2. Hij zou een kinderbib
bouwen voor
de snel-volwassene,
de consument,
de speelvogel,
de vriend,
en de leerling.
3. Hoe zou hij
zijn kinderbib
bouwen voor
de snel-volwassene ?
4. Wat zegt Hoogleraar Kind en M edia Patti
Valkenburg over de ‘snel-volwassene’ ?
Er is duidelijk een grens aan het verschuiven. Kinderen van
negen jaar zijn geïnteresseerd in zaken waar vroeger
kinderen op veertien- of vijftienjarige leeftijd pas
belangstelling voor kregen. Kinderen worden jonger oud.
Die vroeg intredende volwassenheid, zoals bij tweenagers
geconstateerd, is een schijnvolwassenheid. Ze houden van
de dingen van de volwassen wereld, meer niet.
De echte taken en verantwoordelijkheden worden uitgesteld.
In die zin is het een paradoxale metamorfose.
5. En hoe vertaalt de
psycholoog dat?
Hij bouwt een kinderbib
met nieuwe media, een debatruimte,
herbekeken leeftijdstoewijzingen,
een volwassenenafdeling voor kinderen, ...
7. Wat zegt Mediabureau Carat in zijn rapport Focus
on Kids Nederland over de jonge ‘consument’ ?
In totaal zijn er in Nederland momenteel ongeveer 1,3
miljoen kinderen tussen zes en twaalf jaar. Dit is zo'n acht
procent van de totale bevolking.
Die groep heeft in 1997 een bedrag van 365 miljoen
zelfstandig besteed. In 1999 nam dat toe tot 406 miljoen.
Door de beïnvloeding van het ouderlijk koopgedrag gaat
daar bovenop een indirecte besteding uit van ruim vier
miljard. Zestig procent van de groep blijkt over een eigen
spaarrekening te beschikken.
In 2000 zou ruim 44 miljoen gulden besteed zijn aan
reclame voor de groep zes tot twaalf.
8. En hoe vertaalt de
psycholoog dat?
Hij bouwt een kinderbib
met winkelmandjes,
labels (ster, super, slim, nieuw, weekboek,...),
rekhoofden, eyecatchers, klantenkaart,
trendhoeken, stimilimuziek, proefacties,
huisbibliotheekjes, looprichting,...
10. Wat zegt Dr. Jan Van Gils, Directeur
Onderzoekscentrum Kind en Samenleving
Meise België over de ‘speelvogel’ ?
Vaak proberen volwassenen het spelen als activiteit te
isoleren, maar vanuit het perspectief van kinderen is dit
quasi onmogelijk.
Hun spelen is geïntegreerd in hun leven, het hoort bij zich
verplaatsen, bij het elkaar ontmoeten, bij alles wat ze doen.
En zo wordt ook de openbare ruimte (de straat, een plein,
een park, een speelplek, de bib,... ) door hen niet geïsoleerd
van andere ruimten: alles hangt samen.
En het is vanuit die samenhang dat de openbare ruimte voor
kinderen zin krijgt. Het gaat dus niet zozeer over spelen in
de openbare ruimte als wel over het gebruik van de
openbare ruimte.
11. En hoe vertaalt de
psycholoog dat ?
Hij bouwt een kinderbib
met educatieve videogames,
geheime deurtjes, tekenborden,
kriptische boodschappen, krijt,
trek- en draaidingen, gekke spiegels
en zitjes, leestenten, speelhoek, ...
13. Wat zegt Drs. Tamar de Vos- van der
Hoeven, psychologe opvoedadvies.nl over
de ‘vriend’ ?
Jonge kinderen van 3 tot 7 jaar hebben als belangrijkst doel
bij het sluiten van vriendschap het hebben van iemand om
mee te spelen.
Bij wat oudere kinderen van 8 tot twaalf jaar is het
belangrijkste doel van vriendschap de acceptatie door
leeftijdgenoten. Op deze leeftijd begint roddelen en samen
tegen anderen ook een rol te spelen in de vriendschap. Een
beetje het gevoel van wij tegen de wereld.
Kinderen in de puberteit van 13 tot 17 jaar hebben als
belangrijkste doel bij vriendschap zichzelf ontdekken,
begrijpen en ontplooien. Hierbij zijn zichzelf blootgeven en
eerlijkheid zeer belangrijk.
14. En hoe vertaalt de
psycholoog dat?
Hij bouwt een kinderbib
met babbelboxen (praatplaats-dateplaats),
een kinderbar, een striphoek (leesplaats),
een prikbord met boodschappen,
een speelhoek (speelplaats),
met een stilteverbod ...
16. Wat zegt M andy Kaas, initiatiefnemer De
Nieuwe School De Kiem 's-Hertogenbosch
over de ‘leerling’ ?
Leren doet een kind niet alleen. Het doet het samen met anderen:
leeftijdgenoten, jongere kinderen, oudere kinderen en volwassenen.
Zodat er altijd wel iemand is die iets kan uitleggen of met wie het
kan praten, spelen, samenwerken of zelf iets uitleggen. Kinderen
leren van elkaar en met elkaar en daardoor leren ze ook te leven
met elkaar.
Leerkrachten hebben een faciliterende rol. Zij zorgen voor een rijke
leeromgeving en ondersteunen het kind waar dat nodig is. Hun rol
kan bijvoorbeeld zijn: vragen beantwoorden, een kind ‘op weg
helpen’, informatiebronnen zoeken of dingen voordoen.
School en thuis mogen geen twee verschillende werelden zijn. Op
school kun je leren en thuis kun je leven, maar ook andersom.
17. En hoe vertaalt de
psycholoog dat?
Hij bouwt een kinderbib
met een plezanter leermilieu,
non-fictie met aandachttrekkende vragen
(waarom legt een kikker 13 miljoen eieren),
een actuathema (Potter – magie),
een multimedia-leshoek, een EQ-groeiklas,
en laat het kind vrij...
18. “En beste bibliothecaris,
hoe vertaalt u dat?”
“Wel, euch mijnheer Tytgat...
Straks misschien.
Ik heb reuzenhonger. U ook?”
” Inderdaad. Smakelijk !”