SlideShare a Scribd company logo
1 of 24
ICT –en Bronnenonderzoek: Werkdocument<br />Frederik Van Vooren<br />1 Ba TP - AO<br />Inhoud TOC  quot;
1-3quot;
    Stap1: Onderwerpsverkenning PAGEREF _Toc290576512  3Artikel PAGEREF _Toc290576513  3Referentie: PAGEREF _Toc290576523  8Context: PAGEREF _Toc290576524  8Auteur: PAGEREF _Toc290576525  9Structuur: PAGEREF _Toc290576526  9Bronnen mbt de tekst PAGEREF _Toc290576527  9Organisaties PAGEREF _Toc290576528  10Specialisten PAGEREF _Toc290576529  11Verklaren woordenlijst PAGEREF _Toc290576530  11Synthese PAGEREF _Toc290576531  12Stap 3: Inhoud in lijsten en syntheses PAGEREF _Toc290576532  13Specialisten PAGEREF _Toc290576533  13Organisaties PAGEREF _Toc290576536  14Bronnen mbt de tekst PAGEREF _Toc290576537  15Stap 4: Beschikking krijgen en meer zoeken PAGEREF _Toc290576538  15Lijst van boeken PAGEREF _Toc290576539  15Bronnen mbt “Internet Algemeen” PAGEREF _Toc290576540  15Bronnen mbt “Kranten, weekbladen, magazines” PAGEREF _Toc290576541  16Bronnen mbt “Vaktijdschriften wetenschappelijk” PAGEREF _Toc290576542  16Gekozen verzamelwerken PAGEREF _Toc290576543  16Gekozen eindwerken/bachelorproeven PAGEREF _Toc290576544  17Handboeken, verzamelwerken, monografieën PAGEREF _Toc290576545  17Stap 5: Contextualiseren PAGEREF _Toc290576546  18Organasatie PAGEREF _Toc290576547  18Statistieken PAGEREF _Toc290576548  20Juridische context PAGEREF _Toc290576549  20Politieke context PAGEREF _Toc290576551  23Persoonlijk besluit PAGEREF _Toc290576552  24<br />Stap1: Onderwerpsverkenning<br />Artikel<br />Stabiliteit van persoonlijkheidskenmerken bij patiënten met een ernstige eetstoornis<br />Hans Bloks<br />Tijdschrift voor Psychotherapie, 32 (juli 2006), p. 258-266<br />Gedurende 2,5 jaar zijn 146 patiënten met een ernstige eetstoornis, die klinisch of in deeltijd werden behandeld, vier keer onderzocht op persoonlijkheidskenmerken en eetsymptomen. Er was een consistent verschil in het kenmerk ‘Prikkelzoekend’ tussen de verschillende diagnostische groepen eetstoornispatiënten. Na de behandeling waren de verschillen met een normale controlegroep op de kenmerken ‘Leedvermijding’ en ‘Zelfsturing’ kleiner dan vóór de behandeling. De mate van depressiviteit was hierin een belangrijke variabele. Anorexiapatiënten met een relatief hoge mate van Zelfsturing bij aanvang van de behandeling hadden een grotere kans op herstel.<br />Inhoud<br />Inleiding <br />Het psychobiologische persoonlijkheidsmodel <br />Onderzoek naar temperament en karakter <br />Methode <br />Resultaten <br />Discussie <br />Literatuur<br />Inleiding<br />De psychotherapeutische behandeling van patiënten met een eetstoornis kan door de aanwezigheid van persoonlijkheidsproblematiek een complexe aangelegenheid zijn. In de praktijk blijkt dat achter de eetstoornis andere problemen schuil kunnen gaan, die in een behandeling naar voren komen als de patiënt meer greep krijgt op het eetgedrag. De eetstoornis bood bijvoorbeeld bescherming tegen opkomende herinneringen aan traumatische gebeurtenissen of tegen ernstige problemen in het contact met anderen. Bij andere patiënten is al vóór de behandeling duidelijk dat er sprake is van meer problematiek dan alleen het verstoorde eetgedrag. De vraag die zich dan voordoet, is of behandeling zich moet richten op de eetstoornis dan wel op de andere problematiek, zoals persoonlijkheidsproblemen die zich manifesteren in de vorm van impulsiviteit of perfectionisme. Bij sommige patiënten kunnen bepaalde persoonlijkheidskenmerken, zoals dwangmatigheid, juist verdwijnen als zij van hun eetstoornis herstellen. Deze persoonlijkheidskenmerken behoeven in de behandeling dan geen extra aandacht.<br />De relatie tussen eetstoornissen en persoonlijkheidskenmerken is vanuit drie verschillende modellen verklaard. Het ’predispositiemodel’ stelt dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken iemand vatbaar maken voor een eetstoornis. Na herstel van de eetstoornis zullen deze persoonlijkheidskenmerken dan ook nog steeds aanwezig zijn. Het ‘littekenmodel’ gaat ervan uit dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken door de eetstoornis, in het bijzonder door de gevolgen van de uithongering, de dieetchaos of de stemming, worden versterkt. Deze kenmerken zullen na herstel geheel of gedeeltelijk aanwezig blijven. Volgens het ‘comorbide model’ hebben eetstoornissen en persoonlijkheidskenmerken of persoonlijkheidsstoornissen geen causale relatie met elkaar, maar worden ze veroorzaakt door een derde variabele die de kans op beide stoornissen verhoogt (Wonderlich & Mitchell, 2001).<br />Tot nu toe is in onderzoek naar de relatie tussen persoonlijkheidskenmerken en eetstoornissen nagegaan of er verschillen zijn tussen de eetstoornispatiënten en gezonde vrouwen en of er verschillen zijn tussen de diagnostische subgroepen van eetstoornispatiënten. Ook is onderzocht of er verschillen zijn tussen persoonlijkheidskenmerken vóór en na behandeling en of er verschillen zijn tussen persoonlijkheidskenmerken van patiënten en van vrouwen die hersteld zijn van de eetstoornis. Het is nog onduidelijk of persoonlijkheidskenmerken van patiënten met eetstoornissen veranderen gedurende het proces van herstel en wat de wisselwerking is tussen bepaalde persoonlijkheidskenmerken en herstel van de eetstoornis. Doel van de hier beschreven studie is om antwoord te geven op deze vragen door de persoonlijkheidskenmerken van eetstoornispatiënten over een langere termijn vast te stellen. Alvorens de gegevens te beschrijven zullen het in het onderzoek gebruikte persoonlijkheidsmodel en de bevindingen uit eerder onderzoek worden weergegeven.<br />Het psychobiologische persoonlijkheidsmodel<br />Cloninger, Svrakic en Przybeck (1993) onderscheiden in hun psychobiologische model van de persoonlijkheid temperament- en karakterdimensies. De temperamentdimensies zijn aspecten van de persoonlijkheid die waarschijnlijk erfelijk beïnvloed worden, automatisch zijn, onbewust de leerprocessen beïnvloeden en al vroeg in de kinderjaren geobserveerd kunnen worden. De karakterdimensies verwijzen naar dimensies die op volwassen leeftijd tot volledige ontwikkeling komen. Zij beïnvloeden de persoonlijke en sociale effectiviteit en het verwerven van een bewust zelfconcept.<br />De vier temperamentdimensies worden gedefinieerd in termen van individuele verschillen in associatief leren in reactie op nieuwe stimuli, gevaar of beloning en straf:<br />‘Prikkelzoekend’ (Novelty seeking) betekent een neiging om nieuwe stimuli te zoeken en te willen onderzoeken, nieuwsgierig en enthousiast te zijn, impulsief te reageren en snel driftig te worden. Ook is men snel verveeld en slordig.<br />‘Leedvermijding’ (Harm avoidance) wijst op de tendens om zich zorgen te maken over de toekomst, angst te hebben voor onzekerheid, verlegen te zijn in aanwezigheid van vreemden en snel moe te worden. Men is voorzichtig, nerveus, pessimistisch, onzeker en vol twijfels.<br />‘Sociaalgericht’ (Reward dependence) wijst op de behoefte aan waardering en goedkeuring van anderen en op gevoeligheid en afhankelijkheid. Men hecht zich snel aan mensen en zoekt graag contact.<br />‘Volharding’(Persistence) wijst op de tendens ijverig en volhardend te zijn ondanks tegenslagen, frustratie en vermoeidheid. Men heeft prestatiedrang en is perfectionistisch.<br />De drie karakterdimensies worden omschreven aan de hand van de ontwikkeling van het zelfconcept. Het zelfconcept varieert naar de mate waarin een persoon zichzelf beleeft als een autonoom individu, deel van de mensheid of deel van het universum:<br />‘Zelfsturing’ (Self-directedness) verwijst naar vertrouwen hebben, betrouwbaar zijn, verantwoordelijk zijn en zichzelf accepteren. Ook de verantwoordelijkheid accepteren voor de eigen keuzen, persoonlijke doelen en waarden nastreven en de vaardigheid hebben om problemen op te lossen vallen eronder.<br />‘Coöperatief’ (Cooperativeness) verwijst naar anderen accepteren, empathisch en behulpzaam zijn. Ook eerlijkheid, compassie en tolerantie horen daarbij.<br />‘Zelftranscendent’ (Self-transcendence) verwijst naar eigenschappen als bescheidenheid, geduld en onbaatzuchtigheid. Men kan onzekerheid en ambiguïteit tolereren, heeft geen pretenties en is creatief en spiritueel (Duijsens, Goekoop, Spinhoven & Eurelings-Bontekoe, 1997).<br />Cloningers model maakt het mogelijk de psychobiologische variatie in de persoonlijkheid te relateren aan de relatieve bijdrage van de interactie tussen omgevings- en onderliggende biogenetische processen. Deze mogelijkheid bestaat niet in het model van Eysenck (1991) en dat van de Big Five (Costa & McCrae, 1985). Met het model van Cloninger is het mogelijk om goed aangepaste individuen met een extreem temperament te identificeren. Zowel normale als abnormale scores op persoonlijkheidsdimensies kunnen met het model worden vastgesteld.<br />Onderzoek naar temperament en karakter<br />Veel recente onderzoeken naar persoonlijkheidskenmerken maken gebruik van de Tridimensional personality questionnaire (TPQ; Cloninger, 1987) en de opvolger daarvan, de Temperament and character inventory (TCI; Cloninger, Przybeck, Svrakic & Wetzel, 1994). De TCI is een zelfrapportagevragenlijst bestaande uit 240 vragen waarop met juist of onjuist geantwoord kan worden. De TCI meet de eerder beschreven vier temperamentdimensies en drie karakterdimensies. Onderzoeken met de TPQ en de TCI bij eetstoornispatiënten hebben aanzienlijk bijgedragen tot onze kennis over persoonlijkheidskenmerken bij vrouwen met eetstoornissen. Aangetoond is dat er verschillen in temperament zijn tussen eetstoornispatiënten en gezonde vrouwen en tussen de verschillende diagnostische groepen van eetstoornispatiënten. Vrouwen met anorexia nervosa of boulimia nervosa vertonen een hogere mate van Leedvermijding dan gezonde vrouwen (Brewerton, Hand & Bishop, 1993; Bulik, Sullivan, Joyce & Carter, 1995; Casper, 1990; Kleifield, Sunday, Hurt & Halmi, 1994a; Klump en anderen, 2000). Vrouwen met anorexia nervosa bij wie het gewicht hersteld is, hebben nog steeds een significant hogere mate van Leedvermijding dan gezonde vrouwen. Binnen de patiëntengroep hebben vrouwen met anorexia nervosa van het restrictieve type de minste Leedvermijding (O’Dwyer, Lucey & Russell, 1996). De restrictieve-anorexiapatiënten waren tevens minder Prikkelzoekend dan gezonde vrouwen (Casper, Hedeker & McClough, 1992; Kleifield en anderen, 1994a), ook na gewichtsherstel (Ward, Brown, Lightman, Campbell & Treasure, 1998). Vrouwen met boulimia nervosa rapporteren juist een hogere mate van Prikkelzoekend dan gezonde vrouwen en andere diagnostische groepen van eetstoornispatiënten (Bulik, Sullivan, Weltzin & Kaye, 1995; Brewerton en anderen, 1993; Kleifield en anderen, 1994a). Hoewel dit minder consistent gevonden wordt, hebben vrouwen met restrictieve anorexia nervosa de hoogste mate van Volharding (Kleifield en anderen, 1994a; Klump en anderen, 2000) in vergelijking met vrouwen met een andere eetstoornis en gezonde vrouwen. De bevindingen over Sociaalgericht zijn minder uitgesproken.<br />Ook op de karakterdimensies worden verschillen gevonden tussen patiëntengroepen en gezonde vrouwen. Patiënten met anorexia nervosa hebben lagere scores op Zelfsturing en Coöperatief vergeleken met gezonde vrouwen (Klump en anderen, 2000). Als patiënten hersteld zijn, hebben ze hogere scores op Zelfsturing en Coöperatief dan patiënten die gedeeltelijk hersteld zijn (Bulik, Sullivan, Fear & Pickering, 2000). Bij patiënten met boulimia nervosa gaat een persoonlijkheidsstoornis samen met een lage mate van Zelfsturing (Bulik en anderen, 1995). Voor zover we weten, is in de onderzoeken waarin de TCI gebruikt werd niet geprobeerd om de stabiliteit van persoonlijkheidskenmerken vast te stellen door de lijst zowel vóór de behandeling, na de behandeling als bij een follow-up af te nemen. Op die manier zou meer zicht zijn ontstaan op de invloed van de eetstoornis en van het herstel ervan op persoonlijkheidsdimensies. Meer duidelijkheid zou er kunnen komen in de kwestie of de behandeling zich eerst moet richten op het onder controle krijgen van de eetstoornis of dat beter begonnen kan worden met de persoonlijkheidsproblematiek.<br />Methode<br />Patiënten (N=146) die in klinische of deeltijdbehandeling waren bij de afdeling eetstoornissen, ‘de Ursula’ (destijds onderdeel van de Robert Fleury Stichting), en de Jelgersmakliniek (destijds onderdeel van de Rijngeestgroep) vulden zelfrapportagevragenlijsten in, waaronder de TCI, en kregen vier keer een semigestructureerd interview: de eerste keer aan het begin van de behandeling, de tweede keer aan het eind van de behandeling, vervolgens 1 jaar na aanvang van de behandeling en de vierde keer 2,5 jaar na aanvang van de behandeling. De groep bestond uit 35 patiënten met anorexia nervosa van het restrictieve type (ANR), 37 patiënten met anorexia nervosa van het eetbuien/purgerende type (ANB/P), 47 patiënten met boulimia nervosa (BN) en 27 patiënten met een diagnose eetstoornis niet anders omschreven (ENAO). De ENAO-patiënten voldeden niet aan alle DSM-IV-criteria voor ofwel anorexia nervosa ofwel boulimia nervosa. Dit is een groep met een relatief hoge gemiddelde leeftijd van 27,5 jaar (SD=8,1) en een lange gemiddelde duur van de stoornis: 9,0 jaar (SD=7,1).<br />De proefpersonen werden op de TCI vergeleken met een gezonde controlegroep van 232 vrouwen tussen 18 en 87 jaar (gemiddelde leeftijd 44,2 jaar, SD=15,2; Duijsens en anderen, 1997), die hadden deelgenomen aan een onderzoek naar de psychometrische kwaliteiten van de Nederlandse vertaling van de TCI.<br />Resultaten<br />De invloed van depressiviteit<br />Uit onderzoek bij depressieve patiënten blijkt dat hoge Leedvermijding en lage Zelfsturing samengaan met depressieve en angstklachten (Brown, Svrakic, Przybeck & Cloninger, 1992; Mulder & Joyce, 1994). Ook eetstoornispatiënten lijden vaak aan depressiviteit. Deze kan optreden als gevolg van de eetstoornis of eraan voorafgaan. Ook in ons onderzoek vonden we dat depressiviteit samenhangt met extreme scores op persoonlijkheidsdimensies. Bij alle diagnostische groepen zien we dat depressiviteit samengaat met hoge Leedvermijding en lage Zelfsturing. Daarnaast blijkt dat depressiviteit bij eetstoornispatiënten samengaat met cognitieve kenmerken als ontevredenheid met het lichaam en de wens om slank te zijn. Vooral in de groep patiënten met anorexia nervosa van het purgerende type vinden we een relatie tussen depressiviteit en eetsymptomen, zoals zelf opgewekt braken, laxeermiddelenmisbruik en streng lijnen. Het sterkste verband vinden we tussen depressiviteit en persoonlijkheidskenmerken. Daarnaast is het verband tussen de cognitieve kenmerken van eetstoornispatiënten en persoonlijkheidskenmerken beduidend sterker en consistenter dan het verband tussen eetsymptomen en persoonlijkheidskenmerken.<br />Verschillen in persoonlijkheidsdimensies<br />Zoals ook uit eerdere studies bleek, zijn er verschillen in persoonlijkheidskenmerken tussen de eetstoornispatiënten en gezonde vrouwen en tussen de diagnostische groepen van eetstoornispatiënten. Bij de temperamentdimensies vinden we op Prikkelzoekend de meeste verschillen tussen de diagnostische groepen en tussen deze groepen en gezonde vrouwen. Prikkelzoekend is het laagst bij de restrictieve-anorexiapatiënten en het hoogst bij de boulimiapatiënten, terwijl de purgerende anorexiapatiënten en de ENAO-patiënten daartussenin zitten, dichtbij de scores van gezonde vrouwen. Deze verschillen blijven ook na herstel van de eetstoornis bestaan. Hoewel Prikkelzoekend van de herstelde restrictieve-anorexiapatiënten 2,5 jaar na aanvang van de behandeling hoger is dan bij aanvang van de behandeling, is deze nog steeds het laagst van alle groepen en lager dan die van gezonde vrouwen. Bij herstelde patiënten van de andere diagnostische groepen is Prikkelzoekend hoger dan bij gezonde vrouwen. Bij de niet-herstelde purgerende anorexiapatiënten is Prikkelzoekend steeds lager dan bij gezonde vrouwen. Bij herstelde boulimiapatiënten is Prikkelzoekend bij aanvang van de behandeling lager dan bij de follow-up na 2,5 jaar. Herstel bij purgerende anorexia- en boulimiapatiënten gaat blijkbaar gepaard met een stijging van Prikkelzoekend.<br />Leedvermijding is bij alle diagnostische groepen bij aanvang van de behandeling beduidend hoger dan bij gezonde vrouwen. Als patiënten hersteld zijn, vertonen zij beduidend minder Leedvermijding, maar deze is steeds hoger dan bij gezonde vrouwen. Leedvermijding van gedeeltelijk herstelde patiënten ligt tussen die van herstelde patiënten en patiënten met een volledige eetstoornis. Herstel gaat in alle diagnostische groepen gepaard met minder Leedvermijding. Volharding is bij alle patiëntengroepen op alle momenten hoger dan bij gezonde vrouwen, maar bij herstelde patiënten minder hoog dan bij patiënten met een volledige eetstoornis. Herstelde patiënten zijn even Sociaalgericht als gezonde vrouwen en zijn sterker Sociaalgericht dan niet-herstelde patiënten, maar de verschillen zijn niet significant, zodat het lijkt alsof er op deze temperamentdimensie weinig verschil is tussen eetstoornispatiënten en gezonde vrouwen. Bij de karakterdimensies vinden we de grootste verschillen op Zelfsturing. Deze is aanzienlijk lager bij eetstoornispatiënten dan bij gezonde vrouwen. Herstel van de eetstoornis gaat gepaard met een grotere mate van Zelfsturing. Herstelde patiënten geven zelfs een hogere mate van Zelfsturing aan dan gezonde vrouwen. De verschillen in Coöperatief tussen de diagnostische groepen en gezonde vrouwen en tussen herstelde en niet-herstelde patiënten en gezonde vrouwen zijn verwaarloosbaar. Zelftranscendent van patiënten met een eetstoornis is lager dan bij gezonde vrouwen. Herstel van de eetstoornis gaat gepaard met een stijging in Zelftranscendent tot het niveau van gezonde vrouwen.<br />Kortom, de verschillen in temperament en karakter die we vinden als we patiënten met een eetstoornis vergelijken met gezonde vrouwen verminderen bij herstel van de eetstoornis. Het enige verschil dat consistent is, ook na herstel, is het verschil in Prikkelzoekend: steeds laag bij restrictieve-anorexiapatiënten en hoog bij boulimiapatiënten. Na herstel scoren eetstoornispatiënten nog steeds iets hoger op Leedvermijding en Volharding dan gezonde vrouwen.<br />Voorspellende waarde van persoonlijkheidsdimensies<br />De karakterdimensies bij aanvang van de behandeling kunnen iets zeggen over de kans op herstel. Purgerende anorexiapatiënten die bij aanvang van de behandeling veel Zelfsturing aangeven, hebben een grotere kans op herstel dan patiënten die laag op Zelfsturing scoren. Patiënten met hoge Zelfsturing hebben een grotere kans op herstel van boulimische symptomen. In tegenstelling tot wat men zou verwachten, hebben restrictieve-anorexiapatiënten die een relatief hoge mate van Coöperatief rapporteren minder kans op herstel dan degenen die dat niet doen.<br />Discussie<br />De onderzoeksbevindingen geven steun aan het ‘littekenmodel’ van de relatie tussen eetstoornissen en persoonlijkheidskenmerken. In het bijzonder blijken bij patiënten met een eetstoornis sterke Leedvermijding en Volharding en geringe Zelfsturing voor te komen. Na herstel blijken Leedvermijding en Volharding lager en Zelfsturing hoger te zijn. Deze verschillen zouden het gevolg kunnen zijn van de eetstoornis. Maar als dit zo is, wordt de aanscherping van deze persoonlijkheidskenmerken niet zozeer bepaald door de eetsymptomen zelf als wel door de mate van depressiviteit. Hoe meer symptomatologie des te extremer de mate van Leedvermijding en Zelfsturing.<br />Hoewel de bevindingen niet altijd eenduidig zijn, kwam in eerder onderzoek al naar voren dat eetstoornispatiënten met comorbide persoonlijkheidsstoornissen zich onderscheiden van patiënten zonder persoonlijkheidsstoornissen door een slechter behandelresultaat en slechter algemeen functioneren (Steiger & Stotland, 1996; Wonderlich, Fullerton, Swift & Klein, 1994). Zelfsturing en Leedvermijding hangen samen met stemmings- en angstsymptomen (Brown en anderen, 1992; Mulder & Joyce, 1994; Kleifield, Sunday, Hurt & Halmi, 1994b). Zelfsturing hangt ook samen met persoonlijkheidspathologie (Svrakic, Whitehead, Przybeck & Cloninger, 1993). In ons onderzoek bleken patiënten die herstelden bij aanvang van de behandeling al minder extreme Leedvermijding en Zelfsturing te hebben. Zij hebben bij aanvang van de behandeling relatief de minste psychopathologie en hun prognose is gunstiger. Het lijkt erop dat patiënten met relatief de minste psychopathologie gemakkelijker in een positieve spiraal komen en dat voor hen veranderingen in eetstoornissymptomatologie samenhangen met veranderingen in persoonlijkheidskenmerken. Dit betekent tegelijkertijd dat patiënten met de ernstigste pathologie in elk geval aandacht en behandeling moeten krijgen voor comorbide problemen als depressieve klachten en gebrekkige Zelfsturing.<br />Aanhangers van het littekenmodel vinden dat met de vaststelling van persoonlijkheidskenmerken bij patiënten met een eetstoornis beter gewacht kan worden totdat zij in elk geval gedeeltelijk hersteld zijn. Pas dan zou een betrouwbaar beeld van de persoonlijkheidskenmerken verkregen worden. Dit onderzoek lijkt deze opvatting te bevestigen. Het blijkt echter ook dat met de vaststelling van de karakterdimensies aan het begin van de behandeling iets gezegd kan worden over de kans op herstel en over de beste therapeutische strategie.<br />De bevindingen op de karakterdimensie Coöperatief vragen om een aparte bespreking. Opvallend is namelijk dat bij anorexiapatiënten een hoge score op Coöperatief bij aanvang en aan het eind van de behandeling bijdraagt tot een ongunstige prognose. Dit betekent dat een hoge mate van conformiteit en aangepast gedrag ongunstig is voor herstel. Bij patiënten die het ogenschijnlijk goed doen en herstellen zonder dat er conflicten optreden, kan er sprake zijn van overaangepast gedrag en van ‘schijnherstel’. Zodra de behandeling stopt, gaan zij weer lijnen en vallen terug. De bevinding impliceert dat het voor herstel gunstiger is wanneer de patiënte haar autonomie op een andere manier naar voren brengt dan via het eetgedrag.<br />Het onderzoek bevestigt eerder gevonden verschillen tussen de diagnostische groepen op de dimensie impulsiviteit-compulsiviteit. Westen en Harnden-Fischer (2001) wezen eerder op het belang van persoonlijkheidsprofielen bij eetstoornispatiënten. Hoge Leedvermijding en hoge Volharding in combinatie met lage Prikkelzoekend hangen samen met restrictieve-anorectische symptomatologie, terwijl hoge Leedvermijding en hoge Volharding in combinatie met hoge Prikkelzoekend samenhangen met boulimische symptomatologie. Volgens het predispositiemodel kunnen bepaalde persoonlijkheidskenmerken iemand vatbaar maken voor een eetstoornis. Omdat herstelde patiënten nog steeds hoger scoren op Leedvermijdend en Volharding dan gezonde vrouwen zouden deze verschillen wel eens kunnen wijzen op een zekere algemene kwetsbaarheid van eetstoornispatiënten, terwijl de mate van impulsiviteit of compulsiviteit iets aangeeft over het type eetstoornis dat men zou kunnen krijgen.<br />Het onderzoek laat zien dat behandelprogramma’s zich, om het herstel van patiënten met een ernstige langdurige eetstoornis te bevorderen, niet alleen moeten richten op de eetstoornis, maar ook expliciete aandacht moeten geven aan depressiviteit en in het bijzonder aan een persoonlijkheidskenmerk als Zelfsturing. Veranderingen hierin maken de kans op herstel van de eetstoornis aanzienlijk groter.<br />Stability of personality characteristics in patients with a severe eating disorder<br />During 2.5 year 146 patients with a severe eating disorder who followed inpatient or daycare treatment were investigated 4 times on personality characteristics and eating disorder symptoms. We found a consistent difference across the diagnostic groups on the trait ‘Novelty seeking’. Differences between eating disorder patients and a normal control group on the traits ‘Harm avoidance’ and ‘Self-directedness’ were smaller after treatment than before treatment. The level of depression was an important variable. Anorexia nervosa patients who at the start of treatment showed a relatively high level of Self-directedness had a greater chance of recovery.<br />Referentie:<br />Bloks, H. (2006). Tijdschrift voor psychotherapie ( pp. 258-266). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum<br />Context:<br />Dit artikel is uitgegeven door het “Tijdschrift voor psychotherapie”. Dit tijdschrift heeft als doel te informeren over nieuwe ontwikkelingen in de psychotherapie in binnen- en buitenland, over opleidingen, over wetenschappelijk onderzoek, over casuïstiek, over boeken en congressen. Spreekbuis bij uitstek van de professionele psychotherapie in Nederland en Vlaanderen. Medium voor kennisname van bevindingen en inzichten, standpunten en methoden. Stimulans voor de discussie tussen psychotherapeuten. Forum voor alle serieuze stromingen binnen en opvattingen over de psychotherapie.<br />Auteur:<br />In het artikel wordt over de auteur niets vermeld.<br />Dr. Hans Bloks is klinisch psycholoog en psychotherapeut.<br />Hij is werkzaam als behandelverantwoordelijke van de klinische afdeling High Cure van het Centrum Eetstoornissen Ursula in Leidschendam, onderdeel van Rivierduinen, het grootste en meest gespecialiseerde centrum voor eetstoornissen in Nederland.Tevens is hij voorzitter van de Nederlandse Academie voor Eetstoornissen.<br />In de KATHO-catalogus zijn drie werken te vinden over deze auteur. Het eerste is het artikel dat hier wordt besproken. Verder is er nog een artikel over Meetinstrumenten bij Eetstoornissen en tot slot nog een boek (Eetstoornissen en overgewicht: herkenning, behandeling en beheersing) uit 2008. Dit boek werd/wordt uitgegeven door uitgeverij Nieuwezijds uit Amsterdam.<br />Op andere catalogi is niets te vinden.<br />Structuur:<br />Dit artikel is logisch opgebouwd volgens de voorschriften die gelden voor een wetenschappelijk artikel. Er komt veel vakjargon in voor maar de auteur slaagt er altijd in om dit duidelijk uit te leggen zodanig dat iemand zonder voorkennis mits een inspanning de ideeën die de auteur tracht te poneren kan volgen.<br />Inleiding, het psychologische persoonlijkheidsmodel, onderzoek naar temprament en karakter, methode, resultaten, discussie en literatuur<br />Referenties worden opgemaakt in de tekst zelf maar worden verduidelijk via een afsluitende literatuurlijst.<br />Wat me nog opvalt in de structuur van de tekst is dat de auteur de stappen uit de empirie volgt. Hij begint met een onderzoeksvraag, legt zijn steekproef vast, legt zijn methode uit en legt sec de resultaten voor. Daarnaast laat hij ruimte voor discussie. De auteur komt hiermee tegemoet aan het falsificatiebeginsel. <br />Bronnen mbt de tekst<br />Wonderlich, S.A., & Mitchell, J.E. (2001) The role of personality in the onset of eating disorders and treatment implications. Psychiatric Clinics Of North America, 24, 249-258.<br />Cloninger, C.R., Svrakic, D.M., & Przybeck, T.R. (1993). A psychobiological model of temperament and character. Archives of General Psychiatry, 50, 977-991.<br />Duijsens, I.J., Goekoop, J.G., Spinhoven, P., Eurelings-Bontekoe, E.H.M. (1997). De temperament en karakter vragenlijst, Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 52, 199-202.<br />Costa, P.T., & McCrae, R.R., (1985) The NEO personality inventory manual. Odessa, Florida: Psychological Assessement Resources.<br />Casper, R.C. (1990). Personality features of women with good outcome from restricting anorexia nervosa. Psychomatic Medicine, 52, 156-170<br />Brewerton, T.D., Hand, L.D., & Bishop Jr, E. R. (1993). The Tridimensional Personality Questionnaire in eating disorder patients. International Journal of Eating Disorders, 2, 213-218<br />Mulder, R.T., & Joyce, P.R. (1994). The relationship in Tridimensional Personality Questionnaire to mood and personality measures in depressed patients. Psychological Reports, 75, 1315-1325<br />Organisaties<br />Centrum Eetstoornissen Ursula: <br />Centrum Eetstoornissen Ursula is het grootste en meest gespecialiseerde centrum voor de behandeling van eetstoornissen in Nederland. Voorbeelden van eetstoornissen zijn Anorexia Nervosa, Boulimia Nervosa en Eetbuistoornis (‘Binge Eating Disorder’). Wij bieden poliklinische, deeltijd en klinische specialistische behandelingen aan mensen met een eetstoornis. Daarnaast vindt binnen Centrum Eetstoornissen Ursula wetenschappelijk onderzoek plaats. <br />Sinds 1992 is Centrum Eetstoornissen Ursula door het ministerie van VWS aangewezen als topreferent behandelcentrum. In 2008 zijn we officieel erkend als TOP GGz afdeling door de minister van VWS. Dit betekent dat cliënten met een zeer ernstige, gecompliceerde of moeilijk behandelbare eetstoornis in Leidschendam terecht kunnen. Naast deze landelijke functie, heeft Centrum Eetstoornissen Ursula ook nog een functie voor cliënten met een eetstoornis die in de regio wonen. Naast behandelingen verrichten wij in nauwe samenwerking met behandelaars en andere klinieken wetenschappelijk onderzoek. Dit om bestaande behandelmethoden te verbeteren en nieuwe behandelmethoden te ontwikkelen. <br />Rivierenduinen<br />Rivierduinen is een organisatie voor geestelijke gezondheidszorg, werkzaam in het noorden en midden van Zuid-Holland. <br />Iedereen heeft wel eens last van psychische klachten zoals stress, slapeloosheid of spanningen. Meestal komen mensen daar alleen of met steun van familie, vrienden of de huisarts wel uit. Soms lukt dat niet, dan is specialistische hulp nodig. Ook als het gaat om ernstige psychiatrische klachten zoals een depressie of een psychose kunt u goede zorg van de centra van Rivierduinen verwachten. <br />Organisatie <br />Onder het motto ‘beter binnen bereik’ biedt Rivierduinen geestelijke gezondheidszorg aan de inwoners van het noorden en midden van Zuid-Holland. We hebben zes regionale centra en een centrum voor de zorg aan kinderen en jeugd. Ook telt Rivierduinen vijf specialistische centra die veelal landelijk werkzaam zijn. Meer informatie over onze centra vindt u via www.rivierenduinen.nl<br />Een overzicht van onze activiteiten vindt u in ons Jaardocument 2009 en onze Jaarrekening 2009. <br />Geschiedenis <br />Rivierduinen is op 1 januari 2005 ontstaan door een fusie tussen de Rijngeest Groep en de Robert-Fleury Stichting. Beide organisaties werkten al enige jaren nauw samen, onder andere op het gebied van onderzoek, opleiding en facilitaire dienstverlening. De Robert-Fleury Stichting was onder de naam Hulp en Heil in 1948 werkzaam vanuit Leidschendam en maakte toen onderdeel uit van de stichting Open Ankh. Hulp en Heil onderging later een naamswijziging en het psychiatrisch ziekenhuis werd bekend als Schakenbos. Door een fusie met de Ursula Kliniek uit Wassenaar ontstond in 1989 de Robert-Fleury Stichting. Deze kreeg later locaties in Gouda (1995, 2000) en Zoetermeer (1998). De locatie in Gouda fuseerde in april 2004 met het RIAGG Midden-Holland tot GGZ Midden-Holland. De Rijngeest Groep ontstond op 1 januari 2000 door een fusie tussen psychiatrisch ziekenhuis Endegeest, RIBW Zuid-Holland Noord, RIAGG Zuid-Holland en het Centrum voor Psychiatrie Langeveld. Een aantal van deze organisaties was al meer dan honderd jaar actief op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg. Eind 19e eeuw ging in Oegstgeest de klinische psychiatrie van start in Kasteel Endegeest, terwijl in het begin van de vorige eeuw Sint Bavo en Sancta Maria te Noordwijkerhout en Noordwijk zijn opgericht. Sancta Maria en Sint Bavo fuseerden in 1991 tot algemeen psychiatrisch ziekenhuis Langeveld, met uitzonderingen van een aantal afdelingen die naar Rotterdam verhuisden. <br />Specialisten<br />Cloninger, Syrakic en Przybeck:<br />Ontwikkelaars van de TCI.<br />Eysenck:<br />Uitvinder van het model van Eysenck dat de (volgens het model) vier basisemoties weergeeft. Wordt ook wel eens “the big four” genoemd.<br />Costa & McCrae<br />Uitvinders van “the big five”, dit in tegenstelling tot Eysenck. De vijf zijn te vatten in het letterwoord OCEAN:<br />Openness, Conscientiousness, Extraversion, Agreeableness en Neuroticism<br />Westen en Harnden-Fischer: <br />Wezen al op het belang van persoonlijkheidsprofielen bij eetstoornispatienten<br />Cloninger: verdieping<br />Claude Robert Cloninger is psychiater en geneticus aan de universiteit van Washington, St.-Louis. Cloninger deed heel wat pionierswerk als het gaat over de biologische, psycho-sociale en spirituele kant van zowel psychische als somatische ziekten.<br />Daarnaast is hij een bekend researcher in vakgebieden als Genetica, Neurobiologie en de Ontwikkelingspsychologie.<br />Cloninger heeft tal van psychometrische testen ontwikkeld, zijn bekendste is de TPQ (Tridimensional Personality Questionnaire en de opvolger daarvan, de TCI (Temperament and Character Inventory).<br />Qua opleiding heeft Cloninger op veel vakgebieden zijn kennis ontwikkeld. Eerst studeerde hij aan de universiteit van Texas in Austin Filosofie, Culturele Antropologie en Psychologie. Daarna ging hij naar de universiteit van Washington waar hij Geneeskunde ging studeren., hij kreeg er een doctoraat aangeboden in het onderzoek naar preventieve medicijnen en publieke gezondheid. Hij bleef er voor de rest van zijn carrière en starte in 69 een onderzoeksprogramma in de Psychologie onder leiding van Samuel Guze.<br />Verklaren woordenlijst<br />Voor het opzoeken van algemeen moeilijke woorden werd beroep gedaan op de online woordenboek Van Dale, ter beschikking gesteld via KATHO. <br />Specifieke woorden (eigen aan de tekst) werden opgezocht via Wikipedia (www.wikipedia.be).<br />Predispositiemodel: <br />Dit model stelt dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken iemand vatbaar maken voor een eetstoornis. Na herstel van de eetstoornis zullen deze persoonlijkheidskenmerken dan ook nog steeds aanwezig zijn.<br />Littekenmodel: <br />Gaat ervan uit dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken door de eetstoornis, in het bijzonder door de gevolgen van uithongering, de dieetchaos of de stemming, worden versterkt. Deze kenmerken zullen na herstel geheel of gedeeltelijk aanwezig blijven.<br />Comorbide model: <br />Volgens dit model hebben eetstoornissen en persoonlijkheidskenmerken of persoonlijkheidsstoornissen geen causale relatie met elkaar maar worden ze veroorzaakt door een derde variabele die de kans op beide stoornissen verhoogt.<br />Empathisch: <br />Het zich inleven in de belevingswereld van anderen, het zich kunnen verplaatsen in de gevoelens of de gedachtegang van een ander<br />Ambiguïteit: <br />Dubbelzinnigheid, vatbaarheid om op twee manieren te worden verklaard<br />TCI: <br />Temperament and Character Inventory: Zelfrapportagevragenlijst bestaande uit 240 vragen waarop met juist of onjuist geantwoord kan worden. De TCI meet temperamentdimensies en karakterdimensies.<br />Anorexia nervosa van het restrictieve type:<br />Het restrictieve type staat voor de pure anorexia nervosa; hierbij is sprake van ernstige vermagering door vasten. Dit komt vaak voor in combinatie met verhoogde lichamelijke activiteit. Patiënten met anorexia zijn vaak zeer actief, sporten veel, doen stiekem veel buikspieroefeningen op de slaapkamer, spannen zittend op de stoel hun spieren aan, of houden hun voeten nét boven de grond. Ondanks hun lage gewicht zijn ze vaak heel actief. Vaak is dit onbegrijpelijk voor de buitenwereld.<br />Anorexia nervosa van het purgerende type:<br />Er is sprake van het vreetbuien/purgerende type tijdens de huidige episode van anorexia nervosa is betrokkene geregeld bezig met vreetbuien of purgerende maatregelen (dat wil zeggen zelfopgewekt braken of het misbruik van laxantia, diuretica of klysma's).<br />DSM-IV-criteria:<br />Het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (kortweg DSM) is een Amerikaans handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen dat in de meeste landen als standaard in de psychiatrische diagnostiek dient. De huidige versie (uit 2000) is een tekstrevisie van de vierde editie, aangeduid als DSM-IV-TR.<br />De DSM was noodzakelijk geworden, om een einde te maken aan de gigantische internationale spraakverwarring in de psychiatrische literatuur.<br />Symptomatologie: <br />Leer van de ziekteverschijnselen<br />Synthese<br />In de behandeling van patiënten met een ernstige eetstoornis kan door de aanwezigheid van bepaalde persoonlijkheidskenmerken de behandeling niet het correcte resultaat geven. Deze tekst handelt over de studie die gedaan is naar de relatie tussen vier temperamentdimensies (Prikkelzoekend, Leedvermijding, Sociaalgericht en Volharding) en drie karakterdimensies (Zelfsturing, Coöperatief en Zelftrancendent) enerzijds, en symptomen van eetstoornissen anderzijds.<br />Voor deze studie werden in het totaal 146 vrouwelijke patiënten met eetstoornissen vier keer ondervraagd. Eén keer aan de start van de behandeling, één keer na de behandeling, een derde keer na 1 jaar behandeling en een vierde keer na 2,5 jaar. Dit gaf de onderzoekers de mogelijkheid om na te gaan of er evolutie te zien was in de persoonlijkheid van de patiënten. Ze kregen een vragenlijst voorgeschoteld en daarna volgde een semigestructureerd interview waarin naar bovenstaande dimensies gepolst werd. Deze resultaten werden vergeleken met de resultaten van “gezonde vrouwen”.<br />De onderzoekers kwamen tot de constatatie dat patiënten met Anorexia Nervosa (AN) en Boulimia Nervosa (BN) bij het begin van de behandeling een hoge score hadden op Leedvermijding en een lage score op Zelfsturing. Deze bevindingen werden bevestigd door een onderzoek op de diagnostische groep, dus we kunnen aannemen dat dit bevinding geldt voor alle patiënten met een eetstoornis<br />Leedvermijding en Zelfsturing zijn twee kenmerken van depressiviteit en angstklachten.Het verband tussen depressiviteit en persoonlijkheidskenmerken is dus hoger dan het verband tussen eetsymptomen (craving, gewild braken, enz.) en persoonlijkheidskenmerken. Wat er tegelijkertijd voor zorgt dat patiënten met een hoge Zelfsturing een grotere kans hebben op herstel, ook dit geldt zowel voor patiënten met AN als BN.<br />De onderzoekers geven ook nog mee dat hulpverleners voorzichtig moeten zijn met patiënten met AN die een hoge score hebben op Coöperatief. Uit de studie bleek namelijk dat de kans groot is dat deze patiënten hervallen.<br />Algemene conclusie van de tekst is dat herstelprogramma’s zich niet alleen mogen toespitsen op het behandelen van de eetstoornis zelf maar dat men even veel aandacht moet hebben voor de behandeling van persoonlijkheidskenmerken als Zelfsturing en depressiviteit. Dit maakt de kans op herstel alleen maar groter.<br />Stap 3: Inhoud in lijsten en syntheses<br />Specialisten<br />Van De Universitaire Dienst Psychiatrie<br />Coördinator: Prof. dr. M. Vervaet<br />Uitgegeven boeken<br />Vervaet, M. (2002). De veilige hel: hoe anorexia en boulimia nervosa ontstaan en behandeld kunnen worden. Antwerpen: Houtekiet<br />Vervaet, M. (2002). Van eetlast naar eetlust. Eetproblemen van babyleeftijd tot volwassenheid. Leuven: Acco<br />Tijdschriftartikels<br />Vervaet, M. (2010). The functional neuroanatomy of mental pain in depression. Tijdschrift voor geneeskunde, 142, 2146-2150.<br />Vervaet, M. (2008). Gedwongen behandeling bij anorexia nervosa. Tijdschrift voor geneeskunde, 64 (24), 1259-1269.<br />Supervisor: Dr. K. Bernagie<br />Tijdschriftartikels<br />Bernagie, K. (2008) De plaats van selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's) in de behandeling van eetstoornissen. Tijdschrift voor geneeskunde, 18, 935-941<br />Bernagie, K. (2008) Efficacy of quetiapine for impulsivity and affective symptoms in borderline personality disorder, Journal of Clinical Psychopharmacologie, 147-155<br />Dienstdoende psychiaters in opleiding:Dr. T. Verdée, Dr. L. Budiharto<br />Psychologen Polikliniek: dr. G. Portzky, N. Arbyn, S. Van Autreve<br />Psychologen Hospitalisatie: K. Oosterlynck, N. Arbyn <br />Hoofdverpleegkundige: B. Thomas<br />Sociaal verpleegkundige: K. Gesquière<br />Van De Vereniging ANBN<br />Dr. Simons Annik (Universitair Centrum Middelheim)Ulens Ilse (voedingsdeskundige Alexianen Tienen)Lic. Ursula Van den Eede (Academisch Ziekenhuis Jette, VUB)Lic. An Vandeputte (vzw Eetexpert.be)Prof.Dr. Walter Vandereycken (Katholieke Universiteit Leuven)<br />Via Libis (catalogus KUL)<br />Uitgegeven boeken<br />Vandereycken, W., Noordenbos G.(2008) Handboek eetstoornissen. Utrecht: De Tijdstroom.<br />Vansteenkiste, M., Soenens, B., Vandereycken, W.(2004) Motivation to change in eating disorder patients : a conceptual clarification on the basis of self-determination theory. Leuven: KUL. Research center for motivation and time perspective.<br />Vandereycken, W. Beumont, P. (1998) Treating eating disorders : ethical, legal and personal issues. London: Athlone.<br />Dr. Johan Vanderlinden (Universitair Centrum Kortenberg)Lic. Van Vreckem Ellie (Universitair Centrum Kortenberg)<br />Organisaties<br />Centrum voor Eetstoornissen van het UZ te Gent<br />De Pintelaan 185 - K12F<br />9000 Gent<br />Gevonden via Google.<br />Vereniging AN-BNF. Schoevaersstraat 241910 Kampenhout<br />Gevonden via de folder van UZ Gent<br />www.anbn.be<br />eetexpert.be vzw<br />Bergestraat 60 te 3220 Holsbeek<br />Gevonden via www.anbn.be<br />Eetverbond<br />Fortlaan 68 9000 Gent<br />Gevonden via www.desocialekaart.be<br />Bronnen mbt de tekst<br />Wonderlich, S.A., & Mitchell, J.E. (2001) The role of personality in the onset of eating disorders and treatment implications. Psychiatric Clinics Of North America, 24, 249-258.<br />Cloninger, C.R., Svrakic, D.M., & Przybeck, T.R. (1993). A psychobiological model of temperament and character. Archives of General Psychiatry, 50, 977-991.<br />Duijsens, I.J., Goekoop, J.G., Spinhoven, P., Eurelings-Bontekoe, E.H.M. (1997). De temperament en karakter vragenlijst, Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 52, 199-202.<br />Costa, P.T., & McCrae, R.R., (1985) The NEO personality inventory manual. Odessa, Florida: Psychological Assessement Resources.<br />Casper, R.C. (1990). Personality features of women with good outcome from restricting anorexia nervosa. Psychomatic Medicine, 52, 156-170<br />Brewerton, T.D., Hand, L.D., & Bishop Jr, E. R. (1993). The Tridimensional Personality Questionnaire in eating disorder patients. International Journal of Eating Disorders, 2, 213-218<br />Mulder, R.T., & Joyce, P.R. (1994). The relationship in Tridimensional Personality Questionnaire to mood and personality measures in depressed patients. Psychological Reports, 75, 1315-1325<br />Stap 4: Beschikking krijgen en meer zoeken<br />Lijst van boeken<br />Bisschop Boele, D. (2005). Eetstoornissen. Amsterdam: Boom <br />Vanderlinden, J. (2005). Anorexia nervosa overwinnen in 13 stappen. Tielt: Lannoo <br />van Elburg, A.A. & Rijken, M.E. (2004). Jongeren met eetstoornissen: behandeling in een zorglijn. Assen: Van Gorcum <br />Dawson, D. (2003). Anorexia en boulemia bij jongeren Aartselaar: Deltas <br />Simon, Y. & Nef, F. (2003) Anorexia nervosa : hoe doorbreek ik de cirkel? Aartselaar: Deltas <br />Bronnen mbt “Internet Algemeen”<br />Pharmacology (1999). Relationships of plasma tryptophan availability to course of illness<br />and clinical features of alcoholism: a preliminary study. Rapport (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/1kmf9kn2n34c6fqt/fulltext.pdf<br />Archives of sexual behavior (1980). Sibling sex ratio and male homosexuality. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/kn07122705867t40/<br />European Archives of Psychiatry and Clinical Neuroscience (1992). Risk of suicide by psychiatric diagnosis in Stockholm County A longitudinal study of 80,970 psychiatric inpatients. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/p3122q7t362151qx/<br />American Journal of Community Psychology (1994). Analysis of clustered data in community psychology: With an example from a worksite smoking cessation project. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/k87p6311011pj356/<br />Journal of Molecular Medicine (1995). Genetic mapping of adrenergic receptor genes in humans. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/kx858l8734761w47/<br />Tijdschrift voor Psychotherapie (2005). Reactie op de discussie over de NVM-profielinterpretatie in het meinummer. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/y40mu7533543600g/<br />Bronnen mbt “Kranten, weekbladen, magazines”<br />Bouman, K.(2010, 30 oktober). Heeft mijn dochter een eetstoornis. Het Laatste Nieuws, p. 44<br />De Aguirre, P. (2010, 30 oktober). Gevangen in jezelf. De Morgen, p. 60<br />Vereecken, K. (2010, 16 oktober). Ik wil niet eenzaam sterven. De Standaard, p. 12<br />Beckers, L. (2010, 13 oktober). Anorexia stopt niet op dertig. De Morgen, p. 2<br />Sels, G. (2010, 8 oktober). Door dik en dun. De Standaard, p. 18<br />Noordenbos, G. (2007). Gids voor herstel van eetstoornissen. Utrecht: De Tijdstroom<br />Bronnen mbt “Vaktijdschriften wetenschappelijk”<br />Vandereycken, W. (2008). Het ontkennen en verhullen van eetstoornissen. Psychopraxis, 10, nr. 1, 23-26<br />Braet, C. (2007). De psychologische behandeling van kinderen met obesitas. Psychopraxis, 9, nr. 2, 54-59<br />Gekozen verzamelwerken<br />Cloninger<br />Pharmacology (1999). Relationships of plasma tryptophan availability to course of illness<br />and clinical features of alcoholism: a preliminary study. Rapport (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/1kmf9kn2n34c6fqt/fulltext.pdf<br />T. R. Przybeck<br />Archives of sexual behavior (1980). Sibling sex ratio and male homosexuality. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/kn07122705867t40/<br />European Archives of Psychiatry and Clinical Neuroscience (1992). Risk of suicide by psychiatric diagnosis in Stockholm County A longitudinal study of 80,970 psychiatric inpatients. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/p3122q7t362151qx/<br />Hedeker, D <br />American Journal of Community Psychology (1994). Analysis of clustered data in community psychology: With an example from a worksite smoking cessation project. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/k87p6311011pj356/<br />Berrettini, W.H<br />Journal of Molecular Medicine (1995). Genetic mapping of adrenergic receptor genes in humans. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/kx858l8734761w47/<br />Eurelings-Bontekoe, E.H.M<br />Tijdschrift voor Psychotherapie (2005). Reactie op de discussie over de NVM-profielinterpretatie in het meinummer. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/y40mu7533543600g/<br />Gekozen eindwerken/bachelorproeven<br />Puype, A. (1999). Eetproblemen en primaire eetstoornissen bij jonge kinderen tot zes jaar : een beschrijvend onderzoek binnen een kinderpsychiatrische setting (Ongepubliceerd) Bachelorproef Toegepaste Psychologie, KATHO IPSOC Kortrijk <br />Böröcz, L. (2010). Orthorexia nervosa : een literatuurstudie naar de situering en beschrijving (Ongepubliceerd) Bachelorproef Toepaste Psychologie, Lessius Hogeschool Antwerpen <br />Calomme, K. (2010). Emotioneel eten onder de loep : onderzoek naar risicofactoren voor emotioneel eetgedrag in een normale populatie van 11- tot 17 jarige ASO-, TSO- en BSO-studenten (Ongepubliceerd) Bachelorproef Toegepaste Psychologie, Lessius Hogeschool Antwerpen <br />Derynck, H. (2010). Gezonde voeding : preventie eetstoornissen (Ongepubliceerd) Bachelorproef Leerkracht Secundair Onderwijs, KATHO RENO, Kortrijk <br />Janssens, N. (2010). // Narratieve therapie en eetstoornissen : eetstoornissen bekenen vanuit narratief perspectief en de behandeling ervan met narratieve therapie.// (Ongepubliceerd) Bachelorproef Toegepaste Psychologie, Lessius Hogeschool Antwerpen <br />Handboeken, verzamelwerken, monografieën<br />Opdracht Excel 1:<br />Soort bronnenAantalProcentBoeken3061,22%Tijdschriften714,29%Naslagwerk510,20%Websites612,24%Andere (folders….)12,04%Totaal49100,00%-86995105410220980-60960<br />Opdracht Excel 2<br />2167255146685<br />PeriodeAantalVoor 1995191995 - 199982000 - 2005102006 - 200832009020109Totaal49<br />Stap 5: Contextualiseren<br />Organasatie<br />Nieuw Eetverbond<br />Nieuw-Eetverbond is een samenwerkingsverband van zelfstandige voedingsdeskundigen-diëtisten, een psychologe-psychotherapeute en een kine-relaxatietherapeute. Ze zijn gevestigd in Gent.<br />Door kennis en ervaring met elkaar uit te wisselen en elkaar daar ook in aan te vullen, willen zij gericht en complementair een betere dienstverlening bieden aan mensen en gezinnen omtrent (gezonde) voeding, (di)ëten en ontsporingen rond eten van welke aard ook. De organisatie spitst zich toe op twee kerntaken: enerzijds begeleiding bij eetproblemen en voedings -en eetadvies anderszijds.<br />De vaste kern van Eetverbondmedewerkers laat zich bovendien bijstaan door een groeiend netwerk van hulpverleners, psychologen en psychotherapeuten, artsen en medische diensten, die onafhankelijk met Eetverbond samenwerken.<br />Wat volgt is een korte samenvatting van de twee kernactiviteiten van deze organisatie.<br />Ten eerste is er de tak begeleiding bij eetproblemen. De visie van deze organisatie bestaat er in dat:<br />de begeleiding cliëntgericht moet zijn. De fout die net te veel wordt gemaakt is dat het probleem gegeneraliseerd wordt. Een persoonlijke aanpak is dus noodzakelijk.<br />de begeleiding moet ambuant gebeuren. Dit wil zeggen dat het probleem (opnieuw) individueel in de natuurlijke omgeving van de cliënt dient te gebeuren, met zijn of haar ouders, partner, gezin enzovoort.<br />de begeleiding moet interdisciplinair en intergraal zijn. Zoals ze het zelf zeggen: “Naargelang de noden kunnen in de loop van de begeleiding de voedingscoach, kine-relaxatietherapeute of andere zorgverleners ingeschakeld worden om vanuit hun specifieke discipline het denken, doen en voelen van de getroffen persoon opnieuw samen te laten sporen richting heling en zelfontplooiing.”<br />Tot slot rest nog het voedings –en eetadvies. Wat typisch is voor hun aanpak is Ze vertekken opnieuw vanuit het persoonlijke en wagen zich niet aan strenge, nauwelijks haalbare diëten. Op die manier kunnen ze de haalbaarheid op langere termijn beter garanderen. <br />Hun doelgroep beperkt zich niet tot mensen met eetstoornissen. Iedereen die voedingsadvies wil (van diabetici over bejaarden tot veganisten) kunnen bij hen terecht.<br />Statistieken<br />Gevonden statistieken: zie bijlage<br />Opdracht 3 Excel Statistieken<br />Juridische context<br />FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID <br />2 JUNI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 17, § 1, 7°, en 17ter, A, 7°, en B, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen <br />ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 35, § 1, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 22 februari 1998, 24 december 1999, 10 augustus 2001, 22 augustus 2002, 5 augustus 2003, 22 december 2003, 9 juli 2004, 27 april 2005 en 27 december 2005, en § 2, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997, en bij de wet van 10 augustus 2001;Gelet op de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;Gelet op het voorstel van de Technische geneeskundige raad, gedaan tijdens zijn vergadering van 28 april 2009;Gelet op het advies van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 28 april 2009;Gelet op de beslissing van de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen van 22 juni 2009;Gelet op het advies van de Commissie voor Begrotingscontrole, gegeven op 22 juli 2009;Gelet op de beslissing van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering van 27 juli 2009;Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 oktober 2009;Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 19 november 2009;Gelet op advies 47.521/2 van de Raad van State, gegeven op 3 maart 2010;Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken,Hebben Wij besloten en besluiten Wij :Artikel 1. In artikel 17, § 1, 7°, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 1998 en 27 februari 2002, worden de volgende verstrekking en toepassingsregels ingevoegd na de verstrekking 455711-455722 :« 455895-455906Onderzoek uitgevoerd met radiologische absorptiometrie met dubbele energie (Dual Energy X-ray Absorptiometry : DXA) om de T-score te berekenen ter hoogte van de lumbale wervelkolom (L1-L4 of L2-L4) en van de heup (volledige zone of zone van de hals) . . . . . N 72Het onderzoek wordt vergoed bij volgende patiënten :1° groep 1 : vrouwen van meer dan 65 jaar met een familiale geschiedenis van osteoporose namelijk een heupfractuur bij familie van de eerste of tweede graad;2° groep 2 : ongeacht de leeftijd of het geslacht, indien één of meer van de volgende risicofactoren aanwezig zijn :a) niet oncologische low impact wervelfractuur;b) antecedent van een perifere low impact fractuur met exclusie van fractuur ter hoogte van vingers, tenen, schedel, gelaat of van de cervicale wervelzuil;c) patiënten met een voorgeschreven corticotherapie van meer dan drie maand opeenvolgend aan een equivalent van > 7.5 mg prednisolone/dag;d) oncologische patiënten onder anti-hormonale therapie of in menopauze als gevolg van de oncologische therapie;e) patiënten met minstens één van de volgende risico aandoeningen : 1° reumatoïde artritis;2° evolutieve niet behandelde hyperthyreoïdie;3° hyperprolactinemie;4° langdurig hypogonadisme (inbegrepen therapeutische orchidectomie of langdurige behandeling met een « gonadotrophine-releasing-hormone » (GnRH) analoog);5° renale hypercalciurie;6° primaire hyperparathyreoïdie;7° osteogenesis imperfecta;8° Ziekte/Syndroom van Cushing;9° <anorexia> <nervosa> met Body Mass Index < 19 kg/m2;10° vroegtijdige menopauze (< 45 jaar).Het onderzoek kan herhaald worden na vijf jaar volgens dezelfde toepassingsregels.De aanvragende arts deelt in alle gevallen de volgende klinische risicovariabelen mee aan de uitvoerende arts namelijk de exacte leeftijd, het geslacht, het gewicht, de lengte, al dan niet vroegere fracturen, heupfracturen bij verwanten tot de tweede graad, roken, gebruik van corticoïeden, reumatoïede arthritis, secundaire osteoporosis en het gebruik van meer dan 3 eenheden alcohol per dag.De uitvoerende arts is vergund door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en voldoet aan de regelgeving van het ARBIS (koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen).De DXA-resultaten worden uitgedrukt onder vorm van gestandaardiseerde BMD-waarden.De uitvoerende arts berekent op basis van de uitslag van de osteodensitometrie en van de klinische risicovariabelen meegedeeld door de aanvrager met behulp van het FRAX-algoritme een globaal fractuurrisico.Frax is een algoritme ontwikkeld door het Wereldgezondheidsorganisatie Collaborating Centre for Metabolic Bone Diseases, gelocaliseerd in de University of Sheffield Medical School die een 10 jarige probabiliteit op een fractuur berekent en uitdrukt in een percentage. » Art. 2. In artikel 17ter, A, 7°, van dezelfde bijlage, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 oktober 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 juli 1994 en 9 oktober 1998, worden de volgende verstrekking en toepassingsregels ingevoegd na de toepassingsregel die volgt op de verstrekking 466690-466701 :« 466616-466620Onderzoek uitgevoerd met radiologische absorptiometrie met dubbele energie (Dual Energy X-ray Absorptiometry : DXA) om de T-score te berekenen ter hoogte van de lumbale wervelkolom (L1-L4 of L2-L4) en van de heup (volledige zone of zone van de hals) . . . . . N 72Het onderzoek wordt vergoed bij volgende patiënten :1° groep 1 : vrouwen van meer dan 65 jaar met een familiale geschiedenis van osteoporose namelijk een heupfractuur bij familie van de eerste of tweede graad;2° groep 2 : ongeacht de leeftijd of geslacht; indien één of meer van de volgende risicofactoren aanwezig zijn :a) niet oncologische low impact wervelfractuur;b) antecedent van een perifere low impact fractuur met exclusie van fractuur ter hoogte van vingers, tenen, schedel, gelaat of van de cervicale wervelzuil;c) patiënten met een voorgeschreven corticotherapie van meer dan 3 maand opeenvolgend aan een equivalent van > 7.5 mg prednisolone/dag;d) oncologische patiënten onder anti-hormonale therapie of in menopauze als gevolg van de oncologische therapie;e) patiënten met minstens één van de volgende risico aandoeningen :1° reumatoïde artritis;2° evolutieve niet behandelde hyperthyreoïdie;3° hyperprolactinemie;4° langdurig hypogonadisme (inbegrepen therapeutische orchidectomie of langdurige behandeling met een « gonadotrophine-releasing-hormone » (GnRH) analoog);5° renale hypercalciurie;6° primaire hyperparathyreoïdie; <br />7° osteogenesis imperfecta;8° Ziekte/Syndroom van Cushing;9° <anorexia> <nervosa> met Body Mass Index < 19 kg/m2;10° vroegtijdige menopauze (< 45 jaar).Het onderzoek kan herhaald worden na vijf jaar volgens dezelfde toepassingsregels.De uitvoerende arts is vergund door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en voldoet aan de regelgeving van het ARBIS (koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen).De DXA-resultaten worden uitgedrukt onder vorm van gestandaardiseerde BMD-waarden.De uitvoerende arts berekent voor zijn/haar patiënt op basis van de uitslag van de osteodensitometrie en van de klinische risicovariabelen (namelijk de exacte leeftijd, het geslacht, het gewicht, de lengte, al dan niet vroegere fracturen, heupfracturen bij verwanten tot de tweede graad, roken, gebruik van corticoïeden, reumatoïede arthritis, secundaire osteoporosis en het gebruik van meer dan 3 eenheden alcohol per dag), met behulp van het FRAX-algoritme een globaal fractuurrisico.Frax is een algoritme ontwikkeld door het Wereldgezondheidsorganisatie Collaborating Centre for Metabolic Bone Diseases, gelocaliseerd in de University of Sheffield Medical School die een 10 jarige probabiliteit op een fractuur berekent en uitdrukt in een percentage. » Art. 3. Artikel 17ter, B, van dezelfde bijlage, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 oktober 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 juli 1994, 18 februari 1997, 31 augustus 1998, 9 oktober 1998, 30 mei 2001 en 27 maart 2003, wordt aangevuld als volgt : « r) 466616-466620, als ze wordt verricht door een geneesheer-specialist voor reumatologie of voor nucleaire geneeskunde. »Art. 4. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.Art. 5. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.Gegeven te Nice, 2 juni 2010.ALBERTVan Koningswege :De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie,Mevr. L. ONKELINX<br />Politieke context<br />EETEXPERT.BE vzw<br />EETEXPERT.BE vzw is een kenniscentrum van en voor al wie betrokken is in de zorg voor mensen met eet- en/of gewichtsproblemen.<br />DOELSTELLINGDe vereniging eetexpert.be stelt zich als doelstelling om de volksgezondheid te verbeteren op het vlak van eten en gewicht. Ze richt zich op problemen die verband houden met eten (niet eten, te weinig eten, verkeerd eten) en problemen met betrekking tot lichaamsgewicht (ondergewicht & overgewicht), alsook op alle ziekten en aandoeningen, sociale omgevingsfactoren, factoren inzake ontwikkeling en levensstijl die hiermee kunnen samenhangen. Ze is een kenniscentrum voor de overheid, hulpverleners, organisaties en personen die met deze problemen te maken hebben. Deze expertise is gericht op hulpverlening, vorming, onderzoek en preventie.<br />ACTIVITEITENTot de concrete activiteiten waarmee deze doeleinden van de VZW worden verwezenlijkt, behoren onder meer:<br />als een centrum binnen een expertisenetwerk functioneren <br />sensibiliseren met betrekking tot deze problematiek <br />professionaliseren van hulpverlening en preventie <br />vorming <br />ontwikkelen, ondersteunen en uitvoeren van research <br />uitwerken van werkmethodes en ondersteuningsmiddelen <br />ondersteuning bieden aan andere organisaties met terreinwerking, individuele zorgaanbieders, provincies, steden en gemeenten, en alle regionale en niet regionale samenwerkingsverbanden <br />publiceren <br />projecten leiden <br />networking <br />consulting <br />Daarnaast kan de VZW alle activiteiten ontplooien die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de verwezenlijking van voormelde ideële en niet-winstgevende doelstellingen, met inbegrip van bijkomstige commerciële en winstgevende activiteiten binnen de grenzen van wat wettelijk is toegelaten en waarvan de opbrengsten te allen tijde volledig zullen worden bestemd voor de verwezenlijking van de ideële niet-winstgevende doelstellingen.<br />Persoonlijk besluit<br />De zoektocht naar informatie was in het begin moeilijk. Uiteindelijk was deze manier van werken nieuw voor mij dus het duurde wel even vooraleer ik wist waar de klepel hing.<br />Dat zorgde en zorgt er vandaag nog altijd voor dat ik inspanninigen moet doen om de hoofdzaak van de bijzaak te zien in de massa informatie die over dit onderwerp te vinden is, dus dat is zeker nog een werkpunt.<br />Gaandeweg begin je te weten welke sites en zoekmachines je de beste informatie geven over het door jou gezochte onderwerp in het door jou gezochte medium dus voor de toekomst weet ik ook dat je op bv BSL héél veel full text uitvoeringen vindt van wetenschappelijke teksten waar je normaal gezien enkel het abstract van krijgt of voor moet betalen dus ik neem hier zeker zaken uit mee voor de toekomst.<br />Wat ik in mijn deel van de wiki nog niet voldoende heb onderzocht is het standpunt van de diverse betrokken overheden en overheidsdiensten. Langs de andere kant vind ik de wetenschappelijke kant van Eetstoornissen interessanter dus een gemis was dit niet.<br />
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument
Werkdocument

More Related Content

Similar to Werkdocument

Publicatie - K.S.E. Schuurman - Hoe bespreekbaar is sexualiteit in de zorgrel...
Publicatie - K.S.E. Schuurman - Hoe bespreekbaar is sexualiteit in de zorgrel...Publicatie - K.S.E. Schuurman - Hoe bespreekbaar is sexualiteit in de zorgrel...
Publicatie - K.S.E. Schuurman - Hoe bespreekbaar is sexualiteit in de zorgrel...Karin Schuurman
 
Maatschappelijk Werk - Psychisch welzijn en gezondheidszorg
Maatschappelijk Werk - Psychisch welzijn en gezondheidszorgMaatschappelijk Werk - Psychisch welzijn en gezondheidszorg
Maatschappelijk Werk - Psychisch welzijn en gezondheidszorgAPCommunicatie
 
1 BaTPAO Vral_Bert_Werkdocument ICT&Bronnenonderzoek
1 BaTPAO Vral_Bert_Werkdocument ICT&Bronnenonderzoek1 BaTPAO Vral_Bert_Werkdocument ICT&Bronnenonderzoek
1 BaTPAO Vral_Bert_Werkdocument ICT&BronnenonderzoekBert Vral
 
KIZ20120506 JP Thomassen en N.v.Weert
KIZ20120506 JP Thomassen en N.v.WeertKIZ20120506 JP Thomassen en N.v.Weert
KIZ20120506 JP Thomassen en N.v.WeertNico Van Weert
 
Onderzoek naar de zelfredzaamheid bij mensen met een depressieve stoornis
Onderzoek naar de zelfredzaamheid bij mensen met een depressieve stoornisOnderzoek naar de zelfredzaamheid bij mensen met een depressieve stoornis
Onderzoek naar de zelfredzaamheid bij mensen met een depressieve stoornisLilian Coenen
 
Somatische screening in de kinder- en jeugdpsychiatrie - J.B Muskens
Somatische screening in de kinder- en jeugdpsychiatrie - J.B Muskens   Somatische screening in de kinder- en jeugdpsychiatrie - J.B Muskens
Somatische screening in de kinder- en jeugdpsychiatrie - J.B Muskens Karakter Kinder- en Jeugdpsychiatrie
 
Keynote 2: Eigen regie en zelfmanagementondersteuning
Keynote 2: Eigen regie en zelfmanagementondersteuningKeynote 2: Eigen regie en zelfmanagementondersteuning
Keynote 2: Eigen regie en zelfmanagementondersteuningStijn Huijsmans
 
Kwaliteit van communicatie
Kwaliteit van communicatieKwaliteit van communicatie
Kwaliteit van communicatieVBVK
 
Prisma als 'voorzet'
Prisma als 'voorzet'Prisma als 'voorzet'
Prisma als 'voorzet'LAZ CBO
 
‘PRISMA als 'VOORZET' in diabetesbehandeling’
‘PRISMA als 'VOORZET' in diabetesbehandeling’‘PRISMA als 'VOORZET' in diabetesbehandeling’
‘PRISMA als 'VOORZET' in diabetesbehandeling’AnneberitH
 
gezondengelukkigaanhetwerk
gezondengelukkigaanhetwerkgezondengelukkigaanhetwerk
gezondengelukkigaanhetwerkMaaike Nillesen
 
Wetenschappelijk onderzoek VoetreflexPlus TIG
Wetenschappelijk onderzoek VoetreflexPlus TIGWetenschappelijk onderzoek VoetreflexPlus TIG
Wetenschappelijk onderzoek VoetreflexPlus TIGAnnelies Rehorst
 

Similar to Werkdocument (20)

Masterpaper
MasterpaperMasterpaper
Masterpaper
 
Cat nurse pdefinitief_2013
Cat nurse pdefinitief_2013Cat nurse pdefinitief_2013
Cat nurse pdefinitief_2013
 
Publicatie - K.S.E. Schuurman - Hoe bespreekbaar is sexualiteit in de zorgrel...
Publicatie - K.S.E. Schuurman - Hoe bespreekbaar is sexualiteit in de zorgrel...Publicatie - K.S.E. Schuurman - Hoe bespreekbaar is sexualiteit in de zorgrel...
Publicatie - K.S.E. Schuurman - Hoe bespreekbaar is sexualiteit in de zorgrel...
 
Maatschappelijk Werk - Psychisch welzijn en gezondheidszorg
Maatschappelijk Werk - Psychisch welzijn en gezondheidszorgMaatschappelijk Werk - Psychisch welzijn en gezondheidszorg
Maatschappelijk Werk - Psychisch welzijn en gezondheidszorg
 
1 BaTPAO Vral_Bert_Werkdocument ICT&Bronnenonderzoek
1 BaTPAO Vral_Bert_Werkdocument ICT&Bronnenonderzoek1 BaTPAO Vral_Bert_Werkdocument ICT&Bronnenonderzoek
1 BaTPAO Vral_Bert_Werkdocument ICT&Bronnenonderzoek
 
KIZ20120506 JP Thomassen en N.v.Weert
KIZ20120506 JP Thomassen en N.v.WeertKIZ20120506 JP Thomassen en N.v.Weert
KIZ20120506 JP Thomassen en N.v.Weert
 
Onderzoek naar de zelfredzaamheid bij mensen met een depressieve stoornis
Onderzoek naar de zelfredzaamheid bij mensen met een depressieve stoornisOnderzoek naar de zelfredzaamheid bij mensen met een depressieve stoornis
Onderzoek naar de zelfredzaamheid bij mensen met een depressieve stoornis
 
Somatische screening in de kinder- en jeugdpsychiatrie - J.B Muskens
Somatische screening in de kinder- en jeugdpsychiatrie - J.B Muskens   Somatische screening in de kinder- en jeugdpsychiatrie - J.B Muskens
Somatische screening in de kinder- en jeugdpsychiatrie - J.B Muskens
 
Ppt seminariewerk definitief
Ppt seminariewerk definitiefPpt seminariewerk definitief
Ppt seminariewerk definitief
 
Keynote 2: Eigen regie en zelfmanagementondersteuning
Keynote 2: Eigen regie en zelfmanagementondersteuningKeynote 2: Eigen regie en zelfmanagementondersteuning
Keynote 2: Eigen regie en zelfmanagementondersteuning
 
Kwaliteit van communicatie
Kwaliteit van communicatieKwaliteit van communicatie
Kwaliteit van communicatie
 
Prisma als 'voorzet'
Prisma als 'voorzet'Prisma als 'voorzet'
Prisma als 'voorzet'
 
‘PRISMA als 'VOORZET' in diabetesbehandeling’
‘PRISMA als 'VOORZET' in diabetesbehandeling’‘PRISMA als 'VOORZET' in diabetesbehandeling’
‘PRISMA als 'VOORZET' in diabetesbehandeling’
 
Wat Werkt; Motiverende Gespreksvoering
Wat Werkt; Motiverende GespreksvoeringWat Werkt; Motiverende Gespreksvoering
Wat Werkt; Motiverende Gespreksvoering
 
scriptie FGZ definitief 14-7
scriptie FGZ definitief 14-7scriptie FGZ definitief 14-7
scriptie FGZ definitief 14-7
 
Coll3 Snellen 457
Coll3 Snellen 457Coll3 Snellen 457
Coll3 Snellen 457
 
gezondengelukkigaanhetwerk
gezondengelukkigaanhetwerkgezondengelukkigaanhetwerk
gezondengelukkigaanhetwerk
 
Eetstoornissen - april 2015, Jacobs & Van Onna
Eetstoornissen - april 2015, Jacobs & Van OnnaEetstoornissen - april 2015, Jacobs & Van Onna
Eetstoornissen - april 2015, Jacobs & Van Onna
 
Ebp en irb
Ebp en irbEbp en irb
Ebp en irb
 
Wetenschappelijk onderzoek VoetreflexPlus TIG
Wetenschappelijk onderzoek VoetreflexPlus TIGWetenschappelijk onderzoek VoetreflexPlus TIG
Wetenschappelijk onderzoek VoetreflexPlus TIG
 

Werkdocument

  • 1. ICT –en Bronnenonderzoek: Werkdocument<br />Frederik Van Vooren<br />1 Ba TP - AO<br />Inhoud TOC quot; 1-3quot; Stap1: Onderwerpsverkenning PAGEREF _Toc290576512 3Artikel PAGEREF _Toc290576513 3Referentie: PAGEREF _Toc290576523 8Context: PAGEREF _Toc290576524 8Auteur: PAGEREF _Toc290576525 9Structuur: PAGEREF _Toc290576526 9Bronnen mbt de tekst PAGEREF _Toc290576527 9Organisaties PAGEREF _Toc290576528 10Specialisten PAGEREF _Toc290576529 11Verklaren woordenlijst PAGEREF _Toc290576530 11Synthese PAGEREF _Toc290576531 12Stap 3: Inhoud in lijsten en syntheses PAGEREF _Toc290576532 13Specialisten PAGEREF _Toc290576533 13Organisaties PAGEREF _Toc290576536 14Bronnen mbt de tekst PAGEREF _Toc290576537 15Stap 4: Beschikking krijgen en meer zoeken PAGEREF _Toc290576538 15Lijst van boeken PAGEREF _Toc290576539 15Bronnen mbt “Internet Algemeen” PAGEREF _Toc290576540 15Bronnen mbt “Kranten, weekbladen, magazines” PAGEREF _Toc290576541 16Bronnen mbt “Vaktijdschriften wetenschappelijk” PAGEREF _Toc290576542 16Gekozen verzamelwerken PAGEREF _Toc290576543 16Gekozen eindwerken/bachelorproeven PAGEREF _Toc290576544 17Handboeken, verzamelwerken, monografieën PAGEREF _Toc290576545 17Stap 5: Contextualiseren PAGEREF _Toc290576546 18Organasatie PAGEREF _Toc290576547 18Statistieken PAGEREF _Toc290576548 20Juridische context PAGEREF _Toc290576549 20Politieke context PAGEREF _Toc290576551 23Persoonlijk besluit PAGEREF _Toc290576552 24<br />Stap1: Onderwerpsverkenning<br />Artikel<br />Stabiliteit van persoonlijkheidskenmerken bij patiënten met een ernstige eetstoornis<br />Hans Bloks<br />Tijdschrift voor Psychotherapie, 32 (juli 2006), p. 258-266<br />Gedurende 2,5 jaar zijn 146 patiënten met een ernstige eetstoornis, die klinisch of in deeltijd werden behandeld, vier keer onderzocht op persoonlijkheidskenmerken en eetsymptomen. Er was een consistent verschil in het kenmerk ‘Prikkelzoekend’ tussen de verschillende diagnostische groepen eetstoornispatiënten. Na de behandeling waren de verschillen met een normale controlegroep op de kenmerken ‘Leedvermijding’ en ‘Zelfsturing’ kleiner dan vóór de behandeling. De mate van depressiviteit was hierin een belangrijke variabele. Anorexiapatiënten met een relatief hoge mate van Zelfsturing bij aanvang van de behandeling hadden een grotere kans op herstel.<br />Inhoud<br />Inleiding <br />Het psychobiologische persoonlijkheidsmodel <br />Onderzoek naar temperament en karakter <br />Methode <br />Resultaten <br />Discussie <br />Literatuur<br />Inleiding<br />De psychotherapeutische behandeling van patiënten met een eetstoornis kan door de aanwezigheid van persoonlijkheidsproblematiek een complexe aangelegenheid zijn. In de praktijk blijkt dat achter de eetstoornis andere problemen schuil kunnen gaan, die in een behandeling naar voren komen als de patiënt meer greep krijgt op het eetgedrag. De eetstoornis bood bijvoorbeeld bescherming tegen opkomende herinneringen aan traumatische gebeurtenissen of tegen ernstige problemen in het contact met anderen. Bij andere patiënten is al vóór de behandeling duidelijk dat er sprake is van meer problematiek dan alleen het verstoorde eetgedrag. De vraag die zich dan voordoet, is of behandeling zich moet richten op de eetstoornis dan wel op de andere problematiek, zoals persoonlijkheidsproblemen die zich manifesteren in de vorm van impulsiviteit of perfectionisme. Bij sommige patiënten kunnen bepaalde persoonlijkheidskenmerken, zoals dwangmatigheid, juist verdwijnen als zij van hun eetstoornis herstellen. Deze persoonlijkheidskenmerken behoeven in de behandeling dan geen extra aandacht.<br />De relatie tussen eetstoornissen en persoonlijkheidskenmerken is vanuit drie verschillende modellen verklaard. Het ’predispositiemodel’ stelt dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken iemand vatbaar maken voor een eetstoornis. Na herstel van de eetstoornis zullen deze persoonlijkheidskenmerken dan ook nog steeds aanwezig zijn. Het ‘littekenmodel’ gaat ervan uit dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken door de eetstoornis, in het bijzonder door de gevolgen van de uithongering, de dieetchaos of de stemming, worden versterkt. Deze kenmerken zullen na herstel geheel of gedeeltelijk aanwezig blijven. Volgens het ‘comorbide model’ hebben eetstoornissen en persoonlijkheidskenmerken of persoonlijkheidsstoornissen geen causale relatie met elkaar, maar worden ze veroorzaakt door een derde variabele die de kans op beide stoornissen verhoogt (Wonderlich & Mitchell, 2001).<br />Tot nu toe is in onderzoek naar de relatie tussen persoonlijkheidskenmerken en eetstoornissen nagegaan of er verschillen zijn tussen de eetstoornispatiënten en gezonde vrouwen en of er verschillen zijn tussen de diagnostische subgroepen van eetstoornispatiënten. Ook is onderzocht of er verschillen zijn tussen persoonlijkheidskenmerken vóór en na behandeling en of er verschillen zijn tussen persoonlijkheidskenmerken van patiënten en van vrouwen die hersteld zijn van de eetstoornis. Het is nog onduidelijk of persoonlijkheidskenmerken van patiënten met eetstoornissen veranderen gedurende het proces van herstel en wat de wisselwerking is tussen bepaalde persoonlijkheidskenmerken en herstel van de eetstoornis. Doel van de hier beschreven studie is om antwoord te geven op deze vragen door de persoonlijkheidskenmerken van eetstoornispatiënten over een langere termijn vast te stellen. Alvorens de gegevens te beschrijven zullen het in het onderzoek gebruikte persoonlijkheidsmodel en de bevindingen uit eerder onderzoek worden weergegeven.<br />Het psychobiologische persoonlijkheidsmodel<br />Cloninger, Svrakic en Przybeck (1993) onderscheiden in hun psychobiologische model van de persoonlijkheid temperament- en karakterdimensies. De temperamentdimensies zijn aspecten van de persoonlijkheid die waarschijnlijk erfelijk beïnvloed worden, automatisch zijn, onbewust de leerprocessen beïnvloeden en al vroeg in de kinderjaren geobserveerd kunnen worden. De karakterdimensies verwijzen naar dimensies die op volwassen leeftijd tot volledige ontwikkeling komen. Zij beïnvloeden de persoonlijke en sociale effectiviteit en het verwerven van een bewust zelfconcept.<br />De vier temperamentdimensies worden gedefinieerd in termen van individuele verschillen in associatief leren in reactie op nieuwe stimuli, gevaar of beloning en straf:<br />‘Prikkelzoekend’ (Novelty seeking) betekent een neiging om nieuwe stimuli te zoeken en te willen onderzoeken, nieuwsgierig en enthousiast te zijn, impulsief te reageren en snel driftig te worden. Ook is men snel verveeld en slordig.<br />‘Leedvermijding’ (Harm avoidance) wijst op de tendens om zich zorgen te maken over de toekomst, angst te hebben voor onzekerheid, verlegen te zijn in aanwezigheid van vreemden en snel moe te worden. Men is voorzichtig, nerveus, pessimistisch, onzeker en vol twijfels.<br />‘Sociaalgericht’ (Reward dependence) wijst op de behoefte aan waardering en goedkeuring van anderen en op gevoeligheid en afhankelijkheid. Men hecht zich snel aan mensen en zoekt graag contact.<br />‘Volharding’(Persistence) wijst op de tendens ijverig en volhardend te zijn ondanks tegenslagen, frustratie en vermoeidheid. Men heeft prestatiedrang en is perfectionistisch.<br />De drie karakterdimensies worden omschreven aan de hand van de ontwikkeling van het zelfconcept. Het zelfconcept varieert naar de mate waarin een persoon zichzelf beleeft als een autonoom individu, deel van de mensheid of deel van het universum:<br />‘Zelfsturing’ (Self-directedness) verwijst naar vertrouwen hebben, betrouwbaar zijn, verantwoordelijk zijn en zichzelf accepteren. Ook de verantwoordelijkheid accepteren voor de eigen keuzen, persoonlijke doelen en waarden nastreven en de vaardigheid hebben om problemen op te lossen vallen eronder.<br />‘Coöperatief’ (Cooperativeness) verwijst naar anderen accepteren, empathisch en behulpzaam zijn. Ook eerlijkheid, compassie en tolerantie horen daarbij.<br />‘Zelftranscendent’ (Self-transcendence) verwijst naar eigenschappen als bescheidenheid, geduld en onbaatzuchtigheid. Men kan onzekerheid en ambiguïteit tolereren, heeft geen pretenties en is creatief en spiritueel (Duijsens, Goekoop, Spinhoven & Eurelings-Bontekoe, 1997).<br />Cloningers model maakt het mogelijk de psychobiologische variatie in de persoonlijkheid te relateren aan de relatieve bijdrage van de interactie tussen omgevings- en onderliggende biogenetische processen. Deze mogelijkheid bestaat niet in het model van Eysenck (1991) en dat van de Big Five (Costa & McCrae, 1985). Met het model van Cloninger is het mogelijk om goed aangepaste individuen met een extreem temperament te identificeren. Zowel normale als abnormale scores op persoonlijkheidsdimensies kunnen met het model worden vastgesteld.<br />Onderzoek naar temperament en karakter<br />Veel recente onderzoeken naar persoonlijkheidskenmerken maken gebruik van de Tridimensional personality questionnaire (TPQ; Cloninger, 1987) en de opvolger daarvan, de Temperament and character inventory (TCI; Cloninger, Przybeck, Svrakic & Wetzel, 1994). De TCI is een zelfrapportagevragenlijst bestaande uit 240 vragen waarop met juist of onjuist geantwoord kan worden. De TCI meet de eerder beschreven vier temperamentdimensies en drie karakterdimensies. Onderzoeken met de TPQ en de TCI bij eetstoornispatiënten hebben aanzienlijk bijgedragen tot onze kennis over persoonlijkheidskenmerken bij vrouwen met eetstoornissen. Aangetoond is dat er verschillen in temperament zijn tussen eetstoornispatiënten en gezonde vrouwen en tussen de verschillende diagnostische groepen van eetstoornispatiënten. Vrouwen met anorexia nervosa of boulimia nervosa vertonen een hogere mate van Leedvermijding dan gezonde vrouwen (Brewerton, Hand & Bishop, 1993; Bulik, Sullivan, Joyce & Carter, 1995; Casper, 1990; Kleifield, Sunday, Hurt & Halmi, 1994a; Klump en anderen, 2000). Vrouwen met anorexia nervosa bij wie het gewicht hersteld is, hebben nog steeds een significant hogere mate van Leedvermijding dan gezonde vrouwen. Binnen de patiëntengroep hebben vrouwen met anorexia nervosa van het restrictieve type de minste Leedvermijding (O’Dwyer, Lucey & Russell, 1996). De restrictieve-anorexiapatiënten waren tevens minder Prikkelzoekend dan gezonde vrouwen (Casper, Hedeker & McClough, 1992; Kleifield en anderen, 1994a), ook na gewichtsherstel (Ward, Brown, Lightman, Campbell & Treasure, 1998). Vrouwen met boulimia nervosa rapporteren juist een hogere mate van Prikkelzoekend dan gezonde vrouwen en andere diagnostische groepen van eetstoornispatiënten (Bulik, Sullivan, Weltzin & Kaye, 1995; Brewerton en anderen, 1993; Kleifield en anderen, 1994a). Hoewel dit minder consistent gevonden wordt, hebben vrouwen met restrictieve anorexia nervosa de hoogste mate van Volharding (Kleifield en anderen, 1994a; Klump en anderen, 2000) in vergelijking met vrouwen met een andere eetstoornis en gezonde vrouwen. De bevindingen over Sociaalgericht zijn minder uitgesproken.<br />Ook op de karakterdimensies worden verschillen gevonden tussen patiëntengroepen en gezonde vrouwen. Patiënten met anorexia nervosa hebben lagere scores op Zelfsturing en Coöperatief vergeleken met gezonde vrouwen (Klump en anderen, 2000). Als patiënten hersteld zijn, hebben ze hogere scores op Zelfsturing en Coöperatief dan patiënten die gedeeltelijk hersteld zijn (Bulik, Sullivan, Fear & Pickering, 2000). Bij patiënten met boulimia nervosa gaat een persoonlijkheidsstoornis samen met een lage mate van Zelfsturing (Bulik en anderen, 1995). Voor zover we weten, is in de onderzoeken waarin de TCI gebruikt werd niet geprobeerd om de stabiliteit van persoonlijkheidskenmerken vast te stellen door de lijst zowel vóór de behandeling, na de behandeling als bij een follow-up af te nemen. Op die manier zou meer zicht zijn ontstaan op de invloed van de eetstoornis en van het herstel ervan op persoonlijkheidsdimensies. Meer duidelijkheid zou er kunnen komen in de kwestie of de behandeling zich eerst moet richten op het onder controle krijgen van de eetstoornis of dat beter begonnen kan worden met de persoonlijkheidsproblematiek.<br />Methode<br />Patiënten (N=146) die in klinische of deeltijdbehandeling waren bij de afdeling eetstoornissen, ‘de Ursula’ (destijds onderdeel van de Robert Fleury Stichting), en de Jelgersmakliniek (destijds onderdeel van de Rijngeestgroep) vulden zelfrapportagevragenlijsten in, waaronder de TCI, en kregen vier keer een semigestructureerd interview: de eerste keer aan het begin van de behandeling, de tweede keer aan het eind van de behandeling, vervolgens 1 jaar na aanvang van de behandeling en de vierde keer 2,5 jaar na aanvang van de behandeling. De groep bestond uit 35 patiënten met anorexia nervosa van het restrictieve type (ANR), 37 patiënten met anorexia nervosa van het eetbuien/purgerende type (ANB/P), 47 patiënten met boulimia nervosa (BN) en 27 patiënten met een diagnose eetstoornis niet anders omschreven (ENAO). De ENAO-patiënten voldeden niet aan alle DSM-IV-criteria voor ofwel anorexia nervosa ofwel boulimia nervosa. Dit is een groep met een relatief hoge gemiddelde leeftijd van 27,5 jaar (SD=8,1) en een lange gemiddelde duur van de stoornis: 9,0 jaar (SD=7,1).<br />De proefpersonen werden op de TCI vergeleken met een gezonde controlegroep van 232 vrouwen tussen 18 en 87 jaar (gemiddelde leeftijd 44,2 jaar, SD=15,2; Duijsens en anderen, 1997), die hadden deelgenomen aan een onderzoek naar de psychometrische kwaliteiten van de Nederlandse vertaling van de TCI.<br />Resultaten<br />De invloed van depressiviteit<br />Uit onderzoek bij depressieve patiënten blijkt dat hoge Leedvermijding en lage Zelfsturing samengaan met depressieve en angstklachten (Brown, Svrakic, Przybeck & Cloninger, 1992; Mulder & Joyce, 1994). Ook eetstoornispatiënten lijden vaak aan depressiviteit. Deze kan optreden als gevolg van de eetstoornis of eraan voorafgaan. Ook in ons onderzoek vonden we dat depressiviteit samenhangt met extreme scores op persoonlijkheidsdimensies. Bij alle diagnostische groepen zien we dat depressiviteit samengaat met hoge Leedvermijding en lage Zelfsturing. Daarnaast blijkt dat depressiviteit bij eetstoornispatiënten samengaat met cognitieve kenmerken als ontevredenheid met het lichaam en de wens om slank te zijn. Vooral in de groep patiënten met anorexia nervosa van het purgerende type vinden we een relatie tussen depressiviteit en eetsymptomen, zoals zelf opgewekt braken, laxeermiddelenmisbruik en streng lijnen. Het sterkste verband vinden we tussen depressiviteit en persoonlijkheidskenmerken. Daarnaast is het verband tussen de cognitieve kenmerken van eetstoornispatiënten en persoonlijkheidskenmerken beduidend sterker en consistenter dan het verband tussen eetsymptomen en persoonlijkheidskenmerken.<br />Verschillen in persoonlijkheidsdimensies<br />Zoals ook uit eerdere studies bleek, zijn er verschillen in persoonlijkheidskenmerken tussen de eetstoornispatiënten en gezonde vrouwen en tussen de diagnostische groepen van eetstoornispatiënten. Bij de temperamentdimensies vinden we op Prikkelzoekend de meeste verschillen tussen de diagnostische groepen en tussen deze groepen en gezonde vrouwen. Prikkelzoekend is het laagst bij de restrictieve-anorexiapatiënten en het hoogst bij de boulimiapatiënten, terwijl de purgerende anorexiapatiënten en de ENAO-patiënten daartussenin zitten, dichtbij de scores van gezonde vrouwen. Deze verschillen blijven ook na herstel van de eetstoornis bestaan. Hoewel Prikkelzoekend van de herstelde restrictieve-anorexiapatiënten 2,5 jaar na aanvang van de behandeling hoger is dan bij aanvang van de behandeling, is deze nog steeds het laagst van alle groepen en lager dan die van gezonde vrouwen. Bij herstelde patiënten van de andere diagnostische groepen is Prikkelzoekend hoger dan bij gezonde vrouwen. Bij de niet-herstelde purgerende anorexiapatiënten is Prikkelzoekend steeds lager dan bij gezonde vrouwen. Bij herstelde boulimiapatiënten is Prikkelzoekend bij aanvang van de behandeling lager dan bij de follow-up na 2,5 jaar. Herstel bij purgerende anorexia- en boulimiapatiënten gaat blijkbaar gepaard met een stijging van Prikkelzoekend.<br />Leedvermijding is bij alle diagnostische groepen bij aanvang van de behandeling beduidend hoger dan bij gezonde vrouwen. Als patiënten hersteld zijn, vertonen zij beduidend minder Leedvermijding, maar deze is steeds hoger dan bij gezonde vrouwen. Leedvermijding van gedeeltelijk herstelde patiënten ligt tussen die van herstelde patiënten en patiënten met een volledige eetstoornis. Herstel gaat in alle diagnostische groepen gepaard met minder Leedvermijding. Volharding is bij alle patiëntengroepen op alle momenten hoger dan bij gezonde vrouwen, maar bij herstelde patiënten minder hoog dan bij patiënten met een volledige eetstoornis. Herstelde patiënten zijn even Sociaalgericht als gezonde vrouwen en zijn sterker Sociaalgericht dan niet-herstelde patiënten, maar de verschillen zijn niet significant, zodat het lijkt alsof er op deze temperamentdimensie weinig verschil is tussen eetstoornispatiënten en gezonde vrouwen. Bij de karakterdimensies vinden we de grootste verschillen op Zelfsturing. Deze is aanzienlijk lager bij eetstoornispatiënten dan bij gezonde vrouwen. Herstel van de eetstoornis gaat gepaard met een grotere mate van Zelfsturing. Herstelde patiënten geven zelfs een hogere mate van Zelfsturing aan dan gezonde vrouwen. De verschillen in Coöperatief tussen de diagnostische groepen en gezonde vrouwen en tussen herstelde en niet-herstelde patiënten en gezonde vrouwen zijn verwaarloosbaar. Zelftranscendent van patiënten met een eetstoornis is lager dan bij gezonde vrouwen. Herstel van de eetstoornis gaat gepaard met een stijging in Zelftranscendent tot het niveau van gezonde vrouwen.<br />Kortom, de verschillen in temperament en karakter die we vinden als we patiënten met een eetstoornis vergelijken met gezonde vrouwen verminderen bij herstel van de eetstoornis. Het enige verschil dat consistent is, ook na herstel, is het verschil in Prikkelzoekend: steeds laag bij restrictieve-anorexiapatiënten en hoog bij boulimiapatiënten. Na herstel scoren eetstoornispatiënten nog steeds iets hoger op Leedvermijding en Volharding dan gezonde vrouwen.<br />Voorspellende waarde van persoonlijkheidsdimensies<br />De karakterdimensies bij aanvang van de behandeling kunnen iets zeggen over de kans op herstel. Purgerende anorexiapatiënten die bij aanvang van de behandeling veel Zelfsturing aangeven, hebben een grotere kans op herstel dan patiënten die laag op Zelfsturing scoren. Patiënten met hoge Zelfsturing hebben een grotere kans op herstel van boulimische symptomen. In tegenstelling tot wat men zou verwachten, hebben restrictieve-anorexiapatiënten die een relatief hoge mate van Coöperatief rapporteren minder kans op herstel dan degenen die dat niet doen.<br />Discussie<br />De onderzoeksbevindingen geven steun aan het ‘littekenmodel’ van de relatie tussen eetstoornissen en persoonlijkheidskenmerken. In het bijzonder blijken bij patiënten met een eetstoornis sterke Leedvermijding en Volharding en geringe Zelfsturing voor te komen. Na herstel blijken Leedvermijding en Volharding lager en Zelfsturing hoger te zijn. Deze verschillen zouden het gevolg kunnen zijn van de eetstoornis. Maar als dit zo is, wordt de aanscherping van deze persoonlijkheidskenmerken niet zozeer bepaald door de eetsymptomen zelf als wel door de mate van depressiviteit. Hoe meer symptomatologie des te extremer de mate van Leedvermijding en Zelfsturing.<br />Hoewel de bevindingen niet altijd eenduidig zijn, kwam in eerder onderzoek al naar voren dat eetstoornispatiënten met comorbide persoonlijkheidsstoornissen zich onderscheiden van patiënten zonder persoonlijkheidsstoornissen door een slechter behandelresultaat en slechter algemeen functioneren (Steiger & Stotland, 1996; Wonderlich, Fullerton, Swift & Klein, 1994). Zelfsturing en Leedvermijding hangen samen met stemmings- en angstsymptomen (Brown en anderen, 1992; Mulder & Joyce, 1994; Kleifield, Sunday, Hurt & Halmi, 1994b). Zelfsturing hangt ook samen met persoonlijkheidspathologie (Svrakic, Whitehead, Przybeck & Cloninger, 1993). In ons onderzoek bleken patiënten die herstelden bij aanvang van de behandeling al minder extreme Leedvermijding en Zelfsturing te hebben. Zij hebben bij aanvang van de behandeling relatief de minste psychopathologie en hun prognose is gunstiger. Het lijkt erop dat patiënten met relatief de minste psychopathologie gemakkelijker in een positieve spiraal komen en dat voor hen veranderingen in eetstoornissymptomatologie samenhangen met veranderingen in persoonlijkheidskenmerken. Dit betekent tegelijkertijd dat patiënten met de ernstigste pathologie in elk geval aandacht en behandeling moeten krijgen voor comorbide problemen als depressieve klachten en gebrekkige Zelfsturing.<br />Aanhangers van het littekenmodel vinden dat met de vaststelling van persoonlijkheidskenmerken bij patiënten met een eetstoornis beter gewacht kan worden totdat zij in elk geval gedeeltelijk hersteld zijn. Pas dan zou een betrouwbaar beeld van de persoonlijkheidskenmerken verkregen worden. Dit onderzoek lijkt deze opvatting te bevestigen. Het blijkt echter ook dat met de vaststelling van de karakterdimensies aan het begin van de behandeling iets gezegd kan worden over de kans op herstel en over de beste therapeutische strategie.<br />De bevindingen op de karakterdimensie Coöperatief vragen om een aparte bespreking. Opvallend is namelijk dat bij anorexiapatiënten een hoge score op Coöperatief bij aanvang en aan het eind van de behandeling bijdraagt tot een ongunstige prognose. Dit betekent dat een hoge mate van conformiteit en aangepast gedrag ongunstig is voor herstel. Bij patiënten die het ogenschijnlijk goed doen en herstellen zonder dat er conflicten optreden, kan er sprake zijn van overaangepast gedrag en van ‘schijnherstel’. Zodra de behandeling stopt, gaan zij weer lijnen en vallen terug. De bevinding impliceert dat het voor herstel gunstiger is wanneer de patiënte haar autonomie op een andere manier naar voren brengt dan via het eetgedrag.<br />Het onderzoek bevestigt eerder gevonden verschillen tussen de diagnostische groepen op de dimensie impulsiviteit-compulsiviteit. Westen en Harnden-Fischer (2001) wezen eerder op het belang van persoonlijkheidsprofielen bij eetstoornispatiënten. Hoge Leedvermijding en hoge Volharding in combinatie met lage Prikkelzoekend hangen samen met restrictieve-anorectische symptomatologie, terwijl hoge Leedvermijding en hoge Volharding in combinatie met hoge Prikkelzoekend samenhangen met boulimische symptomatologie. Volgens het predispositiemodel kunnen bepaalde persoonlijkheidskenmerken iemand vatbaar maken voor een eetstoornis. Omdat herstelde patiënten nog steeds hoger scoren op Leedvermijdend en Volharding dan gezonde vrouwen zouden deze verschillen wel eens kunnen wijzen op een zekere algemene kwetsbaarheid van eetstoornispatiënten, terwijl de mate van impulsiviteit of compulsiviteit iets aangeeft over het type eetstoornis dat men zou kunnen krijgen.<br />Het onderzoek laat zien dat behandelprogramma’s zich, om het herstel van patiënten met een ernstige langdurige eetstoornis te bevorderen, niet alleen moeten richten op de eetstoornis, maar ook expliciete aandacht moeten geven aan depressiviteit en in het bijzonder aan een persoonlijkheidskenmerk als Zelfsturing. Veranderingen hierin maken de kans op herstel van de eetstoornis aanzienlijk groter.<br />Stability of personality characteristics in patients with a severe eating disorder<br />During 2.5 year 146 patients with a severe eating disorder who followed inpatient or daycare treatment were investigated 4 times on personality characteristics and eating disorder symptoms. We found a consistent difference across the diagnostic groups on the trait ‘Novelty seeking’. Differences between eating disorder patients and a normal control group on the traits ‘Harm avoidance’ and ‘Self-directedness’ were smaller after treatment than before treatment. The level of depression was an important variable. Anorexia nervosa patients who at the start of treatment showed a relatively high level of Self-directedness had a greater chance of recovery.<br />Referentie:<br />Bloks, H. (2006). Tijdschrift voor psychotherapie ( pp. 258-266). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum<br />Context:<br />Dit artikel is uitgegeven door het “Tijdschrift voor psychotherapie”. Dit tijdschrift heeft als doel te informeren over nieuwe ontwikkelingen in de psychotherapie in binnen- en buitenland, over opleidingen, over wetenschappelijk onderzoek, over casuïstiek, over boeken en congressen. Spreekbuis bij uitstek van de professionele psychotherapie in Nederland en Vlaanderen. Medium voor kennisname van bevindingen en inzichten, standpunten en methoden. Stimulans voor de discussie tussen psychotherapeuten. Forum voor alle serieuze stromingen binnen en opvattingen over de psychotherapie.<br />Auteur:<br />In het artikel wordt over de auteur niets vermeld.<br />Dr. Hans Bloks is klinisch psycholoog en psychotherapeut.<br />Hij is werkzaam als behandelverantwoordelijke van de klinische afdeling High Cure van het Centrum Eetstoornissen Ursula in Leidschendam, onderdeel van Rivierduinen, het grootste en meest gespecialiseerde centrum voor eetstoornissen in Nederland.Tevens is hij voorzitter van de Nederlandse Academie voor Eetstoornissen.<br />In de KATHO-catalogus zijn drie werken te vinden over deze auteur. Het eerste is het artikel dat hier wordt besproken. Verder is er nog een artikel over Meetinstrumenten bij Eetstoornissen en tot slot nog een boek (Eetstoornissen en overgewicht: herkenning, behandeling en beheersing) uit 2008. Dit boek werd/wordt uitgegeven door uitgeverij Nieuwezijds uit Amsterdam.<br />Op andere catalogi is niets te vinden.<br />Structuur:<br />Dit artikel is logisch opgebouwd volgens de voorschriften die gelden voor een wetenschappelijk artikel. Er komt veel vakjargon in voor maar de auteur slaagt er altijd in om dit duidelijk uit te leggen zodanig dat iemand zonder voorkennis mits een inspanning de ideeën die de auteur tracht te poneren kan volgen.<br />Inleiding, het psychologische persoonlijkheidsmodel, onderzoek naar temprament en karakter, methode, resultaten, discussie en literatuur<br />Referenties worden opgemaakt in de tekst zelf maar worden verduidelijk via een afsluitende literatuurlijst.<br />Wat me nog opvalt in de structuur van de tekst is dat de auteur de stappen uit de empirie volgt. Hij begint met een onderzoeksvraag, legt zijn steekproef vast, legt zijn methode uit en legt sec de resultaten voor. Daarnaast laat hij ruimte voor discussie. De auteur komt hiermee tegemoet aan het falsificatiebeginsel. <br />Bronnen mbt de tekst<br />Wonderlich, S.A., & Mitchell, J.E. (2001) The role of personality in the onset of eating disorders and treatment implications. Psychiatric Clinics Of North America, 24, 249-258.<br />Cloninger, C.R., Svrakic, D.M., & Przybeck, T.R. (1993). A psychobiological model of temperament and character. Archives of General Psychiatry, 50, 977-991.<br />Duijsens, I.J., Goekoop, J.G., Spinhoven, P., Eurelings-Bontekoe, E.H.M. (1997). De temperament en karakter vragenlijst, Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 52, 199-202.<br />Costa, P.T., & McCrae, R.R., (1985) The NEO personality inventory manual. Odessa, Florida: Psychological Assessement Resources.<br />Casper, R.C. (1990). Personality features of women with good outcome from restricting anorexia nervosa. Psychomatic Medicine, 52, 156-170<br />Brewerton, T.D., Hand, L.D., & Bishop Jr, E. R. (1993). The Tridimensional Personality Questionnaire in eating disorder patients. International Journal of Eating Disorders, 2, 213-218<br />Mulder, R.T., & Joyce, P.R. (1994). The relationship in Tridimensional Personality Questionnaire to mood and personality measures in depressed patients. Psychological Reports, 75, 1315-1325<br />Organisaties<br />Centrum Eetstoornissen Ursula: <br />Centrum Eetstoornissen Ursula is het grootste en meest gespecialiseerde centrum voor de behandeling van eetstoornissen in Nederland. Voorbeelden van eetstoornissen zijn Anorexia Nervosa, Boulimia Nervosa en Eetbuistoornis (‘Binge Eating Disorder’). Wij bieden poliklinische, deeltijd en klinische specialistische behandelingen aan mensen met een eetstoornis. Daarnaast vindt binnen Centrum Eetstoornissen Ursula wetenschappelijk onderzoek plaats. <br />Sinds 1992 is Centrum Eetstoornissen Ursula door het ministerie van VWS aangewezen als topreferent behandelcentrum. In 2008 zijn we officieel erkend als TOP GGz afdeling door de minister van VWS. Dit betekent dat cliënten met een zeer ernstige, gecompliceerde of moeilijk behandelbare eetstoornis in Leidschendam terecht kunnen. Naast deze landelijke functie, heeft Centrum Eetstoornissen Ursula ook nog een functie voor cliënten met een eetstoornis die in de regio wonen. Naast behandelingen verrichten wij in nauwe samenwerking met behandelaars en andere klinieken wetenschappelijk onderzoek. Dit om bestaande behandelmethoden te verbeteren en nieuwe behandelmethoden te ontwikkelen. <br />Rivierenduinen<br />Rivierduinen is een organisatie voor geestelijke gezondheidszorg, werkzaam in het noorden en midden van Zuid-Holland. <br />Iedereen heeft wel eens last van psychische klachten zoals stress, slapeloosheid of spanningen. Meestal komen mensen daar alleen of met steun van familie, vrienden of de huisarts wel uit. Soms lukt dat niet, dan is specialistische hulp nodig. Ook als het gaat om ernstige psychiatrische klachten zoals een depressie of een psychose kunt u goede zorg van de centra van Rivierduinen verwachten. <br />Organisatie <br />Onder het motto ‘beter binnen bereik’ biedt Rivierduinen geestelijke gezondheidszorg aan de inwoners van het noorden en midden van Zuid-Holland. We hebben zes regionale centra en een centrum voor de zorg aan kinderen en jeugd. Ook telt Rivierduinen vijf specialistische centra die veelal landelijk werkzaam zijn. Meer informatie over onze centra vindt u via www.rivierenduinen.nl<br />Een overzicht van onze activiteiten vindt u in ons Jaardocument 2009 en onze Jaarrekening 2009. <br />Geschiedenis <br />Rivierduinen is op 1 januari 2005 ontstaan door een fusie tussen de Rijngeest Groep en de Robert-Fleury Stichting. Beide organisaties werkten al enige jaren nauw samen, onder andere op het gebied van onderzoek, opleiding en facilitaire dienstverlening. De Robert-Fleury Stichting was onder de naam Hulp en Heil in 1948 werkzaam vanuit Leidschendam en maakte toen onderdeel uit van de stichting Open Ankh. Hulp en Heil onderging later een naamswijziging en het psychiatrisch ziekenhuis werd bekend als Schakenbos. Door een fusie met de Ursula Kliniek uit Wassenaar ontstond in 1989 de Robert-Fleury Stichting. Deze kreeg later locaties in Gouda (1995, 2000) en Zoetermeer (1998). De locatie in Gouda fuseerde in april 2004 met het RIAGG Midden-Holland tot GGZ Midden-Holland. De Rijngeest Groep ontstond op 1 januari 2000 door een fusie tussen psychiatrisch ziekenhuis Endegeest, RIBW Zuid-Holland Noord, RIAGG Zuid-Holland en het Centrum voor Psychiatrie Langeveld. Een aantal van deze organisaties was al meer dan honderd jaar actief op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg. Eind 19e eeuw ging in Oegstgeest de klinische psychiatrie van start in Kasteel Endegeest, terwijl in het begin van de vorige eeuw Sint Bavo en Sancta Maria te Noordwijkerhout en Noordwijk zijn opgericht. Sancta Maria en Sint Bavo fuseerden in 1991 tot algemeen psychiatrisch ziekenhuis Langeveld, met uitzonderingen van een aantal afdelingen die naar Rotterdam verhuisden. <br />Specialisten<br />Cloninger, Syrakic en Przybeck:<br />Ontwikkelaars van de TCI.<br />Eysenck:<br />Uitvinder van het model van Eysenck dat de (volgens het model) vier basisemoties weergeeft. Wordt ook wel eens “the big four” genoemd.<br />Costa & McCrae<br />Uitvinders van “the big five”, dit in tegenstelling tot Eysenck. De vijf zijn te vatten in het letterwoord OCEAN:<br />Openness, Conscientiousness, Extraversion, Agreeableness en Neuroticism<br />Westen en Harnden-Fischer: <br />Wezen al op het belang van persoonlijkheidsprofielen bij eetstoornispatienten<br />Cloninger: verdieping<br />Claude Robert Cloninger is psychiater en geneticus aan de universiteit van Washington, St.-Louis. Cloninger deed heel wat pionierswerk als het gaat over de biologische, psycho-sociale en spirituele kant van zowel psychische als somatische ziekten.<br />Daarnaast is hij een bekend researcher in vakgebieden als Genetica, Neurobiologie en de Ontwikkelingspsychologie.<br />Cloninger heeft tal van psychometrische testen ontwikkeld, zijn bekendste is de TPQ (Tridimensional Personality Questionnaire en de opvolger daarvan, de TCI (Temperament and Character Inventory).<br />Qua opleiding heeft Cloninger op veel vakgebieden zijn kennis ontwikkeld. Eerst studeerde hij aan de universiteit van Texas in Austin Filosofie, Culturele Antropologie en Psychologie. Daarna ging hij naar de universiteit van Washington waar hij Geneeskunde ging studeren., hij kreeg er een doctoraat aangeboden in het onderzoek naar preventieve medicijnen en publieke gezondheid. Hij bleef er voor de rest van zijn carrière en starte in 69 een onderzoeksprogramma in de Psychologie onder leiding van Samuel Guze.<br />Verklaren woordenlijst<br />Voor het opzoeken van algemeen moeilijke woorden werd beroep gedaan op de online woordenboek Van Dale, ter beschikking gesteld via KATHO. <br />Specifieke woorden (eigen aan de tekst) werden opgezocht via Wikipedia (www.wikipedia.be).<br />Predispositiemodel: <br />Dit model stelt dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken iemand vatbaar maken voor een eetstoornis. Na herstel van de eetstoornis zullen deze persoonlijkheidskenmerken dan ook nog steeds aanwezig zijn.<br />Littekenmodel: <br />Gaat ervan uit dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken door de eetstoornis, in het bijzonder door de gevolgen van uithongering, de dieetchaos of de stemming, worden versterkt. Deze kenmerken zullen na herstel geheel of gedeeltelijk aanwezig blijven.<br />Comorbide model: <br />Volgens dit model hebben eetstoornissen en persoonlijkheidskenmerken of persoonlijkheidsstoornissen geen causale relatie met elkaar maar worden ze veroorzaakt door een derde variabele die de kans op beide stoornissen verhoogt.<br />Empathisch: <br />Het zich inleven in de belevingswereld van anderen, het zich kunnen verplaatsen in de gevoelens of de gedachtegang van een ander<br />Ambiguïteit: <br />Dubbelzinnigheid, vatbaarheid om op twee manieren te worden verklaard<br />TCI: <br />Temperament and Character Inventory: Zelfrapportagevragenlijst bestaande uit 240 vragen waarop met juist of onjuist geantwoord kan worden. De TCI meet temperamentdimensies en karakterdimensies.<br />Anorexia nervosa van het restrictieve type:<br />Het restrictieve type staat voor de pure anorexia nervosa; hierbij is sprake van ernstige vermagering door vasten. Dit komt vaak voor in combinatie met verhoogde lichamelijke activiteit. Patiënten met anorexia zijn vaak zeer actief, sporten veel, doen stiekem veel buikspieroefeningen op de slaapkamer, spannen zittend op de stoel hun spieren aan, of houden hun voeten nét boven de grond. Ondanks hun lage gewicht zijn ze vaak heel actief. Vaak is dit onbegrijpelijk voor de buitenwereld.<br />Anorexia nervosa van het purgerende type:<br />Er is sprake van het vreetbuien/purgerende type tijdens de huidige episode van anorexia nervosa is betrokkene geregeld bezig met vreetbuien of purgerende maatregelen (dat wil zeggen zelfopgewekt braken of het misbruik van laxantia, diuretica of klysma's).<br />DSM-IV-criteria:<br />Het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (kortweg DSM) is een Amerikaans handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen dat in de meeste landen als standaard in de psychiatrische diagnostiek dient. De huidige versie (uit 2000) is een tekstrevisie van de vierde editie, aangeduid als DSM-IV-TR.<br />De DSM was noodzakelijk geworden, om een einde te maken aan de gigantische internationale spraakverwarring in de psychiatrische literatuur.<br />Symptomatologie: <br />Leer van de ziekteverschijnselen<br />Synthese<br />In de behandeling van patiënten met een ernstige eetstoornis kan door de aanwezigheid van bepaalde persoonlijkheidskenmerken de behandeling niet het correcte resultaat geven. Deze tekst handelt over de studie die gedaan is naar de relatie tussen vier temperamentdimensies (Prikkelzoekend, Leedvermijding, Sociaalgericht en Volharding) en drie karakterdimensies (Zelfsturing, Coöperatief en Zelftrancendent) enerzijds, en symptomen van eetstoornissen anderzijds.<br />Voor deze studie werden in het totaal 146 vrouwelijke patiënten met eetstoornissen vier keer ondervraagd. Eén keer aan de start van de behandeling, één keer na de behandeling, een derde keer na 1 jaar behandeling en een vierde keer na 2,5 jaar. Dit gaf de onderzoekers de mogelijkheid om na te gaan of er evolutie te zien was in de persoonlijkheid van de patiënten. Ze kregen een vragenlijst voorgeschoteld en daarna volgde een semigestructureerd interview waarin naar bovenstaande dimensies gepolst werd. Deze resultaten werden vergeleken met de resultaten van “gezonde vrouwen”.<br />De onderzoekers kwamen tot de constatatie dat patiënten met Anorexia Nervosa (AN) en Boulimia Nervosa (BN) bij het begin van de behandeling een hoge score hadden op Leedvermijding en een lage score op Zelfsturing. Deze bevindingen werden bevestigd door een onderzoek op de diagnostische groep, dus we kunnen aannemen dat dit bevinding geldt voor alle patiënten met een eetstoornis<br />Leedvermijding en Zelfsturing zijn twee kenmerken van depressiviteit en angstklachten.Het verband tussen depressiviteit en persoonlijkheidskenmerken is dus hoger dan het verband tussen eetsymptomen (craving, gewild braken, enz.) en persoonlijkheidskenmerken. Wat er tegelijkertijd voor zorgt dat patiënten met een hoge Zelfsturing een grotere kans hebben op herstel, ook dit geldt zowel voor patiënten met AN als BN.<br />De onderzoekers geven ook nog mee dat hulpverleners voorzichtig moeten zijn met patiënten met AN die een hoge score hebben op Coöperatief. Uit de studie bleek namelijk dat de kans groot is dat deze patiënten hervallen.<br />Algemene conclusie van de tekst is dat herstelprogramma’s zich niet alleen mogen toespitsen op het behandelen van de eetstoornis zelf maar dat men even veel aandacht moet hebben voor de behandeling van persoonlijkheidskenmerken als Zelfsturing en depressiviteit. Dit maakt de kans op herstel alleen maar groter.<br />Stap 3: Inhoud in lijsten en syntheses<br />Specialisten<br />Van De Universitaire Dienst Psychiatrie<br />Coördinator: Prof. dr. M. Vervaet<br />Uitgegeven boeken<br />Vervaet, M. (2002). De veilige hel: hoe anorexia en boulimia nervosa ontstaan en behandeld kunnen worden. Antwerpen: Houtekiet<br />Vervaet, M. (2002). Van eetlast naar eetlust. Eetproblemen van babyleeftijd tot volwassenheid. Leuven: Acco<br />Tijdschriftartikels<br />Vervaet, M. (2010). The functional neuroanatomy of mental pain in depression. Tijdschrift voor geneeskunde, 142, 2146-2150.<br />Vervaet, M. (2008). Gedwongen behandeling bij anorexia nervosa. Tijdschrift voor geneeskunde, 64 (24), 1259-1269.<br />Supervisor: Dr. K. Bernagie<br />Tijdschriftartikels<br />Bernagie, K. (2008) De plaats van selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's) in de behandeling van eetstoornissen. Tijdschrift voor geneeskunde, 18, 935-941<br />Bernagie, K. (2008) Efficacy of quetiapine for impulsivity and affective symptoms in borderline personality disorder, Journal of Clinical Psychopharmacologie, 147-155<br />Dienstdoende psychiaters in opleiding:Dr. T. Verdée, Dr. L. Budiharto<br />Psychologen Polikliniek: dr. G. Portzky, N. Arbyn, S. Van Autreve<br />Psychologen Hospitalisatie: K. Oosterlynck, N. Arbyn <br />Hoofdverpleegkundige: B. Thomas<br />Sociaal verpleegkundige: K. Gesquière<br />Van De Vereniging ANBN<br />Dr. Simons Annik (Universitair Centrum Middelheim)Ulens Ilse (voedingsdeskundige Alexianen Tienen)Lic. Ursula Van den Eede (Academisch Ziekenhuis Jette, VUB)Lic. An Vandeputte (vzw Eetexpert.be)Prof.Dr. Walter Vandereycken (Katholieke Universiteit Leuven)<br />Via Libis (catalogus KUL)<br />Uitgegeven boeken<br />Vandereycken, W., Noordenbos G.(2008) Handboek eetstoornissen. Utrecht: De Tijdstroom.<br />Vansteenkiste, M., Soenens, B., Vandereycken, W.(2004) Motivation to change in eating disorder patients : a conceptual clarification on the basis of self-determination theory. Leuven: KUL. Research center for motivation and time perspective.<br />Vandereycken, W. Beumont, P. (1998) Treating eating disorders : ethical, legal and personal issues. London: Athlone.<br />Dr. Johan Vanderlinden (Universitair Centrum Kortenberg)Lic. Van Vreckem Ellie (Universitair Centrum Kortenberg)<br />Organisaties<br />Centrum voor Eetstoornissen van het UZ te Gent<br />De Pintelaan 185 - K12F<br />9000 Gent<br />Gevonden via Google.<br />Vereniging AN-BNF. Schoevaersstraat 241910 Kampenhout<br />Gevonden via de folder van UZ Gent<br />www.anbn.be<br />eetexpert.be vzw<br />Bergestraat 60 te 3220 Holsbeek<br />Gevonden via www.anbn.be<br />Eetverbond<br />Fortlaan 68 9000 Gent<br />Gevonden via www.desocialekaart.be<br />Bronnen mbt de tekst<br />Wonderlich, S.A., & Mitchell, J.E. (2001) The role of personality in the onset of eating disorders and treatment implications. Psychiatric Clinics Of North America, 24, 249-258.<br />Cloninger, C.R., Svrakic, D.M., & Przybeck, T.R. (1993). A psychobiological model of temperament and character. Archives of General Psychiatry, 50, 977-991.<br />Duijsens, I.J., Goekoop, J.G., Spinhoven, P., Eurelings-Bontekoe, E.H.M. (1997). De temperament en karakter vragenlijst, Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 52, 199-202.<br />Costa, P.T., & McCrae, R.R., (1985) The NEO personality inventory manual. Odessa, Florida: Psychological Assessement Resources.<br />Casper, R.C. (1990). Personality features of women with good outcome from restricting anorexia nervosa. Psychomatic Medicine, 52, 156-170<br />Brewerton, T.D., Hand, L.D., & Bishop Jr, E. R. (1993). The Tridimensional Personality Questionnaire in eating disorder patients. International Journal of Eating Disorders, 2, 213-218<br />Mulder, R.T., & Joyce, P.R. (1994). The relationship in Tridimensional Personality Questionnaire to mood and personality measures in depressed patients. Psychological Reports, 75, 1315-1325<br />Stap 4: Beschikking krijgen en meer zoeken<br />Lijst van boeken<br />Bisschop Boele, D. (2005). Eetstoornissen. Amsterdam: Boom <br />Vanderlinden, J. (2005). Anorexia nervosa overwinnen in 13 stappen. Tielt: Lannoo <br />van Elburg, A.A. & Rijken, M.E. (2004). Jongeren met eetstoornissen: behandeling in een zorglijn. Assen: Van Gorcum <br />Dawson, D. (2003). Anorexia en boulemia bij jongeren Aartselaar: Deltas <br />Simon, Y. & Nef, F. (2003) Anorexia nervosa : hoe doorbreek ik de cirkel? Aartselaar: Deltas <br />Bronnen mbt “Internet Algemeen”<br />Pharmacology (1999). Relationships of plasma tryptophan availability to course of illness<br />and clinical features of alcoholism: a preliminary study. Rapport (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/1kmf9kn2n34c6fqt/fulltext.pdf<br />Archives of sexual behavior (1980). Sibling sex ratio and male homosexuality. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/kn07122705867t40/<br />European Archives of Psychiatry and Clinical Neuroscience (1992). Risk of suicide by psychiatric diagnosis in Stockholm County A longitudinal study of 80,970 psychiatric inpatients. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/p3122q7t362151qx/<br />American Journal of Community Psychology (1994). Analysis of clustered data in community psychology: With an example from a worksite smoking cessation project. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/k87p6311011pj356/<br />Journal of Molecular Medicine (1995). Genetic mapping of adrenergic receptor genes in humans. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/kx858l8734761w47/<br />Tijdschrift voor Psychotherapie (2005). Reactie op de discussie over de NVM-profielinterpretatie in het meinummer. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/y40mu7533543600g/<br />Bronnen mbt “Kranten, weekbladen, magazines”<br />Bouman, K.(2010, 30 oktober). Heeft mijn dochter een eetstoornis. Het Laatste Nieuws, p. 44<br />De Aguirre, P. (2010, 30 oktober). Gevangen in jezelf. De Morgen, p. 60<br />Vereecken, K. (2010, 16 oktober). Ik wil niet eenzaam sterven. De Standaard, p. 12<br />Beckers, L. (2010, 13 oktober). Anorexia stopt niet op dertig. De Morgen, p. 2<br />Sels, G. (2010, 8 oktober). Door dik en dun. De Standaard, p. 18<br />Noordenbos, G. (2007). Gids voor herstel van eetstoornissen. Utrecht: De Tijdstroom<br />Bronnen mbt “Vaktijdschriften wetenschappelijk”<br />Vandereycken, W. (2008). Het ontkennen en verhullen van eetstoornissen. Psychopraxis, 10, nr. 1, 23-26<br />Braet, C. (2007). De psychologische behandeling van kinderen met obesitas. Psychopraxis, 9, nr. 2, 54-59<br />Gekozen verzamelwerken<br />Cloninger<br />Pharmacology (1999). Relationships of plasma tryptophan availability to course of illness<br />and clinical features of alcoholism: a preliminary study. Rapport (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/1kmf9kn2n34c6fqt/fulltext.pdf<br />T. R. Przybeck<br />Archives of sexual behavior (1980). Sibling sex ratio and male homosexuality. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/kn07122705867t40/<br />European Archives of Psychiatry and Clinical Neuroscience (1992). Risk of suicide by psychiatric diagnosis in Stockholm County A longitudinal study of 80,970 psychiatric inpatients. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/p3122q7t362151qx/<br />Hedeker, D <br />American Journal of Community Psychology (1994). Analysis of clustered data in community psychology: With an example from a worksite smoking cessation project. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/k87p6311011pj356/<br />Berrettini, W.H<br />Journal of Molecular Medicine (1995). Genetic mapping of adrenergic receptor genes in humans. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/kx858l8734761w47/<br />Eurelings-Bontekoe, E.H.M<br />Tijdschrift voor Psychotherapie (2005). Reactie op de discussie over de NVM-profielinterpretatie in het meinummer. Abstract (PDF-document). Geraadpleegd op 11 maart 2011, op http://www.springerlink.com/content/y40mu7533543600g/<br />Gekozen eindwerken/bachelorproeven<br />Puype, A. (1999). Eetproblemen en primaire eetstoornissen bij jonge kinderen tot zes jaar : een beschrijvend onderzoek binnen een kinderpsychiatrische setting (Ongepubliceerd) Bachelorproef Toegepaste Psychologie, KATHO IPSOC Kortrijk <br />Böröcz, L. (2010). Orthorexia nervosa : een literatuurstudie naar de situering en beschrijving (Ongepubliceerd) Bachelorproef Toepaste Psychologie, Lessius Hogeschool Antwerpen <br />Calomme, K. (2010). Emotioneel eten onder de loep : onderzoek naar risicofactoren voor emotioneel eetgedrag in een normale populatie van 11- tot 17 jarige ASO-, TSO- en BSO-studenten (Ongepubliceerd) Bachelorproef Toegepaste Psychologie, Lessius Hogeschool Antwerpen <br />Derynck, H. (2010). Gezonde voeding : preventie eetstoornissen (Ongepubliceerd) Bachelorproef Leerkracht Secundair Onderwijs, KATHO RENO, Kortrijk <br />Janssens, N. (2010). // Narratieve therapie en eetstoornissen : eetstoornissen bekenen vanuit narratief perspectief en de behandeling ervan met narratieve therapie.// (Ongepubliceerd) Bachelorproef Toegepaste Psychologie, Lessius Hogeschool Antwerpen <br />Handboeken, verzamelwerken, monografieën<br />Opdracht Excel 1:<br />Soort bronnenAantalProcentBoeken3061,22%Tijdschriften714,29%Naslagwerk510,20%Websites612,24%Andere (folders….)12,04%Totaal49100,00%-86995105410220980-60960<br />Opdracht Excel 2<br />2167255146685<br />PeriodeAantalVoor 1995191995 - 199982000 - 2005102006 - 200832009020109Totaal49<br />Stap 5: Contextualiseren<br />Organasatie<br />Nieuw Eetverbond<br />Nieuw-Eetverbond is een samenwerkingsverband van zelfstandige voedingsdeskundigen-diëtisten, een psychologe-psychotherapeute en een kine-relaxatietherapeute. Ze zijn gevestigd in Gent.<br />Door kennis en ervaring met elkaar uit te wisselen en elkaar daar ook in aan te vullen, willen zij gericht en complementair een betere dienstverlening bieden aan mensen en gezinnen omtrent (gezonde) voeding, (di)ëten en ontsporingen rond eten van welke aard ook. De organisatie spitst zich toe op twee kerntaken: enerzijds begeleiding bij eetproblemen en voedings -en eetadvies anderszijds.<br />De vaste kern van Eetverbondmedewerkers laat zich bovendien bijstaan door een groeiend netwerk van hulpverleners, psychologen en psychotherapeuten, artsen en medische diensten, die onafhankelijk met Eetverbond samenwerken.<br />Wat volgt is een korte samenvatting van de twee kernactiviteiten van deze organisatie.<br />Ten eerste is er de tak begeleiding bij eetproblemen. De visie van deze organisatie bestaat er in dat:<br />de begeleiding cliëntgericht moet zijn. De fout die net te veel wordt gemaakt is dat het probleem gegeneraliseerd wordt. Een persoonlijke aanpak is dus noodzakelijk.<br />de begeleiding moet ambuant gebeuren. Dit wil zeggen dat het probleem (opnieuw) individueel in de natuurlijke omgeving van de cliënt dient te gebeuren, met zijn of haar ouders, partner, gezin enzovoort.<br />de begeleiding moet interdisciplinair en intergraal zijn. Zoals ze het zelf zeggen: “Naargelang de noden kunnen in de loop van de begeleiding de voedingscoach, kine-relaxatietherapeute of andere zorgverleners ingeschakeld worden om vanuit hun specifieke discipline het denken, doen en voelen van de getroffen persoon opnieuw samen te laten sporen richting heling en zelfontplooiing.”<br />Tot slot rest nog het voedings –en eetadvies. Wat typisch is voor hun aanpak is Ze vertekken opnieuw vanuit het persoonlijke en wagen zich niet aan strenge, nauwelijks haalbare diëten. Op die manier kunnen ze de haalbaarheid op langere termijn beter garanderen. <br />Hun doelgroep beperkt zich niet tot mensen met eetstoornissen. Iedereen die voedingsadvies wil (van diabetici over bejaarden tot veganisten) kunnen bij hen terecht.<br />Statistieken<br />Gevonden statistieken: zie bijlage<br />Opdracht 3 Excel Statistieken<br />Juridische context<br />FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID <br />2 JUNI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 17, § 1, 7°, en 17ter, A, 7°, en B, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen <br />ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 35, § 1, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 22 februari 1998, 24 december 1999, 10 augustus 2001, 22 augustus 2002, 5 augustus 2003, 22 december 2003, 9 juli 2004, 27 april 2005 en 27 december 2005, en § 2, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997, en bij de wet van 10 augustus 2001;Gelet op de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;Gelet op het voorstel van de Technische geneeskundige raad, gedaan tijdens zijn vergadering van 28 april 2009;Gelet op het advies van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 28 april 2009;Gelet op de beslissing van de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen van 22 juni 2009;Gelet op het advies van de Commissie voor Begrotingscontrole, gegeven op 22 juli 2009;Gelet op de beslissing van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering van 27 juli 2009;Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 oktober 2009;Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 19 november 2009;Gelet op advies 47.521/2 van de Raad van State, gegeven op 3 maart 2010;Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken,Hebben Wij besloten en besluiten Wij :Artikel 1. In artikel 17, § 1, 7°, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 1998 en 27 februari 2002, worden de volgende verstrekking en toepassingsregels ingevoegd na de verstrekking 455711-455722 :« 455895-455906Onderzoek uitgevoerd met radiologische absorptiometrie met dubbele energie (Dual Energy X-ray Absorptiometry : DXA) om de T-score te berekenen ter hoogte van de lumbale wervelkolom (L1-L4 of L2-L4) en van de heup (volledige zone of zone van de hals) . . . . . N 72Het onderzoek wordt vergoed bij volgende patiënten :1° groep 1 : vrouwen van meer dan 65 jaar met een familiale geschiedenis van osteoporose namelijk een heupfractuur bij familie van de eerste of tweede graad;2° groep 2 : ongeacht de leeftijd of het geslacht, indien één of meer van de volgende risicofactoren aanwezig zijn :a) niet oncologische low impact wervelfractuur;b) antecedent van een perifere low impact fractuur met exclusie van fractuur ter hoogte van vingers, tenen, schedel, gelaat of van de cervicale wervelzuil;c) patiënten met een voorgeschreven corticotherapie van meer dan drie maand opeenvolgend aan een equivalent van > 7.5 mg prednisolone/dag;d) oncologische patiënten onder anti-hormonale therapie of in menopauze als gevolg van de oncologische therapie;e) patiënten met minstens één van de volgende risico aandoeningen : 1° reumatoïde artritis;2° evolutieve niet behandelde hyperthyreoïdie;3° hyperprolactinemie;4° langdurig hypogonadisme (inbegrepen therapeutische orchidectomie of langdurige behandeling met een « gonadotrophine-releasing-hormone » (GnRH) analoog);5° renale hypercalciurie;6° primaire hyperparathyreoïdie;7° osteogenesis imperfecta;8° Ziekte/Syndroom van Cushing;9° <anorexia> <nervosa> met Body Mass Index < 19 kg/m2;10° vroegtijdige menopauze (< 45 jaar).Het onderzoek kan herhaald worden na vijf jaar volgens dezelfde toepassingsregels.De aanvragende arts deelt in alle gevallen de volgende klinische risicovariabelen mee aan de uitvoerende arts namelijk de exacte leeftijd, het geslacht, het gewicht, de lengte, al dan niet vroegere fracturen, heupfracturen bij verwanten tot de tweede graad, roken, gebruik van corticoïeden, reumatoïede arthritis, secundaire osteoporosis en het gebruik van meer dan 3 eenheden alcohol per dag.De uitvoerende arts is vergund door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en voldoet aan de regelgeving van het ARBIS (koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen).De DXA-resultaten worden uitgedrukt onder vorm van gestandaardiseerde BMD-waarden.De uitvoerende arts berekent op basis van de uitslag van de osteodensitometrie en van de klinische risicovariabelen meegedeeld door de aanvrager met behulp van het FRAX-algoritme een globaal fractuurrisico.Frax is een algoritme ontwikkeld door het Wereldgezondheidsorganisatie Collaborating Centre for Metabolic Bone Diseases, gelocaliseerd in de University of Sheffield Medical School die een 10 jarige probabiliteit op een fractuur berekent en uitdrukt in een percentage. » Art. 2. In artikel 17ter, A, 7°, van dezelfde bijlage, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 oktober 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 juli 1994 en 9 oktober 1998, worden de volgende verstrekking en toepassingsregels ingevoegd na de toepassingsregel die volgt op de verstrekking 466690-466701 :« 466616-466620Onderzoek uitgevoerd met radiologische absorptiometrie met dubbele energie (Dual Energy X-ray Absorptiometry : DXA) om de T-score te berekenen ter hoogte van de lumbale wervelkolom (L1-L4 of L2-L4) en van de heup (volledige zone of zone van de hals) . . . . . N 72Het onderzoek wordt vergoed bij volgende patiënten :1° groep 1 : vrouwen van meer dan 65 jaar met een familiale geschiedenis van osteoporose namelijk een heupfractuur bij familie van de eerste of tweede graad;2° groep 2 : ongeacht de leeftijd of geslacht; indien één of meer van de volgende risicofactoren aanwezig zijn :a) niet oncologische low impact wervelfractuur;b) antecedent van een perifere low impact fractuur met exclusie van fractuur ter hoogte van vingers, tenen, schedel, gelaat of van de cervicale wervelzuil;c) patiënten met een voorgeschreven corticotherapie van meer dan 3 maand opeenvolgend aan een equivalent van > 7.5 mg prednisolone/dag;d) oncologische patiënten onder anti-hormonale therapie of in menopauze als gevolg van de oncologische therapie;e) patiënten met minstens één van de volgende risico aandoeningen :1° reumatoïde artritis;2° evolutieve niet behandelde hyperthyreoïdie;3° hyperprolactinemie;4° langdurig hypogonadisme (inbegrepen therapeutische orchidectomie of langdurige behandeling met een « gonadotrophine-releasing-hormone » (GnRH) analoog);5° renale hypercalciurie;6° primaire hyperparathyreoïdie; <br />7° osteogenesis imperfecta;8° Ziekte/Syndroom van Cushing;9° <anorexia> <nervosa> met Body Mass Index < 19 kg/m2;10° vroegtijdige menopauze (< 45 jaar).Het onderzoek kan herhaald worden na vijf jaar volgens dezelfde toepassingsregels.De uitvoerende arts is vergund door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en voldoet aan de regelgeving van het ARBIS (koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen).De DXA-resultaten worden uitgedrukt onder vorm van gestandaardiseerde BMD-waarden.De uitvoerende arts berekent voor zijn/haar patiënt op basis van de uitslag van de osteodensitometrie en van de klinische risicovariabelen (namelijk de exacte leeftijd, het geslacht, het gewicht, de lengte, al dan niet vroegere fracturen, heupfracturen bij verwanten tot de tweede graad, roken, gebruik van corticoïeden, reumatoïede arthritis, secundaire osteoporosis en het gebruik van meer dan 3 eenheden alcohol per dag), met behulp van het FRAX-algoritme een globaal fractuurrisico.Frax is een algoritme ontwikkeld door het Wereldgezondheidsorganisatie Collaborating Centre for Metabolic Bone Diseases, gelocaliseerd in de University of Sheffield Medical School die een 10 jarige probabiliteit op een fractuur berekent en uitdrukt in een percentage. » Art. 3. Artikel 17ter, B, van dezelfde bijlage, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 oktober 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 juli 1994, 18 februari 1997, 31 augustus 1998, 9 oktober 1998, 30 mei 2001 en 27 maart 2003, wordt aangevuld als volgt : « r) 466616-466620, als ze wordt verricht door een geneesheer-specialist voor reumatologie of voor nucleaire geneeskunde. »Art. 4. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.Art. 5. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.Gegeven te Nice, 2 juni 2010.ALBERTVan Koningswege :De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie,Mevr. L. ONKELINX<br />Politieke context<br />EETEXPERT.BE vzw<br />EETEXPERT.BE vzw is een kenniscentrum van en voor al wie betrokken is in de zorg voor mensen met eet- en/of gewichtsproblemen.<br />DOELSTELLINGDe vereniging eetexpert.be stelt zich als doelstelling om de volksgezondheid te verbeteren op het vlak van eten en gewicht. Ze richt zich op problemen die verband houden met eten (niet eten, te weinig eten, verkeerd eten) en problemen met betrekking tot lichaamsgewicht (ondergewicht & overgewicht), alsook op alle ziekten en aandoeningen, sociale omgevingsfactoren, factoren inzake ontwikkeling en levensstijl die hiermee kunnen samenhangen. Ze is een kenniscentrum voor de overheid, hulpverleners, organisaties en personen die met deze problemen te maken hebben. Deze expertise is gericht op hulpverlening, vorming, onderzoek en preventie.<br />ACTIVITEITENTot de concrete activiteiten waarmee deze doeleinden van de VZW worden verwezenlijkt, behoren onder meer:<br />als een centrum binnen een expertisenetwerk functioneren <br />sensibiliseren met betrekking tot deze problematiek <br />professionaliseren van hulpverlening en preventie <br />vorming <br />ontwikkelen, ondersteunen en uitvoeren van research <br />uitwerken van werkmethodes en ondersteuningsmiddelen <br />ondersteuning bieden aan andere organisaties met terreinwerking, individuele zorgaanbieders, provincies, steden en gemeenten, en alle regionale en niet regionale samenwerkingsverbanden <br />publiceren <br />projecten leiden <br />networking <br />consulting <br />Daarnaast kan de VZW alle activiteiten ontplooien die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de verwezenlijking van voormelde ideële en niet-winstgevende doelstellingen, met inbegrip van bijkomstige commerciële en winstgevende activiteiten binnen de grenzen van wat wettelijk is toegelaten en waarvan de opbrengsten te allen tijde volledig zullen worden bestemd voor de verwezenlijking van de ideële niet-winstgevende doelstellingen.<br />Persoonlijk besluit<br />De zoektocht naar informatie was in het begin moeilijk. Uiteindelijk was deze manier van werken nieuw voor mij dus het duurde wel even vooraleer ik wist waar de klepel hing.<br />Dat zorgde en zorgt er vandaag nog altijd voor dat ik inspanninigen moet doen om de hoofdzaak van de bijzaak te zien in de massa informatie die over dit onderwerp te vinden is, dus dat is zeker nog een werkpunt.<br />Gaandeweg begin je te weten welke sites en zoekmachines je de beste informatie geven over het door jou gezochte onderwerp in het door jou gezochte medium dus voor de toekomst weet ik ook dat je op bv BSL héél veel full text uitvoeringen vindt van wetenschappelijke teksten waar je normaal gezien enkel het abstract van krijgt of voor moet betalen dus ik neem hier zeker zaken uit mee voor de toekomst.<br />Wat ik in mijn deel van de wiki nog niet voldoende heb onderzocht is het standpunt van de diverse betrokken overheden en overheidsdiensten. Langs de andere kant vind ik de wetenschappelijke kant van Eetstoornissen interessanter dus een gemis was dit niet.<br />