SlideShare a Scribd company logo
1 of 99
Download to read offline
Frederik Cazius BSc, B ICT
3-4-2013
Versie 1.0
ARCHITECTUUR EN
BELASTINGSAMENWERKING
Onderzoek naar (ICT) architectuur en
belastingsamenwerkingsverbanden
II
III
Architectuur en Belastingsamenwerking
Onderzoek naar (ICT) architectuur en belastingsamenwerkingsverbanden
IV
V
Architectuur bij belastingsamenwerkingsverbanden
Onderzoek naar de aanwezigheid van architectuur bij lokale overheden en de afstemming bij
belastingsamenwerkingsverbanden
Architecture within local tax collaborations
Researching the presence of architecture with local governments and the alignment with their tax
collaborations
Frederik Cazius BSc, B ICT 0855006
Versie: 1.0
Universiteit Leiden, Faculteit der Sociale Wetenschappen
Master: Comparative Public Management
Afstudeercommissie
1e
begeleider: Prof. Dr. F.M. van der Meer
2e
begeleider: Dr. C.F. van den Berg
Begeleider Berenschot: ir. H.G. Spanninga
VI
VII
VOORWOORD
oor u ligt mijn masterthesis die ik heb geschreven ter afsluiting van de master
opleiding Comparative Public Management aan de faculteit Sociale Wetenschappen
van de universiteit Leiden. Het was een zware, interessante, leuke en leerzame
periode. Hierin heb ik veel over mijzelf geleerd, mijn vakgebied en alle mensen met wie ik
intensief heb samengewerkt.
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken een aantal mensen te bedanken. Als eerste
mijn eerste lezer en directe begeleider van de universiteit: prof. dr. Frits van der Meer. Onze
sessies – thesis gerelateerd of niet – waren inspirerend, interessant en zeer leerzaam.
Daarnaast wil ik ook mijn tweede lezer dr. Caspar van den Berg bedanken voor het
introduceren bij Berenschot en voor de tijd en moeite die er in is gestopt om mijn thesis tot
een goed resultaat te brengen.
Daarnaast wil ik mijn begeleider van Berenschot bedanken, Harro Spanninga.
Ondanks zijn drukke baan wist hij altijd de juiste vragen te stellen en mij te stimuleren op een
dusdanig positieve manier. Tevens kon ik altijd van zijn kennis, netwerk en kunde gebruik
maken als dat nodig was. Daarnaast wil ik Hans Reterink en Erik van der Meij bedanken voor
het meedenken en helpen met de inhoudelijke onderdelen van het onderzoek. Tevens wil ik
Floris Bannink bedanken voor al zijn contacten bij diverse gemeenten, het
Hoogheemraadschap Rijnland en de BSGR zelf, zonder hem was het zoeken van de juiste
contactpersonen een bijna-onmogelijke opgave geweest. Daarnaast wil ik alle andere
collega’s van Berenschot bedanken – dat zijn er teveel om op te noemen – voor mijn leerzame
en zeker ook gezellige tijd.
Als laatste wil ik mijn ouders en mijn vriendin Renée bedanken voor het eindeloos
aanhoren van mijn verhalen over hoe zwaar het werkende leven is, wat mijn strubbelingen
waren in het onderzoeksveld en hoe interessant mijn onderzoek wel niet is.
Dan rest mij nu alleen u veel plezier te wensen met het lezen van mijn thesis.
V
Somewhere, something
incredible is waiting to
be known.
- Carl Sagan -
VIII
IX
SAMENVATTING
Het onderzoek dat voor u ligt heeft betrekking op de overdracht van belastingtaken en
-processen van gemeenten en waterschap naar het Belastingsamenwerkingsverband Gouwe-
Rijnland (BSGR). Vanuit een architectuurperspectief is gekeken naar de conversie van
informatie en bestanden naar de BSGR en de terugkoppeling van de informatie naar
gemeenten en het waterschap. De centrale onderzoeksvraag in deze thesis is: heeft de
‘aanwezigheid’ van architectuur invloed op de overdracht van belastingtaken en -processen?
De afgeleide hypothese hiervan is: “heeft een overheidsorganisatie met een hogere mate van
architectuur aanwezigheid een betere transitie van taken en processen”? Het onderzoek is
tweeledig opgezet. Het eerste deel betreft een kwantitatieve meting van architectuur
aanwezigheid van de deelnemende organisaties1
en een validerend interview. Het tweede zijn
interviews met betrokken mensen van alle deelnemende organisaties betreffende de transitie
van belastingtaken en –processen.
De kwantitatieve meting heeft plaats gevonden door middel van een gestructureerde
vragenlijst die ingevuld is door mensen op het gebied van informatiemanagement (vaak
afdeling informatie en automatisering, I&A). De vragenlijst is gebaseerd op het MAAM-
model (Multi-dimensional Assessment model for architecture Alignment and Maturity) (Van
der Raadt et al. 2005) en bevat zes variabelen. Communicatie, middelen, support, governance,
proces en scope. Deze variabelen zijn getoetst in een vragenlijst en hieruit blijkt dat
gemeenten en waterschap op een architectuur aanwezigheidsniveau zitten van established tot
committed. Dit houdt in dat er harmonisatie is op het gebied van IT en business. Architectuur
embedded is in de organisatie en de waarde van architectuur bekend is binnen de organisatie.
Uit de gehouden interviews blijkt dat dit volledig correct wordt weergegeven door de
vragenlijst. Op een paar variabelen na bij een paar gemeenten, lijkt hier sprake van maar bij
de meeste gemeenten vallen de scores hoger uit bij de vragenlijst dan het blijkt uit de
interviews. Maar in hoeverre correleert de aanwezigheid van architectuur met de overdracht
van belastingtaken en -processen? Door interviews met de betrokken overheidsinstellingen is
onderzocht welke factoren invloed hebben gehad op de overdracht van belastingtaken en -
processen naar de BSGR.
In de interviews met de medewerkers is gesproken over het aanloop traject naar de live
gang van 1 januari 2011 tot en met de conversie en de daarbij horende problemen. De meest
genoemde problemen zijn: de keuze voor het kadastrale bestand van de waterschap voor de
1
Leiden, Oegstgeest, Gouda, Zoeterwoude, Hoogheemraadschap Rijnland, Voorschoten-Wassenaar, Katwijk &
Bodegraven-Reeuwijk (de laatste twee zijn per 1 januari 2013 aangesloten bij de BSGR).
X
initiële conversie, de uitloop van de aanbesteding van de nieuwe Centric belastingapplicatie
en de daarmee geplande conversiedatum, het afwijken van het principe ‘schoon door de poort’
voor de meeste gemeenten, de complexiteit van de belastingbestanden en de BAG WOZ
voorziening, de terugkoppeling vanuit de BSGR over de conversie en uitval lijsten én de
beperkte functionaliteit van de Centric belastingapplicatie.
In hoeverre correleert de aanwezigheid van architectuur met de overdracht van
belasting taken en processen? Uit dit onderzoek blijkt dat de afwezigheid van
architectuurtools, architectuurplaten en overzichten bij de initiële start van de
gemeenschappelijke regeling (GR) parten hebben gespeeld bij de overdracht van
belastingtaken en -processen waardoor inzicht en overzicht bij gemeenten ontbrak welke
invloed het afstoten van de belastingtaken heeft voor de informatie organisatie. Dit komt terug
op het aspect middelen, scope en support. Naast het afstoten van taken en processen en de
bijbehorende is ook sprake van het ‘terug krijgen’ van informatie. Deze informatie is nodig
voor de bedrijfsvoering van de organisatie zelf, dit zijn aspecten onder de noemer proces,
governance en communicatie. Zoals de WOZ waarde en de uitvallijsten voor het bijwerken
van de BAG. Niet alleen de gemeenten hebben hier invloed op gehad maar ook het leveren
van de BSGR aan de gemeenten heeft invloed gehad hierop.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de aanwezigheid van architectuur in
de vorm van de beschreven zes variabelen in het model van Van der Raadt et al. (2005)
invloed hebben op de transitie van belastingtaken en –processen zoals hier onderzocht. In
hoeverre de aanwezigheid onder invloed staat van andere factoren is lastig te bepalen en dient
verder onderzocht te worden.
De rol van architectuur is nog beperkt bekend zo blijkt het binnen het publieke
domein. De opkomst van architectuur en architectuurprincipes is echter wel merkbaar. De
verwachtingen, implicaties en gevolgen van architectuur dienen in de publieke sector op de
verschillende architectuurniveaus erkend en uitgewerkt te worden. Vanwege het continue
veranderde domein van het openbaar bestuur houdt dit in dat architectuur continue verder
ontwikkeld en onderzocht dient te worden. Dit onderzoek probeert hier een bijdrage aan te
leveren.
XI
SUMMARY
This research tries to analyse the conversion of tax duties and tax processes within local
governments towards a public entity: a communal arrangement. From an architectural point of
view has the conversion of information and files been analysed as has the feedback to the
local governments that is required for the continuation of the primary processes. The central
research question posed in this thesis is: “does the presence of architecture influence the
conversion of tax duties and tax processes within local governmental agencies?” The derived
hypothesis is: “A local government agency with an higher architectural presence will have a
better conversion of tax duties and tax processes”.
The research has been done in two parts. The first part consists of the quantitative
measurement of architectural presence within the local governments via a questionnaire and is
validated through a semi-structured interview. The second part of the research involves a
series of qualitative interviews with working within the local governments.
The quantitative measurement has been done by a questionnaire that has been filled
out by people working within information management (usually information managers from
the IT department). The questionnaire is based upon the MAAM-model (Multi-dimensional
Assessment model for architecture Alignment and Maturity) (Van der Raadt et al. 2005) and
contains six variables: communication, resources, support, governance, process and scope.
The questionnaire measured the level of presence for each variable. This results represent an
amount of presence. The scores for the local governments were between established and
committed. This means that there is cohesion between the IT side of the business and business
side itself. Architecture is embedded within the organization and the value of architecture is
well known and understood. But when comparing these results with the results from the
qualitative interviews it showed a differences with almost all the variables. The question is,
how does the presence of architecture correlates with the conversion of tax duties and tax
processes?
Via qualitative interviews with the respondents I have looked for the effects of the
conversion of the tax duties and tax processes. From the decision to work together based on a
communal arrangement until the actual start-up of the BSGR on January 1st
2011. The most
mentioned problems are: the choice for the cadastral file from the water boards for the initial
conversion, the delay in the tender of the tax application that was going to be used for the tax
assessment from Centric and the planned conversion date. The principle “schoon door poort”,
which means the conversion files that are used need to be clean and not corrupted, was not
XII
maintained. The complexion of the electronic tax files and the BAG-WOZ2
provision, the data
feedback from the BSGR to the local governments and the limited functions of the Centric tax
assessment application.
In which way correlates the presence of architecture with the conversion of tax duties
and tax processes? This research shows that the absence of architectural tools, architectural
plates, and the lack certain information process overviews at the start of the communal
arrangement played parts with the conversion. Based the conversion there is also the part of
the data feedback for business usage. Such as the WOZ-values.
The conclusion that can be made from these findings is that the presence of
architecture, that is described by Van der Raadt et al. (2005) do have impact on the
conversion and transition of tax duties and tax processes from local governmental
organizations to a communal arrangement. How strongly the presence is influenced by other
factors is difficult to determine en needs to be further researched.
The role of architecture is limited within the public sphere. The emergence of
architecture and architectural principles is noticeable. The related expectations and
implications of architecture need to be further acknowledged and researched within the public
sector. And they need to be researched at different architectural levels and different levels
within the public sector. The continuous changing environment that characterizes the public
sector entails that usage of architecture within this sector needs to be continuously researched
and adapted if necessary. That is also what this study tries to show.
2
BAG stands for the system of registered addresses and buildings. WOZ stands for the law for valuation of real
estate.
XIII
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD..................................................................................................................................................VII
SAMENVATTING..............................................................................................................................................IX
SUMMARY .........................................................................................................................................................XI
LIJST VAN FIGUREN ................................................................................................................................... XVI
LIJST VAN TABELLEN ...............................................................................................................................XVII
1. INLEIDING ................................................................................................................................................. 1
1.1 AANLEIDING ONDERZOEK................................................................................................................... 1
1.2 RELEVANTIE........................................................................................................................................ 2
1.3 ONDERZOEKSPROBLEEM .................................................................................................................... 4
1.3.1 Probleemstelling & hypothese......................................................................................................... 4
1.4 LEESWIJZER ........................................................................................................................................ 5
2. THEORETISCH KADER .......................................................................................................................... 7
2.1 ARCHITECTUUR................................................................................................................................... 7
2.1.1 Zachman’s Architectural Framework ............................................................................................. 9
2.1.2 Enterprise architectuur ..................................................................................................................10
2.1.3 Referentie architecturen binnen de publieke sector .......................................................................11
2.1.4 The Open Group Architecture Framework (TOGAF)....................................................................13
2.2 ALIGNMENT........................................................................................................................................15
2.2.1 MIT90 Framework .........................................................................................................................15
2.2.2 Henderson & Venkatraman............................................................................................................17
2.2.3 Generiek informatiemanagement model.........................................................................................18
2.3 GEKOZEN THEORETISCH MODEL: ARCHITECTURE AND ALIGNMENT ................................................19
2.3.1 MAAM model .................................................................................................................................22
2.3.2 Waardering van scores...................................................................................................................24
2.3.3 Uitkomst resultaten ........................................................................................................................25
2.4 SAMENVATTING..................................................................................................................................26
3. CASUS BESCHRIJVING..........................................................................................................................27
3.1 INTRODUCTIE .....................................................................................................................................27
3.2 OPRICHTING BELASTINGSAMENWERKINGSVERBAND GOUWE-RIJNLAND (BSGR)........................28
3.2.1 Organogram BSGR ........................................................................................................................28
3.2.2 Missie en visie BSGR......................................................................................................................28
4. ONDERZOEK ONTWERP.......................................................................................................................29
4.1 VOORBEREIDING ................................................................................................................................29
4.2 TYPE ONDERZOEK & VALIDITEIT......................................................................................................30
XIV
4.2.1 Type onderzoek...............................................................................................................................30
4.2.2 Casusselectie..................................................................................................................................30
4.2.3 Validiteit.........................................................................................................................................31
4.3 OPERATIONALISERING VARIABELEN.................................................................................................32
4.4 WERKWIJZE .......................................................................................................................................33
4.4.1 Data verzameling ...........................................................................................................................33
4.5 DELIVERABLES...................................................................................................................................34
4.7 SAMENVATTING ONDERZOEKSMODEL, THEORIE EN CASUS .............................................................35
5. ANALYSE...................................................................................................................................................37
5.1 INLEIDING...........................................................................................................................................37
5.2 ANALYSE ARCHITECTUUR PER GEMEENTE .......................................................................................38
5.2.1 Gouda.............................................................................................................................................39
5.2.2 Oegstgeest ......................................................................................................................................40
5.2.3 Wassenaar-Voorschoten.................................................................................................................42
5.2.4 Bodegraven-Reeuwijk.....................................................................................................................44
5.2.5 Leiden.............................................................................................................................................46
5.2.6 Katwijk ...........................................................................................................................................47
5.3 CONCLUDERENDE OPMERKINGEN ARCHITECTUUR ..........................................................................49
5.4 ANALYSE TRANSITIE BELASTING TAKEN EN PROCESSEN..................................................................51
5.4.1 Inleiding .........................................................................................................................................51
5.4.2 De conversie van gegevens ............................................................................................................52
5.4.3 Terugkoppeling gegevens naar de gemeenten................................................................................56
5.5 CONCLUSIE TRANSITIE EN ARCHITECTUUR.......................................................................................58
5.5.1 Algemene opmerkingen ..................................................................................................................63
6. CONCLUSIE ..............................................................................................................................................64
6.1 ONDERZOEKSVRAAG EN HYPOTHESE................................................................................................64
6.2 AANBEVELINGEN................................................................................................................................69
6.3 BEPERKINGEN ONDERZOEK...............................................................................................................70
6.3.1 Onderzoek methode........................................................................................................................70
6.3.2 Statistische zekerheid .....................................................................................................................71
6.3.3 Theoretische dekking......................................................................................................................71
6.4 DELIVERABLES...................................................................................................................................71
6.5 VERVOLG ONDERZOEK ......................................................................................................................73
7. DISCUSSIE.................................................................................................................................................74
BIBLIOGRAFIE..................................................................................................................................................75
BEZOCHTE WEBSITES....................................................................................................................................80
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN...................................................................................................81
XV
BIJLAGEN ...........................................................................................................................................................82
XVI
LIJST VAN FIGUREN
Figuur 1: Overzicht verschillende lagen architectuur 10
Figuur 2: Hiërarchie van referentie architecturen binnen de publieke sector 11
Figuur 3: NORA-architectuurraamwerk 12
Figuur 4: Architectuur indeling volgens TOGAF 13
Figuur 5: TOGAF ADM (TOGAF 2009) 14
Figuur 6: MIT09's IT Framework 16
Figuur 7: Strategic Alignment Model 17
Figuur 8: Transformatie van SAM naar negenvlaksmodel 18
Figuur 9: De bedrijfskolom 18
Figuur 10: De informatie- en communicatie kolom 19
Figuur 11: De ‘IT’-kolom 19
Figuur 12: De zes onderling gerelateerde variabelen 22
Figuur 13: Lineair resultaat architectuur en overdracht 25
Figuur 14: Organogram BSGR 28
Figuur 15: Samenvatting onderzoek 35
Figuur 16: Versimpelde weergave informatie behoefte WOZ 52
XVII
LIJST VAN TABELLEN
Tabel 1: Zachman Architectural Framework (1987) 9
Tabel 2: if/then table depicting different architectural representations 10
Tabel 3: De drie vormen van architectuur zoals beschreven door TOGAF 14
Tabel 4: Samenvoeging theoretische modellen 21
Tabel 5: Overzicht waarden aanwezigheidsniveau 24
Tabel 6: Operationalisering van indicatoren 32
Tabel 7: Score per gemeente van de aanwezigheid van architectuur 37
Tabel 8: Score variabele communicatie per gemeente 58
Tabel 9: Score variabele governance per gemeente 59
Tabel 10: Score variabele support per gemeente 59
Tabel 11: Score variabele middelen per gemeente 60
Tabel 12: Score variabele process per gemeente 61
Tabel 13: Score variabele scope per gemeente 62
Tabel 14: Overzicht van factoren die invloed hebben gehad op de transitie van belastingtaken
en -processen 67
1
1. INLEIDING
1.1 Aanleiding onderzoek
eorganisaties in het openbaar bestuur zijn bijna vanzelfsprekend geworden.
Hervormingen lijken een integraal onderdeel te zijn van het functioneren van de
overheid (Van der Meer et al. 2011). Daarnaast is er de noodzaak van lokale
overheden om steeds effectiever en efficiënter te gaan werken door middel van samenwerken
en schaalvergroting alsmede de hulp van ICT om op een andere manier te werken. Dit
stimuleert de transformatie van het traditionele bureaucratische paradigma. Deze heeft de
nadruk op standaardisatie, organisatie indelingen op basis van afdelingen en kost-efficiëntie
op basis van operationalisering, naar het e-overheid paradigma, welke de nadruk legt op
gecoördineerd netwerk maken, externe samenwerkingen en klant diensten (Ho, 2002: 434). In
het huidige tijdperk zijn hervormingen meer en meer gericht op interoperabiliteit3
en
ketensamenwerkingen en wordt dit benaderd vanuit een e-overheid perspectief (Duivenboden
2004, Bekkers et al. 2005, Hjort-Madsen 2006, Oosterbaan 2012).
Vanuit mijn huidige master in de Bestuurskunde aan de universiteit Leiden ben ik met
adviesbureau Berenschot tot dit algemene onderzoeksonderwerp architectuur en
belastingsamenwerkingsverbanden gekomen4
.
Architectuur is bedoeld om informatie te integreren die is verspreid tussen
verschillende organisaties of in dit geval verschillende bij samenwerkingen (Oosterbaan,
2012: 27). Een klassieke definitie van een architectuur is dat het gezien wordt als de fundering
van het plan van informatie integratie (Rijsenbrij 2004). Tevens is het vanuit een
bestuurskundig oogpunt interessant om te onderzoeken hoe de “e-government” beweging
plaatsvindt en welke invloed het karakter van het openbaar bestuur heeft op
informatiearchitectuur, enterprise architectuur, IT-governance en andere
informatiemanagement aspecten.
Belastingsamenwerkingsverbanden zijn samenwerkingen tussen verschillende
overheidsorganisaties (gemeenten en waterschappen of alleen tussen gemeenten) op het
gebied van belastingen, WOZ (Wet waardering Onroerende Zaken) en de processen die
hiermee samenhangen. Nederland telt op dit moment 37 belastingsamenwerkingsverbanden.
Als antwoord op de wens van het kabinet om de administratieve lasten voor de burger
te verminderen en de perceptiekosten te verlagen worden op dit moment op tal van plaatsen in
3
Interoperabiliteit is samenwerking tussen autonome systemen, apparaten. Een mogelijke uitbreiding hiervan
kan zijn is ketensamenwerking.
4
Vanwege mijn eerdere bachelor studie bedrijfskundige informatica heb ik gekozen voor een multidisciplinair
onderzoeksobject.
R
2
Nederland samenwerkingsverbanden gecreëerd voor de uitvoering van de gemeentelijke en
waterschapsbelastingtaken. Vanuit het gedachtegoed dat het samenvoegen van taken de
slagkracht vergroot en taken daardoor efficiënter en effectiever uitgevoerd kunnen worden.
Dit proces steeds meer geautomatiseerd door technologische ontwikkelingen (denk hierbij
digitale koppeling met de belastingdienst, basisregistraties5
, objectdatabases6
met
verschillende WOZ waardes voor waterschappen en gemeenten).
Processen die de overheid uitvoert worden zijn steeds informatie intensiever en vragen
steeds meer van de overheid op het gebied van de informatie huishouding, inrichting en
verwerking. Dit maakt onderzoek naar e-overheid initiatieven en andere
informatiemanagement aspecten binnen het openbaar bestuur (zoals de ontwikkeling van
architectuur) zeer interessant en maatschappelijk relevant.
1.2 Relevantie
De relevantie van dit onderzoek is onder te verdelen in twee aspecten: wetenschappelijke en
maatschappelijke relevantie. Dit onderzoek probeert bij te dragen met empirische resultaten
aan het wetenschappelijk debat met betrekking tot architectuurvorming binnen de overheid. In
2009 gaf Bekkers al aan dat het lastige aspect van implementatie van e-overheid het gebrek
aan gedeelde standaarden, infrastructuren, en compatible infrastructuren tussen departementen
en lagere overheden is (2009: 60). Hierbij maakt Bekkers (2009) onderscheid gemaakt tussen
infrastructuur en architectuur. Hij stelt dat bij een IT-infrastructuur naar de fysieke
faciliteiten, diensten en alle door management ondersteunde computergestuurde diensten
binnen een organisatie of tussen een organisatie wordt bedoeld. Een architectuur is een
conceptueel framework waar de toekomstige IT-infrastructuur binnen de organisatie wordt
beschreven.
In het maatschappelijke debat betreffende enterprise architecture; het belang dat een
architectuur heeft en de hulp die het biedt bij de steeds meer geïntegreerde informatiestromen,
diensten en producten die de overheid kent en aanbiedt (Ebrahim & Irani, 2005). Maar
onderzoek naar architectuur draagt ook bij aan het IT-governance vraagstuk binnen de
publieke sector, de opkomst van de Chief Information Officer (CIO), en de veranderende
dienstverleningsmethode van de overheid (Klischewski, 2011). Maar naast wetenschappelijke
5
Een basisregistratie is een door de overheid officieel aangewezen registratie met daarin gegevens van
hoogwaardige kwaliteit, die door alle overheidsinstellingen verplicht en zonder nader onderzoek, worden
gebruikt bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken. Nederland kent 13 basisregistraties
6
Een object georiënteerde database is een database model waarin gewerkt wordt met objecten. Objecten zijn
verzamelingen van data (variabelen) en methoden.
3
relevantie die architectuur kent is er ook een maatschappelijke relevantie bij dit onderzoek.
De opkomst van e-overheid en verschillende typen (referentie) architecturen (NORA,
GEMMA, PETRA, WILMA & MARIJ7
) die de overheid ontwikkeld met open standaarden
(StUF8
) hebben invloed op het te onderzoek object. StUF is een universele berichtenstandaard
voor het elektronisch uitwisselen van gegevens tussen applicaties9
. Deze bovenstaande
aspecten zijn samen te vatten in een overzicht gemaakt door Lee et al. (2005). Waarin
onderscheid wordt gemaakt tussen: Government 2 Citizen (G2C), Government 2 Business
(G2B), Government 2 Government (G2G), Government internal efficiency and effectiveness
(IEE) en overarching infrastructure (2005: 101). Verschillende actoren, toepassingen en
technieken hebben dus invloed op het architectuur proces, de architectuur principes en de
uitvoering ervan.
7
Nederlandse Overheid Referentie Architectuur, GEMeentelijke ModelArchitectuur, Provinciale EnTerprise
Referentie Architectuur, Waterschaps Informatie- en Logisch Model Architectuur & Model Architectuur
Rijksdienst
8
Standaard Uitwisseling Formaat. Geschreven in XML
9
In het theoretisch kader zal hier dieper op in worden gegaan, alsmede het verschil tussen referentie
architecturen en universele architecturen.
4
1.3 Onderzoeksprobleem
Het onderzoeksprobleem wordt uiteen gezet in twee onderdelen: het managementprobleem en
het onderzoeksprobleem. Het management probleem wordt behandeld in hoofdstuk 6
conclusie en aanbevelingen. Dit probleem komt voort uit het bedrijfsprobleem: het probleem
wat de manager opgelost wil zien worden. Het bedrijfsprobleem is geënt op meer kennis en
inzicht (best practices) op het gebied van architectuur.
Het onderzoeksprobleem bestaat in essentie uit het formuleren van
onderzoeksdoelstellingen, onderzoeksvragen, het schrijven van een conceptueel model en het
formuleren van het beoogde gebruik van de onderzoeksuitkomsten (Groeland, 2009). Dit staat
in de volgende paragrafen beschreven.
1.3.1 Probleemstelling & hypothese
De probleemstelling wordt in tweeën uiteengezet, namelijk de doelstelling en de vraagstelling.
De doelstelling is al deels beschreven maar zal in dit kopje uitgebreider worden behandeld.
De onderzoeksdoelstelling is gericht op het verkrijgen van kennis en inzicht in architectuur en
belastingsamenwerkingsverbanden en de mogelijke samenhang tussen deze aspecten. Om de
onderzoeksdoelstelling te realiseren zal een eenduidige definitie worden opgesteld van
architectuur door een literatuur inzicht. Deze definitie zal de rode draad zijn in het onderzoek.
Tevens helpt deze definitie bij de afbakening van het te onderzoeken onderwerp en het
verkrijgen van resultaten en duidelijkheid over het onderwerp. Een
belastingsamenwerkingsverband zal tevens worden gedefinieerd omdat er verschillende typen
samenstellingen en verbanden bestaan. Dit alles is gericht op het verkrijgen van meer inzicht
in alignment van IT-aspecten (informatie, beheersing en IT-technische componenten)
wanneer onafhankelijke partijen samengaan in een belastingsamenwerkingsverband door
middel van architectuur.
De onderzoeksvraag die centraal staat in deze thesis is:
Zorgt een hogere mate van architectuur aanwezigheid bij de overheidsorganisatie voor
een makkelijkere overdracht van taken en processen naar het
belastingsamenwerkingsverband?
5
Er is gekozen voor de term ‘aanwezigheid’ omdat dit de mogelijkheid geeft om
volwassenheid en alignment in één model te toetsen (voor verdere uitleg zie paragraaf 2.3).
Dit zorgt er tevens voor dat de toepassing (volwassenheid) evenals het denk niveau van
architectuur (bewustzijn) wordt getoetst. De hypothese die geformuleerd is op basis van de
onderzoeksvraag:
Een overheidsorganisatie met een hogere mate van architectuur aanwezigheid zal een
hogere mate van afstemming van taken en processen hebben met het
belastingsamenwerkingsverband
Dit theoretische antwoord vormt een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Het
geeft de richting aan van het antwoord. Het vormt tevens het kader waar tegen de
onderzoeksresultaten gehouden worden en conclusies getrokken kunnen worden.
1.4 Leeswijzer
Deze thesis is opgebouwd uit de volgende onderdelen om gestructureerd het probleem te
onderzoek wat geschetst wordt in de volgende paragraaf beschreven.
Hoofdstuk 2. Het theoretisch kader bevat drie aspecten in deze thesis. Ten eerste architectuur
methodes en modellen, oorsprong en het gedachtegoed wat architectuur behelst. Ten tweede
alignment, het doel en nut hiervan en relevante modellen en auteurs. Ten derde bevat mijn
onderzoek een kwalitatief en kwantitatief model dat ik gebruik om data te verzamelen en te
structureren.
Hoofdstuk 3. De case study betreft achtergrond informatie over de te onderzoeken casus. In
dit hoofdstuk wordt achtergrond informatie verwerkt, huidige informatie en andere relevante
aspecten van de casus.
Hoofdstuk 4. Hier is het ontwerp van het onderzoek geschetst. De uiteenzetting van het
onderzoek probleem in een kennis- en managementprobleem. Wat voor type onderzoek en
welk conceptueel model hier aan vast zit. Evenals de werkwijze - literatuuranalyse, survey (op
basis van het ‘aanwezigheidsmodel) en kwalitatief interview – en de relevantie van dit
interview; wetenschappelijk en maatschappelijk.
6
Hoofdstuk 5. De data analyse vindt plaats op basis van de verzamelde gegevens uit de
kwantitatieve survey en het kwalitatieve interview. In dit hoofdstuk worden deze
geïnterpreteerd en verklaard.
Hoofdstuk 6. De conclusie zal de resultaten die in hoofdstuk 5 aan de orde zijn gekomen 5
samenvatten. Daarnaast zal een antwoord worden geven op de onderzoeksvraag en hiermee
wordt de hypothese bevestigd of gefalsificeerd (Popper 1963).
Hoofdstuk 7. Bij de discussie en aanbevelingen wordt in gegaan op het managementprobleem
en de deliverables. Welke lessen kunnen uit dit onderzoek gehaald worden en welke
mogelijkheden tot vervolg onderzoek zijn er. Evenals wordt in gegaan op zwakheden in het
onderzoek op het gebied van interne en externe validiteit.
7
2. THEORETISCH KADER
innen het vakgebied informatiemanagement is in de afgelopen jaren de opkomst
van afstemming tussen ICT en organisatie een steeds belangrijker onderdeel en
zelfs een vakgebied geworden. Dit wordt ook wel strategic business-ICT alignment
genoemd (Maes et al. 2006). In het theoretisch kader zal dieper in worden gegaan op
bovenstaande aspecten. De vragen die hierin beantwoord zullen worden zijn: wat is
architectuur (2.1), wat is alignment (2.2) en welke modellen en theorieën zijn er?10
De
modellen en theorieën zullen kort uiteen worden gezet met hun kernvariabelen. In paragraaf
2.3 worden de sterktes van het model weergegeven in tabel 5 en daarvandaan wordt de keuze
verder uitgelegd voor het gekozen theoretisch model, de eigenschappen van dat model en de
toelichting op het ontwerp van het onderzoek (hoofdstuk 4).
2.1 Architectuur
De eerste gedachte bij architectuur is waarschijnlijk niet informatiemanagement of iets in die
trant. De eerste parallel die werd getrokken van gebouwarchitectuur en informatiearchitectuur
is gedaan door Zachman (1987). Het nut voor architectuur komt bij Zachman voort uit de
toenemende complexiteit van de implementatie van informatiesystemen. Architectuur is nodig
om enige vorm van logische constructie voor het beschrijven en beheersen van de interfaces11
en integratie van alle componenten van een systeem (Zachman, 1987: 276). Architectuur dient
als blauwdruk om een gewenst niveau van integratie van informatie of informatiesystemen in
of tussen organisaties te bevorderen (Homburg 1999). Een klassieke definitie van een
architectuur is dat het gezien wordt als de fundering van het plan van informatie integratie.
Nu wordt duidelijk dat de definities van architectuur en de type architecturen die
onderscheiden kunnen worden uiteen lopen. Architectuur en infrastructuur worden door
elkaar gebruikt want een eenduidige definitie van architectuur is niet beschikbaar. Hieronder
volgt een aantal definities van een architectuur:
“An information architecture is a high-level map of the information requirements of an
organization. It is a personnel-, organization- and technology-independent profile of the major
information categories used within an enterprise. The profile shows how the information
categories relate to business processes and how the information categories must be
10
Uiteraard is het niet mogelijk om alle theorieën en modellen te beschrijven dus is gekozen voor een aantal
modellen die m.i. vanuit theorie en praktijk de betekenis schetsen en inzicht geven voor dit onderzoek.
11
Koppeling
B
8
interconnected to facilitate support for decision makers” (Brancheau & Wetherbe, 1986, p.
453)
“[d]igitale architectuur is ‘een coherente, consistente verzameling principes, verbijzonderd
naar uitgangspunten, regels, richtlijnen en standaarden die beschrijft hoe een onderneming, de
informatievoorziening, de applicaties en de infrastructuur zijn vormgegeven en zich voordoen
in het gebruik (Rijsenbrij, 2004: 6)
“The fundamental organization of a system embodied in its components, their relationships to
each other and to the environment and the principles guiding its design and evolution.” (IEEE
– 1471-2000)
“The formal description of the system, or a detailed plan of the system at component level to
guide its implementation. The structure of components, their interrelationships, and the
principles and guidelines governing their design and evolution over time.” (TOGAF, 2004)
Wat duidelijk wordt aan de hand van deze begrippen is dat een eenduidige definitie
niet bestaat. Voor het onderzoek is het belangrijk om eenduidigheid te scheppen over het te
onderzoeken fenomeen: architectuur. Op de volgende pagina’s zijn diverse modellen en
auteurs beschreven die meer inzicht zullen geven over bestaande definities en type
architecturen die bestaan. Dit zal bijdragen aan de beeldvorming en het onderzoek.
9
2.1.1 Zachman’s Architectural Framework
In 1987 bedacht Zachman, vanwege het toenemende belang van informatiesystemen en hun
complexiteit, het nut van architectuur. Bij de bouw van informatiesystemen heeft Zachman de
rollen bedacht die van toepassing zijn hierbij: planner, opdrachtgever, ontwerper, aannemer,
uitvoerder en gebruiker (Winterink & Truijens, 2002). Het framework van Zachman wordt
gevormd in een matrix waarin verschillende elementen (tabel 1) die bestaan in een organisatie
naar de verschillende rollen wordt vertaald:
Vanuit elke
omgeving
kunnen de rollen
anders worden
ingevuld,
namelijk welke
daar van
toepassing is.
Het framework wat Zachman bedacht heeft wordt een Enterprise Architectuur (EA)
genoemd. Volgens Lankhorst et al. (2009) bevat een Enterprise Architectuur de essentie van
de ‘business’, IT en haar evolutie. Deze essentie zou stabieler zijn dan specifieke oplossingen
die zijn gevonden voor actuele problemen. Zij gaan verder hierin waarbij zij achten dat de
architect de relatie van de gebruiker en de systemen die hij gebruikt te snappen en de essentie
hiervan vast te leggen. Zachman geeft mogelijkheden weer welke rollen op welke manier
geïntereperteerd worden naar een type architectuur (zie tabel 2).
Rol/functie Visie op architectuur
Programmer Structure chart
Database administrator Data design
Analyst Data flow diagram
Planner Some combination of entity/relationships
diagram/functional flow diagram
Communications manager Business logistics infrastructure and/or the
Tabel 1: Zachman Architectural Framework (1987)
10
distributed systems architecture
Operations manager The system architecture
Network administrator The network architecture
Program support representative Detailed data and program descriptions
Computer designer Machine language
President Entity classes, process classes and or/map
Tabel 2: if/then table depicting different architectural representations
Het interessante van het artikel van Zachman is de notie die hij maakt aan het einde
van zijn artikel: “What is information systems architecture? There is not an information
systems architecture, but a set a them!” Dit typeert het container begrip wat architectuur
behelst.
2.1.2 Enterprise architectuur
Een effectieve enterprise architectuur biedt een holistische kijk op de organisatie en geeft
inzicht bij het afstemmen van eisen die aan onderdelen worden gesteld om de
organisatiestrategie en operationele uitvoering optimaal te kunnen ondersteunen (Lankhorst et
al. 2009). Ross et al. (2006) beschouwen ‘enterprise architectuur’ als logica voor
bedrijfsprocessen en IT capaciteiten op hoog niveau. Bij een verdere onderverdeling van
architectuur worden de volgende vier niveaus gehanteerd: business proces architectuur, data
of informatiearchitectuur, applicatie architectuur en technische architectuur (Ross, et al.
2006). Figuur 1 geeft schematisch weer welke lagen te onderscheiden kunnen zijn binnen het
concept architectuur (Lekkerkerk, 2011: 35/36)
Enterprise Architectuur (Ross et al. 2006)
Business Architectuur
Informatiearchitectuur Data architectuur
Applicatie architectuur
Technische architectuur
Enteprise
architectuur
(Lankhorst et al
2009, TOGAF,
2009)
Figuur 1: Overzicht verschillende lagen architectuur
11
2.1.3 Referentie architecturen binnen de publieke sector
Eerder genoemd kwamen al een aantal architecturen (typen en soorten) voorbij. In 2002 is
in een door Binnenlandse Zaken (BZK) geïnitieerd onderzoek geconstateerd dat een
gecoördineerde samenwerking tussen de diverse organisatieonderdelen noodzakelijk is en dat
daarbij het gebruik van architectuur denken niet los te koppelen is. Sinds het rapport van Dool
et al. (2002) zijn verschillende referentiearchitecturen ontwikkeld. Op dit moment zijn er
verschillende referentiearchitecturen en standaarden die voor gemeenten relevant zijn. Deze
architectuur en standaarden hebben verschillende scopen: van Europees tot gemeentelijk, van
strategisch tot operationeel en van organisatorisch tot technisch niveau. De ene keer zijn ze
gericht op een sector of aspectgebied een andere keer zijn ze gericht op één specifieke
bestuurslaag. De huidige referentiearchitecturen die onderkend worden in Nederland zijn:
 Europa: European Interoperability Framework for European Services: EIF (EIF, 2010)
 Landelijk: Nederlandse Overheid Referentie Architectuur: NORA (E-overheid, 2011)
 Rijksoverheid: Model Architectuur Rijk: MARIJ
 Provincies: Provinciale Referentie Architectuur: PETRA
 Gemeenten: Gemeentelijke Model Architectuur: GEMMA
 Waterschappen: Waterschap Informatie & Logisch Model Architectuur: WILMA
 Referentiearchitecturen op sectoraal niveau met raakvlakken aan de GEMMA zijn
onder andere:
o Ketenarchitectuur Werk en Inkomen, KARWEI
o Referentie Onderwijs Sector Architectuur, ROSA
o Architectuurvisie Stroomlijning Indicatieprocessen, STIP
o Architectuur voor de
Regionale Uitvoeringsdiensten (RUDI)
(in ontwikkeling)
De hiërarchie van de architectuurlagen
in de publieke sector kunnen over
worden gelegd zoals Matroesjka
poppen (figuur 2).
Figuur 2: Hiërarchie van referentie architecturen binnen de publieke sector
12
Een referentiearchitectuur op een aspectgebied is bijvoorbeeld de eXtensible Business
Reporting Language (XBRL)12
. De voor de overheid relevante Open Standaarden zijn
vastgesteld door het College Standaardisatie. Voorbeelden van open standaarden zijn het
Standaard Uitwisselings Formaat (StUF), het Open Document Format (ODF) en de web
richtlijnen voor overheidswebsites (Forum-Standaardisatie, 2011). Hieronder de indeling van
de NORA. Deze is deels gebaseerd op de TOGAF13
(2009), wat in hoofdstuk 2.1.4 besproken
wordt. Het raamwerk kent drie architectuurlagen, te weten:
 De bedrijfsarchitectuur
 De informatiearchitectuur
 De technische architectuur
En het onderscheidt drie kolommen:
 Wie neemt actie: organisaties, informatieverwerkers (personen en applicaties) en
machines/computers
 Wat wordt geleverd: diensten, berichten, gegevens
 Hoe gebeurt dit: processen, communicatie, integratie en netwerk
12
XBRL is een wereldstandaard voor digitaal rapporteren. Het brengt de publicatie, uitwisseling en verwerking
van bedrijfsrapportages binnen de dynamische en interactieve wereld van het Internet (Nederlands Taxonomie
Project, 2008).
13
De afkorting TOGAF staat voor: The Open Group Architecture Framework
Figuur 3: NORA-architectuurraamwerk
13
Daarnaast zijn er nog twee generieke dimensies: beveiliging en beheer. Deze
dimensies vallen over alle drie de architectuurlagen heen (Min. BZK 2010).
2.1.4 The Open Group Architecture Framework (TOGAF)
TOGAF is een open standaard die zich richt op enterprise architectuur ontwikkelingen binnen
organisaties. In 1995 voor het eerst ontwikkelt, en tegenwoordig één van de meest bekende en
besproken architectuur frameworks. De inrichting van de Nederlandse Overheid Referentie
Architectuur (NORA) is deels gebaseerd op TOGAF: bedrijfsarchitectuur,
informatiearchitectuur en technische architectuur (zie figuur 4). TOGAF kent een eigenlijke
architectuurtaal welke universeel is: ArchiMate. Dit is een open en onafhankelijke taal die
gebruikt wordt de beschrijvingen van enterprise architecturen gebaseerd op IEEE 1471
standaard (Van der Raadt, 2001: 74).
Figuur 4: Architectuur indeling volgens TOGAF (2009)
De drie typen architectuur die erkend worden door TOGAF (2009) zijn:
Bedrijfsarchitectuur, de informatiearchitectuur en de technologische architectuur. Hierbij kan
14
de informatiearchitectuur nog uit een worden gezet in een data en applicatie architectuur. In
tabel 3 zijn de drie architectuur typen kort beschreven.
Tabel 3: De drie vormen van architectuur zoals beschreven door TOGAF
TOGAF onderkent drie soorten architecturen: de strategische-, de segment- en de
capability architectuur. TOGAF bevat ook een methodologie om een architectuur te maken:
de Architecture Design Method (ADM). Dit is een
methode om de architectuur te ontwikkelen.
Daarnaast bevat het een beschrijving van
elementen die nodig zijn in een architectuur.
Nadelen van deze oplossing die TOGAF noemt
zijn:
1) De relatie tussen de verschillende soorten
architecturen is niet per definitie geborgd;
2) Voordat de architectuurproducten
toepasbaar zijn, moeten eerst de strategic-,
segment- en capability architecturen
worden ontwikkeld. Dit kan vertragend werken;
3) Het kan moeilijk worden om overzicht te houden over verschillende
ontwerpactiviteiten die tegelijkertijd plaatsvinden.
Architectuurtype Omschrijving
Bedrijfsarchitectuur De bedrijfsstrategie, sturing, organisatie en
kern processen
Informatiearchitectuur De indeling van de logische en fysieke data
onderdelen van de organisatie en data
management middelen
Technologie Architectuur De hard- en software capaciteiten die nodig
zijn om de ondersteuning te bieden aan de
uitrol van de business. Het gaat hier om IT-
infrastructuur, middleware, netwerken en
communicatie, netwerk en proces
standaarden.
Figuur 5: TOGAF ADM (TOGAF 2009)
15
2.2 Alignment
Als over alignment wordt gesproken in de organisatie context dient bij het begin begonnen te
worden. In het theoretisch kader wordt ingegaan op een aantal modellen en auteurs die
invloedrijk zijn op het gebied van alignment. In de twintigste eeuw werd duidelijk dat IT/ICT
een steeds belangrijke rol kreeg en dat de evolutie vanuit de traditionele opvatting dat ‘IT
alleen dient ter ondersteuning van de administratieve functies’ binnen een organisatie
veranderde naar een opvatting dat IT een rol krijgt binnen het strategische aspect van de
organisatie (Henderson & Venkatraman, 1999: 472). Strategisch alignment richt zich op de
activiteiten die het management onderneemt om gezamenlijke doelstellingen te bereiken.
Deze gezamenlijke doelstellingen zijn gericht om doelen op het vlak IT en andere functionele
organisatie onderdelen te bereiken. We kunnen dus stellen dat alignment zich richt op hoe IT
in harmonie met bedrijfsvoering is en hoe bedrijfsvoering in harmonie kan zijn met IT
(Luftman, 2000: 2). Het is geen eenzijdig proces waarbij IT aan dient te sluiten bij de business
(Van der Raadt et al. 2005: 361).
Hoewel veel verschillende definities bestaan op het gebied van alignment, is een
duidelijke consensus te herkennen: IT activiteiten dienen de volledige reeks aan
bedrijfsactiviteiten (Van der Raadt et al. 2005: 359). Hoewel alignment een veel besproken
onderwerp is bij informatie managers en business managers volgt hieronder een overzicht van
een aantal invloedrijke auteurs en hun modellen, en de invloed die zij hebben op alignment
evenals mijn onderzoek.
2.2.1 MIT90 Framework
In de jaren ’90 is een onderzoeksprogramma gestart dat heet Management In The 1990’s
(MIT90, zie figuur 6), dit is gemaakt in 1984 om onderzoek te doen naar de invloed van
informatie technologie op allerlei organisaties (Scott Morton, 1990). Daarnaast is het model
ontwikkeld om te onderzoeken of organisaties kunnen overleven en bloeien (prosper) in een
competitieve omgeving (van de jaren ’90 en verder) en te kijken of managers geholpen
kunnen worden met het begrijpen van de invloed die IT investeringen hebben op
bedrijfsstrategieën en missies, organisatiestructuren en bestaande processen. Het model heeft
betrekking op vijf variabelen (lees: forces, zie figuur 6): structuur, strategie, management
processen, technologie en individuen & rollen.
16
Figuur 6: MIT09's IT Framework
Technologie: Scott Morton wijst er op dat verbetering op IT-gebied verminderen het ‘tijd-
afstand’-aspect, hogere mate van verbondenheid (interconnectedness), beter organisatie
geheugen en betere vastlegging van organisatie regels.
Individuals & Roles: Betrokken met de mensen in de organisatie, de taken die zij uitvoeren,
de opleiding en trainingen die zij hebben gehad om hun taak uit te voeren. Informatie
technologie heeft hier invloed op.
Structure: Welke onderdelen kent een organisatie en hoe zijn deze delen onderling
verbonden? De organisatie structuur wordt aangepast en zal de IT investeringen en invloeden
weergeven en haar nieuwe vorm.
Management process: de gestandaardiseerde processen en activiteiten binnen de organisatie
waardoor de organisatie haar taken kan uitvoeren zullen reflecteren in de uitvoering van de
technologie.
Strategy: Beleidsvorming en uitvoering kennen invloeden vanuit de technologie. Vanuit de
competitie gedachte zullen concurrerende organisaties ook vanuit dit perspectief beleid
schrijven en hierdoor is innovatie een belangrijke factor binnen de IT.
Het model van Morton (1991) richt zich alleen op de interne aspecten van informatie
technologie. Externe invloeden zijn niet meegenomen in de alignment kwestie. Management
wordt geacht om de organisatie door deze krachten (forces) heen te leiden. Het framework
17
stelt voor dat organisatiestrategieën, -structuren, managementprocessen, individuele rollen en
vaardigheden en IT consequent met elkaar moeten zijn.
2.2.2 Henderson & Venkatraman
Het model wat Henderson & Venkatraman (1989) ontwikkelde wordt het Strategic Alignment
Model (SAM, figuur 7) genoemd. De potentie van IT om beide te ondersteunen en zo te
helpen bij bedrijfsvoering wordt onderkend in dit model (Chan & Reich, 2007, p. 303).
Figuur 7: Strategic Alignment Model
Het Henderson & Venkatraman model (1989) is opgedeeld in vier vlakken die
onderling verbonden zijn met elkaar. De eerste stap richt zich op het verbinden van het interne
en externe domein van IT. Het tweede aspect van alignment is het verbinden van
bedrijfsvoering (lees: business) en de IT. Dit wordt ook wel functionele integratie genoemd.
De integratie hiervan werd al eerder gekenmerkt door wetenschappers als een belangrijk
aspect van de organisatie: het linken van de bedrijfsstrategie met de IT-strategie. Het derde
aspect van strategische afstemming tussen IT en bedrijfsvoering is dat management effectief
IT besluiten moeten nemen in alle vier de beschreven domeinen. Het doel van dit model is om
een methode te bepalen om IT af te stemmen op bedrijfsdoelen om mogelijk waarde te
creëren uit IT investeringen (Truijens, 2000: 4). Het model van Henderson & Venkatraman
(1989) is misschien wel het meest geciteerde model betreffende alignment. Het belangrijke
18
van het SAM model is het onderscheid van een bivariate fit (tussen twee domeinen) en een
cross-domain alignment (koppelen van elke drie domeinen). Evenals een onderscheid tussen
het interne (IT infrastructuur en processen) en externe (IT strategie) perspectief. Het model
ziet IT en business niet als losse entiteiten maar verdeelt deze volgens de focus, intern of
extern.
2.2.3 Generiek informatiemanagement model
Het ontwikkelde informatiemanagement model van Maes et al. (1997) voorziet in drie
kolommen. Waarbij Henderson & Venkatraman (1989) twee kolommen voorzagen (business
& information technology) geven Maes et al. (1997) een toevoeging aan door de zaken van
informatie & communicatie evenals structuur toe te voegen aan het bestaande stuk van
strategie (extern) en uitvoering (intern). Hiermee vindt de volgende transformatie plaats:
Figuur 8: Transformatie van SAM naar negenvlaksmodel
Als de drie kolommen nader worden bekeken kunnen zij onderverdeeld worden in drie
assen. De eerste kolom is de bedrijfskolom, deze richt zich op het bedrijfsmatige aspect van
de informatiemanagement pragmatiek. In welke mate is de organisatie uitvoerend dan wel
dienstverlenend (in het geval van een gemeente:
strategie). Welke eisen worden gesteld aan de
infrastructuur bij een fusie en welke eisen legt de
infrastructuur aan de fusie (zoals
belastingsamenwerking, structuur)? Welke processen
zijn vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week
bezig (uitvoering). Dit zijn vragen die belang hebben
bij het bedrijfsgedeelte van het negenvlak model
(Abcouwer et al., 1997: 6-7).
Figuur 9: De bedrijfskolom
19
De middelste kolom richt zich op de informatie
en communicatie. Afgeleid kan hier gesproken worden
over kennisoverdracht en –management. Vragen die hier
gesteld worden zijn hoe de organisatie haar
informatiebeleid vormt (strategie), welke formele en
feitelijke informatie- en communicatiepatronen de
organisatie kent (structuur) en hoe deze processen plaats
vinden (uitvoering) (Abcouwer et al., 1997: 7-8).
De laatste kolom van het negenvlaksmodel richt zich op informatie technologie. Langs
deze as zijn centrale concepten informatie- en
communicatie- technologie, applicaties, data, ontwerp
en implementatie, beheer van de informatie-
voorziening, en dergelijke geplaatst. De vragen die in
deze kolom worden gesteld zijn: hoe ziet het
technologiebeleid eruit (strategie)? Voorziet de
architectuur van de informatievoorziening in een grote
spreidingsgraad van de technische faciliteiten
(structuur) en welke voorzieningen zijn nodig vanuit het informatiemanagement perspectief
om de spreidingsgraad te realiseren (uitvoering) (Abcouwer et al. 1997: 8-9)?
2.3 Gekozen theoretisch model: architecture and alignment
Op basis van bestaande definities, modellen en literatuur heb ik het onderstaande model
gekozen om te toetsen of de aanwezigheid van de architectuur en alignment binnen de
overheidsorganisatie daadwerkelijk bijdraagt aan een betere overstap van taken van de
overheidsinstelling naar een belastingsamenwerkingsverband. Het model van Van der Raadt
et al. (2005) dekt de verschillende ladingen die zijn besproken in de verscheidene modellen
(zie tabel 4): De verschillende eigenschappen en sterktes van de theoretische modellen
worden gedekt door het MAAM-model. Dit model wordt in het komende hoofdstuk verder
uitgewerkt.
Figuur 10: De informatie- en communicatiekolom
Figuur 11: De ‘IT’-kolom
20
Model Onderdeel Eigenschappen/variabelen
Zachman’s Framework
(Zachman 1987)
architectuur Verschillende rollen (Wie, wat, waar,
wanneer, waarom, hoe?)
Enterprise Architectuur
(Ross 2006)
architectuur Verschillende type architecturen
(samenhang mens, proces en technologie)
NORA/GEMMA
(min. BZK)
architectuur Interne architectuur (Referentie
architectuur, openstandaard,
functionele/technische integratie)
TOGAF
The Open Group
architectuur Inrichting drie lagen architectuur, eigen taal
(Architectuur domeinen, architectuur scope)
MIT90 Framework
(Scott Morton 1990)
Alignment Afstelling interne organisatie (interne
krachten, centraal management)
Strategic Alignment Model (SAM)
(Henderson & Venkatraman 1991)
Alignment Combinatie interne en externe organisatie
(bedrijfsstrategie, organisatie infrastructuur
en processen, IT strategie,
informatiesystemen infrastructuur en
processen)
21
9-vlaksmodel (generieke informatiemanagement model)
(Abcouwer et al. 1997)
Alignment Toevoeging van communicatie en
informatie aan interne en externe
organisatie.
6-bollen model (Multi-dimensional Assessment model for
architecture Alignment and architecture Maturity: MAAM)
(Van der Raadt et al. 2005)
Architectuur & Alignment 1. Architecture development process
2. Architecture governance
3. Organizational support for architecture
activities
4. Communication through and about
architecture
5. Organizational and logical scope of
architecture
6. Human and other architecture resources
Tabel 4: Samenvoeging theoretische modellen
22
2.3.1 MAAM model
De zes variabelen in het MAAM (Multi-dimensional Assessment model for architecture
Alignment and architecture Maturity) model dat architectuur en alignment meet en weergeeft
hoe ze zich onderling verhouden (Van der Raadt et al., 2005):
1. Proces (process)
2. Communicatie (communication)
3. Middelen (resources)
4. Scope (scope)
5. Ondersteuning (support)
6. Sturing (Governance)
Figuur 12: De zes onderling gerelateerde variabelen
Van der Raadt et al. (2005) hebben dit model ontwikkeld omdat zij achten dat
architectuur volwassenheidsmodellen business IT-alignment zien als een unit van het model
en waar alignment modellen architectuur volwassenheid zien als een variabele van hun model.
De hypothese van Van der Raadt et al. (2005) is dan ook dat alignment toeneemt wanneer de
volwassenheid toeneemt van de architectuur. Evenals dat er bewijs is dat zonder architectuur
business-IT alignment niet mogelijk is (Tapia et al., 2007: 15). De zes variabelen die in dit
model zijn opgenomen bevatten nog vele sub variabelen. Maar vanwege de beperkte
23
beschikbare tijd aanwezig voor dit onderzoek is gekozen om de sub variabelen14
in mindere
mate te vertegenwoordigen in de gestructureerde vragenlijst maar nog wel aanwezig zijn in de
niet-gestructureerde vragenlijst.
Process:
Het onderdeel process richt zich op drie aspecten van de architectuur en alignment
binnen de overheidsorganisatie. Hoe worden beslissingen gemaakt betreffende architectuur,
hoe worden zij gecontroleerd en geëvalueerd en hoe worden veranderingen over architectuur
en IT binnen de organisatie gemaakt. Maar daarnaast richt het aspect process zich ook op de
vertaling van bedrijfs-, werk- en informatieprocessen en hoe deze vertaald worden in de
digitale omgeving, hoe de processen worden ge-audit en getest wordt op juistheid en
volledigheid.
Communication:
Hoe worden ideeën uitgewisseld binnen de organisatie? Welke invloed hebben IT-
investeringen op de organisatie en welke principes zijn leidend bij investeringen IT? Hoe staat
IT tegenover de business en vice versa. Hoe verloopt contact tussen managers en IT’ers en
waarderen zij elkaars werk wel? Deze aspecten dragen bij aan de begripsvorming omtrent
elkaars belang. Business en IT hebben elkaar nodig om te kunnen functioneren maar hierover
dient wel gecommuniceerd te worden. IT investeringen en informatiesystemen dienen in een
groter geheel (architectuur) aan te sluiten (alignment) (Luftman 2000).
Resource:
Hoe worden middelen ingezet om architectuur en IT-projecten te beheersen? Wat is
belangrijker: tijd en geld of kwaliteit? Hoe worden afwegingen gemaakt, alleen op ken- en
meetbare getallen of ook op een kwalitatieve methode? Wat voor soorten afspraken worden
gemaakt met betrekking tot architectuur binnen de organisatie, welke principes liggen hier ten
grondslag aan en hoe worden afspraken geprioriteerd en nageleefd (Van der Raadt et al.
2005)?
Scope:
Hoe is de fysieke infrastructuur van de IT organisatie ingericht? Is hier ruimte voor
toekomstige veranderingen op het gebied van wetgeving, nieuwe technologie, innovatie? Hoe
dragen back-office systemen bij aan de core business (IT – strategy fit) en past het
14
Voor volledige uitwerking van de ‘hoofdvariabelen’ met al hun subvariabelen zie Van der Raadt et al. (2005)
Alignment and Maturity Are Sibblings in Architecture Assessment.
24
daadwerkelijk binnen de organisatie doelstellingen of is het werk wat zij met zich brengteen
doel an sich. In hoeverre worden bij investeringen rekening gehouden met back- en front-
office systemen (van der Raadt et al. 2005)?
Support:
Dit onderdeel richt zich op de psychologische en sociale aspecten, want het gebruik
van architectuur brengt verandering met zich mee. Is de organisatie flexibel genoeg om
veranderingen gemakkelijk door te voeren? Hoe gaat de informele organisatie om met
veranderingen? Hoe gaat de formele organisatie om met invoering van architectuur
programma’s en gedachte goed (Van der Raadt et al. 2005).
Governance:
Governance of sturing richt zich op management en organisatie aspecten van
architectuur. Om een doel te bereiken dienen plannen en activiteiten gestructureerd te zijn
naar de aard van het doel. Hoe ziet IT en business planning eruit? Is er IT-
investeringsmanagement, hoe wordt informatie gestructureerd, zijn er prioriteiten bij
investeringen in IT en welke principes zijn leidend bij investeringen in informatie,
informatiemanagement en informatiesystemen? Al deze vragen spelen mee bij het governance
vraagstuk binnen organisaties (Luftman 2000).
2.3.2 Waardering van scores
De aspecten van volwassenheid (maturity) en alignment (tezamen aanwezigheid)
worden kwantitatief gescoord door middel van de gestructureerde vragenlijst én de overdracht
van taken wordt onderzocht vanuit het kwalitatieve model dat is verwerkt in de niet-
gestructureerde interview vragen (zie tabel 5). De bovenstaande variabelen worden
kwantitatief geuit door een schaal te gebruiken die als volgt is ingedeeld:
Waarde Beschrijving15
1. Initial/ad Hoc
2. Commited
3. Established
4. Improved/Managed
5. Optimized
Tabel 5: Overzicht waarden aanwezigheidsniveau
Het gebruik van deze vijfpuntschaal geeft de mate van aanwezigheid van de
architectuur van de organisatie weer. Dit model valt onder het kwantitatieve gedeelte van het
15
Voor volledige uitwerking van de vijf waarden zie bijlage
25
onderzoek. Dit is origineel van SAMM (Strategic Alignment Maturity Model, Luftman,
2004)16
ontwikkeld, maar draagt nu steun bij mijn onderzoek en metingen van architectuur.
De vijf waarden staan voor het volgende (cf. Luftman 2000 & Khaiata and Zualkernan 2009):
Initial/ ad Hoc: Business en IT zijn niet aangesloten op elkaar. Er is geen harmonie tussen de
twee binnen de organisatie. Van business IT strategie is geen sprake.
Committed: De organisatie heeft de doelstelling om meer samenwerking en afstemming te
hebben tussen business en IT. Harmonie begint te groeien. Voor bepaalde afdelingen is sprake
van hogere mate van afstemming. Maar er is beperkte awareness.
Established: Er is afstemming tussen business en IT. Harmonie is gecreëerd en de focus ligt
op business doelstellingen waarin IT faciliteert. IT is meer ingegoten (embedded) in de
organisatie en helpt de organisatie daadwerkelijk toegevoegde waarde leveren.
Improved/managed: De waarde van IT wordt centraal binnen de organisatie gezien en
erkend. Business en IT werken op dusdanige manier samen dat het erkende en gemeten
toegevoegde waarde heeft voor business. Organisatie breed wordt IT toegepast om
competitieve voordelen te behalen. In het publieke domein; zo hoog mogelijke effectiviteit
binnen de wettelijke kaders.
Optimized: De hoogste mate van afstemming tussen business en IT op alle vlakken. Een co-
adaptieve relatie is aanwezig, IT heeft dusdanig invloed binnen de strategieontwikkeling tot in
de mate van IT-extrastructure waarin de organisatie doordrongen is met externe partners en
leveranciers.
2.3.3 Uitkomst resultaten
De te verwachten resultaten zijn lineair. Bij een hogere mate van architectuur aanwezigheid
wordt verondersteld dat de overdracht van belastingtaken en -processen makkelijker verloopt.
De onderstaande grafiek geeft dit weer.
16
Tevens wordt deze bij het CMMI- model gebruikt. Dan zijn het 6 schalen: 0 t/m 5. Zie bijlage voor verdere
uitleg.
Architectuur
aanwezigheid
Overdracht belastingtaken en -processen
Figuur 13: Lineair resultaat architectuur en overdracht
26
2.4 Samenvatting
De bovenstaande informatie vormt de kern van het onderzoek. Wat duidelijk wordt uit de
bovenstaande modellen en literatuur is dat architectuur een breed omvattend begrip is binnen
de informatie technische en informatie organisatie aspecten. Wat duidelijk wordt is dat
architectuur een gemeenschappelijk doel kent. Het doel van de enterprise architectuur is om
overzicht te creëren binnen de organisatie. Op welk niveau en hoe gedetailleerd dat is, dat
dient uitgesproken te worden door de gebruiker naar de architect. Het doel van de
bovenstaande architecturen verschilt tevens onderling. De klassieke architectuur biedt hulp bij
organisatie aspecten, zoals Zachman (1987) dat beschrijft gericht op verschillende rollen, of
zoals Ross et al. (2006) het omschrijven: om logica in de bedrijfsprocessen en IT aan te
brengen. Architectuur kan gezien worden als een middel. Een enkele architectuur is namelijk
niet mogelijk omdat het adresseren van alle problemen in één architectuur te complex is en
architecturen met elkaar kunnen conflicteren. Vanwege effectief hergebruik van een
architectuur is modulaire opbouw noodzakelijk want verschillende mensen met verschillende
onderdelen en segmenten van de architectuur kunnen gelijktijdig gebruik maken van de
architectuur (TOGAF 2009). Vandaar ook het hoofdstuk: alignment. Een doel dat bereikt kan
worden waarbij architectuur het juiste middel bij kan zijn.
Alignment draagt hetzelfde probleem in zich architectuur: veel definities worden
ontleend aan het begrip: integratie, koppeling, harmonie, brugfunctie of fusie (Avison et al.,
2004). De geschiedenis van de alignment modellen (doch kort beschreven) laat een tendens
zien een van de intern gericht blik van Morton (1990) tot aan Henderson & Venkatraman
(1989) toe die externe invloeden aan het alignment vraagstuk toevoegden en uiteindelijk het
generieke informatiemanagement model (Abcouwer et al. 1997) waarin de interne en externe
aspecten en koppelingen tussen strategie en uitvoering (techniek) zichtbaar werden maakten
binnen de organisatie. Het interessante aspect van Van der Raadt et al. (2005) is dat zij stellen
dat business ”IT-alignment” modellen zien als een unit van het model en waar alignment
modellen architectuur zien als een variabele van hun model. De hypothese van Van der Raadt
et al. (2005) is dat alignment toeneemt wanneer de aanwezigheid toeneemt van de
architectuur. Dit maakt het model goed bruikbaar binnen dit onderzoek. De keuze voor het
model van Van der Raadt et al (2005) is dan ook vanuit de theorie ondersteund, een relatie
tussen alignment en volwassenheid (maturity)
27
3. CASUS BESCHRIJVING
3.1 Introductie
et onderzoek heeft betrekking op het belastingsamenwerkingsverband Gouwe-
Rijnland (BSGR). Dit is een samenwerkingsverband op het gebied van belastingen
tussen het Hoogheemraadschap van Rijnland en zes gemeenten, te weten: Gouda,
Leiden, Oegstgeest, Voorschoten, Wassenaar en Zoeterwoude. En in 2013 zullen de
gemeenten Katwijk en Bodegraven-Reeuwijk zich aansluiten bij dit
belastingsamenwerkingsverband. In juli 2009 is de Gemeenschappelijke Regeling (GR)
Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland formeel in werking getreden. Vanaf januari 2011 is
daadwerkelijk gestart met de uitvoering van de belastingactiviteiten voor de deelnemende
overheidsorganisaties. Het samenwerkingsverband is opgericht om de verwerking van
gemeentelijke belasting en waterschapsbelasting effectiever en efficiënter uit te voeren.
BSGR is een zelfstandige organisatie die is gebaseerd op een zogenaamde GR. De BSGR
verzorgt voor de samenwerkende deelnemers de waardering, heffing, inning en daarbij
komende zaken omtrent belastingen voor de deelnemers. Daarnaast verzorgt de BSGR de
waterschapheffingen voor het Hoogheemraadschap. Ook bepaalt de BSGR de hoogte van de
WOZ-waarde (waarde onroerende zaken) van de zes aangesloten gemeenten. De BSGR voert
voor alle deelnemers standaard de volgende belastingtaken uit: de WOZ, de heffing en inning
voor onroerend zaak belasting (OZB), rioolrecht (inclusief grootverbruik), hondenbelasting,
forensen- en toeristenbelasting, precariobelasting, afvalstoffenheffing en de
waterschapsbelasting. Dit samenwerkingsverband omvat qua werkingsgebied circa 1,3
miljoen inwoners (deelnemende gemeenten circa 268.000). Qua aanslagen gaat het om
ongeveer 640.000 aanslagen (Hoogheemraadschap) en bijna 180.000 voor de gemeenten17
.
De rest van dit hoofdstuk richt zich op de inrichting van de taken en bevoegdheden
van de BSGR en daarnaast op de overgedragen processen van de gemeenten en waterschap
naar de BSGR.
17
Bron: Eindrapport ICT-infrastructuur Berenschot voor BSGR.
H
28
3.2 Oprichting Belastingsamenwerkingsverband Gouwe-Rijnland (BSGR)
3.2.1 Organogram BSGR
Het organogram van de BSGR ziet er als volgt uit:
De vier hoofdprocessen die de BSGR onderscheid zijn18
:
3.2.2 Missie en visie BSGR19
De Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland als organisatie vloeit voort uit de wens om tot
regionale samenwerking te komen en zodoende de samenleving direct en indirect beter van
dienst te zijn. De kern van deze belastingsamenwerking is dat belastingtaken efficiënt, tegen
lage kosten doch kwalitatief hoogwaardig worden uitgevoerd. “Door een vernieuwende en
transparante dienstverlening naar burgers en overheden weten wij ons aan te passen aan de
veranderende vraag van onze deelnemers. Met een klantgerichte aanpak en deskundig advies
bieden wij gemak voor burgers bij het voldoen van de lokale belastingen en verzekeren wij
onze deelnemers van kostenbeheersing bij het heffings- en invorderingsproces en bij het
uitvoeren van de Wet WOZ. Samenwerking leidt ook tot verhoging van de robuustheid en
continuïteit van de belastingorganisatie; bestaande kwetsbaarheden worden opgelost en er
komt meer kennis, kunde en formatie beschikbaar om in te kunnen spelen op veranderende en
complexer wordende wet- en regelgeving”. Voor een verdere beschrijving van de processen
omtrent alle belastingtaken en -processen zie bijlage.
18
Gebaseerd op het eind ICT-infrastructuur van Berenschot (2009) geschreven voor de BSGR
19
Afkomstig van de BSGR website (http://www.bsgr.nl/bsgr/over-bsgr/missie-en-visie.html, bezocht op 29-11-
2012)
Bestuur
Directeur Staf/
Bedrijfsvoering
Afdeling
Heffen
Afdeling
Invorderen
Afdeling
Bezwaar &
Beroep
Afdeling
Frontoffice
Afdeling WOZ
Figuur 14: Organogram BSGR
29
4. ONDERZOEK ONTWERP
n dit onderdeel van de thesis staat de structurering van het onderzoek centraal. Wat is de
onderzoeksvraag?, welke onderzoeksmethode wordt gebruikt en hoe wordt de data
verzameld? Dit hoofdstuk zal de volgende onderdelen bevatten:
1) Voorbereiding
2) Type onderzoek & validiteit
3) Conceptueel model & operationalisering
4) Werkwijze
5) Relevantie
6) Deliverables
De opzet van deze structuur, evenals de structuur zelf is gebaseerd op ANNABEL20
,
Yin (2003), Campbell & Stanley (1963) en King, Keohane & Verba (1994).
4.1 Voorbereiding
De voorbereiding die nodig is om bovenstaande hypothese te toetsen bestaat uit de volgende
onderdelen:
1) Onderzoek naar literatuur op het gebied van:
o Architectuur
o Alignment
o Gemeentelijke belastingen
o Overheidssamenwerkingsverbanden
2) Interne interviews bij Berenschot voor het ontwikkelen van een kader:
o Betreffende de casus
o Architectuur en vragenlijst
o Mogelijke deliverables
3) Ontwikkelen van een conceptueel kader voor het onderzoek
4) Het creëren van definitie van architectuur/alignment
5) Ontwikkelen van een aanwezigheidsmodel voor architectuur/alignment
6) Het vaststellen van geschikte casus om hypothese te toetsen
20
Analyzing Nasty Research Problems by Elaborative Logic
I
30
Al deze voorbereidingsactiviteiten helpen bij het structuren van het totale onderzoek.
En zorgen ervoor dat de gekozen onderzoeksmethode de resultaten oplevert die ertoe
bijdragen dat de hypothese getoetst kan worden.
4.2 Type onderzoek & validiteit
In deze sub paragraaf wordt het type onderzoek uitgelegd en de sterktes en zwaktes van het
onderzoek.
4.2.1 Type onderzoek
De onderzoeksmethode waar voor gekozen is in deze thesis is een case study. (Campbell &
Stanley, 1963). Het is een exploratief onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van een
gestructureerde vragenlijst en semigestructureerd interview. Voor exploratief onderzoek
draagt de case study methode bij (Yin, 2003: 3) en kunnen de causale verbanden weergeven
mits goede onderzoeksprocedures gevolgd worden (King et al. 1994: 43).
4.2.2 Casusselectie
Aan de selectie van de casus is een aantal eisen gesteld om bepaalde onderzoek biases te
voorkomen.
1) Bestaand belastingsamenwerkingsverband (minimaal één jaar);
2) Minimaal vier partners in het samenwerkingsverband;
3) Verschillende type overheden in het samenwerkingsverband;
4) Verschillende grootte van gemeenten in het samenwerkingsverband (groter en kleiner
dan 50.000);
5) Toekomstige uitbreiding in zicht binnen het samenwerkingsverband.
6) Gemeenten met eigen informatie en automatiseringsafdeling en gemeenten met
gedeelde afdelingen.
De reden dat de selectie gebonden is aan meerdere eisen is om de zekerheid van het
onderzoek te vergroten evenals de mogelijkheid op toeval en ‘kans’ te verminderen. Door
deze vier eisen toe te voegen aan de casus selectie is het volgende samenwerkingsverband
gekozen: Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (BSGR). Het
belastingsamenwerkingsverband Gouwe-Rijnland is vanaf 1 augustus 2009 ontstaan uit de
belastingafdelingen van de gemeenten Gouda (71047), Leiden (117915), Voorschoten
31
(23865), Oegstgeest (22767), Wassenaar (25830), Zoeterwoude (8130), Bodegraven-
Reeuwijk21
(32.728), Katwijk (62.044)22,23,24
en het Hoogheemraadschap van Rijnland (1.3
miljoen25
).
De nieuwe organisatie zal de processen die te maken hebben met het belasten van
natuurlijke en niet-natuurlijke personen (Belasten NP/NNP) van de aangesloten organisaties
gaan verzorgen. Dit samenwerkingsverband omvat qua werkingsgebied circa 1,3 miljoen
inwoners (deelnemende gemeenten circa 268.000). Qua aanslagen gaat het om ongeveer
640.000 aanslagen (hoogheemraadschap) en bijna 180.000 voor de gemeenten. BSGR is
vergelijkbaar met de in 2007 opgerichte belastingsamenwerking rivierenland (BSR). BSGR is
weliswaar een factor 1.6 groter dan deze organisatie, maar het voert sterk gelijksoortige
processen uit en beide organisaties gebruiken dezelfde belastingapplicatie.
4.2.3 Validiteit
In dit hoofdstuk wordt de interne en externe validiteit besproken van het onderzoek.
Interne validiteit
De interne validiteit wordt gewaarborgd door gebruik te maken van analyse vanuit het
‘aanwezigheidsmodel’ en de aangesloten interviews die worden vormgegeven door middel
van een kwalitatief model. Beide modellen zijn getoetst op inhoud, continuïteit en
consistentie. Hiermee hoop ik ook een empirische bijdrage te kunnen leveren aan de
wetenschappelijke literatuur die al bestaat op dit gebied.
Door de combinatie van kwantitatief en gedeeltelijke kwalitatief onderzoek wordt de
interne validiteit en dus de kracht van de onderzoeksresultaten en de daaraan gekoppelde
conclusie sterker. Tevens is deze casus gekozen omdat begin januari 2013 twee nieuwe
partners toetreden tot het samenwerkingsverband, namelijk de gemeente Katwijk en
Bodegraven-Reeuwijk. Hierdoor wordt niet alleen achteraf getest maar vooraf ook nog getest.
Dit draagt bij aan de validiteit van mijn conclusies. Als laatste controle middel is het niet
gestructureerde interview gericht op een aantal concepten van de gestructureerde vragenlijst.
Vanuit de databronnen worden claims gelegd op de centrale concepten in dit
onderzoek.
21
Sinds 1 januari 2011 zijn de gemeenten Bodegraven en Reeuwijk gefuseerd.
22
Per 1 januari 2011 een gefuseerde gemeente
23
Alle inwonersaantallen zijn gebaseerd op de cijfers van het CBS per 1 januari 2011
24
De laatst twee genoemde gemeenten worden per 1 januari 2013 toegevoegd aan de BSGR
25
definitieve inwonertallen per 1-1-2011 volgens opgave van het CBS en interne documenten van Berenschot
32
Externe validiteit
De externe validiteit wordt gewaarborgd door de selectiecriteria die van toepassing
zijn op de verschillende cases.
1) Overheidsinstellingen met meer dan 100.000 inwoners;
2) Overheidsinstellingen met minder dan 100.000 inwoners;
3) Overheidsinstellingen met gedeelde informatiemanagement afdeling;
4) Overheidsinstellingen met een eigen informatiemanagement afdeling
5) Overheidsinstellingen met architect
6) Overheidsinstellingen zonder architect
7) verschillende type(n) overheidsinstellingen;
8) Overheidsinstellingen met een eigen belastingafdeling
9) Overheidsinstellingen met een gedeelde belastingafdeling
4.3 Operationalisering variabelen
In tabel 6 staan de gebruikte concepten uitgewerkt naar indicator en hoe de indicator gemeten
wordt. Dit tezamen vormt de operationalisering van de te meten variabelen.
Concept Indicator Data bron
Eigenschappen EA Welke eigenschappen zijn toe te
kennen aan de architectuur van de
overheidsinstelling & het BSV
Vanuit theoretisch model keuze maken
welke eigenschappen te onderzoeken
om de aanwezigheid van de
architectuur te toetsen.
Aanwezigheidsmeting De score tussen 0-5 per
eigenschap geven de indicatie
voor de mate van aanwezigheid
van de architectuur (zie
aanwezigheidsmodel, paragraaf
3.3.1)
Interviews, gestructureerd op basis van
vragenlijst
Overdracht taken en processen Aansluiting van technische
applicaties op
organisatiedoelstellingen (Maes et
al. 2000, Henderson &
Ventkatraman 1992,1999). Welke
problemen hebben gespeeld voor
het hoofdproces “Waarde
Toevoegen”.
Doormiddel van interviews met
medewerkers van de
overheidsinstelling en het
samenwerkingsverband afstemming
vinden van IT en doelstelling.
Daarnaast gebruik van informatie
plannen en andere mogelijke
documenten.
Tabel 6: Operationalisering van indicatoren
33
4.4 Werkwijze
In deze sub paragraaf wordt uitgelegd hoe het onderzoek daadwerkelijk uitgevoerd is. De
paragrafen hierboven gingen onder andere in op de doelstelling, probleemstelling en casus
selectie. Nu wordt duidelijk hoe al deze factoren samenhangen om de hypothese te toetsen.
Om de gewenste resultaten te behalen om de hypothese te toetsen wordt de volgende
werkwijze gehanteerd:
1. Op basis van het ontwikkelde aanwezigheidsmodel, interviewvragen creëren die
dit model ondersteunen;
2. De vragen voor het gestructureerde interview zijn ingedeeld op een schaal van één
tot en met vijf daar waar de niet gestructureerde interviewvragen meer kwalitatief
van aard zijn.
3. Na alle gestructureerde interviews geanalyseerd te hebben wordt bekeken in
hoeverre de kwalitatieve data de kwantitatieve data onderbouwt dan wel
tegenspreken en wat de mogelijke oorzaken hiervan zijn
4. Na de analyses wordt de hypothese getoetst aan de verzamelde data
5. Op basis van de bevindingen en de daaraan verbonden conclusies zullen vervolg
aanbevelingen gedaan worden richting het hierboven geschetste
managementprobleem
4.4.1 Data verzameling
De dataverzameling bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een gestructureerd interview
waarin de zes variabelen (zie paragraaf 3.3) getoetst worden door middel van een vijf-
puntschaal. Het gestructureerde interview wordt gehouden onder mensen die functioneren in
de organisatie op het vlak van business en informatiemanagement (bijv. IT-beleid aspecten)
en op het gebied van belastingsamenwerkingsverbanden en informatiemanagement/business.
Het interview zal zich richten op mensen die binnen de organisatie zich bezig hebben
gehouden/houden met de BSGR. Op basis van de resultaten van het gestructureerde interview
heb ik deze mensen een kwalitatief interview afgenomen. Dit laat zien dat het aantal
gemeenten de verschillende cases zijn en dat de geïnterviewde mensen (door middel van
gestructureerd interview of niet-gestructureerd interview) het aantal observaties zijn. Dit heeft
invloed op de resultaten (King et al. 1994: 52).
34
4.5 Deliverables
Na afronding van het onderzoek kan antwoord worden gegeven op de volgende vragen:
1. Wat is de minimale graad van ‘aanwezigheid’ van een architectuur zodat een
mogelijke samenvoeging van activiteiten positief bevonden kan worden?
2. Welke procesfactoren zijn belangrijk bij het vaststellen van architectuurafspraken en
producten?
3. In hoeverre spelen andere niet-technische aspecten mee in de vorming van architectuur
binnen de desbetreffende overheidsinstellingen?
4. In hoeverre speelt het publieke karakter mee bij de architectuurontwikkeling?
5. Welke verdere mogelijkheden tot onderzoek zijn mogelijk?
De lijst van deliverables is in principe eindeloos. Naar eigen inzicht is deze lijst opgesteld die
bijdraagt aan het geformuleerde managementprobleem.
35
4.7 Samenvatting onderzoeksmodel, theorie en casus
Deze laatste paragraaf vormt de koppeling tussen de theorie, de geschetste casus en de te
meten werkelijkheid. Hier wordt kort geschetst wat wordt onderzocht, welke concepten
centraal staan, welke variabelen en welke condities aanwezig zijn, de gevolgen en de
mechanismen. Dit vormt de ‘vereenvoudigde’ weergave van de werkelijkheid (van Thiel,
2007: 36).
Meten Analyseren Concluderen
De kwantitatieve meting vindt plaats met medewerkers van de overheidsinstelling die
werken op het grensvlak van informatiemanagement en business. Dit zijn beleidsmensen, IT-
managers en dergelijke. De metingen zullen plaats vinden op basis van het gestructureerde
interview (gebaseerd op het MAAM-model) waar een bepaalde score uit zal komen.
Meting ‘aanwezigheid’
architectuur
overheidsinstelling
Score ‘aanwezigheid’
architectuur
overheidsinstellingen
vergelijken met andere
overheidsinstellingen
Uitkomst
Interview met
medewerkers
(kwalitatief)
Analyseren waar
problemen liggen en in
welke mate deze
problemen er zijn
Uitkomst
Toetsing hypothese op
basis van uitkomsten
Uitspraak omtrent
hypothese
Figuur 15: Samenvatting onderzoek
36
Het kwalitatieve interview met een aantal medewerkers zal plaats vinden die op het
gebied van informatiemanagement en de BSGR werkzaam zijn. De geeft een vervolg
actie aan. De geeft de scheidslijn aan waar een conclusie aan verbonden is of een
volgende activiteit plaats vindt.
37
5. ANALYSE
In dit hoofdstuk zal per gemeente de resultaten van de gestructureerde vragenlijst (indien
mogelijk) en semigestructureerd interview uitgewerkt worden. Na de notering van de
gegevens zal een samenvatting gegeven worden van de verschillen en de overeenkomsten van
de verzamelde data.
5.1 Inleiding
Wegens de verschillende grootte, omvang, aantal fte en type organisatie (regie gemeente,
gedeelde bedrijfsvoering e.d.) was dat voor Zoeterwoude niet mogelijk. En Wassenaar-
Voorschoten wordt per 1 januari 2013 ambtelijk gefuseerd maar werken op een aantal
bedrijfsvoering aspecten (zoals I&A) al samen. Daarnaast is het niet mogelijk geweest om de
vragenlijst van het Hoogheemraadschap te valideren door middel van een interview. Omdat
zij de hoogste score hebben behaald was het interessant geweest om hier dieper op in te gaan.
Overheidsorganisatie Score vragenlijst Niveau Respondenten (N)
Gouda 3,47 Established/Managed 2
Oegstgeest 2,94 Established 1
Wassenaar-Voorschoten 3,06 Established 2
Bodegraven-Reeuwijk 2,89 Established 1
Leiden 2,88 Established 1
Katwijk 3,25 Established 2
Hoogheemraadschap
Rijnland
3,5 Established/Managed 1
================== ============= ================ =============
Gemiddelde score 3,15 Ntot = 10
Standaard Afwijking 0,25
Tabel 7: Score per gemeente van de aanwezigheid van architectuur
Over de bovenstaande gegevens kunnen geen statistische zekerheden worden gegeven.
Wegens een te kleine N en de moeilijkheid van het creëren van een generieke vragenlijst in
verband met de hierboven genoemde factoren (fte, omvang etc.). Wat kunnen we dan wel met
de resultaten van de gestructureerde vragenlijst? De gestructureerde vragenlijst dient als
richtlijn voor het semigestructureerd interview dat per gemeente afgenomen is en wordt ook
getoetst in het interview met de desbetreffende medewerker. In het semigestructureerd
38
interview is daarnaast gekeken naar een aantal enabling factoren betreffende de IT
(Informatie & Automatiseringsafdeling, I&A).
Het interview betreffende de architectuur van het Hoogheemraadschap Rijnland heeft
niet kunnen plaats vinden. Zoals ook zichtbaar is, staat de gemeente Zoeterwoude hier niet
tussen in verband met een te kleine omvang van haar I&A afdeling alsmede de afstoting van
alle I&A activiteiten naar het Servicepunt 71 (SP71) waar tevens de gemeenten Leiden,
Oegstgeest en de BSGR hun technische faciliteiten hebben ondergebracht. Vanwege de
grootte van de gemeente Oegstgeest hebben zij wel een I&A adviseur in huis en daarom wel
de vragenlijst ingevuld. De scores van de gemeenten lopen niet dusdanig ver uiteen wat
tevens ook duidelijk werd in de interviews.
5.2 Analyse architectuur per gemeente
Per gemeente zullen de gegevens26
uit de vragenlijst en het interview kort beschreven worden
en getoetst worden aan elkaar. Hieronder is de tabel waarin de scores per variabele zijn
getoond.
26
De volledige analyse kan ingezien worden op aanvraag bij de auteur. Wegens de grootte hiervan is deze niet
opgenomen in de bijlage
Tabel 8: Score per MAAM-variabele
Overheidsorganisatie
(N)
Communicatie Governance Support Middelen Process Scope
Gouda (2) 3,67 3,75 3,50 3,83 1,75 3,75
Oegstgeest (1) 4,33 2,75 2,50 3,33 2,00 2,50
Wassenaar-
Voorschoten (2)
3,50 2,88 3,50 3,17 1,50 3,25
Bodegraven-
Reeuwijk (1)
2,67 2,5 3,25 3,33 2,00 3,00
Leiden (1) 3,00 3,75 2,75 2,33 2,00 4,00
Katwijk (2) 2,83 4,13 3,00 3,67 1,75 3,50
Hoogheemraadschap
Rijnland (1)
3,33 4,25 3,25 2,67 3,00 3,50
=============== =========== ========= ====== ======= ====== ====
Gemiddelde 3,33 3,43 3,10 3,19 2,00 3,36
Std. Afwijking 0,53 0,65 0,35 0,49 0,44 0,46
39
De gegevens laten een overeenkomstig beeld zien met de gemiddelde scores uit tabel
7. De enige grote afwijking hierin is de variabele process. Per gemeente zal de architectuur
verder beschreven worden in de volgende paragrafen.27
5.2.1 Gouda
De score van de gemeente Gouda over de aanwezigheid van architectuur komt uit op een
gemiddelde van 3,47. Gouda komt hiermee op het niveau established richting managed. Dit
betreft de score over zes variabelen. Deze zijn hieronder beschreven. Interessant om op te
merken is dat alle variabelen op een score tussen established en managed niveau zitten
behalve de variabele process.
Communicatie
De score voor communicatie is 3,67. Rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. Dit blijkt mede uit de interviews. De uitwisseling van informatie
vindt gestructureerd plaats, maar kent nog wel punten van verbetering. De ad-hoc besluiten
omtrent investeringen en de input van informatie managers behoeft verbetering.
Businessprincipes zijn leidend voor investeringen maar per afdeling kan dit verschillen
(interview respondent).
Governance
De score voor governance is 3,75. Rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. Vanuit de interviews worden deze resultaten ondersteund. De vraag
waar dan de formele verantwoordelijkheid ligt kan geïnterpreteerd worden als zijnde bij het
management team (MT) of dat het is opgesteld door in samenwerking met meerdere mensen
maar dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt bij de managers. In beide gevallen is het
niet onjuist, maar gaat het om de totstandkoming van de principes en richtlijnen hoe met I&A
aspecten (zoals investeringen, informatievoorziening, servers, uitbestedingen e.d.) om te gaan
en de controle erop. Verbetering is absoluut mogelijk maar een hoog niveau wordt al behaald
bij de gemeente Gouda.
Support
De score voor support is 3,50. Rond het gemiddelde van de totale architectuur meting
van de gemeente. De score wordt niet compleet bevestigd uit de interviews. Dit blijkt uit het
belang dat wordt gevonden in het hebben van architectuurtools maar waar niet in geïnvesteerd
wordt. GEMMA principes worden gehanteerd tot zekere hoogte, zeker bij de grotere
27
Vanwege beperkte ruimte binnen deze thesis is gekozen om een versimpelde uitwerking te tonen. Voor de
volledige uitwerking van de interviews vraag auteur.
40
afdelingen. Maar vastlegging van architectuur vindt niet eenduidig plaats. De rol van de
architect heeft hier invloed op. De toename van inzicht bij bestuurders en het hogere echelon
ontbreekt. Dit kan nadelig blijken in de toekomst want begrijpen dat alles meer en meer
gekoppeld is (applicaties, systemen en basisregistraties) heeft invloed op de besluitvorming
(interview respondent).
Middelen
De score voor middelen is 3,83. Rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. Dit komt overeen met de interviews. Investeringen vinden plaats
volgens GEMMA principes, er is sprake van een e-consulent die inventariseert waar nieuwe
investeringen nodig zijn en hoe deze passen binnen de missie en visie van de gemeente. Op
lager niveau ontbreekt het aan architectuurmiddelen. Een daadwerkelijke architectuurtool om
de verbindingen tussen processen en databronnen weer te geven ontbreekt en hierdoor kan
ook geen totaal beeld gevormd worden van de architectuur van de gemeente Gouda (interview
respondent).
Process
De score voor process is 1,75. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale
architectuur. Werken onder architectuur en borging van architectuur vindt niet of nauwelijks
plaats. Dit blijkt uit de vragenlijst alsmede uit de interviews. Het vastleggen van
architectuurprincipes gebeurd ook niet of nauwelijks, hiervoor is ook geen tool aanwezig
Scope
De score voor scope is 3,75. Rond het gemiddelde van de totale architectuur meting
van de gemeente. De score voor scope komt terug uit het interview. Investeringen vinden
plaats vanuit business voorstellen en worden voorgelegd aan een stuurgroep waarbij I&A en
bedrijfsvoering gecombineerd worden. Structureel overleg, evaluaties en rapportages tussen
business en I&A zorgen ervoor dat NUP28
programma’s en andere zaken soepel verlopen.
Verbetering is hier mogelijk op het gebied van vastleggen van ad-hoc besluiten en hoe
hiermee om te gaan en uitbreiding van ‘integraliteitsblik’ tussen afdelingen en
afdelingsmanagers.
5.2.2 Oegstgeest
De analyse van de architectuur van de gemeente Oegstgeest vindt plaats op basis van twee
interviews en één gestructureerde vragenlijst. Uit de vragenlijst komt de score van 2,94. Dit
28
De overheidsbrede implementatie-agenda dienstverlening e-overheid (http://e-overheid.nl/onderwerpen/e-
overheid/over-i-nup)
41
houdt in dat er een bijna established mate van architectuur aanwezigheid uit de vragenlijst
komt.
Communicatie
De score voor communicatie is 4,33. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Dit blijkt in mindere mate uit het interview. Door de
afstoting van de technische infrastructuur naar het SP71 wordt de communicatie meer
procesmatig ingericht. Invloeden vanuit het Rijk, I-NUP, hebben grote invloed op de mate
waarin gesproken wordt over architectuur en I&A. De functies binnen I&A worden als
‘belangrijker’ beschouwd en dit wordt ook bevonden in het takenpakket, zoals het vertalen
van nieuwe wetgeving of ambities in een informatievisie document. Hier is geen mate van een
managed niveau.
Governance
De score voor governance is 2,75. Dit is rond het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Deze score blijkt ook uit de interviews. De verschuiving
van techniek naar informatiekwaliteitsbeheersing is een zichtbare verschuiving (interview
respondent). De formele verantwoordelijkheid bij de IT-managers wordt hierdoor ook
belangrijker. De groei van Rijksprogramma’s op het gebied van I&A dragen bij aan het
groeiende belang van I&A adviseurs.
Support
De score voor support is 2,50. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. De richting van deze score komt ook overheen met de interviews.
De veranderende rol van gegevensbeheer zorgt dat mensen bewusten omgaan met hun werk.
De verschuiving van techniek naar gegevens is een zichtbare. Daarnaast hebben
Rijksprogramma’s, zoals eerder opgemerkt, grote invloed op de bewustwording bij mensen op
het gebied van architectuur en I&A.
Middelen
De score voor middelen is 3,33. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Deze score komt niet overeen met de interviews. Het
zou een established niveau van architectuurmiddelen moeten hebben maar uit het interview
blijkt anders. Het ontbreken van een architectuurtool en een gegevensbroker ontbreken
(interview respondent).
42
Process
De score voor process is 2,00. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale
architectuur. Deze score komt overeen met het interview. Architectuur ontwikkelingen vinden
steeds meer gestructureerd plaats. Werken onder architectuur wordt niet gewaarborgd en
architectuurprincipes worden nauwelijks geformuleerd. Door de komst van GEMMA
veranderd dit wel. De nadruk ligt meer op gegevenskwaliteit (éénmalige invoer, meervoudig
gebruik) en minder op technische aspecten (interview respondent).
Scope
De score voor scope is 2,50. Dit ligt rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. Dit komt overeen met de antwoorden uit het interview. De
uitbesteding van de technische infrastructuur kent positieve effecten, zoals het meer
procesmatig regelen van communicatie binnen de organisatie. Een extra controle is
ingebouwd zodat niet meer willekeurig applicaties geïnstalleerd kunnen worden. De relatie
tussen organisatiedoelstellingen en IT strategie zal hier mede invloed op hebben. Waarbij nu
nog bij het opstellen van het informatieplan alleen IT’ers naar de relatie tussen
organisatiedoelstellingen en functionele IT aspecten kijken zal de groei vanuit business hier
ook in toe moete nemen vanwege de groeiende dichtheid van informatievoorziening en
processen.
5.2.3 Wassenaar-Voorschoten
De gemeente Wassenaar en Voorschoten zijn per 1 januari 2013 ambtelijk gefuseerd. Een
aantal bedrijfsvoering aspecten (zoals I&A) worden al langer samen gedaan, sinds 2010.
Vandaar ook de reden dat de vragenlijst geldt voor beide gemeenten. De score uit de
vragenlijst komt op een 3,11 wat een established niveau van architectuur aanwezigheid
inhoudt. Twee mensen hebben de vragenlijst ingevuld.
Communicatie
De score voor communicatie is 3,55. Dit is iets hoger dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van deze gemeente. Uit het interview blijkt deze score niet te
corresponderen. De nieuwe opbouw van de ambtelijke organisatie heeft hier inlvoed op.
Communicatielijnen zijn nog niet volledig zichtbaar en duidelijk. Een stijgende lijn is wel
waarneembaar: de nieuwe inrichting van de organisatie waarbij I&A wordt gesplitst in een
beleidstak en een uitvoeringstak heeft invloed. Formele communicatie speelt een belangrijke
rol blijkt ook bij investeringen (interview respondent).
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

More Related Content

Viewers also liked (9)

Nature journaling
Nature journalingNature journaling
Nature journaling
 
Shut my eyes and count to ten
Shut my eyes and count to tenShut my eyes and count to ten
Shut my eyes and count to ten
 
Notas tutorias y convocatoria1 2
Notas tutorias y convocatoria1 2Notas tutorias y convocatoria1 2
Notas tutorias y convocatoria1 2
 
Caud 17
Caud 17Caud 17
Caud 17
 
Producao
ProducaoProducao
Producao
 
Sasha
SashaSasha
Sasha
 
Visa steel Live Project
Visa steel Live ProjectVisa steel Live Project
Visa steel Live Project
 
Strategisch veranderen met behulp van architectuur
Strategisch veranderen met behulp van architectuurStrategisch veranderen met behulp van architectuur
Strategisch veranderen met behulp van architectuur
 
De drie dimensies van functioneel beheer
De drie dimensies van functioneel beheerDe drie dimensies van functioneel beheer
De drie dimensies van functioneel beheer
 

Similar to master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

Cocreatie bij de overheid: experimenteer met beleid
Cocreatie bij de overheid: experimenteer met beleidCocreatie bij de overheid: experimenteer met beleid
Cocreatie bij de overheid: experimenteer met beleid
Twittercrisis
 
Ict Sd05 I Scan Project Sabine Rotthier
Ict Sd05 I Scan Project   Sabine RotthierIct Sd05 I Scan Project   Sabine Rotthier
Ict Sd05 I Scan Project Sabine Rotthier
imec.archive
 
E subsidieloket 21062013 thuy - tran chau
E subsidieloket 21062013 thuy - tran chauE subsidieloket 21062013 thuy - tran chau
E subsidieloket 21062013 thuy - tran chau
provincie Utrecht
 
De valse romantiek van cocreatie - Het openbaar Ministerie en de burger
De valse romantiek van cocreatie - Het openbaar Ministerie en de burgerDe valse romantiek van cocreatie - Het openbaar Ministerie en de burger
De valse romantiek van cocreatie - Het openbaar Ministerie en de burger
Twittercrisis
 
visitiatiecommissie verslag Culemborg Geldermalsen Tiel
visitiatiecommissie verslag Culemborg Geldermalsen Tielvisitiatiecommissie verslag Culemborg Geldermalsen Tiel
visitiatiecommissie verslag Culemborg Geldermalsen Tiel
Youri Lammerts van Bueren MSc
 
Sterk besturen in een sterke regio - burgemeesters
Sterk besturen in een sterke regio - burgemeestersSterk besturen in een sterke regio - burgemeesters
Sterk besturen in een sterke regio - burgemeesters
Intercommunale Leiedal
 
Ict Sd10 Strategische Studie Geintegreerd E Governement Lieven Raes
Ict Sd10 Strategische Studie Geintegreerd E Governement   Lieven RaesIct Sd10 Strategische Studie Geintegreerd E Governement   Lieven Raes
Ict Sd10 Strategische Studie Geintegreerd E Governement Lieven Raes
imec.archive
 

Similar to master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief) (20)

Cocreatie bij de overheid: experimenteer met beleid
Cocreatie bij de overheid: experimenteer met beleidCocreatie bij de overheid: experimenteer met beleid
Cocreatie bij de overheid: experimenteer met beleid
 
Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011
Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011
Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011
 
E-Goverance
E-GoveranceE-Goverance
E-Goverance
 
Betere dienstverlening door de inzet van it?
Betere dienstverlening door de inzet van it?Betere dienstverlening door de inzet van it?
Betere dienstverlening door de inzet van it?
 
Congres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshops
Congres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshopsCongres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshops
Congres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshops
 
Discussienota Inspiratielab Zwolle
Discussienota Inspiratielab ZwolleDiscussienota Inspiratielab Zwolle
Discussienota Inspiratielab Zwolle
 
KvU Summerschool 2023 - Team 2
KvU Summerschool 2023 - Team 2KvU Summerschool 2023 - Team 2
KvU Summerschool 2023 - Team 2
 
Ict Sd05 I Scan Project Sabine Rotthier
Ict Sd05 I Scan Project   Sabine RotthierIct Sd05 I Scan Project   Sabine Rotthier
Ict Sd05 I Scan Project Sabine Rotthier
 
E subsidieloket 21062013 thuy - tran chau
E subsidieloket 21062013 thuy - tran chauE subsidieloket 21062013 thuy - tran chau
E subsidieloket 21062013 thuy - tran chau
 
PositionPaper
PositionPaperPositionPaper
PositionPaper
 
meetup 11102018 - De keuzes te maken bij Blockchain
meetup 11102018 - De keuzes te maken bij Blockchainmeetup 11102018 - De keuzes te maken bij Blockchain
meetup 11102018 - De keuzes te maken bij Blockchain
 
Netwerkbijeenkomst monitor 1 dec impressie bijeenkomst
Netwerkbijeenkomst monitor 1 dec impressie bijeenkomstNetwerkbijeenkomst monitor 1 dec impressie bijeenkomst
Netwerkbijeenkomst monitor 1 dec impressie bijeenkomst
 
Balans in doelmatig en doeltreffend vastgoedmanagement
Balans in doelmatig en doeltreffend vastgoedmanagementBalans in doelmatig en doeltreffend vastgoedmanagement
Balans in doelmatig en doeltreffend vastgoedmanagement
 
De kenniscrash
De kenniscrash De kenniscrash
De kenniscrash
 
De valse romantiek van cocreatie - Het openbaar Ministerie en de burger
De valse romantiek van cocreatie - Het openbaar Ministerie en de burgerDe valse romantiek van cocreatie - Het openbaar Ministerie en de burger
De valse romantiek van cocreatie - Het openbaar Ministerie en de burger
 
TIEM 2010 CIO
TIEM 2010 CIOTIEM 2010 CIO
TIEM 2010 CIO
 
visitiatiecommissie verslag Culemborg Geldermalsen Tiel
visitiatiecommissie verslag Culemborg Geldermalsen Tielvisitiatiecommissie verslag Culemborg Geldermalsen Tiel
visitiatiecommissie verslag Culemborg Geldermalsen Tiel
 
Sterk besturen in een sterke regio - burgemeesters
Sterk besturen in een sterke regio - burgemeestersSterk besturen in een sterke regio - burgemeesters
Sterk besturen in een sterke regio - burgemeesters
 
Ict Sd10 Strategische Studie Geintegreerd E Governement Lieven Raes
Ict Sd10 Strategische Studie Geintegreerd E Governement   Lieven RaesIct Sd10 Strategische Studie Geintegreerd E Governement   Lieven Raes
Ict Sd10 Strategische Studie Geintegreerd E Governement Lieven Raes
 
20170530 Werkconferentie KCI presentatie ewoud de voogd
20170530 Werkconferentie KCI presentatie ewoud de voogd20170530 Werkconferentie KCI presentatie ewoud de voogd
20170530 Werkconferentie KCI presentatie ewoud de voogd
 

master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

  • 1. Frederik Cazius BSc, B ICT 3-4-2013 Versie 1.0 ARCHITECTUUR EN BELASTINGSAMENWERKING Onderzoek naar (ICT) architectuur en belastingsamenwerkingsverbanden
  • 2. II
  • 3. III Architectuur en Belastingsamenwerking Onderzoek naar (ICT) architectuur en belastingsamenwerkingsverbanden
  • 4. IV
  • 5. V Architectuur bij belastingsamenwerkingsverbanden Onderzoek naar de aanwezigheid van architectuur bij lokale overheden en de afstemming bij belastingsamenwerkingsverbanden Architecture within local tax collaborations Researching the presence of architecture with local governments and the alignment with their tax collaborations Frederik Cazius BSc, B ICT 0855006 Versie: 1.0 Universiteit Leiden, Faculteit der Sociale Wetenschappen Master: Comparative Public Management Afstudeercommissie 1e begeleider: Prof. Dr. F.M. van der Meer 2e begeleider: Dr. C.F. van den Berg Begeleider Berenschot: ir. H.G. Spanninga
  • 6. VI
  • 7. VII VOORWOORD oor u ligt mijn masterthesis die ik heb geschreven ter afsluiting van de master opleiding Comparative Public Management aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de universiteit Leiden. Het was een zware, interessante, leuke en leerzame periode. Hierin heb ik veel over mijzelf geleerd, mijn vakgebied en alle mensen met wie ik intensief heb samengewerkt. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken een aantal mensen te bedanken. Als eerste mijn eerste lezer en directe begeleider van de universiteit: prof. dr. Frits van der Meer. Onze sessies – thesis gerelateerd of niet – waren inspirerend, interessant en zeer leerzaam. Daarnaast wil ik ook mijn tweede lezer dr. Caspar van den Berg bedanken voor het introduceren bij Berenschot en voor de tijd en moeite die er in is gestopt om mijn thesis tot een goed resultaat te brengen. Daarnaast wil ik mijn begeleider van Berenschot bedanken, Harro Spanninga. Ondanks zijn drukke baan wist hij altijd de juiste vragen te stellen en mij te stimuleren op een dusdanig positieve manier. Tevens kon ik altijd van zijn kennis, netwerk en kunde gebruik maken als dat nodig was. Daarnaast wil ik Hans Reterink en Erik van der Meij bedanken voor het meedenken en helpen met de inhoudelijke onderdelen van het onderzoek. Tevens wil ik Floris Bannink bedanken voor al zijn contacten bij diverse gemeenten, het Hoogheemraadschap Rijnland en de BSGR zelf, zonder hem was het zoeken van de juiste contactpersonen een bijna-onmogelijke opgave geweest. Daarnaast wil ik alle andere collega’s van Berenschot bedanken – dat zijn er teveel om op te noemen – voor mijn leerzame en zeker ook gezellige tijd. Als laatste wil ik mijn ouders en mijn vriendin Renée bedanken voor het eindeloos aanhoren van mijn verhalen over hoe zwaar het werkende leven is, wat mijn strubbelingen waren in het onderzoeksveld en hoe interessant mijn onderzoek wel niet is. Dan rest mij nu alleen u veel plezier te wensen met het lezen van mijn thesis. V Somewhere, something incredible is waiting to be known. - Carl Sagan -
  • 9. IX SAMENVATTING Het onderzoek dat voor u ligt heeft betrekking op de overdracht van belastingtaken en -processen van gemeenten en waterschap naar het Belastingsamenwerkingsverband Gouwe- Rijnland (BSGR). Vanuit een architectuurperspectief is gekeken naar de conversie van informatie en bestanden naar de BSGR en de terugkoppeling van de informatie naar gemeenten en het waterschap. De centrale onderzoeksvraag in deze thesis is: heeft de ‘aanwezigheid’ van architectuur invloed op de overdracht van belastingtaken en -processen? De afgeleide hypothese hiervan is: “heeft een overheidsorganisatie met een hogere mate van architectuur aanwezigheid een betere transitie van taken en processen”? Het onderzoek is tweeledig opgezet. Het eerste deel betreft een kwantitatieve meting van architectuur aanwezigheid van de deelnemende organisaties1 en een validerend interview. Het tweede zijn interviews met betrokken mensen van alle deelnemende organisaties betreffende de transitie van belastingtaken en –processen. De kwantitatieve meting heeft plaats gevonden door middel van een gestructureerde vragenlijst die ingevuld is door mensen op het gebied van informatiemanagement (vaak afdeling informatie en automatisering, I&A). De vragenlijst is gebaseerd op het MAAM- model (Multi-dimensional Assessment model for architecture Alignment and Maturity) (Van der Raadt et al. 2005) en bevat zes variabelen. Communicatie, middelen, support, governance, proces en scope. Deze variabelen zijn getoetst in een vragenlijst en hieruit blijkt dat gemeenten en waterschap op een architectuur aanwezigheidsniveau zitten van established tot committed. Dit houdt in dat er harmonisatie is op het gebied van IT en business. Architectuur embedded is in de organisatie en de waarde van architectuur bekend is binnen de organisatie. Uit de gehouden interviews blijkt dat dit volledig correct wordt weergegeven door de vragenlijst. Op een paar variabelen na bij een paar gemeenten, lijkt hier sprake van maar bij de meeste gemeenten vallen de scores hoger uit bij de vragenlijst dan het blijkt uit de interviews. Maar in hoeverre correleert de aanwezigheid van architectuur met de overdracht van belastingtaken en -processen? Door interviews met de betrokken overheidsinstellingen is onderzocht welke factoren invloed hebben gehad op de overdracht van belastingtaken en - processen naar de BSGR. In de interviews met de medewerkers is gesproken over het aanloop traject naar de live gang van 1 januari 2011 tot en met de conversie en de daarbij horende problemen. De meest genoemde problemen zijn: de keuze voor het kadastrale bestand van de waterschap voor de 1 Leiden, Oegstgeest, Gouda, Zoeterwoude, Hoogheemraadschap Rijnland, Voorschoten-Wassenaar, Katwijk & Bodegraven-Reeuwijk (de laatste twee zijn per 1 januari 2013 aangesloten bij de BSGR).
  • 10. X initiële conversie, de uitloop van de aanbesteding van de nieuwe Centric belastingapplicatie en de daarmee geplande conversiedatum, het afwijken van het principe ‘schoon door de poort’ voor de meeste gemeenten, de complexiteit van de belastingbestanden en de BAG WOZ voorziening, de terugkoppeling vanuit de BSGR over de conversie en uitval lijsten én de beperkte functionaliteit van de Centric belastingapplicatie. In hoeverre correleert de aanwezigheid van architectuur met de overdracht van belasting taken en processen? Uit dit onderzoek blijkt dat de afwezigheid van architectuurtools, architectuurplaten en overzichten bij de initiële start van de gemeenschappelijke regeling (GR) parten hebben gespeeld bij de overdracht van belastingtaken en -processen waardoor inzicht en overzicht bij gemeenten ontbrak welke invloed het afstoten van de belastingtaken heeft voor de informatie organisatie. Dit komt terug op het aspect middelen, scope en support. Naast het afstoten van taken en processen en de bijbehorende is ook sprake van het ‘terug krijgen’ van informatie. Deze informatie is nodig voor de bedrijfsvoering van de organisatie zelf, dit zijn aspecten onder de noemer proces, governance en communicatie. Zoals de WOZ waarde en de uitvallijsten voor het bijwerken van de BAG. Niet alleen de gemeenten hebben hier invloed op gehad maar ook het leveren van de BSGR aan de gemeenten heeft invloed gehad hierop. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de aanwezigheid van architectuur in de vorm van de beschreven zes variabelen in het model van Van der Raadt et al. (2005) invloed hebben op de transitie van belastingtaken en –processen zoals hier onderzocht. In hoeverre de aanwezigheid onder invloed staat van andere factoren is lastig te bepalen en dient verder onderzocht te worden. De rol van architectuur is nog beperkt bekend zo blijkt het binnen het publieke domein. De opkomst van architectuur en architectuurprincipes is echter wel merkbaar. De verwachtingen, implicaties en gevolgen van architectuur dienen in de publieke sector op de verschillende architectuurniveaus erkend en uitgewerkt te worden. Vanwege het continue veranderde domein van het openbaar bestuur houdt dit in dat architectuur continue verder ontwikkeld en onderzocht dient te worden. Dit onderzoek probeert hier een bijdrage aan te leveren.
  • 11. XI SUMMARY This research tries to analyse the conversion of tax duties and tax processes within local governments towards a public entity: a communal arrangement. From an architectural point of view has the conversion of information and files been analysed as has the feedback to the local governments that is required for the continuation of the primary processes. The central research question posed in this thesis is: “does the presence of architecture influence the conversion of tax duties and tax processes within local governmental agencies?” The derived hypothesis is: “A local government agency with an higher architectural presence will have a better conversion of tax duties and tax processes”. The research has been done in two parts. The first part consists of the quantitative measurement of architectural presence within the local governments via a questionnaire and is validated through a semi-structured interview. The second part of the research involves a series of qualitative interviews with working within the local governments. The quantitative measurement has been done by a questionnaire that has been filled out by people working within information management (usually information managers from the IT department). The questionnaire is based upon the MAAM-model (Multi-dimensional Assessment model for architecture Alignment and Maturity) (Van der Raadt et al. 2005) and contains six variables: communication, resources, support, governance, process and scope. The questionnaire measured the level of presence for each variable. This results represent an amount of presence. The scores for the local governments were between established and committed. This means that there is cohesion between the IT side of the business and business side itself. Architecture is embedded within the organization and the value of architecture is well known and understood. But when comparing these results with the results from the qualitative interviews it showed a differences with almost all the variables. The question is, how does the presence of architecture correlates with the conversion of tax duties and tax processes? Via qualitative interviews with the respondents I have looked for the effects of the conversion of the tax duties and tax processes. From the decision to work together based on a communal arrangement until the actual start-up of the BSGR on January 1st 2011. The most mentioned problems are: the choice for the cadastral file from the water boards for the initial conversion, the delay in the tender of the tax application that was going to be used for the tax assessment from Centric and the planned conversion date. The principle “schoon door poort”, which means the conversion files that are used need to be clean and not corrupted, was not
  • 12. XII maintained. The complexion of the electronic tax files and the BAG-WOZ2 provision, the data feedback from the BSGR to the local governments and the limited functions of the Centric tax assessment application. In which way correlates the presence of architecture with the conversion of tax duties and tax processes? This research shows that the absence of architectural tools, architectural plates, and the lack certain information process overviews at the start of the communal arrangement played parts with the conversion. Based the conversion there is also the part of the data feedback for business usage. Such as the WOZ-values. The conclusion that can be made from these findings is that the presence of architecture, that is described by Van der Raadt et al. (2005) do have impact on the conversion and transition of tax duties and tax processes from local governmental organizations to a communal arrangement. How strongly the presence is influenced by other factors is difficult to determine en needs to be further researched. The role of architecture is limited within the public sphere. The emergence of architecture and architectural principles is noticeable. The related expectations and implications of architecture need to be further acknowledged and researched within the public sector. And they need to be researched at different architectural levels and different levels within the public sector. The continuous changing environment that characterizes the public sector entails that usage of architecture within this sector needs to be continuously researched and adapted if necessary. That is also what this study tries to show. 2 BAG stands for the system of registered addresses and buildings. WOZ stands for the law for valuation of real estate.
  • 13. XIII INHOUDSOPGAVE VOORWOORD..................................................................................................................................................VII SAMENVATTING..............................................................................................................................................IX SUMMARY .........................................................................................................................................................XI LIJST VAN FIGUREN ................................................................................................................................... XVI LIJST VAN TABELLEN ...............................................................................................................................XVII 1. INLEIDING ................................................................................................................................................. 1 1.1 AANLEIDING ONDERZOEK................................................................................................................... 1 1.2 RELEVANTIE........................................................................................................................................ 2 1.3 ONDERZOEKSPROBLEEM .................................................................................................................... 4 1.3.1 Probleemstelling & hypothese......................................................................................................... 4 1.4 LEESWIJZER ........................................................................................................................................ 5 2. THEORETISCH KADER .......................................................................................................................... 7 2.1 ARCHITECTUUR................................................................................................................................... 7 2.1.1 Zachman’s Architectural Framework ............................................................................................. 9 2.1.2 Enterprise architectuur ..................................................................................................................10 2.1.3 Referentie architecturen binnen de publieke sector .......................................................................11 2.1.4 The Open Group Architecture Framework (TOGAF)....................................................................13 2.2 ALIGNMENT........................................................................................................................................15 2.2.1 MIT90 Framework .........................................................................................................................15 2.2.2 Henderson & Venkatraman............................................................................................................17 2.2.3 Generiek informatiemanagement model.........................................................................................18 2.3 GEKOZEN THEORETISCH MODEL: ARCHITECTURE AND ALIGNMENT ................................................19 2.3.1 MAAM model .................................................................................................................................22 2.3.2 Waardering van scores...................................................................................................................24 2.3.3 Uitkomst resultaten ........................................................................................................................25 2.4 SAMENVATTING..................................................................................................................................26 3. CASUS BESCHRIJVING..........................................................................................................................27 3.1 INTRODUCTIE .....................................................................................................................................27 3.2 OPRICHTING BELASTINGSAMENWERKINGSVERBAND GOUWE-RIJNLAND (BSGR)........................28 3.2.1 Organogram BSGR ........................................................................................................................28 3.2.2 Missie en visie BSGR......................................................................................................................28 4. ONDERZOEK ONTWERP.......................................................................................................................29 4.1 VOORBEREIDING ................................................................................................................................29 4.2 TYPE ONDERZOEK & VALIDITEIT......................................................................................................30
  • 14. XIV 4.2.1 Type onderzoek...............................................................................................................................30 4.2.2 Casusselectie..................................................................................................................................30 4.2.3 Validiteit.........................................................................................................................................31 4.3 OPERATIONALISERING VARIABELEN.................................................................................................32 4.4 WERKWIJZE .......................................................................................................................................33 4.4.1 Data verzameling ...........................................................................................................................33 4.5 DELIVERABLES...................................................................................................................................34 4.7 SAMENVATTING ONDERZOEKSMODEL, THEORIE EN CASUS .............................................................35 5. ANALYSE...................................................................................................................................................37 5.1 INLEIDING...........................................................................................................................................37 5.2 ANALYSE ARCHITECTUUR PER GEMEENTE .......................................................................................38 5.2.1 Gouda.............................................................................................................................................39 5.2.2 Oegstgeest ......................................................................................................................................40 5.2.3 Wassenaar-Voorschoten.................................................................................................................42 5.2.4 Bodegraven-Reeuwijk.....................................................................................................................44 5.2.5 Leiden.............................................................................................................................................46 5.2.6 Katwijk ...........................................................................................................................................47 5.3 CONCLUDERENDE OPMERKINGEN ARCHITECTUUR ..........................................................................49 5.4 ANALYSE TRANSITIE BELASTING TAKEN EN PROCESSEN..................................................................51 5.4.1 Inleiding .........................................................................................................................................51 5.4.2 De conversie van gegevens ............................................................................................................52 5.4.3 Terugkoppeling gegevens naar de gemeenten................................................................................56 5.5 CONCLUSIE TRANSITIE EN ARCHITECTUUR.......................................................................................58 5.5.1 Algemene opmerkingen ..................................................................................................................63 6. CONCLUSIE ..............................................................................................................................................64 6.1 ONDERZOEKSVRAAG EN HYPOTHESE................................................................................................64 6.2 AANBEVELINGEN................................................................................................................................69 6.3 BEPERKINGEN ONDERZOEK...............................................................................................................70 6.3.1 Onderzoek methode........................................................................................................................70 6.3.2 Statistische zekerheid .....................................................................................................................71 6.3.3 Theoretische dekking......................................................................................................................71 6.4 DELIVERABLES...................................................................................................................................71 6.5 VERVOLG ONDERZOEK ......................................................................................................................73 7. DISCUSSIE.................................................................................................................................................74 BIBLIOGRAFIE..................................................................................................................................................75 BEZOCHTE WEBSITES....................................................................................................................................80 LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN...................................................................................................81
  • 16. XVI LIJST VAN FIGUREN Figuur 1: Overzicht verschillende lagen architectuur 10 Figuur 2: Hiërarchie van referentie architecturen binnen de publieke sector 11 Figuur 3: NORA-architectuurraamwerk 12 Figuur 4: Architectuur indeling volgens TOGAF 13 Figuur 5: TOGAF ADM (TOGAF 2009) 14 Figuur 6: MIT09's IT Framework 16 Figuur 7: Strategic Alignment Model 17 Figuur 8: Transformatie van SAM naar negenvlaksmodel 18 Figuur 9: De bedrijfskolom 18 Figuur 10: De informatie- en communicatie kolom 19 Figuur 11: De ‘IT’-kolom 19 Figuur 12: De zes onderling gerelateerde variabelen 22 Figuur 13: Lineair resultaat architectuur en overdracht 25 Figuur 14: Organogram BSGR 28 Figuur 15: Samenvatting onderzoek 35 Figuur 16: Versimpelde weergave informatie behoefte WOZ 52
  • 17. XVII LIJST VAN TABELLEN Tabel 1: Zachman Architectural Framework (1987) 9 Tabel 2: if/then table depicting different architectural representations 10 Tabel 3: De drie vormen van architectuur zoals beschreven door TOGAF 14 Tabel 4: Samenvoeging theoretische modellen 21 Tabel 5: Overzicht waarden aanwezigheidsniveau 24 Tabel 6: Operationalisering van indicatoren 32 Tabel 7: Score per gemeente van de aanwezigheid van architectuur 37 Tabel 8: Score variabele communicatie per gemeente 58 Tabel 9: Score variabele governance per gemeente 59 Tabel 10: Score variabele support per gemeente 59 Tabel 11: Score variabele middelen per gemeente 60 Tabel 12: Score variabele process per gemeente 61 Tabel 13: Score variabele scope per gemeente 62 Tabel 14: Overzicht van factoren die invloed hebben gehad op de transitie van belastingtaken en -processen 67
  • 18. 1 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding onderzoek eorganisaties in het openbaar bestuur zijn bijna vanzelfsprekend geworden. Hervormingen lijken een integraal onderdeel te zijn van het functioneren van de overheid (Van der Meer et al. 2011). Daarnaast is er de noodzaak van lokale overheden om steeds effectiever en efficiënter te gaan werken door middel van samenwerken en schaalvergroting alsmede de hulp van ICT om op een andere manier te werken. Dit stimuleert de transformatie van het traditionele bureaucratische paradigma. Deze heeft de nadruk op standaardisatie, organisatie indelingen op basis van afdelingen en kost-efficiëntie op basis van operationalisering, naar het e-overheid paradigma, welke de nadruk legt op gecoördineerd netwerk maken, externe samenwerkingen en klant diensten (Ho, 2002: 434). In het huidige tijdperk zijn hervormingen meer en meer gericht op interoperabiliteit3 en ketensamenwerkingen en wordt dit benaderd vanuit een e-overheid perspectief (Duivenboden 2004, Bekkers et al. 2005, Hjort-Madsen 2006, Oosterbaan 2012). Vanuit mijn huidige master in de Bestuurskunde aan de universiteit Leiden ben ik met adviesbureau Berenschot tot dit algemene onderzoeksonderwerp architectuur en belastingsamenwerkingsverbanden gekomen4 . Architectuur is bedoeld om informatie te integreren die is verspreid tussen verschillende organisaties of in dit geval verschillende bij samenwerkingen (Oosterbaan, 2012: 27). Een klassieke definitie van een architectuur is dat het gezien wordt als de fundering van het plan van informatie integratie (Rijsenbrij 2004). Tevens is het vanuit een bestuurskundig oogpunt interessant om te onderzoeken hoe de “e-government” beweging plaatsvindt en welke invloed het karakter van het openbaar bestuur heeft op informatiearchitectuur, enterprise architectuur, IT-governance en andere informatiemanagement aspecten. Belastingsamenwerkingsverbanden zijn samenwerkingen tussen verschillende overheidsorganisaties (gemeenten en waterschappen of alleen tussen gemeenten) op het gebied van belastingen, WOZ (Wet waardering Onroerende Zaken) en de processen die hiermee samenhangen. Nederland telt op dit moment 37 belastingsamenwerkingsverbanden. Als antwoord op de wens van het kabinet om de administratieve lasten voor de burger te verminderen en de perceptiekosten te verlagen worden op dit moment op tal van plaatsen in 3 Interoperabiliteit is samenwerking tussen autonome systemen, apparaten. Een mogelijke uitbreiding hiervan kan zijn is ketensamenwerking. 4 Vanwege mijn eerdere bachelor studie bedrijfskundige informatica heb ik gekozen voor een multidisciplinair onderzoeksobject. R
  • 19. 2 Nederland samenwerkingsverbanden gecreëerd voor de uitvoering van de gemeentelijke en waterschapsbelastingtaken. Vanuit het gedachtegoed dat het samenvoegen van taken de slagkracht vergroot en taken daardoor efficiënter en effectiever uitgevoerd kunnen worden. Dit proces steeds meer geautomatiseerd door technologische ontwikkelingen (denk hierbij digitale koppeling met de belastingdienst, basisregistraties5 , objectdatabases6 met verschillende WOZ waardes voor waterschappen en gemeenten). Processen die de overheid uitvoert worden zijn steeds informatie intensiever en vragen steeds meer van de overheid op het gebied van de informatie huishouding, inrichting en verwerking. Dit maakt onderzoek naar e-overheid initiatieven en andere informatiemanagement aspecten binnen het openbaar bestuur (zoals de ontwikkeling van architectuur) zeer interessant en maatschappelijk relevant. 1.2 Relevantie De relevantie van dit onderzoek is onder te verdelen in twee aspecten: wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie. Dit onderzoek probeert bij te dragen met empirische resultaten aan het wetenschappelijk debat met betrekking tot architectuurvorming binnen de overheid. In 2009 gaf Bekkers al aan dat het lastige aspect van implementatie van e-overheid het gebrek aan gedeelde standaarden, infrastructuren, en compatible infrastructuren tussen departementen en lagere overheden is (2009: 60). Hierbij maakt Bekkers (2009) onderscheid gemaakt tussen infrastructuur en architectuur. Hij stelt dat bij een IT-infrastructuur naar de fysieke faciliteiten, diensten en alle door management ondersteunde computergestuurde diensten binnen een organisatie of tussen een organisatie wordt bedoeld. Een architectuur is een conceptueel framework waar de toekomstige IT-infrastructuur binnen de organisatie wordt beschreven. In het maatschappelijke debat betreffende enterprise architecture; het belang dat een architectuur heeft en de hulp die het biedt bij de steeds meer geïntegreerde informatiestromen, diensten en producten die de overheid kent en aanbiedt (Ebrahim & Irani, 2005). Maar onderzoek naar architectuur draagt ook bij aan het IT-governance vraagstuk binnen de publieke sector, de opkomst van de Chief Information Officer (CIO), en de veranderende dienstverleningsmethode van de overheid (Klischewski, 2011). Maar naast wetenschappelijke 5 Een basisregistratie is een door de overheid officieel aangewezen registratie met daarin gegevens van hoogwaardige kwaliteit, die door alle overheidsinstellingen verplicht en zonder nader onderzoek, worden gebruikt bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken. Nederland kent 13 basisregistraties 6 Een object georiënteerde database is een database model waarin gewerkt wordt met objecten. Objecten zijn verzamelingen van data (variabelen) en methoden.
  • 20. 3 relevantie die architectuur kent is er ook een maatschappelijke relevantie bij dit onderzoek. De opkomst van e-overheid en verschillende typen (referentie) architecturen (NORA, GEMMA, PETRA, WILMA & MARIJ7 ) die de overheid ontwikkeld met open standaarden (StUF8 ) hebben invloed op het te onderzoek object. StUF is een universele berichtenstandaard voor het elektronisch uitwisselen van gegevens tussen applicaties9 . Deze bovenstaande aspecten zijn samen te vatten in een overzicht gemaakt door Lee et al. (2005). Waarin onderscheid wordt gemaakt tussen: Government 2 Citizen (G2C), Government 2 Business (G2B), Government 2 Government (G2G), Government internal efficiency and effectiveness (IEE) en overarching infrastructure (2005: 101). Verschillende actoren, toepassingen en technieken hebben dus invloed op het architectuur proces, de architectuur principes en de uitvoering ervan. 7 Nederlandse Overheid Referentie Architectuur, GEMeentelijke ModelArchitectuur, Provinciale EnTerprise Referentie Architectuur, Waterschaps Informatie- en Logisch Model Architectuur & Model Architectuur Rijksdienst 8 Standaard Uitwisseling Formaat. Geschreven in XML 9 In het theoretisch kader zal hier dieper op in worden gegaan, alsmede het verschil tussen referentie architecturen en universele architecturen.
  • 21. 4 1.3 Onderzoeksprobleem Het onderzoeksprobleem wordt uiteen gezet in twee onderdelen: het managementprobleem en het onderzoeksprobleem. Het management probleem wordt behandeld in hoofdstuk 6 conclusie en aanbevelingen. Dit probleem komt voort uit het bedrijfsprobleem: het probleem wat de manager opgelost wil zien worden. Het bedrijfsprobleem is geënt op meer kennis en inzicht (best practices) op het gebied van architectuur. Het onderzoeksprobleem bestaat in essentie uit het formuleren van onderzoeksdoelstellingen, onderzoeksvragen, het schrijven van een conceptueel model en het formuleren van het beoogde gebruik van de onderzoeksuitkomsten (Groeland, 2009). Dit staat in de volgende paragrafen beschreven. 1.3.1 Probleemstelling & hypothese De probleemstelling wordt in tweeën uiteengezet, namelijk de doelstelling en de vraagstelling. De doelstelling is al deels beschreven maar zal in dit kopje uitgebreider worden behandeld. De onderzoeksdoelstelling is gericht op het verkrijgen van kennis en inzicht in architectuur en belastingsamenwerkingsverbanden en de mogelijke samenhang tussen deze aspecten. Om de onderzoeksdoelstelling te realiseren zal een eenduidige definitie worden opgesteld van architectuur door een literatuur inzicht. Deze definitie zal de rode draad zijn in het onderzoek. Tevens helpt deze definitie bij de afbakening van het te onderzoeken onderwerp en het verkrijgen van resultaten en duidelijkheid over het onderwerp. Een belastingsamenwerkingsverband zal tevens worden gedefinieerd omdat er verschillende typen samenstellingen en verbanden bestaan. Dit alles is gericht op het verkrijgen van meer inzicht in alignment van IT-aspecten (informatie, beheersing en IT-technische componenten) wanneer onafhankelijke partijen samengaan in een belastingsamenwerkingsverband door middel van architectuur. De onderzoeksvraag die centraal staat in deze thesis is: Zorgt een hogere mate van architectuur aanwezigheid bij de overheidsorganisatie voor een makkelijkere overdracht van taken en processen naar het belastingsamenwerkingsverband?
  • 22. 5 Er is gekozen voor de term ‘aanwezigheid’ omdat dit de mogelijkheid geeft om volwassenheid en alignment in één model te toetsen (voor verdere uitleg zie paragraaf 2.3). Dit zorgt er tevens voor dat de toepassing (volwassenheid) evenals het denk niveau van architectuur (bewustzijn) wordt getoetst. De hypothese die geformuleerd is op basis van de onderzoeksvraag: Een overheidsorganisatie met een hogere mate van architectuur aanwezigheid zal een hogere mate van afstemming van taken en processen hebben met het belastingsamenwerkingsverband Dit theoretische antwoord vormt een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Het geeft de richting aan van het antwoord. Het vormt tevens het kader waar tegen de onderzoeksresultaten gehouden worden en conclusies getrokken kunnen worden. 1.4 Leeswijzer Deze thesis is opgebouwd uit de volgende onderdelen om gestructureerd het probleem te onderzoek wat geschetst wordt in de volgende paragraaf beschreven. Hoofdstuk 2. Het theoretisch kader bevat drie aspecten in deze thesis. Ten eerste architectuur methodes en modellen, oorsprong en het gedachtegoed wat architectuur behelst. Ten tweede alignment, het doel en nut hiervan en relevante modellen en auteurs. Ten derde bevat mijn onderzoek een kwalitatief en kwantitatief model dat ik gebruik om data te verzamelen en te structureren. Hoofdstuk 3. De case study betreft achtergrond informatie over de te onderzoeken casus. In dit hoofdstuk wordt achtergrond informatie verwerkt, huidige informatie en andere relevante aspecten van de casus. Hoofdstuk 4. Hier is het ontwerp van het onderzoek geschetst. De uiteenzetting van het onderzoek probleem in een kennis- en managementprobleem. Wat voor type onderzoek en welk conceptueel model hier aan vast zit. Evenals de werkwijze - literatuuranalyse, survey (op basis van het ‘aanwezigheidsmodel) en kwalitatief interview – en de relevantie van dit interview; wetenschappelijk en maatschappelijk.
  • 23. 6 Hoofdstuk 5. De data analyse vindt plaats op basis van de verzamelde gegevens uit de kwantitatieve survey en het kwalitatieve interview. In dit hoofdstuk worden deze geïnterpreteerd en verklaard. Hoofdstuk 6. De conclusie zal de resultaten die in hoofdstuk 5 aan de orde zijn gekomen 5 samenvatten. Daarnaast zal een antwoord worden geven op de onderzoeksvraag en hiermee wordt de hypothese bevestigd of gefalsificeerd (Popper 1963). Hoofdstuk 7. Bij de discussie en aanbevelingen wordt in gegaan op het managementprobleem en de deliverables. Welke lessen kunnen uit dit onderzoek gehaald worden en welke mogelijkheden tot vervolg onderzoek zijn er. Evenals wordt in gegaan op zwakheden in het onderzoek op het gebied van interne en externe validiteit.
  • 24. 7 2. THEORETISCH KADER innen het vakgebied informatiemanagement is in de afgelopen jaren de opkomst van afstemming tussen ICT en organisatie een steeds belangrijker onderdeel en zelfs een vakgebied geworden. Dit wordt ook wel strategic business-ICT alignment genoemd (Maes et al. 2006). In het theoretisch kader zal dieper in worden gegaan op bovenstaande aspecten. De vragen die hierin beantwoord zullen worden zijn: wat is architectuur (2.1), wat is alignment (2.2) en welke modellen en theorieën zijn er?10 De modellen en theorieën zullen kort uiteen worden gezet met hun kernvariabelen. In paragraaf 2.3 worden de sterktes van het model weergegeven in tabel 5 en daarvandaan wordt de keuze verder uitgelegd voor het gekozen theoretisch model, de eigenschappen van dat model en de toelichting op het ontwerp van het onderzoek (hoofdstuk 4). 2.1 Architectuur De eerste gedachte bij architectuur is waarschijnlijk niet informatiemanagement of iets in die trant. De eerste parallel die werd getrokken van gebouwarchitectuur en informatiearchitectuur is gedaan door Zachman (1987). Het nut voor architectuur komt bij Zachman voort uit de toenemende complexiteit van de implementatie van informatiesystemen. Architectuur is nodig om enige vorm van logische constructie voor het beschrijven en beheersen van de interfaces11 en integratie van alle componenten van een systeem (Zachman, 1987: 276). Architectuur dient als blauwdruk om een gewenst niveau van integratie van informatie of informatiesystemen in of tussen organisaties te bevorderen (Homburg 1999). Een klassieke definitie van een architectuur is dat het gezien wordt als de fundering van het plan van informatie integratie. Nu wordt duidelijk dat de definities van architectuur en de type architecturen die onderscheiden kunnen worden uiteen lopen. Architectuur en infrastructuur worden door elkaar gebruikt want een eenduidige definitie van architectuur is niet beschikbaar. Hieronder volgt een aantal definities van een architectuur: “An information architecture is a high-level map of the information requirements of an organization. It is a personnel-, organization- and technology-independent profile of the major information categories used within an enterprise. The profile shows how the information categories relate to business processes and how the information categories must be 10 Uiteraard is het niet mogelijk om alle theorieën en modellen te beschrijven dus is gekozen voor een aantal modellen die m.i. vanuit theorie en praktijk de betekenis schetsen en inzicht geven voor dit onderzoek. 11 Koppeling B
  • 25. 8 interconnected to facilitate support for decision makers” (Brancheau & Wetherbe, 1986, p. 453) “[d]igitale architectuur is ‘een coherente, consistente verzameling principes, verbijzonderd naar uitgangspunten, regels, richtlijnen en standaarden die beschrijft hoe een onderneming, de informatievoorziening, de applicaties en de infrastructuur zijn vormgegeven en zich voordoen in het gebruik (Rijsenbrij, 2004: 6) “The fundamental organization of a system embodied in its components, their relationships to each other and to the environment and the principles guiding its design and evolution.” (IEEE – 1471-2000) “The formal description of the system, or a detailed plan of the system at component level to guide its implementation. The structure of components, their interrelationships, and the principles and guidelines governing their design and evolution over time.” (TOGAF, 2004) Wat duidelijk wordt aan de hand van deze begrippen is dat een eenduidige definitie niet bestaat. Voor het onderzoek is het belangrijk om eenduidigheid te scheppen over het te onderzoeken fenomeen: architectuur. Op de volgende pagina’s zijn diverse modellen en auteurs beschreven die meer inzicht zullen geven over bestaande definities en type architecturen die bestaan. Dit zal bijdragen aan de beeldvorming en het onderzoek.
  • 26. 9 2.1.1 Zachman’s Architectural Framework In 1987 bedacht Zachman, vanwege het toenemende belang van informatiesystemen en hun complexiteit, het nut van architectuur. Bij de bouw van informatiesystemen heeft Zachman de rollen bedacht die van toepassing zijn hierbij: planner, opdrachtgever, ontwerper, aannemer, uitvoerder en gebruiker (Winterink & Truijens, 2002). Het framework van Zachman wordt gevormd in een matrix waarin verschillende elementen (tabel 1) die bestaan in een organisatie naar de verschillende rollen wordt vertaald: Vanuit elke omgeving kunnen de rollen anders worden ingevuld, namelijk welke daar van toepassing is. Het framework wat Zachman bedacht heeft wordt een Enterprise Architectuur (EA) genoemd. Volgens Lankhorst et al. (2009) bevat een Enterprise Architectuur de essentie van de ‘business’, IT en haar evolutie. Deze essentie zou stabieler zijn dan specifieke oplossingen die zijn gevonden voor actuele problemen. Zij gaan verder hierin waarbij zij achten dat de architect de relatie van de gebruiker en de systemen die hij gebruikt te snappen en de essentie hiervan vast te leggen. Zachman geeft mogelijkheden weer welke rollen op welke manier geïntereperteerd worden naar een type architectuur (zie tabel 2). Rol/functie Visie op architectuur Programmer Structure chart Database administrator Data design Analyst Data flow diagram Planner Some combination of entity/relationships diagram/functional flow diagram Communications manager Business logistics infrastructure and/or the Tabel 1: Zachman Architectural Framework (1987)
  • 27. 10 distributed systems architecture Operations manager The system architecture Network administrator The network architecture Program support representative Detailed data and program descriptions Computer designer Machine language President Entity classes, process classes and or/map Tabel 2: if/then table depicting different architectural representations Het interessante van het artikel van Zachman is de notie die hij maakt aan het einde van zijn artikel: “What is information systems architecture? There is not an information systems architecture, but a set a them!” Dit typeert het container begrip wat architectuur behelst. 2.1.2 Enterprise architectuur Een effectieve enterprise architectuur biedt een holistische kijk op de organisatie en geeft inzicht bij het afstemmen van eisen die aan onderdelen worden gesteld om de organisatiestrategie en operationele uitvoering optimaal te kunnen ondersteunen (Lankhorst et al. 2009). Ross et al. (2006) beschouwen ‘enterprise architectuur’ als logica voor bedrijfsprocessen en IT capaciteiten op hoog niveau. Bij een verdere onderverdeling van architectuur worden de volgende vier niveaus gehanteerd: business proces architectuur, data of informatiearchitectuur, applicatie architectuur en technische architectuur (Ross, et al. 2006). Figuur 1 geeft schematisch weer welke lagen te onderscheiden kunnen zijn binnen het concept architectuur (Lekkerkerk, 2011: 35/36) Enterprise Architectuur (Ross et al. 2006) Business Architectuur Informatiearchitectuur Data architectuur Applicatie architectuur Technische architectuur Enteprise architectuur (Lankhorst et al 2009, TOGAF, 2009) Figuur 1: Overzicht verschillende lagen architectuur
  • 28. 11 2.1.3 Referentie architecturen binnen de publieke sector Eerder genoemd kwamen al een aantal architecturen (typen en soorten) voorbij. In 2002 is in een door Binnenlandse Zaken (BZK) geïnitieerd onderzoek geconstateerd dat een gecoördineerde samenwerking tussen de diverse organisatieonderdelen noodzakelijk is en dat daarbij het gebruik van architectuur denken niet los te koppelen is. Sinds het rapport van Dool et al. (2002) zijn verschillende referentiearchitecturen ontwikkeld. Op dit moment zijn er verschillende referentiearchitecturen en standaarden die voor gemeenten relevant zijn. Deze architectuur en standaarden hebben verschillende scopen: van Europees tot gemeentelijk, van strategisch tot operationeel en van organisatorisch tot technisch niveau. De ene keer zijn ze gericht op een sector of aspectgebied een andere keer zijn ze gericht op één specifieke bestuurslaag. De huidige referentiearchitecturen die onderkend worden in Nederland zijn:  Europa: European Interoperability Framework for European Services: EIF (EIF, 2010)  Landelijk: Nederlandse Overheid Referentie Architectuur: NORA (E-overheid, 2011)  Rijksoverheid: Model Architectuur Rijk: MARIJ  Provincies: Provinciale Referentie Architectuur: PETRA  Gemeenten: Gemeentelijke Model Architectuur: GEMMA  Waterschappen: Waterschap Informatie & Logisch Model Architectuur: WILMA  Referentiearchitecturen op sectoraal niveau met raakvlakken aan de GEMMA zijn onder andere: o Ketenarchitectuur Werk en Inkomen, KARWEI o Referentie Onderwijs Sector Architectuur, ROSA o Architectuurvisie Stroomlijning Indicatieprocessen, STIP o Architectuur voor de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUDI) (in ontwikkeling) De hiërarchie van de architectuurlagen in de publieke sector kunnen over worden gelegd zoals Matroesjka poppen (figuur 2). Figuur 2: Hiërarchie van referentie architecturen binnen de publieke sector
  • 29. 12 Een referentiearchitectuur op een aspectgebied is bijvoorbeeld de eXtensible Business Reporting Language (XBRL)12 . De voor de overheid relevante Open Standaarden zijn vastgesteld door het College Standaardisatie. Voorbeelden van open standaarden zijn het Standaard Uitwisselings Formaat (StUF), het Open Document Format (ODF) en de web richtlijnen voor overheidswebsites (Forum-Standaardisatie, 2011). Hieronder de indeling van de NORA. Deze is deels gebaseerd op de TOGAF13 (2009), wat in hoofdstuk 2.1.4 besproken wordt. Het raamwerk kent drie architectuurlagen, te weten:  De bedrijfsarchitectuur  De informatiearchitectuur  De technische architectuur En het onderscheidt drie kolommen:  Wie neemt actie: organisaties, informatieverwerkers (personen en applicaties) en machines/computers  Wat wordt geleverd: diensten, berichten, gegevens  Hoe gebeurt dit: processen, communicatie, integratie en netwerk 12 XBRL is een wereldstandaard voor digitaal rapporteren. Het brengt de publicatie, uitwisseling en verwerking van bedrijfsrapportages binnen de dynamische en interactieve wereld van het Internet (Nederlands Taxonomie Project, 2008). 13 De afkorting TOGAF staat voor: The Open Group Architecture Framework Figuur 3: NORA-architectuurraamwerk
  • 30. 13 Daarnaast zijn er nog twee generieke dimensies: beveiliging en beheer. Deze dimensies vallen over alle drie de architectuurlagen heen (Min. BZK 2010). 2.1.4 The Open Group Architecture Framework (TOGAF) TOGAF is een open standaard die zich richt op enterprise architectuur ontwikkelingen binnen organisaties. In 1995 voor het eerst ontwikkelt, en tegenwoordig één van de meest bekende en besproken architectuur frameworks. De inrichting van de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA) is deels gebaseerd op TOGAF: bedrijfsarchitectuur, informatiearchitectuur en technische architectuur (zie figuur 4). TOGAF kent een eigenlijke architectuurtaal welke universeel is: ArchiMate. Dit is een open en onafhankelijke taal die gebruikt wordt de beschrijvingen van enterprise architecturen gebaseerd op IEEE 1471 standaard (Van der Raadt, 2001: 74). Figuur 4: Architectuur indeling volgens TOGAF (2009) De drie typen architectuur die erkend worden door TOGAF (2009) zijn: Bedrijfsarchitectuur, de informatiearchitectuur en de technologische architectuur. Hierbij kan
  • 31. 14 de informatiearchitectuur nog uit een worden gezet in een data en applicatie architectuur. In tabel 3 zijn de drie architectuur typen kort beschreven. Tabel 3: De drie vormen van architectuur zoals beschreven door TOGAF TOGAF onderkent drie soorten architecturen: de strategische-, de segment- en de capability architectuur. TOGAF bevat ook een methodologie om een architectuur te maken: de Architecture Design Method (ADM). Dit is een methode om de architectuur te ontwikkelen. Daarnaast bevat het een beschrijving van elementen die nodig zijn in een architectuur. Nadelen van deze oplossing die TOGAF noemt zijn: 1) De relatie tussen de verschillende soorten architecturen is niet per definitie geborgd; 2) Voordat de architectuurproducten toepasbaar zijn, moeten eerst de strategic-, segment- en capability architecturen worden ontwikkeld. Dit kan vertragend werken; 3) Het kan moeilijk worden om overzicht te houden over verschillende ontwerpactiviteiten die tegelijkertijd plaatsvinden. Architectuurtype Omschrijving Bedrijfsarchitectuur De bedrijfsstrategie, sturing, organisatie en kern processen Informatiearchitectuur De indeling van de logische en fysieke data onderdelen van de organisatie en data management middelen Technologie Architectuur De hard- en software capaciteiten die nodig zijn om de ondersteuning te bieden aan de uitrol van de business. Het gaat hier om IT- infrastructuur, middleware, netwerken en communicatie, netwerk en proces standaarden. Figuur 5: TOGAF ADM (TOGAF 2009)
  • 32. 15 2.2 Alignment Als over alignment wordt gesproken in de organisatie context dient bij het begin begonnen te worden. In het theoretisch kader wordt ingegaan op een aantal modellen en auteurs die invloedrijk zijn op het gebied van alignment. In de twintigste eeuw werd duidelijk dat IT/ICT een steeds belangrijke rol kreeg en dat de evolutie vanuit de traditionele opvatting dat ‘IT alleen dient ter ondersteuning van de administratieve functies’ binnen een organisatie veranderde naar een opvatting dat IT een rol krijgt binnen het strategische aspect van de organisatie (Henderson & Venkatraman, 1999: 472). Strategisch alignment richt zich op de activiteiten die het management onderneemt om gezamenlijke doelstellingen te bereiken. Deze gezamenlijke doelstellingen zijn gericht om doelen op het vlak IT en andere functionele organisatie onderdelen te bereiken. We kunnen dus stellen dat alignment zich richt op hoe IT in harmonie met bedrijfsvoering is en hoe bedrijfsvoering in harmonie kan zijn met IT (Luftman, 2000: 2). Het is geen eenzijdig proces waarbij IT aan dient te sluiten bij de business (Van der Raadt et al. 2005: 361). Hoewel veel verschillende definities bestaan op het gebied van alignment, is een duidelijke consensus te herkennen: IT activiteiten dienen de volledige reeks aan bedrijfsactiviteiten (Van der Raadt et al. 2005: 359). Hoewel alignment een veel besproken onderwerp is bij informatie managers en business managers volgt hieronder een overzicht van een aantal invloedrijke auteurs en hun modellen, en de invloed die zij hebben op alignment evenals mijn onderzoek. 2.2.1 MIT90 Framework In de jaren ’90 is een onderzoeksprogramma gestart dat heet Management In The 1990’s (MIT90, zie figuur 6), dit is gemaakt in 1984 om onderzoek te doen naar de invloed van informatie technologie op allerlei organisaties (Scott Morton, 1990). Daarnaast is het model ontwikkeld om te onderzoeken of organisaties kunnen overleven en bloeien (prosper) in een competitieve omgeving (van de jaren ’90 en verder) en te kijken of managers geholpen kunnen worden met het begrijpen van de invloed die IT investeringen hebben op bedrijfsstrategieën en missies, organisatiestructuren en bestaande processen. Het model heeft betrekking op vijf variabelen (lees: forces, zie figuur 6): structuur, strategie, management processen, technologie en individuen & rollen.
  • 33. 16 Figuur 6: MIT09's IT Framework Technologie: Scott Morton wijst er op dat verbetering op IT-gebied verminderen het ‘tijd- afstand’-aspect, hogere mate van verbondenheid (interconnectedness), beter organisatie geheugen en betere vastlegging van organisatie regels. Individuals & Roles: Betrokken met de mensen in de organisatie, de taken die zij uitvoeren, de opleiding en trainingen die zij hebben gehad om hun taak uit te voeren. Informatie technologie heeft hier invloed op. Structure: Welke onderdelen kent een organisatie en hoe zijn deze delen onderling verbonden? De organisatie structuur wordt aangepast en zal de IT investeringen en invloeden weergeven en haar nieuwe vorm. Management process: de gestandaardiseerde processen en activiteiten binnen de organisatie waardoor de organisatie haar taken kan uitvoeren zullen reflecteren in de uitvoering van de technologie. Strategy: Beleidsvorming en uitvoering kennen invloeden vanuit de technologie. Vanuit de competitie gedachte zullen concurrerende organisaties ook vanuit dit perspectief beleid schrijven en hierdoor is innovatie een belangrijke factor binnen de IT. Het model van Morton (1991) richt zich alleen op de interne aspecten van informatie technologie. Externe invloeden zijn niet meegenomen in de alignment kwestie. Management wordt geacht om de organisatie door deze krachten (forces) heen te leiden. Het framework
  • 34. 17 stelt voor dat organisatiestrategieën, -structuren, managementprocessen, individuele rollen en vaardigheden en IT consequent met elkaar moeten zijn. 2.2.2 Henderson & Venkatraman Het model wat Henderson & Venkatraman (1989) ontwikkelde wordt het Strategic Alignment Model (SAM, figuur 7) genoemd. De potentie van IT om beide te ondersteunen en zo te helpen bij bedrijfsvoering wordt onderkend in dit model (Chan & Reich, 2007, p. 303). Figuur 7: Strategic Alignment Model Het Henderson & Venkatraman model (1989) is opgedeeld in vier vlakken die onderling verbonden zijn met elkaar. De eerste stap richt zich op het verbinden van het interne en externe domein van IT. Het tweede aspect van alignment is het verbinden van bedrijfsvoering (lees: business) en de IT. Dit wordt ook wel functionele integratie genoemd. De integratie hiervan werd al eerder gekenmerkt door wetenschappers als een belangrijk aspect van de organisatie: het linken van de bedrijfsstrategie met de IT-strategie. Het derde aspect van strategische afstemming tussen IT en bedrijfsvoering is dat management effectief IT besluiten moeten nemen in alle vier de beschreven domeinen. Het doel van dit model is om een methode te bepalen om IT af te stemmen op bedrijfsdoelen om mogelijk waarde te creëren uit IT investeringen (Truijens, 2000: 4). Het model van Henderson & Venkatraman (1989) is misschien wel het meest geciteerde model betreffende alignment. Het belangrijke
  • 35. 18 van het SAM model is het onderscheid van een bivariate fit (tussen twee domeinen) en een cross-domain alignment (koppelen van elke drie domeinen). Evenals een onderscheid tussen het interne (IT infrastructuur en processen) en externe (IT strategie) perspectief. Het model ziet IT en business niet als losse entiteiten maar verdeelt deze volgens de focus, intern of extern. 2.2.3 Generiek informatiemanagement model Het ontwikkelde informatiemanagement model van Maes et al. (1997) voorziet in drie kolommen. Waarbij Henderson & Venkatraman (1989) twee kolommen voorzagen (business & information technology) geven Maes et al. (1997) een toevoeging aan door de zaken van informatie & communicatie evenals structuur toe te voegen aan het bestaande stuk van strategie (extern) en uitvoering (intern). Hiermee vindt de volgende transformatie plaats: Figuur 8: Transformatie van SAM naar negenvlaksmodel Als de drie kolommen nader worden bekeken kunnen zij onderverdeeld worden in drie assen. De eerste kolom is de bedrijfskolom, deze richt zich op het bedrijfsmatige aspect van de informatiemanagement pragmatiek. In welke mate is de organisatie uitvoerend dan wel dienstverlenend (in het geval van een gemeente: strategie). Welke eisen worden gesteld aan de infrastructuur bij een fusie en welke eisen legt de infrastructuur aan de fusie (zoals belastingsamenwerking, structuur)? Welke processen zijn vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week bezig (uitvoering). Dit zijn vragen die belang hebben bij het bedrijfsgedeelte van het negenvlak model (Abcouwer et al., 1997: 6-7). Figuur 9: De bedrijfskolom
  • 36. 19 De middelste kolom richt zich op de informatie en communicatie. Afgeleid kan hier gesproken worden over kennisoverdracht en –management. Vragen die hier gesteld worden zijn hoe de organisatie haar informatiebeleid vormt (strategie), welke formele en feitelijke informatie- en communicatiepatronen de organisatie kent (structuur) en hoe deze processen plaats vinden (uitvoering) (Abcouwer et al., 1997: 7-8). De laatste kolom van het negenvlaksmodel richt zich op informatie technologie. Langs deze as zijn centrale concepten informatie- en communicatie- technologie, applicaties, data, ontwerp en implementatie, beheer van de informatie- voorziening, en dergelijke geplaatst. De vragen die in deze kolom worden gesteld zijn: hoe ziet het technologiebeleid eruit (strategie)? Voorziet de architectuur van de informatievoorziening in een grote spreidingsgraad van de technische faciliteiten (structuur) en welke voorzieningen zijn nodig vanuit het informatiemanagement perspectief om de spreidingsgraad te realiseren (uitvoering) (Abcouwer et al. 1997: 8-9)? 2.3 Gekozen theoretisch model: architecture and alignment Op basis van bestaande definities, modellen en literatuur heb ik het onderstaande model gekozen om te toetsen of de aanwezigheid van de architectuur en alignment binnen de overheidsorganisatie daadwerkelijk bijdraagt aan een betere overstap van taken van de overheidsinstelling naar een belastingsamenwerkingsverband. Het model van Van der Raadt et al. (2005) dekt de verschillende ladingen die zijn besproken in de verscheidene modellen (zie tabel 4): De verschillende eigenschappen en sterktes van de theoretische modellen worden gedekt door het MAAM-model. Dit model wordt in het komende hoofdstuk verder uitgewerkt. Figuur 10: De informatie- en communicatiekolom Figuur 11: De ‘IT’-kolom
  • 37. 20 Model Onderdeel Eigenschappen/variabelen Zachman’s Framework (Zachman 1987) architectuur Verschillende rollen (Wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe?) Enterprise Architectuur (Ross 2006) architectuur Verschillende type architecturen (samenhang mens, proces en technologie) NORA/GEMMA (min. BZK) architectuur Interne architectuur (Referentie architectuur, openstandaard, functionele/technische integratie) TOGAF The Open Group architectuur Inrichting drie lagen architectuur, eigen taal (Architectuur domeinen, architectuur scope) MIT90 Framework (Scott Morton 1990) Alignment Afstelling interne organisatie (interne krachten, centraal management) Strategic Alignment Model (SAM) (Henderson & Venkatraman 1991) Alignment Combinatie interne en externe organisatie (bedrijfsstrategie, organisatie infrastructuur en processen, IT strategie, informatiesystemen infrastructuur en processen)
  • 38. 21 9-vlaksmodel (generieke informatiemanagement model) (Abcouwer et al. 1997) Alignment Toevoeging van communicatie en informatie aan interne en externe organisatie. 6-bollen model (Multi-dimensional Assessment model for architecture Alignment and architecture Maturity: MAAM) (Van der Raadt et al. 2005) Architectuur & Alignment 1. Architecture development process 2. Architecture governance 3. Organizational support for architecture activities 4. Communication through and about architecture 5. Organizational and logical scope of architecture 6. Human and other architecture resources Tabel 4: Samenvoeging theoretische modellen
  • 39. 22 2.3.1 MAAM model De zes variabelen in het MAAM (Multi-dimensional Assessment model for architecture Alignment and architecture Maturity) model dat architectuur en alignment meet en weergeeft hoe ze zich onderling verhouden (Van der Raadt et al., 2005): 1. Proces (process) 2. Communicatie (communication) 3. Middelen (resources) 4. Scope (scope) 5. Ondersteuning (support) 6. Sturing (Governance) Figuur 12: De zes onderling gerelateerde variabelen Van der Raadt et al. (2005) hebben dit model ontwikkeld omdat zij achten dat architectuur volwassenheidsmodellen business IT-alignment zien als een unit van het model en waar alignment modellen architectuur volwassenheid zien als een variabele van hun model. De hypothese van Van der Raadt et al. (2005) is dan ook dat alignment toeneemt wanneer de volwassenheid toeneemt van de architectuur. Evenals dat er bewijs is dat zonder architectuur business-IT alignment niet mogelijk is (Tapia et al., 2007: 15). De zes variabelen die in dit model zijn opgenomen bevatten nog vele sub variabelen. Maar vanwege de beperkte
  • 40. 23 beschikbare tijd aanwezig voor dit onderzoek is gekozen om de sub variabelen14 in mindere mate te vertegenwoordigen in de gestructureerde vragenlijst maar nog wel aanwezig zijn in de niet-gestructureerde vragenlijst. Process: Het onderdeel process richt zich op drie aspecten van de architectuur en alignment binnen de overheidsorganisatie. Hoe worden beslissingen gemaakt betreffende architectuur, hoe worden zij gecontroleerd en geëvalueerd en hoe worden veranderingen over architectuur en IT binnen de organisatie gemaakt. Maar daarnaast richt het aspect process zich ook op de vertaling van bedrijfs-, werk- en informatieprocessen en hoe deze vertaald worden in de digitale omgeving, hoe de processen worden ge-audit en getest wordt op juistheid en volledigheid. Communication: Hoe worden ideeën uitgewisseld binnen de organisatie? Welke invloed hebben IT- investeringen op de organisatie en welke principes zijn leidend bij investeringen IT? Hoe staat IT tegenover de business en vice versa. Hoe verloopt contact tussen managers en IT’ers en waarderen zij elkaars werk wel? Deze aspecten dragen bij aan de begripsvorming omtrent elkaars belang. Business en IT hebben elkaar nodig om te kunnen functioneren maar hierover dient wel gecommuniceerd te worden. IT investeringen en informatiesystemen dienen in een groter geheel (architectuur) aan te sluiten (alignment) (Luftman 2000). Resource: Hoe worden middelen ingezet om architectuur en IT-projecten te beheersen? Wat is belangrijker: tijd en geld of kwaliteit? Hoe worden afwegingen gemaakt, alleen op ken- en meetbare getallen of ook op een kwalitatieve methode? Wat voor soorten afspraken worden gemaakt met betrekking tot architectuur binnen de organisatie, welke principes liggen hier ten grondslag aan en hoe worden afspraken geprioriteerd en nageleefd (Van der Raadt et al. 2005)? Scope: Hoe is de fysieke infrastructuur van de IT organisatie ingericht? Is hier ruimte voor toekomstige veranderingen op het gebied van wetgeving, nieuwe technologie, innovatie? Hoe dragen back-office systemen bij aan de core business (IT – strategy fit) en past het 14 Voor volledige uitwerking van de ‘hoofdvariabelen’ met al hun subvariabelen zie Van der Raadt et al. (2005) Alignment and Maturity Are Sibblings in Architecture Assessment.
  • 41. 24 daadwerkelijk binnen de organisatie doelstellingen of is het werk wat zij met zich brengteen doel an sich. In hoeverre worden bij investeringen rekening gehouden met back- en front- office systemen (van der Raadt et al. 2005)? Support: Dit onderdeel richt zich op de psychologische en sociale aspecten, want het gebruik van architectuur brengt verandering met zich mee. Is de organisatie flexibel genoeg om veranderingen gemakkelijk door te voeren? Hoe gaat de informele organisatie om met veranderingen? Hoe gaat de formele organisatie om met invoering van architectuur programma’s en gedachte goed (Van der Raadt et al. 2005). Governance: Governance of sturing richt zich op management en organisatie aspecten van architectuur. Om een doel te bereiken dienen plannen en activiteiten gestructureerd te zijn naar de aard van het doel. Hoe ziet IT en business planning eruit? Is er IT- investeringsmanagement, hoe wordt informatie gestructureerd, zijn er prioriteiten bij investeringen in IT en welke principes zijn leidend bij investeringen in informatie, informatiemanagement en informatiesystemen? Al deze vragen spelen mee bij het governance vraagstuk binnen organisaties (Luftman 2000). 2.3.2 Waardering van scores De aspecten van volwassenheid (maturity) en alignment (tezamen aanwezigheid) worden kwantitatief gescoord door middel van de gestructureerde vragenlijst én de overdracht van taken wordt onderzocht vanuit het kwalitatieve model dat is verwerkt in de niet- gestructureerde interview vragen (zie tabel 5). De bovenstaande variabelen worden kwantitatief geuit door een schaal te gebruiken die als volgt is ingedeeld: Waarde Beschrijving15 1. Initial/ad Hoc 2. Commited 3. Established 4. Improved/Managed 5. Optimized Tabel 5: Overzicht waarden aanwezigheidsniveau Het gebruik van deze vijfpuntschaal geeft de mate van aanwezigheid van de architectuur van de organisatie weer. Dit model valt onder het kwantitatieve gedeelte van het 15 Voor volledige uitwerking van de vijf waarden zie bijlage
  • 42. 25 onderzoek. Dit is origineel van SAMM (Strategic Alignment Maturity Model, Luftman, 2004)16 ontwikkeld, maar draagt nu steun bij mijn onderzoek en metingen van architectuur. De vijf waarden staan voor het volgende (cf. Luftman 2000 & Khaiata and Zualkernan 2009): Initial/ ad Hoc: Business en IT zijn niet aangesloten op elkaar. Er is geen harmonie tussen de twee binnen de organisatie. Van business IT strategie is geen sprake. Committed: De organisatie heeft de doelstelling om meer samenwerking en afstemming te hebben tussen business en IT. Harmonie begint te groeien. Voor bepaalde afdelingen is sprake van hogere mate van afstemming. Maar er is beperkte awareness. Established: Er is afstemming tussen business en IT. Harmonie is gecreëerd en de focus ligt op business doelstellingen waarin IT faciliteert. IT is meer ingegoten (embedded) in de organisatie en helpt de organisatie daadwerkelijk toegevoegde waarde leveren. Improved/managed: De waarde van IT wordt centraal binnen de organisatie gezien en erkend. Business en IT werken op dusdanige manier samen dat het erkende en gemeten toegevoegde waarde heeft voor business. Organisatie breed wordt IT toegepast om competitieve voordelen te behalen. In het publieke domein; zo hoog mogelijke effectiviteit binnen de wettelijke kaders. Optimized: De hoogste mate van afstemming tussen business en IT op alle vlakken. Een co- adaptieve relatie is aanwezig, IT heeft dusdanig invloed binnen de strategieontwikkeling tot in de mate van IT-extrastructure waarin de organisatie doordrongen is met externe partners en leveranciers. 2.3.3 Uitkomst resultaten De te verwachten resultaten zijn lineair. Bij een hogere mate van architectuur aanwezigheid wordt verondersteld dat de overdracht van belastingtaken en -processen makkelijker verloopt. De onderstaande grafiek geeft dit weer. 16 Tevens wordt deze bij het CMMI- model gebruikt. Dan zijn het 6 schalen: 0 t/m 5. Zie bijlage voor verdere uitleg. Architectuur aanwezigheid Overdracht belastingtaken en -processen Figuur 13: Lineair resultaat architectuur en overdracht
  • 43. 26 2.4 Samenvatting De bovenstaande informatie vormt de kern van het onderzoek. Wat duidelijk wordt uit de bovenstaande modellen en literatuur is dat architectuur een breed omvattend begrip is binnen de informatie technische en informatie organisatie aspecten. Wat duidelijk wordt is dat architectuur een gemeenschappelijk doel kent. Het doel van de enterprise architectuur is om overzicht te creëren binnen de organisatie. Op welk niveau en hoe gedetailleerd dat is, dat dient uitgesproken te worden door de gebruiker naar de architect. Het doel van de bovenstaande architecturen verschilt tevens onderling. De klassieke architectuur biedt hulp bij organisatie aspecten, zoals Zachman (1987) dat beschrijft gericht op verschillende rollen, of zoals Ross et al. (2006) het omschrijven: om logica in de bedrijfsprocessen en IT aan te brengen. Architectuur kan gezien worden als een middel. Een enkele architectuur is namelijk niet mogelijk omdat het adresseren van alle problemen in één architectuur te complex is en architecturen met elkaar kunnen conflicteren. Vanwege effectief hergebruik van een architectuur is modulaire opbouw noodzakelijk want verschillende mensen met verschillende onderdelen en segmenten van de architectuur kunnen gelijktijdig gebruik maken van de architectuur (TOGAF 2009). Vandaar ook het hoofdstuk: alignment. Een doel dat bereikt kan worden waarbij architectuur het juiste middel bij kan zijn. Alignment draagt hetzelfde probleem in zich architectuur: veel definities worden ontleend aan het begrip: integratie, koppeling, harmonie, brugfunctie of fusie (Avison et al., 2004). De geschiedenis van de alignment modellen (doch kort beschreven) laat een tendens zien een van de intern gericht blik van Morton (1990) tot aan Henderson & Venkatraman (1989) toe die externe invloeden aan het alignment vraagstuk toevoegden en uiteindelijk het generieke informatiemanagement model (Abcouwer et al. 1997) waarin de interne en externe aspecten en koppelingen tussen strategie en uitvoering (techniek) zichtbaar werden maakten binnen de organisatie. Het interessante aspect van Van der Raadt et al. (2005) is dat zij stellen dat business ”IT-alignment” modellen zien als een unit van het model en waar alignment modellen architectuur zien als een variabele van hun model. De hypothese van Van der Raadt et al. (2005) is dat alignment toeneemt wanneer de aanwezigheid toeneemt van de architectuur. Dit maakt het model goed bruikbaar binnen dit onderzoek. De keuze voor het model van Van der Raadt et al (2005) is dan ook vanuit de theorie ondersteund, een relatie tussen alignment en volwassenheid (maturity)
  • 44. 27 3. CASUS BESCHRIJVING 3.1 Introductie et onderzoek heeft betrekking op het belastingsamenwerkingsverband Gouwe- Rijnland (BSGR). Dit is een samenwerkingsverband op het gebied van belastingen tussen het Hoogheemraadschap van Rijnland en zes gemeenten, te weten: Gouda, Leiden, Oegstgeest, Voorschoten, Wassenaar en Zoeterwoude. En in 2013 zullen de gemeenten Katwijk en Bodegraven-Reeuwijk zich aansluiten bij dit belastingsamenwerkingsverband. In juli 2009 is de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland formeel in werking getreden. Vanaf januari 2011 is daadwerkelijk gestart met de uitvoering van de belastingactiviteiten voor de deelnemende overheidsorganisaties. Het samenwerkingsverband is opgericht om de verwerking van gemeentelijke belasting en waterschapsbelasting effectiever en efficiënter uit te voeren. BSGR is een zelfstandige organisatie die is gebaseerd op een zogenaamde GR. De BSGR verzorgt voor de samenwerkende deelnemers de waardering, heffing, inning en daarbij komende zaken omtrent belastingen voor de deelnemers. Daarnaast verzorgt de BSGR de waterschapheffingen voor het Hoogheemraadschap. Ook bepaalt de BSGR de hoogte van de WOZ-waarde (waarde onroerende zaken) van de zes aangesloten gemeenten. De BSGR voert voor alle deelnemers standaard de volgende belastingtaken uit: de WOZ, de heffing en inning voor onroerend zaak belasting (OZB), rioolrecht (inclusief grootverbruik), hondenbelasting, forensen- en toeristenbelasting, precariobelasting, afvalstoffenheffing en de waterschapsbelasting. Dit samenwerkingsverband omvat qua werkingsgebied circa 1,3 miljoen inwoners (deelnemende gemeenten circa 268.000). Qua aanslagen gaat het om ongeveer 640.000 aanslagen (Hoogheemraadschap) en bijna 180.000 voor de gemeenten17 . De rest van dit hoofdstuk richt zich op de inrichting van de taken en bevoegdheden van de BSGR en daarnaast op de overgedragen processen van de gemeenten en waterschap naar de BSGR. 17 Bron: Eindrapport ICT-infrastructuur Berenschot voor BSGR. H
  • 45. 28 3.2 Oprichting Belastingsamenwerkingsverband Gouwe-Rijnland (BSGR) 3.2.1 Organogram BSGR Het organogram van de BSGR ziet er als volgt uit: De vier hoofdprocessen die de BSGR onderscheid zijn18 : 3.2.2 Missie en visie BSGR19 De Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland als organisatie vloeit voort uit de wens om tot regionale samenwerking te komen en zodoende de samenleving direct en indirect beter van dienst te zijn. De kern van deze belastingsamenwerking is dat belastingtaken efficiënt, tegen lage kosten doch kwalitatief hoogwaardig worden uitgevoerd. “Door een vernieuwende en transparante dienstverlening naar burgers en overheden weten wij ons aan te passen aan de veranderende vraag van onze deelnemers. Met een klantgerichte aanpak en deskundig advies bieden wij gemak voor burgers bij het voldoen van de lokale belastingen en verzekeren wij onze deelnemers van kostenbeheersing bij het heffings- en invorderingsproces en bij het uitvoeren van de Wet WOZ. Samenwerking leidt ook tot verhoging van de robuustheid en continuïteit van de belastingorganisatie; bestaande kwetsbaarheden worden opgelost en er komt meer kennis, kunde en formatie beschikbaar om in te kunnen spelen op veranderende en complexer wordende wet- en regelgeving”. Voor een verdere beschrijving van de processen omtrent alle belastingtaken en -processen zie bijlage. 18 Gebaseerd op het eind ICT-infrastructuur van Berenschot (2009) geschreven voor de BSGR 19 Afkomstig van de BSGR website (http://www.bsgr.nl/bsgr/over-bsgr/missie-en-visie.html, bezocht op 29-11- 2012) Bestuur Directeur Staf/ Bedrijfsvoering Afdeling Heffen Afdeling Invorderen Afdeling Bezwaar & Beroep Afdeling Frontoffice Afdeling WOZ Figuur 14: Organogram BSGR
  • 46. 29 4. ONDERZOEK ONTWERP n dit onderdeel van de thesis staat de structurering van het onderzoek centraal. Wat is de onderzoeksvraag?, welke onderzoeksmethode wordt gebruikt en hoe wordt de data verzameld? Dit hoofdstuk zal de volgende onderdelen bevatten: 1) Voorbereiding 2) Type onderzoek & validiteit 3) Conceptueel model & operationalisering 4) Werkwijze 5) Relevantie 6) Deliverables De opzet van deze structuur, evenals de structuur zelf is gebaseerd op ANNABEL20 , Yin (2003), Campbell & Stanley (1963) en King, Keohane & Verba (1994). 4.1 Voorbereiding De voorbereiding die nodig is om bovenstaande hypothese te toetsen bestaat uit de volgende onderdelen: 1) Onderzoek naar literatuur op het gebied van: o Architectuur o Alignment o Gemeentelijke belastingen o Overheidssamenwerkingsverbanden 2) Interne interviews bij Berenschot voor het ontwikkelen van een kader: o Betreffende de casus o Architectuur en vragenlijst o Mogelijke deliverables 3) Ontwikkelen van een conceptueel kader voor het onderzoek 4) Het creëren van definitie van architectuur/alignment 5) Ontwikkelen van een aanwezigheidsmodel voor architectuur/alignment 6) Het vaststellen van geschikte casus om hypothese te toetsen 20 Analyzing Nasty Research Problems by Elaborative Logic I
  • 47. 30 Al deze voorbereidingsactiviteiten helpen bij het structuren van het totale onderzoek. En zorgen ervoor dat de gekozen onderzoeksmethode de resultaten oplevert die ertoe bijdragen dat de hypothese getoetst kan worden. 4.2 Type onderzoek & validiteit In deze sub paragraaf wordt het type onderzoek uitgelegd en de sterktes en zwaktes van het onderzoek. 4.2.1 Type onderzoek De onderzoeksmethode waar voor gekozen is in deze thesis is een case study. (Campbell & Stanley, 1963). Het is een exploratief onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van een gestructureerde vragenlijst en semigestructureerd interview. Voor exploratief onderzoek draagt de case study methode bij (Yin, 2003: 3) en kunnen de causale verbanden weergeven mits goede onderzoeksprocedures gevolgd worden (King et al. 1994: 43). 4.2.2 Casusselectie Aan de selectie van de casus is een aantal eisen gesteld om bepaalde onderzoek biases te voorkomen. 1) Bestaand belastingsamenwerkingsverband (minimaal één jaar); 2) Minimaal vier partners in het samenwerkingsverband; 3) Verschillende type overheden in het samenwerkingsverband; 4) Verschillende grootte van gemeenten in het samenwerkingsverband (groter en kleiner dan 50.000); 5) Toekomstige uitbreiding in zicht binnen het samenwerkingsverband. 6) Gemeenten met eigen informatie en automatiseringsafdeling en gemeenten met gedeelde afdelingen. De reden dat de selectie gebonden is aan meerdere eisen is om de zekerheid van het onderzoek te vergroten evenals de mogelijkheid op toeval en ‘kans’ te verminderen. Door deze vier eisen toe te voegen aan de casus selectie is het volgende samenwerkingsverband gekozen: Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (BSGR). Het belastingsamenwerkingsverband Gouwe-Rijnland is vanaf 1 augustus 2009 ontstaan uit de belastingafdelingen van de gemeenten Gouda (71047), Leiden (117915), Voorschoten
  • 48. 31 (23865), Oegstgeest (22767), Wassenaar (25830), Zoeterwoude (8130), Bodegraven- Reeuwijk21 (32.728), Katwijk (62.044)22,23,24 en het Hoogheemraadschap van Rijnland (1.3 miljoen25 ). De nieuwe organisatie zal de processen die te maken hebben met het belasten van natuurlijke en niet-natuurlijke personen (Belasten NP/NNP) van de aangesloten organisaties gaan verzorgen. Dit samenwerkingsverband omvat qua werkingsgebied circa 1,3 miljoen inwoners (deelnemende gemeenten circa 268.000). Qua aanslagen gaat het om ongeveer 640.000 aanslagen (hoogheemraadschap) en bijna 180.000 voor de gemeenten. BSGR is vergelijkbaar met de in 2007 opgerichte belastingsamenwerking rivierenland (BSR). BSGR is weliswaar een factor 1.6 groter dan deze organisatie, maar het voert sterk gelijksoortige processen uit en beide organisaties gebruiken dezelfde belastingapplicatie. 4.2.3 Validiteit In dit hoofdstuk wordt de interne en externe validiteit besproken van het onderzoek. Interne validiteit De interne validiteit wordt gewaarborgd door gebruik te maken van analyse vanuit het ‘aanwezigheidsmodel’ en de aangesloten interviews die worden vormgegeven door middel van een kwalitatief model. Beide modellen zijn getoetst op inhoud, continuïteit en consistentie. Hiermee hoop ik ook een empirische bijdrage te kunnen leveren aan de wetenschappelijke literatuur die al bestaat op dit gebied. Door de combinatie van kwantitatief en gedeeltelijke kwalitatief onderzoek wordt de interne validiteit en dus de kracht van de onderzoeksresultaten en de daaraan gekoppelde conclusie sterker. Tevens is deze casus gekozen omdat begin januari 2013 twee nieuwe partners toetreden tot het samenwerkingsverband, namelijk de gemeente Katwijk en Bodegraven-Reeuwijk. Hierdoor wordt niet alleen achteraf getest maar vooraf ook nog getest. Dit draagt bij aan de validiteit van mijn conclusies. Als laatste controle middel is het niet gestructureerde interview gericht op een aantal concepten van de gestructureerde vragenlijst. Vanuit de databronnen worden claims gelegd op de centrale concepten in dit onderzoek. 21 Sinds 1 januari 2011 zijn de gemeenten Bodegraven en Reeuwijk gefuseerd. 22 Per 1 januari 2011 een gefuseerde gemeente 23 Alle inwonersaantallen zijn gebaseerd op de cijfers van het CBS per 1 januari 2011 24 De laatst twee genoemde gemeenten worden per 1 januari 2013 toegevoegd aan de BSGR 25 definitieve inwonertallen per 1-1-2011 volgens opgave van het CBS en interne documenten van Berenschot
  • 49. 32 Externe validiteit De externe validiteit wordt gewaarborgd door de selectiecriteria die van toepassing zijn op de verschillende cases. 1) Overheidsinstellingen met meer dan 100.000 inwoners; 2) Overheidsinstellingen met minder dan 100.000 inwoners; 3) Overheidsinstellingen met gedeelde informatiemanagement afdeling; 4) Overheidsinstellingen met een eigen informatiemanagement afdeling 5) Overheidsinstellingen met architect 6) Overheidsinstellingen zonder architect 7) verschillende type(n) overheidsinstellingen; 8) Overheidsinstellingen met een eigen belastingafdeling 9) Overheidsinstellingen met een gedeelde belastingafdeling 4.3 Operationalisering variabelen In tabel 6 staan de gebruikte concepten uitgewerkt naar indicator en hoe de indicator gemeten wordt. Dit tezamen vormt de operationalisering van de te meten variabelen. Concept Indicator Data bron Eigenschappen EA Welke eigenschappen zijn toe te kennen aan de architectuur van de overheidsinstelling & het BSV Vanuit theoretisch model keuze maken welke eigenschappen te onderzoeken om de aanwezigheid van de architectuur te toetsen. Aanwezigheidsmeting De score tussen 0-5 per eigenschap geven de indicatie voor de mate van aanwezigheid van de architectuur (zie aanwezigheidsmodel, paragraaf 3.3.1) Interviews, gestructureerd op basis van vragenlijst Overdracht taken en processen Aansluiting van technische applicaties op organisatiedoelstellingen (Maes et al. 2000, Henderson & Ventkatraman 1992,1999). Welke problemen hebben gespeeld voor het hoofdproces “Waarde Toevoegen”. Doormiddel van interviews met medewerkers van de overheidsinstelling en het samenwerkingsverband afstemming vinden van IT en doelstelling. Daarnaast gebruik van informatie plannen en andere mogelijke documenten. Tabel 6: Operationalisering van indicatoren
  • 50. 33 4.4 Werkwijze In deze sub paragraaf wordt uitgelegd hoe het onderzoek daadwerkelijk uitgevoerd is. De paragrafen hierboven gingen onder andere in op de doelstelling, probleemstelling en casus selectie. Nu wordt duidelijk hoe al deze factoren samenhangen om de hypothese te toetsen. Om de gewenste resultaten te behalen om de hypothese te toetsen wordt de volgende werkwijze gehanteerd: 1. Op basis van het ontwikkelde aanwezigheidsmodel, interviewvragen creëren die dit model ondersteunen; 2. De vragen voor het gestructureerde interview zijn ingedeeld op een schaal van één tot en met vijf daar waar de niet gestructureerde interviewvragen meer kwalitatief van aard zijn. 3. Na alle gestructureerde interviews geanalyseerd te hebben wordt bekeken in hoeverre de kwalitatieve data de kwantitatieve data onderbouwt dan wel tegenspreken en wat de mogelijke oorzaken hiervan zijn 4. Na de analyses wordt de hypothese getoetst aan de verzamelde data 5. Op basis van de bevindingen en de daaraan verbonden conclusies zullen vervolg aanbevelingen gedaan worden richting het hierboven geschetste managementprobleem 4.4.1 Data verzameling De dataverzameling bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een gestructureerd interview waarin de zes variabelen (zie paragraaf 3.3) getoetst worden door middel van een vijf- puntschaal. Het gestructureerde interview wordt gehouden onder mensen die functioneren in de organisatie op het vlak van business en informatiemanagement (bijv. IT-beleid aspecten) en op het gebied van belastingsamenwerkingsverbanden en informatiemanagement/business. Het interview zal zich richten op mensen die binnen de organisatie zich bezig hebben gehouden/houden met de BSGR. Op basis van de resultaten van het gestructureerde interview heb ik deze mensen een kwalitatief interview afgenomen. Dit laat zien dat het aantal gemeenten de verschillende cases zijn en dat de geïnterviewde mensen (door middel van gestructureerd interview of niet-gestructureerd interview) het aantal observaties zijn. Dit heeft invloed op de resultaten (King et al. 1994: 52).
  • 51. 34 4.5 Deliverables Na afronding van het onderzoek kan antwoord worden gegeven op de volgende vragen: 1. Wat is de minimale graad van ‘aanwezigheid’ van een architectuur zodat een mogelijke samenvoeging van activiteiten positief bevonden kan worden? 2. Welke procesfactoren zijn belangrijk bij het vaststellen van architectuurafspraken en producten? 3. In hoeverre spelen andere niet-technische aspecten mee in de vorming van architectuur binnen de desbetreffende overheidsinstellingen? 4. In hoeverre speelt het publieke karakter mee bij de architectuurontwikkeling? 5. Welke verdere mogelijkheden tot onderzoek zijn mogelijk? De lijst van deliverables is in principe eindeloos. Naar eigen inzicht is deze lijst opgesteld die bijdraagt aan het geformuleerde managementprobleem.
  • 52. 35 4.7 Samenvatting onderzoeksmodel, theorie en casus Deze laatste paragraaf vormt de koppeling tussen de theorie, de geschetste casus en de te meten werkelijkheid. Hier wordt kort geschetst wat wordt onderzocht, welke concepten centraal staan, welke variabelen en welke condities aanwezig zijn, de gevolgen en de mechanismen. Dit vormt de ‘vereenvoudigde’ weergave van de werkelijkheid (van Thiel, 2007: 36). Meten Analyseren Concluderen De kwantitatieve meting vindt plaats met medewerkers van de overheidsinstelling die werken op het grensvlak van informatiemanagement en business. Dit zijn beleidsmensen, IT- managers en dergelijke. De metingen zullen plaats vinden op basis van het gestructureerde interview (gebaseerd op het MAAM-model) waar een bepaalde score uit zal komen. Meting ‘aanwezigheid’ architectuur overheidsinstelling Score ‘aanwezigheid’ architectuur overheidsinstellingen vergelijken met andere overheidsinstellingen Uitkomst Interview met medewerkers (kwalitatief) Analyseren waar problemen liggen en in welke mate deze problemen er zijn Uitkomst Toetsing hypothese op basis van uitkomsten Uitspraak omtrent hypothese Figuur 15: Samenvatting onderzoek
  • 53. 36 Het kwalitatieve interview met een aantal medewerkers zal plaats vinden die op het gebied van informatiemanagement en de BSGR werkzaam zijn. De geeft een vervolg actie aan. De geeft de scheidslijn aan waar een conclusie aan verbonden is of een volgende activiteit plaats vindt.
  • 54. 37 5. ANALYSE In dit hoofdstuk zal per gemeente de resultaten van de gestructureerde vragenlijst (indien mogelijk) en semigestructureerd interview uitgewerkt worden. Na de notering van de gegevens zal een samenvatting gegeven worden van de verschillen en de overeenkomsten van de verzamelde data. 5.1 Inleiding Wegens de verschillende grootte, omvang, aantal fte en type organisatie (regie gemeente, gedeelde bedrijfsvoering e.d.) was dat voor Zoeterwoude niet mogelijk. En Wassenaar- Voorschoten wordt per 1 januari 2013 ambtelijk gefuseerd maar werken op een aantal bedrijfsvoering aspecten (zoals I&A) al samen. Daarnaast is het niet mogelijk geweest om de vragenlijst van het Hoogheemraadschap te valideren door middel van een interview. Omdat zij de hoogste score hebben behaald was het interessant geweest om hier dieper op in te gaan. Overheidsorganisatie Score vragenlijst Niveau Respondenten (N) Gouda 3,47 Established/Managed 2 Oegstgeest 2,94 Established 1 Wassenaar-Voorschoten 3,06 Established 2 Bodegraven-Reeuwijk 2,89 Established 1 Leiden 2,88 Established 1 Katwijk 3,25 Established 2 Hoogheemraadschap Rijnland 3,5 Established/Managed 1 ================== ============= ================ ============= Gemiddelde score 3,15 Ntot = 10 Standaard Afwijking 0,25 Tabel 7: Score per gemeente van de aanwezigheid van architectuur Over de bovenstaande gegevens kunnen geen statistische zekerheden worden gegeven. Wegens een te kleine N en de moeilijkheid van het creëren van een generieke vragenlijst in verband met de hierboven genoemde factoren (fte, omvang etc.). Wat kunnen we dan wel met de resultaten van de gestructureerde vragenlijst? De gestructureerde vragenlijst dient als richtlijn voor het semigestructureerd interview dat per gemeente afgenomen is en wordt ook getoetst in het interview met de desbetreffende medewerker. In het semigestructureerd
  • 55. 38 interview is daarnaast gekeken naar een aantal enabling factoren betreffende de IT (Informatie & Automatiseringsafdeling, I&A). Het interview betreffende de architectuur van het Hoogheemraadschap Rijnland heeft niet kunnen plaats vinden. Zoals ook zichtbaar is, staat de gemeente Zoeterwoude hier niet tussen in verband met een te kleine omvang van haar I&A afdeling alsmede de afstoting van alle I&A activiteiten naar het Servicepunt 71 (SP71) waar tevens de gemeenten Leiden, Oegstgeest en de BSGR hun technische faciliteiten hebben ondergebracht. Vanwege de grootte van de gemeente Oegstgeest hebben zij wel een I&A adviseur in huis en daarom wel de vragenlijst ingevuld. De scores van de gemeenten lopen niet dusdanig ver uiteen wat tevens ook duidelijk werd in de interviews. 5.2 Analyse architectuur per gemeente Per gemeente zullen de gegevens26 uit de vragenlijst en het interview kort beschreven worden en getoetst worden aan elkaar. Hieronder is de tabel waarin de scores per variabele zijn getoond. 26 De volledige analyse kan ingezien worden op aanvraag bij de auteur. Wegens de grootte hiervan is deze niet opgenomen in de bijlage Tabel 8: Score per MAAM-variabele Overheidsorganisatie (N) Communicatie Governance Support Middelen Process Scope Gouda (2) 3,67 3,75 3,50 3,83 1,75 3,75 Oegstgeest (1) 4,33 2,75 2,50 3,33 2,00 2,50 Wassenaar- Voorschoten (2) 3,50 2,88 3,50 3,17 1,50 3,25 Bodegraven- Reeuwijk (1) 2,67 2,5 3,25 3,33 2,00 3,00 Leiden (1) 3,00 3,75 2,75 2,33 2,00 4,00 Katwijk (2) 2,83 4,13 3,00 3,67 1,75 3,50 Hoogheemraadschap Rijnland (1) 3,33 4,25 3,25 2,67 3,00 3,50 =============== =========== ========= ====== ======= ====== ==== Gemiddelde 3,33 3,43 3,10 3,19 2,00 3,36 Std. Afwijking 0,53 0,65 0,35 0,49 0,44 0,46
  • 56. 39 De gegevens laten een overeenkomstig beeld zien met de gemiddelde scores uit tabel 7. De enige grote afwijking hierin is de variabele process. Per gemeente zal de architectuur verder beschreven worden in de volgende paragrafen.27 5.2.1 Gouda De score van de gemeente Gouda over de aanwezigheid van architectuur komt uit op een gemiddelde van 3,47. Gouda komt hiermee op het niveau established richting managed. Dit betreft de score over zes variabelen. Deze zijn hieronder beschreven. Interessant om op te merken is dat alle variabelen op een score tussen established en managed niveau zitten behalve de variabele process. Communicatie De score voor communicatie is 3,67. Rond het gemiddelde van de totale architectuur meting van de gemeente. Dit blijkt mede uit de interviews. De uitwisseling van informatie vindt gestructureerd plaats, maar kent nog wel punten van verbetering. De ad-hoc besluiten omtrent investeringen en de input van informatie managers behoeft verbetering. Businessprincipes zijn leidend voor investeringen maar per afdeling kan dit verschillen (interview respondent). Governance De score voor governance is 3,75. Rond het gemiddelde van de totale architectuur meting van de gemeente. Vanuit de interviews worden deze resultaten ondersteund. De vraag waar dan de formele verantwoordelijkheid ligt kan geïnterpreteerd worden als zijnde bij het management team (MT) of dat het is opgesteld door in samenwerking met meerdere mensen maar dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt bij de managers. In beide gevallen is het niet onjuist, maar gaat het om de totstandkoming van de principes en richtlijnen hoe met I&A aspecten (zoals investeringen, informatievoorziening, servers, uitbestedingen e.d.) om te gaan en de controle erop. Verbetering is absoluut mogelijk maar een hoog niveau wordt al behaald bij de gemeente Gouda. Support De score voor support is 3,50. Rond het gemiddelde van de totale architectuur meting van de gemeente. De score wordt niet compleet bevestigd uit de interviews. Dit blijkt uit het belang dat wordt gevonden in het hebben van architectuurtools maar waar niet in geïnvesteerd wordt. GEMMA principes worden gehanteerd tot zekere hoogte, zeker bij de grotere 27 Vanwege beperkte ruimte binnen deze thesis is gekozen om een versimpelde uitwerking te tonen. Voor de volledige uitwerking van de interviews vraag auteur.
  • 57. 40 afdelingen. Maar vastlegging van architectuur vindt niet eenduidig plaats. De rol van de architect heeft hier invloed op. De toename van inzicht bij bestuurders en het hogere echelon ontbreekt. Dit kan nadelig blijken in de toekomst want begrijpen dat alles meer en meer gekoppeld is (applicaties, systemen en basisregistraties) heeft invloed op de besluitvorming (interview respondent). Middelen De score voor middelen is 3,83. Rond het gemiddelde van de totale architectuur meting van de gemeente. Dit komt overeen met de interviews. Investeringen vinden plaats volgens GEMMA principes, er is sprake van een e-consulent die inventariseert waar nieuwe investeringen nodig zijn en hoe deze passen binnen de missie en visie van de gemeente. Op lager niveau ontbreekt het aan architectuurmiddelen. Een daadwerkelijke architectuurtool om de verbindingen tussen processen en databronnen weer te geven ontbreekt en hierdoor kan ook geen totaal beeld gevormd worden van de architectuur van de gemeente Gouda (interview respondent). Process De score voor process is 1,75. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale architectuur. Werken onder architectuur en borging van architectuur vindt niet of nauwelijks plaats. Dit blijkt uit de vragenlijst alsmede uit de interviews. Het vastleggen van architectuurprincipes gebeurd ook niet of nauwelijks, hiervoor is ook geen tool aanwezig Scope De score voor scope is 3,75. Rond het gemiddelde van de totale architectuur meting van de gemeente. De score voor scope komt terug uit het interview. Investeringen vinden plaats vanuit business voorstellen en worden voorgelegd aan een stuurgroep waarbij I&A en bedrijfsvoering gecombineerd worden. Structureel overleg, evaluaties en rapportages tussen business en I&A zorgen ervoor dat NUP28 programma’s en andere zaken soepel verlopen. Verbetering is hier mogelijk op het gebied van vastleggen van ad-hoc besluiten en hoe hiermee om te gaan en uitbreiding van ‘integraliteitsblik’ tussen afdelingen en afdelingsmanagers. 5.2.2 Oegstgeest De analyse van de architectuur van de gemeente Oegstgeest vindt plaats op basis van twee interviews en één gestructureerde vragenlijst. Uit de vragenlijst komt de score van 2,94. Dit 28 De overheidsbrede implementatie-agenda dienstverlening e-overheid (http://e-overheid.nl/onderwerpen/e- overheid/over-i-nup)
  • 58. 41 houdt in dat er een bijna established mate van architectuur aanwezigheid uit de vragenlijst komt. Communicatie De score voor communicatie is 4,33. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale architectuur meting van de gemeente. Dit blijkt in mindere mate uit het interview. Door de afstoting van de technische infrastructuur naar het SP71 wordt de communicatie meer procesmatig ingericht. Invloeden vanuit het Rijk, I-NUP, hebben grote invloed op de mate waarin gesproken wordt over architectuur en I&A. De functies binnen I&A worden als ‘belangrijker’ beschouwd en dit wordt ook bevonden in het takenpakket, zoals het vertalen van nieuwe wetgeving of ambities in een informatievisie document. Hier is geen mate van een managed niveau. Governance De score voor governance is 2,75. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur meting van de gemeente. Deze score blijkt ook uit de interviews. De verschuiving van techniek naar informatiekwaliteitsbeheersing is een zichtbare verschuiving (interview respondent). De formele verantwoordelijkheid bij de IT-managers wordt hierdoor ook belangrijker. De groei van Rijksprogramma’s op het gebied van I&A dragen bij aan het groeiende belang van I&A adviseurs. Support De score voor support is 2,50. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur meting van de gemeente. De richting van deze score komt ook overheen met de interviews. De veranderende rol van gegevensbeheer zorgt dat mensen bewusten omgaan met hun werk. De verschuiving van techniek naar gegevens is een zichtbare. Daarnaast hebben Rijksprogramma’s, zoals eerder opgemerkt, grote invloed op de bewustwording bij mensen op het gebied van architectuur en I&A. Middelen De score voor middelen is 3,33. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale architectuur meting van de gemeente. Deze score komt niet overeen met de interviews. Het zou een established niveau van architectuurmiddelen moeten hebben maar uit het interview blijkt anders. Het ontbreken van een architectuurtool en een gegevensbroker ontbreken (interview respondent).
  • 59. 42 Process De score voor process is 2,00. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale architectuur. Deze score komt overeen met het interview. Architectuur ontwikkelingen vinden steeds meer gestructureerd plaats. Werken onder architectuur wordt niet gewaarborgd en architectuurprincipes worden nauwelijks geformuleerd. Door de komst van GEMMA veranderd dit wel. De nadruk ligt meer op gegevenskwaliteit (éénmalige invoer, meervoudig gebruik) en minder op technische aspecten (interview respondent). Scope De score voor scope is 2,50. Dit ligt rond het gemiddelde van de totale architectuur meting van de gemeente. Dit komt overeen met de antwoorden uit het interview. De uitbesteding van de technische infrastructuur kent positieve effecten, zoals het meer procesmatig regelen van communicatie binnen de organisatie. Een extra controle is ingebouwd zodat niet meer willekeurig applicaties geïnstalleerd kunnen worden. De relatie tussen organisatiedoelstellingen en IT strategie zal hier mede invloed op hebben. Waarbij nu nog bij het opstellen van het informatieplan alleen IT’ers naar de relatie tussen organisatiedoelstellingen en functionele IT aspecten kijken zal de groei vanuit business hier ook in toe moete nemen vanwege de groeiende dichtheid van informatievoorziening en processen. 5.2.3 Wassenaar-Voorschoten De gemeente Wassenaar en Voorschoten zijn per 1 januari 2013 ambtelijk gefuseerd. Een aantal bedrijfsvoering aspecten (zoals I&A) worden al langer samen gedaan, sinds 2010. Vandaar ook de reden dat de vragenlijst geldt voor beide gemeenten. De score uit de vragenlijst komt op een 3,11 wat een established niveau van architectuur aanwezigheid inhoudt. Twee mensen hebben de vragenlijst ingevuld. Communicatie De score voor communicatie is 3,55. Dit is iets hoger dan het gemiddelde van de totale architectuur meting van deze gemeente. Uit het interview blijkt deze score niet te corresponderen. De nieuwe opbouw van de ambtelijke organisatie heeft hier inlvoed op. Communicatielijnen zijn nog niet volledig zichtbaar en duidelijk. Een stijgende lijn is wel waarneembaar: de nieuwe inrichting van de organisatie waarbij I&A wordt gesplitst in een beleidstak en een uitvoeringstak heeft invloed. Formele communicatie speelt een belangrijke rol blijkt ook bij investeringen (interview respondent).