1. Zaterdag 13 september & Zondag 14 september 2014
EN VERDER
Als je een vallend glas tweeduizend jaar de tijd geeft om
de impact van de klap te verwerken zal het niet breken W7
Alledaagse Wetenschap
Op expeditie met duizenden
blikken bedorven voedsel W6
Geologie
Vulkaanuitbarstingen in een
kelder in München W7
Economie
De échte oorzaak van groeiende
ongelijkheid W8-9
Overal gevaar
Gevallen, verbrand, verslikt. De helft van alle
ongelukken bij jonge kinderen gebeurt in en om het
huis. Twee artsen, elk met drie eigen kinderen, schreven
er een boek over, vol tips. „Bij mij thuis staat geen
theepot op tafel.” W4-5
2. W2 Wetenschap
in samenwerking met
Upload
je CV
Omdat wij i.s.m. AcademicTransfer
wetenschappelijke banen bieden.
En je actuele vacatures kunt vinden
in het Economie-katern en online.
Ga naar
nrccarriere.nl
Nieuwe heup- en knie-
implantaten falen vaak
H
oe betrouwbaar zijn eigen-
lijk de conclusies van stu-
dies waarin geneesmidde-
len of behandelmethoden onder-
ling of met placebo worden vergele-
ken? Het is in ieder geval wijsheid
om niet alle uitkomsten voor zoete
koek aan te nemen, schrijft een
team onder leiding van John Ioanni-
dis van Stanford University (JAMA,
10 september).
De onderzoekers zochten naar ge-
randomiseerde studies waarvan de
onderliggende gegevens opnieuw
waren geanalyseerd in een tweede
publicatie. Ze vonden er 37, niet
bijster veel dus. Wat bleek? Maar
liefst eenderde van die studies
kreeg bij de tweede analyse van het-
zelfde materiaal een andere uit-
komst! In vier gevallen bleek de
conclusie uit het onderzoek precies
het tegenovergestelde van wat eer-
der was aangenomen. Soms is de
tweede conclusie echter niet beter
dan de eerste, waarschuwen de on-
derzoekers. Zo bleek acupunctuur
eerst niets te doen voor hiv-patiën-
ten, maar bleek het in de revisie wel
effectief. Maar dan wel volgens
voorstanders van acupunctuur.
Sander Voormolen
OPHEF & ONZIN
DEZE WEEK
Niemand weet hoe
gezond veiligheid is
E
ens in de twee weken komt er in Nederland een kind-
je om – jonger dan 5. Ongeveer 25 per jaar.
Vermijdbaar?
Achteraf gezien vaak wel. Soms is het ongeluk te bizar voor
woorden en zal zelfs een pathologisch voorzichtige ouder
het ongeluk niet zien aankomen. Twee vrachtwagens
schampen elkaar in een bocht, waarbij een betonplaat op
de stoep ploft waar net een moeder met kinderwagen
loopt. Maar meestal loopt het niet zo.
De artsen en moeders Fieke Slee en Mariëlle Vehmeijer
schrijven in het boek Pas op kijk uit! (zie pag. 4-5 van deze
bijlage) hoe het vaak voorzienbaar fout gaat, hoe ouders de
kans op een kinderongeluk kunnen verkleinen en wat te
doen als het toch gebeurt.
Zou het helpen? Is er nog verbetering mogelijk?
In 1970 verongelukten er nog ruim 400 kinderen. Ruim ie-
dere dag één. Zestien keer zoveel als nu. De statistiek voor
Nederland laat een voortdurende teruggang zien van aan-
tallen verongelukte kinderen. In die 45 jaar zijn speelplaat-
sen beveiligd, zijn er veilige kinderzitjes gekomen, wordt
kinderspeelgoed beoordeeld op verslikformaat en mogelijk
losrakende knopjes, zijn traphekjes in de mode gekomen,
wonen veel meer kinderen in een stedelijke omgeving en
worden veel meer kinderen met de auto naar school ge-
bracht. In die tijd is rotsvast het besef doorgedrongen dat
kinderen niet alleen tegen slechte geestelijke invloeden
moeten worden beschermd – seks, te veel games – maar
ook tegen lichaamsschade.
Dood van een kind, blijvende invaliditeit of een geschon-
den lichaam worden steeds ongewoner. Wordt het daar-
door ook onacceptabel? Neemt het schuldgevoel bij ouders
toe als hun kind tóch iets overkomt? Niemand die het weet.
Hoe was het schuldgevoel nu, hoe was het vroeger?
Worden we overbezorgd? Zijn al die preventieve maatrege-
len uiteindelijk gezond? De overheid talmt met het invoe-
ren van een fietshelmplicht omdat daardoor het enthousi-
asme voor het supergezonde fietsen misschien wat af-
neemt. Worden kinderen door de veiligheidscultuur te veel
beperkt in hun zucht naar avontuur en actieradius? Onder-
zoeken kinderen hun omgeving nog wel genoeg, met bijbe-
horende risico’s? Niemand die het weet.
Wat we wel weten: de ongevalsstatistiek van kinderen ver-
toont nog steeds een gestaag dalende lijn. Er zijn dus nog
vermijdbare ongelukken. Daar is nu de meeste belangstel-
ling voor.
Wim Köhler
Andere uitkomsten na heranalyse
Vijf innovatieve kunstheupen en
-knieën die de afgelopen twee de-
cennia bij veel patiënten zijn geïm-
planteerd zijn niet beter dan de ou-
de modellen. Ze zijn niet veiliger en
ze hebben ook geen langere levens-
duur. Drie moesten zelfs gemid-
deld iets sneller worden vervangen
(The BMJ, 9 september online).
Eén van de vijf, een heupprothe-
se met modulaire opbouw, is eigen-
lijk net zo slecht als de metaal-op-
metaalheupprothesen die de afge-
lopen jaren ongunstig in het
nieuws kwamen. Die op elkaar
draaiende metalen oppervlakken
slijten zo snel dat de patiënten ver-
hoogde metaalconcentraties in
hun bloed hebben. Sommige pa-
tiënten kregen overgevoeligheids-
reacties, gezwellen of andere ziek-
ten door de metalen.
Een falend implantaat is een dra-
ma voor de patiënt. Een kunstheup
inbrengen, en ook een vervanging
daarvan, is een zware operatie
voor vaak oude mensen. Boven-
dien is het moeilijk om een nieuwe
kunstheup aan te brengen op de
plaats waar er al een heeft gezeten.
Het drama rond de metaal-op-
metaal-implantaten leidde op-
nieuw tot discussie over de markt-
toelating van implantaten en medi-
sche hulpmiddelen. Die is veel
makkelijker dan die van medicij-
nen. In Europa is de beoordeling
nog lichter dan in de Verenigde Sta-
ten, waar de Food and Drug Admi-
nistration (FDA) de scepter zwaait.
De FDA wilde, in reactie op het me-
taal-op-metaal-implantatendrama
graag weten hoe goed de andere
‘innovatieve’ heup- en knieprothe-
sen van de afgelopen jaren waren.
De onderzoekers selecteerden
alle innovatieve implantaten die in
theorie beter zouden zijn (minder
slijtage op de draaiende oppervlak-
ken bijvoorbeeld). De ‘overleving’
van het implantaat moest zijn ge-
rapporteerd. De onderzochte inno-
vaties zijn ruim commercieel toe-
gepast. En hun veiligheid was ook
vergeleken met conventionele
technieken. Conventionele heu-
pimplantaten hebben een metalen
kop, of een keramische, en een
heupkom van polethyleen waar die
kop in draait. Onder de niet-betere
implantaten vallen ook de kerami-
sche koppen die in een keramische
kom draaien. Bij één op de acht pa-
tiënten geeft die een hinderlijke
piep.
Wim Köhler
Patiënt heeft net een knieprothese gekregen.
FOTOTHINKSTOCK
Bange baby
‘kleine Albert’
was een ander
Laat een baby een rat zien en maak te-
gelijkertijd een hard geluid: de baby
wordt bang voor ratten en andere
pluizige dieren. In 1920 publiceerde
psycholoog John Watson (1878-1958)
dit onderzoek samen met zijn studen-
te Rosalie Rayner in Journal of Experi-
mental Psychology. Het experiment
met ‘kleine Albert’ werd beroemd –
dat emoties aan te leren zijn, was
nieuw – en later ook berucht. Een ge-
zonde baby werd in een maand een
angstig wrak en Watson deed niet erg
zijn best om te onderzoeken hoe het
de bange baby verder verging.
Psychologen zijn de laatste decen-
nia op zoek gegaan naar die baby. In
2009 schreven drie psychologen in
American Psychologist dat ze ‘kleine
Albert’ gevonden hadden en dat hij ei-
genlijk Douglas Merritte heette. Maar
nu komen andere Amerikaanse psy-
chologen met een nieuwe kandidaat-
baby: Albert Barger. Watson gebruikte
meestal geen pseudoniemen (Ameri-
can Psychologist, september). Het
viertal vond ook andere aanwijzingen
dat deze nieuwe ‘kleine Albert’ de goe-
de is, in onder meer leeftijd, gewicht
en andere medische gegevens. Albert
Barger overleed in 2007. Hij hield niet
erg van dieren, maar of dat door het
experiment komt is niet te zeggen.
Als Albert Barger inderdaad ‘kleine
Albert’ was, is dat goed voor Watsons
reputatie. Douglas Merritte overleed
op zijn zesde aan de gevolgen van een
waterhoofd. Een Californische psy-
choloog schreef in 2012 in History of
Psychology dat Watson deze ziekte van
‘little Albert’ weleens verzwegen kon
hebben. Dat zou wetenschapsfraude
zijn (‘kleine Albert’ was gezond,
schreef Watson). En experimenteren
op een ziek kind is ook weinig ethisch.
Maar hoewel Watson een ‘zorgelijke
neiging’ had om details van het experi-
ment steeds anders te beschrijven – zó
onethisch was hij misschien ook weer
niet. Ellen de Bruin
Advertentie
W
eer ophef over de experi-
menten van de Japanse
onderzoekster Haruko
Obokata met STAP-cellen, stamcel-
len die uit gewone lichaamscellen
ontstonden door een zuurbadje.
Deze week lekten de peer review-
beoordelingen van het frauduleuze
onderzoek uit. Het begon met een
bericht op de site Retraction Watch
die de afwijzende peer review van
Science openbaar maakte. De vol-
gende dag publiceerde de nieuwsre-
dactie van Science een fax met de
initiële peer review van Nature, ge-
dateerd op 4 april 2013. Dat was pi-
kanter, want Nature publiceerde
het onderzoek uiteindelijk in janua-
ri 2014.
De drie anonieme reviewers van
Nature plaatsen serieuze kantteke-
ningen bij het onderzoek van
Obokata en vragen om aanvullend
onderzoek. Een van hen heeft het
over een „magische” benadering.
Waarom het blad het onderzoek la-
ter met slechts kleine wijzigingen
alsnog publiceerde blijft onduide-
lijk.
Sander Voormolen
Review stamcel-
studie gelekt
Acupuncutuur.
FOTOTHINKSTOCK
ZATERDAG 13 SEPTEMBER & ZONDAG 14 SEPTEMBER 2014 W3NRCWEEKEND
BEELD VAN DE WEEK
R
edelijk complete skeletten van zoog-
dieren uit het Jura – de periode tussen
201 en 145 miljoen jaar geleden – zijn
zeer schaars. In Nature staan deze week
prompt drie nieuwe soorten, uit China, en
elk 160 miljoen jaar oud. Ze werpen nieuw
licht op de zoogdierevolutie.
Het dier hiernaast heet Shenshou lui – shen
betekent ‘goddelijk’ en shou is ‘dier’. Verder
zijn er de soorten Xianshou linglong en zijn
verwant Xianshou songae. (Wetenschappelij-
ke soortnamen zonder Griekse of Latijnse ba-
sis zijn in opkomst in fossielenland China.)
De hoofdonderzoekers van deze studie wer-
ken aan het paleontologisch instituut van de
Chinese Academie van Wetenschappen, en
bij het American Museum of Natural History.
Shenshou lui is even groot en zwaar als een
eekhoorn, met lange staart. De beide Xian-
shou’s zijn kleiner: het formaat van een mol.
Maar van moderne eekhoorns of mollen zijn
Shenshou en Xianshou geen familie. Ze beho-
ren tot een diverse diergroep, de haramiyi-
den, die al voor het einde van het Jura was
uitgestorven. Tot eind jaren 90 waren er al-
leen losse tanden van bekend.
De vondst van completere fossielen geeft dis-
cussie, want haramiyiden zijn belangrijk
voor de zoogdierevolutie. Als deze vroege
groep tot de zoogdieren behoort, betekent
dat dat de zoogdieren al vóór het Jura veel-
vormig werden: tegelijk met de dinosaurus-
sen. Dus moeten de voorouders van de huidi-
ge zoogdieren – eierleggende vogelbekdie-
ren, buideldieren en alle ‘gewone’ zoogdie-
ren – toen al hebben bestaan.
De auteurs denken (onder andere vanwege
de wervelkolom en de ribben van Shenshou
en Xianshou) dat haramiyiden zoogdieren
zijn. Maar een andere Chinese groep had vo-
rig jaar in Nature, op basis van een ander fos-
siel, nog het tegenovergestelde beweerd.
Hester van Santen
Goddelijk fossiel
tornt aan visie op
zoogdierevolutie
Minder
dement
PIET BORST
N
a mijn zure column over Souve-
naid, het Nutricia-drankje tegen de-
mentie, kreeg ik mopperklachten.
Waarom mensen hun laatste stro-
halm ontnemen, als je niks beters te
bieden hebt? Ik geef toe, ik heb het niet op stro-
halmen. Die bieden valse hoop in bange dagen.
Volwassen mensen moeten accepteren dat niet
alles te repareren is. Strohalmen kunnen ook
het zicht op werkzame alternatieven benemen.
En die zijn er, want je kunt de kans op dementie
beperken door je hersenbloedvaten in goede
toestand te houden.
Dat wordt wel eens vergeten. We krijgen altijd te
horen dat dementie een degeneratieve ziekte is,
waar weinig aan te doen is. Eiwitklonters hopen
zich op in onmisbare hersencellen en wie pech
heeft krijgt ze sneller dan andere mensen. Die
pech bestaat uit een ongelukkige aanleg, waar-
door die klonters zich makkelijker en dus vroe-
ger vormen. Een massieve inspanning van de
farma-industrie richt zich op het vertragen van
dat klontvormingsproces, tot nu toe met weinig
succes.
Maar dat is niet het hele verhaal. Ook vaatafwij-
kingen in de hersenen kunnen bijdragen aan het
ontstaan van dementie. Dat hersenslagaderen
kwetsbaar zijn, weet iedereen. Het meest dra-
matische is de beroerte, waarbij een vat dat
door aderverkalking is aangetast, het plotsklaps
opgeeft. Het vat kan barsten, en een hersenbloe-
ding geven. Veel frequenter dan barstende va-
ten zijn de bloedvatafsluitingen, waarbij het
weefsel achter de stop afsterft, vergelijkbaar
met een hartinfarct. Een forse beroerte is nogal
eens dodelijk; meestal blijft iemand achter met
een verlamde arm, spraakproblemen, etc.
Zo’n vaatafsluiting komt vaak niet uit de lucht
vallen. Eerder heeft de patiënt al TIA’s gehad,
Transient Ischaemic Attacks, waarbij een aange-
tast vat tijdelijk verstopt raakt, zodat het achter-
liggende hersenweefsel te weinig bloed krijgt.
Wie boft ziet de tijdelijke stoornis weer geheel
verdwijnen, maar vaak blijft er toch een klein in-
farct en is de TIA niet helemaal voorbijgaand.
Zoals kleine hartinfarcten de pompkracht van
ons hart aantasten, zo tasten kleine hersen-
infarcten de functie van onze hersenen aan. Hoe
vaak zulke infarcten voorkomen en wat ze bij-
dragen aan het ontstaan van dementie was lang
de vraag. Daar viel weinig over te zeggen, omdat
die mini-infarctjes niet zichtbaar waren te ma-
ken tijdens het leven. Dat is veranderd door be-
tere beeldvorming, vooral de MRI-scanner, die
dwars door de schedelbotten heen kijkt en ook
kleine herseninfarcten kan zien.
V
an kleine infarcten merkt de patiënt
meestal niet veel, maar er gaat wel her-
senweefsel verloren. De frequentie is
hoog: De Rotterdamse groep van Monique Bre-
teler vond stille infarcten bij 20 procent van de
senioren en analoge getallen komen uit Ameri-
ka. Er zijn nu dokters die denken dat bij drie-
kwart van alle demente patiënten vaatafwijkin-
gen bijdragen aan de dementie.
Wat is er aan te doen? Dat valt gelukkig mee. Al-
le leefregels waar dokters u over aan de kop zeu-
ren helpen: niet roken, minder alcohol, gezon-
der eten, afvallen en meer bewegen. Onprettig,
vooral dat afvallen, maar niet onuitvoerbaar, en
het vermindert ook de kans op hartinfarcten,
etalagebenen en kanker. Het belangrijkste is
echter om een verhoogde bloeddruk aan te pak-
ken. Leidingen onder hoge druk barsten makke-
lijk en dat geldt ook voor de slagaderen in onze
hersenen. Bovendien beschadigt hoge druk de
bloedvaten, waardoor ze eerder verstopt raken.
Die druk moet dus omlaag en dat kan ook. Het
staat wetenschappelijk vast dat een gezond,
COLUMN zoutarm dieet helpt. De geneeskunde heeft ech-
ter meer te bieden dan drastisch afzien: pillen
die de bloeddruk verlagen.
Hoe laag moet die bloeddruk worden? Je zou
denken, hoe lager hoe beter, en daar ben ik ook
als dokter in opgevoed. Maar een al te drasti-
sche bloeddrukverlaging kan averechts werken
bij oude mensen met kwetsbare vaten. Als hart
en hersenen door de bloeddrukdaling te weinig
bloed krijgen, kunnen ook infarcten ontstaan.
De Amerikaanse en Nederlandse richtlijnen
schrijven voor dat de bloeddruk onder de 140
(de systolische of bovendruk) – 90 (de diastoli-
sche of onderdruk) moet blijven, en niet zo laag
mogelijk. Er is altijd wel een combinatie van pil-
len te vinden waarmee die 140-90 te bereiken
valt. Er zijn bijwerkingen: licht in het hoofd, dui-
zelig bij snel opstaan. Niet prettig. Maar zoals
een strijdlustige cardioloog schreef: een gebro-
ken heup is te repareren, maar aan de gevolgen
van een forse hersenbloeding is weinig te doen.
In deze krant is het Souvenaid-drankje van Nu-
tricia bekritiseerd, omdat de klinische testen
slechts een beperkt en nogal aanvechtbaar posi-
tief resultaat lieten zien. Inmiddels is er een con-
ceptrichtlijn voor de behandeling van dementie
van de Nederlandse verenigingen van geriaters,
neurologen en psychiaters aangekondigd. Deze
vakmensen vinden dat Souvenaid niet moet
worden voorgeschreven, ook niet als laatste
hoop in bange dagen. Gelukkig is er een alterna-
tief: houd je bloedvaten in goede conditie. Daar-
van staat wetenschappelijk vast dat het bij-
draagt aan het tegengaan van dementie en daar
zijn dokters het over eens.
Piet Borst is emeritus hoogleraar biochemie aan
de Universiteit van Amsterdam en onderzoeker en
voormalig directievoorzitter in het NKI-AVL. Voor
bronnen zie: research.nki.nl/pietborst
3. W4 Wetenschap
Door Wim Köhler
I
s het gevaarlijk om voor kleine kin-
deren tweedehandsspullen te ko-
pen? Of gebruikte spullen aan an-
dere jonge ouders door te geven?
Bedjes, wagens, zitjes – een opgroei-
end kind past er soms maar een
jaartje in en dan zijn ze weer overbodig.
Speelgoed is ook leeftijdgebonden. Of
raakt uit de gratie.
Kijk of er misschien een veiligheidswaar-
schuwing voor het product bestaat, advise-
ren de schrijvers van Pas op kijk uit!, een af-
gelopen week uitgekomen boek vol infor-
matie, ervaringen en eerstehulpadvies.
Het gaat over alle ongevallen waar nul- tot
vijfjarige kinderen gewond door raken of
door overlijden. En belangrijk: er staan
tips in om al dat leed voor te zijn. Zo zijn er
websites waar oude terugroepacties op
staan, om te kijken of die tweedehands-
spullen veilig zijn, schrijven Mariëlle
Vehmeijer en Fieke Slee.
Overdreven voorzichtig?
Dan is hier het praktijkverhaal van de
twee zussen die gingen winkelen. De baby
vandeeenzatineendraagzakdiedeandere
zus haar had gegeven. Tweedehands ge-
kocht. Na het passen van een jurkje was er
weer even aandacht voor de baby. Die lag
slap en schijnbaar levenloos in zijn draag-
doek.Paniek,maarhetwasnetoptijd.Een-
maal opgepakt en gestreeld begon het
kindjehardtehuilen.Dedraagzakwastwee
jaardaarvoordoordefabrikantteruggeroe-
pen,bleeklater.Erwarenkindjesingestikt.
Die praktijkverhalen in Pas op kijk uit!
zijn hartverscheurend. Een moeder die
pannekoeken wilde bakken, maar de melk
was op. Gehaast stapte ze in de auto, keek
in de spiegels, reed achteruit de oprit uit,
voelde dat ze ergens overheen reed en
hoorde een schreeuw. Ze was over het
been van haar zoon Thijs gereden.
Slee en Vehmeijer hebben die verhalen
uit eigen praktijk geput. Vehmeijer is chi-
rurg, gespecialiseerd in brandwonden.
Slee is arts op de kinder-intensive care. En
allebei hebben ze drie kinderen. Dus erva-
ring met wat er in het dagelijks leven fout
kan gaan. De ernstige gevolgen zagen ze in
hun ziekenhuizen.
Wie hun boek in een keer doorleest be-
kruipt het akelige idee dat die ongelukken
aan de orde van de dag zijn. Dat je voortdu-
rend voorbereid moet zijn op het ergste.
Dat er geen moment van onoplettendheid
mag zijn. Elf hoofdstukken zijn er, van ver-
stikking tot vergiftiging. En daartussen de
amputaties door dichtslaande deuren,
brandwonden door vlammen en hete
vloeistof, verkeersongevallen en de onbe-
doelde verhanging door gordijnkoorden
en sjaals. Je zou bijna vergeten dat het heel
vaak, dag in dag uit heel goed gaat.
„Ja, in de praktijk zien wij het topje van
de ijsberg”, zegt Slee. „En dat is geen leuk
topje.” Vehmeijer: „De afloop van de prak-
tijkgevallen in het boek hebben we vaak
wat gunstiger gemaakt dan we in het zie-
kenhuis meemaakten.”
Jaarlijks overlijden er ruim 25 kinderen
van 0 tot 5 jaar door verkeersongelukken
en privé-ongelukken. Vehmeijer: „En er
worden 6.000 tot 7.000 kinderen na een
ongeluk in het ziekenhuis opgenomen. Het
is onbekend wie blijvend lichamelijk letsel
oploopt. Maar hoe het ook afloopt: ieder-
een draagt zo’n ongeval levenslang bij zich.
Iedereen heeft wel een verhaal over een
buurkind of familielid, of eigen kind dat
een ongeluk kreeg.”
De helft van die ongelukken gebeurt in
en om het eigen huis.
Slee: „In het ziekenhuis zeggen de ou-
ders vaak: had ik maar geweten hoe ik mijn
kind had moeten helpen toen het ge-
beurde. Dat hebben we opgeschreven.
Kijk, medici weten het. De overheid weet
het. Het sijpelt alleen onvoldoende door
naar de ouders.”
In het boek staat kort wat je moet doen
als een kind niet meer ademt, als het geval-
len is, hoe je moet reanimeren. Er zijn zelfs
uitscheurpagina’s met instructies voor rea-
nimatie van een jong kind. De vraag is of
die in panieksituaties leesbaar zijn.
Vehmeijer: „Slechts 15 procent van de ou-
ders heeft een cursus kinder-EHBO ge-
daan. Daar leer je om te durven handelen.
Maar belangrijker is om te voorkómen dat
een normale gezinssituatie plots in diepe
ellende omslaat. Je kunt risico’s vermijden.
Ouders van kinderen die een ongeluk heb-
ben gehad weten vaak helemaal niet dat
iets gevaarlijk is.”
Zoals?
Vehmeijer: „Nou, verslikken in een
druif. Of in zo’n cherrytomaatje. Dat ge-
vaar is vrijwel geweken als je ze doorsnijdt
voor je ze aan een klein kind geeft.” Bij kin-
deren die jonger zijn dan vier is verslikken
de meestvoorkomende dodelijke ongeluk.
De adviezen zijn evidence based, voorzover
beschikbaar. Achterin het boek staan in het
kleinst beschikbare lettertype vier pagina’s
vol met een imposante literatuurlijst. Vast
onderdeel in ieder hoofdstuk zijn de lijstjes
met ‘niet zo, maar zo’, met do’s en don’ts.
Nederland heeft nog een jaar, dan moet
de sterfte onder kinderen tot vijf jaar met
tweederde zijn gedaald, vergeleken met
1990. Dat is fors, maar het lijkt te lukken.
Die daling in kindersterfte is een van de in
Pas op,
gevaar
Geneeskunde
Wat jonge kinderen al niet kan
overkomen. Vinger tussen de deur,
verslikt in een druif. Dodelijk is het
niet vaak, maar de impact is groot.
Twee artsen geven tips in een boek.
Fietshelm In Nederland niet wettelijk verplicht
Een fietshelm voor kinderen is in
Nederland niet wettelijk ver-
plicht. Dat moet wel, vindt De Eu-
ropean Child Safety Alliance. In
het kinderveiligheidrapport over
Nederland uit 2012 wordt de
ontbrekende helmplicht als een
minpunt opgevoerd. De overwe-
ging in Nederland is dat een
helmplicht een barrière vormt
om te gaan fietsen. En dat fiet-
sen erg gezond is. In die redene-
ring weegt de gezondheid van
massaal helmloos fietsen op te-
gen de ongezondheid van de
paar mensen die beschermd
hadden kunnen worden tegen
blijvend hersenletsel als ze een
helm hadden opgezet.
Veel ouders beslissen zelf om
hun kinderen een helm te laten
dragen op de fiets en bij het ska-
ten. Iemand die het minimum-
loon verdient moet in Nederland
vijf uur werken om een fietshelm
te kunnen betalen. Gemiddeld is
dat in Europa 9 uur.
Het meestvoorkomende fietson-
geval bij kinderen tot vijf jaar is
overigens ‘beknelling tussen
spaken of wiel’. Het klassieke en
nog steeds bijzonder pijnlijke
voetje-tussen-de-spaken.
Jaarlijks komen daarvoor 2.000
kinderen op de eerste hulp.
Verdrinken Een omheining om de vijver helpt
Doe de vijver weg. Of als hij moet blij-
ven: span er gaas overheen. Of zet er een
hek omheen waar kinderen niet doorheen
kunnen. Zo’n hek hoort ook om een zwem-
bad in de tuin, vinden de schrijvers van Pas
op kijk uit!. Het moet minimaal 1,2 meter
hoog zijn en het poortje moet zelfsluitend
zijn en goed in het slot vallen. Zo’n omhei-
ning verlaagt de kans op een verdronken
kind met 95 procent. Zulke hekken zijn in
Nederland niet wettelijk verplicht. In veel
andere landen wel. Zelfs rond openbare
zwembaden. In een Europese vergelijking
scoort Nederland laag in de preventie van
verdrinken: zwemlessen zijn niet verplicht
en het toezicht bij badstranden is niet
goed geregeld.
Bij drie op de vijf kinderen die verdrin-
ken gebeurt dat in of om het huis. En bij-
na altijd was er een volwassene aanwezig
die zou opletten, maar die even werd afge-
leid. Een kind in bad doen en dan toch naar
de deur lopen als er iemand aanbelt.
Aan het eind van de dag,
als het chaos is in mijn gezin,
dan is de kans groot dat
er iets gebeurt
Medisch specialist Fieke Slee
ZATERDAG 13 SEPTEMBER & ZONDAG 14 SEPTEMBER 2014 W5NRCWEEKEND
ONGEVALLEN
Sterke afname
In 1970 stierven er nog
4060- tot 5-jarigen in Nederland
door ongelukken en in het ver-
keer. Moord is niet meegeteld.
In 1990 waren het er nog
103In 2012 was dat afgenomen tot
25Dat is vanaf 1990 een daling
van 75 procent. Het jaar 1990 is
nu belangrijk, omdat Neder-
land zich internationaal heeft
vastgelegd om in 2015 een 66
procent lagere kindersterfte te
hebben dan in 1990. Dat is een
millenniumdoel.
2000 geformuleerde VN-millenniumdoe-
len. Meestal gaat het om ontwikkelingslan-
den als die doelen in het nieuws zijn. In de
ontwikkelde wereld stierven in 1990 15 kin-
deren per 1.000 voor hun vijfde levensjaar.
In de landen ten zuiden van de Sahara wa-
ren het er 177 per 1.000. In 2012 is dat ge-
daald naar 6 per 1.000 in de ontwikkelde
landen en 98 per 1.000 in het zuiden van
Afrika, waar de hoogste kindersterfte ter
wereld bestaat. Daar gingen in 2012
3.245.000 kinderen dood voor hun vijfde
verjaardag. In de ontwikkelde landen wa-
ren het er 90.000.
Slee: „De voorspelbaarheid zit vaak in
het onvoorspelbare. Aan het eind van de
dag, als ik met een van de kinderen bezig
ben met zijn huiswerk. En de anderen on-
rustig en hangerig worden. Als het chaos is
in mijn gezin, dan is de kans groot dat er
iets gebeurt. Daarvan moet je je bewust
zijn en je niet laten afleiden.”
Vehmeijer: „Maar op de langere termijn
is veel voorspelbaar. Een kind groeit op.
Het is voorspelbaar dat je kind op een dag
gaat kruipen of lopen. Als je dan nog geen
traphekje hebt...”
Slee, lachend: „Je hoort, we zijn patholo-
gisch voorzichtig.”
Vehmeijer: „Inderdaad. Ik heb thuis
geen barbecue. En er staat ook geen thee-
pot op tafel. Dat heeft met mijn werk als
brandwondenchirurg te maken. Maar los
daarvan. We hebben het boek zo proberen
te schrijven dat we niet bang maken, nie-
mand een schuldgevoel aanpraten, maar
een veilige omgeving creëren. Je moet er
natuurlijk ook niet non-stop bovenop zit-
ten. Een kind moet leren om met risico’s
om te gaan. Nou, laat hem dan op een laag
muurtje spelen met de mogelijkheid dat hij
er van af valt.”
Fieke Slee en Mariëlle Vehmeijer. Pas op kijk
uit! Voorkom de meeste kinderongevallen.
Spectrum. 224 pag. €20,00.
Van de trap gevallen Niet op sokken lopen
Jaarlijks moeten er 3.700 nul- tot vijfjari-
ge kinderen naar de eerste hulp na een
val van de trap. Het is de meestvoorko-
mende oorzaak van een ziekenhuisop-
name in die leeftijd. Driekwart van de
ouders van wie het eerste kind al kan
kruipen heeft nog geen traphekje
geïnstalleerd.
HetzijnalarmerendecijfersdieSleeen
Vehmeierovertrappenenvallenople-
pelen.Ergjongekinderenvangeneen
valooknietgoedopmethunarmen.En
zehebbeneenrelatiefzwaarhoofd,
waardoorzevakerophunhoofdterecht-
komen,schrijvendeauteursooknog.
Maar het valgevaar begint al voordat
een kind kan lopen. Een moeder die
met haar baby van de trap loopt moet
de leuning vasthouden en niet op sok-
ken lopen, adviseren Slee en Vehmeijer.
En leg nooit spullen op de traptre-
den. Een trap in een huis waar kleine
kinderen wonen moet boven én onder
een traphekje hebben. En vooral dat
bovenhek moet met schroeven in de
muur zijn vastgezet.
Keuken Brandwonden door hete vloeistoffen
De keuken staat vol potentiële onge-
lukveroorzakers. Het hoeft niet eens
een hete frituurpan met vet te zijn. Een
waterkoker met een lang snoer dat over
het de rand van het aanrecht hangt.
Daar kan een klein kind aan trekken.
Houd die snoeren dus kort, adviseren
Slee en Vehmeijer.
Brandwonden door stoom en kokend
water zijn net zo erg als brandwonden
door een vlam. Driekwart van de brand-
wonden bij kleine kinderen ontstaat
door hete vloeistoffen. Niet door vuur.
Het grijpen naar pannen die op het for-
nuis staan, of het vastpakken van een
nog hete ovendeur kan akelige brand-
wonden geven. Zet pannen dus bij
voorkeur op de achterste pitten. Of ei-
genlijk: kleine kinderen horen niet
thuis in een keuken die in bedrijf is.
Daar komt het op neer. Slee en Vehmeij-
er suggereren om met een traphekje de
keukeningang af te sluiten. En ga nooit
met een kind op je armen met de pan-
nen op het gasstel bezig.
Verslikken Ook een knakworst is gevaarlijk
Munten, ballonnen, loslatende
speelgoedonderdelen en batte-
rijtjes zijn berucht, omdat kleine
kinderen zich erin kunnen ver-
slikken. Minder bekend is dat
samendrukbaar voedsel, zoals
druiven en tomaatjes, maar ook
knakworst, gevaarlijker is. Die
veroorzaken moeilijk te verhel-
pen verslikking. Ze komen klem
te zitten in de luchtpijp. Verslik-
ken is niet alleen de belangrijk-
ste oorzaak van dodelijke onge-
vallen bij kinderen tot vier jaar,
het is ook de belangrijkste oor-
zaak van blijvende invaliditeit.
Zuurstoftekort kan de hersenen
blijvend beschadigen. Kinde-
ren kunnen zich verslikken in
ieder klein voorwerp dat door
een wc-rol past, geven Slee en
Vehmeijer als praktische maat.
Niet praten met volle mond – be-
kend als fatsoensadvies – ver-
laagt de kans op verslikken. Net
zoals goed kauwen en niet lo-
pend en niet liggend eten. Kin-
deren jonger dan vijf moeten
ook geen noten, zaden,
snoepjes en gedroogde
vruchten eten. En winegums
en spekkies kunnen ze niet ver-
werken, want die kauw je met
een malende beweging die klei-
ne kinderen nog niet beheersen.