Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Bijbelverhaal Elia op de karmel
1. Elia
25
‘Zowaar God leeft, vandaag nog wil ik Achab spreken.’
Met lood in de schoenen zocht Obadja Achab op en vertelde hem dat Elia
eraan kwam. Meteen ging Achab hem tegemoet. Toen hij hem in het oog
kreeg, riep hij:
‘Ben jij het, Elia, die Israël in het ongeluk heeft gestort?’
‘Ik heb geen ongeluk gebracht’, zei Elia. ‘Daar heb jij voor gezorgd,
jij en al de koningen voor jou. Jullie hebben niet volgens de geboden
van Jahweh geleefd, integendeel, jullie vereren Baälse afgoden. Ik wil
bewijzen dat Jahweh de ware God is. Dat zal ik doen bij de Karmel.
Laat alle vierhonderdvijftig profeten van Baäl bij mij komen, en ook
alle vierhonderd profeten van Asjera, die door Izebel aan het hof zijn
opgenomen.’
(Geschreven door: Mie Reyniers)
Bijbelverhaal: Elia op de Karmel, 1 Kon. 18, 20-46
(Zie Activiteit 5, p. 12)
Achab stuurde boden naar alle stammen van Israël. Alle Israëlieten en
alle profeten verzamelden op de berg Karmel.
‘Hoe lang gaan jullie nog besluiteloos zijn en op twee gedachten hinken?’,
vroeg Elia aan het volk. ‘Het wordt tijd dat jullie voor de ware God kiezen.
Als Jahweh de ware God is, volg Hem dan. Is Baäl de echte god, volg hem
dan.’
De Israëlieten wisten niet wat zeggen en zwegen.
‘Ik ben de enige profeet van Jahweh die nog leeft’, zei Elia. ‘De profeten
van Baäl zijn met vierhonderdvijftig. Ik wil vandaag aantonen wie de
ware God is. Breng ons twee stieren. We gaan de stieren offeren, een
voor Baäl en een voor Jahweh. De profeten van Baäl mogen als eersten
een stier kiezen. Ze moeten hem in stukken snijden en op de brandstapel
leggen, maar ze mogen het vuur niet zelf aansteken. Ik zal hetzelfde doen
met de tweede stier. De profeten van Baäl mogen hun god aanroepen en
vuur vragen. Ik zal Jahweh aanroepen. De god die het vuur aansteekt, is
de ware God.’
Het volk vond dat een prima idee.
Elia liet de profeten van Baäl beginnen. Ze deden wat Elia had voorgesteld.
Ze kozen een stier en maakten hem klaar voor het offer.
De hele morgen riepen ze Baäl aan:
‘Baäl, breng het vuur aan het offer!’
Ze sprongen en dansten, riepen en pijnigden zichzelf. Het was een
vermakelijk schouwspel. Maar hoe hard ze ook hun best deden, er kwam
geen vuur in de brandstapel.
Elia begon met hen te spotten.
‘Roep zo hard je kunt’, lachte hij. ‘Hij is toch god? Luistert hij niet? Hij
heeft zeker iets anders te doen. Ik denk dat hij even alleen wou zijn. Is hij
op reis gegaan? Misschien slaapt hij en moeten jullie hem wekken.’
Het middaguur ging voorbij, het werd avond, het uur van het graanoffer
brak aan. Het bleef stil, er kwam geen vuur in het offer van Baäl.
Elia riep de Israëlieten bij zich. Toen ze rond hem stonden, bouwde Elia
een altaar met twaalf stenen. De twaalf stenen stonden symbool voor
de twaalf stammen van Israël, de nakomelingen van de twaalf zonen van
Jakob.
Rond het altaar liet hij een geul graven.
2. Elia
26
Hij stapelde het brandhout op, sneed de stier in stukken en legde die op
de brandstapel.
Hij liet daarna driemaal vier kruiken water over het brandhout gieten. Het
water doordrenkte het hout en vulde de geul.
Elia ging bij het altaar staan en zei:
‘Jahweh, God van Abraham, Isaäk en Israël, vandaag zal blijken dat U de
God van Israël bent. Toon het volk dat U de enige bent en breng hen tot
inkeer.’
Meteen sloeg het vuur in de brandstapel en verteerde alles: hout, stenen,
as … Zelfs het water in de geul verdampte tot er niets meer overbleef.
De Israëlieten keken verwonderd toe en vielen op hun knieën.
‘Jahweh is God!’, riepen ze.
Elia liet de profeten van Baäl gevangennemen en ter dood brengen. Hij
stuurde Achab weg om te eten en te drinken.
Daarna ging hij naar de top van de Karmel wachten op regen. Hij hurkte
neer met het hoofd tussen de knieën. Zijn knecht stuurde hij weg op
uitkijk naar regenwolken.
‘Ga eens kijken,’ zei hij, ‘langs de kant van de zee.’
De knecht zag alleen een staalblauwe hemel en vertelde dat aan Elia.
Zeven keer stuurde Elia de knecht, die steeds wanhopiger werd, terug. De
zevende keer zag de knecht een piepklein wolkje. Was er dan toch hoop
op regen? Snel ging hij het goede nieuws melden. Elia sprong op.
‘Ga snel naar Achab’, zei Elia. ‘Zeg hem dat hij de paarden voor zijn wagen
moet spannen en vertrekken, anders zal de regen hem de weg afsnijden.’
De knecht was nauwelijks vertrokken of de lucht werd donker. De
hemelsluizen werden opengezet en de langverwachte regen viel als een
zegen op het land.
Achab vertrok naar Jizreël. Elia schortte zijn lendendoek op en liep voor
Achab uit, helemaal tot in Jizreël.
(Geschreven door: Mie Reyniers)
Bijbelverhaal: Elia op de Horeb, 1 Kon. 19
(Zie Activiteit 6, p. 14)
Thuisgekomen vertelde Achab alles wat Elia gedaan had aan zijn vrouw
Izebel. Toen Izebel hoorde dat alle profeten van Baäl gedood waren,
werd ze woedend.
Ze liet Elia een boodschap brengen:
‘Morgen ben je dood!’
Elia werd bang en vluchtte naar de woestijn. Moedeloos verstopte hij
zich onder een bremstruik.
‘Het is genoeg geweest, Jahweh’, zei hij. ‘Laat me maar sterven.’
Nadat Elia in slaap gevallen was, kwam een engel hem wekken.
‘Word wakker en eet wat’, zei de engel.
Elia ontdekte brood en water naast zijn hoofd en hij liet het zich smaken.
De slaap overviel hem weer, maar de engel kwam terug.
‘Sta op en eet wat, je moet sterk zijn, want de reis die je te wachten
staat, is nog ver.’
Elia stond op, at en vertrok. Veertig dagen en nachten stapte hij, tot hij
aan de berg Horeb kwam, de berg van Jahweh.
Hij ging een grot binnen om daar te slapen.
‘Elia, wat doe je hier?’, vroeg Jahweh.
‘Ach God,’ jammerde Elia, ‘ik heb me ten volle ingezet voor U, maar de
Israëlieten hebben het verbond met U naast zich neergelegd. De altaren
zijn verwoest en alle profeten zijn gedood. Ik ben de enige overlevende
en nu hebben ze het ook nog op mijn leven gemunt.’
‘Kom naar buiten’, zei Jahweh. ‘Kom voor Me staan.’
Buiten stak een hevige windvlaag de kop op. De berg spleet open, rotsen
kwamen los en rolden bulderend naar beneden. Maar Jahweh was niet
in de windvlaag aanwezig. De aarde begon te beven en vuur verspreidde
zich over de berg. Maar Jahweh was niet in de aardbeving en ook niet in
het vuur gekomen.
Na het vuur kwam Jahweh in een zachte bries.
Toen Elia het gefluister in de zachte bries hoorde, sloeg hij nederig zijn
mantel voor het gezicht en kwam naar buiten.
‘Elia, wat doe je hier?’, vroeg Jahweh weer.
‘Ach God,’ zei Elia opnieuw, ‘ik heb me ten volle ingezet voor U, maar de
Israëlieten hebben het verbond met U naast zich neergelegd. De altaren
zijn verwoest en alle profeten zijn gedood. Ik ben de enige overlevende
en nu hebben ze het ook nog op mijn leven gemunt.’