SlideShare a Scribd company logo
1 of 138
Download to read offline
COLLECTIE
PLAN 2.0
het Zuiderzeemuseum duurzaam in context
2013-2016
Definitieve versie 30 oktober 2013
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Inhoud pagina 2 van 138
INHOUD
Inhoud.............................................................................2
VOORWOORD...................................................................3
DEEL 1. Inleiding..............................................................4
Hoofdstuk 1. Missie en verzamelgebied ...........................4
Hoofdstuk 2. Positionering...............................................7
DEEL 2. De collectie op hoofdlijnen................................ 14
Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving ................................. 14
Hoofdstuk 4. Collectievorming ....................................... 21
Hoofdstuk 5. Behoud en beheer .................................... 27
5.1. Onroerende collectie ............................................... 27
5.2. Maritieme collectie ................................................. 31
5.3. Overige roerende collectie ......................................34
5.4. Rekwisieten............................................................36
5.5. Depotbeheer...........................................................38
5.6. Veiligheid en verzekering .......................................40
Hoofdstuk 6. Collectieregistratie en -documentatie .......45
6.1. Informatieplan ........................................................45
6.2. Registratie ..............................................................46
6.3. Documentatie ......................................................... 51
Hoofdstuk 7. Gebruik van de collectie ............................54
7.1. Onderzoek ...............................................................54
7.2. Educatie..................................................................59
7.3. Presentaties ............................................................65
7.4. Bruikleenverkeer ....................................................78
7.5. Publicaties ..............................................................80
7.6. Nieuwe media.........................................................84
7.7. Exploitatie & secundaire processen .........................88
DEEL 3. Samenvatting en actiepunten............................92
Hoofdstuk 8. Beleid en acties ........................................92
Hoofdstuk 9. Planning ...................................................96
Hoofdstuk 10. Organisatie............................................ 100
Hoofdstuk 11. Begroting ............................................... 102
FOTOVERANTWOORDING ............................................. 104
BIBLIOGRAFIE.............................................................. 105
BIJLAGEN......................................................................107
Bijlage 1 – Overzicht deelcollecties .............................. 108
Bijlage 2 – Beschrijving deelcollecties (2007) .............. 109
Bijlage 3 – Deltaplancategorieën cultuurbehoud..........134
Bijlage 4 – Organogram ...............................................136
Bijlage 5 – Plattegrond buitenmuseum ........................137
Bijlage 6 – Plattegrond binnenmuseum .......................138
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Voorwoord pagina 3 van 138
VOORWOORD
Dit collectieplan is de opvolger van het collectieplan, dat toenmalig hoofd Collecties Anton
Kos in 2006 opstelde, en dat in 2007 door de directie werd vastgesteld.1
Die versie 1.0 was
de eerste zet in de integrale professionalisering van het collectiebeheer, bestaande uit een
gedegen onderzoek naar het ontstaan en de oorsprong van de collectie en een uitvoerig
overzicht van de materiële collectie.2
Het bevatte evenwel geen prioriteiten en actiepunten
voor de volgende jaren, geen aandacht voor de immateriële collectie, voor rekwisieten, voor
het gebruik van de collectie, en evenmin onderbouwde het de vernieuwing die vanaf 2006
door de nieuwe directie werd ingezet.
De uitdaging nu bestaan daardoor niet louter in een update van de collectiebeschrijving, bij
voorkeur logisch en niet louter alfabetisch ingedeeld, maar in de ontwikkeling van een
collectiebeleid op langere termijn.
en Regio. Een collectiebeleid dat een duurzame balans tussen vernieuwing en behoud
onderbouwt, zich uitspreekt over de veranderende verhouding tussen collectie en
rekwisieten, de verbinding van het museum met de bewoners van de regio versterkt, met
aandacht voor immateriële cultuur. Omdat ik ervan overtuigd ben dat dit collectieplan alleen
bewoners, heet dit collectieplan 2.0 .3
Een plan schrijven betekent ook keuzes maken. Ik heb er ten eerste voor gekozen om in dit
plan te focussen op waar het museum gedurende de volgende vijf jaren concrete verandering
en verbetering zal realiseren. Ik heb daarom geen uitvoerige statusupdates van alle
individuele deelcollecties geschreven, maar ik heb de beschrijvingen uit 2007 als bijlage
toegevoegd. Met de voorziene verbeteringen en een volledig operationeel
collectiemanagementsysteem wordt de update over vijf jaar trouwens heel wat makkelijker.
Ten tweede legt dit plan de nadruk op profiel, beheer en gebruik. Omdat het gebruik is
uitgewerkt, kan dit plan ook dienen als onderzoeksplan, presentatieplan en publicatieplan
(zowel op papier als in nieuwe media).
Dit collectieplan is klaar op het moment dat er bij het museum zelf in vijf jaar tijd drie
directiewissels hebben plaatsgevonden en verschillende overheden volop hun cultuur- en
erfgoedbeleid herdefiniëren. Het plan houdt hiermee zoveel als mogelijk rekening en grijpt
de kansen die zich daarbij aandienen. Ik ben hoopvol dat dit collectieplan, evenals het
beleidsplan 2011-2016 waarvan het een uitgewerkt onderdeel is, door zijn zin voor de
veranderende realiteit de volgende jaren zal worden uitgevoerd.
Hierbij wil ik graag dank betuigen aan alle collega s van het Zuiderzeemuseum en andere
culturele en andere instellingen die hebben bijgedragen aan de inzichten in dit plan, in het
bijzonder alle medewerkers van de sector Collecties & Presentaties, het management team en
de directie.
Kris Callens
hoofd Collecties & Presentaties
september 2013
1
Kos 2007.
2
Naar aanleiding van de verzelfstandiging in 1993 schreef toenmalig adjunct-directeur Robert Zijp een summier
collectieplan 1994-1998: Zijp 1993.
3
Dit collectieplan volgt de Handreiking voor het schrijven van een collectieplan: ICN 2008. Als bijkomende checklist is
gebruik gemaakt van de Duitse handreiking: Deutscher Museumsbund 2011.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 1. Missie en verzamelgebied pagina 4 van 138
DEEL 1. INLEIDING
HOOFDSTUK 1. MISSIE EN VERZAMELGEBIED
1.1. Missie en strategische doelen
Het Zuiderzeemuseum heeft als missie:1
Het Zuiderzeemuseum richt zich op de geschiedenis, de actualiteit en de toekomst van de
voormalige Zuiderzee. Gemeenschappen, ambachten en water staan centraal. Het is een
museum van de regio, dat door zijn activiteiten, aanpak een internationale uitstraling en
publieksbereik heeft.
Met de actualisering van de culturele biografie van de Zuiderzeeregio wil het museum een
maatschappelijke bijdrage leveren aan het eigenaarschap van het gebied als
gemeenschappelijk erfgoed.
Bij de uitwerking van die missie zijn er drie, gelijkwaardige strategische doelen:
1. De relevantie als erfgoedinstelling maximaliseren
2. Het publieksbereik maximaliseren
3. De efficiëntie maximaliseren
Ook voor het collectiebeleid zijn deze drie strategische doelen gelijkwaardig na te streven.
Concreet heeft het collectieplan aandacht voor de volgende strategische acties:
1.1. W(ater).A(mbacht).T(ijd).E(rfgoed).R(egio) als relevant kader voor de Zuiderzee vandaag

 water-aanbod voor alle doelgroepen van het museum
 samenhang van cultuurhistorische aanpak en hedendaagse reflectie
1.2. Eén identiteit: Zuiderzeemuseum
 hedendaagse lading van het begrip Zuiderzee
 duidelijke verbinding en verhouding tussen buitenmuseum en binnenmuseum
1.3.Samenwerken
 het museum als opdrachtgever voor de creatieve industrie
 samenwerking met de gemeenschappen in de Zuiderzeeregio
2.2. Integrale beleving
 jaarlijks een geïntegreerd programma rond één jaarthema
2.3. Educatieve meerwaarde
 participatie door bezoekers en gebruikers
 thematische dossiers (o.a. voor het onderwijs)
2.4. Meer bezoekers en gebruikers
 gepaste producten voor de verschillende doelgroepen
 presentaties extern, online en in situ
 spreiding over het hele kalenderjaar
3.1. Meer inkomsten
 meer en structurele externe middelen
3.2. Minder kosten
 flexibele inzet van personeel
3.4. Meer kwaliteit
 eenduidige besluitvorming (hier vooral met betrekking tot acquisitie)
 kwaliteitssysteem (hier met betrekking tot collectieprocedures volgens de SPECTRUM-
standaard)
(De strategische acties 2.1. Publiek kennen en 3.3. Actieve marktbenadering zijn minder
rechtstreeks van toepassing op het collectiebeleid, maar indirect natuurlijk wel cruciaal.)
1
Zuiderzeemuseum 2010: 3.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 1. Missie en verzamelgebied pagina 5 van 138
1.2. Doelgroepen
Het Zuiderzeemuseum wil een breed Nederlands en internationaal publiek aanspreken, maar
erkent dat het voor verschillende externe doelgroepen verschillende producten moet
aanbieden en die elk op gepaste wijze in verschillende markten moet promoten.
Daarom onderscheidt het museum twee externe doelgroepen:
1. Potentiële bezoekers:
a. Consumenten:
1. Gezinnen met kinderen t/m 12 jaar
2. Senioren
3. Ervaren museumbezoekers, waaronder designliefhebbers
b. Groepen:
3. Scholieren, scholen en leerkrachten basisonderwijs (BO), voortgezet onderwijs
(VO) en volwassenenonderwijs
c. Buitenland:
1. Toeristen
2. Reisindustrie: touroperators, reisorganisaties, intermediairs (professionele
tussenpersonen en wederverkopers van individuele- en groepsreizen
2. Stakeholders
a. Vrienden van het Zuiderzeemuseum
b. Decision makers voor georganiseerd groepsbezoek, groepsreizen voor bedrijfsuitjes en
verenigingen
c. Sponsoren en fondsen:
1. Structurele sponsoren, waaronder leden van de Sociëteit Zuiderzee
2. Eenmalige sponsoren
3. Fondsen
1.3. Verzamelgebieden
Het Zuiderzeemuseum heeft twee
verzamelgebieden.
Het eerste verzamelgebied is de
cultuurhistorische context van het verleden,
heden en toekomst van het voormalige
Zuiderzeegebied, nu opgedeeld in Waddenzee,
IJsselmeer, Markermeer, Noordoostpolder en
Flevoland. Op die basis is vanaf het ontstaan
het geografische verzamelgebied, ongeveer 1/3
van Nederland, ten opzichte van en in overleg
met het Nederlands Openluchtmuseum in
Arnhem afgebakend.
W.A.T.E.R., vermeld in de strategische actie 1.1.,
staan centraal en worden hieronder verder
uitgewerkt. Het Zuiderzeemuseum verzamelt
materieel en immaterieel erfgoed vanuit de
betekenis in de cultuurhistorische context van
de regio, niet vanuit materiële eigenschappen.
Materiële deelcollecties van zeer uiteenlopende aard (onroerende collectie, maritieme
collectie, beeldende kunst, toegepaste kunsten, gebruiksvoorwerpen, documentatie) worden
gehandhaafd om het overzicht te behouden en om het beheer te organiseren. De
Afb. 1 Lucas Jansz Waghenaer, Eerste gedrukte kaart van de Zuiderzee op groot
formaat, koperdiepdruk, 1583-1590, inv. nr. 005038.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 1. Missie en verzamelgebied pagina 6 van 138
deelcollectie vaartuigen, afkomstig uit heel Nederland, is de meest diverse van het land.
Aanvullend op de collectie heeft het Zuiderzeemuseum rekwisieten in gebruik en op
voorraad.
Het tweede verzamelgebied is de reflectie op de cultuurhistorische
context in hedendaagse kunst, vormgeving, mode en fotografie van
internationale kwaliteit. Deze reflectie vervult een centrale rol in de
continue waardering van de cultuurhistorische collectie en context, maar
vice versa is het Zuiderzeemuseum ook een lage drempel voor een breed
publiek naar hedendaagse kunst, vormgeving, mode en fotografie. Om deze verbinding in
twee richtingen te doen slagen is een concrete verbinding1
met de cultuurhistorische collectie
cruciaal, een verbinding met specifieke gemeenten in de regio niet.
Het Zuiderzeemuseum heeft met deze twee verzamelgebieden een
hybride karakter. Het verbreekt waterscheidingen tussen heden en
verleden, tussen kunst en geschiedenis, tussen verzamelgebieden.2
Door de uitdrukkelijke aandacht voor toekomstige mogelijkheden in
de cultuurhistorische context en voor cultuurhistorische referenties
in de reflecterende collectie smeedt het de ogenschijnlijke
tegenstrijdige aandacht om tot een verbindende kracht en een
hedendaagse referentie. Door de verbinding met de
gemeenschappen in de regio heeft het Zuiderzeemuseum ook een
duidelijke rol als maatschappelijke instelling. De gemeenschappen
voelen zich nog steeds mede-eigenaar van het erfgoed: zij hebben er
kennis over, hebben er belang bij en willen er invloed op uitoefenen.
Het museum beheert de collectie en is de spin in het web van dit
dynamische proces.
Gezichtsbepalend voor het Zuiderzeemuseum zijn de onroerende
collectie met historische interieurs, ruimtelijk samengebracht in
het buitenmuseum, de maritieme collectie inclusief varende
schepen en de collectie van hedendaagse reflectie.
Het verzamelbeleid met betrekking tot de twee verzamelgebieden is
hieronder uitgewerkt (zie 2.2. Collectievorming).
1
De belangrijkste verbindingsvormen zijn materiaal, techniek, thematiek of iconografie.
2
Raad voor Cultuur 2013: 26.
Afb. 2 Kiki van Eijk, Homecrafts uit de Zuiderzee
Settings, tulpenhout en keramiek, 2010, inv. nr.
023951.
BELEID: Het Zuiderzeemuseum is
een hybride museum met
cultuurhistorie en hedendaagse
reflectie.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 7 van 138
HOOFDSTUK 2. POSITIONERING
Met zijn hybride karakter positioneert het Zuiderzeemuseum zich als een erfgoedinstelling
die actief deelneemt aan het maatschappelijke debat
op zich komen ook voort uit de kracht van de museale collectie en de aansluiting op
de actualiteit. Het museum zet het nationale thema water op de kaart, maar evenzeer de
overeenkomsten en diversiteit van de Nederlandse bevolking en nieuwe mogelijkheden voor
de Nederlandse nijverheid. Het museum communiceert met het publiek op een menselijke
maat : niet objecten maar mensen staan centraal, met de materiële cultuur
als spoor, drager, relikwie van de menselijke activiteit. Ook de kunstenaars en vormgevers
die op de cultuurhistorische context reflecteren, ervaren die menselijke maat als een kwaliteit
en werken vaak precies daarom met het Zuiderzeemuseum samen. In een wereld waar
relaties vluchtiger en virtueler worden, gaat het museum een band aan met bezoekers over
de generaties heen, en het verankert die band in de fysieke ruimte van het museum. In het
museum staat de leefwereld van Nederlanders centraal, ook al zetten de
weersomstandigheden het publiek vaak aan het denken over hoe knettergek Nederlanders
wel zijn (geweest) om zo hardnekkig in hun door water doorzeefde land te leven. Het
de investering die de gemeenschap in het museum doet. Met het aanbod van een leuk dagje
uit waarbij je ook wat leert deze combinatie motiveert 65% van de bezoekers1
is het
museum binnen de belevingseconomie de lage drempel naar Nederlands erfgoed, ook
voor buitenlandse gasten. Deze lage drempel wordt ook gevormd doordat de collectie het
dagelijks leven aan de Zuiderzee weerspiegelt. Door zijn omvang is het Zuiderzeemuseum
het moedermuseum van de hele regio, geografisch centraal als een spin
in het web van de gemeenschappen die samen een derde van Nederland
vormen.
Het Zuiderzeemuseum beseft dat zijn huidige positionering verbonden is
aan de huidige culturele en maatschappelijke omgeving, en dus evenzeer
in beweging. Het museum toetst daarom voortdurend eigen visie en
beleid met opinion makers uit diverse maatschappelijke sectoren. Tegelijk
waakt het museum over de duurzame ontwikkeling van de instelling en
de collectie. Juist omdat de toekomst zich nog moet aantonen en dus geen
zekerheid tot continuïteit biedt, bewaakt het museum tenminste de
verbinding tussen het huidige beleid en het verleden. In 2010 koos het
museum in die context bewust voor het behoud van de naam
Zuiderzeemuseum. Die naam draagt de onuitwisbare oorsprong van de
instelling in zich, en het is de opgave van het huidige beleid om de
instelling en de collectie een toekomst te geven.2
2.1. W.A.T.E.R.
Het inhoudelijke kader voor het collectiebeleid in de periode 2011-2016 zijn
om de beurt het jaarthema zijn: ambacht (2011, 2016), water (2012), erfgoed
(2013), tijd (2014) en regio (2015). Elk thema is op zijn beurt toegespitst in
-
staan telkens in een jaarthema centraal
r
toegelicht.
1
Zuiderzeemuseum 2009.
2
Dit wijkt af van het beleid uit 2008, toen zowel Zuiderzee als museum ter discussie stonden: Zuiderzeemuseum
2008: 5. Het Zuiderzeemuseum is zich ervan bewust dat de samenhorigheid rond de Zuiderzee voortdurend in
beweging is. De identificatie van de eigen dorps- of geloofsgemeenschap en onderlinge afkeer zijn vaak sterker dan
het gevoel deel te zijn van een groter geheel. Het verwantschap is deels door buitenstaanders geconstrueerd, zoals
in La Hollande Pittoresque, voyage aux villes mortes du Zuiderzee van Henri Havard uit 1874. De Afsluitdijk heeft
paradoxaal genoeg de samenhorigheid door het gedeelde lot vergroot. Daarom is de presentatie in het
Zuiderzeemuseum steeds een reflectie op de waarden van de (re)presentatie.
Afb. 3 Atelier Made, Beeldmerk van het
Zuiderzeemuseum, 2010.
BELEID: Het Zuiderzeemuseum
water, ambacht, tijd, erfgoed,
regio. Elk thema heeft specifieke
collectievorming, onderzoek en
presentaties.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 8 van 138
Water:
- 2012: Dijkaanleg- en onderhoud: de afsluitdijk, polders en polderbestuur,
waterschappen, landbouw
- 2012: Recreatie: schaatsen en ijszeilen, ijstochten, uitspanningen, wandel- en
fietsroutes, kamperen
- Relaties en overeenkomsten met watergemeenschappen in het buitenland
(Bretagne, Oostzee en Shetland): Zuiderzee-schepen in buitenlandse havens,
geïmporteerde goederen
- Visserij na 1932
Ambacht:
- 2011: Verdwenen en getransformeerde ambachten
- Verdwenen en getransformeerde kleinhandel en nering
- 2011: Werkgelegenheid na 1932
- 2011, 2016: Nieuwe mogelijkheden met oude technieken
- 2011, 2016: Nieuwe processen, technieken en methodes
Tijd:
- Ontwikkelingen vóór en na 1932: publieke functies en sociale verhoudingen
- 2014: Ontwikkelingen vóór en na 1932: inrichting van de woonruimte, wonen,
bewonersgeschiedenis
- Ontwikkelingen vóór en na 1932: vervoer, transport en de publieke ruimte
- 2012/2013: Evolutie en continuïteit in het wereldbeeld en geloof
Erfgoed:
- Regionale en plaatselijke feesten, jaarmarkten
- 2013: Regionale en lokale streekdrachten
- Verhalen en liederen in de regio
- 2013: Gewoontes en gebruiken in de regio
- Beeldende kunst en volkskunst over en in de regio
Regio:
- 2015: Handel tussen de Zuiderzeeplaatsen, regionale betrekkingen en
beurtvaart: verbroedering en naijver
- 2015: Regionale specialiteiten, historische voorbeelden, souvenirs en diversiteit
- Visserijconflicten: over visgebieden en quota
- 2015: Relaties tussen het vasteland en de Waddeneilanden, nieuw land en
oude eilanden (Urk, Schokland, Wieringen)
- Regionale ontwikkelingen en verschillen in keramiek: Amsterdam/Purmerend
versus Workum/Makkum
Met
erfgoedveld. Over water heeft het Zuiderzeemuseum een voor Nederland unieke fysieke
ervaring van de impact van wonen, werken en samenleven op de grens van land en
water. Steeds is de mens in of achter het verhaal het centrale thema.
2.2. Water
Het menselijke verhaal is breder en persoonlijker dan een louter technisch of ingenieus
verhaal met betrekking tot water. Het Zuiderzeemuseum deelt die verhalende houding over
water en scheepvaart met het Scheepvaartmuseum in Amsterdam, en samen waken zij over
de onderlinge synergie en aanvulling. Net zoals het Maritiem Museum in Rotterdam heeft het
Zuiderzeemuseum aandacht voor het maritieme leven in het verleden en het heden,
weliswaar met een verschillende geografische focus. Gemeenschappelijk is de aandacht voor
scheepvaart, meer bepaald de bedrijfsvaartuigen op de binnenvaart. Door het buitenmuseum
heeft het Zuiderzeemuseum daarnaast het dagelijks leven aan wal als thema. Met zijn
collectie varend erfgoed, waaronder uitzonderlijke houten schepen, is het Zuiderzeemuseum
samen met het Havenmuseum in Rotterdam het enige museum dat varend erfgoed in de
collectie actief inzet en beheert. Het technische en ingenieuze verhaal komt in het
Zuiderzeemuseum, anders dan in natuurwetenschappelijke of technische musea, niet
omwille van de materiële eigenschappen of mogelijkheden aan bod, maar omwille van de
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 9 van 138
impact op het dagelijks leven. Daardoor legt het museum het eigenaarschap van de
waterproblematiek in Nederland terug bij de bewoners. Het is door deze maatschappelijk
seum aan
thematische partnerships werkt buiten het culturele veld, met aandacht voor sociale,
economische, technologische ontwikkelingen regionaal, nationaal en internationaal.
2.3. Ambacht
Met betrekking tot ambachten en nieuwe mogelijkheden verhoudt het museum zich enerzijds
tot het Openluchtmuseum in Arnhem, waarbij het Zuiderzeemuseum zich richt op de
ambachten die verbonden zijn met scheepvaart en visserij, terwijl het
Openluchtmuseum meer de ambachten in relatie tot landbouw in beeld
brengt. Het Zuiderzeemuseum is een levende bibliotheek die een actieve
rol speelt, een initiërende inspirator. Anderzijds bevat de reflecterende
collectie producten van vormgeving die in het Zuiderzeemuseum in een
thematische context opereren, met een sterke persoonlijke inspiratie op basis van de
cultuurhistorische context. Het grote voorbeeld voor de actieve band met de creatieve
industrie is het Victoria & Albert Museum in Londen.1
Omwille van die persoonlijke band en
de aandacht voor het inspiratie-, ontwerp- en productieproces en het gebruik levert de
intense samenwerking ook voor de vormgevers en kunstenaars een grote meerwaarde op.
Tegelijk biedt het museum ook jonge talentvolle ontwerpers de kans om hun ontwerpen te
ontwikkelen en die in het museum aan het grote publiek zichtbaar te maken.
Studenten uit artistieke opleidingen doen een beroep op de rijke collectie als inspiratiebron,
reflecterende opleidingen als Design Cultures aan de VU in Amsterdam onderzoeken die
creatieve verbinden van heden en verleden. Daarbij hoort ook de vraag of de creatieve
verbinding een modefenomeen is of dat er dieperliggende verwantschappen zijn tussen
(Nederlandse) kunstenaars en ontwerpers en de cultuurhistorische context.
Designvoorwerpen komen in het museum terecht vanuit hun reflecterende kracht. Deze
musealisering van vormgeving, (mode-)ontwerp en design past in een ontwikkeling van
vormgeving in de richting van beeldende kunst. In het geval van het Zuiderzeemuseum is de
gang is, evenwel minder van
toepassing, omdat de term voorbijgaat aan de volgens het museum noodzakelijke
verankering van de nieuwe vormgeving in de cultuurhistorische context.
Het Zuiderzeemuseum richt zich wel op de
kunstenaar of vormgever als door
cultuurhistorie geïnspireerde
persoonlijkheden, maar niet op overzichten van
artistieke disciplines of van individuele
oeuvres, in tegenstelling tot musea van
hedendaagse kunst en vormgeving zoals het
Stedelijk Museum in Amsterdam, het Centraal
Museum in Utrecht of het Groninger Museum
of van technisch gespecialiseerde musea als
het Textielmuseum in Tilburg of het
Glasmuseum in Leerdam. De verschillende
benaderingen thema, discipline, oeuvre
vullen elkaar aan eerder dan dat zij elkaar
uitsluiten. Bijvoorbeeld de esthetische
appreciatie van kunst of vormgeving is binnen
een thematische context nog steeds mogelijk, zoniet nog sterker, want rijker aan
betekenislagen dan in de traditionele white cube. Samenwerking is dus meer dan wenselijk,
en het Zuiderzeemuseum neemt hierin als hybride instelling het voortouw. Het
Zuiderzeemuseum neemt als openluchtmuseum in het nationale en het internationale veld
1
http://www.museumsassociation.org/museums-journal/news/29082012-v-and-a-restructures-contemporary-team.
Afb. 4 Zoro Feigl, Drifters, mixed media, 2008, inv. nr. 023798.
BELEID: De rol van het
Zuiderzeemuseum breidt uit van
bewaarder naar inspirator.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 10 van 138
verankerde combinatie van cultuurhistorie en
hedendaagse reflectie, dat het regelmatig als expert op dit gebied wordt geraadpleegd.
Voorbeelden hiervan zijn de betrokkenheid bij de ontwikkeling van Fort Amsterdam in
Suriname en van het Rode Fort in Tamsui bij Taipei, naast consultatie over Kemerovo in
Rusland en het Black Country Living Museum in Dudley bij Birmingham.
2.4. Theoretisch kader
Op 10 september 2010 vond in Kunstfort Vijfhuizen de bijeenkomst The Seriousness of Play
plaats, over de relatie tussen kunst en erfgoed, waaraan ook de directie van het
Zuiderzeemuseum deelnam. Als reflectie op de bijeenkomst publiceerde erfgoeddenker Peter
1
In het artikel verwoordt hij hoe de verhouding
tussen kunst en erfgoed in het Zuiderzeemuseum twee soorten van relaties vormt: een
reflectie op ambachtelijke traditie een naturalistische of historiserende modus en een
reflectie op het proces van musealisering zelf
een symbolische of metaforische modus. Hij
wijst er in het artikel op dat de eerste soort
relatie een valkuil heeft: doordat beeldende
kunst inclusief fotografie, mode en design
wordt ingezet voor de ontsluiting van cultureel
erfgoed, dreigt de kunstenaar/ontwerper als
actor en het kunstwerk/object als resultaat te
worden herleid tot instrumenten, waarbij de
artistieke waarde vandaag aan belang verliest.
Hij ziet meer mogelijkheden in de reflectie op
in dit geval de Zuiderzeeregio, zoals dat tot
uiting komt in bijvoorbeeld het werk van Ida
van der Lee, wat ik de metaforische modus
noem.
Het Zuiderzeemuseum is nog steeds erg te spreken over het werk van Ida van der Lee, en een
hernieuwde toekomstige samenwerking behoort zeker tot de mogelijkheden. De ervaring van
de voorbije vijf jaar leert wel dat ook de metaforische modus een valkuil heeft: de
aangesproken thematiek (verplaatsing, vernieuwing) is bij sommige werken van andere
useum, afwezig is.
Daarnaast bestaat het gevaar dat een artistieke bezinning op musealisering verwordt tot een
naar binnen gerichte scherpslijperij voor een beperkte incrowd.
Met het project Nijver|Heden begeeft het Zuiderzeemuseum zich in 2011 in een nieuwe
traditie, de experimentele modus. In deze aanpak is het verleden, zoals het wordt bewaard
en gepresenteerd in het museum, een levende bibliotheek vol kennis en expertise, die
bruikbaar is voor nieuwe toepassingen als antwoord op actuele vragen en problemen, zowel
artistiek, technisch als sociaal. Hiermee is deze attitude de meest maatschappelijke en
relevante van de drie manieren van omgaan met het verleden.
Ze levert niet alleen interessante invalshoeken op voor het opzetten van tentoonstellingen en
het uitbreiden van de collectie, maar het biedt ook de nodige aanknopingspunten voor
samenwerking met andersoortige organisaties en bedrijven. Daarbij waakt het
intrinsiek waardevol verhaal, waarvan het belang de instrumentele waarde voor actuele
processen overstijgt, want anders zou de valkuil van de historiserende modus enkel omkeren.
2.5. Tijd
Met betrekking tot tijd heeft het Zuiderzeemuseum sinds 2006 definitief de afbakening 1780-
1932 verlaten. Het museum heeft sindsdien ook aandacht voor oudere ontwikkelingen en voor
ontwikkelingen na 1932, vandaag en in de toekomst. Het Zuiderzeemuseum heeft oog voor
1
Mensch 2010.
Afb. 5 Still uit Maarten Baas, The making of the Zuiderzee Clock, bluray, 2009,
inv. nr. 023918.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 11 van 138
de impact van veranderingen, bijvoorbeeld elektriciteit, mechanisering of dijken, op het
dagelijks leven. In het buitenmuseum kan het die veranderingen als een tastbare beleving
met het publiek delen. Voor wat oudere bezoekers is dit vaak een feest van herkenning en
herinnering, terwijl kinderen en jongeren de grote verschillen met hun leefwereld opvallen.
Met die sterke fysieke ervaring onderscheidt het Zuiderzeemuseum zich van instellingen
zonder een eigen locatie die deze veranderingen vooral op een virtuele manier in beeld
brengen.
2.6. Erfgoed
Het Zuiderzeemuseum beheert op dit moment materieel erfgoed uit de
regio. Andere instellingen, zoals het Meertensinstituut in Amsterdam, zijn
gespecialiseerd in immaterieel erfgoed zoals verhalen en liederen. Het
Zuiderzeemuseum streeft ernaar om die twee werelden meer met elkaar
te verbinden. Binnen het materiële erfgoed heeft het museum een grote
variëteit aan objecten uit de verschillende gemeenschappen rondom de voormalige
Zuiderzee. Daardoor kan het museum uitstekend gelijkenissen en verschillen in beeld
brengen tussen verschillende gemeenschappen, binnen de regio en in samenwerking met
andere collecties
in de regio hebben vaak een uitgebreider overzicht van het plaatselijke erfgoed. Daarom
werkt het museum vaak met hen samen naar aanleiding van presentaties en publicaties over
Het gaat daarbij om zowel kleine musea in
Volendam, Spakenburg, Hindeloopen en andere, als om grotere instellingen zoals het
Amsterdam Museum, het Fries Museum en het Nieuw Land Erfgoedcentrum in Lelystad.
2.7. Regio
Het Zuiderzeemuseum is de plaats waar verhalen van en over de Zuiderzeeregio
Zodoende is het thema regio een overkoepelend thema,
ingegeven vanuit het ontstaan van het museum. Maar de term Zuiderzee en het
Zuiderzeemuseum hebben nog steeds een relevante positie in de geglobaliseerde wereld van
de 20ste
eeuw. Het Zuiderzeemuseum opereert vanuit het idee van glocalization1
, namelijk
dat een museum enerzijds globaal denkt en anderzijds lokaal en regionaal handelt, nauw
verbonden met de overtuiging dat het museum als sociale instelling een educatieve bijdrage
levert aan de maatschappij. Het is immers door het doorgronden van de samenhang en
diversiteit in de eigen culturele biografie dat de regio een relatie kan aangaan met de rest
van de wereld, als een gastvrije thuishaven. Het Zuiderzeemuseum onderscheidt zich precies
lingen. Die
opwaardering van het alledaagse tot het universele heeft het Zuiderzeemuseum gemeen met
historici die op dezelfde manier te werk gaan. De bekendste Nederlandse auteur is
ongetwijfeld Geert Mak.2
De thematische houding deelt het museum met het Fries Museum in
Leeuwarden en het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Over de grenzen van collecties heen
denken de drie instellingen, samen met het Openluchtmuseum in Arnhem, strategisch na hoe
die thematische aanpak, doorgaans gereserveerd voor presentaties, van invloed is op de
aspecten verwerving, beheer en onderzoek. De eerste resultaten van dat strategische overleg
zijn uitgekristalliseerd in dit collectieplan.
2.8. Verhoudingen
Concurrentie ervaart het Zuiderzeemuseum vooral van attracties die eveneens pretenderen
het historische Nederland in beeld te brengen en die ten opzichte van de Randstad gunstiger
gelegen zijn, zoals de Zaanse Schans. Het museum gaat hier op twee manieren mee om. Ten
eerste is de concurrentie een uitdaging om een publieksgericht aanbod te creëren dat veel
relevanter en leerrijker maar tegelijk ook gastvrijer is. Ten tweede zoekt het museum juist
samenwerking met attracties, zoals de Keukenhof, die op hun beurt de grote authenticiteit
1
http://en.wikipedia.org/wiki/Glocalisation. Omdat het begrip relatief nieuw is, bestaat er d.d. mei 2011 nog geen
pagina op de Nederlandse versie van wikipedia.
2
Een loopt als het ware een rechtstreeks lijn tussen de verwervingsgeschiedenis van de brug uit Jorwerd van het
Zuiderzeemuseum (inv. nr. BRUG-1) en Maks boek Hoe God verdween in Jorwerd uit 1996.
BELEID: Het Zuiderzeemuseum
verbindt materieel en
immaterieel erfgoed.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 12 van 138
van het Zuiderzeemuseum kunnen gebruiken en waarmee het museum zijn zichtbaarheid
vergroot.
2.9. Analyse en acties
Als beheerder van rijkscollectie werkt het Zuiderzeemuseum mee aan de realisering van het
rijksbeleid met betrekking tot musea. Met het Rijk is de samenwerking vastgesteld in de
prestatieafspraken 2013-2016. De Erfgoedinspectie houdt toezicht op het beheer van de
rijkscollectie. Daarom houdt dit plan rekening met de aanbevelingen uit de verslagen van de
Erfgoedinspectie in 2007 en 2010, van de Visitatiecommissie van de Vereniging van
Rijksgesubsidieerde Musea in 2011 en van het Museumregister.
Dit zijn de aandachtspunten in het beleid van de rijksoverheid:
- Publiek trekken en binden
- Ruimte voor particulier initiatief
- Educatie en participatie
- (Inter)nationale betekenis
Dit zijn de aandachtspunten van de Erfgoedinspectie:
- Samenhang tussen vernieuwing en de bestaande collectie
- Administratieve en fysieke registratie van alle voorwerpen
- Opzetten van een collectiehulpverleningsorganisatie (CHV)
- Balans tussen presentatie en beheer
Het schema hieronder geeft een compacte SWOT-analyse van de gehele collectie weer:
positief Negatief
intern STERKTES
Samenhang overstijgt individuele
objecten
Samenhang met de gemeenschappen
(museum van mensen)
Reflectie op de historische collectie
ZWAKTES
Geen roerende topstukken waarvoor je
speciaal naar het museum komt
Niet elk deel van de regio even goed
vertegenwoordigd
extern KANSEN
Buitenmuseum als belevingsruimte
Steeds meer vrije tijd
Aandacht voor verhalen en
immaterieel erfgoed
BEDREIGINGEN
Minder geld van de eigenaar (rijk) voor
het onderhoud van de collectie
Museum als louter nostaligisch decor
Gesloten gemeenschappen
Vanuit deze SWOT-analyse kiest het Zuiderzeemuseum voor de periode 2013-2016, in
overeenstemming met het museumbrede beleidsplan 2011-2016, voor de volgende acties als
confrontatiematrix:
Sterktes BEHOUDEN: reflecteren vanuit de creatieve industrie,
actualiseren na 1932;
Zwaktes WEGWERKEN: aandacht voor andere plekken (regionale diversiteit
verbreden), aantrekkingskracht van ensembles versterken;
Kansen GRIJPEN: het buitenmuseum met verhalen sterker doen beleven,
het publiek meer laten participeren;
Bedreigingen NEUTRALISEREN: onderhouden van de collectie met eigen en
andere externe middelen, samenwerken met nationale, regionale en
lokale partners.
Samengevat geven deze actiepunten de ambities en de prioriteiten van het Zuiderzeemuseum
weer: door samenwerking een maatschappelijk actueel museum over regionale diversiteit
zijn, waaraan het publiek actief kan participeren.
BELEID: Het Zuiderzeemuseum
kiest in de periode 2013-2016
voor zeven acties met betrekking
tot de collectie: reflecteren,
actualiseren, verbreden, beleven,
participeren, onderhouden,
samenwerken.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 13 van 138
2.10. Conclusie
Bovenstaande inhoudelijke uitgangspunten zijn behoorlijk ambitieus, zeker in deze tijd van
zich terugtrekkende overheid, de traditionele financier van de verwerving, beheer, onderzoek
en presentatie van haar eigen collectie. Toch is het Zuiderzeemuseum overtuigt dat de
uitgangspunten haalbaar zijn. Ten eerste is de organisatie doordrongen van de continue
zoektocht naar relevantie. Het museum heeft zich daarom omgevormd van een enigszins
vastgeroest instituut (vóór 2006) naar een lerende organisatie
die nieuwe inzichten borgt (die borging ontbrak in de periode
2006-2009). Ten tweede heeft het museum met ongeveer
250.000 bezoekers aan presentaties, evenementen en
activiteiten, een veelvoud aan gebruikers van externe
presentaties, publicaties en activiteiten online, 178
personeelsleden en 193 vrijwilligers, een schaal en draagkracht
vergelijkbaar met het Kröller-Müllermuseum en het
Gemeentemuseum in Den Haag die ruimte laat voor nieuwe
ontwikkelingen, zelfs als sommige niet vruchtbaar zouden
blijken. Ten derde genereert het museum vanuit zijn
maatschappelijke relevantie veel draagvlak buiten het culturele
veld en zoekt het naar nieuwe vormen van efficiëntie, zodat het
museum een grotere onafhankelijkheid van de overheidssteun
voor cultuur verwerft, precies zoals het nationale cultuurbeleid
voorstaat. Tegelijk nodigt het Zuiderzeemuseum de
rijksoverheid uit na te denken over wat ze er voor over heeft
om haar rijkscollectie te verwerven, beheren, onderzoeken en
presenteren, en wat de rijksoverheid bereid is op te offeren ten
koste van huidige en toekomstige generaties als er
onvoldoende middelen en capaciteit zijn. Afb. 6 Sarah Blokland, Van waarde, papier en linnen, 2008,
inv. nr. 023839.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 14 van 138
DEEL 2. DE COLLECTIE OP HOOFDLIJNEN
HOOFDSTUK 3. COLLECTIEBESCHRIJVING
3.1. Collectiegeschiedenis
In 2006 schreef Anton
voortbouwend op Wier Een cultuur valt droog uit 1998. Feitelijk behandelde hij de
geschiedenis van het museum tot en met de opening van het buitenmuseum in 1983. De
collectiegeschiedenis in dit nieuwe collectieplan focust op details uit de periode tot 1983 die
bijdragen tot een inzicht in de gemaakte keuzes, op de periode tussen 1983 en 2006 en op de
ontwikkelingen na de voltooiing van het vorige collectieplan, vanaf 2006.
Bij de oprichting van het Zuiderzeemuseum vanuit het Nederlands Openluchtmuseum in
Arnhem was een belangrijke vraag: wat verzamelt de één en wat verzamelt de ander? In 1948
, van waaruit het
Zuiderzeemuseum zou verzamelen.1
Betreffende collectie uit het Openluchtmuseum werd
overgedragen, behalve onroerende collectie en daarbij horende inhoud. Daardoor staat het
origineel van het werfhuis inclusief het originele gereedschap uit Marken in Arnhem, het
Zuiderzeemuseum bouwde bij zijn Marker haven een replica.
Leidende principe in het beleid van Udo Vroom, directeur van 1973 tot 1986, was de
Aristoteliaanse eenheid van plaats, tijd en handeling. Het museum hield bij de inrichting van
het buitenmuseum strikt vast aan 1932 als einddatum voor het uitzicht en de inrichting van
gebouwen. Betekenisvolle latere wijzigingen,
zoals de verandering van een woning uit
Enkhuizen om tijdens de Tweede Wereldoorlog
Joodse medeburgers te laten onderduiken, of
überhaupt sporen van bewoning van na 1932,
werden weggerestaureerd. De enige afwijking
ten opzichte van de eenheid van tijd was de
replica van een bronstijdboerderij, die een plek
vond in het buitengebied van het
buitenmuseum. De voltooiing van het
samenhangende buitenmuseum in 1983, een
tour-de-force van formaat, leverde het
museum in 1984 de titel van Europees Museum
van het Jaar op. In dat jaar startte het museum
ook met de verbeelding van ambachten in het
buitenmuseum.
Van 1986 tot 1989 was Geeke Bosch directeur. Plannen voor de verbouwing van het
binnenmuseum werden opgestart, maar deze zouden pas onder de directie van Arnout
Weeda, directeur van 1989 tot 2006, concreet gestalte krijgen. Omwille van de hoge
beheerskosten en de wisselende kwaliteit werd in 1989 de deelcollectie vaartuigen tegen het
licht gehouden. Negen schepen werden vervolgens afgestoten.2
Geïnspireerd door een
bezoek aan Dutch Village in Holland, Michigan, startte het Zuiderzeemuseum in 1990 met
living history op de Urker buurt van het buitenmuseum. Het werd meteen een
publiekslieveling maar verdeelde ook de historische geesten over de beleveniswaarde versus
In 1992 werd het tot nu toe laatste
gebouw aan het buitenmuseum toegevoegd: de wierschuur uit Wieringen (inv. nr. WR-3). In
1994 volgde de verzelfstandiging van rijksmuseum tot stichting. In het kader van het
Deltaplan Cultuur kreeg het museum een nieuw en uitstekend depot op Krabbersplaat, nabij
1
Schaper 1949.
2
Zijp 2005a: 26.
Afb. 7 N.J. Steltenpoot, Opbouw van het buitenmuseum, dia, 1979, inv. nr.
F058693.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 15 van 138
het entreepaviljoen. Bij de verhuizing van de collectie uit opslagruimtes in het buitenmuseum
en het binnenmuseum werden heel wat voorwerpen afgestoten, veelal zonder
gedocumenteerde verantwoording. Vanaf 1996 huurde het museum, samen met het
Scheepvaartmuseum, extra depotruimte voor minder kwetsbare objecten in Hoogwoud.
Vooral het beheer van de kleine vaartuigen werd hierdoor sterk verbeterd. Niet-opgebouwde
betimmeringen bleven in de gebouwen op het buitenmuseum waarvan ze afkomstig zijn. In
1998 kwam onder leiding van Fokkelien Renckens, hoofd Presentaties en Educatie, het
toonaangevende Kindereiland tot stand, een actieve presentatie in het Marker woonhuis
Siberië (replica, inv. nr. MK-2). Het binnenmuseum heropende in hetzelfde jaar na de
verbouwing met een vernieuwde presentatie. De inspanningen rond de verbouwing en de
depots hadden er wel voor gezorgd dat het museum geen aandacht kon besteden aan de
waardering van de collectie, een centraal thema in het Deltaplan Cultuur.
Het museum ging zich meer richten op verschillende via
een projectorganisatie producten en promotie werden ontwikkeld.1
Het Zuiderzeemuseum
koos voor een thematische samenhang via de vier elementen: water, aarde, lucht en vuur,
zoals ook Anton Kos ze in zijn collectieplan aangaf. De collectievorming in die periode stond
grotendeels in het teken van de collectie Verkade, als invulling van de ontbrekende
industriële geschiedenis.2
De collectie Verkade kwam na jarenlange onderhandelingen echter
in het Zaans Museum terecht, waar in 2009 het Verkadepaviljoen opende. Het
Zuiderzeemuseum had verder nauwelijks een actief collectiebeleid, acquisitiebudgetten
bleven ongebruikt, en er waren erg weinig en kleine tijdelijke presentaties. Jarenlange
stammenstrijd in de organisatie leidde uiteindelijk tot dalende belangstelling van het publiek.
Ondanks de marktgerichte invalshoek liepen de bezoekersaantallen immers terug. De Raad
van Toezicht oordeelde in 2004 dat het tijd was voor verandering. Na een korte tussenperiode
met een interim-manager werd in 2006 Erik Schilp aangesteld als directeur.
Erik Schilp hertekende het inhoudelijke profiel
van het museum. De eenheid van tijd, ruimte
en handeling werd uitgebreid tot een verhaal
over en
elementen.3
In navolging van de vernieuwing
in het Zeeuws Museum in Middelburg en
gefinancierd door de opgebouwde reserves
van het museum nodigde hij kunstenaars,
vormgevers en modeontwerpers uit werk te
en Andere
kunstenaars reflecteerden, soms zonder
referentie aan de context van het
Zuiderzeemuseum, over de metaforen van de
verplaatsing van voorwerpen naar het museum
of over de vernieuwing van het museum op
zich. Alle aanwinsten vanaf 2007 werden ondergebracht in een eigen collectie (geen
rijkscollectie) of in de collectie vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum (Vrienden).4
Het museum werd opgesplitst in twee producten: een buitenmuseum) voor
iedereen in Nederland en ver daarbuiten en een museum (binnenmuseum) met
tentoonstellingen, geen vaste presentaties, voor geïnteresseerde cultuurliefhebbers. De
verwezenlijkingen van het museum werden de wereld ingestuurd in het nieuwe tijdschrift
Land of water. In 2008 vierde het museum zijn 60-jarig bestaan met een breed uitgemeten
jubileumjaar, dat in 2009 eindigde met de tentoonstelling Gejaagd door de wind, met
modeontwerpers Alexander van Slobbe en Francisco van Benthem als gastconservatoren. Het
1
Weeda 2004: 1.
2
Weeda 2004: 3.
3
Zuiderzeemuseum 2008: 1.
4
Met de eigen collectie was de ambitie een handelend museum te worden, hoewel dit zonder afweging van de
betekenis van het betreffende voorwerp voor de collectie op gespannen voet staat met de Ethische Code voor Musea:
NMV 2006: 10-11.
Afb. 8 Jan Taminiau, Bruidspaar (tijdens Gejaagd door de wind), katoen en
linnen, lente/zomer 2009, inv. nrs 023903-023914.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 16 van 138
museum kreeg veel aandacht en kortstondig ook opnieuw meer bezoekers, mede door
slimme marketingacties zoals de zeer goedkope familiepas van de Vrienden van het
Zuiderzeemuseum. Achter de schermen maakte het museum werk van de geïntegreerde
collectieregistratie in een nieuw collectiemanagementsysteem. De voor de buitenwereld
geslaagde transformatie leverde Erik Schilp in 2009 het directeurschap van het Nationaal
Historisch Museum op, niet toevallig in een tandem met Valentijn Byvanck, de directeur van
het even spraakmakende Zeeuws Museum.
In de vernieuwing waren echter ook heel wat kinderen met het badwater weggegooid. In
2008 waren drie van de vier conservatoren opgestapt of was de samenwerking beëindigd.
Kennis werd niet meer in de organisatie geborgd, vervangen door een extern curatorium
(met Anton Kos als enige wetenschapper) als aankoopadviseurs voor de directeur, evenwel
zonder bijhorend collectieplan, onderzoek of documentatie.1
Langlopende contacten met
collega-musea en inhoudelijk verwante instellingen werden minder frequent. Tussen 2007 en
2009 werd de functie van hoofd Collecties slechts tweemaal tijdelijk ingevuld. De
collectiebeheerder werd gepromoveerd tot conservator en had als belangrijkste taak de
collectie te vinden waar kunstenaars, vormgevers en ontwerpers wat mee wilden. Er kwam
noch een nieuwe collectiebeheerder noch vervanging voor de tweede depotbeheerder,
informatie over acquisities stroomde niet meer door en leidde tot twee jaar achterstand bij de
registratie. Bestemmingsreserves voor groot onderhoud aan de (onroerende en maritieme)
collectie gingen naar tijdelijke presentaties.2
De functie van hoofd Educatie bleef onbezet, wat
leidde tot een oppervlakkige invulling van educatie met weinig succesvolle producten. Het
Kindereiland werd zonder gelijkwaardig uitvoerbaar vervolgplan afgebroken. Hetzelfde lot
onderging een deel van de bronstijdboerderij. Inhoudelijk ging het museum zich meer op
objectcategorieën focussen, zoals keramiek en glas, met een dreigende dubbel met het
Princessehof in Leeuwarden en het Glasmuseum in Leerdam als gevolg. Sommige
opdrachten of aankopen hedendaagse kunst waren zo generiek dat de meerwaarde of zelfs
de identiteit van het Zuiderzeemuseum ten opzichte van andere musea van hedendaagse
kunst niet helder was. De naam Zuiderzeemuseum dreigde te verdwijnen voor het meer
De Erfgoedinspectie uitte voorjaar 2009 haar bezorgdheid over de
relatie tussen de vernieuwing en de bestaande cultuurhistorische collectie en over de staat
van die cultuurhistorische collectie.3
Michael Huyser kwam in april 2009 aan het roer van een erg zichtbaar en
verfrist museum, waar dringend behoefte was aan een duurzaam en
gebalanceerd beleid. De bezorgdheid van de Erfgoedinspectie werd ter
harte genomen. Het museum werkte meer dan een jaar aan een
gebalanceerd beleid, waarvan dit collectieplan en bovenstaande profilering
een onderdeel is. Ter vervanging v vijf centrale thema s (zie 2.1.
W.A.T.E.R.) gedefinieerd voor een samenhangend en geïntegreerd beleid. Het museum heeft
opnieuw een collectiebeheerder en twee depotbeheerders. Twee registratoren hebben de
registratieachterstand weggewerkt. Er een vaste projectleider voor de gestructureerde
aanpak van alle presentaties.
Onder leiding van Stephan Warnik, die in 2011 directeur werd, voert het museum dat
gebalanceerde beleid verder uit. Er is nog meer aandacht voor de aantrekkingskracht bij het
grote publiek, de maatschappelijke samenwerking met externe partners en het structurele
beheer van de collectie door middel van meerjaren onderhoudsplannen.
1
Enkel het beleidsplan 2008-2009 bevat summier beleid over verwerving van de reflecterende collectie:
Zuiderzeemuseum 2008: 3.
2
Dit probleem van zichtbaarheid versus beheer deed en doet zich in de breedte van het museumveld voor:
Erfgoedinspectie 2010a: 43.
3
Erfgoedinspectie2010b.
BELEID: Het Zuiderzeemuseum
creëert een balans tussen
publieksgerichte activiteiten en
collectiebeheer.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 17 van 138
3.2. Collectieomvang en indeling in deelcollecties
3.2.1. Indeling naar eigendom
Het eigendom van de collectie die het Zuiderzeemuseum beheert, is verbonden met het
ontstaan en de ontwikkeling van het museum. Voordat het Zuiderzeemuseum in 1948 werd
opgericht, was de vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum al begonnen met
verzamelen.1
De vereniging is dat ook na de oprichting blijven doen, onder meer met de
jaarlijkse middelen verkregen uit het Van Heemstra-Meybaum Fonds.
In 1949 is het Zuiderzeemuseum begonnen met verzamelen voor de rijkscollectie.
Verwervingen vanaf 2007 zijn in eigendom van de stichting, omdat ze niet met rijksmiddelen
zijn gefinancierd (zie 3.1. Collectiegeschiedenis).
Alle gebouwen op het buitenmuseum zijn rijkscollectie, de vaartuigen zijn rijkscollectie op
twee belangrijke exemplaren na, die eigendom zijn van de Vrienden.2
Alle voorwerpen uit het
verzamelgebied reflectie zijn eigendom van de stichting en van de Vrienden.
Naar eigendom bestaat de collectie van 24.449 objecten3
daardoor uit drie delen:
- de rijkscollectie, geregistreerd met een ZZM-nummer, 20.827 objecten;
- de collectie van de Stichting Zuiderzeemuseum, vanaf 2007, eveneens geregistreerd
met een ZZM-nummer, 1.677 objecten;
- de collectie van de Vrienden van het Zuiderzeemuseum, geregistreerd met een
ZZM-B-nummer, 1.945 objecten.
3.2.2. Inhoudelijke indeling
Conform het verzamelgebied (zie Hoofdstuk 1.) bestaat de collectie naar inhoud uit twee
pijlers: het verzamelgebied cultuurhistorie en het verzamelgebied reflectie. Zowel de
rijkscollectie, de collectie van de stichting als de collectie van de Vrienden bevatten
cultuurhistorische als reflecterende voorwerpen. Individuele voorwerpen uit het
verzamelgebied reflectie zijn dus ondergebracht in dezelfde deelcollecties als de
cultuurhistorische collectie.
Daarnaast heeft het museum duizenden voorwerpen in zijn bezit die geen onderdeel zijn van
de collectie, maar die een cruciale functie hebben in het beeld en de werking van het
museum. Ten eerste zijn er rekwisieten, bestaande uit terrein- en interieuraankleding ,
vaartuigen en voertuigen, en gereedschappen voor de uitvoering van historische ambachten.
Ten tweede heeft het museum onderdelen en voorraad voor interieuraankleding
derde beheert het museum (levende) fauna en flora.
Een belangrijke vernieuwing in het collectiebeleid is dat de rekwisieten voortaan ook als
collectie worden geregistreerd en beheerd, al zijn er evidente verschillen in
prioriteiten en beheersaspecten (zie 5.4.). Door de voortschrijdende tijd
worden historische rekwisieten almaar schaarser. Daarom zal het museum
tijdens de registratie van de rekwisieten ook grondig onderzoeken en
bepalen of objecten al dan niet deel moeten uitmaken van de museale
collectie (zie 4.2. Verzamelen).
1
Wieringa 1998: 152.
2
Replica van de blazer TX11, inv. nr. B 000505; boeier Tjet Rixt, inv. nr. B 000921.
3
Status 15 maart 2012. 59.792 voorwerpen vormen samen de cluster documentatie, die strikt genomen niet tot de
collectie behoort. Het Zuiderzeemuseum heeft ook nog eens 7.358 objecten van derden in langdurige bruikleen (zie
7.4. Bruikleenverkeer.)
elk museum pragmatisch en vaak anders gebruikt, bijvoorbeeld
met betrekking tot voorwerpen die uit meerdere delen bestaan. (Zijn doek en lijst twee voorwerpen of is het één
schilderij?) Elk museum bepaalt zelf hoe het omgaat met de indeling in objecten als middel voor het
collectiemanagement, waarbij beheersbaarheid (efficiëntie) en integriteit (afzonderlijke acties kunnen afzonderlijk
worden geregistreerd) van belang zijn. Collectie-aantallen van verschillende musea zijn daardoor niet zomaar
optelbaar of vergelijkbaar. Daarnaast is ook binnen de collectie van het Zuiderzeemuseum het aantal een relatief
-1) even zwaar als een haarspeld (inv. nr. 007349
bestaat, geheel toepasselijk, uit vier spelden). Door de andere registratie van voorwerpen in de gebouwen (die
voorheen enkel subnummers hadden) vanaf 2010 neemt het aantal nummers toe, niet het aantal voorwerpen.
BELEID: Rekwisieten worden net
als alle objecten in de collectie
geregistreerd, zodat van alle
voorwerpen in het museum de
status duidelijk is.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 18 van 138
3.2.3. Deelcollecties
Het collectieplan uit 2007 maakt een onderverdeling in 27 deelcollecties, in
alfabetische volgorde. Boven de onderverdeling in deelcollecties is nu een
inhoudelijk logische clustering aangebracht (collectieclusters). Enkele
deelcollecties zijn in overeenstemming met de opname van de collectie in
MusIP1
vanaf 2004 heringedeeld, zodat ze corresponderen met de indeling
van andere instellingen. Voortaan worden 24 deelcollecties gebruikt, voornamelijk voor het
collectiebeheer (zie onder). Een overzicht van de status per deelcollectie is opgenomen als
Bijlage 2. De wijzigingen ten opzichte van 2007 kunnen als volgt worden samengevat:
ongewijzigd toegevoegd heringedeeld
cluster ONROERENDE COLLECTIE
1. gebouwen (ipv panden)
2. Bouwfragmenten
21. infrastructuur
cluster MARITIEME COLLECTIE
3. vaartuigen
4. scheepsonderdelen
5. schaalmodellen (ipv
scheepsmodellen)
-1. scheepssier
(> scheepsonderdelen)
-2. visserij maquettes
(> schaalmodellen)
-3. walvisvaart (niet meer te
gebruiken)2
cluster BEELDENDE KUNST
6. schilderkunst
7. beeldhouwkunst
8. tekenkunst
22. artistieke fotografie
23. installaties en
performances
-4. knipkunst (> tekenkunst)
cluster TOEGEPASTE KUNST
9. edele metalen, munten en
penningen
10. textiel
11. meubilair
12. glas
13. Keramiek
cluster GEBRUIKSVOORWERPEN
14. huisraad
15. gereedschappen
16. instrumenten
17. voertuigen
18. biologia (ipv flora, fauna,
biologica)3
24. persoonlijke
gebruiksvoorwerpen4
-5. varia (niet meer te
gebruiken)5
cluster DOCUMENTATIE
19. audiovisueel (ipv
fotografie)6
20. grafiek en boeken7
-
-7. films (> audiovisueel)
-8. cartografie (> grafiek)
-9. oude drukken (> grafiek)
-10. prentbriefkaarten
(> grafiek)
1
Museum Inventarisatie Project, zie www.musip.nl.
2
De deelcollectie Walvisvaart is niet langer een specifieke deelcollectie, want alle objecten die niet zijn overgedragen
aan het Scheepvaartmuseum in Amsterdam vallen materieel onder andere deelcollecties.
3
De deelcollectie Biologia bevat niet de levende fauna en flora van het buitenmuseum.
4
De deelcollectie Persoonlijke gebruiksvoorwerpen overkoepelt schoenen, sieraden, handtassen, paraplu s, e.a
5
De 378 objecten uit de deelcollectie Varia zullen worden ondergebracht in de best treffende specifieke deelcollectie
(bv. potscherven bij keramiek).
6
De deelcollectie Audiovisueel bevat voortaan ook glasnegatieven, films, videobanden, geluidsbanden en -cassettes,
digitale opnames. Artistieke fotografie, die voorheen ook al anders werd genummerd dan documen
voortaan een afzonderlijke deelcollectie.
7
De deelcollectie Grafiek en Boeken bevat ook monografieën en handschriften.
BELEID: De indeling in 24
deelcollecties komt voortaan
overeen met MusIP.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 19 van 138
Naar deelcollecties worden als volgt beheerd:
- de cluster ONROERENDE COLLECTIE, beheerd door de sector Onderhoud & Facilitaire
Dienst;
- de cluster MARITIEME COLLECTIE, beheerd door de afdeling Maritieme Collectie;
- de overige roerende collectie (clusters BEELDENDE KUNST, TOEGEPASTE KUNST,
GEBRUIKSVOORWERPEN), beheerd door de afdeling Behoud & Beheer;
- de cluster DOCUMENTATIE, beheerd door de afdelingen Bureau & Bibliotheek
(audiovisueel, grafiek en boeken) en Behoud & Beheer (biologia)
3.3. Collectieprofiel
In het onderdeel Positionering (zie Hoofdstuk 2.) ging dit collectieplan al in op de verhouding
tot andere binnen- en buitenlandse instellingen.
Met betrekking tot de onroerende collectie is er
geen enkel ander museum in Nederland waar
een collectie van meerdere gebouwen en de
plek zo sterk met elkaar zijn verbonden als in
het Zuiderzeemuseum. Wandelen door het
buitenmuseum is niet alleen historische
gebouwen kunnen zien en betreden, maar nog
meer ervaren hoe het voelt om door een
havenstad of een vissersdorp vlakbij de
voormalige Zuiderzee te lopen.
Gebouwen zoals de kapel uit Den Oever en de
wierschuur uit Wieringen zijn unica in museale
collecties. Maar ook de bouwwijze van
eenvoudige werkmanshuisjes is in het
Zuiderzeemuseum uitstekend te zien, terwijl ze
elders is verdwenen. Door de nadruk op de periode 1880-1932 en de Zuiderzeeregio bij de
opbouw van het buitenmuseum is de historische en geografische bandbreedte smaller maar
tegelijk meer samenhangend dan bij andere openluchtmusea.
De maritieme collectie met varende monumenten is uniek in Nederland, omdat geen enkel
ander museum een even diverse collectie houten vaartuigen bezit.1
De collectie is al van vóór
vaartuigen, en bevat dus ook vaartuigen van buiten de Zuiderzeeregio.2
De vaartuigen zijn in
te delen in vier types: vissersschepen, vrachtschepen, boeren vaartuigen en
pleziervaartuigen. Vroege 20ste
-eeuwse schepen in staal worden eveneens in het
Havenmuseum in Rotterdam bewaard, maar tussen de twee musea bestaat een duidelijke
scheiding: de collectie in het Zuiderzeemuseum is geconcentreerd op de binnenvaart en de
visserij op de binnenzee, de collectie in Rotterdam vertrekt vanuit de haven richting zee. De
enige overlap zijn tjalken, binnenschepen die ook in de haven van Rotterdam kwamen.
De overige roerende collectie heeft een sterke band met de gemeenschappen in de regio, in
sommige gevallen biografisch, in andere meer algemeen cultuurhistorisch. Dat maakt de
samenhang tussen de verschillende objecten sterk, en die samenhang overstijgt de
individuele waardering van objecten. Als overzicht van de regio vertonen de meeste
deelcollecties overlappingen met wat lokale erfgoedinstellingen bezitten, al zijn sommige
plekken in de regio (Enkhuizen, Volendam, Spakenburg) beter vertegenwoordigd dan andere
(Stavoren, Elburg). Het Zuiderzeemuseum bezit geen roerende objecten die zo beeldbepalend
1
De collectie is dus niet de grootste (die is in het bezit van Museum de Broeker Veiling in Broek op Langedijk, zie
http://www.musip.nl/musip/collections/3906) maar wel de meest diverse.
2
Wieringa 1998: 151; Schutten 2004; Zijp 2005a: 7-8. De diepgang van vaartuigen was een beperking, en het
ministerie verzocht het museum al bij de bekrachtiging in 1950 te waken over de (beheers)kosten.
Afb. 9 De buurt Stadsgracht vanuit de lucht, digitale foto, 2003.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 20 van 138
zijn dat bezoekers er speciaal voor naar het museum komen; -effect hebben
het buitenmuseum en de schepenhal in het binnenmuseum als geheel.
De hedendaagse voorwerpen in de collectie zijn vaak beeldbepalende unica in de Collectie
Nederland. Het Zuiderzeemuseum heeft hedendaagse creatieve uitingen in beeldende kunst,
mode, fotografie, performance en vormgeving niet zozeer verzameld vanuit hun plek in de
canon van hun eigen artistieke discipline maar vanuit hun herinterpretatie en gebruik van de
cultuurhistorie. Toch valt het op dat het museum vanaf 2006 wat betreft mode en vormgeving
toonaangevende collecties heeft aangelegd, en dat het museum door de actieve rol als
opdrachtgever een centrale rol speelde in de waardering voor Dutch Design.1
Deze objecten
functioneren in verschillende betekeniscontexten: thema, discipline, oeuvre. Voor het
Zuiderzeemuseum is de belangrijkste context hun reflecterende kracht ten opzichte van de
cultuurhistorische collectie en context. Daarnaast hebben ze een esthetische betekenis en een
betekenis in de individuele oeuvres van kunstenaars, vormgevers en (mode-)ontwerpers.
Geen van deze betekenissen staat elkaar in de weg. Dit vertaalt zich in gezamenlijke
aankopen en uitvoerige bruiklenen.
3.4. Collectiewaardering
In het collectieplan van 2007 zijn per deelcollectie de beeldbepalende
objecten opgesomd (zie bijlage 2). De cultuurhistorische waarde van de
objecten, de basis om tot een overzicht te komen, heeft het museum op dit
moment echter niet in het collectiemanagementsysteem vastgelegd. Het
museum zal daarom tot en met 2016 alle deelcollecties waarderen en
registreren. In bijlage 1 is per deelcollectie het jaartal opgenomen waarin
het museum de waardering voorziet.
Als eindoordeel maakt het museum gebruik van de ABCD-indeling van het
Deltaplan voor Cultuurbehoud uit 1990 (zie bijlage 3). De systematiek voor de onderbouwing
wordt ontleend aan Significance 2.0, die de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed naar
Nederland heeft hertaald.2
Het is alvast duidelijk dat veel objecten vooral hun waarde hebben
in ensembles, bijvoorbeeld een volledig biografisch ingericht woonhuis, bestaande uit
voorwerpen die tot verschillende deelcollecties behoren.
3.5. Kerncollectie
Een onmisbare kracht van de collectie is het geheel van 150
gebouwen en de infrastructuur op het buitenmuseum (de
onroerende collectie), inclusief de wijze waarop ze in de publieke
ruimte als haven, stad en dorp, gemodelleerd naar historische
voorbeelden, bij elkaar zijn geplaatst en biografisch of historisch zijn
ingericht. Een tweede krachtig onderdeel van de collectie zijn de
vaartuigen, vooral die in de schepenhal van het binnenmuseum en
het varend erfgoed op het buitenmuseum. In vele gevallen gaat het
om het enige nog bestaande exemplaar van het type. Het
verzamelgebied reflectie, dat tot stand komt door een intensieve
samenwerking met de creatieve industrie, is het derde onderdeel van
de kerncollectie, waarmee het museum een continue herwaardering
van het cultuurhistorische erfgoed nastreeft.
Van de hele collectie zijn de 150 gebouwen, 20 vaartuigen en
ca. 6000 andere voorwerpen, ofwel ca. 25% van de collectie (zonder
documentatie) permanent te zien op het buitenmuseum en in de
vaste presentaties van het binnenmuseum. Online zijn ook ca. 6000
voorwerpen te vinden op het Geheugen van Nederland en Maritiem
Digitaal (zie 7.6. Nieuwe Media).
1
Junte 2011: 28-39.
2
Russell & Winkworth 2009; RCE 2013.
Afb. 10 Richard Hutten balanceert het prototype van
de Zuiderzee Stoel (inv. nr. 024025) tijdens Object
Rotterdam 2011.
BELEID: Het Zuiderzeemuseum
gebruikt voor de waardering van
de collectie de ABCD-indeling,
onderbouwd met de argumenten
uit de nieuwe systematiek van de
RCE uit 2013.
Collectieplan 2.0 2011-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 21 van 138
HOOFDSTUK 4. COLLECTIEVORMING
4.1. Continuïteit
De collectievorming van het Zuiderzeemuseum is gekaderd in het algemene beleid van het
museum en in de samenwerking met de eigenaars en de stakeholders van de collectie. De
belangrijkste eigenaars zijn het Rijk, de vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum en de
Stichting Zuiderzeemuseum zelf. De belangrijkste stakeholders zijn bewoners van en
bezoekers uit de regio, onderwijsinstellingen, en collega-instellingen in de erfgoedsector en
bedrijven, groeperingen en individuen verbonden aan de vijf hoofdthema
Het Bestuur van de Vrienden is vertegenwoordigd in de Raad van Toezicht en zodoende nauw
betrokken bij de ontwikkeling van het beleid van het museum. Verder is er per kwartaal
overleg van de directeur en het hoofd Collecties & Presentaties met het bestuur van de
Vrienden, waarin ook de collectievorming aan bod komt.
4.2. Verzamelen
4.2.1. Algemene uitgangspunten
Het verzamelbeleid wordt toegespitst op beeldbepalende objecten voor de vijf centrale
(zie 2.1. W.A.T.E.R.). Daarbij weegt de thematische relevantie en de zeggingskracht
van de objecten een grotere rol dan de vraag tot welke (materiële) deelcollectie de
aanwinsten behoren. Steeds wordt de herkomst van een voorwerp vóór verwerving
onderzocht, niet alleen om problematische eigendomsgeschiedenis te achterhalen maar ook
om interessante verhalen, personen, gebruik en omstandigheden te documenteren. Er komt
ook aandacht voor de regeling van intellectueel eigendom, gebruiksrechten en beeldrechten
(zie 6.3. Documentatie) en voor (de kosten van) collectiebeheer op langere termijn (zie 5.
Behoud en beheer).
Aanwinsten worden vanaf 2007 in regel opgenomen in de collectie van de
Stichting Zuiderzeemuseum. Waar het gaat om aankopen met bestaande
middelen, gebeuren die met de steun van de BankGiro Loterij. Ook kunnen
extra publieke of private fondsen worden aangeschreven.
Op deze verwerving voor de stichting bestaan de volgende uitzonderingen:
- als het Zuiderzeemuseum een voorwerp in beheer krijgt dat aan de rijkscollectie is
toegevoegd
- als de aankoop is bekostigd door het Van Heemstra-Meybaum Fonds of de Vrienden
zelf, worden de voorwerpen eigendom van de Vrienden;
- als de schenker expliciet de verwerving voor de rijkscollectie of de collectie Vrienden
voorstaat.
Het Zuiderzeemuseum gaat actief op zoek naar partners om verwervingen
via gezamenlijke verwerving (joint acquisition) te realiseren, in
samenwerking met musea die per thema, per locatie, per artistieke
discipline of monografisch verzamelen. Zodoende werkt het
Zuiderzeemuseum actief aan het vermijden van doublures binnen de
Collectie Nederland via een gedeelde ontsluiting en toegankelijkheid.
Het museum verzamelt veel objecten niet, zeker wat betreft de voorwerpen die werkelijk
dagelijks worden aangeboden. Het hanteert daarbij naast bovengenoemde inhoudelijke
criteria ook enkele algemene kwaliteitscriteria.
Het Zuiderzeemuseum verzamelt niet:
- exact dezelfde objecten als die zich al in de collectie bevinden;
BELEID: Verwervingen worden
opgenomen in de collectie van
de Stichting Zuiderzeemuseum,
tenzij de financiering anders
bepaalt.
ACTIE SAMENWERKEN: Het
Zuiderzeemuseum zoekt actief
partners voor gezamenlijke
verwerving.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 22 van 138
- objecten waarvan er bij de rekwisieten of de voorraad voldoende exemplaren zijn
voor de volgende 10 jaar;
- historische voorwerpen die noch in het Zuiderzeegebied zijn gemaakt noch er in
gebruik waren.
Het museum stelt zich verder terughoudend op als het gaat om:
- onderhoudsintensieve onroerende en maritieme voorwerpen;
- soortgelijke voorwerpen die zich al in de collectie bevinden, specifiek heeft het
museum geen objectgerichte of monografische (kunstenaar, plek) volledigheid als
doel. Vergelijkbare voorwerpen worden enkel verzameld als de afwijking een
interessante aanvulling is op de aanwezige collectie;
- voorwerpen die nadrukkelijk in de aandachtssfeer van een ander (specialiseerd)
professioneel Nederlands museum liggen;
- voorwerpen die naar hun aard thuishoren in een rijks-, provinciaal- of gemeentelijk
archief.
Om de verwerving geïntegreerd te laten verlopen, is het museum einde 2010 gestart met een
verwervingscommissie, die ongeveer tweemaal per jaar bij elkaar komt. De commissie
wordt voorgezeten door hoofd Collecties & Presentaties en bestaat uit een registrator als
secretaris, de conservatoren en de betreffende collectiebeheerders. Voor ingrijpende
verwervingen wordt extern inhoudelijk en beheersmatig advies ingewonnen. Kleine en
minder complexe verwervingen worden tussentijds via vastgestelde SPECTRUM-procedures
onder leiding van de registrator en door de conservatoren en de collectiebeheerder
afgehandeld. De verwervingen voor de Collectie Vrienden legt het hoofd Collecties &
Presentaties per kwartaal voor aan het bestuur van de Vrienden en via het bestuur jaarlijks
aan het Van Heemstra-Meybaum Fonds. Alle aangeboden en overwogen voorwerpen krijgen
een verwervingsdossier, zodat in de toekomst ook de argumentatie van afwijzingen terug te
vinden is. (zie ook 6.2. Registratie).
Voor het verzamelgebied cultuurhistorie wordt hieronder de verzamelbeleid per cluster
besproken. Het verzamelgebied reflectie wordt voorafgaand specifiek toegelicht.
4.2.2. Hedendaagse reflectie
Het actieve verzamelbeleid focust op de hedendaagse reflectie. Het museum werkt met
drie vormen van verwerving. De eerste is de jaarlijkse opdracht aan Nederlandse
vormgevers, kunstenaars, fotografen of modeontwerpers in de context van
het jaarthema. De tweede is de coproductie van een extern idee. De derde
is de a
Zuiderzeemuseum past. Steeds is een verklaarbare band met de
Zuiderzeeregio een noodzakelijke voorwaarde.
Elk jaar verwerft het museum zo objecten of series voor de reflecterende kerncollectie die
ingaan op het specifieke jaarthema, waarbij een uitdrukkelijke verbinding met de
cultuurhistorische collectie en context wordt gelegd. Het museum werkt bij
voorkeur met veelbelovende jonge ontwerpers, die nog niet massaal in
de Collectie Nederland zijn vertegenwoordigd. De mogelijkheid van het
museum om actief als opdrachtgever of coproducent op te treden zal
samenhangen met de ondersteuning door fondsen en sponsoring, bij
voorkeur partijen die niet strikt gericht zijn op het culturele veld het
Zuiderzeemuseum probeert waar mogelijk in andere vijvers te vissen. Voor de aankoop met
eigen middelen is de steun van de Vrienden en het bijhorende Van Heemstra-Meybaum
Fonds cruciaal.
ACTIE REFLECTEREN: Het
Zuiderzeemuseum geeft jaarlijks
een opdracht in de context van
het jaarthema.
ACTIE REFLECTEREN: Het
museum verwerft hedendaags
werk dat aan de cultuurhistorie
van de Zuiderzee regio refereert.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 23 van 138
4.2.3. Onroerende collectie
Wat betreft de cultuurhistorische collectie formuleert het museum een
big hairy audacious goal1
: een programma om de periode 1932-1983 (van
de Afsluitdijk tot de opening van het buitenmuseum) wat betreft
bewoning, werkgelegenheid en recreatie in de Zuiderzeeregio te
verzamelen en te (re)presenteren.
Dat het Zuiderzeemuseum deze stap zet, lijkt op het eerste zicht minder
urgent dan het belang van de periode 1880-1932 voor de oprichting van het
museum. Maar ondertussen verdwijnen in de regio her en der de ruimtelijke en materiële
getuigen van de veranderingen na de Afsluitdijk, en ontstaat de behoefte om de tijdsperiode
uit de twintigste eeuw die de Zuiderzee met de eigen tijd verbindt, te bewaren als
noodzakelijke schakel voor het inzicht in de veranderingen in de regio, en als ankerpunt voor
de persoonlijke ervaringen en emoties die daarbij horen.
De in wezen arbitraire grens van 1983 heeft twee voordelen. Ten eerste vertegenwoordigt een
periode van 50 jaar ongeveer twee generaties (de zonen en kleinzonen van de vissers vóór de
Afsluitdijk), waardoor het programma een menselijke maat heeft. Ten tweede blijft er voor de
onderzoekers en het publiek een ruime tijdsafstand tot het onderwerp, waardoor historische
ontwikkelingen voldoende zijn uitgekristalliseerd om aanleiding te kunnen zijn tot de
onuitwisbare representatie met onroerende elementen.
Tevens dringt zich de vraag op of dit een continue proces is een openluchtmuseum dat elke
-2020 zal op
deze vraag ingaan.
De uitwerking van dit programma begint in de periode 2013-2016 met de
verzameling van informatie en documentatie uit de regio. Het museum
maakt werk van een inhoudelijke samenwerking met wetenschappelijke
instellingen, zoals de opleiding Architectuur van de T.U.Delft, de afdeling
Planologie van de Universiteit van Amsterdam en afdelingen
Monumentenzorg van verschillende gemeenten.
Op basis van die inventarisatie zal in het collectieplan 2017-2020 een uitspraak worden
gedaan over wat er precies wordt verzameld en gepresenteerd. In de periode 2013-2016
uiteenlopende impact. Gebouwen kunnen fysiek worden overgebracht of op schaal of virtueel
worden gepresenteerd. In het geval er een maatschappelijke opdracht komt om ook
onroerende voorwerpen te verzamelen, dient zich de vraag aan waar die voorwerpen bij
elkaar kunnen worden gebracht. In dat geval is er niet aleen een verzamelplan nodig maar
ook een ruimtelijk structuurplan voor de locatie te denken valt aan een deel van wat nu nog
buitengebied is (zie 7.3. Presentaties).
4.2.4. Maritieme collectie
Met betrekking tot de maritieme kerncollectie stelt het museum zich uitermate
terughoudend op, en voert het een strenge passieve verwerving. Vaartuigen die in hun
historische verschijning prima in de particuliere markt bewaard kunnen blijven, zal het
museum niet verwerven, zelfs als het om schenkingen gaat.
In plaats van uitgebreid zelf te verzamelen is het museum actief als presentatieplek voor
relevante en goed geconserveerde schepen in privébezit. De opname en beoordeling in het
Nationaal Register voor Varend Erfgoed is daarvoor het inhoudelijke keurmerk. Met gratis
ligplekken voor uitzonderlijke schepen en als gastvrije passantenhaven stimuleert het
museum het maatschappelijke draagvlak dat nodig is om het uitgebreide varend erfgoed
voor de toekomst te bewaren.
1
http://en.wikipedia.org/wiki/Big_Hairy_Audacious_Goal. BHAG is geïntroduceerd in 1994 door James Collins en Jerry
Porras Built to Last: Successful Habits of Visionary Companies. Het is een visionair en gedurfd doel, veelal op langere
termijn, dat extern bevraagbaar is maar intern niet als onmogelijk wordt geacht. Het geeft de organisatie focus en
team spirit. Contra-intuïtief is het zeer zinvol in tijden van schaarste. Met dank aan mijn college Steve White van
Mystic Seaport. Als museum met de grootste collectie vaartuigen ter wereld, besloten zij in tijden van schaarste hun
grootste schip, de Charles W. Morgan uit 1841, de enige overgebleven walvisvaarder, te gaan restaureren.
BELEID: Het Zuiderzeemuseum
verzamelt ook de cultuurhistorie
van de periode 1932-1983 om de
band tussen verleden en heden
te versterken.
ACTIE ACTUALISEREN: Het
Zuiderzeemuseum zoekt actief
informatie en documentatie over
de periode 1932-1983.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 24 van 138
4.2.5. Overige roerende collectie
Het verzamelbeleid voor de overige roerende collecties (beeldende kunst,
toegepaste kunst, gebruiksvoorwerpen) richt zich eveneens op de
en op meer regionale diversiteit
ten opzichte van de overheersing van Noord-Holland in de collectie. Een
voorbeeld van de actualisering is de voortdurende evolutie in de
s
de kraplappen in Spakenburg in de jaren 1970. Een voorbeeld van de
regionale diversiteit is de aandacht voor streekdrachten uit de oostelijke deelregio
(IJsseldelta, Veluwe), die nog nauwelijks in de publieke collecties zijn opgenomen. Diversiteit
in streekdrachten heeft ook betrekking op moeilijk te vinden (want doorgaans versleten)
werkkleding en kinderkleding. In alle gevallen is de documentatie van voormalige eigenaars
en van het gebruik cruciaal voor de waardering van de verworven voorwerpen.
4.2.6. Documentatie
Voor de periode 2013-2016 betekent dit dat het museum in eerste instantie
informatie, zoals interviews en verhalen, verzamelt, alsook documentatie,
zoals (in opdracht van het museum vervaardigde) fotografie.
Aanvullend wil het Zuiderzeemuseum, in samenwerking met nationale,
regionale en lokale partners én met het publiek, het immateriële erfgoed in
de context van de materiële collectie bij elkaar brengen. Ontsluiting is
daarbij van groter belang dan eigendom. Het Zuiderzeemuseum heeft specifieke aandacht
voor gebruiken waarvoor verder geen maatschappelijke organisaties bestaan, zoals erfgoed
rond het huishouden en gebruik van de publieke ruimte.
4.2.7. Rekwisieten
In 2011 is het museum gestart met de registratie van de rekwisieten in
gebruik en op depot (zie 2.4.1.). Door de voortschrijdende tijd zijn
historische rekwisieten steeds zeldzamer. Daarom zullen de conservatoren
ook grondig afwegen of rekwisieten die thematisch binnen het
verzamelbeleid passen, en die uitermate zeldzaam zijn, een grote
presentatiewaarde hebben en in goede staat zijn, al dan niet in de
collectie horen.
4.3. Selecteren en afstoten
4.3.1. Algemene uitgangspunten
Het Zuiderzeemuseum zorgt in de periode 2013-2016 voor een nauwkeurige
waardering van zijn collectie en rekwisieten (zie 3.4. Waardering van de
collectie). Deze waardering bezorgt ten eerste alle voorwerpen in het
museum een officiële status als collectie, rekwisiet of voorraad. Die status is
bepalend voor het behoud en beheer van het voorwerp (zie hoofdstuk 5).
Op basis van die informatie worden de depots systematisch opgeschoond.
De waardering zal ook leiden tot de identificatie van voorwerpen die niet
binnen de collectie passen of niet van voldoende kwaliteit (zie criteria voor
niet-verzamelen onder 4.2.) zijn. In de overweging wordt ook steeds de reden van verwerving
het object, namelijk directe verbondenheid met eerder beleid vanuit een andere visie (zie
bijlage 3, categorie B.5).
Voor de te ontzamelen objecten wordt gestreefd naar herplaatsing, behalve voor onbruikbare
rekwisieten. Objecten met een hoge artistieke kwaliteit worden bij voorkeur geplaatst bij
musea met een (inter)nationale uitstraling. In het geval van Rijkscollectie wordt in eerste
instantie gekeken naar de mogelijkheden van beheersoverdracht aan een ander museum dat
Rijkscollectie beheert.
ACTIE ONDERHOUDEN: Het
Zuiderzeemuseum bepaalt voor
alle voorwerpen in zijn bezit de
status als collectie, rekwisiet of
voorraad.
ACTIE ONDERHOUDEN: Het
Zuiderzeemuseum schoont de
depots op door voorwerpen die
niet als collectie, rekwisiet in
gebruik of voorraad worden
aangemerkt, te ontzamelen.
ACTIE VERBREDEN: Het
Zuiderzeemuseum legt voor de
verzameling van de
cultuurhistorie de nadruk op de
gebieden buiten Noord-Holland.
ACTIE VERBREDEN: Het
Zuiderzeemuseum verzamelt ook
immaterieel erfgoed en brengt
daarvoor informatie uit
verschillende bronnen samen.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 25 van 138
Steeds neemt het museum de Leidraad voor het Afstoten van Museale
Objecten (LAMO) in acht.1
In het geval van Rijkscollectie legt het museum de
overdracht aan de Erfgoedinspectie voor. Ontzamelen wordt net zoals
verwerving georganiseerd via de verwervingscommissie, zodat beslissingen
op dit gebied evenzeer een draagvlak in de organisatie hebben. In het geval
van eigen collectie legt het museum de overdracht aan de Raad van
Toezicht voor. In het geval van Collectie Vrienden legt het museum de overdracht aan het
bestuur van de Vrienden voor. De uitvoering gebeurt administratief onder leiding van de
registratoren, die voor de fysieke acties samenwerken met de collectiebeheerder, de
depotbeheerder en vertegenwoordigers van de ontvangende partij en derden (bv.
transportfirma).
4.3.2. Hedendaagse reflectie
De voorwerpen in het verzamelgebied hedendaagse reflectie worden met de hierboven
genoemde thematische en kwalitatieve criteria kritisch gescreend. Hoogstaande artistieke
kwaliteit is noodzakelijk, maar voor het Zuiderzeemuseum geen voldoende voorwaarde om
tot de eigen collectie te behoren. Voor objecten die niet voldoen aan die kwaliteitsnorm of het
huidige verzamelbeleid van het Zuiderzeemuseum (en zodoende waardering D meekrijgen,
zie 3.4. Collectiewaardering en bijlage 3) wordt een voor het voorwerp optimale oplossing
buiten het Zuiderzeemuseum gezocht. Dit kan gaan van een uitgaande bruikleen tot een
permanente afstoot.
Eén van de essentiële elemenenten in het verzamelbeleid is de verbinding tussen de
hedendaagse reflectie en de cultuurhistorie van de Zuiderzee (zie 4.2.2.). Uit de ervaring als
opdrachtgever weet het museum dat de behoefte aan herbestemming wat betreft
hedendaagse voorwerpen verkleint naarmate de kunstenaars en vormgevers beter zijn
begeleid en actiever zijn betrokken bij het museum en de collectie. Door die begeleiding en
betrokkenheid bij nieuwe opdrachten en door het oplossen van bestaande knelpunten
voorziet het museum dat na 2016 voor minder voorwerpen een nieuwe bestemming moet
worden gevonden.
4.3.3. Onroerende collectie
In het verzamelen van gebouwen door het Zuiderzeemuseum zit een paradox. Veel
gebouwen zijn in het museum terecht gekomen omdat ze op hun oorspronkelijke plek in de
regio geen functie of waarde meer hadden en op de lijst stonden van te slopen gebouwen bij
projecten van stadsvernieuwing. In het geval van het schooltje uit Kollum (inv. nr. KOL-1)
heeft interesse van het museum echter geleid tot een vernieuwde waardering door de
gemeenschap in Kollum, waardoor het schoolgebouw mocht blijven en het museum
uiteindelijk in 1990 een reconstructie heeft gebouwd. De brug uit Jorwerd (inv. nr. BRUG-1) is
wel overgekomen, maar dat ging gepaard met legendarisch protest van de inwoners. Zij
kregen er een reconstructie voor in de plaats. Als het museum op meer plekken succesvol
was geweest in de herwaardering van het gebouwde erfgoed, stonden meer gebouwen en
infrastructuur nog op hun oorspronkelijke plek en bevatte het museum meer reconstructies.
In 2008 vormde die lokale herwaardering het thema van het project Zouttocht van Ida van
der Lee. Op een trekschuit werd gebouw ZK-13 uit het museum teruggebracht naar Zoutkamp
en daar opnieuw opgebouwd (zie ook p. 107). Echter, vijf jaar later is het teruggekeerde
gebouw, dat onzorgvuldig is aangepast en geconserveerd, er slecht aan toe. Dit doet het
Zuiderzeemuseum besluiten dat het best zelf blijft instaan voor de onroerende collectie die
het beheert. Gebouwen en infrastructuur zullen voortaan niet meer worden afgestoten. Voor
de deelcollectie gebouwfragmenten is de afstoot van voorwerpen afhankelijk van de
waardering.
1
ICN 2006. Een nieuwe richtlijn is in voorbereiding. Zodra die beschikbaar is, wordt de nieuwe versie gebruikt.
ACTIE ACTUALISEREN: Het
Zuiderzeemuseum zoekt een
nieuwe bestemming voor
voorwerpen in de collectie die
waardering D krijgen.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 26 van 138
4.3.4. Maritieme collectie
De vaartuigen zijn net zoals de gebouwen kostbaar in onderhoud, maar tegelijk zijn ze een
Unique Selling Proposition van het Zuiderzeemuseum. Het Zuiderzeemuseum gaat er
daarom alles aan doen om de bestaande collectie in goede staat te behouden door efficiënt
meerjaren onderhoud en waar mogelijk verdienmodellen te genereren. De lemsteraak
Zevija (inv. nr. 023699), die volgens de eisen van de schenkers paradoxaal alleen als actief
varend jacht mag worden onderhouden maar tegelijk is uitgesloten van exploitatie, komt in
aanmerking voor afstoot. De belangrijkste reden is dat het vaartuig in de huidige vorm als
varend erfgoed in gebruik perfect in de markt kan bestaan, een centraal criterium voor
verwerving (zie 4.2.4.). Het museum zal daarom een traject starten om de schenking op een
rechtmatige manier te beëindigen, maar vóór een definitieve overdracht steeds de bestaande
schenkingsovereenkomst respecteren en uitvoeren.
4.3.5. Overige roerende collectie
Voor het ontzamelen van deelcollecties als geheel heeft het
museum de voorbije jaren ervaring opgedaan met de
Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Het ging om een
inhoudelijke verzameling, waarvan de voorwerpen tot
verschillende deelcollecties behoorden. Belangrijk is ten eerste
dat het Zuiderzeemuseum zelf duidelijk maakt welke
voorwerpen voor overdracht of afstoot in aanmerking komen,
zodat er bij de verschillende partijen eenduidigheid en
daardoor ook eenstemmigheid is. Ten tweede is de vraag over
een geschikte andere plek, bijvoorbeeld op basis van aanwezig
specialistische kennis, is evenwel steeds pas aan de orde als
duidelijk is dat het betreffende collectieonderdeel niet binnen
het eigen collectiebeleid
(zie bijlage 3) in de collectie blijft. In het andere geval
is (langdurige) bruikleen een uitstekende optie. Zo is de Torso
ZZM van Caspar Berger uit 2008 als waardevolle hedendaagse
Nederladse sculptuur, maar zonder verbinding met de
cultuurhistorie van de Zuiderzee, sinds 2010 in bruikleen aan
Museum Beelden aan Zee in Scheveningen.
4.3.6. Documentatie
Films en videobanden uit de deelcollectie audiovisuele media zijn in 2010 in eigendom
overgedragen aan het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid. De rechten op de zelf
gemaakte films blijven bij het Zuiderzeemuseum. Van alle overgedragen objecten krijgt het
museum een digitale kopie, vrij te gebruiken, al heeft de digitalisering van de films bij Beeld
& Geluid geen priorireit.
In de periode 2013-2016 zal het museum grondig onderzoeken of andere collectiedelen,
bijvoorbeeld de boeken van vóór 1850 of de videokunst, omwille van specifieke beheerseisen
al dan niet beter in gespecialiseerde instellingen worden bewaard, in beheer of in eigendom.
Maar omdat het Zuiderzeemuseum objecten omwille van hun thematische betekenis
verzamelt, is het feit dat het museum geen andere objecten van een bepaald type heeft, op
zich geen voldoende criterium tot ontzameling.
4.3.7. Rekwisieten
De registratie van de rekwisieten zal aanleiding zijn om uit het rekwisietendepot alle
voorwerpen te verwijderen die niet als beperkte voorraad voor collectie of rekwisieten in
depot zijn aangemerkt. De selectie van rekwisieten op het buitenmuseum is een complexe
afweging, waar ook volop facilitaire en organisatorische kwesties spelen. Niettemin weegt de
redelijke inhoudelijke keuze van de conservatoren door.
Afb. 11 Caspar Berger, Torso ZZM, brons, 2008, inv. nr.
023853.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 5. Behoud & beheer pagina 27 van 138
HOOFDSTUK 5. BEHOUD & BEHEER
Dit hoofdstuk behandelt het fysieke beheer van de voorwerpen in het Zuiderzeemuseum,
ongeacht de eigenaar. Ten behoeve van het beheer bestaat de collectie uit vier delen (zie 3.2.
collectieomvang en indeling in deelcollecties). In dit hoofdstuk wordt het beheer van drie
delen behandeld: de onroerende collectie (beheerd door de sector Onderhoud & Facilitaire
Dienst), de maritieme collectie (beheerd door de afdeling Maritieme Collectie) en de overige
roerende collectie, bestaande uit de clusters Beeldende Kunst, Toegepaste Kunst,
Gebruiksvoorwerpen en Documentatie (beheerd door de afdeling Behoud & Beheer).1
Daarnaast beheert de afdeling Behoud & Beheer ook de rekwisieten, die niet tot de collectie
behoren. Omwille van het toenemende belang van die voorwerpen is er afzonderlijk
aandacht aan besteed. Tot slot komen twee cruciale aspecten van de omkadering aan bod:
het depotbeheer en de veiligheidszorg.
In het beleidsplan 2011-2016 heeft het Zuiderzeemuseum aangegeven er
voor te zorgen dat uiterlijk 2020 de collectie integraal in zo goed mogelijke
conditie verkeert en zo goed mogelijk wordt bewaard. Voor alle
voorwerpen in de collectie wordt gestreefd naar het voortdurende behoud
van hun betekenis voor het museum. Dit leidt tot verschillende behandeling
van verschillende voorwerpen op verschillende plekken. Als voorwerpen
betekenis ontlenen aan hun historische gebruikssporen, is het behoud van die sporen van
belang, en actieve conservering tot een minimum te herleiden, bij voorkeur gecombineerd
met een stabiel klimaat. Voorwerpen die in het buitenmuseum worden blootgesteld aan weer
en wind, vereisen daarentegen voortdurende actieve zorg om te blijven bestaan.
Jaarlijks zal het museum deelcollecties of een groep voorwerpen onder de loep nemen.
Aantallen zijn daarbij erg relatief, aangezien het zowel over een kapel als een haarspeld kan
gaan. De keuze van de te conserveren of te restaureren voorwerpen gebeurt pragmatisch: de
voorrang gaat naar voorwerpen waarvoor de nood hoog is, die naar aanleiding van de
worden opgenomen en die worden aangevraagd voor uitgaande
bruiklenen. Daarnaast zullen prioriteiten worden bepaald aan de hand van de uit te voeren
waardering van deelcollecties, ensembles en individuele objecten.
5.1. ONROERENDE COLLECTIE
5.1.0. Inleiding
De cluster onroerende collectie bestaat uit de
deelcollecties gebouwen, bouwfragmenten en
infrastructuur. De collectie bevindt zich voor
het overgrote deel in het buitenmuseum.2
De
gebouwen zijn opgebouwd tussen 1967 en
1992; in dat jaar is de Wierschuur (in. nr. WR-3)
als laatste toegevoegd.3
Ze zijn op
verschillende wijze naar het museum vervoerd
en opgebouwd: steen per steen (zoals de kapel
uit Den Oever, (inv. nr. WR-1) als eerste
opgebouwd), in bouwdelen (die hun
historische voegverbanden hebben behouden)
of in hun geheel. Bij de arbeiders- en
visserswoningen was wonen een basale
primaire behoefte mensen woonden ook in
het vooronder van hun schuit; levensduur van
1
Zie organogram, bijlage 4.
2
De historische gebouwen die het Binnenmuseum vormen zijn geen collectie, maar zijn deels monumenten en deels
nieuwbouw, beheerd door de Rijksgebouwendienst.
3
Ook de molen, inv. nr. HL-1 (1984), een woning uit Zoutkamp, inv. nr. ZK-17 (1985), en de replica van het schooltje
uit Kollum, inv. nr. KO-1 (1990), zijn geplaatst na de opening van het buitenmuseum in 1983.
Afb. 12 Kapel uit Den Oever (Wieringen), 1540-1966, inv. nr. WR-1.
BELEID: Het Zuiderzeemuseum
optimaliseert in de periode 2011-
2020 de conditie en het beheer
van de hele collectie.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 5. Behoud & beheer pagina 28 van 138
het gebouw was geen thema. Dit weerspiegelt zich in de oorspronkelijke bouwwijze
(constructie in metselwerk en hout, da Bij de herbouw in het museum zijn
gebouwen technisch aangepast (bv. andere funderingen, verwarming, elektro) en gewijzigd
om te passen in het structuurplan (bv. ingekort) of om te voldoen aan publieke functies (bv.
inrichting als infocentrum, hogere deuren). Niettemin overheerst een groot respect voor de
oorspronkelijke bouwwijze.
Verder bestaat het buitenmuseum uit elementen in de private en publieke ruimte die op
schaal 1:1 de leefomgeving weergeven, zoals tuinen en bruggen. Het gaat daarbij zowel om
collectie (deelcollectie infrastructuur) (terreinaankleding),
flora en fauna (historische planten- en diersoorten). Voorwerpen uit de deelcollectie
bouwfragmenten wordt deels bewaard in gebouwen op het buitenmuseum en deels in depot
Hoogwoud.
Na de opening in 1983 kwam er niet onmiddellijk een afdeling die zich met het onderhoud
van de gebouwen bezighield; die onstond slechts geleidelijk en met andere medewerkers
dan die de gebouwen hadden overgebracht en heropgebouwd.1
Van continuïteit tussen
opbouw en onderhoud was dus nauwelijks sprake. Er was evenmin een beheersplan waarin
frequentie van inspectie en onderhoud en de daarbij horende inspanningen en kosten waren
gespecificeerd. Gebouwen werden ad hoc aangepakt als de nood aan de man kwam,
beslissingen werden tijdens de uitvoering genomen. Waarderingen van individuele
gebouwen (welke onderdelen zijn nu echt nog origineel?) werden vanaf 1980 in de
Een bouwkundig historicus hield als
conservator toezicht op het onderhoud, maar dat persoonlijke toezicht leverde geen
uitgeschreven uitgangspunten en randvoorwaarden voor beheer en onderhoud op,
bijvoorbeeld over hoe de panden er afzonderlijk uit moesten zien. Verzameling van
informatie, inhoudelijke afwegingen en documentatie van de werkzaamheden was er wel ten
bate van de heropbouw in het museum, maar dus niet over het onderhoud na 1983. Er is
inmiddels wel een beheersplan voor de begroeiing rond de gebouwen, maar niet voor
de afwatering, de wijze van aanbrengen van installatietechnische voorzieningen, verlichting
en het regelen van het binnenklimaat. Het museum staat nu voor de uitdaging om de eerste
generatie beheerders van 30 jaar buitenmuseum te vervangen door een team dat de collectie
in de toekomst kan behouden.
Het Zuiderzeemuseum heeft bij de herbouw gekozen voor de authenticiteit van het beeld
(functionele authenticiteit). Armoedige huisjes werden ook als dusdanig onderhouden, wat
betekent dat er slechts sporadisch werd geschilderd en er daardoor meer schade aan de
onderliggende houtconstructies optrad. De inefficiënte aanpak via puur lokale herstelling en
de uitbouw van activiteiten het hele jaar door zorgden eveneens voor een achterstand in het
onderhoud. Die achterstand werd vanaf 2006 alleen maar groter, toen het beleid prioriteit
legde bij presentaties, en er capaciteit aan het collectiebeheer werd onttrokken ten voordele
van tentoonstellingsbouw. Bestemmingsreserves voor groot onderhoud gingen eveneens
naar tijdelijke presentaties. Vanaf 2006 werd er ook minder preventief schoongemaakt. Tot
slot is het beheer ook onderhevig aan steeds toenemende regelgeving.
In 2005 publiceerde de Inspectie Cultuurbezit (nu Erfgoedinspectie) Buitenstaanders.
Rijkscollectie in de open lucht, over het moeizame beheer van collectie buiten de vertrouwde
museumdeuren. Daarin kwam naar voren dat de beheerskosten van dergelijke collecties
steeds is onderschat, hoe goed de beheerders ook hun best deden om voor de collectie te
zorgen.
onderhoud, vond gehoor bij het Rijk ten aanzien van de collectie in het Nederlands
Openluchtmuseum in Arnhem, maar niet in het Zuiderzeemuseum.2
1
Slechts één medewerker (van een externe aannemer) van de heropbouw is uiteindelijk in de sector Onderhoud &
Facilitaire Dienst terechtgekomen.
2
Arjen de Koomen, in Inspectie Cultuurbehoud 2005: 75-76; Nederlands Openluchtmuseum 2012: 10.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 5. Behoud & beheer pagina 29 van 138
5.1.1. Meerjaren onderhoudsplan onroerende collectie
In 2007 is de sector Onderhoud & Facilitaire Dienst begonnen met de
inventarisatie van de staat van de individuele objecten als nulmeting, in de
vorm van jaarplannen. In 2012 heeft het museum een eerste overzicht van
het meerjaren onderhoud tot en met 2018 opgesteld.
Het behandelt zowel inspectie als controle, wegwerken van achterstand als
groeiend routineonderhoud.1
De verwachting is dat het routineonderhoud
als inspanning vanaf 2016 groter wordt dan de inhaalbeweging. Het
routineonderhoud bestaat voor het grootste deel uit repeterend schilderonderhoud, dat de
onderliggende materialen beter beschermd tegen aantasting en zodoende vooral
timmerwerk doet verminderen.
Deze koerswijziging vraagt om duidelijke keuzes en afwegingen in het spanningsveld tussen
historische relevantie en organisatorische efficiëntie, tussen behoud en gebruik. Het gebruik
van de gebouwen (zie 7.3. Presentaties) is immers van invloed op het beheer. Ten eerste
vertonen gebouwen die voor het publiek toegankelijk zijn sneller slijtage dan gebouwen die
een dienstfunctie hebben. Toenemend gebruik door publiek zal leiden tot meer onderhoud.
Ten tweede zijn gebouwen met een dienstfunctie daar nooit voor ontworpen, waardoor de
functie er niet altijd goed in past. Voor die gevallen onderzoekt het museum of de functies
niet elders kunnen worden ingericht. In beide gevallen besteedt het museum voortdurend
aandacht aan de veiligheid van het publiek, van de collectie, van de medewerkers (conform
ARBO-regelgeving) en van de technische installaties (conform NEN-richtlijnen).
Ter voorbereiding van het plan zijn er gesprekken gevoerd met de betrokkenen over
deelaspecten als preventieve schoonmaak, schadelijke aangroei van mossen en algen op
muren en dakpannen, dakvervanging, vochtproblemen, vervanging van folie onder de
pannen bij daken zonder beschot, nabijheid van bomen en struiken, conservering van houten
(elektra)palen op het maaiveld, binnenklimaat en ongedierte deze opsomming is niet
uitputtend. Voor bepaalde deelaspecten (bv. bliksemafleiding) wordt een beroep gedaan op
externe expertise. Jaarlijks wordt het plan herzien in functie van het uitgevoerde werk,
nieuwe ontwikkelingen of voortschrijdend inzicht.
Voortaan wordt het behoud van het historische beeld begrensd tot waar
uitstel van ingrijpen grotere schade aan het fysieke voorwerp tot gevolg zou
hebben. Concreet betekent dit dat gebouwen uiterlijk elke zes jaar zullen
worden geschilderd. Bewust slecht uitvoeren van voegwerk ten behoeve
van het beeld, met vochtproblemen als gevolg, wordt omgebogen tot
degelijke uitvoering met de oorspronkelijke materialen in zicht en als nodig achterliggend
nieuwe materialen. Bij vervanging van aangetaste houtdelen worden goedkope zachte,
slijtage-gevoelige materialen waar ze niet het beeld bepalen (omdat ze worden geschilderd),
vervangen door meer duurzaam materiaal.
De richtlijnen voor verlichting en klimaat werken de sectoren Inhoud &
Onderzoek en Onderhoud & Facilitaire Deinst in 2013 samen uit tot een
licht- en klimaatplan dat de hele collectie en alle locaties van het museum
overkoepelt. Het museum maakt hiervoor gebruik van bestaande plannen
van andere musea en nieuwe wetenschappelijke inzichten.2
Richtlijnen voor afwatering en
installatietechniek worden pas na 2016 uitgewerkt.
5.1.2. Wegwerken van achterstand
Het Zuiderzeemuseum werkt tot en met 2018 de jarenlange achterstand in het beheer weg.
Het zet hiervoor een deel van de jaarlijkse bijdrage van de BankGiro Loterij en een eenmalige
1
Omdat inspectie en controle nog niet volledig in het plan is ingebed, verwacht het museum dat pas in de periode
2017-2020 een volledige conditiemeting de huidige quick scan zal vervangen.
2
Twee inspirerende voorbeelden zijn de licht- en klimaatplannen van het Museum voor Volkenkunde in Leiden en
het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Voor recent onderzoek, zie Ankersmit 2009, Martens 2011.
ACTIE ONDERHOUDEN: Het
Zuiderzeemuseum heeft een
meerjaren onderhoudsplan
2013-2018 voor de onroerende
collectie.
BELEID: Het behoud van het
beeld wordt begrensd door het
behoud van het fysieke
voorwerp.
ACTIE ONDERHOUDEN: Het
Zuiderzeemuseum stelt een
licht- en klimaatplan op.
Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 5. Behoud & beheer pagina 30 van 138
bijdrage van de Provincie Noord-Holland in. Op bijkomende steun van het Rijk als eigenaar
van de collectie rekent het museum niet.
Voor het wegwerken van de achterstand worden ook gespecialiseerde
bezig met de formulering van de opdrachten in een bestek, opvolging van
de gunningstrajecten en controle op de uitvoering. Als eindverslag van elk
restauratieproject maakt de sector Onderhoud & Facilitaire Dienst telkens
een rapport dat de uitvoering en het resultaat beschrijft en in beeld brengt.
Het bestek, de offerte en het eindverslag worden voortaan in het collectiemanagement
systeem aan de collectie gekoppeld.
Idealiter gaat aan deze inhaalbeweging een grondige bezinning vooraf: de bouwhistorische
waardering en de daaruit voortvloeiende keuzes per gebouw. Die waardestelling gebeurt op
basis van bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd door docenten en studenten van de
Universiteit van Amsterdam, aangevuld met bewonersonderzoek door de afdeling Inhoud &
Onderzoek en conditiemetingen door de sector Onderhoud & Facilitaire Dienst. Vanaf 2013
verschijnen jaarlijks onderzoeksrapporten van minstens vier gebouwen.
5.1.3. Actieve conservering en restauratie
Bij het beheer van panden wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten
werkzaamheden. Routinematig schilderwerk, schoonmaak en inspectie vormen de
preventieve conservering (zie 5.1.4.), alle andere werkzaamheden zijn actieve conservering of
restauratie.
Terwijl externe firma s en eigen medewerkers de achterstand wegwerken,
gaan de eigen medewerkers ook verder met de actieve conservering van de
gebouwen. Voor het beheer van de onroerende collectie werkt het museum
procedures uit die oog hebben voor zowel de inhoudelijke waardering en
keuzes (een vissershuisje uit Zoutkamp heeft vanuit zijn historische
betekenis andere onderhoudsfrequentie dan een burgerijhuis uit Zaandijk)
als de technische behoeftes (metselwerk, voegwerk, timmerwerk, schilderwerk, technische
installaties). Essentieel zijn een goede voorbereiding van de werkzaamheden door gebruik
van alle beschikbare historische documentatie en beeldmateriaal, een onderbouwde
afweging van inhoudelijke en technische keuzes en de goede documentatie van het
uitgevoerde onderhoud. Vier vormen van documentatie verdienen speciale aandacht:
hist
museum, bouwtekeningen van vóór de afbraak, gemaakt door de medewerkers van het
museum, kleurenstalen van alle geschilderde delen die in een doos per gebouw worden
bewaard en het nieuwe bouwhistorisch onderzoek dat de oorspronkelijke en meest
waardevolle delen van de gebouwen benoemt. Door een tijdige communicatie van de
werkplanning kunnen de medewerker collectiearchief en de conservator
inhoudelijke afwegingen voorbereiden en in samenspraak met de
uitvoerders keuzes maken. In de periode 2013-2016 heeft het museum
slechts de capaciteit om het begin- en eindpunt van de restauratie te
documenteren.
Het museum zet, waar mogelijk, de eigen ambachtelijke vaardigheden zoals smeden, verf
mengen en houtbewerking, in om het materiaal voor de herstellingen aan te leveren.
Het beheer van de onroerende collectie is in handen van de sector
Onderhoud & Facilitaire Dienst. De overgang van onderhuidse reparaties
aan houtconstructies naar regelmatiger schilderwerk heeft als
consequentie dat de verhouding tussen restauratietimmerlieden en
schilders, nu 2-2, zal wijzigen naar meer schilders. Naast de verjonging van
het team wordt het ook uitgebreid met vrijwillige timmermannen en schilders. Bij die
uitbreiding waakt de organisatie erover dat de medewerkers in vaste dienst echt
ACTIE SAMENWERKEN: De
wordt gedocumenteerd met
bestek, offerte en geïllustreerd
eindrapport.
BELEID: Het Zuiderzeemuseum
werkt met prioriteit de
achterstand op het onderhoud
van de onroerende collectie weg.
BELEID: Bij interne uitvoering
wordt enkel begin en einde van
de restauratie gedocumenteerd.
ACTIE ONDERHOUDEN:
Collectiearchief, conservator en
uitvoerders werken samen aan
de keuzes voor het onderhoud.
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online
ZZM-Collectieplan20132016-def-online

More Related Content

Similar to ZZM-Collectieplan20132016-def-online

Brussel lanceert herstelplan voor toeristische sector
Brussel lanceert herstelplan voor toeristische sectorBrussel lanceert herstelplan voor toeristische sector
Brussel lanceert herstelplan voor toeristische sectorThierry Debels
 
Projectplan voor een duurzaam gezellige tielse binnenstad versie 2.3
Projectplan voor een duurzaam gezellige tielse binnenstad versie 2.3Projectplan voor een duurzaam gezellige tielse binnenstad versie 2.3
Projectplan voor een duurzaam gezellige tielse binnenstad versie 2.3Bert van der Neut
 
20201116 conceptversie actualisatie ontwikkelvisie werkspoorkwartier
20201116 conceptversie actualisatie ontwikkelvisie werkspoorkwartier20201116 conceptversie actualisatie ontwikkelvisie werkspoorkwartier
20201116 conceptversie actualisatie ontwikkelvisie werkspoorkwartierVriendinnen van Cartesius
 
Bibliotheek Kalmthout - Bibliotheekbeleidsplan 2008 -2013
Bibliotheek Kalmthout - Bibliotheekbeleidsplan 2008 -2013Bibliotheek Kalmthout - Bibliotheekbeleidsplan 2008 -2013
Bibliotheek Kalmthout - Bibliotheekbeleidsplan 2008 -2013Bib Kalmthout
 
Adviesverslag Bijzondere Collecties 2
Adviesverslag Bijzondere Collecties 2Adviesverslag Bijzondere Collecties 2
Adviesverslag Bijzondere Collecties 2Jaline Hut-de Groot
 
Plenair ehv circulaire economie
Plenair ehv circulaire economiePlenair ehv circulaire economie
Plenair ehv circulaire economieBoris de Jong
 
20140117-advies-bouwen-aan-culturele-ruimtes
20140117-advies-bouwen-aan-culturele-ruimtes20140117-advies-bouwen-aan-culturele-ruimtes
20140117-advies-bouwen-aan-culturele-ruimtesJohan Penson
 
Ambitiedocument Coenen En Asselbergs
Ambitiedocument Coenen En AsselbergsAmbitiedocument Coenen En Asselbergs
Ambitiedocument Coenen En Asselbergsarnekeuning.nl
 
Adel rapport v3
Adel rapport v3Adel rapport v3
Adel rapport v3Forgood
 
150928 Eindrapportage SOFIE
150928 Eindrapportage SOFIE150928 Eindrapportage SOFIE
150928 Eindrapportage SOFIERonald Dijkgraaf
 
Vlaamse boeren moeten nieuwe luchtwassers installeren
Vlaamse boeren moeten nieuwe luchtwassers installerenVlaamse boeren moeten nieuwe luchtwassers installeren
Vlaamse boeren moeten nieuwe luchtwassers installerenThierry Debels
 
2016-04-26_Centrumomgeving richtinggevend kader_laatste versie
2016-04-26_Centrumomgeving richtinggevend kader_laatste versie2016-04-26_Centrumomgeving richtinggevend kader_laatste versie
2016-04-26_Centrumomgeving richtinggevend kader_laatste versieYana Van Tienen
 
Rapport-Onderzoeks-en-Adviesteam-TivoliVredenburg
Rapport-Onderzoeks-en-Adviesteam-TivoliVredenburgRapport-Onderzoeks-en-Adviesteam-TivoliVredenburg
Rapport-Onderzoeks-en-Adviesteam-TivoliVredenburgRob Kramer
 
V2 concept visie vrijetijdsdomein het groene woud 2010_2020
V2 concept visie vrijetijdsdomein het groene woud 2010_2020V2 concept visie vrijetijdsdomein het groene woud 2010_2020
V2 concept visie vrijetijdsdomein het groene woud 2010_2020Breinkracht
 
Structuurvisie Amstelhoek
Structuurvisie AmstelhoekStructuurvisie Amstelhoek
Structuurvisie AmstelhoekAnne Haga
 

Similar to ZZM-Collectieplan20132016-def-online (20)

Brussel lanceert herstelplan voor toeristische sector
Brussel lanceert herstelplan voor toeristische sectorBrussel lanceert herstelplan voor toeristische sector
Brussel lanceert herstelplan voor toeristische sector
 
Projectplan voor een duurzaam gezellige tielse binnenstad versie 2.3
Projectplan voor een duurzaam gezellige tielse binnenstad versie 2.3Projectplan voor een duurzaam gezellige tielse binnenstad versie 2.3
Projectplan voor een duurzaam gezellige tielse binnenstad versie 2.3
 
20201116 conceptversie actualisatie ontwikkelvisie werkspoorkwartier
20201116 conceptversie actualisatie ontwikkelvisie werkspoorkwartier20201116 conceptversie actualisatie ontwikkelvisie werkspoorkwartier
20201116 conceptversie actualisatie ontwikkelvisie werkspoorkwartier
 
Bibliotheek Kalmthout - Bibliotheekbeleidsplan 2008 -2013
Bibliotheek Kalmthout - Bibliotheekbeleidsplan 2008 -2013Bibliotheek Kalmthout - Bibliotheekbeleidsplan 2008 -2013
Bibliotheek Kalmthout - Bibliotheekbeleidsplan 2008 -2013
 
Zwemmen in duurzaamheid v3
Zwemmen in duurzaamheid v3Zwemmen in duurzaamheid v3
Zwemmen in duurzaamheid v3
 
Mededeling eurcom
Mededeling eurcomMededeling eurcom
Mededeling eurcom
 
Adviesverslag Bijzondere Collecties 2
Adviesverslag Bijzondere Collecties 2Adviesverslag Bijzondere Collecties 2
Adviesverslag Bijzondere Collecties 2
 
Plenair ehv circulaire economie
Plenair ehv circulaire economiePlenair ehv circulaire economie
Plenair ehv circulaire economie
 
Bachelorthesis
BachelorthesisBachelorthesis
Bachelorthesis
 
20140117-advies-bouwen-aan-culturele-ruimtes
20140117-advies-bouwen-aan-culturele-ruimtes20140117-advies-bouwen-aan-culturele-ruimtes
20140117-advies-bouwen-aan-culturele-ruimtes
 
Koersdocument Cartesiusdriehoek
Koersdocument CartesiusdriehoekKoersdocument Cartesiusdriehoek
Koersdocument Cartesiusdriehoek
 
Ambitiedocument Coenen En Asselbergs
Ambitiedocument Coenen En AsselbergsAmbitiedocument Coenen En Asselbergs
Ambitiedocument Coenen En Asselbergs
 
Adel rapport v3
Adel rapport v3Adel rapport v3
Adel rapport v3
 
Beleidsnotitie 2011-2015 CMB UMCG
Beleidsnotitie 2011-2015 CMB UMCGBeleidsnotitie 2011-2015 CMB UMCG
Beleidsnotitie 2011-2015 CMB UMCG
 
150928 Eindrapportage SOFIE
150928 Eindrapportage SOFIE150928 Eindrapportage SOFIE
150928 Eindrapportage SOFIE
 
Vlaamse boeren moeten nieuwe luchtwassers installeren
Vlaamse boeren moeten nieuwe luchtwassers installerenVlaamse boeren moeten nieuwe luchtwassers installeren
Vlaamse boeren moeten nieuwe luchtwassers installeren
 
2016-04-26_Centrumomgeving richtinggevend kader_laatste versie
2016-04-26_Centrumomgeving richtinggevend kader_laatste versie2016-04-26_Centrumomgeving richtinggevend kader_laatste versie
2016-04-26_Centrumomgeving richtinggevend kader_laatste versie
 
Rapport-Onderzoeks-en-Adviesteam-TivoliVredenburg
Rapport-Onderzoeks-en-Adviesteam-TivoliVredenburgRapport-Onderzoeks-en-Adviesteam-TivoliVredenburg
Rapport-Onderzoeks-en-Adviesteam-TivoliVredenburg
 
V2 concept visie vrijetijdsdomein het groene woud 2010_2020
V2 concept visie vrijetijdsdomein het groene woud 2010_2020V2 concept visie vrijetijdsdomein het groene woud 2010_2020
V2 concept visie vrijetijdsdomein het groene woud 2010_2020
 
Structuurvisie Amstelhoek
Structuurvisie AmstelhoekStructuurvisie Amstelhoek
Structuurvisie Amstelhoek
 

ZZM-Collectieplan20132016-def-online

  • 1. COLLECTIE PLAN 2.0 het Zuiderzeemuseum duurzaam in context 2013-2016 Definitieve versie 30 oktober 2013
  • 2. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Inhoud pagina 2 van 138 INHOUD Inhoud.............................................................................2 VOORWOORD...................................................................3 DEEL 1. Inleiding..............................................................4 Hoofdstuk 1. Missie en verzamelgebied ...........................4 Hoofdstuk 2. Positionering...............................................7 DEEL 2. De collectie op hoofdlijnen................................ 14 Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving ................................. 14 Hoofdstuk 4. Collectievorming ....................................... 21 Hoofdstuk 5. Behoud en beheer .................................... 27 5.1. Onroerende collectie ............................................... 27 5.2. Maritieme collectie ................................................. 31 5.3. Overige roerende collectie ......................................34 5.4. Rekwisieten............................................................36 5.5. Depotbeheer...........................................................38 5.6. Veiligheid en verzekering .......................................40 Hoofdstuk 6. Collectieregistratie en -documentatie .......45 6.1. Informatieplan ........................................................45 6.2. Registratie ..............................................................46 6.3. Documentatie ......................................................... 51 Hoofdstuk 7. Gebruik van de collectie ............................54 7.1. Onderzoek ...............................................................54 7.2. Educatie..................................................................59 7.3. Presentaties ............................................................65 7.4. Bruikleenverkeer ....................................................78 7.5. Publicaties ..............................................................80 7.6. Nieuwe media.........................................................84 7.7. Exploitatie & secundaire processen .........................88 DEEL 3. Samenvatting en actiepunten............................92 Hoofdstuk 8. Beleid en acties ........................................92 Hoofdstuk 9. Planning ...................................................96 Hoofdstuk 10. Organisatie............................................ 100 Hoofdstuk 11. Begroting ............................................... 102 FOTOVERANTWOORDING ............................................. 104 BIBLIOGRAFIE.............................................................. 105 BIJLAGEN......................................................................107 Bijlage 1 – Overzicht deelcollecties .............................. 108 Bijlage 2 – Beschrijving deelcollecties (2007) .............. 109 Bijlage 3 – Deltaplancategorieën cultuurbehoud..........134 Bijlage 4 – Organogram ...............................................136 Bijlage 5 – Plattegrond buitenmuseum ........................137 Bijlage 6 – Plattegrond binnenmuseum .......................138
  • 3. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Voorwoord pagina 3 van 138 VOORWOORD Dit collectieplan is de opvolger van het collectieplan, dat toenmalig hoofd Collecties Anton Kos in 2006 opstelde, en dat in 2007 door de directie werd vastgesteld.1 Die versie 1.0 was de eerste zet in de integrale professionalisering van het collectiebeheer, bestaande uit een gedegen onderzoek naar het ontstaan en de oorsprong van de collectie en een uitvoerig overzicht van de materiële collectie.2 Het bevatte evenwel geen prioriteiten en actiepunten voor de volgende jaren, geen aandacht voor de immateriële collectie, voor rekwisieten, voor het gebruik van de collectie, en evenmin onderbouwde het de vernieuwing die vanaf 2006 door de nieuwe directie werd ingezet. De uitdaging nu bestaan daardoor niet louter in een update van de collectiebeschrijving, bij voorkeur logisch en niet louter alfabetisch ingedeeld, maar in de ontwikkeling van een collectiebeleid op langere termijn. en Regio. Een collectiebeleid dat een duurzame balans tussen vernieuwing en behoud onderbouwt, zich uitspreekt over de veranderende verhouding tussen collectie en rekwisieten, de verbinding van het museum met de bewoners van de regio versterkt, met aandacht voor immateriële cultuur. Omdat ik ervan overtuigd ben dat dit collectieplan alleen bewoners, heet dit collectieplan 2.0 .3 Een plan schrijven betekent ook keuzes maken. Ik heb er ten eerste voor gekozen om in dit plan te focussen op waar het museum gedurende de volgende vijf jaren concrete verandering en verbetering zal realiseren. Ik heb daarom geen uitvoerige statusupdates van alle individuele deelcollecties geschreven, maar ik heb de beschrijvingen uit 2007 als bijlage toegevoegd. Met de voorziene verbeteringen en een volledig operationeel collectiemanagementsysteem wordt de update over vijf jaar trouwens heel wat makkelijker. Ten tweede legt dit plan de nadruk op profiel, beheer en gebruik. Omdat het gebruik is uitgewerkt, kan dit plan ook dienen als onderzoeksplan, presentatieplan en publicatieplan (zowel op papier als in nieuwe media). Dit collectieplan is klaar op het moment dat er bij het museum zelf in vijf jaar tijd drie directiewissels hebben plaatsgevonden en verschillende overheden volop hun cultuur- en erfgoedbeleid herdefiniëren. Het plan houdt hiermee zoveel als mogelijk rekening en grijpt de kansen die zich daarbij aandienen. Ik ben hoopvol dat dit collectieplan, evenals het beleidsplan 2011-2016 waarvan het een uitgewerkt onderdeel is, door zijn zin voor de veranderende realiteit de volgende jaren zal worden uitgevoerd. Hierbij wil ik graag dank betuigen aan alle collega s van het Zuiderzeemuseum en andere culturele en andere instellingen die hebben bijgedragen aan de inzichten in dit plan, in het bijzonder alle medewerkers van de sector Collecties & Presentaties, het management team en de directie. Kris Callens hoofd Collecties & Presentaties september 2013 1 Kos 2007. 2 Naar aanleiding van de verzelfstandiging in 1993 schreef toenmalig adjunct-directeur Robert Zijp een summier collectieplan 1994-1998: Zijp 1993. 3 Dit collectieplan volgt de Handreiking voor het schrijven van een collectieplan: ICN 2008. Als bijkomende checklist is gebruik gemaakt van de Duitse handreiking: Deutscher Museumsbund 2011.
  • 4. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 1. Missie en verzamelgebied pagina 4 van 138 DEEL 1. INLEIDING HOOFDSTUK 1. MISSIE EN VERZAMELGEBIED 1.1. Missie en strategische doelen Het Zuiderzeemuseum heeft als missie:1 Het Zuiderzeemuseum richt zich op de geschiedenis, de actualiteit en de toekomst van de voormalige Zuiderzee. Gemeenschappen, ambachten en water staan centraal. Het is een museum van de regio, dat door zijn activiteiten, aanpak een internationale uitstraling en publieksbereik heeft. Met de actualisering van de culturele biografie van de Zuiderzeeregio wil het museum een maatschappelijke bijdrage leveren aan het eigenaarschap van het gebied als gemeenschappelijk erfgoed. Bij de uitwerking van die missie zijn er drie, gelijkwaardige strategische doelen: 1. De relevantie als erfgoedinstelling maximaliseren 2. Het publieksbereik maximaliseren 3. De efficiëntie maximaliseren Ook voor het collectiebeleid zijn deze drie strategische doelen gelijkwaardig na te streven. Concreet heeft het collectieplan aandacht voor de volgende strategische acties: 1.1. W(ater).A(mbacht).T(ijd).E(rfgoed).R(egio) als relevant kader voor de Zuiderzee vandaag   water-aanbod voor alle doelgroepen van het museum  samenhang van cultuurhistorische aanpak en hedendaagse reflectie 1.2. Eén identiteit: Zuiderzeemuseum  hedendaagse lading van het begrip Zuiderzee  duidelijke verbinding en verhouding tussen buitenmuseum en binnenmuseum 1.3.Samenwerken  het museum als opdrachtgever voor de creatieve industrie  samenwerking met de gemeenschappen in de Zuiderzeeregio 2.2. Integrale beleving  jaarlijks een geïntegreerd programma rond één jaarthema 2.3. Educatieve meerwaarde  participatie door bezoekers en gebruikers  thematische dossiers (o.a. voor het onderwijs) 2.4. Meer bezoekers en gebruikers  gepaste producten voor de verschillende doelgroepen  presentaties extern, online en in situ  spreiding over het hele kalenderjaar 3.1. Meer inkomsten  meer en structurele externe middelen 3.2. Minder kosten  flexibele inzet van personeel 3.4. Meer kwaliteit  eenduidige besluitvorming (hier vooral met betrekking tot acquisitie)  kwaliteitssysteem (hier met betrekking tot collectieprocedures volgens de SPECTRUM- standaard) (De strategische acties 2.1. Publiek kennen en 3.3. Actieve marktbenadering zijn minder rechtstreeks van toepassing op het collectiebeleid, maar indirect natuurlijk wel cruciaal.) 1 Zuiderzeemuseum 2010: 3.
  • 5. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 1. Missie en verzamelgebied pagina 5 van 138 1.2. Doelgroepen Het Zuiderzeemuseum wil een breed Nederlands en internationaal publiek aanspreken, maar erkent dat het voor verschillende externe doelgroepen verschillende producten moet aanbieden en die elk op gepaste wijze in verschillende markten moet promoten. Daarom onderscheidt het museum twee externe doelgroepen: 1. Potentiële bezoekers: a. Consumenten: 1. Gezinnen met kinderen t/m 12 jaar 2. Senioren 3. Ervaren museumbezoekers, waaronder designliefhebbers b. Groepen: 3. Scholieren, scholen en leerkrachten basisonderwijs (BO), voortgezet onderwijs (VO) en volwassenenonderwijs c. Buitenland: 1. Toeristen 2. Reisindustrie: touroperators, reisorganisaties, intermediairs (professionele tussenpersonen en wederverkopers van individuele- en groepsreizen 2. Stakeholders a. Vrienden van het Zuiderzeemuseum b. Decision makers voor georganiseerd groepsbezoek, groepsreizen voor bedrijfsuitjes en verenigingen c. Sponsoren en fondsen: 1. Structurele sponsoren, waaronder leden van de Sociëteit Zuiderzee 2. Eenmalige sponsoren 3. Fondsen 1.3. Verzamelgebieden Het Zuiderzeemuseum heeft twee verzamelgebieden. Het eerste verzamelgebied is de cultuurhistorische context van het verleden, heden en toekomst van het voormalige Zuiderzeegebied, nu opgedeeld in Waddenzee, IJsselmeer, Markermeer, Noordoostpolder en Flevoland. Op die basis is vanaf het ontstaan het geografische verzamelgebied, ongeveer 1/3 van Nederland, ten opzichte van en in overleg met het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem afgebakend. W.A.T.E.R., vermeld in de strategische actie 1.1., staan centraal en worden hieronder verder uitgewerkt. Het Zuiderzeemuseum verzamelt materieel en immaterieel erfgoed vanuit de betekenis in de cultuurhistorische context van de regio, niet vanuit materiële eigenschappen. Materiële deelcollecties van zeer uiteenlopende aard (onroerende collectie, maritieme collectie, beeldende kunst, toegepaste kunsten, gebruiksvoorwerpen, documentatie) worden gehandhaafd om het overzicht te behouden en om het beheer te organiseren. De Afb. 1 Lucas Jansz Waghenaer, Eerste gedrukte kaart van de Zuiderzee op groot formaat, koperdiepdruk, 1583-1590, inv. nr. 005038.
  • 6. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 1. Missie en verzamelgebied pagina 6 van 138 deelcollectie vaartuigen, afkomstig uit heel Nederland, is de meest diverse van het land. Aanvullend op de collectie heeft het Zuiderzeemuseum rekwisieten in gebruik en op voorraad. Het tweede verzamelgebied is de reflectie op de cultuurhistorische context in hedendaagse kunst, vormgeving, mode en fotografie van internationale kwaliteit. Deze reflectie vervult een centrale rol in de continue waardering van de cultuurhistorische collectie en context, maar vice versa is het Zuiderzeemuseum ook een lage drempel voor een breed publiek naar hedendaagse kunst, vormgeving, mode en fotografie. Om deze verbinding in twee richtingen te doen slagen is een concrete verbinding1 met de cultuurhistorische collectie cruciaal, een verbinding met specifieke gemeenten in de regio niet. Het Zuiderzeemuseum heeft met deze twee verzamelgebieden een hybride karakter. Het verbreekt waterscheidingen tussen heden en verleden, tussen kunst en geschiedenis, tussen verzamelgebieden.2 Door de uitdrukkelijke aandacht voor toekomstige mogelijkheden in de cultuurhistorische context en voor cultuurhistorische referenties in de reflecterende collectie smeedt het de ogenschijnlijke tegenstrijdige aandacht om tot een verbindende kracht en een hedendaagse referentie. Door de verbinding met de gemeenschappen in de regio heeft het Zuiderzeemuseum ook een duidelijke rol als maatschappelijke instelling. De gemeenschappen voelen zich nog steeds mede-eigenaar van het erfgoed: zij hebben er kennis over, hebben er belang bij en willen er invloed op uitoefenen. Het museum beheert de collectie en is de spin in het web van dit dynamische proces. Gezichtsbepalend voor het Zuiderzeemuseum zijn de onroerende collectie met historische interieurs, ruimtelijk samengebracht in het buitenmuseum, de maritieme collectie inclusief varende schepen en de collectie van hedendaagse reflectie. Het verzamelbeleid met betrekking tot de twee verzamelgebieden is hieronder uitgewerkt (zie 2.2. Collectievorming). 1 De belangrijkste verbindingsvormen zijn materiaal, techniek, thematiek of iconografie. 2 Raad voor Cultuur 2013: 26. Afb. 2 Kiki van Eijk, Homecrafts uit de Zuiderzee Settings, tulpenhout en keramiek, 2010, inv. nr. 023951. BELEID: Het Zuiderzeemuseum is een hybride museum met cultuurhistorie en hedendaagse reflectie.
  • 7. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 7 van 138 HOOFDSTUK 2. POSITIONERING Met zijn hybride karakter positioneert het Zuiderzeemuseum zich als een erfgoedinstelling die actief deelneemt aan het maatschappelijke debat op zich komen ook voort uit de kracht van de museale collectie en de aansluiting op de actualiteit. Het museum zet het nationale thema water op de kaart, maar evenzeer de overeenkomsten en diversiteit van de Nederlandse bevolking en nieuwe mogelijkheden voor de Nederlandse nijverheid. Het museum communiceert met het publiek op een menselijke maat : niet objecten maar mensen staan centraal, met de materiële cultuur als spoor, drager, relikwie van de menselijke activiteit. Ook de kunstenaars en vormgevers die op de cultuurhistorische context reflecteren, ervaren die menselijke maat als een kwaliteit en werken vaak precies daarom met het Zuiderzeemuseum samen. In een wereld waar relaties vluchtiger en virtueler worden, gaat het museum een band aan met bezoekers over de generaties heen, en het verankert die band in de fysieke ruimte van het museum. In het museum staat de leefwereld van Nederlanders centraal, ook al zetten de weersomstandigheden het publiek vaak aan het denken over hoe knettergek Nederlanders wel zijn (geweest) om zo hardnekkig in hun door water doorzeefde land te leven. Het de investering die de gemeenschap in het museum doet. Met het aanbod van een leuk dagje uit waarbij je ook wat leert deze combinatie motiveert 65% van de bezoekers1 is het museum binnen de belevingseconomie de lage drempel naar Nederlands erfgoed, ook voor buitenlandse gasten. Deze lage drempel wordt ook gevormd doordat de collectie het dagelijks leven aan de Zuiderzee weerspiegelt. Door zijn omvang is het Zuiderzeemuseum het moedermuseum van de hele regio, geografisch centraal als een spin in het web van de gemeenschappen die samen een derde van Nederland vormen. Het Zuiderzeemuseum beseft dat zijn huidige positionering verbonden is aan de huidige culturele en maatschappelijke omgeving, en dus evenzeer in beweging. Het museum toetst daarom voortdurend eigen visie en beleid met opinion makers uit diverse maatschappelijke sectoren. Tegelijk waakt het museum over de duurzame ontwikkeling van de instelling en de collectie. Juist omdat de toekomst zich nog moet aantonen en dus geen zekerheid tot continuïteit biedt, bewaakt het museum tenminste de verbinding tussen het huidige beleid en het verleden. In 2010 koos het museum in die context bewust voor het behoud van de naam Zuiderzeemuseum. Die naam draagt de onuitwisbare oorsprong van de instelling in zich, en het is de opgave van het huidige beleid om de instelling en de collectie een toekomst te geven.2 2.1. W.A.T.E.R. Het inhoudelijke kader voor het collectiebeleid in de periode 2011-2016 zijn om de beurt het jaarthema zijn: ambacht (2011, 2016), water (2012), erfgoed (2013), tijd (2014) en regio (2015). Elk thema is op zijn beurt toegespitst in - staan telkens in een jaarthema centraal r toegelicht. 1 Zuiderzeemuseum 2009. 2 Dit wijkt af van het beleid uit 2008, toen zowel Zuiderzee als museum ter discussie stonden: Zuiderzeemuseum 2008: 5. Het Zuiderzeemuseum is zich ervan bewust dat de samenhorigheid rond de Zuiderzee voortdurend in beweging is. De identificatie van de eigen dorps- of geloofsgemeenschap en onderlinge afkeer zijn vaak sterker dan het gevoel deel te zijn van een groter geheel. Het verwantschap is deels door buitenstaanders geconstrueerd, zoals in La Hollande Pittoresque, voyage aux villes mortes du Zuiderzee van Henri Havard uit 1874. De Afsluitdijk heeft paradoxaal genoeg de samenhorigheid door het gedeelde lot vergroot. Daarom is de presentatie in het Zuiderzeemuseum steeds een reflectie op de waarden van de (re)presentatie. Afb. 3 Atelier Made, Beeldmerk van het Zuiderzeemuseum, 2010. BELEID: Het Zuiderzeemuseum water, ambacht, tijd, erfgoed, regio. Elk thema heeft specifieke collectievorming, onderzoek en presentaties.
  • 8. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 8 van 138 Water: - 2012: Dijkaanleg- en onderhoud: de afsluitdijk, polders en polderbestuur, waterschappen, landbouw - 2012: Recreatie: schaatsen en ijszeilen, ijstochten, uitspanningen, wandel- en fietsroutes, kamperen - Relaties en overeenkomsten met watergemeenschappen in het buitenland (Bretagne, Oostzee en Shetland): Zuiderzee-schepen in buitenlandse havens, geïmporteerde goederen - Visserij na 1932 Ambacht: - 2011: Verdwenen en getransformeerde ambachten - Verdwenen en getransformeerde kleinhandel en nering - 2011: Werkgelegenheid na 1932 - 2011, 2016: Nieuwe mogelijkheden met oude technieken - 2011, 2016: Nieuwe processen, technieken en methodes Tijd: - Ontwikkelingen vóór en na 1932: publieke functies en sociale verhoudingen - 2014: Ontwikkelingen vóór en na 1932: inrichting van de woonruimte, wonen, bewonersgeschiedenis - Ontwikkelingen vóór en na 1932: vervoer, transport en de publieke ruimte - 2012/2013: Evolutie en continuïteit in het wereldbeeld en geloof Erfgoed: - Regionale en plaatselijke feesten, jaarmarkten - 2013: Regionale en lokale streekdrachten - Verhalen en liederen in de regio - 2013: Gewoontes en gebruiken in de regio - Beeldende kunst en volkskunst over en in de regio Regio: - 2015: Handel tussen de Zuiderzeeplaatsen, regionale betrekkingen en beurtvaart: verbroedering en naijver - 2015: Regionale specialiteiten, historische voorbeelden, souvenirs en diversiteit - Visserijconflicten: over visgebieden en quota - 2015: Relaties tussen het vasteland en de Waddeneilanden, nieuw land en oude eilanden (Urk, Schokland, Wieringen) - Regionale ontwikkelingen en verschillen in keramiek: Amsterdam/Purmerend versus Workum/Makkum Met erfgoedveld. Over water heeft het Zuiderzeemuseum een voor Nederland unieke fysieke ervaring van de impact van wonen, werken en samenleven op de grens van land en water. Steeds is de mens in of achter het verhaal het centrale thema. 2.2. Water Het menselijke verhaal is breder en persoonlijker dan een louter technisch of ingenieus verhaal met betrekking tot water. Het Zuiderzeemuseum deelt die verhalende houding over water en scheepvaart met het Scheepvaartmuseum in Amsterdam, en samen waken zij over de onderlinge synergie en aanvulling. Net zoals het Maritiem Museum in Rotterdam heeft het Zuiderzeemuseum aandacht voor het maritieme leven in het verleden en het heden, weliswaar met een verschillende geografische focus. Gemeenschappelijk is de aandacht voor scheepvaart, meer bepaald de bedrijfsvaartuigen op de binnenvaart. Door het buitenmuseum heeft het Zuiderzeemuseum daarnaast het dagelijks leven aan wal als thema. Met zijn collectie varend erfgoed, waaronder uitzonderlijke houten schepen, is het Zuiderzeemuseum samen met het Havenmuseum in Rotterdam het enige museum dat varend erfgoed in de collectie actief inzet en beheert. Het technische en ingenieuze verhaal komt in het Zuiderzeemuseum, anders dan in natuurwetenschappelijke of technische musea, niet omwille van de materiële eigenschappen of mogelijkheden aan bod, maar omwille van de
  • 9. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 9 van 138 impact op het dagelijks leven. Daardoor legt het museum het eigenaarschap van de waterproblematiek in Nederland terug bij de bewoners. Het is door deze maatschappelijk seum aan thematische partnerships werkt buiten het culturele veld, met aandacht voor sociale, economische, technologische ontwikkelingen regionaal, nationaal en internationaal. 2.3. Ambacht Met betrekking tot ambachten en nieuwe mogelijkheden verhoudt het museum zich enerzijds tot het Openluchtmuseum in Arnhem, waarbij het Zuiderzeemuseum zich richt op de ambachten die verbonden zijn met scheepvaart en visserij, terwijl het Openluchtmuseum meer de ambachten in relatie tot landbouw in beeld brengt. Het Zuiderzeemuseum is een levende bibliotheek die een actieve rol speelt, een initiërende inspirator. Anderzijds bevat de reflecterende collectie producten van vormgeving die in het Zuiderzeemuseum in een thematische context opereren, met een sterke persoonlijke inspiratie op basis van de cultuurhistorische context. Het grote voorbeeld voor de actieve band met de creatieve industrie is het Victoria & Albert Museum in Londen.1 Omwille van die persoonlijke band en de aandacht voor het inspiratie-, ontwerp- en productieproces en het gebruik levert de intense samenwerking ook voor de vormgevers en kunstenaars een grote meerwaarde op. Tegelijk biedt het museum ook jonge talentvolle ontwerpers de kans om hun ontwerpen te ontwikkelen en die in het museum aan het grote publiek zichtbaar te maken. Studenten uit artistieke opleidingen doen een beroep op de rijke collectie als inspiratiebron, reflecterende opleidingen als Design Cultures aan de VU in Amsterdam onderzoeken die creatieve verbinden van heden en verleden. Daarbij hoort ook de vraag of de creatieve verbinding een modefenomeen is of dat er dieperliggende verwantschappen zijn tussen (Nederlandse) kunstenaars en ontwerpers en de cultuurhistorische context. Designvoorwerpen komen in het museum terecht vanuit hun reflecterende kracht. Deze musealisering van vormgeving, (mode-)ontwerp en design past in een ontwikkeling van vormgeving in de richting van beeldende kunst. In het geval van het Zuiderzeemuseum is de gang is, evenwel minder van toepassing, omdat de term voorbijgaat aan de volgens het museum noodzakelijke verankering van de nieuwe vormgeving in de cultuurhistorische context. Het Zuiderzeemuseum richt zich wel op de kunstenaar of vormgever als door cultuurhistorie geïnspireerde persoonlijkheden, maar niet op overzichten van artistieke disciplines of van individuele oeuvres, in tegenstelling tot musea van hedendaagse kunst en vormgeving zoals het Stedelijk Museum in Amsterdam, het Centraal Museum in Utrecht of het Groninger Museum of van technisch gespecialiseerde musea als het Textielmuseum in Tilburg of het Glasmuseum in Leerdam. De verschillende benaderingen thema, discipline, oeuvre vullen elkaar aan eerder dan dat zij elkaar uitsluiten. Bijvoorbeeld de esthetische appreciatie van kunst of vormgeving is binnen een thematische context nog steeds mogelijk, zoniet nog sterker, want rijker aan betekenislagen dan in de traditionele white cube. Samenwerking is dus meer dan wenselijk, en het Zuiderzeemuseum neemt hierin als hybride instelling het voortouw. Het Zuiderzeemuseum neemt als openluchtmuseum in het nationale en het internationale veld 1 http://www.museumsassociation.org/museums-journal/news/29082012-v-and-a-restructures-contemporary-team. Afb. 4 Zoro Feigl, Drifters, mixed media, 2008, inv. nr. 023798. BELEID: De rol van het Zuiderzeemuseum breidt uit van bewaarder naar inspirator.
  • 10. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 10 van 138 verankerde combinatie van cultuurhistorie en hedendaagse reflectie, dat het regelmatig als expert op dit gebied wordt geraadpleegd. Voorbeelden hiervan zijn de betrokkenheid bij de ontwikkeling van Fort Amsterdam in Suriname en van het Rode Fort in Tamsui bij Taipei, naast consultatie over Kemerovo in Rusland en het Black Country Living Museum in Dudley bij Birmingham. 2.4. Theoretisch kader Op 10 september 2010 vond in Kunstfort Vijfhuizen de bijeenkomst The Seriousness of Play plaats, over de relatie tussen kunst en erfgoed, waaraan ook de directie van het Zuiderzeemuseum deelnam. Als reflectie op de bijeenkomst publiceerde erfgoeddenker Peter 1 In het artikel verwoordt hij hoe de verhouding tussen kunst en erfgoed in het Zuiderzeemuseum twee soorten van relaties vormt: een reflectie op ambachtelijke traditie een naturalistische of historiserende modus en een reflectie op het proces van musealisering zelf een symbolische of metaforische modus. Hij wijst er in het artikel op dat de eerste soort relatie een valkuil heeft: doordat beeldende kunst inclusief fotografie, mode en design wordt ingezet voor de ontsluiting van cultureel erfgoed, dreigt de kunstenaar/ontwerper als actor en het kunstwerk/object als resultaat te worden herleid tot instrumenten, waarbij de artistieke waarde vandaag aan belang verliest. Hij ziet meer mogelijkheden in de reflectie op in dit geval de Zuiderzeeregio, zoals dat tot uiting komt in bijvoorbeeld het werk van Ida van der Lee, wat ik de metaforische modus noem. Het Zuiderzeemuseum is nog steeds erg te spreken over het werk van Ida van der Lee, en een hernieuwde toekomstige samenwerking behoort zeker tot de mogelijkheden. De ervaring van de voorbije vijf jaar leert wel dat ook de metaforische modus een valkuil heeft: de aangesproken thematiek (verplaatsing, vernieuwing) is bij sommige werken van andere useum, afwezig is. Daarnaast bestaat het gevaar dat een artistieke bezinning op musealisering verwordt tot een naar binnen gerichte scherpslijperij voor een beperkte incrowd. Met het project Nijver|Heden begeeft het Zuiderzeemuseum zich in 2011 in een nieuwe traditie, de experimentele modus. In deze aanpak is het verleden, zoals het wordt bewaard en gepresenteerd in het museum, een levende bibliotheek vol kennis en expertise, die bruikbaar is voor nieuwe toepassingen als antwoord op actuele vragen en problemen, zowel artistiek, technisch als sociaal. Hiermee is deze attitude de meest maatschappelijke en relevante van de drie manieren van omgaan met het verleden. Ze levert niet alleen interessante invalshoeken op voor het opzetten van tentoonstellingen en het uitbreiden van de collectie, maar het biedt ook de nodige aanknopingspunten voor samenwerking met andersoortige organisaties en bedrijven. Daarbij waakt het intrinsiek waardevol verhaal, waarvan het belang de instrumentele waarde voor actuele processen overstijgt, want anders zou de valkuil van de historiserende modus enkel omkeren. 2.5. Tijd Met betrekking tot tijd heeft het Zuiderzeemuseum sinds 2006 definitief de afbakening 1780- 1932 verlaten. Het museum heeft sindsdien ook aandacht voor oudere ontwikkelingen en voor ontwikkelingen na 1932, vandaag en in de toekomst. Het Zuiderzeemuseum heeft oog voor 1 Mensch 2010. Afb. 5 Still uit Maarten Baas, The making of the Zuiderzee Clock, bluray, 2009, inv. nr. 023918.
  • 11. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 11 van 138 de impact van veranderingen, bijvoorbeeld elektriciteit, mechanisering of dijken, op het dagelijks leven. In het buitenmuseum kan het die veranderingen als een tastbare beleving met het publiek delen. Voor wat oudere bezoekers is dit vaak een feest van herkenning en herinnering, terwijl kinderen en jongeren de grote verschillen met hun leefwereld opvallen. Met die sterke fysieke ervaring onderscheidt het Zuiderzeemuseum zich van instellingen zonder een eigen locatie die deze veranderingen vooral op een virtuele manier in beeld brengen. 2.6. Erfgoed Het Zuiderzeemuseum beheert op dit moment materieel erfgoed uit de regio. Andere instellingen, zoals het Meertensinstituut in Amsterdam, zijn gespecialiseerd in immaterieel erfgoed zoals verhalen en liederen. Het Zuiderzeemuseum streeft ernaar om die twee werelden meer met elkaar te verbinden. Binnen het materiële erfgoed heeft het museum een grote variëteit aan objecten uit de verschillende gemeenschappen rondom de voormalige Zuiderzee. Daardoor kan het museum uitstekend gelijkenissen en verschillen in beeld brengen tussen verschillende gemeenschappen, binnen de regio en in samenwerking met andere collecties in de regio hebben vaak een uitgebreider overzicht van het plaatselijke erfgoed. Daarom werkt het museum vaak met hen samen naar aanleiding van presentaties en publicaties over Het gaat daarbij om zowel kleine musea in Volendam, Spakenburg, Hindeloopen en andere, als om grotere instellingen zoals het Amsterdam Museum, het Fries Museum en het Nieuw Land Erfgoedcentrum in Lelystad. 2.7. Regio Het Zuiderzeemuseum is de plaats waar verhalen van en over de Zuiderzeeregio Zodoende is het thema regio een overkoepelend thema, ingegeven vanuit het ontstaan van het museum. Maar de term Zuiderzee en het Zuiderzeemuseum hebben nog steeds een relevante positie in de geglobaliseerde wereld van de 20ste eeuw. Het Zuiderzeemuseum opereert vanuit het idee van glocalization1 , namelijk dat een museum enerzijds globaal denkt en anderzijds lokaal en regionaal handelt, nauw verbonden met de overtuiging dat het museum als sociale instelling een educatieve bijdrage levert aan de maatschappij. Het is immers door het doorgronden van de samenhang en diversiteit in de eigen culturele biografie dat de regio een relatie kan aangaan met de rest van de wereld, als een gastvrije thuishaven. Het Zuiderzeemuseum onderscheidt zich precies lingen. Die opwaardering van het alledaagse tot het universele heeft het Zuiderzeemuseum gemeen met historici die op dezelfde manier te werk gaan. De bekendste Nederlandse auteur is ongetwijfeld Geert Mak.2 De thematische houding deelt het museum met het Fries Museum in Leeuwarden en het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Over de grenzen van collecties heen denken de drie instellingen, samen met het Openluchtmuseum in Arnhem, strategisch na hoe die thematische aanpak, doorgaans gereserveerd voor presentaties, van invloed is op de aspecten verwerving, beheer en onderzoek. De eerste resultaten van dat strategische overleg zijn uitgekristalliseerd in dit collectieplan. 2.8. Verhoudingen Concurrentie ervaart het Zuiderzeemuseum vooral van attracties die eveneens pretenderen het historische Nederland in beeld te brengen en die ten opzichte van de Randstad gunstiger gelegen zijn, zoals de Zaanse Schans. Het museum gaat hier op twee manieren mee om. Ten eerste is de concurrentie een uitdaging om een publieksgericht aanbod te creëren dat veel relevanter en leerrijker maar tegelijk ook gastvrijer is. Ten tweede zoekt het museum juist samenwerking met attracties, zoals de Keukenhof, die op hun beurt de grote authenticiteit 1 http://en.wikipedia.org/wiki/Glocalisation. Omdat het begrip relatief nieuw is, bestaat er d.d. mei 2011 nog geen pagina op de Nederlandse versie van wikipedia. 2 Een loopt als het ware een rechtstreeks lijn tussen de verwervingsgeschiedenis van de brug uit Jorwerd van het Zuiderzeemuseum (inv. nr. BRUG-1) en Maks boek Hoe God verdween in Jorwerd uit 1996. BELEID: Het Zuiderzeemuseum verbindt materieel en immaterieel erfgoed.
  • 12. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 12 van 138 van het Zuiderzeemuseum kunnen gebruiken en waarmee het museum zijn zichtbaarheid vergroot. 2.9. Analyse en acties Als beheerder van rijkscollectie werkt het Zuiderzeemuseum mee aan de realisering van het rijksbeleid met betrekking tot musea. Met het Rijk is de samenwerking vastgesteld in de prestatieafspraken 2013-2016. De Erfgoedinspectie houdt toezicht op het beheer van de rijkscollectie. Daarom houdt dit plan rekening met de aanbevelingen uit de verslagen van de Erfgoedinspectie in 2007 en 2010, van de Visitatiecommissie van de Vereniging van Rijksgesubsidieerde Musea in 2011 en van het Museumregister. Dit zijn de aandachtspunten in het beleid van de rijksoverheid: - Publiek trekken en binden - Ruimte voor particulier initiatief - Educatie en participatie - (Inter)nationale betekenis Dit zijn de aandachtspunten van de Erfgoedinspectie: - Samenhang tussen vernieuwing en de bestaande collectie - Administratieve en fysieke registratie van alle voorwerpen - Opzetten van een collectiehulpverleningsorganisatie (CHV) - Balans tussen presentatie en beheer Het schema hieronder geeft een compacte SWOT-analyse van de gehele collectie weer: positief Negatief intern STERKTES Samenhang overstijgt individuele objecten Samenhang met de gemeenschappen (museum van mensen) Reflectie op de historische collectie ZWAKTES Geen roerende topstukken waarvoor je speciaal naar het museum komt Niet elk deel van de regio even goed vertegenwoordigd extern KANSEN Buitenmuseum als belevingsruimte Steeds meer vrije tijd Aandacht voor verhalen en immaterieel erfgoed BEDREIGINGEN Minder geld van de eigenaar (rijk) voor het onderhoud van de collectie Museum als louter nostaligisch decor Gesloten gemeenschappen Vanuit deze SWOT-analyse kiest het Zuiderzeemuseum voor de periode 2013-2016, in overeenstemming met het museumbrede beleidsplan 2011-2016, voor de volgende acties als confrontatiematrix: Sterktes BEHOUDEN: reflecteren vanuit de creatieve industrie, actualiseren na 1932; Zwaktes WEGWERKEN: aandacht voor andere plekken (regionale diversiteit verbreden), aantrekkingskracht van ensembles versterken; Kansen GRIJPEN: het buitenmuseum met verhalen sterker doen beleven, het publiek meer laten participeren; Bedreigingen NEUTRALISEREN: onderhouden van de collectie met eigen en andere externe middelen, samenwerken met nationale, regionale en lokale partners. Samengevat geven deze actiepunten de ambities en de prioriteiten van het Zuiderzeemuseum weer: door samenwerking een maatschappelijk actueel museum over regionale diversiteit zijn, waaraan het publiek actief kan participeren. BELEID: Het Zuiderzeemuseum kiest in de periode 2013-2016 voor zeven acties met betrekking tot de collectie: reflecteren, actualiseren, verbreden, beleven, participeren, onderhouden, samenwerken.
  • 13. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 2. Positionering pagina 13 van 138 2.10. Conclusie Bovenstaande inhoudelijke uitgangspunten zijn behoorlijk ambitieus, zeker in deze tijd van zich terugtrekkende overheid, de traditionele financier van de verwerving, beheer, onderzoek en presentatie van haar eigen collectie. Toch is het Zuiderzeemuseum overtuigt dat de uitgangspunten haalbaar zijn. Ten eerste is de organisatie doordrongen van de continue zoektocht naar relevantie. Het museum heeft zich daarom omgevormd van een enigszins vastgeroest instituut (vóór 2006) naar een lerende organisatie die nieuwe inzichten borgt (die borging ontbrak in de periode 2006-2009). Ten tweede heeft het museum met ongeveer 250.000 bezoekers aan presentaties, evenementen en activiteiten, een veelvoud aan gebruikers van externe presentaties, publicaties en activiteiten online, 178 personeelsleden en 193 vrijwilligers, een schaal en draagkracht vergelijkbaar met het Kröller-Müllermuseum en het Gemeentemuseum in Den Haag die ruimte laat voor nieuwe ontwikkelingen, zelfs als sommige niet vruchtbaar zouden blijken. Ten derde genereert het museum vanuit zijn maatschappelijke relevantie veel draagvlak buiten het culturele veld en zoekt het naar nieuwe vormen van efficiëntie, zodat het museum een grotere onafhankelijkheid van de overheidssteun voor cultuur verwerft, precies zoals het nationale cultuurbeleid voorstaat. Tegelijk nodigt het Zuiderzeemuseum de rijksoverheid uit na te denken over wat ze er voor over heeft om haar rijkscollectie te verwerven, beheren, onderzoeken en presenteren, en wat de rijksoverheid bereid is op te offeren ten koste van huidige en toekomstige generaties als er onvoldoende middelen en capaciteit zijn. Afb. 6 Sarah Blokland, Van waarde, papier en linnen, 2008, inv. nr. 023839.
  • 14. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 14 van 138 DEEL 2. DE COLLECTIE OP HOOFDLIJNEN HOOFDSTUK 3. COLLECTIEBESCHRIJVING 3.1. Collectiegeschiedenis In 2006 schreef Anton voortbouwend op Wier Een cultuur valt droog uit 1998. Feitelijk behandelde hij de geschiedenis van het museum tot en met de opening van het buitenmuseum in 1983. De collectiegeschiedenis in dit nieuwe collectieplan focust op details uit de periode tot 1983 die bijdragen tot een inzicht in de gemaakte keuzes, op de periode tussen 1983 en 2006 en op de ontwikkelingen na de voltooiing van het vorige collectieplan, vanaf 2006. Bij de oprichting van het Zuiderzeemuseum vanuit het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem was een belangrijke vraag: wat verzamelt de één en wat verzamelt de ander? In 1948 , van waaruit het Zuiderzeemuseum zou verzamelen.1 Betreffende collectie uit het Openluchtmuseum werd overgedragen, behalve onroerende collectie en daarbij horende inhoud. Daardoor staat het origineel van het werfhuis inclusief het originele gereedschap uit Marken in Arnhem, het Zuiderzeemuseum bouwde bij zijn Marker haven een replica. Leidende principe in het beleid van Udo Vroom, directeur van 1973 tot 1986, was de Aristoteliaanse eenheid van plaats, tijd en handeling. Het museum hield bij de inrichting van het buitenmuseum strikt vast aan 1932 als einddatum voor het uitzicht en de inrichting van gebouwen. Betekenisvolle latere wijzigingen, zoals de verandering van een woning uit Enkhuizen om tijdens de Tweede Wereldoorlog Joodse medeburgers te laten onderduiken, of überhaupt sporen van bewoning van na 1932, werden weggerestaureerd. De enige afwijking ten opzichte van de eenheid van tijd was de replica van een bronstijdboerderij, die een plek vond in het buitengebied van het buitenmuseum. De voltooiing van het samenhangende buitenmuseum in 1983, een tour-de-force van formaat, leverde het museum in 1984 de titel van Europees Museum van het Jaar op. In dat jaar startte het museum ook met de verbeelding van ambachten in het buitenmuseum. Van 1986 tot 1989 was Geeke Bosch directeur. Plannen voor de verbouwing van het binnenmuseum werden opgestart, maar deze zouden pas onder de directie van Arnout Weeda, directeur van 1989 tot 2006, concreet gestalte krijgen. Omwille van de hoge beheerskosten en de wisselende kwaliteit werd in 1989 de deelcollectie vaartuigen tegen het licht gehouden. Negen schepen werden vervolgens afgestoten.2 Geïnspireerd door een bezoek aan Dutch Village in Holland, Michigan, startte het Zuiderzeemuseum in 1990 met living history op de Urker buurt van het buitenmuseum. Het werd meteen een publiekslieveling maar verdeelde ook de historische geesten over de beleveniswaarde versus In 1992 werd het tot nu toe laatste gebouw aan het buitenmuseum toegevoegd: de wierschuur uit Wieringen (inv. nr. WR-3). In 1994 volgde de verzelfstandiging van rijksmuseum tot stichting. In het kader van het Deltaplan Cultuur kreeg het museum een nieuw en uitstekend depot op Krabbersplaat, nabij 1 Schaper 1949. 2 Zijp 2005a: 26. Afb. 7 N.J. Steltenpoot, Opbouw van het buitenmuseum, dia, 1979, inv. nr. F058693.
  • 15. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 15 van 138 het entreepaviljoen. Bij de verhuizing van de collectie uit opslagruimtes in het buitenmuseum en het binnenmuseum werden heel wat voorwerpen afgestoten, veelal zonder gedocumenteerde verantwoording. Vanaf 1996 huurde het museum, samen met het Scheepvaartmuseum, extra depotruimte voor minder kwetsbare objecten in Hoogwoud. Vooral het beheer van de kleine vaartuigen werd hierdoor sterk verbeterd. Niet-opgebouwde betimmeringen bleven in de gebouwen op het buitenmuseum waarvan ze afkomstig zijn. In 1998 kwam onder leiding van Fokkelien Renckens, hoofd Presentaties en Educatie, het toonaangevende Kindereiland tot stand, een actieve presentatie in het Marker woonhuis Siberië (replica, inv. nr. MK-2). Het binnenmuseum heropende in hetzelfde jaar na de verbouwing met een vernieuwde presentatie. De inspanningen rond de verbouwing en de depots hadden er wel voor gezorgd dat het museum geen aandacht kon besteden aan de waardering van de collectie, een centraal thema in het Deltaplan Cultuur. Het museum ging zich meer richten op verschillende via een projectorganisatie producten en promotie werden ontwikkeld.1 Het Zuiderzeemuseum koos voor een thematische samenhang via de vier elementen: water, aarde, lucht en vuur, zoals ook Anton Kos ze in zijn collectieplan aangaf. De collectievorming in die periode stond grotendeels in het teken van de collectie Verkade, als invulling van de ontbrekende industriële geschiedenis.2 De collectie Verkade kwam na jarenlange onderhandelingen echter in het Zaans Museum terecht, waar in 2009 het Verkadepaviljoen opende. Het Zuiderzeemuseum had verder nauwelijks een actief collectiebeleid, acquisitiebudgetten bleven ongebruikt, en er waren erg weinig en kleine tijdelijke presentaties. Jarenlange stammenstrijd in de organisatie leidde uiteindelijk tot dalende belangstelling van het publiek. Ondanks de marktgerichte invalshoek liepen de bezoekersaantallen immers terug. De Raad van Toezicht oordeelde in 2004 dat het tijd was voor verandering. Na een korte tussenperiode met een interim-manager werd in 2006 Erik Schilp aangesteld als directeur. Erik Schilp hertekende het inhoudelijke profiel van het museum. De eenheid van tijd, ruimte en handeling werd uitgebreid tot een verhaal over en elementen.3 In navolging van de vernieuwing in het Zeeuws Museum in Middelburg en gefinancierd door de opgebouwde reserves van het museum nodigde hij kunstenaars, vormgevers en modeontwerpers uit werk te en Andere kunstenaars reflecteerden, soms zonder referentie aan de context van het Zuiderzeemuseum, over de metaforen van de verplaatsing van voorwerpen naar het museum of over de vernieuwing van het museum op zich. Alle aanwinsten vanaf 2007 werden ondergebracht in een eigen collectie (geen rijkscollectie) of in de collectie vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum (Vrienden).4 Het museum werd opgesplitst in twee producten: een buitenmuseum) voor iedereen in Nederland en ver daarbuiten en een museum (binnenmuseum) met tentoonstellingen, geen vaste presentaties, voor geïnteresseerde cultuurliefhebbers. De verwezenlijkingen van het museum werden de wereld ingestuurd in het nieuwe tijdschrift Land of water. In 2008 vierde het museum zijn 60-jarig bestaan met een breed uitgemeten jubileumjaar, dat in 2009 eindigde met de tentoonstelling Gejaagd door de wind, met modeontwerpers Alexander van Slobbe en Francisco van Benthem als gastconservatoren. Het 1 Weeda 2004: 1. 2 Weeda 2004: 3. 3 Zuiderzeemuseum 2008: 1. 4 Met de eigen collectie was de ambitie een handelend museum te worden, hoewel dit zonder afweging van de betekenis van het betreffende voorwerp voor de collectie op gespannen voet staat met de Ethische Code voor Musea: NMV 2006: 10-11. Afb. 8 Jan Taminiau, Bruidspaar (tijdens Gejaagd door de wind), katoen en linnen, lente/zomer 2009, inv. nrs 023903-023914.
  • 16. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 16 van 138 museum kreeg veel aandacht en kortstondig ook opnieuw meer bezoekers, mede door slimme marketingacties zoals de zeer goedkope familiepas van de Vrienden van het Zuiderzeemuseum. Achter de schermen maakte het museum werk van de geïntegreerde collectieregistratie in een nieuw collectiemanagementsysteem. De voor de buitenwereld geslaagde transformatie leverde Erik Schilp in 2009 het directeurschap van het Nationaal Historisch Museum op, niet toevallig in een tandem met Valentijn Byvanck, de directeur van het even spraakmakende Zeeuws Museum. In de vernieuwing waren echter ook heel wat kinderen met het badwater weggegooid. In 2008 waren drie van de vier conservatoren opgestapt of was de samenwerking beëindigd. Kennis werd niet meer in de organisatie geborgd, vervangen door een extern curatorium (met Anton Kos als enige wetenschapper) als aankoopadviseurs voor de directeur, evenwel zonder bijhorend collectieplan, onderzoek of documentatie.1 Langlopende contacten met collega-musea en inhoudelijk verwante instellingen werden minder frequent. Tussen 2007 en 2009 werd de functie van hoofd Collecties slechts tweemaal tijdelijk ingevuld. De collectiebeheerder werd gepromoveerd tot conservator en had als belangrijkste taak de collectie te vinden waar kunstenaars, vormgevers en ontwerpers wat mee wilden. Er kwam noch een nieuwe collectiebeheerder noch vervanging voor de tweede depotbeheerder, informatie over acquisities stroomde niet meer door en leidde tot twee jaar achterstand bij de registratie. Bestemmingsreserves voor groot onderhoud aan de (onroerende en maritieme) collectie gingen naar tijdelijke presentaties.2 De functie van hoofd Educatie bleef onbezet, wat leidde tot een oppervlakkige invulling van educatie met weinig succesvolle producten. Het Kindereiland werd zonder gelijkwaardig uitvoerbaar vervolgplan afgebroken. Hetzelfde lot onderging een deel van de bronstijdboerderij. Inhoudelijk ging het museum zich meer op objectcategorieën focussen, zoals keramiek en glas, met een dreigende dubbel met het Princessehof in Leeuwarden en het Glasmuseum in Leerdam als gevolg. Sommige opdrachten of aankopen hedendaagse kunst waren zo generiek dat de meerwaarde of zelfs de identiteit van het Zuiderzeemuseum ten opzichte van andere musea van hedendaagse kunst niet helder was. De naam Zuiderzeemuseum dreigde te verdwijnen voor het meer De Erfgoedinspectie uitte voorjaar 2009 haar bezorgdheid over de relatie tussen de vernieuwing en de bestaande cultuurhistorische collectie en over de staat van die cultuurhistorische collectie.3 Michael Huyser kwam in april 2009 aan het roer van een erg zichtbaar en verfrist museum, waar dringend behoefte was aan een duurzaam en gebalanceerd beleid. De bezorgdheid van de Erfgoedinspectie werd ter harte genomen. Het museum werkte meer dan een jaar aan een gebalanceerd beleid, waarvan dit collectieplan en bovenstaande profilering een onderdeel is. Ter vervanging v vijf centrale thema s (zie 2.1. W.A.T.E.R.) gedefinieerd voor een samenhangend en geïntegreerd beleid. Het museum heeft opnieuw een collectiebeheerder en twee depotbeheerders. Twee registratoren hebben de registratieachterstand weggewerkt. Er een vaste projectleider voor de gestructureerde aanpak van alle presentaties. Onder leiding van Stephan Warnik, die in 2011 directeur werd, voert het museum dat gebalanceerde beleid verder uit. Er is nog meer aandacht voor de aantrekkingskracht bij het grote publiek, de maatschappelijke samenwerking met externe partners en het structurele beheer van de collectie door middel van meerjaren onderhoudsplannen. 1 Enkel het beleidsplan 2008-2009 bevat summier beleid over verwerving van de reflecterende collectie: Zuiderzeemuseum 2008: 3. 2 Dit probleem van zichtbaarheid versus beheer deed en doet zich in de breedte van het museumveld voor: Erfgoedinspectie 2010a: 43. 3 Erfgoedinspectie2010b. BELEID: Het Zuiderzeemuseum creëert een balans tussen publieksgerichte activiteiten en collectiebeheer.
  • 17. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 17 van 138 3.2. Collectieomvang en indeling in deelcollecties 3.2.1. Indeling naar eigendom Het eigendom van de collectie die het Zuiderzeemuseum beheert, is verbonden met het ontstaan en de ontwikkeling van het museum. Voordat het Zuiderzeemuseum in 1948 werd opgericht, was de vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum al begonnen met verzamelen.1 De vereniging is dat ook na de oprichting blijven doen, onder meer met de jaarlijkse middelen verkregen uit het Van Heemstra-Meybaum Fonds. In 1949 is het Zuiderzeemuseum begonnen met verzamelen voor de rijkscollectie. Verwervingen vanaf 2007 zijn in eigendom van de stichting, omdat ze niet met rijksmiddelen zijn gefinancierd (zie 3.1. Collectiegeschiedenis). Alle gebouwen op het buitenmuseum zijn rijkscollectie, de vaartuigen zijn rijkscollectie op twee belangrijke exemplaren na, die eigendom zijn van de Vrienden.2 Alle voorwerpen uit het verzamelgebied reflectie zijn eigendom van de stichting en van de Vrienden. Naar eigendom bestaat de collectie van 24.449 objecten3 daardoor uit drie delen: - de rijkscollectie, geregistreerd met een ZZM-nummer, 20.827 objecten; - de collectie van de Stichting Zuiderzeemuseum, vanaf 2007, eveneens geregistreerd met een ZZM-nummer, 1.677 objecten; - de collectie van de Vrienden van het Zuiderzeemuseum, geregistreerd met een ZZM-B-nummer, 1.945 objecten. 3.2.2. Inhoudelijke indeling Conform het verzamelgebied (zie Hoofdstuk 1.) bestaat de collectie naar inhoud uit twee pijlers: het verzamelgebied cultuurhistorie en het verzamelgebied reflectie. Zowel de rijkscollectie, de collectie van de stichting als de collectie van de Vrienden bevatten cultuurhistorische als reflecterende voorwerpen. Individuele voorwerpen uit het verzamelgebied reflectie zijn dus ondergebracht in dezelfde deelcollecties als de cultuurhistorische collectie. Daarnaast heeft het museum duizenden voorwerpen in zijn bezit die geen onderdeel zijn van de collectie, maar die een cruciale functie hebben in het beeld en de werking van het museum. Ten eerste zijn er rekwisieten, bestaande uit terrein- en interieuraankleding , vaartuigen en voertuigen, en gereedschappen voor de uitvoering van historische ambachten. Ten tweede heeft het museum onderdelen en voorraad voor interieuraankleding derde beheert het museum (levende) fauna en flora. Een belangrijke vernieuwing in het collectiebeleid is dat de rekwisieten voortaan ook als collectie worden geregistreerd en beheerd, al zijn er evidente verschillen in prioriteiten en beheersaspecten (zie 5.4.). Door de voortschrijdende tijd worden historische rekwisieten almaar schaarser. Daarom zal het museum tijdens de registratie van de rekwisieten ook grondig onderzoeken en bepalen of objecten al dan niet deel moeten uitmaken van de museale collectie (zie 4.2. Verzamelen). 1 Wieringa 1998: 152. 2 Replica van de blazer TX11, inv. nr. B 000505; boeier Tjet Rixt, inv. nr. B 000921. 3 Status 15 maart 2012. 59.792 voorwerpen vormen samen de cluster documentatie, die strikt genomen niet tot de collectie behoort. Het Zuiderzeemuseum heeft ook nog eens 7.358 objecten van derden in langdurige bruikleen (zie 7.4. Bruikleenverkeer.) elk museum pragmatisch en vaak anders gebruikt, bijvoorbeeld met betrekking tot voorwerpen die uit meerdere delen bestaan. (Zijn doek en lijst twee voorwerpen of is het één schilderij?) Elk museum bepaalt zelf hoe het omgaat met de indeling in objecten als middel voor het collectiemanagement, waarbij beheersbaarheid (efficiëntie) en integriteit (afzonderlijke acties kunnen afzonderlijk worden geregistreerd) van belang zijn. Collectie-aantallen van verschillende musea zijn daardoor niet zomaar optelbaar of vergelijkbaar. Daarnaast is ook binnen de collectie van het Zuiderzeemuseum het aantal een relatief -1) even zwaar als een haarspeld (inv. nr. 007349 bestaat, geheel toepasselijk, uit vier spelden). Door de andere registratie van voorwerpen in de gebouwen (die voorheen enkel subnummers hadden) vanaf 2010 neemt het aantal nummers toe, niet het aantal voorwerpen. BELEID: Rekwisieten worden net als alle objecten in de collectie geregistreerd, zodat van alle voorwerpen in het museum de status duidelijk is.
  • 18. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 18 van 138 3.2.3. Deelcollecties Het collectieplan uit 2007 maakt een onderverdeling in 27 deelcollecties, in alfabetische volgorde. Boven de onderverdeling in deelcollecties is nu een inhoudelijk logische clustering aangebracht (collectieclusters). Enkele deelcollecties zijn in overeenstemming met de opname van de collectie in MusIP1 vanaf 2004 heringedeeld, zodat ze corresponderen met de indeling van andere instellingen. Voortaan worden 24 deelcollecties gebruikt, voornamelijk voor het collectiebeheer (zie onder). Een overzicht van de status per deelcollectie is opgenomen als Bijlage 2. De wijzigingen ten opzichte van 2007 kunnen als volgt worden samengevat: ongewijzigd toegevoegd heringedeeld cluster ONROERENDE COLLECTIE 1. gebouwen (ipv panden) 2. Bouwfragmenten 21. infrastructuur cluster MARITIEME COLLECTIE 3. vaartuigen 4. scheepsonderdelen 5. schaalmodellen (ipv scheepsmodellen) -1. scheepssier (> scheepsonderdelen) -2. visserij maquettes (> schaalmodellen) -3. walvisvaart (niet meer te gebruiken)2 cluster BEELDENDE KUNST 6. schilderkunst 7. beeldhouwkunst 8. tekenkunst 22. artistieke fotografie 23. installaties en performances -4. knipkunst (> tekenkunst) cluster TOEGEPASTE KUNST 9. edele metalen, munten en penningen 10. textiel 11. meubilair 12. glas 13. Keramiek cluster GEBRUIKSVOORWERPEN 14. huisraad 15. gereedschappen 16. instrumenten 17. voertuigen 18. biologia (ipv flora, fauna, biologica)3 24. persoonlijke gebruiksvoorwerpen4 -5. varia (niet meer te gebruiken)5 cluster DOCUMENTATIE 19. audiovisueel (ipv fotografie)6 20. grafiek en boeken7 - -7. films (> audiovisueel) -8. cartografie (> grafiek) -9. oude drukken (> grafiek) -10. prentbriefkaarten (> grafiek) 1 Museum Inventarisatie Project, zie www.musip.nl. 2 De deelcollectie Walvisvaart is niet langer een specifieke deelcollectie, want alle objecten die niet zijn overgedragen aan het Scheepvaartmuseum in Amsterdam vallen materieel onder andere deelcollecties. 3 De deelcollectie Biologia bevat niet de levende fauna en flora van het buitenmuseum. 4 De deelcollectie Persoonlijke gebruiksvoorwerpen overkoepelt schoenen, sieraden, handtassen, paraplu s, e.a 5 De 378 objecten uit de deelcollectie Varia zullen worden ondergebracht in de best treffende specifieke deelcollectie (bv. potscherven bij keramiek). 6 De deelcollectie Audiovisueel bevat voortaan ook glasnegatieven, films, videobanden, geluidsbanden en -cassettes, digitale opnames. Artistieke fotografie, die voorheen ook al anders werd genummerd dan documen voortaan een afzonderlijke deelcollectie. 7 De deelcollectie Grafiek en Boeken bevat ook monografieën en handschriften. BELEID: De indeling in 24 deelcollecties komt voortaan overeen met MusIP.
  • 19. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 19 van 138 Naar deelcollecties worden als volgt beheerd: - de cluster ONROERENDE COLLECTIE, beheerd door de sector Onderhoud & Facilitaire Dienst; - de cluster MARITIEME COLLECTIE, beheerd door de afdeling Maritieme Collectie; - de overige roerende collectie (clusters BEELDENDE KUNST, TOEGEPASTE KUNST, GEBRUIKSVOORWERPEN), beheerd door de afdeling Behoud & Beheer; - de cluster DOCUMENTATIE, beheerd door de afdelingen Bureau & Bibliotheek (audiovisueel, grafiek en boeken) en Behoud & Beheer (biologia) 3.3. Collectieprofiel In het onderdeel Positionering (zie Hoofdstuk 2.) ging dit collectieplan al in op de verhouding tot andere binnen- en buitenlandse instellingen. Met betrekking tot de onroerende collectie is er geen enkel ander museum in Nederland waar een collectie van meerdere gebouwen en de plek zo sterk met elkaar zijn verbonden als in het Zuiderzeemuseum. Wandelen door het buitenmuseum is niet alleen historische gebouwen kunnen zien en betreden, maar nog meer ervaren hoe het voelt om door een havenstad of een vissersdorp vlakbij de voormalige Zuiderzee te lopen. Gebouwen zoals de kapel uit Den Oever en de wierschuur uit Wieringen zijn unica in museale collecties. Maar ook de bouwwijze van eenvoudige werkmanshuisjes is in het Zuiderzeemuseum uitstekend te zien, terwijl ze elders is verdwenen. Door de nadruk op de periode 1880-1932 en de Zuiderzeeregio bij de opbouw van het buitenmuseum is de historische en geografische bandbreedte smaller maar tegelijk meer samenhangend dan bij andere openluchtmusea. De maritieme collectie met varende monumenten is uniek in Nederland, omdat geen enkel ander museum een even diverse collectie houten vaartuigen bezit.1 De collectie is al van vóór vaartuigen, en bevat dus ook vaartuigen van buiten de Zuiderzeeregio.2 De vaartuigen zijn in te delen in vier types: vissersschepen, vrachtschepen, boeren vaartuigen en pleziervaartuigen. Vroege 20ste -eeuwse schepen in staal worden eveneens in het Havenmuseum in Rotterdam bewaard, maar tussen de twee musea bestaat een duidelijke scheiding: de collectie in het Zuiderzeemuseum is geconcentreerd op de binnenvaart en de visserij op de binnenzee, de collectie in Rotterdam vertrekt vanuit de haven richting zee. De enige overlap zijn tjalken, binnenschepen die ook in de haven van Rotterdam kwamen. De overige roerende collectie heeft een sterke band met de gemeenschappen in de regio, in sommige gevallen biografisch, in andere meer algemeen cultuurhistorisch. Dat maakt de samenhang tussen de verschillende objecten sterk, en die samenhang overstijgt de individuele waardering van objecten. Als overzicht van de regio vertonen de meeste deelcollecties overlappingen met wat lokale erfgoedinstellingen bezitten, al zijn sommige plekken in de regio (Enkhuizen, Volendam, Spakenburg) beter vertegenwoordigd dan andere (Stavoren, Elburg). Het Zuiderzeemuseum bezit geen roerende objecten die zo beeldbepalend 1 De collectie is dus niet de grootste (die is in het bezit van Museum de Broeker Veiling in Broek op Langedijk, zie http://www.musip.nl/musip/collections/3906) maar wel de meest diverse. 2 Wieringa 1998: 151; Schutten 2004; Zijp 2005a: 7-8. De diepgang van vaartuigen was een beperking, en het ministerie verzocht het museum al bij de bekrachtiging in 1950 te waken over de (beheers)kosten. Afb. 9 De buurt Stadsgracht vanuit de lucht, digitale foto, 2003.
  • 20. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 3. Collectiebeschrijving pagina 20 van 138 zijn dat bezoekers er speciaal voor naar het museum komen; -effect hebben het buitenmuseum en de schepenhal in het binnenmuseum als geheel. De hedendaagse voorwerpen in de collectie zijn vaak beeldbepalende unica in de Collectie Nederland. Het Zuiderzeemuseum heeft hedendaagse creatieve uitingen in beeldende kunst, mode, fotografie, performance en vormgeving niet zozeer verzameld vanuit hun plek in de canon van hun eigen artistieke discipline maar vanuit hun herinterpretatie en gebruik van de cultuurhistorie. Toch valt het op dat het museum vanaf 2006 wat betreft mode en vormgeving toonaangevende collecties heeft aangelegd, en dat het museum door de actieve rol als opdrachtgever een centrale rol speelde in de waardering voor Dutch Design.1 Deze objecten functioneren in verschillende betekeniscontexten: thema, discipline, oeuvre. Voor het Zuiderzeemuseum is de belangrijkste context hun reflecterende kracht ten opzichte van de cultuurhistorische collectie en context. Daarnaast hebben ze een esthetische betekenis en een betekenis in de individuele oeuvres van kunstenaars, vormgevers en (mode-)ontwerpers. Geen van deze betekenissen staat elkaar in de weg. Dit vertaalt zich in gezamenlijke aankopen en uitvoerige bruiklenen. 3.4. Collectiewaardering In het collectieplan van 2007 zijn per deelcollectie de beeldbepalende objecten opgesomd (zie bijlage 2). De cultuurhistorische waarde van de objecten, de basis om tot een overzicht te komen, heeft het museum op dit moment echter niet in het collectiemanagementsysteem vastgelegd. Het museum zal daarom tot en met 2016 alle deelcollecties waarderen en registreren. In bijlage 1 is per deelcollectie het jaartal opgenomen waarin het museum de waardering voorziet. Als eindoordeel maakt het museum gebruik van de ABCD-indeling van het Deltaplan voor Cultuurbehoud uit 1990 (zie bijlage 3). De systematiek voor de onderbouwing wordt ontleend aan Significance 2.0, die de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed naar Nederland heeft hertaald.2 Het is alvast duidelijk dat veel objecten vooral hun waarde hebben in ensembles, bijvoorbeeld een volledig biografisch ingericht woonhuis, bestaande uit voorwerpen die tot verschillende deelcollecties behoren. 3.5. Kerncollectie Een onmisbare kracht van de collectie is het geheel van 150 gebouwen en de infrastructuur op het buitenmuseum (de onroerende collectie), inclusief de wijze waarop ze in de publieke ruimte als haven, stad en dorp, gemodelleerd naar historische voorbeelden, bij elkaar zijn geplaatst en biografisch of historisch zijn ingericht. Een tweede krachtig onderdeel van de collectie zijn de vaartuigen, vooral die in de schepenhal van het binnenmuseum en het varend erfgoed op het buitenmuseum. In vele gevallen gaat het om het enige nog bestaande exemplaar van het type. Het verzamelgebied reflectie, dat tot stand komt door een intensieve samenwerking met de creatieve industrie, is het derde onderdeel van de kerncollectie, waarmee het museum een continue herwaardering van het cultuurhistorische erfgoed nastreeft. Van de hele collectie zijn de 150 gebouwen, 20 vaartuigen en ca. 6000 andere voorwerpen, ofwel ca. 25% van de collectie (zonder documentatie) permanent te zien op het buitenmuseum en in de vaste presentaties van het binnenmuseum. Online zijn ook ca. 6000 voorwerpen te vinden op het Geheugen van Nederland en Maritiem Digitaal (zie 7.6. Nieuwe Media). 1 Junte 2011: 28-39. 2 Russell & Winkworth 2009; RCE 2013. Afb. 10 Richard Hutten balanceert het prototype van de Zuiderzee Stoel (inv. nr. 024025) tijdens Object Rotterdam 2011. BELEID: Het Zuiderzeemuseum gebruikt voor de waardering van de collectie de ABCD-indeling, onderbouwd met de argumenten uit de nieuwe systematiek van de RCE uit 2013.
  • 21. Collectieplan 2.0 2011-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 21 van 138 HOOFDSTUK 4. COLLECTIEVORMING 4.1. Continuïteit De collectievorming van het Zuiderzeemuseum is gekaderd in het algemene beleid van het museum en in de samenwerking met de eigenaars en de stakeholders van de collectie. De belangrijkste eigenaars zijn het Rijk, de vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum en de Stichting Zuiderzeemuseum zelf. De belangrijkste stakeholders zijn bewoners van en bezoekers uit de regio, onderwijsinstellingen, en collega-instellingen in de erfgoedsector en bedrijven, groeperingen en individuen verbonden aan de vijf hoofdthema Het Bestuur van de Vrienden is vertegenwoordigd in de Raad van Toezicht en zodoende nauw betrokken bij de ontwikkeling van het beleid van het museum. Verder is er per kwartaal overleg van de directeur en het hoofd Collecties & Presentaties met het bestuur van de Vrienden, waarin ook de collectievorming aan bod komt. 4.2. Verzamelen 4.2.1. Algemene uitgangspunten Het verzamelbeleid wordt toegespitst op beeldbepalende objecten voor de vijf centrale (zie 2.1. W.A.T.E.R.). Daarbij weegt de thematische relevantie en de zeggingskracht van de objecten een grotere rol dan de vraag tot welke (materiële) deelcollectie de aanwinsten behoren. Steeds wordt de herkomst van een voorwerp vóór verwerving onderzocht, niet alleen om problematische eigendomsgeschiedenis te achterhalen maar ook om interessante verhalen, personen, gebruik en omstandigheden te documenteren. Er komt ook aandacht voor de regeling van intellectueel eigendom, gebruiksrechten en beeldrechten (zie 6.3. Documentatie) en voor (de kosten van) collectiebeheer op langere termijn (zie 5. Behoud en beheer). Aanwinsten worden vanaf 2007 in regel opgenomen in de collectie van de Stichting Zuiderzeemuseum. Waar het gaat om aankopen met bestaande middelen, gebeuren die met de steun van de BankGiro Loterij. Ook kunnen extra publieke of private fondsen worden aangeschreven. Op deze verwerving voor de stichting bestaan de volgende uitzonderingen: - als het Zuiderzeemuseum een voorwerp in beheer krijgt dat aan de rijkscollectie is toegevoegd - als de aankoop is bekostigd door het Van Heemstra-Meybaum Fonds of de Vrienden zelf, worden de voorwerpen eigendom van de Vrienden; - als de schenker expliciet de verwerving voor de rijkscollectie of de collectie Vrienden voorstaat. Het Zuiderzeemuseum gaat actief op zoek naar partners om verwervingen via gezamenlijke verwerving (joint acquisition) te realiseren, in samenwerking met musea die per thema, per locatie, per artistieke discipline of monografisch verzamelen. Zodoende werkt het Zuiderzeemuseum actief aan het vermijden van doublures binnen de Collectie Nederland via een gedeelde ontsluiting en toegankelijkheid. Het museum verzamelt veel objecten niet, zeker wat betreft de voorwerpen die werkelijk dagelijks worden aangeboden. Het hanteert daarbij naast bovengenoemde inhoudelijke criteria ook enkele algemene kwaliteitscriteria. Het Zuiderzeemuseum verzamelt niet: - exact dezelfde objecten als die zich al in de collectie bevinden; BELEID: Verwervingen worden opgenomen in de collectie van de Stichting Zuiderzeemuseum, tenzij de financiering anders bepaalt. ACTIE SAMENWERKEN: Het Zuiderzeemuseum zoekt actief partners voor gezamenlijke verwerving.
  • 22. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 22 van 138 - objecten waarvan er bij de rekwisieten of de voorraad voldoende exemplaren zijn voor de volgende 10 jaar; - historische voorwerpen die noch in het Zuiderzeegebied zijn gemaakt noch er in gebruik waren. Het museum stelt zich verder terughoudend op als het gaat om: - onderhoudsintensieve onroerende en maritieme voorwerpen; - soortgelijke voorwerpen die zich al in de collectie bevinden, specifiek heeft het museum geen objectgerichte of monografische (kunstenaar, plek) volledigheid als doel. Vergelijkbare voorwerpen worden enkel verzameld als de afwijking een interessante aanvulling is op de aanwezige collectie; - voorwerpen die nadrukkelijk in de aandachtssfeer van een ander (specialiseerd) professioneel Nederlands museum liggen; - voorwerpen die naar hun aard thuishoren in een rijks-, provinciaal- of gemeentelijk archief. Om de verwerving geïntegreerd te laten verlopen, is het museum einde 2010 gestart met een verwervingscommissie, die ongeveer tweemaal per jaar bij elkaar komt. De commissie wordt voorgezeten door hoofd Collecties & Presentaties en bestaat uit een registrator als secretaris, de conservatoren en de betreffende collectiebeheerders. Voor ingrijpende verwervingen wordt extern inhoudelijk en beheersmatig advies ingewonnen. Kleine en minder complexe verwervingen worden tussentijds via vastgestelde SPECTRUM-procedures onder leiding van de registrator en door de conservatoren en de collectiebeheerder afgehandeld. De verwervingen voor de Collectie Vrienden legt het hoofd Collecties & Presentaties per kwartaal voor aan het bestuur van de Vrienden en via het bestuur jaarlijks aan het Van Heemstra-Meybaum Fonds. Alle aangeboden en overwogen voorwerpen krijgen een verwervingsdossier, zodat in de toekomst ook de argumentatie van afwijzingen terug te vinden is. (zie ook 6.2. Registratie). Voor het verzamelgebied cultuurhistorie wordt hieronder de verzamelbeleid per cluster besproken. Het verzamelgebied reflectie wordt voorafgaand specifiek toegelicht. 4.2.2. Hedendaagse reflectie Het actieve verzamelbeleid focust op de hedendaagse reflectie. Het museum werkt met drie vormen van verwerving. De eerste is de jaarlijkse opdracht aan Nederlandse vormgevers, kunstenaars, fotografen of modeontwerpers in de context van het jaarthema. De tweede is de coproductie van een extern idee. De derde is de a Zuiderzeemuseum past. Steeds is een verklaarbare band met de Zuiderzeeregio een noodzakelijke voorwaarde. Elk jaar verwerft het museum zo objecten of series voor de reflecterende kerncollectie die ingaan op het specifieke jaarthema, waarbij een uitdrukkelijke verbinding met de cultuurhistorische collectie en context wordt gelegd. Het museum werkt bij voorkeur met veelbelovende jonge ontwerpers, die nog niet massaal in de Collectie Nederland zijn vertegenwoordigd. De mogelijkheid van het museum om actief als opdrachtgever of coproducent op te treden zal samenhangen met de ondersteuning door fondsen en sponsoring, bij voorkeur partijen die niet strikt gericht zijn op het culturele veld het Zuiderzeemuseum probeert waar mogelijk in andere vijvers te vissen. Voor de aankoop met eigen middelen is de steun van de Vrienden en het bijhorende Van Heemstra-Meybaum Fonds cruciaal. ACTIE REFLECTEREN: Het Zuiderzeemuseum geeft jaarlijks een opdracht in de context van het jaarthema. ACTIE REFLECTEREN: Het museum verwerft hedendaags werk dat aan de cultuurhistorie van de Zuiderzee regio refereert.
  • 23. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 23 van 138 4.2.3. Onroerende collectie Wat betreft de cultuurhistorische collectie formuleert het museum een big hairy audacious goal1 : een programma om de periode 1932-1983 (van de Afsluitdijk tot de opening van het buitenmuseum) wat betreft bewoning, werkgelegenheid en recreatie in de Zuiderzeeregio te verzamelen en te (re)presenteren. Dat het Zuiderzeemuseum deze stap zet, lijkt op het eerste zicht minder urgent dan het belang van de periode 1880-1932 voor de oprichting van het museum. Maar ondertussen verdwijnen in de regio her en der de ruimtelijke en materiële getuigen van de veranderingen na de Afsluitdijk, en ontstaat de behoefte om de tijdsperiode uit de twintigste eeuw die de Zuiderzee met de eigen tijd verbindt, te bewaren als noodzakelijke schakel voor het inzicht in de veranderingen in de regio, en als ankerpunt voor de persoonlijke ervaringen en emoties die daarbij horen. De in wezen arbitraire grens van 1983 heeft twee voordelen. Ten eerste vertegenwoordigt een periode van 50 jaar ongeveer twee generaties (de zonen en kleinzonen van de vissers vóór de Afsluitdijk), waardoor het programma een menselijke maat heeft. Ten tweede blijft er voor de onderzoekers en het publiek een ruime tijdsafstand tot het onderwerp, waardoor historische ontwikkelingen voldoende zijn uitgekristalliseerd om aanleiding te kunnen zijn tot de onuitwisbare representatie met onroerende elementen. Tevens dringt zich de vraag op of dit een continue proces is een openluchtmuseum dat elke -2020 zal op deze vraag ingaan. De uitwerking van dit programma begint in de periode 2013-2016 met de verzameling van informatie en documentatie uit de regio. Het museum maakt werk van een inhoudelijke samenwerking met wetenschappelijke instellingen, zoals de opleiding Architectuur van de T.U.Delft, de afdeling Planologie van de Universiteit van Amsterdam en afdelingen Monumentenzorg van verschillende gemeenten. Op basis van die inventarisatie zal in het collectieplan 2017-2020 een uitspraak worden gedaan over wat er precies wordt verzameld en gepresenteerd. In de periode 2013-2016 uiteenlopende impact. Gebouwen kunnen fysiek worden overgebracht of op schaal of virtueel worden gepresenteerd. In het geval er een maatschappelijke opdracht komt om ook onroerende voorwerpen te verzamelen, dient zich de vraag aan waar die voorwerpen bij elkaar kunnen worden gebracht. In dat geval is er niet aleen een verzamelplan nodig maar ook een ruimtelijk structuurplan voor de locatie te denken valt aan een deel van wat nu nog buitengebied is (zie 7.3. Presentaties). 4.2.4. Maritieme collectie Met betrekking tot de maritieme kerncollectie stelt het museum zich uitermate terughoudend op, en voert het een strenge passieve verwerving. Vaartuigen die in hun historische verschijning prima in de particuliere markt bewaard kunnen blijven, zal het museum niet verwerven, zelfs als het om schenkingen gaat. In plaats van uitgebreid zelf te verzamelen is het museum actief als presentatieplek voor relevante en goed geconserveerde schepen in privébezit. De opname en beoordeling in het Nationaal Register voor Varend Erfgoed is daarvoor het inhoudelijke keurmerk. Met gratis ligplekken voor uitzonderlijke schepen en als gastvrije passantenhaven stimuleert het museum het maatschappelijke draagvlak dat nodig is om het uitgebreide varend erfgoed voor de toekomst te bewaren. 1 http://en.wikipedia.org/wiki/Big_Hairy_Audacious_Goal. BHAG is geïntroduceerd in 1994 door James Collins en Jerry Porras Built to Last: Successful Habits of Visionary Companies. Het is een visionair en gedurfd doel, veelal op langere termijn, dat extern bevraagbaar is maar intern niet als onmogelijk wordt geacht. Het geeft de organisatie focus en team spirit. Contra-intuïtief is het zeer zinvol in tijden van schaarste. Met dank aan mijn college Steve White van Mystic Seaport. Als museum met de grootste collectie vaartuigen ter wereld, besloten zij in tijden van schaarste hun grootste schip, de Charles W. Morgan uit 1841, de enige overgebleven walvisvaarder, te gaan restaureren. BELEID: Het Zuiderzeemuseum verzamelt ook de cultuurhistorie van de periode 1932-1983 om de band tussen verleden en heden te versterken. ACTIE ACTUALISEREN: Het Zuiderzeemuseum zoekt actief informatie en documentatie over de periode 1932-1983.
  • 24. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 24 van 138 4.2.5. Overige roerende collectie Het verzamelbeleid voor de overige roerende collecties (beeldende kunst, toegepaste kunst, gebruiksvoorwerpen) richt zich eveneens op de en op meer regionale diversiteit ten opzichte van de overheersing van Noord-Holland in de collectie. Een voorbeeld van de actualisering is de voortdurende evolutie in de s de kraplappen in Spakenburg in de jaren 1970. Een voorbeeld van de regionale diversiteit is de aandacht voor streekdrachten uit de oostelijke deelregio (IJsseldelta, Veluwe), die nog nauwelijks in de publieke collecties zijn opgenomen. Diversiteit in streekdrachten heeft ook betrekking op moeilijk te vinden (want doorgaans versleten) werkkleding en kinderkleding. In alle gevallen is de documentatie van voormalige eigenaars en van het gebruik cruciaal voor de waardering van de verworven voorwerpen. 4.2.6. Documentatie Voor de periode 2013-2016 betekent dit dat het museum in eerste instantie informatie, zoals interviews en verhalen, verzamelt, alsook documentatie, zoals (in opdracht van het museum vervaardigde) fotografie. Aanvullend wil het Zuiderzeemuseum, in samenwerking met nationale, regionale en lokale partners én met het publiek, het immateriële erfgoed in de context van de materiële collectie bij elkaar brengen. Ontsluiting is daarbij van groter belang dan eigendom. Het Zuiderzeemuseum heeft specifieke aandacht voor gebruiken waarvoor verder geen maatschappelijke organisaties bestaan, zoals erfgoed rond het huishouden en gebruik van de publieke ruimte. 4.2.7. Rekwisieten In 2011 is het museum gestart met de registratie van de rekwisieten in gebruik en op depot (zie 2.4.1.). Door de voortschrijdende tijd zijn historische rekwisieten steeds zeldzamer. Daarom zullen de conservatoren ook grondig afwegen of rekwisieten die thematisch binnen het verzamelbeleid passen, en die uitermate zeldzaam zijn, een grote presentatiewaarde hebben en in goede staat zijn, al dan niet in de collectie horen. 4.3. Selecteren en afstoten 4.3.1. Algemene uitgangspunten Het Zuiderzeemuseum zorgt in de periode 2013-2016 voor een nauwkeurige waardering van zijn collectie en rekwisieten (zie 3.4. Waardering van de collectie). Deze waardering bezorgt ten eerste alle voorwerpen in het museum een officiële status als collectie, rekwisiet of voorraad. Die status is bepalend voor het behoud en beheer van het voorwerp (zie hoofdstuk 5). Op basis van die informatie worden de depots systematisch opgeschoond. De waardering zal ook leiden tot de identificatie van voorwerpen die niet binnen de collectie passen of niet van voldoende kwaliteit (zie criteria voor niet-verzamelen onder 4.2.) zijn. In de overweging wordt ook steeds de reden van verwerving het object, namelijk directe verbondenheid met eerder beleid vanuit een andere visie (zie bijlage 3, categorie B.5). Voor de te ontzamelen objecten wordt gestreefd naar herplaatsing, behalve voor onbruikbare rekwisieten. Objecten met een hoge artistieke kwaliteit worden bij voorkeur geplaatst bij musea met een (inter)nationale uitstraling. In het geval van Rijkscollectie wordt in eerste instantie gekeken naar de mogelijkheden van beheersoverdracht aan een ander museum dat Rijkscollectie beheert. ACTIE ONDERHOUDEN: Het Zuiderzeemuseum bepaalt voor alle voorwerpen in zijn bezit de status als collectie, rekwisiet of voorraad. ACTIE ONDERHOUDEN: Het Zuiderzeemuseum schoont de depots op door voorwerpen die niet als collectie, rekwisiet in gebruik of voorraad worden aangemerkt, te ontzamelen. ACTIE VERBREDEN: Het Zuiderzeemuseum legt voor de verzameling van de cultuurhistorie de nadruk op de gebieden buiten Noord-Holland. ACTIE VERBREDEN: Het Zuiderzeemuseum verzamelt ook immaterieel erfgoed en brengt daarvoor informatie uit verschillende bronnen samen.
  • 25. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 25 van 138 Steeds neemt het museum de Leidraad voor het Afstoten van Museale Objecten (LAMO) in acht.1 In het geval van Rijkscollectie legt het museum de overdracht aan de Erfgoedinspectie voor. Ontzamelen wordt net zoals verwerving georganiseerd via de verwervingscommissie, zodat beslissingen op dit gebied evenzeer een draagvlak in de organisatie hebben. In het geval van eigen collectie legt het museum de overdracht aan de Raad van Toezicht voor. In het geval van Collectie Vrienden legt het museum de overdracht aan het bestuur van de Vrienden voor. De uitvoering gebeurt administratief onder leiding van de registratoren, die voor de fysieke acties samenwerken met de collectiebeheerder, de depotbeheerder en vertegenwoordigers van de ontvangende partij en derden (bv. transportfirma). 4.3.2. Hedendaagse reflectie De voorwerpen in het verzamelgebied hedendaagse reflectie worden met de hierboven genoemde thematische en kwalitatieve criteria kritisch gescreend. Hoogstaande artistieke kwaliteit is noodzakelijk, maar voor het Zuiderzeemuseum geen voldoende voorwaarde om tot de eigen collectie te behoren. Voor objecten die niet voldoen aan die kwaliteitsnorm of het huidige verzamelbeleid van het Zuiderzeemuseum (en zodoende waardering D meekrijgen, zie 3.4. Collectiewaardering en bijlage 3) wordt een voor het voorwerp optimale oplossing buiten het Zuiderzeemuseum gezocht. Dit kan gaan van een uitgaande bruikleen tot een permanente afstoot. Eén van de essentiële elemenenten in het verzamelbeleid is de verbinding tussen de hedendaagse reflectie en de cultuurhistorie van de Zuiderzee (zie 4.2.2.). Uit de ervaring als opdrachtgever weet het museum dat de behoefte aan herbestemming wat betreft hedendaagse voorwerpen verkleint naarmate de kunstenaars en vormgevers beter zijn begeleid en actiever zijn betrokken bij het museum en de collectie. Door die begeleiding en betrokkenheid bij nieuwe opdrachten en door het oplossen van bestaande knelpunten voorziet het museum dat na 2016 voor minder voorwerpen een nieuwe bestemming moet worden gevonden. 4.3.3. Onroerende collectie In het verzamelen van gebouwen door het Zuiderzeemuseum zit een paradox. Veel gebouwen zijn in het museum terecht gekomen omdat ze op hun oorspronkelijke plek in de regio geen functie of waarde meer hadden en op de lijst stonden van te slopen gebouwen bij projecten van stadsvernieuwing. In het geval van het schooltje uit Kollum (inv. nr. KOL-1) heeft interesse van het museum echter geleid tot een vernieuwde waardering door de gemeenschap in Kollum, waardoor het schoolgebouw mocht blijven en het museum uiteindelijk in 1990 een reconstructie heeft gebouwd. De brug uit Jorwerd (inv. nr. BRUG-1) is wel overgekomen, maar dat ging gepaard met legendarisch protest van de inwoners. Zij kregen er een reconstructie voor in de plaats. Als het museum op meer plekken succesvol was geweest in de herwaardering van het gebouwde erfgoed, stonden meer gebouwen en infrastructuur nog op hun oorspronkelijke plek en bevatte het museum meer reconstructies. In 2008 vormde die lokale herwaardering het thema van het project Zouttocht van Ida van der Lee. Op een trekschuit werd gebouw ZK-13 uit het museum teruggebracht naar Zoutkamp en daar opnieuw opgebouwd (zie ook p. 107). Echter, vijf jaar later is het teruggekeerde gebouw, dat onzorgvuldig is aangepast en geconserveerd, er slecht aan toe. Dit doet het Zuiderzeemuseum besluiten dat het best zelf blijft instaan voor de onroerende collectie die het beheert. Gebouwen en infrastructuur zullen voortaan niet meer worden afgestoten. Voor de deelcollectie gebouwfragmenten is de afstoot van voorwerpen afhankelijk van de waardering. 1 ICN 2006. Een nieuwe richtlijn is in voorbereiding. Zodra die beschikbaar is, wordt de nieuwe versie gebruikt. ACTIE ACTUALISEREN: Het Zuiderzeemuseum zoekt een nieuwe bestemming voor voorwerpen in de collectie die waardering D krijgen.
  • 26. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 4. Collectievorming pagina 26 van 138 4.3.4. Maritieme collectie De vaartuigen zijn net zoals de gebouwen kostbaar in onderhoud, maar tegelijk zijn ze een Unique Selling Proposition van het Zuiderzeemuseum. Het Zuiderzeemuseum gaat er daarom alles aan doen om de bestaande collectie in goede staat te behouden door efficiënt meerjaren onderhoud en waar mogelijk verdienmodellen te genereren. De lemsteraak Zevija (inv. nr. 023699), die volgens de eisen van de schenkers paradoxaal alleen als actief varend jacht mag worden onderhouden maar tegelijk is uitgesloten van exploitatie, komt in aanmerking voor afstoot. De belangrijkste reden is dat het vaartuig in de huidige vorm als varend erfgoed in gebruik perfect in de markt kan bestaan, een centraal criterium voor verwerving (zie 4.2.4.). Het museum zal daarom een traject starten om de schenking op een rechtmatige manier te beëindigen, maar vóór een definitieve overdracht steeds de bestaande schenkingsovereenkomst respecteren en uitvoeren. 4.3.5. Overige roerende collectie Voor het ontzamelen van deelcollecties als geheel heeft het museum de voorbije jaren ervaring opgedaan met de Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Het ging om een inhoudelijke verzameling, waarvan de voorwerpen tot verschillende deelcollecties behoorden. Belangrijk is ten eerste dat het Zuiderzeemuseum zelf duidelijk maakt welke voorwerpen voor overdracht of afstoot in aanmerking komen, zodat er bij de verschillende partijen eenduidigheid en daardoor ook eenstemmigheid is. Ten tweede is de vraag over een geschikte andere plek, bijvoorbeeld op basis van aanwezig specialistische kennis, is evenwel steeds pas aan de orde als duidelijk is dat het betreffende collectieonderdeel niet binnen het eigen collectiebeleid (zie bijlage 3) in de collectie blijft. In het andere geval is (langdurige) bruikleen een uitstekende optie. Zo is de Torso ZZM van Caspar Berger uit 2008 als waardevolle hedendaagse Nederladse sculptuur, maar zonder verbinding met de cultuurhistorie van de Zuiderzee, sinds 2010 in bruikleen aan Museum Beelden aan Zee in Scheveningen. 4.3.6. Documentatie Films en videobanden uit de deelcollectie audiovisuele media zijn in 2010 in eigendom overgedragen aan het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid. De rechten op de zelf gemaakte films blijven bij het Zuiderzeemuseum. Van alle overgedragen objecten krijgt het museum een digitale kopie, vrij te gebruiken, al heeft de digitalisering van de films bij Beeld & Geluid geen priorireit. In de periode 2013-2016 zal het museum grondig onderzoeken of andere collectiedelen, bijvoorbeeld de boeken van vóór 1850 of de videokunst, omwille van specifieke beheerseisen al dan niet beter in gespecialiseerde instellingen worden bewaard, in beheer of in eigendom. Maar omdat het Zuiderzeemuseum objecten omwille van hun thematische betekenis verzamelt, is het feit dat het museum geen andere objecten van een bepaald type heeft, op zich geen voldoende criterium tot ontzameling. 4.3.7. Rekwisieten De registratie van de rekwisieten zal aanleiding zijn om uit het rekwisietendepot alle voorwerpen te verwijderen die niet als beperkte voorraad voor collectie of rekwisieten in depot zijn aangemerkt. De selectie van rekwisieten op het buitenmuseum is een complexe afweging, waar ook volop facilitaire en organisatorische kwesties spelen. Niettemin weegt de redelijke inhoudelijke keuze van de conservatoren door. Afb. 11 Caspar Berger, Torso ZZM, brons, 2008, inv. nr. 023853.
  • 27. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 5. Behoud & beheer pagina 27 van 138 HOOFDSTUK 5. BEHOUD & BEHEER Dit hoofdstuk behandelt het fysieke beheer van de voorwerpen in het Zuiderzeemuseum, ongeacht de eigenaar. Ten behoeve van het beheer bestaat de collectie uit vier delen (zie 3.2. collectieomvang en indeling in deelcollecties). In dit hoofdstuk wordt het beheer van drie delen behandeld: de onroerende collectie (beheerd door de sector Onderhoud & Facilitaire Dienst), de maritieme collectie (beheerd door de afdeling Maritieme Collectie) en de overige roerende collectie, bestaande uit de clusters Beeldende Kunst, Toegepaste Kunst, Gebruiksvoorwerpen en Documentatie (beheerd door de afdeling Behoud & Beheer).1 Daarnaast beheert de afdeling Behoud & Beheer ook de rekwisieten, die niet tot de collectie behoren. Omwille van het toenemende belang van die voorwerpen is er afzonderlijk aandacht aan besteed. Tot slot komen twee cruciale aspecten van de omkadering aan bod: het depotbeheer en de veiligheidszorg. In het beleidsplan 2011-2016 heeft het Zuiderzeemuseum aangegeven er voor te zorgen dat uiterlijk 2020 de collectie integraal in zo goed mogelijke conditie verkeert en zo goed mogelijk wordt bewaard. Voor alle voorwerpen in de collectie wordt gestreefd naar het voortdurende behoud van hun betekenis voor het museum. Dit leidt tot verschillende behandeling van verschillende voorwerpen op verschillende plekken. Als voorwerpen betekenis ontlenen aan hun historische gebruikssporen, is het behoud van die sporen van belang, en actieve conservering tot een minimum te herleiden, bij voorkeur gecombineerd met een stabiel klimaat. Voorwerpen die in het buitenmuseum worden blootgesteld aan weer en wind, vereisen daarentegen voortdurende actieve zorg om te blijven bestaan. Jaarlijks zal het museum deelcollecties of een groep voorwerpen onder de loep nemen. Aantallen zijn daarbij erg relatief, aangezien het zowel over een kapel als een haarspeld kan gaan. De keuze van de te conserveren of te restaureren voorwerpen gebeurt pragmatisch: de voorrang gaat naar voorwerpen waarvoor de nood hoog is, die naar aanleiding van de worden opgenomen en die worden aangevraagd voor uitgaande bruiklenen. Daarnaast zullen prioriteiten worden bepaald aan de hand van de uit te voeren waardering van deelcollecties, ensembles en individuele objecten. 5.1. ONROERENDE COLLECTIE 5.1.0. Inleiding De cluster onroerende collectie bestaat uit de deelcollecties gebouwen, bouwfragmenten en infrastructuur. De collectie bevindt zich voor het overgrote deel in het buitenmuseum.2 De gebouwen zijn opgebouwd tussen 1967 en 1992; in dat jaar is de Wierschuur (in. nr. WR-3) als laatste toegevoegd.3 Ze zijn op verschillende wijze naar het museum vervoerd en opgebouwd: steen per steen (zoals de kapel uit Den Oever, (inv. nr. WR-1) als eerste opgebouwd), in bouwdelen (die hun historische voegverbanden hebben behouden) of in hun geheel. Bij de arbeiders- en visserswoningen was wonen een basale primaire behoefte mensen woonden ook in het vooronder van hun schuit; levensduur van 1 Zie organogram, bijlage 4. 2 De historische gebouwen die het Binnenmuseum vormen zijn geen collectie, maar zijn deels monumenten en deels nieuwbouw, beheerd door de Rijksgebouwendienst. 3 Ook de molen, inv. nr. HL-1 (1984), een woning uit Zoutkamp, inv. nr. ZK-17 (1985), en de replica van het schooltje uit Kollum, inv. nr. KO-1 (1990), zijn geplaatst na de opening van het buitenmuseum in 1983. Afb. 12 Kapel uit Den Oever (Wieringen), 1540-1966, inv. nr. WR-1. BELEID: Het Zuiderzeemuseum optimaliseert in de periode 2011- 2020 de conditie en het beheer van de hele collectie.
  • 28. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 5. Behoud & beheer pagina 28 van 138 het gebouw was geen thema. Dit weerspiegelt zich in de oorspronkelijke bouwwijze (constructie in metselwerk en hout, da Bij de herbouw in het museum zijn gebouwen technisch aangepast (bv. andere funderingen, verwarming, elektro) en gewijzigd om te passen in het structuurplan (bv. ingekort) of om te voldoen aan publieke functies (bv. inrichting als infocentrum, hogere deuren). Niettemin overheerst een groot respect voor de oorspronkelijke bouwwijze. Verder bestaat het buitenmuseum uit elementen in de private en publieke ruimte die op schaal 1:1 de leefomgeving weergeven, zoals tuinen en bruggen. Het gaat daarbij zowel om collectie (deelcollectie infrastructuur) (terreinaankleding), flora en fauna (historische planten- en diersoorten). Voorwerpen uit de deelcollectie bouwfragmenten wordt deels bewaard in gebouwen op het buitenmuseum en deels in depot Hoogwoud. Na de opening in 1983 kwam er niet onmiddellijk een afdeling die zich met het onderhoud van de gebouwen bezighield; die onstond slechts geleidelijk en met andere medewerkers dan die de gebouwen hadden overgebracht en heropgebouwd.1 Van continuïteit tussen opbouw en onderhoud was dus nauwelijks sprake. Er was evenmin een beheersplan waarin frequentie van inspectie en onderhoud en de daarbij horende inspanningen en kosten waren gespecificeerd. Gebouwen werden ad hoc aangepakt als de nood aan de man kwam, beslissingen werden tijdens de uitvoering genomen. Waarderingen van individuele gebouwen (welke onderdelen zijn nu echt nog origineel?) werden vanaf 1980 in de Een bouwkundig historicus hield als conservator toezicht op het onderhoud, maar dat persoonlijke toezicht leverde geen uitgeschreven uitgangspunten en randvoorwaarden voor beheer en onderhoud op, bijvoorbeeld over hoe de panden er afzonderlijk uit moesten zien. Verzameling van informatie, inhoudelijke afwegingen en documentatie van de werkzaamheden was er wel ten bate van de heropbouw in het museum, maar dus niet over het onderhoud na 1983. Er is inmiddels wel een beheersplan voor de begroeiing rond de gebouwen, maar niet voor de afwatering, de wijze van aanbrengen van installatietechnische voorzieningen, verlichting en het regelen van het binnenklimaat. Het museum staat nu voor de uitdaging om de eerste generatie beheerders van 30 jaar buitenmuseum te vervangen door een team dat de collectie in de toekomst kan behouden. Het Zuiderzeemuseum heeft bij de herbouw gekozen voor de authenticiteit van het beeld (functionele authenticiteit). Armoedige huisjes werden ook als dusdanig onderhouden, wat betekent dat er slechts sporadisch werd geschilderd en er daardoor meer schade aan de onderliggende houtconstructies optrad. De inefficiënte aanpak via puur lokale herstelling en de uitbouw van activiteiten het hele jaar door zorgden eveneens voor een achterstand in het onderhoud. Die achterstand werd vanaf 2006 alleen maar groter, toen het beleid prioriteit legde bij presentaties, en er capaciteit aan het collectiebeheer werd onttrokken ten voordele van tentoonstellingsbouw. Bestemmingsreserves voor groot onderhoud gingen eveneens naar tijdelijke presentaties. Vanaf 2006 werd er ook minder preventief schoongemaakt. Tot slot is het beheer ook onderhevig aan steeds toenemende regelgeving. In 2005 publiceerde de Inspectie Cultuurbezit (nu Erfgoedinspectie) Buitenstaanders. Rijkscollectie in de open lucht, over het moeizame beheer van collectie buiten de vertrouwde museumdeuren. Daarin kwam naar voren dat de beheerskosten van dergelijke collecties steeds is onderschat, hoe goed de beheerders ook hun best deden om voor de collectie te zorgen. onderhoud, vond gehoor bij het Rijk ten aanzien van de collectie in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem, maar niet in het Zuiderzeemuseum.2 1 Slechts één medewerker (van een externe aannemer) van de heropbouw is uiteindelijk in de sector Onderhoud & Facilitaire Dienst terechtgekomen. 2 Arjen de Koomen, in Inspectie Cultuurbehoud 2005: 75-76; Nederlands Openluchtmuseum 2012: 10.
  • 29. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 5. Behoud & beheer pagina 29 van 138 5.1.1. Meerjaren onderhoudsplan onroerende collectie In 2007 is de sector Onderhoud & Facilitaire Dienst begonnen met de inventarisatie van de staat van de individuele objecten als nulmeting, in de vorm van jaarplannen. In 2012 heeft het museum een eerste overzicht van het meerjaren onderhoud tot en met 2018 opgesteld. Het behandelt zowel inspectie als controle, wegwerken van achterstand als groeiend routineonderhoud.1 De verwachting is dat het routineonderhoud als inspanning vanaf 2016 groter wordt dan de inhaalbeweging. Het routineonderhoud bestaat voor het grootste deel uit repeterend schilderonderhoud, dat de onderliggende materialen beter beschermd tegen aantasting en zodoende vooral timmerwerk doet verminderen. Deze koerswijziging vraagt om duidelijke keuzes en afwegingen in het spanningsveld tussen historische relevantie en organisatorische efficiëntie, tussen behoud en gebruik. Het gebruik van de gebouwen (zie 7.3. Presentaties) is immers van invloed op het beheer. Ten eerste vertonen gebouwen die voor het publiek toegankelijk zijn sneller slijtage dan gebouwen die een dienstfunctie hebben. Toenemend gebruik door publiek zal leiden tot meer onderhoud. Ten tweede zijn gebouwen met een dienstfunctie daar nooit voor ontworpen, waardoor de functie er niet altijd goed in past. Voor die gevallen onderzoekt het museum of de functies niet elders kunnen worden ingericht. In beide gevallen besteedt het museum voortdurend aandacht aan de veiligheid van het publiek, van de collectie, van de medewerkers (conform ARBO-regelgeving) en van de technische installaties (conform NEN-richtlijnen). Ter voorbereiding van het plan zijn er gesprekken gevoerd met de betrokkenen over deelaspecten als preventieve schoonmaak, schadelijke aangroei van mossen en algen op muren en dakpannen, dakvervanging, vochtproblemen, vervanging van folie onder de pannen bij daken zonder beschot, nabijheid van bomen en struiken, conservering van houten (elektra)palen op het maaiveld, binnenklimaat en ongedierte deze opsomming is niet uitputtend. Voor bepaalde deelaspecten (bv. bliksemafleiding) wordt een beroep gedaan op externe expertise. Jaarlijks wordt het plan herzien in functie van het uitgevoerde werk, nieuwe ontwikkelingen of voortschrijdend inzicht. Voortaan wordt het behoud van het historische beeld begrensd tot waar uitstel van ingrijpen grotere schade aan het fysieke voorwerp tot gevolg zou hebben. Concreet betekent dit dat gebouwen uiterlijk elke zes jaar zullen worden geschilderd. Bewust slecht uitvoeren van voegwerk ten behoeve van het beeld, met vochtproblemen als gevolg, wordt omgebogen tot degelijke uitvoering met de oorspronkelijke materialen in zicht en als nodig achterliggend nieuwe materialen. Bij vervanging van aangetaste houtdelen worden goedkope zachte, slijtage-gevoelige materialen waar ze niet het beeld bepalen (omdat ze worden geschilderd), vervangen door meer duurzaam materiaal. De richtlijnen voor verlichting en klimaat werken de sectoren Inhoud & Onderzoek en Onderhoud & Facilitaire Deinst in 2013 samen uit tot een licht- en klimaatplan dat de hele collectie en alle locaties van het museum overkoepelt. Het museum maakt hiervoor gebruik van bestaande plannen van andere musea en nieuwe wetenschappelijke inzichten.2 Richtlijnen voor afwatering en installatietechniek worden pas na 2016 uitgewerkt. 5.1.2. Wegwerken van achterstand Het Zuiderzeemuseum werkt tot en met 2018 de jarenlange achterstand in het beheer weg. Het zet hiervoor een deel van de jaarlijkse bijdrage van de BankGiro Loterij en een eenmalige 1 Omdat inspectie en controle nog niet volledig in het plan is ingebed, verwacht het museum dat pas in de periode 2017-2020 een volledige conditiemeting de huidige quick scan zal vervangen. 2 Twee inspirerende voorbeelden zijn de licht- en klimaatplannen van het Museum voor Volkenkunde in Leiden en het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Voor recent onderzoek, zie Ankersmit 2009, Martens 2011. ACTIE ONDERHOUDEN: Het Zuiderzeemuseum heeft een meerjaren onderhoudsplan 2013-2018 voor de onroerende collectie. BELEID: Het behoud van het beeld wordt begrensd door het behoud van het fysieke voorwerp. ACTIE ONDERHOUDEN: Het Zuiderzeemuseum stelt een licht- en klimaatplan op.
  • 30. Collectieplan 2.0 2013-2016 | Hoofdstuk 5. Behoud & beheer pagina 30 van 138 bijdrage van de Provincie Noord-Holland in. Op bijkomende steun van het Rijk als eigenaar van de collectie rekent het museum niet. Voor het wegwerken van de achterstand worden ook gespecialiseerde bezig met de formulering van de opdrachten in een bestek, opvolging van de gunningstrajecten en controle op de uitvoering. Als eindverslag van elk restauratieproject maakt de sector Onderhoud & Facilitaire Dienst telkens een rapport dat de uitvoering en het resultaat beschrijft en in beeld brengt. Het bestek, de offerte en het eindverslag worden voortaan in het collectiemanagement systeem aan de collectie gekoppeld. Idealiter gaat aan deze inhaalbeweging een grondige bezinning vooraf: de bouwhistorische waardering en de daaruit voortvloeiende keuzes per gebouw. Die waardestelling gebeurt op basis van bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd door docenten en studenten van de Universiteit van Amsterdam, aangevuld met bewonersonderzoek door de afdeling Inhoud & Onderzoek en conditiemetingen door de sector Onderhoud & Facilitaire Dienst. Vanaf 2013 verschijnen jaarlijks onderzoeksrapporten van minstens vier gebouwen. 5.1.3. Actieve conservering en restauratie Bij het beheer van panden wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten werkzaamheden. Routinematig schilderwerk, schoonmaak en inspectie vormen de preventieve conservering (zie 5.1.4.), alle andere werkzaamheden zijn actieve conservering of restauratie. Terwijl externe firma s en eigen medewerkers de achterstand wegwerken, gaan de eigen medewerkers ook verder met de actieve conservering van de gebouwen. Voor het beheer van de onroerende collectie werkt het museum procedures uit die oog hebben voor zowel de inhoudelijke waardering en keuzes (een vissershuisje uit Zoutkamp heeft vanuit zijn historische betekenis andere onderhoudsfrequentie dan een burgerijhuis uit Zaandijk) als de technische behoeftes (metselwerk, voegwerk, timmerwerk, schilderwerk, technische installaties). Essentieel zijn een goede voorbereiding van de werkzaamheden door gebruik van alle beschikbare historische documentatie en beeldmateriaal, een onderbouwde afweging van inhoudelijke en technische keuzes en de goede documentatie van het uitgevoerde onderhoud. Vier vormen van documentatie verdienen speciale aandacht: hist museum, bouwtekeningen van vóór de afbraak, gemaakt door de medewerkers van het museum, kleurenstalen van alle geschilderde delen die in een doos per gebouw worden bewaard en het nieuwe bouwhistorisch onderzoek dat de oorspronkelijke en meest waardevolle delen van de gebouwen benoemt. Door een tijdige communicatie van de werkplanning kunnen de medewerker collectiearchief en de conservator inhoudelijke afwegingen voorbereiden en in samenspraak met de uitvoerders keuzes maken. In de periode 2013-2016 heeft het museum slechts de capaciteit om het begin- en eindpunt van de restauratie te documenteren. Het museum zet, waar mogelijk, de eigen ambachtelijke vaardigheden zoals smeden, verf mengen en houtbewerking, in om het materiaal voor de herstellingen aan te leveren. Het beheer van de onroerende collectie is in handen van de sector Onderhoud & Facilitaire Dienst. De overgang van onderhuidse reparaties aan houtconstructies naar regelmatiger schilderwerk heeft als consequentie dat de verhouding tussen restauratietimmerlieden en schilders, nu 2-2, zal wijzigen naar meer schilders. Naast de verjonging van het team wordt het ook uitgebreid met vrijwillige timmermannen en schilders. Bij die uitbreiding waakt de organisatie erover dat de medewerkers in vaste dienst echt ACTIE SAMENWERKEN: De wordt gedocumenteerd met bestek, offerte en geïllustreerd eindrapport. BELEID: Het Zuiderzeemuseum werkt met prioriteit de achterstand op het onderhoud van de onroerende collectie weg. BELEID: Bij interne uitvoering wordt enkel begin en einde van de restauratie gedocumenteerd. ACTIE ONDERHOUDEN: Collectiearchief, conservator en uitvoerders werken samen aan de keuzes voor het onderhoud.