1. Duiding van de vaardigheden in het omgaan met diversiteit
Je bent bewust van je referentiekader en je houdt er rekening mee dat anderen handelen
vanuit hun referentiekader
Iedereen heeft een eigen referentiekader. Het is als het ware een rugzak die je meedraagt. In
die rugzak zitten de regels en principes die je meekreeg met je opvoeding, de ervaringen die je
hebt meegemaakt, je geloof, de plaats in het gezin, het al dan niet wonen in een stad,….
Referentiekaders zijn ook beïnvloed door maatschappelijke breuklijnen: zo maakt het een
verschil als je ouders zelfstandige zijn, arbeider of kaderpersoneel; of ze gelovig zijn of
vrijzinnig.
Van een groot deel van je referentiekader ben je bewust, maar van een zeer groot deel ook
niet. Het blijft onuitgesproken en vooral, het wordt nooit in vraag gesteld. Het maakt deel uit
van je persoonlijkheid en niemand kan zich ervan losmaken. Het heeft een grote inpakt op ons
kijken naar de wereld, op ons handelen en bij het vormen van onze mening. Van hieruit
beoordelen we allerlei situaties.
Vanuit je referentiekader heb je een beperkt zicht hebt op de wereld. Anderzijds zijn er ook
zaken die je scherper ziet omdat je ze herkent vanuit jouw referentiekader.
Wanneer je in contact komt met andere mensen die anders denken of andere prioriteiten
stellen, lijken bepaalde zaken zeer vreemd of onlogisch. Een voorbeeld: afwassen wordt door
verschillende mensen op verschillende manieren gedaan. Sommige hebben 2 bakjes water,
eentje met zeepsop en een ander met spoelwater. Anderen laten het water stromen en doen
zeep op hun spons. Mensen met een horecaverleden doen het nog anders. Afhankelijk van de
eigen gebruiken, vinden mensen de andere aanpak vies of onhygiënisch.
Het vraagt veel geduld om de interne logica van anderen te erkennen, om ruimer te kijken dan
je eigen referentiekader.
1
2. Ga er niet van uit dat bepaalde handelingen en ‘manieren van werken’ vanzelfsprekend zijn en
zo ‘moeten’ gebeuren. Bespreek het als je bepaalde handelingen of gedragingen van de ander
niet goed begrijpt, als je ze vreemd vindt of dat ze je zelfs storen. Probeer het standpunt van
de ander te achterhalen of de motivatie achter zijn of haar gedrag.
De geschiedenis van een land of volk vormt een deel van dat referentiekader. Mensen die naar
ons land komen, brengen hun eigen geschiedenis mee. Conflicten tussen landen en volkeren
kan je niet negeren. Bvb. niet alle mensen uit Turkije beschouwen zich als één groep. Denk
maar aan de geschillen tussen Turken en Koerden.
Daarnaast hebben wij ook een koloniaal verleden. In samenwerking met Congolezen kan je dit
niet zomaar opzij schuiven. Probeer je bewust te zijn van de gevoeligheden die spelen. Toon
interesse voor de mensen hun achtergrond en visie en probeer dit bespreekbaar te maken.
Je houdt rekening met je eigen culturele identiteit en de machtsverhoudingen die daarmee
samengaan. Je gedraagt je niet discriminerend.
Of je wil of niet, je behoort tot een meerderheid of minderheid, nu of in het verleden, in je
eigen land of elders in de wereld. Je draagt de gevolgen van machtsverhoudingen tussen
groepen. Verschillende cultuurgroepen zijn niet gelijk in de samenleving: sterke groepen
hebben macht (geld, werk, middelen, huisvesting,…)
In contacten met andere mensen, moet je je bewust zijn van die machtsverhoudingen. Zo
kunnen mensen jouw goedbedoelde opmerkingen ervaren als vernederend, discriminerend of
neokoloniaal. Wat mensen discriminerend ervaren, hangt zeer sterk samen met hun culturele
identiteit en van de context.
Daarnaast zit discriminatie ingebakken in onze maatschappelijke structuren. Hedendaagse
vormen van kolonialisme vergoelijken discriminatie en racisme. Globalisering legt mensen
waarden op die niet de hunne zijn. Economisch machtige westerse landen verlammen
internationale overlegfora. Internationale akkoorden houden in de eerste instantie de westerse
welvaart in stand, ten koste van een volwaardige ontwikkeling van de economie in het zuiden.
Cultureel verschil tussen ‘wij’ en ‘zij’ is dus ook een verschil in macht (meerderheid tegen
minderheid) Culturele verschillen zijn vaak conflicten om macht.
2
3. Je beschouwt de ander als een uniek persoon en stopt mensen niet in hokjes. Je bent bewust
van het gebruik van stereotypen en vooroordelen.
Met stereotypen op zich is er niets mis. De dingen in hokjes plaatsen, helpt de mens de
realiteit rondom zich ordenen, beheersbaar te maken, te weten hoe je in bepaalde situaties
moet reageren. (Als je in de trein de man met de knipmachine en het hoedje ziet, weet je dat
je een ticket moet nemen)
Stereotypen worden gevaarlijk als ze ons zicht op de realiteit beperken, als we nog enkel
denken vanuit vooroordelen.
Als je naar een persoon kijkt als een unieke opeenstapeling van deelidentiteiten dan schiet
iedere veralgemening te kort. Geen enkel individu past in een hokje. Niemand
vertegenwoordigt zijn of haar cultuur. De allochtoon bestaat niet. De Vlaming bestaat ook
niet. Een groep draagt een gemiddeld profiel dat in praktijk bij niemand echt past. De ene
moslim gaat dagelijks naar de moskee, een ander doet dit enkel in de ramadan, een derde
nooit. De ene katholiek gaat wekelijks naar de kerk, de ander enkel met Kerst of op Pasen,
een derde nooit. Laat je dus niet leiden door stereotypen of groepsprofielen.
Je gaat zonder vooroordelen op zoek naar de positieve redenen van het gedrag van iemand.
Je zoekt het gemeenschappelijke binnen een bepaalde context.
Om iemands gedrag te begrijpen, is het nodig om het te bekijken vanuit het perspectief van
de ander. Je tracht te volledige context in beeld te krijgen. Als je constructief en
oplossingsgericht wil werken, dan helpt het om op zoek te gaan naar de positieve
beweegredenen achter iemands gedrag.
Metafoor van de ijsberg:
Topje is wat je ziet, observeerbaar gedrag.
Wat er onder het oppervlak zit zie je niet (in hoofden van mensen, in overtuigingen
en waarden, in ervaringen uit het verleden,…)
Ogenschijnlijk negatief gedrag, heeft misschien wel een positieve inzet.
3
4. Wanneer je de inzet begrijpt, kan je komen tot een gevoel van herkenning en
gemeenschappelijkheid. Vanuit dat besef kan je constructief samen werken.
Mensen verschillen van elkaar maar hebben tegelijk heel wat gemeenschappelijk. Iedere
persoon bevat tal van deelidentiteiten en stelt de meest uiteenlopende handelingen. Verschil
structureert de samenleving, onderscheidt groepen en levert inzichten.
Gemeenschappelijkheid brengt mensen dichter bij elkaar, overbrugt tegenstellingen en brengt
oplossingen.
In dagelijkse meningverschillen of conflicten helpt het om te zoeken naar
gemeenschappelijkheden. In zware onderhandelingen, begint men ook meestal met de
eenvoudigste dossiers waar de eensgezindheid het grootst is. Zo creëren onderhandelaars een
goede sfeer om van daaruit moeilijkere dossiers aan te pakken. Wie actief
gemeenschappelijke interesses, zorgen of waarden benoemt, legt de basis voor constructief
samenwerken.
Je houdt geen waarheidsgevechten, maar gaat in dialoog over achterliggende motieven,
behoeften en belangen.
Een open en respectvol gesprek kunnen voeren, is waarschijnlijk de belangrijkste vaardigheid
voor het omgaan met diversiteit.
Een open dialoog vertrekt vanuit een oprechte interesse voor de ander. Je wil zijn mening of
manier van handelen begrijpen. Daarvoor vraag je naar achterliggende motieven, waarden,
logica en belangen. Tegelijk ga je ook op zoek naar de onderliggende verklaring voor jouw
houding. Als je de diepere beweegredenen van het gedrag of mening of houding kent, kan je
op zoek gaan naar compromissen met respect voor de diepere waarden en motieven. Je kan
je oplossingsgericht opstellen zonder je eigenwaarde of die van de betrokkenen te kwetsen.
Te vaak raken mensen verwikkeld in een waarheidsgevecht. We hebben immers de reflex om
de ander kost wat kost te overtuigen van onze eigen mening. In een waarheidsgevecht blijven
mensen hun standpunt herhalen en verdedigen met argumenten uit de eigen logica. Meestal
leidt dit niet tot oplossingen. Een open en respectvol gesprek kunnen voeren, is waarschijnlijk
de belangrijkste vaardigheid in het omgaan met diversiteit. Een open dialoog voeren, is de
enige manier om daadwerkelijk te leren van anderen, om zo je referentiekader bij te stellen.
4
5. Je kent je eigen communicatiestijl en hoe die kan overkomen bij anderen.
Naast de inhoud voegt ook de manier van communiceren veel toe aan de dialoog.
Onderzoekers schatten dat ongeveer 93% van de communicatie tussen mensen gebeurt via
stemintonatie en lichaamstaal. Communicatiestijlen zijn persoonlijk en tegelijk beïnvloed door
je sociale en culturele achtergrond. Ze maken deel uit van je referentiekader.
Communicatiestijlen zijn zeer belangrijk in het omgaan met diversiteit. Vooral de reacties van
anderen op jou, leveren waardevolle informatie op over je eigen stijl. Als je weet wel effect
jouw stijl heeft op anderen, kan je hier rekening mee houden. Je kan je beter voorbereiden op
niet-bedoelde effecten van je communicatie. Zeker in moeilijke situaties, wanneer je een
negatieve boodschap moet brengen, maakt de wijze waarop je communiceert het verschil.
Hoe op een goede manier communiceren?
GEEF EEN ‘IK’-BOODSCHAP: ‘Ik vind het niet ok dat je je voeten op de
bank legt. Kan je die er alsjeblieft afhalen?’
COMMUNICEER DUIDELIJK:
Duidelijk wil niet zeggen agressief of aanvallend
VERMIJD GEZICHTSVERLIES VOOR DE ANDER. STEL EEN GRENS AAN
GEDRAG, NIET AAN EEN PERSOON: Niet: ‘Wat ben jij een luidruchtige
persoon!’, maar: ‘Ik wil graag dat je wat minder roept.’
LEID DE AANDACHT AF DOOR IN TE GAAN OP DETAILS
ZEG IETS ONVERWACHTS (GEBRUIK HUMOR, MAAR LET OP VOOR
GEZICHTSVERLIES VOOR DE ANDER)
LEG NADRUK OP DINGEN DIE GEMEENSCHAPPELIJK ZIJN: ‘Ik zou graag
willen dat je na de picknick het afval meeneemt naar huis. Het is voor iedereen
gezelliger dat het park proper is’
GEEF DE ANDER ERKENNING: ‘Ik begrijp dat jullie het vervelend vinden dat
je hier niet mag voetballen…’
5