale man’ aan kaarten (Hearn 2011; Messerschmidt 2012; Mann et al
2015).
Meer kennis over ‘the doing of masculinities’ op oudere leeftijd heeft veel te bieden aan
studies die zich concentreren op mannelijkheid (Mann et al 2015, 14). Wellicht is het daarom
30 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
een idee om het effect van man zijn op de lange termijn meer te onderzoeken. Al doende kan
mogelijkerwijs het raamwerk ontstaan waarin ook oudere mannen een onderdak geboden
wordt. Waar de veranderende rollen en relaties die ontstaan door de afwisselende levenskoers
en veranderende omstandigheden ook gerelateerd wordt aan de ‘man of leeftijd’, zodat al
doende de hegemonie hergestructureerd wordt op zo’n manier dat ook de onderschikte of
tegenstrijdige varianten van mannelijkheid hier een plek in kunnen vinden. Mann et al (ibid.,
12) formuleren het als “a softening of the discourse and practice of masculinity”. Een discours
dat de kloof tussen de normen en waarden en de geleefde realiteit dicht.
31 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Literatuur
Arber, Sara and Kate Davidson and Jay Ginn. 2003. Gender and Ageing: Changing Roles and
Relationships. Maidenhead: Open University Press.
Archetti, P. Eduardo. 1999. Masculinities: Football, Polo and the Tango in Argentina.
New York: Berg.
Arciniega, M.G; T.C. Anderson; Z. Tovar-Blank; T. Tracey. 2008. “Toward a Fuller
Conception of Machismo: Development of a Traditional Machismo and Caballerismo
Scale.”Journal of Counseling Psychology 55, 19-33.
Armstrong, Gary. 1998. Football Hooligans: Knowing the Score. New York: Berg.
ASU 2008. “ASU professors’ scale sets definitions of ‘macho’ men.” Bezocht op 5 maart
2015
https://asunews.asu.edu/20080428_machismostudy
Bevernage, Berber. 2005. “Academische mannenstudies en feministische theorievorming.”
Verslagen van het centrum voor genderstudies 14, 25-26.
Connell, Raewyn. 1987. Gender and Power: Society, the Person and Sexual Politics.
Cambridge: Polity Press
Connell, Raewyn. 2005. Masculinities. 2nd
edition. London: Polity Press.
Connell, Raewyn. 2013. “INTRODUCTION: Master Builders: Research on Men and
Masculinities and Directions for Australian Theory and Practice.” Australian Feminist
Studies 28 (75): 7-13.
DOI: 10.1080/08164649.2012.758079
Connell, Raewyn en James W. Messerschmidt. 2005. “Hegemonic masculinity. Rethinking
the concept.” Gender & society 19, 829-859.
32 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Christensen, Ann-Dorte en Sune Qvotrup Jensen. 2014. “Combining hegemonic masculinity
and intersectionality.” Norma: International Journal for Masculinity Studies 9, 60-75.
Davids, Tine en Francien van Driel. 2002. “Van vrouwen en ontwikkeling naar gender en
globalisering.” In Ontwikkeling anders gedacht, essays over de Derde Wereld,
geredigeerd door Bas Arts, Paul Hebinck, Ton van Naerssen . Amsterdam: Jan Metz,
60-85.
Davids, Tine en Francien van Driel. 2005. “Changing Perspectives.” In The Gender Question
in Globalization, Changing Perspectives and Practices, geredigeerd door Tine Davids
en Francien van Driel. Aldershot: Ashgate, 3-22.
Davids, Tine, Francien van Driel en Anouka van Eerdewijk. 2010. “Governmentalities and
moral agents in the local/global nexus: male pre-marital sexuality in Dakar, Senegal.”
Globalizations 8, 197-211.
Dieleman, Hans. 2010. “amor, amor, amor.” In Maskers, macho’s, manana: over de
Mexicaanse werkelijkheid die altijd anders is, geredigeerd door Hans Dieleman: 62-
74. Schiedam: Scriptum.
Encyclo 2015a. “Macho”. Bezocht op 4 maart 2015.
http://www.encyclo.nl/begrip/Macho
Felten, Myrthe. 2015. ‘You have to be a man.’ Ouder worden en mannelijkheid in Cholula,
Mexico. Bachelorproef, Radboud Universiteit Nijmegen.
Francisco J. Santamaria. 1959. Diccionario de mejicanismos . Porrúa:
García-Peña, Carmen en Fernando A. Wagner, Sergio Sánchez-Garcia, Teresa Juárez-Cedillo,
Claudia Espinel-Bermúdez, José Juan García-Gonzalez, Katia Gallegos-Carrillo,
Francisco Franco-Marina, Joseph J. Gallo. 2008. “Depressive Symptoms Among
Older Adults in Mexico City.” Journal of General Internal Medicine 23, 1973-1980
Gilmore, David. 1990. Manhood in the Making. Cultural Conceptions of Masculinity. New
33 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Haven, CT: Yale University Press.
González-González, Cesar en Sergio Sánchez-García, Teresa Juárez-Cedillo, Oscar Rosas-
Carrasco, Luis M Gutiérrez-Robledo and Carmen García-Peña. 2011. “Health care
utilization in the elderly Mexican population: Expenditures and determinants.” BMC
Public Health 2011, 11:192.
DOI: 10.1186/1471-2458-11-192
Gutiérrez-Robledo, Luis Miguel. 2002. “Looking at the Future of Geriatric Care in
Developing Countries.” The journals of gerontology 57, 172-167
DOI: 10.1093/gerona/57.3.M162
Gutmann, Matthew. 1997. “Trafficking in Men: The Anthropology of Masculinity.” Annual
Review of Anthropology 26: 385-409.
Gutmann, Matthew. 1996. The meaning of Macho: Being a Man in Mexico City.Berkeley:
University of California Press.
Gutmann, Matthew en Margaret Hellie Huyck. 1994. “Development and pathology in
Postparental Men: A community Study.” In Older men’s lives, geredigeerd door
Edward H. Thompson. Thousand Oaks: Sage Publications, 65-84.
Heal, Suzette. 1999. Manhood and Morality: Sex, Violence and Ritual in Gisu Society. New
York: Routledge.
Hearn, Jeff. 2011. “Neglected intersectionalities in studying men: Age(ing), virtuality,
transnationality.” In Framing intersectionality: Debates on a multi-faceted concept in
gender studies, geredigeerd door H. Lutz, M.T.H. Vivar en L. Supik. Farnham:
Ashgate, 89-104.
Hearn, Jeff. 1995. “Imaging the aging of men.” In Images of aging: Cultural representations
of later life, geredigeerd door M. Featherstone en A. Wernick. London, UK:
Routledge, 97-115.
34 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Johansson, Tomas. 2006 “Reviewed Work: Handbook of Studies on Men & Masculinities by
Michael S. Kimmel, Jeff Hearn, Robert W. Connell.” Acta Sociologica 49: 351-352.
Kimmel, Michael and Michael Messner. 1995. Men’s lives. 3rd
edition. Boston: Allyn and
Bacon.
King, Neal and Toni Calasanti. 2005. “Firming the floppy penis: Age, class, and gender
relations in the lives of old men.” Men and Masculinities, 8: 3-23.
Knoema 2015. “Puebla - Population by Marital Status - Men - Widowers.” Bezocht op 19
maart 2015.
http://knoema.com/atlas/Mexico/Puebla/topics/Demographics/Population-by-Marital-
Status/Men-Widowers
Mann, Robin, Anna Tarrant en George W. Leeson. 2015. “Grandfatherhood: Shifting
Masculinities in Later Life.” Sociology, 19 maart.
DOI: 10.1177/0038038515572586
Melhuus, Marit. 1996. “Power, Value and the Ambiguous Meanings of Gender.” In Machos,
Mistresses, Maddonas, contesting the Power of Latin American Gender Imagery.
Geredigeerd door M. Melhuus and K.A. Stolen: 230-270. London and New York:
Verso.
Mendez-Luck, Carolyn A. en David P. Kennedy, Steven P. Wallace. 2008. “Concepts of
Burden in Giving Care to Older Relatives: A Study of Female Caregivers in a Mexico
City Neighborhood.” Journal of Cross-Cultural Gerontology 23, 265-282.
Messerschmidt, James. W. 2012. “Engendering gendered knowledge: Assessing academic
appropriation of hegemonic masculinity.” Men and Masculinities, 15, 56–76.
DOI: 10.1177/1097184X11428384
Paz, Octavio. 1975. Het labyrint der eenzaamheid. Amsterdam: Uitgeverij de Arbeiderspers.
Ramfrez, L. Rafael. 1999. What It Means to Be a Man: Reflections on Puerto Rican
Masculinity. New Brunswick, NJ: Rutgers University Press.
35 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Sobralske, Mary. 2006. “Machismo sustains health and illness beliefs of Mexican American
men.” Journal of the American Academy of Nurse Practitioners 18, 348-350.
DOI: 10.1111/j.1745-7599.2006.00144.x
Spector-Mersel, Gabriela. 2006. “Never-ending stories: Western hegemonic masculinity
scripts.” Journal of Gender Studies 15 (1): 67–82.
Steenbeek, Gerdien. 1995. “Machismo en marianismo.” In Vrouwen op de drempel. Gender
en moraliteit in een Mexicaanse provinciestad, geredigeerd door Gerdien Steenbeek.
Amsterdam: Thela Publishers. 42-47.
Synnott, Anthony. 2001. “Review: Men and Masculinities.” American Anthropologist 103:
212-217.
Synnott, Anthony. 2009. Re-thinking Men: Heroes, Villains and Victims. Surrey: Ashgate.
Thompson, Edward H. 2006. “Images of old men's masculinity: Still a man?” Sex roles 55:
633-648.
Tout, Ken. 1989. Ageing in Developing Countries. Oxford: Oxford University Press.
Vaillaint, George E. 1994. “ ‘Succesful Agina’and Psychosocial Well-Being: Evidence from a
45-year study.” In Older men’s lives, geredigeerd door Edward H. Thompson.
Thousand Oaks: Sage Publications, 22-41.
Varley, Ann and Maribel Blasco. 2000. “Exiled to the home: masculinity and ageing in urban
Mexico.” The European Journal of Development Research 12, 115-138.
Varley, Ann en Maribel Blasco. 2000b. “Intact or in tatters? Family care of older women and
men in urban Mexico.” Gender and Development 8, 47-55.
Varley, Ann en Maribel Blasco. 2003. “Older women’s living arrangements and family
relationships in urban Mexico.” Women’s Studies International Forum 26, 525-539.
36 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
Villereal, Gary and Alonzo Cavazos Jr. 2005. “Shifting identity: Process and change in
identity of aging Mexican-American males.” J. Soc. & Soc. Welfare 32, 33-41
Whitehead, Stephen M.I 2002.Men and masculinities: Key themes and new directions.
Cambridge, UK: Polity.

More Related Content

Similar to Oudere mannen in Mexico - Bacherlorscriptie Myrthe Felten s4399641

B1 SDi-1 Intro & Graves Theory Dutch v1101
B1 SDi-1 Intro & Graves Theory Dutch v1101B1 SDi-1 Intro & Graves Theory Dutch v1101
B1 SDi-1 Intro & Graves Theory Dutch v1101Edwin Holwerda
 
A8 Aspects of Cultural Victimology / Aspecten van culturele victimologie
A8 Aspects of Cultural Victimology / Aspecten van culturele victimologieA8 Aspects of Cultural Victimology / Aspecten van culturele victimologie
A8 Aspects of Cultural Victimology / Aspecten van culturele victimologieVSE 2016
 
Interculturele communicatie (nl)
Interculturele communicatie  (nl)Interculturele communicatie  (nl)
Interculturele communicatie (nl)Alette Vonk
 
Presentatie postmodern theory 2011
Presentatie postmodern theory 2011Presentatie postmodern theory 2011
Presentatie postmodern theory 2011Sandy Pauw
 
Identiteit en diversiteit: een ethisch perspectief
Identiteit en diversiteit: een ethisch perspectiefIdentiteit en diversiteit: een ethisch perspectief
Identiteit en diversiteit: een ethisch perspectiefstudiumgenerale
 
De geboorte van het gesticht Jurian Glas 2008
De geboorte van het gesticht Jurian Glas 2008De geboorte van het gesticht Jurian Glas 2008
De geboorte van het gesticht Jurian Glas 2008Jurian Glas
 
Onbehagen Bas Heijne
Onbehagen   Bas HeijneOnbehagen   Bas Heijne
Onbehagen Bas HeijneAdri Martens
 
20160623 Eindproduct VDO Jiwan Does
20160623 Eindproduct VDO Jiwan Does20160623 Eindproduct VDO Jiwan Does
20160623 Eindproduct VDO Jiwan DoesJiwan Does
 
Lezing johan leman over impact van migratie
Lezing johan leman over impact van migratieLezing johan leman over impact van migratie
Lezing johan leman over impact van migratieAvansa Mid- en Zuidwest
 
Lezing johan leman over impact van migratie
Lezing johan leman over impact van migratieLezing johan leman over impact van migratie
Lezing johan leman over impact van migratieAvansa Mid- en Zuidwest
 
Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Noelle Aarts
Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Noelle AartsBijeenkomst 12 Februari Presentatie Noelle Aarts
Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Noelle AartsMichelle
 
D1 zuiker paul wilbert van leijden mensheidontwikkeling
D1 zuiker paul wilbert van leijden  mensheidontwikkelingD1 zuiker paul wilbert van leijden  mensheidontwikkeling
D1 zuiker paul wilbert van leijden mensheidontwikkelingEdwin Holwerda
 
MLK lezing_Balkenende_apr2011_lange versie
MLK lezing_Balkenende_apr2011_lange versieMLK lezing_Balkenende_apr2011_lange versie
MLK lezing_Balkenende_apr2011_lange versieVU Connected
 
Hc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdw
Hc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdwHc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdw
Hc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdwHVMiddenHolland
 
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire PersoonlijkheidDe Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire PersoonlijkheidJochen Goekint
 
Kebab en Koningsdag_De mate van geïntegreerde duale identiteit onder allochto...
Kebab en Koningsdag_De mate van geïntegreerde duale identiteit onder allochto...Kebab en Koningsdag_De mate van geïntegreerde duale identiteit onder allochto...
Kebab en Koningsdag_De mate van geïntegreerde duale identiteit onder allochto...Teuntje Van Der Aalst
 

Similar to Oudere mannen in Mexico - Bacherlorscriptie Myrthe Felten s4399641 (20)

B1 SDi-1 Intro & Graves Theory Dutch v1101
B1 SDi-1 Intro & Graves Theory Dutch v1101B1 SDi-1 Intro & Graves Theory Dutch v1101
B1 SDi-1 Intro & Graves Theory Dutch v1101
 
A8 Aspects of Cultural Victimology / Aspecten van culturele victimologie
A8 Aspects of Cultural Victimology / Aspecten van culturele victimologieA8 Aspects of Cultural Victimology / Aspecten van culturele victimologie
A8 Aspects of Cultural Victimology / Aspecten van culturele victimologie
 
Interculturele communicatie (nl)
Interculturele communicatie  (nl)Interculturele communicatie  (nl)
Interculturele communicatie (nl)
 
Presentatie postmodern theory 2011
Presentatie postmodern theory 2011Presentatie postmodern theory 2011
Presentatie postmodern theory 2011
 
Bachelorscriptie
BachelorscriptieBachelorscriptie
Bachelorscriptie
 
Identiteit en diversiteit: een ethisch perspectief
Identiteit en diversiteit: een ethisch perspectiefIdentiteit en diversiteit: een ethisch perspectief
Identiteit en diversiteit: een ethisch perspectief
 
De geboorte van het gesticht Jurian Glas 2008
De geboorte van het gesticht Jurian Glas 2008De geboorte van het gesticht Jurian Glas 2008
De geboorte van het gesticht Jurian Glas 2008
 
Onbehagen Bas Heijne
Onbehagen   Bas HeijneOnbehagen   Bas Heijne
Onbehagen Bas Heijne
 
20160623 Eindproduct VDO Jiwan Does
20160623 Eindproduct VDO Jiwan Does20160623 Eindproduct VDO Jiwan Does
20160623 Eindproduct VDO Jiwan Does
 
Lezing johan leman over impact van migratie
Lezing johan leman over impact van migratieLezing johan leman over impact van migratie
Lezing johan leman over impact van migratie
 
Lezing johan leman over impact van migratie
Lezing johan leman over impact van migratieLezing johan leman over impact van migratie
Lezing johan leman over impact van migratie
 
Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Noelle Aarts
Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Noelle AartsBijeenkomst 12 Februari Presentatie Noelle Aarts
Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Noelle Aarts
 
D1 zuiker paul wilbert van leijden mensheidontwikkeling
D1 zuiker paul wilbert van leijden  mensheidontwikkelingD1 zuiker paul wilbert van leijden  mensheidontwikkeling
D1 zuiker paul wilbert van leijden mensheidontwikkeling
 
Cursus dialectisch materialisme diagrammen
Cursus dialectisch materialisme diagrammenCursus dialectisch materialisme diagrammen
Cursus dialectisch materialisme diagrammen
 
MLK lezing_Balkenende_apr2011_lange versie
MLK lezing_Balkenende_apr2011_lange versieMLK lezing_Balkenende_apr2011_lange versie
MLK lezing_Balkenende_apr2011_lange versie
 
Hc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdw
Hc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdwHc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdw
Hc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdw
 
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire PersoonlijkheidDe Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
 
Sadan
SadanSadan
Sadan
 
Kebab en Koningsdag_De mate van geïntegreerde duale identiteit onder allochto...
Kebab en Koningsdag_De mate van geïntegreerde duale identiteit onder allochto...Kebab en Koningsdag_De mate van geïntegreerde duale identiteit onder allochto...
Kebab en Koningsdag_De mate van geïntegreerde duale identiteit onder allochto...
 
The Age of Old-omschrijving.pdf
The Age of Old-omschrijving.pdfThe Age of Old-omschrijving.pdf
The Age of Old-omschrijving.pdf
 

Oudere mannen in Mexico - Bacherlorscriptie Myrthe Felten s4399641

  • 1. 1 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 B A C H E L O R S C R I P T I E Oudere mannen in Mexico Reflectie en kritische analyse op hegemoniale masculiniteit Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies Radboud Universiteit, Nijmegen Myrthe Felten – s4399641 6 juli 2015 Begeleider: Tine Davids
  • 2. 2 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Foto voorpagina: Oudere man in centrum van Avignon, Frankrijk - juli 2005 door Theo Felten
  • 3. 3 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Inhoud 1. Inleiding: mannelijkheid als constructie 5 2. Constructie: hegemoniale mannelijkheid 9 3. Mannelijkheid in Mexico 14 4. Casestudy: ouder worden en ser hombre (man zijn) 18 5. Implicatie: mannelijkheid en ouderdom 24 6. Conclusie: het belang van oudere leeftijd 27 Literatuur 31
  • 4. 4 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5
  • 5. 5 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 1. Inleiding: Mannelijkheid als constructie Het ‘man zijn’ klinkt als een simpel gegeven, als onderdeel van iemands identiteit, maar het is in feite een complex begrip. Zo stelt Connell in haar Masculinities (2005) dat er niet zoiets bestaat als één algemeen, hegemoniaal concept over mannelijkheid. Er bestaan, veeleer, vele verschillende mannelijkheden. Een cruciale factor hierbij is dat mannen niet geboren worden als man, maar dat zij man worden, een argument dat ook aangedragen is door Margaret Mead (Synnott 2001, 215). Gedurende hun leven creëren mannen hun eigen masculiniteit in de sociale context waarin ze opgroeien. Binnen deze context zijn er verschillende genderrollen of mannelijkheden die mannen zich aan kunnen meten. Hierbij moeten ze zich verhouden tot de mannelijke normen en waarden die gelden in deze context. Deze aspecten, die samen een mannelijke identiteit vormen, zijn niet alleen cross-cultureel variabel, maar ook binnen de eigen cultuur heersen er verschillende normen en waarden. Dit wordt beïnvloed door klasse, ras, etniciteit, religie, leeftijd en regio. Masculiniteit bestaat uit verschillende aspecten en samen construeren deze een identiteit (Synnott 2001, 215-216; Kimmel en Messner 1995). Het is dan ook niet makkelijk om mannelijkheid zomaar te benoemen. De mannelijke identiteit balanceert op een horizontaal continuüm en heeft veel opties; in verschillende contexten heersen er andere normen en waarden omtrent mannelijkheid en wat het betekent om een man te zijn (Synnott 2009, 11-54; Gutmann 1997). Zo kan de term mannelijkheid vanuit vier verschillende definities bestudeerd worden (ibid., 386). Alles wat mannen zeggen en doen om een man te zijn; Alles wat mannen denken en doen om een man te zijn; Alles wat de vrouw niet is; en het wordt benaderd vanuit het idee dat sommige mannen als meer mannelijk worden ervaren dan andere, vanwege bijvoorbeeld karakteristieke eigenschappen. Er is geen systematische theorie over mannelijkheid, beargumenteert Synnott (2001, 216; 2009, 11-54). Er zijn een groot aantal verschillende, en soms tegenstrijdige, categorieën en definities. Mannen zijn zowel slechteriken, helden en slachtoffers (ibid. 2001, 216). Ze zijn gewelddadig en dominant, en er zijn verkrachters en vrouwenhaters. Mannen zijn zacht van aard en onschuldig. Ze zijn ook vervangbaar, van een andere planeet dan vrouwen, of afwezige vaders. Ze kunnen slachtoffer van hun eigen biologie zijn, maar ook van feministen, scheiding en voogdijregelingen of moord, zo stelt Synnott. Er zijn vele verschillende analyses en conclusies, die weinig consensus met elkaar hebben, vervolgt hij. Mannen zijn niet allemaal hetzelfde, evenmin compleet verschillend van elkaar. Er is niet zoiets al een ‘hegemoniale man’ (ibid. 2009, 3-4). Maar juist omdat masculiniteit zo’n breed begrip is, bakenen antropologen volgens Synnott concepten over mannelijkheid af, zodat de term
  • 6. 6 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 mannelijkheid een werkbaar begrip wordt in hun onderzoek (2001, 215). Er wordt hierin gebruik gemaakt van verschillende stijlen, methoden, invalshoeken en theoretische raamwerken. Dit biedt een duidelijk beeld over wat het allemaal betekent om een man te zijn. Het toont tegelijkertijd ook dat de term mannelijkheid, net als een onderzoeksonderwerp zelf, mede een gesitueerd construct van de auteur is (ibid.). Het wordt ingekaderd in een zeker raamwerk waar vanuit de auteur kan werken. Masculiniteit is in feite een sociaal construct en dit leidt ertoe dat er vaak wordt gewerkt vanuit de theoretische term hegemoniale mannelijkheid (ibid., 215-216; Kimmel en Messner 1995). Dit literatuuronderzoek richt zich vanuit een antropologisch perspectief op de conceptualisering van de term hegemoniale mannelijkheid. Meer specifiek focust dit literatuuronderzoek zich op de complexiteit van mannelijkheid door in te zoomen op het snijvlak van ouderdom en masculiniteit. Belangrijk hierin is om in te zien hoe er over mannelijkheid is geschreven vanuit dit hegemoniale raamwerk en wat voor inzichten en theoretische toevoegingen de literatuur over ouderdom geeft aan de theoretische inzichten en literatuur over masculiniteit. In hoeverre is er sprake van hegemoniale stereotyperingen en wat voegt de kennis over de intersectie tussen oudere leeftijd en mannelijkheid toe aan deze constructie? Hierin dient een focus op ouderdom en machismo in Mexico als casestudy. Er wordt gekeken naar de implicaties van het weglaten van oudere leeftijd in beschrijvingen van mannelijkheid en welke bijdrage meer kennis over deze intersectie op kan leveren voor de verdere theoretisering van de constructie van mannelijkheid. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van de genderlens. Zo wordt middels oudere leeftijd beoogd om de constructie van mannelijkheid verder te ontvouwen. De volgende vraagstelling wordt hierbij gehanteerd: Welke theoretische bijdrage biedt kennis over de intersectie tussen oudere leeftijd en mannelijkheid in Mexico aan de theorievorming over de constructie van hegemoniale mannelijkheid? 1. Hoe wordt er gebruik gemaakt van de term hegemoniale mannelijkheid? 2. Zijn de aannames die hieruit voortvloeien een construct of inherent proces van mannelijkheid en hoe uit zich dit? 3. Hoe wordt er gekeken naar mannen op oudere leeftijd in Mexico? 4. Hoe verhouden de aannames ten aanzien van oudere leeftijd en mannelijkheid zich in Mexico ten opzichte van elkaar en wat is hier het gevolg van? 5. Wat zijn de implicaties van het negeren van oudere leeftijd en is dit problematisch?
  • 7. 7 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Dit literatuuronderzoek begint vanuit een algemene benadering over masculiniteit, maar wordt geanalyseerd en bekritiseerd vanuit de relatie tussen machismo en ouderdom. Dit wordt gedaan middels aanwezige literatuur aangevuld met illustraties uit eigen onderzoek in Cholula, Mexico. Dit onderzoek vond plaats van 19 april tot 15 mei 2015 en had ten doelstelling om in te zien op welke wijze oudere mannen invulling geven aan het proces van ouder worden in relatie tot het machismo. Hoewel deze literatuurstudie kleinschalig van opzet is, kan het worden gebruikt om – als illustratie en aanvulling op de al aanwezige literatuur – een beter beeld te krijgen over de intersectie van oudere leeftijd en mannelijkheid. Intersectie verwijst naar het snijvlak waar beide termen samenkomen: de relatie ertussen. In het eerste subthema wordt er aangegeven wat er onder hegemoniale mannelijkheid wordt verstaan. Het startpunt hiervan is een beschrijving van algemene literatuur over masculiniteit. Vervolgens wordt dit uitgebreid belicht vanuit een antropologische focus op het machismo in Mexico. Nadat dit besproken is wordt er meer inzicht geboden in de constructie van mannelijkheid in Mexico in relatie tot ouderdom. De implicaties die hier uit voort komen voor de term hegemoniale mannelijkheid worden in het volgende hoofdstuk besproken. In de daaropvolgende conclusie wordt antwoord gegeven op de centrale vraagstelling. Genderlens Er wordt in deze literatuurstudie gebruikt gemaakt van de genderlens. Deze analytische methode biedt een andere manier van kijken naar machtsstructuren die de genderidentiteit beïnvloeden (Davids en van Driel 2002; ibid., 2005). De genderlens bestaat uit drie analytische dimensies. De symbolische, de structurele en de subject dimensie. De symbolische dimensie omvat de discursieve elementen van het script. Het behelst de algemeen geldende normen en waarden binnen de cultuur die de werkelijkheid structureren en macht uitoefenen op de cultuur. Het omvat de symbolen, betekenissen, normen en waarden, ideaalbeelden en stereotypen binnen de cultuur. In deze dimensie krijgen de representaties van mannelijkheid en vrouwelijkheid hun inhoud en ontstaan de cultuur teksten en genderscripts. Het draagt de betekenis van een discours. De structurele dimensie toont hoe het symbolische genderscript binnen de praktijk vorm krijgt. Hoe het machismo zich bijvoorbeeld tot ouderdom verhoudt. Hierin worden structurele verschillen zichtbaar, bijvoorbeeld tussen verschillende klassen, maar ook tussen etnische groepen en leeftijdscategorieën. Met andere woorden, deze dimensie toont hoe het symbolische zich uit. De subjectsdimensie is de dimensie waarin de individuen vorm geven aan hun genderidentiteit. Het toont het proces van
  • 8. 8 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 identificatie van individuen met de verschillende identiteiten of aspecten van identiteit die hen worden aangereikt vanuit de andere dimensies. Deze dimensie toont dus hoe individuen zich verhouden tot de symbolen en hoe ze daarmee omgaan in de praktijk. De drie verschillende genderdimensies staan in constante wisselwerking met elkaar en de subjecten moeten zich constant tot drie dimensies verhouden. Deze verschillende dimensies zijn niet universeel toe te passen. Macht is nergens hetzelfde. Lokale contexten hebben andere betekenissen en opvattingen. Discoursen en betekenissen zijn altijd geworteld in nationale en lokale historie. En ook het globale discours krijgt binnen het lokale een eigen betekenis, zoals de betekenis van mannelijk gedrag. Er zijn dus verschillende realiteiten. De genderlens biedt een manier om te kijken naar de complexe werkelijkheid en hoe genderideeën over, in dit geval, man zijn in Mexico zich uiten. Hoe de drie dimensies zich tot elkaar verhouden wordt bepaald in de onderhandelingsruimte van het subject. Deze room to manouvre is de plek waar de drie dimensies elkaar overlappen. Hier komen de ideeën, normen, waarden, praktijken en het individuele niveau samen. Het toont niet alleen de machtspositie van het genderscript op het subject, maar ook de machtspositie van het subject zelf. Als individu in de context heb je altijd te maken met de scripts die je worden aangereikt van de symbolische en structurele dimensie. Hierbij moeten individuen vaak tussen tegenstrijdige genderdiscoursen jongleren, zoals kennis en geloofssystemen (Davids, van Driel en van Eerdewijk 2010). Deze scripts werken normaliserend, omdat de normen en waarden van deze scripts nu eenmaal de werkelijkheid construeren. Daarom performt het individu de symbolische genderscripts in zekere zin altijd. Een individu is echter nooit honderd procent onder deze machten. Binnen de room to manouvre heb je de agency om invloed en macht uit te oefenen op deze scripts en richting te geven aan je eigen leven, en daarmee ook je eigen identiteit. Hier internaliseert het individu betekenissen en ideeën vanuit de discoursen en komen de genderscripts ook samen met andere identitymarkers als etniciteit, ras, klasse, regio en leeftijd. Agency is de ruimte die het individu hierin heeft om eigen subjectiviteit te kunnen definiëren. Hier zitten de machtswerkingen en hier ontstaat de genderidentiteit aan de hand van het symbolische genderscript en andere identitymarkers. Hier kan je als individu het discours veranderen of verruimen. De room to manouvre gaat dus niet meer om de macht over, maar om de macht om je eigen subjectiviteit centraal te stellen. Hoe zit de constructie in elkaar en hoe beïnvloeden de drie dimensies elkaar? De dynamiek hiertussen vormt juist de discoursen. Er wordt gebruik gemaakt van deze analytische methode, omdat dit een raamwerk biedt waarin de constructie van gender, in deze studie in het bijzonder mannelijkheid, in de verschillende
  • 9. 9 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 lagen geanalyseerd kan worden in relatie met ouder worden. Zo wordt goed zichtbaar hoe het subject zich verhoudt tot het discours, maar ook waar de grens van de normen liggen en wat voor ruimte iemand heeft om vrij te bewegen en om zijn eigen identiteit te construeren. 2. Constructie: Hegemoniale mannelijkheid In 1997 stelt Gutmann (403) dat de term mannelijkheid, tot die tijd, nog te veel voor lief is genomen. Binnen de antropologie is er altijd veel geschreven over mannen, maar, stelt Gutmann, weinig onderzoekers hebben mannen daadwerkelijk bestudeerd als mannen. De meeste etnografieën tonen dat vrouwen omschreven worden als een categorie, terwijl mannen veel minder worden vastgelegd op papier. Mannen worden nog te veel als de norm of het centrale punt gezien omtrent man-vrouw relaties en elke vorm van mannelijkheid heeft een machtspositie (ibid.; Connell 2005, Synnott 2009, 4). “Manhood has served as invisible norm rather than as explicit focus of theory”, zeggen King en Calasanti hierover (2005, 4). Er is onvoldoende aandacht geweest voor ‘mannen als mannen’ binnen de antropologie en veel van wat antropologen hebben geschreven over masculiniteit moet bezien worden vanuit studies over vrouwen of prognoses uit andere studies. Masculiniteit wordt ofwel genegeerd, ofwel gezien als de norm, waardoor een aparte inventaris over hen niet nodig is. In dat opzicht betekent ‘gender’ vrouwen en niet mannen, zo bekritiseert Gutmann (1997, 403). Hij noemt daarbij dat dit niet betekent dat de beurt nu aan de mannen is, maar dat moet worden aangetoond dat mannen niet ‘natuurlijk’ en ‘een en dezelfde’ zijn, maar dat zij in een ‘multigendered’ context bestaan en ontstaan. De afgelopen decennia is er steeds meer aandacht ontstaan voor mannelijkheid en welke betekenissen hier aan hangen. Zo komt ook het academische vakgebied mannenstudies, dat in de jaren ’80 is ontstaan, steeds meer in opkomst (Bevernage 2005, 29-41). Mannenstudies is niet zozeer een concurrent van vrouwenstudies, maar wordt vooral gezien als een noodzakelijke aanvulling op vrouwenstudies. “De verdedigers van mannenstudies zijn het eens met de feministische stelling dat alle wetenschap tot nu toe mannelijk was, maar brengen daar tegenin dat mannelijkheid nooit op zich is bestudeerd,” legt Bevernage uit (ibid., 29). Zij willen mannelijkheid en mannelijke ervaringen in hun sociale, culturele en historische context plaatsen. Ook hier wordt dus rekening gehouden met culturele variabelen en wordt aangekaart dat mannelijkheid nog te veel centraal staat en voor lief is genomen. Mannenstudies is een interdisciplinair vakgebied en ook de hedendaagse antropologie omvat steeds meer studies waarin de man centraal staat en gezien wordt als een subject met
  • 10. 10 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 een genderidentiteit (Connell 2013, 8; Bevernage 2005, 30). Sinds het werk van Gutmann in 1997 is er dus veel nieuwe literatuur over mannelijkheid geschreven, waarin de complexiteit van mannelijkheid beter wordt aangekaart. Toch zijn er nog wel kanttekeningen te plaatsen bij studies over mannen. Zo reflecteert Synnott (2001, 212-217) op de etnografieën van Archetti (1999), Armstrong (1998), Heald (1999) en Ramfrez (1999). Deze vier antropologische werken focussen zich, in verschillende contexten, allemaal op masculiniteit en wat het betekent om een man te zijn. Ondanks dat er expliciete aandacht is voor de mannelijke identiteit, heeft geen van de auteurs aandacht besteed aan de recente literatuur over de complexiteit van mannelijkheid (zie Kimmel en Messner 1995 en Gutmann 1997). Deze literatuur had de auteurs geholpen om hun onderwerp meer te deconstrueren. Synnott (2009, 11) stelt daarbij dat er nog te veel sprake is van generalisaties omtrent mannelijkheid. Hij argumenteert hierover (ibid.): “The tendency to generalize and to stereotype men is problematic: men are heterogeneous, fragmented, diverse, populations, including princes and pigs; heroes, victims and villains; alphas and omegas. The paradox of masculinity, as of femininity, is the diversity, and the difficulties of generalization. The effort to re-think men is necessary, but difficult.” Connell (2013, 8) stelt dat de kennis over mannen niet per se verkeerd is, maar dat het incomplete informatie biedt, wat op zichzelf al misleidend is. “Much research about masculinity takes ‘men’ as preformed and as a category.”, terwijl de mannelijke identiteit in feite beweeglijk en veranderlijk is. Er wordt nog te veel geneigd naar generalisaties, maar ook wordt er nog te veel vastgehouden aan de constructie van mannelijkheid, alsof het een vaststaand iets is. Connell refereert hiermee, net als Synnott (2009, 3-4), aan de constructie van ‘hegemoniale mannelijkheid’. Een construct dat Connell geïntroduceerd heeft, maar sindsdien ook door vele anderen gebruikt is (Connell 1987, ibid. 2005). Hegemoniale mannelijkheid is een koepelterm van mannelijkheid dat verschillen verhult en mannelijkheid als een uniform gegeven definieert (Varley en Blasco 2000a, 121). Het is de geïdealiseerde vorm van masculiniteit in een bepaalde historische en sociale context (King en Calasanti 2005, 13; Connell en Messerschmidt 2005, 218). In welke sociale context dan ook, dit discours structureert en legitimeert de hiërarchische genderrelaties tussen mannen en vrouwen, maar ook onder mannen zelf (Messerschmidt 2012, 58). Het concept wordt gebruikt om twee
  • 11. 11 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 verschillende, maar gerelateerde en onafscheidelijke, dimensies vast te leggen: mannelijke dominantie en de onderdrukking van vrouwen, maar ook om een hiërarchische classificatie in masculiniteit aan te brengen, ook wel geformuleerd als “the hegemony of some masculinities over others” (Messerschmidt 2012, 63; Christensen en Jensen 2014, 63). Hegemonie is dus een vorm van dominantie. Eén zo’n hegemoniaal model dat als dominant en overheersend wordt gezien is het machismo. Er is zelfs gesteld dat de term hegemonie mannelijkheid een wetenschappelijk synoniem is voor de onbuigzame, dominante, seksistische, macho man (Connell en Messerschmidt 2005, 840). Hoewel beide dimensies een fundamentele hoeksteen vormen in de theorie over hegemoniale mannelijkheid (Christensen en Jensen 2014, 63), focust dit literatuuronderzoek zich op de machtsrelaties tussen de verschillende vormen van mannelijkheid. In elke context heeft het ideaalbeeld voor en over mannen een ander invulling, omdat lokale contexten nu eenmaal andere betekenissen en opvattingen hebben over macht (Davids en van Driel 2002; ibid., 2005). De betekenis erachter is altijd geworteld en uitgedragen in een lokale historische en sociale context. Er is dus meer dan één hegemoniaal model (King en Calasanti 2005, 13; Connell en Messerschmidt 2005, 833). Daarnaast kunnen er verschillende ideaalbeelden naast elkaar leven in een sociale context, wat verder belicht zal worden in Mannen in Mexico. Hoewel hegemoniale mannelijkheid statisch is en uniformiteit suggereert, is de term tegelijkertijd ook dynamisch en veranderlijk (ibid., 842-844). In elk geval, de hegemoniale masculiniteit omvat de opgehemelde normen en waarden rondom het man zijn (ibid., 832). Het is het dominante ideaalbeeld over man zijn. Waar dan ook en wanneer dan ook, het discours over hegemoniale mannelijkheid vormt de normen en waarden omtrent mannelijkheid. Het belichaamt de huidige, meest eerbare manier van man zijn en het vereist alle mannen om zich in relatie tot dit prototype te positioneren, zo stellen Connell en Messerschmidt (ibid.). Het is de blauwdruk waaraan de subjecten onderworpen worden en waartoe zij zich moeten verhouden. In werkelijkheid zijn er maar een paar mannen (als ze er al zijn) die de hegemonie daadwerkelijk kunnen uitdrukken en vertegenwoordigen (ibid.; Christensen en Jensen 2014, 62). Niettemin reguleert de hegemoniale masculiniteit de levens van mannen: “Hegemonic masculinities can be constructed that do not correspond closely to the lives of any actual men. Yet these models do, in various ways, express widespread ideals, fantasies, and desires” (Connell en Messerschmidt 2005, 838).
  • 12. 12 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Het is hiermee geconstrueerd ten opzichte van de ondergeschikte en tegenstrijdige vormen van mannelijkheden. Ofwel mannen die anders zijn of doen dan de discours hen voorschrijft, waarin de ene man als minder wordt gezien dan de ander (ibid., 840; Christensen en Jensen 2014, 70). Het gedrag van mannen wordt hiermee gemeten en vergeleken. Mannen proberen de idealen die ingebed zijn in het discours na te leven en ze worden er op afgerekend als ze een masculiniteit performen die als anders wordt gezien dan de hegemoniale (ibid., 62). De hegemoniale mannelijkheid wordt hierbij als representatief discours erkend, zonder te bevragen wat dit betekent voor individuen. Dit kan een negatieve impact hebben op subjecten, omdat zij, terwijl zij juist het onderwerp van gesprek zouden moeten zijn, uit het oog verdwijnen (Whitehead 2002, 93). Zoals het nu is geformuleerd, is de hegemoniale mannelijkheid ontoereikend in de zin dat het geen (of niet voldoende) inzicht biedt in hoe mannen zich als sociale wezens positioneren (Connell en Messerschmidt 2005, 838). Er is een gebrek aan connectie met de werkelijkheid; met de dagelijkse gebruiken en praktijken, de constructie van identiteit en hoe mannen zichzelf presenteren. Het concept, waarmee beoogt wordt mannelijkheid te representeren, is maar moeilijk te combineren met de geleefde mannelijke identiteiten op het subjectniveau (ibid.). Hegemoniale mannelijkheid is dus in gebreke als het aankomt op de conceptualisering van gender identiteit. De dynamiek tussen de drie dimensies van de genderlens, waarbij ook de geleefde werkelijkheid en belichaming van mannelijkheid hoort, wordt nog niet voldoende meegenomen. Hoewel het concept op grote schaal wordt geciteerd en toegepast in de sociale wetenschappen, heeft het om deze reden tegelijkertijd ook veel kritieken ontvangen. Een ander veelgehoord, maar samenhangend, kritiekpunt is dat het slechts verbonden is aan één discours van mannelijkheid (Christensen en Jensen 2014, 62). Het neemt niet in acht dat verschillende discoursen samen kunnen vallen: “There is a multiplicity of sense-making masculinities and the processes of constructing these are complex, contradictory and characterized by ambiguity and subtlety”. Deze constructie rondom mannelijkheid moet heroverwogen worden, omdat het incomplete scripts levert en een vertekend beeld schetst (Connell 2013, 8; Synnott 2009, 4; Spector-Mersel 2006, 67-82). Er moeten nieuwe ideeën over mannelijkheden onderzocht worden en de verschillende vormen van mannelijkheid moeten meer gedeconstrueerd worden. Alleen op die manier kan het debat over mannelijkheid onderhouden en aangevuld worden en kunnen wetenschappers die schrijven over hegemoniale mannelijkheid in gesprek blijven met de wereld (Connell 2013, 12). Connell bekritiseerd dus ook zijn eigen concept en geeft aan dat het zich nog verder kan ontwikkelen. Synnott (2001, 216) zegt hierover heel gevat: “de meest directe manier om te weten wat ‘man zijn’ betekent, is om het de mannen zelf te
  • 13. 13 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 vragen.” Mannelijkheid moet ook bestudeerd worden in de eigen context en er moet rekening worden gehouden met de verschillende aspecten die in deze context een rol spelen, zoals de klasse van een man, maar ook de heersende normen en waarden en de betekenis van mannelijkheid voor het subject. Er moet dus in feite zowel naar de symbolische, als naar de structurele en de subjectdimensie gekeken worden om deze verschillende onderdelen, die de genderidentiteit construeren, te ontwaren. Alleen op deze manier kunnen de verschillende aspecten die aan mannelijkheid ten grondslag liggen gedeconstrueerd worden en de constructies van mannelijkheid zich ontvouwen, geeft Synnott aan (2001, 215-216). Er moet worden gekeken naar de complexe werkelijkheid en de omstandigheden waarin genderideeën over hoe, in dit geval, de man in Mexico, zich uit. Door deze analyse wordt duidelijk dat de hegemonie de dagelijkse praktijk en hoe subjecten vorm geven aan de constructie van mannelijkheid meer moeten bespreken, zodat de geleefde genderidentiteit beter gepresenteerd kan worden in het hegemoniale discours. De kennis over mannelijkheid is een innovatief veld, maar er is nog ruimte om het verder te ontwikkelen (ibid.; Johansson 2006, 352). Een manier om de hegemonie van mannelijkheid verder te ontwikkelen is om oudere leeftijd hierbij te betrekken. Mannelijkheid is al uitgebreid bestudeerd in relatie tot ras, etniciteit, seksualiteit, klasse. Literatuur over mannen verwant aan leeftijd komt ook vrij veel voor – de masculiene verwachtingen voor jongens en volwassen mannen zijn bijvoorbeeld systematisch aangekaart (Thompson 2006, 634). Onderzoek dat vormen van mannelijkheid op oudere leeftijd aankaart, staat echter nog in de kinderschoenen en er is vooralsnog relatief weinig kennis over de relatie tussen oudere leeftijd en mannelijkheid, stelt Thompson. Er wordt zelfs gesteld dat de vorm van mannelijkheid op oudere leeftijd genegeerd wordt ( King en Calasanti 2005; Arber, Davidson en Ginn 2003; Spector-Mersel 2006). Zo stellen Arber, Davidson en Ginn (2003, 15) dat de intersectie tussen gender en ouderdom nog te veel gebaseerd is op de ervaringen van oudere vrouwen en dat mannelijkheid hierin nog te veel genegeerd wordt (zie ook Mann et al 2015, 3). Oudere mannen worden vaak als ‘ungendered’ bestempeld, wat inhoud dat ze niet meer als man worden gezien (Spector-Mersel 2006). Ze zijn geen man, maar ze zijn oud: ondergeschikt en strijdig met de hegemonie. Dit is ook de reden dat er een ‘denial of aging’ is in studies over mannen (Spector-Mersel 2006, 67-82; King en Calasanti 2005, 5-6). Het wordt vaak aangenomen dat oudere leeftijd zwaarder weegt dan de genderidentiteit en impliciet bepaalt hoe ‘de oudere dag’ eruit ziet. (Thompson 2006, 646). Het weglaten van ouderdom in studies over masculiniteit veroorzaakt incomplete scripts, stelt Spector-Mersel (2006, 67-82) en dat is, zoals Connell al stelde, op zichzelf al misleidend.
  • 14. 14 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Wetenschap over de invloed van leeftijd heeft veel te bieden aan de theoretische kennis over mannen en meer kennis over de intersectie tussen ouderdom en masculiniteit zou juist meer toe kunnen voegen aan de wetenschap over hegemoniale masculiniteit: “Studying age relations can render insights into ways that we theorize gender” (King en Calasanti 2005, 19). Aangezien er tot nu nog relatief weinig aandacht is geweest voor oudere mannen en hoe zij omgaan met de normen van mannelijkheid, is het doel van dit essay om aan te tonen hoe oudere mannen zich hiertoe verhouden en hoe verschillende aspecten invloed hebben op hun identiteit. Juist omdat het machismo zo’n typische dominante vorm van mannelijkheid behelst, beperkt deze scriptie zich hiertoe, als vorm en illustratie van de hegemoniale mannelijkheid. Hoe ontvouwt de hegemonie van het machismo zich in combinatie met oudere leeftijd? Alvorens deze intersectie besproken wordt, zal eerst meer inzicht geboden worden over de constructie van mannelijkheid in Mexico. 3. Mannelijkheid in Mexico Mexico is een samenleving die onder andere gefundeerd is op mannelijkheid en mannelijkheid is dan ook een belangrijke heersende waarde (Arciniega et al 2008, 19; Dieleman 2010, 62-74). Een vorm van mannelijkheid die veel wordt uitgedragen is het typische Mexicaanse machismo, ofwel de bekende ‘macho man’ (Gutmann 1996). Steenbeek (1995, 43) omschrijft het als “De cultus van de macho is de meest elementaire en exemplarische uitdrukking van de Mexicaanse cultuur”. Onder deze vorm van mannelijkheid worden onder meer de stereotype en negatieve waarden van het machismo verstaan, zoals het vulgaire, stoere, koppige, dominante of seksuele gedrag van mannen (ibid., 42-47; Gutmann 1996, 64-66; Santamaria 1959; Felten 2015, 77). Maar hoewel het machismo inderdaad een hegemonie is in Mexico, bestaat het niet alleen uit deze normen (ibid.; Gutmann 1996). Zo zijn er ook positieve waarden aan toegekend. Onder andere Gutmann (1996) en Melhuus (1996, 242) hebben een nuancering aangebracht in de veelal negatieve stereotyperingen rondom ‘machomannen’ door aan te tonen dat niet alleen haantjes gedrag of seksualiteit kenmerken zijn van het machismo; het houdt ook in dat mannen genereus zijn, niet egoïstisch, maar zorgzaam en teder. Hierin spelen ook de economische steun die mannen aan hun gezin geven en het vaderschap een belangrijke rol (Gutmann 1996, 50-88). Vaders bereiden hun zonen bijvoorbeeld voor op hun ‘masculiene taken’ later, zoals het verdienen van inkomen. Het is daarbij ook belangrijk om je als vader goed te gedragen. Als je je slecht gedraagt, dan is de kans groot dat je kinderen nog erger worden dan jijzelf. Mannen gaan in werkelijkheid
  • 15. 15 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 heel zorgzaam en actief met hun kinderen om, legt Gutmann uit (ibid.). De macho, in positieve zin, is een gerespecteerde, sociale en eerlijke man die hard werkt en verantwoordelijkheidsgevoel toont (Melhuus 1996, 242). Zowel de positieve als de negatieve aspecten binnen het machismo kunnen gezien worden als een uniforme, hegemoniale vorm van mannelijkheid. Het zijn de twee ideaalbeelden in de samenleving die theoretisch gezien naast elkaar staan. In werkelijkheid lopen deze discoursen dus door elkaar en wordt het beïnvloed door verschillende aspecten (Varley en Blasco 2000a, 121). In feite is de hegemonie van mannelijkheid dus al gedeeltelijk verbroken. Deze twee hegemoniale vormen worden echter vaak nog gescheiden behandeld, en beide vormen van mannelijkheid zijn een discours waar mannen zich toe moeten verhouden en in moeten positioneren (Steenbeek 1995, 42). In deze discoursen moeten ze hun mannelijkheid bewijzen. Niet alleen aan vrouwen, maar vooral aan mannen, inclusief zichzelf. Een man moet zijn mannelijkheid onophoudelijk bevestigen. Machismo structureert dan ook vooral machtsrelaties tussen en onder mannen. Vrouwelijkheid is hier het tegenbeeld van; mannen moeten krachtig en viriel zijn en niet kwetsbaar en passief, zoals vrouwen. Steenbeek (ibid., 42-43) geeft aan dat mannen zich dus kunnen bewijzen door zich hier tegen af te zetten. Hoewel mannen moeten voldoen aan het discours, hebben ze binnen de onderhandelingsruimte wel de mogelijkheid om te kiezen hoe ze dit doen en wat ze uitdragen. Ze kunnen zich afzetten tegen vrouwelijkheid, maar ze kunnen zich ook afzetten tegen de negatieve waarden van het machismo en al doende bewijzen dat ze een goede man zijn. Zo is in mijn eigen onderzoek in Cholula naar voren gekomen dat oudere mannen een negatieve waarde toekennen aan het machismo (Felten 2015, 38). De mannen hebben een uitgesproken negatieve mening over de macho man en ze distantiëren zich hiervan. De genoemde positieve aspecten worden niet gezien als machismo waarden. Het zijn juist deze aspecten waar de mannen zelf blijk van geven. Dit zien zij zelf echter niet, aangezien zij de positieve aspecten toeschrijven aan mannelijkheid en niet het machismo. Ondanks dat zij zich distantiëren van het (negatieve) machismo, beïnvloedt de waarden van het machismo hen wel. Ze zetten zich af tegen de negatieve aspecten door aan te geven dat de ‘macho’ iemand is die zij in het verleden soms wel waren, maar nu niet meer zijn en identificeren zich vervolgens met de positieve aspecten van het machismo. Al doende benoemen ze hun eigen mannelijkheid. Het is ook van belang voor hen om duidelijk te maken dat ze man zijn. Het machismo is een belangrijk deel van het web van betekenissen waar individuen zich in positioneren en in hun sociale interacties aan refereren, zo stelt Steenbeek (1995, 47). De normen en waarden die zij
  • 16. 16 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 hier zelf aan geven, vormen de constituerende elementen van een moreel subject in het hegemoniale systeem (ibid., 42; ibid., 47). De cultus van het machismo wordt herleid naar de ontstaansgeschiedenis van de Mexicaanse natie (Dieleman 2010; Steenbeek 1995, 44). Dit is echter meer een ontstaansmythe die rust op de schade die blanke Spanjaarden achtergelaten hebben. Zo stelde de bekende Mexicaanse schrijver en poëet, Octavio Paz, in 1975 dat het Mexicaanse volk is voortgekomen uit de schoot van verkrachte Indiaanse moeders, minnaressen en hoeren (Paz 1975; zie ook Dieleman 2010; Steenbeek 1995, 44). De mestieze Mexicanen zijn bastaardkinderen van Spaanse vaders, maar worden niet erkend door hen. Mestiezen zijn Mexicanen met een dubbele etniciteit, ze hebben zowel Spaans bloed als inheems bloed (Dieleman 2010, 188). De mannen zouden zich hiervoor schamen en omdat ze niet goed zouden weten wie ze zijn ervaren ze een zekere identiteitscrisis. Het machismo is daarom volgens sommige auteurs niet meer dan een masker dat mannen dragen om hun onzekerheden en angsten achter te verbergen: “The mask of strength and superiority is a way to protect themselves from the lack of a well-defined identity” (ibid.; Paz 1975). Stoer machogedrag wordt in feite gezien als compensatiegedrag voor het gevoel van inferioriteit en eenzaamheid. Hoewel het machismo een specifieke hispanische term is en karakteriserend is voor de Mexicaanse cultuur, is de term machismo vaak universeel gedefinieerd (Gutmann 1996; Santamaria 1959). Het machismo staat ook wel voor ‘male dominance behaviour’, maar ook termen als hanig haantje of bink en stoere manspersoon worden als definities gebruikt (ibid.; ibid.; Encyclo 2015). Veelal wordt er onder een macho een persoon verstaan die zich stoer gedraagt en zich nadrukkelijk en overdreven mannelijk voordoet. Aspecten die ook in de Mexicaanse context naar voren komen. Opvallend hieraan is dat elke uitleg een negatieve klank heeft en alleen de stereotype waarden benoemt. In feite is er ook maar weinig literatuur over de Mexicaanse mannelijkheid geschreven, zowel in de wetenschappelijke, als in de populistische literatuur (Arciniega et al 2008; Gutmann 1996, 3). Arciniega et al (ASU 2008) ondervonden hierbij dat deze literatuur veelal negatief is en Gutmann ondervond dat de verschillen tussen mannen nog niet voldoende worden overzien (1996, 3). Hoe het ook zij, het zijn deze studies waar andere wetenschappers weer op voortbouwen, stellen Arciniega et al (ASU 2008) en Gutmann (1996, 3). Deze “unitary of malenes” is verkeerd en beschadigend en leidt tot stereotypen (Gutmann 1996, 3). Niet alleen is het machismo een ideologisch construct dat herleid wordt naar seksistische ideeën en het mannelijk lichaam, zoals overspel, geweld plegen en alcohol
  • 17. 17 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 drinken, maar het is ook een shorthand om negatief mannelijk gedrag in te plaatsen (ibid., 26). Het hegemoniale machismo wordt hierdoor niet ontkracht, maar alleen maar verder versterkt. De invloed hiervan is dat deze mannelijkheid al doende wereldwijd langs een negatieve meetlat wordt geplaatst, terwijl het Mexicaanse machismo, zoals aangetoond, net als in andere culturele contexten, veel subtieler, meer divers en kneedbaar is dan veelal omschreven (Gilmore 1990; Gutmann 1996, 24). Zo is er ook onder Mexicaanse Amerikanen sprake van een dichotomie in het machismo en correleert het in werkelijkheid niet zo veel met de stereotype en dominante hegemoniale houding als gedacht (Arciniega et al 2008; ASU 2008). De mannen die wel typische karakteristieken van het machismo vertonen zien dit ook niet per se als negatief. Ze zien zichzelf als assertieve mannen die voor zichzelf opkomen en voor hun gezin kunnen zorgen, zo ondervond Arciniega et al (ibid.). Het machismo moet daarom, net als andere sociale constructies rondom iemands identiteit, meer bezien worden als een koepelterm die bestaat uit meerdere lagen. Hoe deze lagen (de symbolen, de structuren en het subject) zich samen verhouden, bepaalt de mannelijke identiteit. Hier is, ondanks de vele uitdrukkingen over het machismo, weinig wetenschappelijke aandacht voor: “The result of this situation, briefly put, is that by capriciously glossing over significant differences among men based on class, generation, region, and ethnicity among other factors, such generalizations have come to invent and then perpetuate sterile ideal types and stereotypes” (Gutmann 1996, 3). Het is ook om deze reden dat Gutmann en Arciniega et al zelf onderzoek hebben gedaan naar het machismo en al doende ondervonden dat deze vorm van masculiniteit niet uniform is, maar meer een processuele flux is (ibid., 18-20; Arciniega et al 2008). Hoe het machismo zich uiteindelijk uit heeft te maken met verschillende aspecten en wordt beïnvloed door twee hegemoniale discoursen. Het kan zich op verschillende manier uiten. Er is geen uniforme masculiniteit die klasse, etniciteit, regio en leeftijd overstijgt (Gutmann 1996, 21; ibid., 163; Arciniega et al 2008; Felten 2015, 77). Hier komt dus in feite hetzelfde naar voren als Connell (2013) ook beargumenteert. Het machismo heeft een belangrijke invloed op de levens van mannen, maar het wordt nog te veel beschouwd als een hegemonie, terwijl er meer naar de complexe werkelijkheid gekeken moet worden: de context waarin de identiteit van het subject tot stand komt in relatie tot zijn klasse, etniciteit, ras, religie, regio en gender. Niet alleen speelt de genderidentiteit namelijk een rol, maar ook de andere
  • 18. 18 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 identitymarkers (Davids, van Driel en van Eerdewijk 2010, 3). Al deze aspecten hebben invloed op de identiteit van mannen en verschillende uitingen van mannelijke identiteiten in Mexico spreken een stereotype notie over het machismo tegen. De stereotype machohouding, waar de wetenschappelijke literatuur op voortbouwt, doet zich vooral voor onder jongeren, vrachtwagenchauffeurs en mestiezen, maar verschilt ook per klasse, zo stelt Gutmann (1996, 243). Elk aspect beïnvloedt de genderidentiteit op een andere wijze. Juist als representatie wordt mannelijkheid echter nog wel vaak als stereotiep voorgesteld (Connell en Messerschmidt 20015, 838; Varley en Blasco 2000a, 121). En, hoewel, mannelijkheid in verschillende lagen bekeken moet worden, wil dit niet zeggen dat er geen bepaalde machtswerking van de hegemoniale discours uitgaat. Mannen moeten zich in relatie tot deze representatie positioneren. De mannen hebben hierin wel de ruimte om meer de positieve aspecten uit te dragen en zich af te zetten tegen de negatieve. Ook kunnen mannen er voor kiezen om de negatieve aspecten uit te dragen, omdat ze zo de rol van de beschermer op zich kunnen nemen. Als het machismo in de context wordt ontleed, dan worden er dus verschillende uitdrukkingen van de machtswerkingen zichtbaar (Synnott 2001, 215-216; Felten 2015, 80). In de volgende paragraaf wordt dit nader uitgewerkt in relatie tot ouderdom. 4. Casestudy: Ouder worden en ser hombre (man zijn) Vergrijzing is wereldwijd een demografisch fenomeen en ook in Mexico is de oudere populatie nog nooit zo sterk gegroeid als in de afgelopen vijftien jaar (González-González et al 2011, 192). Ouderdom neemt steeds meer toe ten opzichte van de jeugd en verwacht wordt dat de Mexicaanse samenleving steeds meer verjaart (Varley en Blasco 2000b, 47; Mendez- Luck, Kennedy en Wallace 2008, 266). Zo was zeven procent van de bevolking in 2008 boven de zestig jaar, 8,6 procent in 2011 en wordt er een jaarlijkse toename van 3,9 procent verwacht (ibid.; Mendez-Luck, Kennedy en Wallace 2008, 266). Er wordt geschat dat 24 procent van de bevolking in 2050 over de zestig is: 35,7 miljoen mensen (Mendez-Luck, Kennedy en Wallace 2008, 266). De Mexicaanse bevolking gaat steeds meer op een omgekeerde piramide te lijken. Er is slechts selecte informatie beschikbaar over de relatie tussen oudere leeftijd en het machismo. In Mexico wordt ouderdom geassocieerd met een ondergeschikte vorm van mannelijkheid, wat ook de reden is dat ouderdom niet wordt betrokken in de literatuur over Mexicaanse mannelijkheid (Varley en Blasco 2000a, 115). De belangrijkste reden dat oudere leeftijd veelal niet betrokken wordt in de Mexicaanse literatuur over mannelijkheid is dat de
  • 19. 19 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 latere levensfase beschouwd wordt als een ondergeschikte variant van de hegemoniale mannelijkheid. Als het al betrokken wordt in de literatuur, stellen Varley en Blasco (ibid., 121), dan wordt het enkel gebruikt als een maatstaf om de jongere, hegemoniale vormen van masculiniteit mee te vergelijken. Oudere leeftijd is onbekwaam of minderwaardig aan de hegemoniale definitie van mannelijkheid, zo stellen Varley en Blasco (2000a, 121): “In its hegemonic form, masculinity privileges some people and dislocates and disadvantages other.” Villereal en Cavazos (2005, 33-41) beamen dit en stellen dat ouder worden gezien wordt als een “loss of machismo”. De consequentie hiervan is dat ouderen ondermijnd worden, omdat ze niet passen in de fundering van de hegemoniale vormen van mannelijkheid in Mexico. Dit wil zeggen dat de identiteit van ouder wordende mannen afgezwakt wordt als het ware: “It ‘degenders’ men” (Varley en Blasco 2000a, 121). De man op leeftijd voldoet niet langer aan het voorgeschreven discours; het ideaalbeeld waar de natie op is gebouwd. Het staat haaks op ‘being a man’, de identiteit die oudere mannen van jongs af aan geleerd hebben uit te dragen (Villereal en Cavazos 2005, 33-41). Ouder worden kan daarom ook door mannen zelf als nadelig worden ervaren. Het beïnvloedt niet alleen de mannelijkheid, het ook wordt ervaren als een verlies ervan. Zo stellen Varley en Blasco (2000a, 121-135) dat mannen die in een verzorgingstehuis geplaatst worden tegen identiteitsproblemen aanlopen. Niet alleen zijn ze geen kostwinner meer en kunnen ze geen financiële bijdrage meer leveren aan hun kinderen, kinderen willen bovendien geen contact meer met ze, omdat ze vroeger ook nooit thuis waren. Daarnaast komen ze terecht op een plek die geleid wordt door vrouwelijke zusters; het tegenbeeld waar zij superieur aan zouden moeten zijn volgens de culturele voorschriften. Ze verliezen de aspecten die ze mannelijk maken. In Depressive Symptoms Among Older Adults in Mexico City (Garcia-Pena et al 2008, 1973) wordt zelfs een link gelegd tussen ouderdom en depressiviteit in Mexico City. 17,4 procent van de mannen tussen de 65 en tachtig jaar vertonen depressieve symptomen en, van degene die tachtig jaar of ouder zijn, betuigt 18,6 procent zelfs depressieve symptomen. De subjecten die Varley en Blasco, Garcia-Pena et al en Villereal en Cavazos beschrijven, kunnen zich als het ware niet meer plaatsen in de symbolische en de structuurdimensie over de hegemoniale mannelijkheid. Achter de hegemonie schuilt de aanname dat de mannen die het mannelijke ideaal belichamen mannen van middelbare leeftijd zijn. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat hard werken, vaderschap en viriliteit hoog in het vaandel staan; aspecten die minder makkelijk uitgedragen worden op oudere leeftijd. Zo gaan oudere mannen van de wereldwijde aanname dat zij een dominante vorm van mannelijkheid belichamen, naar een verzwakte variant hiervan. Ze worden bij voorbaat al benadeeld.
  • 20. 20 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 In Mexico is het, anders dan in Nederland, echter niet de algemene gewoonte om in een verzorgingstehuis geplaatst te worden (Mendez-Luck, Kennedy en Wallace 2008, 266; Gutierrez-Robledo 2002). De meeste ouderen verblijven veelal bij hun kinderen of andere familieleden als ze niet meer in staat zijn om voor zichzelf te zorgen en hun echtgenoot overleden is (Mendez-Luck 266; Varley en Blasco 2000b, 47-48; ibid. 2003, 525). Veelal zijn het de vrouwen die bij familieleden gaan wonen, omdat de man in veel gevallen eerder overlijdt dan andersom (ibid. 2000b; Tout 1989, 289; Knoema 2015a). Als de vrouw echter eerder overlijdt en de man intrekt bij familie, ervaren zij vaak extreme moeilijkheden (Varley en Blasco 2000b, 51). Ook hier verliest de man zijn rol als kostwinner en daarmee het respect van zijn familie. Ook hier is dat gerelateerd aan het feit dat de mannen geen financiële bijdrage meer kunnen leveren en weinig emotionele interesse hebben getoond in hun gezin gedurende hun werkzame leven, maar ook omdat ze geen bijdrage willen of kunnen leveren in de huishoudelijke zorg of bijvoorbeeld willen helpen met huiswerk voor de kleinkinderen (ibid). Ouder worden kan ook de interactie met vrouw en kinderen beïnvloeden (Villereal en Cavazos 2005, 33-41). Zo worden besluiten meer samen gemaakt, maar verwachten de vrouwen bijvoorbeeld ook dat mannen meewerken in het huishouden of de zorg voor de kinderen op zich nemen. Mannen kunnen bovendien veel moeilijkheden ervaren als ze op zichzelf blijven wonen, omdat ze moeite hebben met de eenzaamheid en niet goed voor zichzelf kunnen zorgen, zo leggen Varley en Blasco (2000a) uit. Deze conclusies van Varley en Blasco sluiten aan op Tout (1989, 289) die in zijn Ageing in developing countries stelde dat “the saddest individual is that of the widowed aged man, particularly where incompetence in domestic matters aggravates his abandonment”. Op basis hiervan kan er worden gesteld dat de hegemoniale mannelijkheid de mannelijke identiteit beïnvloedt en mannen ouderdom kunnen ervaren als verlies van mannelijkheid (Varley en Blasco 2000a, 121-135; ibid., 2000b, 47-51). Het lijkt alsof mannen boven de pensioengerechtigde leeftijd opeens niet krachtig en viriel meer zijn, maar kwetsbaar en passief. Ze worden afgeschilderd als het tegenbeeld en hun vrouwen willen ook dat ze zich hier naar gedragen. Het oudere individu verdwijnt in feite uit de genderlens over de hegemoniale identiteit. Deze aanname wordt versterkt door de Engelstalige literatuur over ouderen en mannelijkheid in Mexico. De literatuur die oudere leeftijd bespreekt in Mexico gaat voornamelijk over vrouwen. Het is net alsof zowel man zijn, als oud zijn niet bestaat. Er is ook geen culturele richtlijn om zowel een man te zijn als oud te zijn, stellen Spector-Mersel (2006, 67-82) en Varley en Blasco (2000a, 115-121). Het kan hierdoor een worsteling zijn om een respectabele identiteit op te bouwen en om te voldoen aan het discours.
  • 21. 21 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 In zekere zin verzetten mannen zich ook tegen het ouder worden. Zo geven de respondenten in mijn eigen onderzoek in Cholula, Mexico aan dat zij het proces van ouder worden als iets natuurlijks ervaren, maar spreken hun handelingen dit tegen (Felten 2015, 33). Ik heb gesproken met mannen die in de zeventig zijn en allemaal geven ze aan dat ouder worden oké is, het hoort er nou eenmaal bij. Tegelijkertijd ondervond ik dat elk van deze mannen nog een actief leven leidt, waarin werk en sport een belangrijke rol spelen (ibid., 34-35). Zo werken de meeste mannen door na hun pensioen. Hoewel het plezier hierin een belangrijke rol speelt, spelen ook het inkomen en “to do something, to be usefull” een belangrijke rol bij deze beslissing (ibid.). Degenen die niet meer werken ervaren het als een gemis (ibid., 37). Liever zouden ze nog werken, iets bijdragen. Sporten is belangrijk omdat de mannen graag fysiek en mentaal fit willen blijven en dit lichamelijk fit houdt (ibid., 35). Dit kan in relatie staan tot viriliteit en kracht en kan dus gezien worden als een poging om zo het vrouwelijke kwetsbaar en passief zijn tegen te gaan. Hoewel de mannen dus aangeven het ouder worden te accepteren, tonen ze tegelijkertijd ook verzet tegen oud zijn. Het blijft ook wel degelijk belangrijk om de eigen mannelijkheid te blijven benoemen. Zo komen ook seksuele kenmerken als flirten en ‘actief zijn’ duidelijk naar voren (ibid., 36-37). Bareigenaar Tonio Arroyo Miguales (82) vertelt bijvoorbeeld met een brede grijns op zijn gezicht: “Ik ben dankbaar dat ik nog altijd seksueel actief ben.” Even later lacht hij en grapt tegen mijn vertaler: “Het enige probleem dat ik heb is mijn vrouw genoeg plezieren in bed!” Weduwnaar en fietsenmaker Eulalio Hernandez (76) vertelt trots over zijn ‘female friends’ en dat hij met zijn ‘best female friend’ een weekendje weggaat. Als ik vraag hoeveel female friends hij heeft versta ik alleen het woord “mucho” terwijl Eulalio lacht en met mijn vertaler praat. Het gegeven dat mannen (door)werken belangrijk vinden en graag een financiële bijdrage willen blijven leveren kan ook aangeven dat de mannelijke identiteit belangrijk blijft. “I continue being a man, I still earn the money,” vertelt Neo Nolasco Alminto (73) bijvoorbeeld. In zijn vrije tijd handbalt hij graag, maar hij werkt ook als clown op kinderfeestjes (ibid., 94). Hoewel het ouder worden theoretisch gezien dus haaks staat op ‘being a man’, blijkt dus dat ook oudere mannen hun mannelijkheid uit blijven dragen en benoemen. “You have to be a man”, vindt ook de gepensioneerde Roberto Mendoza (74) als hij aangeeft dat hij liever nog zou werken om geld te kunnen verdienen (ibid., 101). In hun onderhandelingsruimte tonen ze verzet tegen het ouder worden en al doende bevestigen ze alsnog hun mannelijke identiteit, om alsnog aan het discours te voldoen.
  • 22. 22 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Dat er nog sprake is van viriliteit, toont echter niet alleen aan dat oudere mannen zich nog mannelijk kunnen gedragen, het bevestigt juist ook de normen en waarden over mannelijkheid in Mexico. Het biedt een indicatie van de waarde die mannen er aan toeschrijven. In Mexico staat de viriliteit van mannen hoog in het vaandel. “Mexico is een macho society”, waarbij hard werken, ouderschap, verantwoordelijkheid, zorgzaam en sociaal zijn, maar ook seksualiteit belangrijke onderdelen zijn (Gutmann 1996, 50-88; Felten 2015, 77). Deze mannelijke aspecten verdwijnen niet zodra de pensioengerechtigde leeftijd bereikt is. Hoewel de andere waarden ook naar voren zijn gekomen in dit onderzoek, toont juist het feit dat er trots over seksualiteit wordt gepraat de invloed van de normen en waarden op de mannen. Controle hebben over het gezin blijft ook een aanmerkelijke betekenis hebben voor de gesproken respondenten in Cholula, wat deze aanname verder ondersteunt (ibid., 37). Ook het feit dat mannen zo veel sporten, of fit willen blijven, kan hier een indicatie van zijn. Ze willen hun mannelijke lichaam en positie behouden en wellicht zijn ze bang hun identiteit te verliezen als ze niks meer doen. Benaderd vanuit dit oogpunt sluiten deze data juist aan op Garcia-Pena et al (2008, 1973) en Varley en Blasco (2000a, 121-135), omdat zij refereren aan mannen die in een verzorgingstehuis zitten en dus en geen (financiële) bijdrage meer kunnen leveren. De verschillende onderzoeken versterken elkaar, omdat hieruit duidelijk wordt dat de rol van de kostwinner een belangrijk aspect blijft. Indien mannen deze waarde niet meer vervullen, kunnen ze hun mannelijkheid theoretisch gezien niet meer bevestigen, omdat ze niet meer passen in het theoretische, hegemoniale script over man zijn (ibid., 124-125). Ze kunnen zich niet meer verhouden aan ‘being a man’. Als de scheiding tussen mannelijkheid en ouderdom ontmanteld en uitgedaagd wordt, en dus niet simpelweg wordt genegeerd, zoals Varley en Blasco al stelden (2000a, 160), dan je zie dat mannelijkheid een belangrijke rol blijft spelen onder oudere mannen. Ook oudere mannen zijn en worden (nog steeds) beïnvloed door het machismo, blijkt uit de omschreven literatuur en het eigen onderzoek. De betekenis achter het machismo mag dan wel tegenstrijdig en veranderlijk zijn, het stereotype beeld over de macho man informeert nog steeds de dagelijkse discoursen in Mexico (ibid., 116; Gutmann 1996; Melhuus 1997). Zolang de mannen gezond zijn kan het zo zijn dat ze blijven proberen om te voldoen aan de mannelijke rol. Ouderen in een verzorgingstehuis kunnen deze macht verliezen, al lijdend onder een identiteitscrisis. De macho cultus, en de normen en waarden die hierbinnen gelden, beïnvloed iedereen, dus ook de ‘degendered’ mannen (Sobralske 2006, 348-350).
  • 23. 23 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Er komt echter nog iets belangrijks naar voren in deze casestudy in Mexico. Niet alleen tonen de omschreven data in deze literatuurstudie het belang van man zijn aan, het toont ook het belang van leeftijd aan. Ondanks dat de normen en waarden zelf een belangrijke rol blijven spelen, gaan mannen zich ook op een andere manier verhouden tot het machismo. Naarmate mannen ouder worden, worden ze bijvoorbeeld meer down to earth en vreedzamer (Villereal en Cavazos 2005, 36; Felten 2015, 36). Ouder worden is een proces van rustiger worden, maar ook een proces van verandering in gedrag, blijkt uit deze onderzoeken. Mannen op oudere leeftijd geven aan volwassener te zijn en in hun eigen ogen dragen ze de meer mannelijke aspecten van het machismo uit. In feite worden ze minder macho, en meer man. Zo gaan ze bijvoorbeeld ook minder drinken (ibid., 95). In hun eigen optiek zijn de mannen hiermee juist méér mannelijk geworden, omdat zij vooral de negatieve connotatie die zij met het machismo hebben, hebben laten varen en meer de positieve mannelijke aspecten uitdragen, zoals hard werken en zorgen voor kleinkinderen (ibid., 38). Mannen geven aan dat ze de zorg voor hun kleinkinderen belangrijk vinden en dat zij deze taak graag op zich nemen (ibid.; Villereal en Cavazos 2005, 35-36). Leeftijd heeft ze beïnvloed. Ze worden volwassener, rustiger en vreedzamer dan ze waren in hun jongere jaren. Dit sluit aan op de uitspraak van Gutmann (1996, 243), die stelt dat het typische machismo zich onder meer voornamelijk voordoet onder jongeren. De (toen) jongere mannen verhouden zich gedurende hun leven op een andere manier tot het machismo, bevestigen het man zijn op een andere manier. De uitspraken van het onderzoek in Cholula zijn gebaseerd op mestieze mannen uit lagere klassen. De studies van Varley en Blasco, Villereal en Cavazos en Mendez-Luck zijn ook gebaseerd op mannen uit lagere klassen. Juist deze gegevens bevestigen de invloed van leeftijd, omdat door Gutmann (1996, 243) is aangetoond dat het typische macho gedrag zich onder meer voordoet onder mannen met een mestieze achtergrond, maar ook klasse bepaald is. Dit toont dus aan dat er geen uniforme masculiniteit is onder mannen met dezelfde etniciteit of klasse en dat er geen uitspraak kan worden gedaan over de mannelijke identiteit zonder het aspect leeftijd hierbij te betrekken. Er is een spectrum aan mogelijkheden en verschillende aspecten beïnvloeden de mannelijke identiteit gedurende iemands leven, waarin vooral leeftijd toont dat het man zijn veranderlijk is. Leeftijd levert ook het inzicht op dat voldoen aan het ideaal beeld van de hegemoniale man een worsteling kan zijn. Hoewel oudere mannen als ondergeschikt en tegenstrijdig worden gezien, proberen ze zich wel te verhouden tot dit ideaalbeeld en verzetten ze zich tegen het natuurlijke proces van ouder worden. Als zodanig kan het ideaal niet belichaamd worden door de oudere subjecten. Oudere mannen passen immers alleen als ‘ungendered’ in
  • 24. 24 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 dit discours. In praktijk blijkt echter dat de mannen hun mannelijke identiteit behouden, maar dit dus op een andere manier construeren. Het heersende discours benadeelt de oudere mannen, maar de mannen blijven wel hun mannelijke subjectiviteit uitdragen. Bepaalde aspecten van het machismo worden afgevlakt, terwijl anderen juist meer naar voren komen. In feite kan er gesteld worden dat er een kloof is tussen de symbolische dimensie en de andere twee niveaus voor oudere mannen. Dit houdt in dat de normatieve voorstelling van het hegemoniale machismo en de geleefde werkelijkheid voor oudere individuen uit elkaar lopen, waardoor de conceptualisering te kort schiet. Theoretisch gezien kunnen oudere mannen hun man zijn niet meer bevestigen, terwijl de werkelijke geleefde identiteit aantoont van wel. 5. Implicatie: mannelijkheid en ouderdom Zoals omschreven balanceert masculiniteit op een horizontaal continuüm (Synnott 2009, 11- 54). Het is een sociale constructie en in elke gegeven samenleving zijn er verschillende vormen van mannelijkheid. Aan de hand van Mannen in Mexico en de casestudy is duidelijk geworden dat de ‘geleefde mannelijkheden’ onderhandelde performances zijn. Het genderscript bepaalt mede de heersende normen en waarden binnen de cultuur, maar oudere mannen construeren hierin hun eigen mannelijke subjectiviteit. De genderlens onthult hoe de subjecten de achterliggende ideeën over dominantie en onderdrukking hiervan toegeschreven krijgen, maar ook hoe oudere subjecten dit via hun agency blijven onderhandelen en kunnen verschuiven via reproductie van deze normen en waarden (Thompson 2006, 634; Davids, van Driel en van Eerdewijk 2010, 3-4). Zoals benoemd kan de kennis over mannelijkheid zich dan ook verder ontwikkelen wat betreft de constructie rondom hegemoniale mannelijkheid en staat onderzoek, die vormen van mannelijkheid op oudere leeftijd aankaart, nog in de kinderschoenen (Thompson 2006, 634). Noch de generale, hegemoniale scripts in relatie tot oudere leeftijd, noch de gedragsmatige normen van oudere mannen zijn voldoende in kaart gebracht, zo argumenteert Thompson. Ouder worden is een proces waarbij het leven van mannen steeds meer wordt bezien vanuit gezondheid en ziekte, en minder in relatie tot het man zijn. Het overschaduwt als het ware de genderidentiteit (ibid., 633). In de meeste Engelstalige literatuur over Mexico wordt oudere leeftijd nog niet altijd beschouwd als een variabele die geanalyseerd kan worden in relatie tot het machismo of de houding van mannen, buiten dat het gezien kan worden als een maatstaf voor de jongere, hegemoniale masculiniteit (Varley en Blasco 2000a, 121). De invloed van het mannelijke genderscript op het ouder worden wordt in de literatuur onvoldoende belicht en de relatie hiertussen is nog niet
  • 25. 25 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 voldoende duidelijk (ibid.; Mann et al 2015, 14). Oud zijn lijkt geen optie te zijn in het mannelijke continuüm en wordt hiermee te kort gedaan. Middels de casestudy in Mexico is er aangetoond dat mannen zich wel blijven verhouden tot de hegemoniale mannelijkheid. De gegeven data illustreren dat oudere mannen fit en actief kunnen en willen blijven, waarmee ze het stereotype beeld over oudere mannen tegenspreken. Werk en sport maakt het mogelijk voor hen om ‘jonge’ levens te leiden en dit weerspreekt de aanname dat oudere mannen per definitie kwetsbaar en passief worden. Het dient als middel om de relatie met de hegemoniale mannelijkheid te behouden en om aan te tonen dat ze (nog) man zijn (Mann et al 2015, 4). De oudere levensfase heeft echter wel effect op hun leven. De oriëntatie van de mannen verandert bijvoorbeeld. Zo is er meer aandacht voor kleinkinderen en speelt ‘grandfathering’ een belangrijke rol, zo ondervonden ook Mann et al (2015) en King en Calasanti (2005, 13) in Groot Brittannië en de Verenigde Staten. Mannen hebben nu tijd om relaties met (klein)kinderen te onderhouden. Hier blijkt dus hetzelfde als in de case in Mexico. De mannen verliezen hun genderidentiteit niet, ze geven er alleen een andere betekenis aan. Als genoemd worden oudere mannen nog te veel als ungendered benaderd vanuit de hegemoniale mannelijkheid, met uitsluiting als gevolg. Ze plaatsen zichzelf wel langs de hegemoniale meetlat, maar deze voldoet niet meer om zich te kunnen positioneren of om hun subjectiviteit te construeren. Maar als het hegemoniale beeld niet alle mannen omvat, klopt de theorievorming hiervan dan wel? In het vorige hoofdstuk werd gesteld dat er in feite een kloof bestaat tussen deze theorie en de praktijk voor oudere mannen. Maar als er inderdaad een kloof is tussen (de ideale) normen en waarden in de sociale context en hoe dit script wordt geuit, kan de hegemoniale mannelijkheid toch ook niet als zodanig geformuleerd worden? Zo stelt Hearn (2011, 95) bijvoorbeeld: “Theoretically, hegemonic masculinity has limits as a framework for taking on board all the complexities of ageing (men). The complex picture, with men being both given status through ageing and old age but at the same time marginalized, is difficult to encompass or conceptualise within the frame of hegemonic masculinity.” Mann et al (2015, 13) stellen daarom dat mannen niet alleen vergeleken moeten met het hegemoniale ideaal, ofwel met jongere mannen, maar “should be subject to renewed sociological attention in their own right”. Ouderen moeten niet langer gezien worden als
  • 26. 26 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 manier om de hegemoniale mannelijkheid tegen af te meten, maar als legitiem anders dan middelbare mannen (King en Calasanti 2005, 7). Deze systematische en symbolische ongelijkheid beïnvloedt immers alle mannen. Om de constructie te herstructureren moeten we daarom de relaties tussen leeftijden begrijpen en hierbij realiseren dat de genderidentiteit een becoming is (ibid.). Het (zelf)beeld over mannen wordt continu beïnvloed en hergestructureerd gedurende iemands leven en andere factoren gaan een rol spelen gedurende verschillende levensfases (Thompson 1994; Varley en Blasco 120). Ook ouder worden moet daarom als een proces bestudeerd worden (Gutmann en Huyck 1994, 22-41). Terwijl de jongere generatie ouder wordt, nemen mannelijke rollen als werk en succesvol zijn af, maar worden andere aspecten juist weer belangrijker, zoals het zorgen voor kleinkinderen. Zelfs als pensioengerechtigde mannen blijven werken, ofwel, economisch actief blijven, verliezen ze de rol van de kostwinner aan bijvoorbeeld hun zoon, of ze hebben in toenemende mate steeds meer moeite om hun gezin te voorzien. Dit kan leiden tot bijvoorbeeld de identiteitscrisis die Mexicaanse mannen in het verzorgingstehuis ervaren, maar er kan ook simpelweg sprake van zijn dat mannen hun identiteit op een andere manier uiten. We moeten er niet zomaar vanuit gaan dat het verlies van mannelijkheid de levens van mannen dirigeert (Vaillant 1994, 65-84). De mannelijke houding is veranderlijk, niet uniform of permanent. Levensfases zijn juist heel belangrijk. Spector-Mersel (2006,67-82) stelt daarom dat masculiniteit gezien moet worden als een tijdelijk en processueel script. Er hangt een timer aan hegemoniale mannelijkheid. In elke cultuur, op elke tijd en op elke plek. Eigenlijk blijkt leeftijd dus juist een cruciale rol te spelen. Juist deze intersectie deconstrueert de hegemonie en toont dat de mannelijke houding veranderlijk is. Door oudere mannen af te schilderen als een ungendered sociale categorie – of oudere leeftijd simpelweg links te laten liggen – doet geen recht aan het man zijn. Als subject zijn en blijven oudere mannen man. Ze dragen het uit. Hetzij rustiger, het zij in andere mate of op een andere manier: ze zijn man. Zoals ook Varley en Blasco (2000a, 121) al stelden, is oud zijn geen ondergeschikte vorm van masculiniteit. Genderpatronen zijn een belangrijk en inherent onderdeel van de oude dag (Thompson 2006, 646). Het negeren van de cruciale factor van leeftijd levert de genoemde incomplete scripts aan (Spector-Mersel 2006, 67-82). Sterker nog, het voedt de hegemonie (Connell en Messerschmidt 2005, 838). Doordat deze variant van het man zijn niet wordt betrokken in de literatuur over hegemoniale mannelijkheid, wordt dit discours namelijk ook niet ontkracht. Kennis over de relatie tussen oudere leeftijd en mannelijkheid kan de bestaande theorieën over masculiniteit juist verrijken en de hegemoniale idealen tegengaan, zowel in de literatuur, als in onze belevingswerelden (Varley en Blasco 2000a, 21).
  • 27. 27 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Onderzoek over ouderen kan daarbij veel onthullen over de worstelingen die schuilgaan achter het construct van masculiniteit en de verschillende manieren waarop mannen hun eigen mannelijkheid hierin willen definiëren. De hegemonie weerspiegelt niet ‘de oude dag’ met de genoemde gevolgen van dien. Er is sprake van verzet, identiteitscrisissen en tegenstrijdigheid bij oudere mannen. De transitie van ‘being on the centre stage’ naar een pensioengerechtigde man zijn, genereert een kloof tussen het ideaalbeeld en de geleefde werkelijkheid (tussen wat mannen moeten zijn en wat ze echt zijn), waardoor het moeilijk is voor mannen om een plek in de hegemonie te vinden (Mann et al 2015, 4). Bezien vanuit dit oogpunt, faalt deze huidige theorie om tijd en leeftijd als basisdimensie en onderdeel van iemands identiteit te beschouwen. Arber, Davidsion en Ginn (2003, 5) zeggen hierover dat kennis over gepensioneerde mannen de noodzaak toont om een herstructurering van het traditionele hegemoniale discours over masculiniteit door te voeren. In andere woorden, een aangepast hegemoniaal raamwerk. Een raamwerk waarin ook oudere mannen een onderdak geboden wordt. Waar de veranderende rollen en relaties die ontstaan door de afwisselende levenskoers en veranderende omstandigheden ook gerelateerd wordt aan de ‘man op leeftijd’. Meer kennis over de relatie tussen oudere leeftijd en mannelijkheid kan de conceptualisering van hegemoniale mannelijkheid verder bevragen, maar ook de impact van de hegemonie op de performance van de ‘niet hegemoniale man’ aan kaarten (Hearn 2011; Messerschmidt 2012; Mann et al 2015). 6. Conclusie: het belang van oudere leeftijd Mannen en masculiniteiten worden besproken, ingebeeld en afgebeeld (Hearn 1995, 99). Achter deze gedachtegang schuilt op zichzelf de intersectie met leeftijd al. Hetzij in beeld, tekst, praktijk of structuur; mannen worden altijd gezien in relatie tot hun leeftijd. Soms expliciet, maar vaak impliciet, stelt Hearn. Er is een onafscheidelijke relatie tussen mannen en leeftijd gedurende hun hele leven. Uit deze literatuurstudie is gebleken dat genderidentiteit en leeftijd betekenisvolle aspecten zijn voor oudere mannen (zie ook Thompson 2006, 646). In dit literatuuronderzoek is beoogd om duidelijk te maken dat er sterke en stereotype ideeën heersen in Mexico over het man zijn. Stereotype ideaalbeelden die geschaard kunnen worden onder de wetenschappelijke term hegemoniale mannelijkheid. Deze term wordt gebruikt om verschillen te verhullen en legitimeert de hiërarchische genderrelaties onder mannen. In de paragraaf Mannen in Mexico is uitgelegd dat er verschillende hegemoniale discoursen kunnen
  • 28. 28 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 zijn in dezelfde sociale context en ook dat deze in werkelijkheid door elkaar lopen. De subjecten in deze sociale context kunnen zelf kiezen hoe ze zich hiertoe verhouden. Zoals aangetoond gaat er met deze theorievorming ook een verschil tussen oudere en jongere mannen gepaard (Thompson 2006, 646). De aannames die voortvloeien uit de hegemonie toont dat het discours gebaseerd is op jonge mannen en mannen van middelbare leeftijd (zie ook King en Calasanti 2005, 21). De hegemoniale mannelijkheid sluit oudere mannen buiten, omdat ze niet meer als man gezien worden. Er wordt hierbij aangenomen dat oudere leeftijd zwaarder weegt dan de genderidentiteit en dat de leeftijd bepaald hoe ‘de oudere dag er ziet’. Hegemoniale mannelijkheid gaat nog te veel uit van het construct en neemt niet in acht dat ook identiteit een becoming is en een inherent samengaat met ouder worden. De casestudy in Mexico onthult de worstelingen die mannen kunnen ervaren om te voldoen aan de hegemonie en hoe zij op verschillende manieren hun mannelijkheid willen definiëren in relatie tot dit ideaalbeeld. In feite kunnen deze mannen echter helemaal niet voldoen aan de hegemoniale idealen, omdat de hegemonie niet op hen gebaseerd is. In tegenstelling, zij zijn het ondergeschikte en tegenstrijdige beeld waarmee de ‘hegemoniale mannen’ vergeleken worden. De man op oudere leeftijd in Mexico wordt gezien als iemand die haaks staat op ser hombre en als iemand die de ‘macho cultus’ verliest. Het heersende discours benadeelt de mannen bij voorbaat al. Theoretisch gezien kunnen de mannen zich dus ook niet definiëren in relatie tot dit ideaal. Uit de casestudy in Mexico blijkt echter dat mannen niet alleen nog beïnvloed worden door het machismo, de mannen behouden ook hun mannelijke identiteit. Zolang de mannen gezond zijn blijven ze mannelijke idealen zoveel mogelijk nastreven, door bijvoorbeeld fit en werkzaam te blijven. De ouderen die deze macht verliezen, zoals de ouderen in een verzorgingstehuis, lopen wel tegen identiteitsproblemen aan. De masculiene discours drukt nog op de geleefde realiteit, maar de normen liggen eigenlijk te hoog om er nog aan te voldoen. Maar of ze nou wel of niet voldoen aan de hegemoniale waarden, het discours beïnvloedt ook deze ‘degendered’ mannen. De positionering blijft. Hetzij door inzet te tonen om mannelijkheid te blijven uitdragen, hetzij door het als gevoel van verlies te ervaren. Het blijft beïnvloeden, die mannelijke discoursen. Ze identificeren zich er op een andere manier mee, maar de verhouding ermee blijft. Ze verliezen hun genderidentiteit niet, de oriëntatie verandert. De data uit Mexico tonen aan dat ook ungendered mannen zich nog mannelijk gedragen: krachtig en viriel. Het ontkracht de aanname dat oudere mannen per definitie kwetsbaar en passief zijn (King en Calasanti 2005, 6-7). Het gevolg hiervan is dat de aannames, waar de hegemoniale term op rust, de realiteit niet lijkt te beslaan. Er is een zekere kloof tussen het discours en de geleefde werkelijkheid.
  • 29. 29 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Dit impliceert dat het hegemoniale discours in feite niet als zodanig geformuleerd kan worden. Wezenlijk blijkt dat de scheiding tussen de hegemoniale en alternatieve en tegenstrijdige vormen van mannelijkheid problematisch is. In dit onderzoek is onthult dat de stereotype, generaliserende noties over hegemoniale mannelijkheid zich vooral focussen op jonge of middelbare tendensen, maar ook jonge mannen worden uiteindelijk oud. Als de levensfases meer in acht worden genomen dan wordt duidelijk dat subjecten gedurende hun leven van het ideaalbeeld naar de tegenstrijdige categorie worden verplaatst. Deze identiteitsverandering wordt ze misschien te veel opgelegd, omdat is aangetoond dat oud mannen zich helemaal niet ‘tegenstrijdig’ hoeven te gedragen. Deze kennis zwakt de afzwakking van de oudere man dus eigenlijk af. Er is in dit literatuuronderzoek aangegeven dat de constructie rondom mannelijkheid en ouderdom nog vrij wankel staat en het is gebleken dat juist meer kennis over deze intersectie aantoont dat de constructie van hegemoniale mannelijkheid niet allesomvattend is. Juist de analyse van oudere leeftijd en mannelijkheid toont dat een mannelijke identiteit geen vaststaand construct is, maar beïnvloed wordt door levensfases (Spector-Mersel 2006, 67-82). Leeftijd en levensfase spelen een cruciale rol bij de identiteitsvorming van het subject. Het is hiermee een manier om de hegemoniale mannelijkheid te deconstrueren en om de multidimensionaliteit van mannelijkheid te herkennen. Op basis van deze data wordt er gesteld dat oudere vormen van mannelijkheid meer aandacht horen te krijgen. Zeker in een vergrijzende wereld. Kennis over de intersectie tussen oudere leeftijd en mannelijkheid in Mexico biedt al doende een theoretische bijdrage aan de theorievorming over de constructie van hegemoniale, jongere mannelijkheid. Het ontvouwt de complexiteit van het man zijn en bevestigt de argumentaties van bijvoorbeeld Connell (2013) en Synnott (2009) dat bepaalde ideeën en constructies wellicht meer losgelaten moeten worden. In elk geval onder oudere mannen leidt de huidige constructie tot sociale problemen. Oudere leeftijd is een substantieel onderdeel van de levenskoers. Meer kennis over de relatie tussen oudere leeftijd en mannelijkheid kan de conceptualisering van hegemoniale mannelijkheid verder bevragen, maar ook de impact van de hegemonie op de performance van de ‘niet hegemoniale man’ aan kaarten (Hearn 2011; Messerschmidt 2012; Mann et al 2015). Meer kennis over ‘the doing of masculinities’ op oudere leeftijd heeft veel te bieden aan studies die zich concentreren op mannelijkheid (Mann et al 2015, 14). Wellicht is het daarom
  • 30. 30 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 een idee om het effect van man zijn op de lange termijn meer te onderzoeken. Al doende kan mogelijkerwijs het raamwerk ontstaan waarin ook oudere mannen een onderdak geboden wordt. Waar de veranderende rollen en relaties die ontstaan door de afwisselende levenskoers en veranderende omstandigheden ook gerelateerd wordt aan de ‘man of leeftijd’, zodat al doende de hegemonie hergestructureerd wordt op zo’n manier dat ook de onderschikte of tegenstrijdige varianten van mannelijkheid hier een plek in kunnen vinden. Mann et al (ibid., 12) formuleren het als “a softening of the discourse and practice of masculinity”. Een discours dat de kloof tussen de normen en waarden en de geleefde realiteit dicht.
  • 31. 31 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Literatuur Arber, Sara and Kate Davidson and Jay Ginn. 2003. Gender and Ageing: Changing Roles and Relationships. Maidenhead: Open University Press. Archetti, P. Eduardo. 1999. Masculinities: Football, Polo and the Tango in Argentina. New York: Berg. Arciniega, M.G; T.C. Anderson; Z. Tovar-Blank; T. Tracey. 2008. “Toward a Fuller Conception of Machismo: Development of a Traditional Machismo and Caballerismo Scale.”Journal of Counseling Psychology 55, 19-33. Armstrong, Gary. 1998. Football Hooligans: Knowing the Score. New York: Berg. ASU 2008. “ASU professors’ scale sets definitions of ‘macho’ men.” Bezocht op 5 maart 2015 https://asunews.asu.edu/20080428_machismostudy Bevernage, Berber. 2005. “Academische mannenstudies en feministische theorievorming.” Verslagen van het centrum voor genderstudies 14, 25-26. Connell, Raewyn. 1987. Gender and Power: Society, the Person and Sexual Politics. Cambridge: Polity Press Connell, Raewyn. 2005. Masculinities. 2nd edition. London: Polity Press. Connell, Raewyn. 2013. “INTRODUCTION: Master Builders: Research on Men and Masculinities and Directions for Australian Theory and Practice.” Australian Feminist Studies 28 (75): 7-13. DOI: 10.1080/08164649.2012.758079 Connell, Raewyn en James W. Messerschmidt. 2005. “Hegemonic masculinity. Rethinking the concept.” Gender & society 19, 829-859.
  • 32. 32 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Christensen, Ann-Dorte en Sune Qvotrup Jensen. 2014. “Combining hegemonic masculinity and intersectionality.” Norma: International Journal for Masculinity Studies 9, 60-75. Davids, Tine en Francien van Driel. 2002. “Van vrouwen en ontwikkeling naar gender en globalisering.” In Ontwikkeling anders gedacht, essays over de Derde Wereld, geredigeerd door Bas Arts, Paul Hebinck, Ton van Naerssen . Amsterdam: Jan Metz, 60-85. Davids, Tine en Francien van Driel. 2005. “Changing Perspectives.” In The Gender Question in Globalization, Changing Perspectives and Practices, geredigeerd door Tine Davids en Francien van Driel. Aldershot: Ashgate, 3-22. Davids, Tine, Francien van Driel en Anouka van Eerdewijk. 2010. “Governmentalities and moral agents in the local/global nexus: male pre-marital sexuality in Dakar, Senegal.” Globalizations 8, 197-211. Dieleman, Hans. 2010. “amor, amor, amor.” In Maskers, macho’s, manana: over de Mexicaanse werkelijkheid die altijd anders is, geredigeerd door Hans Dieleman: 62- 74. Schiedam: Scriptum. Encyclo 2015a. “Macho”. Bezocht op 4 maart 2015. http://www.encyclo.nl/begrip/Macho Felten, Myrthe. 2015. ‘You have to be a man.’ Ouder worden en mannelijkheid in Cholula, Mexico. Bachelorproef, Radboud Universiteit Nijmegen. Francisco J. Santamaria. 1959. Diccionario de mejicanismos . Porrúa: García-Peña, Carmen en Fernando A. Wagner, Sergio Sánchez-Garcia, Teresa Juárez-Cedillo, Claudia Espinel-Bermúdez, José Juan García-Gonzalez, Katia Gallegos-Carrillo, Francisco Franco-Marina, Joseph J. Gallo. 2008. “Depressive Symptoms Among Older Adults in Mexico City.” Journal of General Internal Medicine 23, 1973-1980 Gilmore, David. 1990. Manhood in the Making. Cultural Conceptions of Masculinity. New
  • 33. 33 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Haven, CT: Yale University Press. González-González, Cesar en Sergio Sánchez-García, Teresa Juárez-Cedillo, Oscar Rosas- Carrasco, Luis M Gutiérrez-Robledo and Carmen García-Peña. 2011. “Health care utilization in the elderly Mexican population: Expenditures and determinants.” BMC Public Health 2011, 11:192. DOI: 10.1186/1471-2458-11-192 Gutiérrez-Robledo, Luis Miguel. 2002. “Looking at the Future of Geriatric Care in Developing Countries.” The journals of gerontology 57, 172-167 DOI: 10.1093/gerona/57.3.M162 Gutmann, Matthew. 1997. “Trafficking in Men: The Anthropology of Masculinity.” Annual Review of Anthropology 26: 385-409. Gutmann, Matthew. 1996. The meaning of Macho: Being a Man in Mexico City.Berkeley: University of California Press. Gutmann, Matthew en Margaret Hellie Huyck. 1994. “Development and pathology in Postparental Men: A community Study.” In Older men’s lives, geredigeerd door Edward H. Thompson. Thousand Oaks: Sage Publications, 65-84. Heal, Suzette. 1999. Manhood and Morality: Sex, Violence and Ritual in Gisu Society. New York: Routledge. Hearn, Jeff. 2011. “Neglected intersectionalities in studying men: Age(ing), virtuality, transnationality.” In Framing intersectionality: Debates on a multi-faceted concept in gender studies, geredigeerd door H. Lutz, M.T.H. Vivar en L. Supik. Farnham: Ashgate, 89-104. Hearn, Jeff. 1995. “Imaging the aging of men.” In Images of aging: Cultural representations of later life, geredigeerd door M. Featherstone en A. Wernick. London, UK: Routledge, 97-115.
  • 34. 34 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Johansson, Tomas. 2006 “Reviewed Work: Handbook of Studies on Men & Masculinities by Michael S. Kimmel, Jeff Hearn, Robert W. Connell.” Acta Sociologica 49: 351-352. Kimmel, Michael and Michael Messner. 1995. Men’s lives. 3rd edition. Boston: Allyn and Bacon. King, Neal and Toni Calasanti. 2005. “Firming the floppy penis: Age, class, and gender relations in the lives of old men.” Men and Masculinities, 8: 3-23. Knoema 2015. “Puebla - Population by Marital Status - Men - Widowers.” Bezocht op 19 maart 2015. http://knoema.com/atlas/Mexico/Puebla/topics/Demographics/Population-by-Marital- Status/Men-Widowers Mann, Robin, Anna Tarrant en George W. Leeson. 2015. “Grandfatherhood: Shifting Masculinities in Later Life.” Sociology, 19 maart. DOI: 10.1177/0038038515572586 Melhuus, Marit. 1996. “Power, Value and the Ambiguous Meanings of Gender.” In Machos, Mistresses, Maddonas, contesting the Power of Latin American Gender Imagery. Geredigeerd door M. Melhuus and K.A. Stolen: 230-270. London and New York: Verso. Mendez-Luck, Carolyn A. en David P. Kennedy, Steven P. Wallace. 2008. “Concepts of Burden in Giving Care to Older Relatives: A Study of Female Caregivers in a Mexico City Neighborhood.” Journal of Cross-Cultural Gerontology 23, 265-282. Messerschmidt, James. W. 2012. “Engendering gendered knowledge: Assessing academic appropriation of hegemonic masculinity.” Men and Masculinities, 15, 56–76. DOI: 10.1177/1097184X11428384 Paz, Octavio. 1975. Het labyrint der eenzaamheid. Amsterdam: Uitgeverij de Arbeiderspers. Ramfrez, L. Rafael. 1999. What It Means to Be a Man: Reflections on Puerto Rican Masculinity. New Brunswick, NJ: Rutgers University Press.
  • 35. 35 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Sobralske, Mary. 2006. “Machismo sustains health and illness beliefs of Mexican American men.” Journal of the American Academy of Nurse Practitioners 18, 348-350. DOI: 10.1111/j.1745-7599.2006.00144.x Spector-Mersel, Gabriela. 2006. “Never-ending stories: Western hegemonic masculinity scripts.” Journal of Gender Studies 15 (1): 67–82. Steenbeek, Gerdien. 1995. “Machismo en marianismo.” In Vrouwen op de drempel. Gender en moraliteit in een Mexicaanse provinciestad, geredigeerd door Gerdien Steenbeek. Amsterdam: Thela Publishers. 42-47. Synnott, Anthony. 2001. “Review: Men and Masculinities.” American Anthropologist 103: 212-217. Synnott, Anthony. 2009. Re-thinking Men: Heroes, Villains and Victims. Surrey: Ashgate. Thompson, Edward H. 2006. “Images of old men's masculinity: Still a man?” Sex roles 55: 633-648. Tout, Ken. 1989. Ageing in Developing Countries. Oxford: Oxford University Press. Vaillaint, George E. 1994. “ ‘Succesful Agina’and Psychosocial Well-Being: Evidence from a 45-year study.” In Older men’s lives, geredigeerd door Edward H. Thompson. Thousand Oaks: Sage Publications, 22-41. Varley, Ann and Maribel Blasco. 2000. “Exiled to the home: masculinity and ageing in urban Mexico.” The European Journal of Development Research 12, 115-138. Varley, Ann en Maribel Blasco. 2000b. “Intact or in tatters? Family care of older women and men in urban Mexico.” Gender and Development 8, 47-55. Varley, Ann en Maribel Blasco. 2003. “Older women’s living arrangements and family relationships in urban Mexico.” Women’s Studies International Forum 26, 525-539.
  • 36. 36 | M y r t h e F e l t e n 6 j u l i 2 0 1 5 Villereal, Gary and Alonzo Cavazos Jr. 2005. “Shifting identity: Process and change in identity of aging Mexican-American males.” J. Soc. & Soc. Welfare 32, 33-41 Whitehead, Stephen M.I 2002.Men and masculinities: Key themes and new directions. Cambridge, UK: Polity.