2. NOG GEEN NOG NIET
Heeft Donald al plannen?
Nee, hij heeft nog geen echte
plannen.
Heeft Paolo al gegeten?
Nee, hij heeft nog niet gegeten.
Heeft Paolo al brood gekocht?
Nee, hij heeft nog geen brood
gekocht?
Heeft Donald Fernando al
teruggezien?
Nee, hij heeft hem nog niet
teruggezien.
OPGELET!
1. nog geen voor onbepaald substantief
Heb je al een cadeautje gekocht?
Nee, ik heb nog geen cadeautje gekocht.
2. nog niet alle andere gevallen
Is Donald al in Gent geweest?
Nee, hij is nog niet in Gent geweest.
Negatie van al
3. 0 vandaag van de week
deze week
vrijdag van de maand
deze maand
- 1 gisteren vorige week
een week
geleden
vorige vrijdag vorige maand
een maand
geleden
- 2 eergister
en
twee weken
geleden
vrijdag twee
weken geleden
twee maanden
geleden
- 3 drie
dagen
geleden
drie weken
geleden
vrijdag drie
weken geleden
drie maanden
geleden
Verleden tijd
OPGELET!
1. serie: eergisteren – gisteren – vandaag – morgen –
overmorgen
2. antoniemen: vorige (week, maand) volgende (week,
maand)
4. - Wie is er aan de beurt?
- Ik.
- Wat mag/zal het zijn, meneer?
- Een rode kool, alstublieft.
- Zegt u het maar, mevrouw.
- Mag ik één kilo boontjes?
- (Verder) nog iets?
- Nee, dat is alles.
In de winkel
5. - Hoeveel wegen deze doosjes?
- Dit zijn doosjes van 250 gram, meneer.
- Oké, geeft u maar een doosje.
- Hoeveel is het alstublieft?
- Dat is dan (samen) 3,35 euro.
- Alstublieft.
- En u krijgt drie stukken van 5 cent terug.
In de winkel