2. Formele definitie van onderzoek (1)
•‘Onderzoek is een doelbewust en methodisch
zoeken naar nieuwe kennis in de vorm van
antwoorden op tevoren gestelde vragen volgens een
tevoren opgesteld plan’ (Verschuren, 1994).
2
3. praktijkgericht onderzoek in het hbo
• Draagt bij aan innovatie bij bedrijven en organisaties door
de valorisatie van kennis. (economische en
maatschappelijke waarde, Convenant, oktober 2012 ).
• Focus is de (MKB) beroepspraktijk tot object van onderzoek
• Professionals met een kritische attitude en drive om iets te
betekenen voor de beroepspraktijk en innovatie van het
beroep of kennisdomein
• Is een vertaling van een managementprobleem naar een
onderzoeksvraag
5. Van probleem naar onderzoekscyclus
PROBLEEM
DOEL
Onderzoeksvraag
Onderzoeksopzet
Onderzoek Resultaten
Analyse
Conclusies
Managementvraag Aanbevelingen
TK
Onderzoeksdoel
7. Beoordeling
5. De centrale
vraag is
volledig en
helder
geformuleerd
Centrale
vraag
Volledig Volgt logisch uit het doel van het onderzoek
De centrale vraag én de toelichting moeten alle aspecten dekken.
Relevantie van de vraag die breder is dan alleen het bedrijf
Indien de centrale vraag aangescherpt is, t.o.v. het onderzoeksvoorstel, is dit verantwoord in de
rapportage.
Centrale
vraag
Helder
geformuleerd
Concreet
Eenduidig
Expliciet verwoord
Afgebakend
Richting gevend
Scherp geformuleerd
Indien een norm wordt gehanteerd is die scherp
Benoemt niet meer en ook niet minder elementen dan worden onderzocht
Volgt uit door de student geformuleerde praktijkvraag
Verwoordt de onderzoeksfunctie
6. Het verband
tussen centrale
vraag en
deelvragen
wordt
inzichtelijk
gemaakt en is
logisch.
Deelvrag
en
Inzichtelijk
verband met
centrale
vraag
Geeft uitleg waarom deelvraag relevant is
Deelvragen moeten in een logische volgorde staan
Van deelvragen moet ook duidelijk zijn wat de functie is.
De deelvragen zijn - daar waar mogelijk - verankerd in de literatuur
Onderzoeksfuncties van de deelvragen moeten passen bij de onderzoeksfuncties van de hoofdvraag.
Deelvrag
en
Logisch
verband met
centrale
vraag
Deelvragen zijn dekkend, het antwoord op de deelvragen geeft alle informatie voor beantwoorden van
de centrale vraag
Alle elementen in de hoofdvraag komen terug in de deelvragen.
Alle deelvragen dragen bij tot beantwoording van de hoofdvraag
8. Belang CV
De centrale vraag geeft aan waar de focus ligt van je onderzoek
en helpt je de richting te bepalen.
Je hele onderzoek zal erop gericht zijn om uiteindelijk de centrale
vraag te beantwoorden.
9. Functie CV
• De probleemstelling geeft het WAAROM aan
• De doelstelling van de opdracht(gever) geeft
aan WAT de opdracht(gever) wil BEREIKEN
• De MV verwoordt op welke vraag de
opdrachtgever een antwoord wil
• De onderzoeksdoelstelling geeft aan WELKE
KENNIS of INZICHT het onderzoek op moet
leveren
• De CV geeft aan WAT je daarvoor wilt WETEN PROBLEEM
DOEL
Onderzoeksvraag
Managementvraag
Onderzoeksdoel
11. Modelleren als basis voor de vraagstelling
1. Wat zijn de relevante begrippen (vanuit de theorie / opzet
ander onderzoek)?
2. Hoe hangen die samen (conceptueel/operationeel model)?
12. Begrippen: vanuit de theorie
Bv
AIDA:
vereisten marketing-
boodschap
Abell:
behoefte / markt / technologie
EKB:
besluitvorming
13. Begrippen: vanuit de opzet van ander onderzoek
Harry van Vliet (red):
Model Festivalbeleving
18. 0. Enkelvoudige vraag
• “Wat is de identiteit van de Dance Valley volgens de media en
in hoeverre komt dit overeen met het imago dat de huidige
bezoeker heeft van het festival?”.
19. 1. Kennisvraag, geen management/handelingsvraag
“Wat is de beste positioneringskeuze voor bedrijf XYZ?”
“Hoe dient de organisatie van muziekbedrijf XYZ er in de toekomst uit te zien?”
“Wat moet er gebeuren om de afdeling marketing efficiënter te laten verlopen?”
“Hoe kan je door social media inzet meer omzet genereren”
“Wat vinden de stakeholders de beste positioneringskeuze voor bedrijf XYZ?”
• Bij een kennisvraag ligt het antwoord op de vraag bij verifieerbare bronnen anders
dan de interpretatie van de onderzoeker.
• Bij een handelingsvraag ligt het antwoord verscholen in de interpretatie van
bronnen door de onderzoeker.
Handelingsvraag
(Management)beleidsvragen
(HOE-vraag die aansluit bij de managementdoelstelling: HOE { MANAGEMENTDOEL }
Kennisvraag
20. 2. Open vraag, geen gesloten vraag
“Kan XXX haar markt vergroten door de inzet van Social Media”
• Als het antwoord op jouw centrale vraag een
ja of een nee kan zijn,
dan heb je een gesloten vraag geformuleerd.
Hoewel zo’n vraag goed kan zijn (bv in natuurwetenschappelijk
onderzoek) is deze vaak te simpel of een open deur
Allicht kan dat…..
21. 3. Voldoende Complex
• “Welk percentage van de bezoekers van het XYZ-festival kun je
classificeren als loyale bezoekers?”
• “Welke factoren bepalen de loyaliteit van de bezoekers van het
XYZ-festival”
• “Hoe is de loyaliteit van festivalbezoekers in de afgelopen
decennia veranderd”
Te simpel
Voldoende complex
Te complex
22. 4a. SMART - Specifiek
“Welke factoren bepalen het besluit tot bezoek van een evenement”
• Als de vraag niet specifiek is
(voor welk bedrijf/branche, welk land, …)
moet je ‘m beantwoorden voor elk
bedrijf, voor de hele wereld…
• Te algemene vraag => conclusie is open deur
Maar:
• Kwantitatieve uitspraken moet je kunnen aantonen (“… xx% …”)
• Vermijd absolutismen (“wat is de beste manier om.., …optimaal…”)
23. 4b,e. SMART – Meetbaar, realistisch, tijdgebonden
Meetbaar: De centrale vraag en de deelvragen dienen
onderzoekbaar te zijn. Ze moeten zo geformuleerd zijn dat ze aan
de hand van feiten beantwoord kunnen worden.
Realistisch, Tijdgebonden: onderzoekbaar door jou, in de tijd die
je hebt
Mijd “waarom”-vragen of vragen als “hoe komt het dat” (Joosten & Bras, 2009).
Het vinden van een echte verklaring kan lang duren, omdat je met dit soort vragen
vele kanten op kan gaan.
25. GEEN goede vraag
• Alles wat niet voldoet aan het voorgaande
• Normatieve vragen. Hiermee bedoelen we dat je nooit een vraag
zou mogen stellen of iets goed of fout is.
• Als de vraag een impliciet oordeel bevat:
“Hoe kan er door middel van contentstrategie meer traffic op de artistenpagina’s
van X gegenereerd worden?”
• Vragen naar conversie:
“…door inzet van social media meer klanten/bezoekers/omzet/….”
Dat krijg je niet aangetoond (tenzij met voor/na metingen)
Je moet het dan houden bij aansluiten bij wensen, vergroten van belangstelling, …
27. CV met vier elementen
De centrale vraag bevat meestal de volgende vier elementen:
– De te onderzoeken populatie
– De onafhankelijke variabele(n).
– De afhankelijke variabele(n)
– De kracht van de relatie tussen de twee of meer variabelen (= de mate
waarin de onafhankelijke variabele de afhankelijke beïnvloedt).
In hoeverre zijn de bezoekers van het XYZ festival tevreden over de
programmering en XYZ festival faciliteiten?
28. CV naar DVn
In hoeverre zijn de bezoekers van het XYZ festival tevreden over
de programmering en XYZ festival faciliteiten?
• Onderzoek naar “bezoekers van het XYZ festival”;
• Onderzoek naar “tevreden(heid over)” “de programmering en
• Onderzoek naar “tevreden(heid over)” “XYZ festival
faciliteiten
+ bv context, trends, concurrentie, …
29. Deelvragen
Een manier om uit de CV deelvragen te formuleren is door de
onafhankelijke en/of afhankelijke variabele te verbijzonderen.
Verbijzonderen in dit geval betekent specifieke deelvariabelen
benoemen die bij elkaar binnen de hoofdvariabele passen. Een
voorbeeld om dit te illustreren:
Faciliteiten is een van de variabele in dit voorbeeld, faciliteiten zou
je kunnen onderverdelen naar bijvoorbeeld horecafaciliteiten,
sanitaire faciliteiten, communicatiefaciliteiten etc. Je deelvragen
zou dan kunnen bevatten:
30. Deelvragen voorbeeld
1.In welke mate beïnvloeden horecafaciliteiten de tevredenheid
bezoekers van het XYZ festival?
2.In welke mate beïnvloeden sanitaire faciliteiten de
tevredenheid bezoekers van het XYZ festival?
3.In welke mate beïnvloeden communicatiefaciliteiten de
tevredenheid bezoekers van het XYZ festival?
31. Maar dit kun je ook doen voor de andere variabele,
bijvoorbeeld “programmering” of ook op de populatie.
1.In welke mate verschillen bezoekers van het XYZ festival qua
demografische kenmerken in hun tevredenheid?
2.In welke mate verschillen bezoekers van het XYZ festival qua
bezoekloyaliteit in hun tevredenheid?
3.In welke mate beïnvloedt de programmering op dag één de
tevredenheid bezoekers van het XYZ festival?
• In welke mate beïnvloedt de programmering op dag twee de
tevredenheid bezoekers van het XYZ festival?
32. CV naar DVn
Om de deelvragen zinvol en specifiek te maken, gebruik je kennis
over de vraagstelling (TK: theorie, ander onderzoek, …)
Bv over wensen en behoeften (XXX) of hier over faciliteiten op
een festival, ander onderzoek over programmering, enz
Dat helpt met het specifiek maken van de deelvragen
33. Aanvullend onderzoek
Vaak is inzicht in context, trends, huidige situatie, concurrentie, enz.
gewenst.
Maak onderscheid tussen ‘onderzoeken’ en ‘uitzoeken’, bv: wat is het
huidig aanbod van faciliteiten in XXX
• ‘Uitzoekwerk’ opnemen in TK (context, trends, huidige situatie, …)
• Indien het echt onderzoek behoeft, dan DV en als deskresearch in
Resultaten & Analyse
• Als je het nodig hebt voor de advisering, dan bvk in TK
• Goed motiveren
34. Begrippen: vanuit de theorie
Bv
AIDA:
vereisten marketing-
boodschap
Abell:
behoefte / markt / technologie
Kotler:
gedragsfactoren
35. Begrippen: vanuit de opzet van ander onderzoek
Harry van Vliet (red):
Model Festivalbeleving
37. 1. Kennisvraag
2. Open vraag
3. Voldoende complex
4. SMART
– Deelvragen: noodzakelijk en voldoende (dekkend) voor
de hoofdvraag
+ Gebruik theorie, modellen en ander onderzoek om de
relevante begrippen en verbanden te achterhalen
+ Verricht aanvullend onderzoek om de context, trends
en concurrentie te verhelderen
Samenvatting vraagstelling
37
38. • (Hoofd)vraagstelling
– SMART !
– Niet met ja/nee te beantwoorden
– Beantwoording is mogelijk (door student, binnen tijd)
– Te algemene vraag => conclusie is open deur
– Kwantitatieve uitspraken moet je kunnen aantonen
– Vermijd absolutismen (“wat is de beste manier om..”)
• Deelvragen
– Noodzakelijk en voldoende (dekkend) voor de
hoofdvraag
Samenvatting vraagstelling
383. PvA - vraagstelling
39. Voorbeeld:
• Doel opdrachtgever: meer klanten/bezoekers/…
• Managementvraag: Hoe kan ik social media zo inzetten dat het leidt tot meer
klanten/bezoekers/…
• Doel onderzoek: inzicht in de wensen en behoeften van klanten/…
• Of: inzicht in de factoren die van belang zijn bij het besluit tot koop/bezoek/…
• CV: wat zijn de wensen en behoeften van klanten/…
• Of CV: welke factoren zijn van belang bij het besluit tot koop/bezoek/…
• Theorie: wensen en behoeften
• Of Theorie: fasen aankoopbesluit
40. Voorbeeld:
• Doel opdrachtgever: vasthouden huidige klanten/bezoekers/…, zodat ze
opnieuw kopen/bezoeken/…
• Managementvraag: Hoe kan ik de huidige klanten/bezoekers/…
vasthouden, zodat ze opnieuw kopen/bezoeken/…
• Doel onderzoek: inzicht in de factoren die van belang zijn bij
klantloyaliteit
• CV: welke factoren zijn van belang bij klantloyaliteit
• Theorie: klantloyaliteit
41. Voorbeeld:
• Centrale vraag: “Welke productfactoren bepalen of een gamificationconcept de
betrokkenheid van de 50-plusbezoeker van het Frans Hals Museum beïnvloedt?”
Deelvragen:
• Wat zijn de trends en ontwikkelingen op het gebied van gamification?
• Hoe actief is de 50-plusbezoeker op het gebied van mobile gaming?
• Wat is het profiel van de 50-plusbezoeker van het Frans Hals Museum?
• Op welke wijze kunnen game-elementen het belevingsniveau van de 50-
plusbezoeker beïnvloeden?
• In hoeverre is er bij de 50-plusbezoeker draagvlak voor een gamificationconcept van
het Frans Hals Museum?
• Welke factoren beïnvloeden het inwerkproces van een gamificationconcept?
44. Literatuur
Geerts, M., van Kuijeren, H. (2015). Scriptiehandreiking.
Hogeschool Inholland.
Link: http://wqd.nl/scriptiehandreiking
Joosten, M., & Bras, K. (2009). Schrijfwijzer Afstudeerrapport
2008-2009. Hogeschool InHolland, Cluster Leisure (pp. 46).
Diemen: Inholland.
Editor's Notes
De letters van SMART staan voor:
Specifiek; De doelstelling moet eenduidig zijn
Meetbaar; Onder welke (meetbare/observeerbare) voorwaarden of vorm is het doel bereikt
Aanvaardbaar; Is deze acceptabel genoeg voor de doelgroep en/of management
Realistisch; De doelstelling moet haalbaar zijn
Tijdgebonden; Wanneer (in de tijd) moet het doel bereikt zijn
De letters van SMART staan voor:
Specifiek; De doelstelling moet eenduidig zijn
Meetbaar; Onder welke (meetbare/observeerbare) voorwaarden of vorm is het doel bereikt
Aanvaardbaar; Is deze acceptabel genoeg voor de doelgroep en/of management
Realistisch; De doelstelling moet haalbaar zijn
Tijdgebonden; Wanneer (in de tijd) moet het doel bereikt zijn
De letters van SMART staan voor:
Specifiek; De doelstelling moet eenduidig zijn
Meetbaar; Onder welke (meetbare/observeerbare) voorwaarden of vorm is het doel bereikt
Aanvaardbaar; Is deze acceptabel genoeg voor de doelgroep en/of management
Realistisch; De doelstelling moet haalbaar zijn
Tijdgebonden; Wanneer (in de tijd) moet het doel bereikt zijn