SlideShare a Scribd company logo
1 of 52
Maatschappijleer examen
Criminaliteit
&
Politiek
Analyse maatschappelijk vraagstuk
Politiek
1. Politiek, staat en dictatuur
Wat is politiek?
Wanneer noem je een gebied een staat?
Wat maakt een land tot een dictatuur?
Politiekishetopstellenvanregelsdie te makenhebbenmethetbesturenvaneenland.
Politiekgaatvaakoverhet algemeenbelang(=waar veel menseninhetlandgebruikvanmakenof
voordeel bij hebben.)
Politici (= volksvertegenwoordigers)vertegenwoordigenhierbijde bevolkingennemende besluiten.Zij
wordengekozendoorhetvolktijdensverkiezingen.
Bij hetnemenvanbesluitenhebbenpolitici politieke macht.
Politiekheeftvier/vijf niveaus:
1- Landelijk
2- De provincie
3- De gemeente
4- De waterschappen
5- Europa
Viaverkiezingenkiezenwij onze volksvertegenwoordigers.
Eenstaat is eenbevolkingmeteeneigengrondgebiedeneeneigenoverheid.
Eenland of eenstaat moetaan drie kenmerkenvoldoen:
1- Het hebbenvaneengrondgebiedof territorium
2- Eenbevolking( Nederlandiseen multiculturele samenleving)
3- De overheid(ookwelhetgezaggenoemd) inNederlandbestaatuitde regeringenhetparlement.
Nietiedervolkheefteeneigenlandennietiederlandheefteeneigenbevolking.
Nietiederlandisvrij endemocratisch.Alsditniethetgeval isspreekje vaneen dictatuur.Eendictatuuris
eenstaat waar de macht van de staat inhandenisvan maar 1 persoon,eenkleine groepmensenof van
eenpartij.De leidernoemenwe daneen dictator.
De belangrijkste kenmerkenvaneendictatuurzijn:
1- Het volkheeft geenpolitieke rechten ende landelijke overheidbestaatmaaruit eenpartij.
2- Grondrechtenwordennietbeschermd.Vaakontbrekendeze zelfsbijv.vrijheidvanmeningsuiting.
3- Het legerheefteen sterke rol inde samenleving.
Voorbeeldenvancommunistische dictaturenzijn:China,CubaenNoord – Korea
Voorbeeldenvandictaturenzijn:Iran,Syrië,SudanenVenezuela.
2. Nederland is een rechtstaat en een democratie
Wat is een rechtstaat?
Wat zijn de kenmerken van een parlementaire democratie?
Eenrechtsstaat iseenstaat waarinde overheidisgebondenaanwettelijke regelsdie doorhet
parlementzijngoedgekeurd,
Onsland wordtbestuurddoorde regering( de ministers) maarzij mogennietzomaar eenbesluit
nemen.Ditmoetenze eerstvoorleggenaanhet parlement(=de eerste entweede kamer).
Vijf kenmerkenvaneenrechtsstaat:
1- Alle burgerszijn gelijkvoorde wet.
2- Alle burgershebbenopdezelfde manier invloedophoe hetlandwordtgeregeerd.
3- Er iseen onafhankelijke rechterlijkemacht.
4- Er iseen grondwet. Hierinstaande belangrijkste rechtenenplichtenvande burgersbeschreven
enwat de overheidwel ennietmag.Zowordtmenbeschermdtegenwillekeur.Ditwordtookwel
rechtsbescherminggenoemd.
5- De burgershebben grondrechten.Ditzijnde belangrijkste rechtendie inonze samenlevinggelden
endaarom zijnzij opgenomeninde grondwet.Bijv.persvrijheid,vrijheidvangodsdienst,vrijheid
van vergaderingetc.etc.
Verschil tussenrechtenen plichten:
Recht = geeftaanwat je mag doen.
Plicht= ietsdat je moetdoen.
Eendemocratie iseenstaatsvormwaarbij de burgersinvloedhebbenopde politieke besluitvorming.
Democratiabetekentletterlijkhetvolkregeertenstamtaf vanaf het Grieks.
Er iseenverschil tussenindirecte endirecte democratie.
Bij directstemmenalle stemgerechtigdenovereenvoorstel.Denkhierbijaaneen referendumof het
oude Griekenland. Bij eenindirectedemocratie(watwij inNederlandhebben) stemje op
volksvertegenwoordigersdie danweervoorjoueenstemuitbrengeninde tweede kamer.
Kenmerkenvaneenindirecteof parlementaire democratie:
1- Het parlementheeftveel politieke macht.
2- Er zijnvrije ( je mag zelf wetenopwie je stemt) en geheime verkiezingen( je stemtanoniem)
Verderiseralgemeenkiesrecht.
3- In de grondwetzijnde macht ende bevoegdhedenvanalle politieke organenenpolitici
vastgelegd.
4- Ministersleggen verantwoordingaf aande volksvertegenwoordiging.
5- Er wordtbeslotenmet meerderheidvanstemmen.
6- De burgershebben grondrechten.
7- Scheidingdermachten( trias politica).
Verkiezingeneensinde vierjaar:
1- De Tweede kamer
2- De ProvincialeStaten
3- De gemeenteraad
4- De Waterschappen
5- Het EuropeesParlement( eensinde vijf jaar)
Nederlandersvan18 jaar enouderhebben actiefkiesrecht.Ditishet rechtom bij verkiezingenje stemuit
te brengen. Passiefkiesrechtishetrechtomje verkiesbaarte mogenstellen.
Alsbuitenlandermagje alleenstemmen(zowel actief alspassief) voorde gemeenteraad( pasna vijf jaar).
In Nederlandisde machtverdeeldoverdrie organen,ditomte voorkomendaterte veel machtinhanden
van 1 persoonof eenkleine groepvalt.De scheidingdermachtennoemenwe ookwel de TriasPolitica.
 De wetgevende macht heeft de mogelijkheidomwettenvastte stellenwaaraanburgerszich
moetenhouden.Ministersende tweede kamerkunnenwetsvoorstellenindienen.
 De uitvoerende machtheeftde taak omervoorte zorgendat goedgekeurde wettengoedworden
uitgevoerd.Ministersenambtenaren.
 De rechterlijke macht moet beoordelenof wettengoedwordennageleefd.Deze machtisin
handenvande rechters.De rechterlijke machtistotaal onafhankelijkvande wetgevende ende
uitvoerende macht.
MachtsverdelinginNederland:deze isniethelemaal doorgevoerd,wantministershebbenzowel
wetgevende alsuitvoerendemacht.De wetgevende taakwordtwel gedeeldmethetparlement.
Kabinet en regering
Hoe wordt een kabinet van ministers en staatssecretarissen gevormd?
Welke taken heeft de regering en wat heeft de koningin ermee te maken?
Kabinetzijnalle ministersenstaatssecretarissensamen.
Regeringzijnalle ministersende koning.
Iedere vierjaarwordenerverkiezingenvoorde Tweede Kamergehoudenendaarnabegintde
kabinetsformatie metalsdoel:
1- Het eenswordenoverhette voeren beleid(=alle plannenvaneennieuw kabinetvoorde
toekomstvanNederland).
2- Zoekennaarsteuneneenmeerderheidinde Tweede Kamer (75+ 1).
Het verloopvaneenkabinetsformatie:
1- Adviezeninwinnenvanalle gekozenpartijen.Indeze fase gaande partijleiderslangsbij de
koninginomhunadvieste geven.
2- De koninginbenoemteen informateur( eenervarenpoliticusuitde grootste politieke partij )
 Oplossenvanmeningsverschillen
 Vormenvaneen coalitie (=eensamenwerkingsverbandtussentweeof meerdere partijen).
 Stelthetregeerakkoordop (= hetbeleidwatde coalitie de komende jarenwil gaanvoeren).
3- De koninginbenoemteenformateur(=meestal de leidervande grootste politiekepartij) engaat
op zoeknaar geschikte ministersenstaatssecretarissen.Zelf wordtde formateurvaakde nieuwe
minister-presidentofpremier.
4- Het nieuwe kabinetwordt benoemddoorde koningin.
De ministerszijnverantwoordelijkvoorhet dagelijksbestuurvanhetland.
Het parlementbestaatuitde Eerste enTweede kamer.Hunbelangrijkstetakenzijn:
1- Besprekenenstemmenoverwetsvoorstellen
2- Controlerenvande ministers
Nederlandiseen constitutionele monarchie (=de machtvan de koninginisbeperktdoorde grondweten
de ministerszijnverantwoordelijk).
De koninginishetstaatshoofd,maarheeftweinigmacht.Wel spreektze veelmetde ministers.De inhoud
blijftgeheimenwordthetgeheimvanNoordeinde genoemd.
De koninginis onschendbaar(=het kabinetisverantwoordelijkvoorhetbestuurvanhetlandenvooralles
wat de koninginzegtendoetinhetopenbaar).Ditnoemenwe ook ministerieleverantwoordelijkheid.
Takenvan de koningin:
 Wettenondertekenen( symbolisch)
 Troonrede voorlezenopPrinsjesdag( ceremonieel )
 Overleggenmetde minister-president
 Onsland vertegenwoordigeninhetbuitenland( representatief )
De Ministerraadishet overlegtussenalleministerszonderde koningin.
Iedere ministerisverantwoordelijkvoorzijnof haar eigenbeleidsterrein.Verderzijnzij ook(indienvan
toepassing) verantwoordelijkvoorhun ministeriemetambtenarendievoorhenwerken( gevenadviesen
bereidenwetsvoorstellenvoor).
Alseenministerziekisof afwezigdanwordtdeze vervangendooreenandere ministers.
Iedere ministerheefteenof twee staatssecretarissen(=eensoortonderminister)die verantwoordelijkis
voor eendeel vanhetbeleidsterreinvan de minister.
3. Het parlement
Welke taken heeft het parlement?
Wat is de verhouding tussen de regering en het parlement?
Het Parlementbestaatuitde Eerste enTweede kamerenwordtookwel de Staten Generaal genoemd.
Tweede Kamerleden( 150 ) wordendirectdoorhetvolkgekozen,mogeneenwetsvoorsteldoenof
veranderen.
De Eerste Kamerleden( 75 ) wordenindirectgekozendoorde ledenvande ProvincialeStaten.Zij mogen
wettenalleengoedof afkeuren.
In beide kamerszittenverschillende fracties(= eengroepvertegenwoordigersvaneenpolitiekepartij in
eengekozenorgaan) metaanhethoofdeenfractievoorzitter( de woordvoerder).
Je kunt eenverdelingmakentussenregerings-( coalitie- ) enoppositie partijen(=alle partijendie geen
deel uitmakenvande regering).
De twee belangrijkste takenvanhetparlementzijn:
1- Wetgeving
 Stemrecht:bij wetsvoorstellenditgeldtvoorbeide kamers.
 Recht van initiatief:zelf eenwetsontwerpindienen.Ditgeldtalleenvoorde TweedeKamer.
 Recht van amendement:veranderenvaneenwetsvoorstel.Ditgeldtalleenvoorde Tweede
Kamer.
2- Controlerenvande ministers
 Schriftelijkof mondeling vragenstellen.
 Recht van interpellatie:eenministernaarde kamerlatenkomenenterverantwoordingroepen.
 Parlementaire enquête:eenuitgebreidonderzoeknaareenonderdeel uithetregeringsbeleid.Dit
wordtdoor eenspeciale commissie vanTweedeKamerledengedaan.
 Budgetrecht:het goedkeurenvande jaarlijksebegrotingenvande verschillendeministeries. Samen
vormendeze de rijksbegroting,die inde vormvande Miljoenennotaaanhetparlementwordt
aangeboden.
 Recht van motie: schriftelijkje meninggevenoverhetbeleidvaneenminister.Hiermoetde gehele
kameroverstemmen.
 Motie van afkeuring of wantrouwen: als ditwordtaangenomenstapteenministervaakop.Soms
zelf hethele kabinet.Ditnoemenwe daneen kabinetscrisisenvolgenervaaknieuwe Tweede
Kamerverkiezingen.
4. Gemeente en provincie
Op welke manieren ben je betrokken bij de gemeente?
Hoe ziet het gemeentebestuur en het provinciale bestuur eruit en wat zijn hun taken?
Waarom laat de overheidinDenHaag( hetRijk) bepaalde dingenoveraande gemeente ende provincie?
1- Ze zijnbeterop de hoogte duskunnenbetere beslissingen nemen.
2- Staan dichterbij de burger.
Terreinenvande provincie ideeënstaanopgenomenin streekplannen:
1- Ruimtelijke ordening
2- Milieu
Eensin de vierjaar kiezenwij de vertegenwoordigersvoorde Provinciale Staten.Hetaantal ledenis
afhankelijkvanhet inwoneraantal.De Provinciale Statenkiezenhundagelijksbestuur:de Gedeputeerde
Staten ( kanje vergelijkenmetde ministers).De voorzittervanbeideisde commissarisvande koningin.Hij
of zij wordtbenoemddoorde ministervanBinnenlandsezaken.
Het gemeentebestuurisverantwoordelijkvooreengoedenordelijkverloopvanhetopenbareleven.
1- De gemeenteraad( te vergelijkenmetde TweedeKamer stemmenencontroleren+hetkiezenvan
de wethouders)
2- Het college vanB&W( burgemeesterenwethouders ) zijnverantwoordelijkvoorhetdagelijks
bestuur.
Inwonerszijnopviermanierenbetrokkenbij de gemeente:
1- 1x in de vierjaar de gemeenteraadkiezen.
2- Betrokkenbij hetbeleidd.m.v.hetbijwonenvaneengemeenteraadvergaderingof een
referendum.
3- Betalenvanbelasting.
4- Alsklant.
De burgemeesterwordtnietgekozenmaarbenoemddoorde koninginnaeenvoordrachtvande minister
van Binnenlandse Zaken.Zijnstemtelt2x bij vergaderingenvanB&Wen hij ishoofdvande politie en
brandweer.
5. Nederland en Europa
Welke invloed heeft de Europese Unie op Nederland?
Sinds1 januari 2007 de EU heeft27 lidstaten.De EUheeftalsdoel Europaveiligerenwelvarendermaken
door economische samenwerking.
De samenwerkingbegintin1951 metde oprichtingvande EGKS ( Europese gemeenschapvoorKolenen
Staal ). West-Duitsland,Frankrijk,Italië,Nederland,België enLuxemburgvormende EGKSmetals reden:
- Economische samenwerking
- Veiligheid
In 1957 isde oprichtingvande EEG ( Europese Economische Gemeenschap).
In 1967 wordtditde EG ( Europese Gemeenschap).
In 1992 wordtditdoor hettekenvanhetverdrag vanMaastricht de Europese Unie.
De EU heefteen vrije,gemeenschappelijke handelsmarkt:
- Vrij verkeervangoederenendiensten,geldenmensen doorhetopheffenvanbinnengrenzen.
- Garanderenvaneerlijke concurrentie
- Gemeenschappelijklandbouwbeleidmetbehulpvansubsidiesvooragrarische producten
EU landenwerkenooksamenophetgebiedvan:
- Buitenlandsbeleid
- Justitie
- Milieu
Voorbeeldenvande invloedvande EU opde lidstaten:
- Euro
- Rechtenvande consumentwordenbeterbeschermd
- Productenmoetenvoldoenaanveiligheidengezondheidseisen
- Mobiel belleninhetbuitenlandmoetgoedkoperworden
- Gelijke rechtenvoormannenenvrouwen
- Beschermingvanhetmilieu
- Verbodopdierproeven
- Europeesburgerschap
- Eerbiedigenvanmensenrechtenendemocratische beginselen
- Studie /stage
De drie belangrijke bestuursorganenbinnende EU:
- De Europese commissie( = hetdagelijksbestuur( kabinet))
1) Maakt wettenenvoertze uit
2) Controlerenof de lidstatenof ze zichaan de wettenhouden
- De raad van ministers (= hethoogste orgaandat besluitenmagnemenbestaatuitde ministersvan
de lidstaten)
1) Het goedenafkeurenvannieuwewettenvoorgestelddoorde Europese commissie
- Het Europeesparlement( ledenwordenomde vijf jaargekozeneniste vergelijkenmetonze
Tweede Kamer).
1) Goeden afkeurenvanwettenvoorgestelddoorde Europese commissie.
2) Controlerenvande Europese commissie.
Naast deze organenzijnerookde:
 De Europese Raad: In deze raadzittende leidersvande Eulanden.Zij overleggenbij problemenen
nemenbesluitenoverbelangrijke zaken.
 Europese Hof van Justitie:Het hof doetuitsprakenoverzakendie betrekkinghebbenopEU
wetten.
Hoe komt er een nieuwe wet in Europa.
1. Europese commissie (28 commissarissen, uit elk land 1) Deze ministers schrijven een
wetsvoorstel
2. Raad van ministers (dit groepje wisselt. Ministers die verstand hebben over het onderwerp doen
er aan mee) Ze kijken of het voorstel wel goed is voor hun eigen land. Eventueel passen ze
het aan
3. Europees Parlement —> deze is door de Europese burgers gekozen. Zij stemmen uiteindelijk
nog over de wet
Bij hele belangrijke zaken komt de Europese raad ook bij elkaar. Dit zijn alle regeringsleiders van
alle landen (b.v. als een nieuw land wil toetreden tot de EU
KritiekenEuropese samenwerking:
- De zelfstandigheidvande lidstatenwordenteveel beperkt.
- Er iste weinigdemocratische controle doorde burgers.
- Het iseenlogge enbureaucratische organisatie.
- Moet de Eu nog wel groter worden?
- Bang voorarbeidersuit lagelonenlanden.
6. Knelpunten in de politiek
Wat zijn de knelpunten in de politiek en wat kunnen we eraan doen om dat te verbeteren?
De afstandtussen de politiekende kiezersis( te ) groot:
- De ministershebbenvaak meermacht danhet parlement.
- Iedernieuwe kabinetmaakteeneigenregeerakkoordenhebben( meestal) de meerderheidinhet
parlement.
- SomsneemthetParlementeenbesluitwaarhetNederlandsevolkhetnietmee eens is.
- Sommige problemenzijnheel ergmoeilijkopte lossen.
- De regelszijnte moeilijkennietgoeduitvoerbaar.Eristeveel bureaucratie (=dingenmoetenmet
veel papierenenformulierengeregeldmoetenworden).
- Veel wettenwordenopEuropeesniveaugemaaktendoorgevoerd.
Hoe kan de democratie inonslandwordenverbeterd?
- Vakereenreferendumhouden:
Voordeel:
o Kiezershebben directinvloedzijndirectbetrokkenenkrijgenzomeervertrouwen.
o Groter draagvlakvooreenpolitiekbesluit.
Nadeel:
o Kostveel tijd( hetduurt langer) voormen ietskanbeslissen.
o Politici worden buitenspel gezet.
o Onderwerpenzijnsomste moeilijken te ingewikkeld.
o Keuzeszijn te simpel.Menkanalleenantwoordenmetjaof nee.
- Stemplichtinvoeren(=alle kiezersmoetentijdensde verkiezingenhunstemuitbrengen,zoniet
dan benje strafbaar).
- Regionale kandidaatstelling
- Gekozenburgemeesterenminister –president
- Deregulering.Ditishetmakenenuitvoerenvanregelsopeenniveaudat dichterbij de burgers
staat. Eennadeel hiervanisdaterverschillenpergemeente kunnenontstaan.
- Meer bevoegdhedenvoorhetparlement
 Globalerregeerakkoord,zowordthetparlementgedwongenmeerbesluitente nemen.
 Laat de ambtenarenendeskundigen ookde kamerledenondersteunen.Opdeze manierkunnenze
meeronderzoekdoenenwettenvoorstellen.
7. Politieke besluitvorming
Hoe leidt een maatschappelijk probleem in de samenleving tot politieke besluiten?
Welke invloed hebben ambtenaren en politieke partijen op de politieke besluitvorming?
4 fasenvanpolitieke besluitvorming:
1) Het erkennenvan politieke problemen
o Publiekeopinie is zoveel mogelijkmensenopde hoogte brengenvanjouw wensof
probleem.
o Politieke agenda isdat hetkabinetof gemeentemoethetprobleembehandelen.
2) Bepalenwelkprobleemprioriteit( = welkprobleemwordtalseerste aangepakt) krijgtenzoeken
naar eenoplossing.
o Beleidsvoorbereiding isdatwethoudersenministerssamenmethunambtenaren
oplossingen bedenkenvoorhetprobleem.
3) De besluitvormingsfase
4) Besluitenenuitvoeren
Politieke partijen.Opwelke manierenkunnenzij invloeduitoefenen?
- Ze kunnen standpuntennaar vorenbrengen.
- Zij leverenmensenvoorpolitieke functies.
- Ze beïnvloedenmensenvoorpolitieke functies.
- Ze vertegenwoordigenbelangenvanmaatschappelijkeorganisaties.
- Nietalle politieke partijeninde Tweede Kamerhebbenevenveel invloed.Eriseenverschil tussen:
1) Regeringspartijen:zij schrijven wel mee aanhetregeerakkoord
2) Oppositiepartij:zij schrijven nietmee aanhetregeerakkoord
8. Burgers, de media en pressiegroepen
Hoe kunnen de media, burgers en pressiegroepen invloed uitoefenen op de politiek?
Invloedvande mediaopde politieke besluitvorming.
Vijf functies:
1) Informatieve functie.Ditisinformatie gevenoverpolitieke gebeurtenissenenbesluiten.
2) Agenda functie.Journalistendoenonderzoeknaarmaatschappelijke problemenendeze komen
dan op de politieke agendate staan.
3) Commentaar – enmeningsvormingfunctie.Ditisdat de medialeverenkritiekoppolitieke
besluiten.
4) Controlerende functie.Ditisde vraag of ministersenbedrijvenwelvolgensde wethandelen?
5) Spreekbuisfunctie.De mensengevenviade mediahunmening.
Invloedvanburgersopde politiekebesluitvorming.
1) Stemmen
2) Spreekrecht
3) Lid wordenvaneenpolitiekepartij
4) Eenpolitieke partij oprichten
5) Contact opnemenmetpolitici
6) Eenverzoekindienen
7) Eenklacht of bezwaarschriftindienen( naarde rechterstappen)
8) Lid wordenvaneenpressiegroepof zelfeenpressiegroepoprichten
9) Demonsterenof eenhandtekeningenactie houden
10) De nationale Ombudsmaninschakelen
Pressiegroepenzijngroependie eenbepaaldbelangnastreveneninvloedproberenuitte oefenenopde
politieke besluitvorming.
Dit doenze viahetzogenaamde lobbyen.Lobbyenis steunvragenaanpolitiekebestuurdersd.m.v.praten.
Voorbeelden:consumentenbondende ANWB.
Mocht praten nietlukkengaatmenoverop openlijke actieszoalsbijv.:blokkades,handtekeningenacties,
stakenetc.
Verschillendesoorten pressiegroepen:
1) Belangengroepen. Zij komenopvoorde belangenvaneenbepaalde groepinde samenleving.
2) Actiegroepen.Zij richtenzichop1 bepaaldprobleembijv.de aanlegvaneensnelweg.
3) Actieorganisaties. Zij zettenzichvooreenlangere periode invooreenbepaalde kwestie bijv.
AmnestyInternational.
Machtsmiddelen:
1- Kennis
2- Grootte van de groep
3- Geld
4- Toegangtot de media
5- Toegangtot politici
6- Charismavan de leider
7- Zittinghebbeninhetbestuurof adviesorgaan
9. Politieke stromingen
Wat willen het liberalisme, het socialisme en het confessionalisme?
Eenpolitieke stromingiseengeheel vanideeënoverwatbelangrijkisinde maatschappij enhoe mensen
hetbeste metelkaarkunnensamenleven.
Er zijndrie politiekestromingen:
1. Liberalisme.Hetliberalisme isontstaaninde 19e
eeuw vanuitde Franse revolutiemetde leus
vrijheid,gelijkheidenbroederschap.Liberalenstaanvooral voorde vrijheidvanmensen,mensen
moetenzelf hunlevenkunneninrichttenditnoemenwe individuelevrijheid.
Drie pijlers van hetliberalisme:
o Persoonlijke vrijheid/individuele vrijheid. De staat( de overheid) moetzichzomin
mogelijkbemoeienmethetlevenvande mensen.
o Economische vrijheid.Hierbij moetenwe denkenaan particulierinitiatief.Mensen zoveel
mogelijkruimtegevenenzominmogelijkregels,liberalenzijndusvoorderegulering.
o Persoonlijke belangen. Mensen zijnuitoppersoonlijkvoordeel hierwordende mensenen
de samenlevingbetervan.
VVD
2. Socialisme. Hetsocialisme is ontstaaninde periode vande Franse Revolutie socialistenstreden
tegenongelijkheidenonrecht.Hetideaal vande socialistenis gelijkheidof gelijkwaardigheid.
Binnen de groepsocialistenontstondruzieoverhoe ditte bereiken,namelijk
1) Viaeenrevolutie
2) Viaoverleg( democratie ) deze groepnoemenwe de sociaaldemocraten.
Socialistenvindendatalleeneen actieve overheidkanzorgenvoorgelijkheidinde samenleving. Dit
geldtnietalleenvoorNederlandmaarvoorde hele wereld.Ditnoemenwe internationale
solidariteit.
PVDA, GROENLINKS, SP
3. Confessionalisme. Ditzijnde christendemocraten.Deze stromingisontstaanhalverwege de 19e
eeuwenzij baserenhunprincipesopBijbelse waarden.Zij gaanuitvanhet rentmeesterschap:we
hebbende aarde te leenvangoden beherendeze.Hetgezinisde hoeksteenvande samenleving.
De overheidspeelteenkleinerol en particuliere organisaties eengrote.Christendemocraten
hebbeneenplaatsttussende liberalenensocialistenin.Mengaatuitvan eengezamenlijke
verantwoordelijkheid.
CDA, CU,SGP
Rechts-extremisme.Hetuitgangspuntvandeze partijenisgebaseerd opongelijkwaardigheidtussen
mensen.Ze hebbenhetvaakoverde superioriteitvanhet eigenvolk.Vaakhebbendeze partijeneensterke
leiderenvaakismenbereidomgeweldte gebruikenomhundoel te bereiken.Ookmaaktmenslim
gebruikvangevoelensvanangstenonveiligheidbij mensen.
10. Linkse en rechtse partijen
Wanneer noemen we een politieke partij rechts en wanneer links?
Welke politieke partijen zijn er in Nederland?
Eenpolitieke partij bestaatuiteengroepmensenmetdezelfde ideeën.
We kunneninNederlandlinkse ( vooruitstrevendenookwel progressief genoemd) enrechtse partijen(
conservatief ) onderscheiden.
Rechtse partijenwillendaternietteveel verandert,dat de overheidzichzo minmogelijk bemoeidmet
hetdagelijkslevenende economie.Daarnaastis vrijheidhetbelangrijkste rechtvanmensen.
Linkse partijenvindenmensennietgelijkmaarwel gelijkwaardig. Iedereenmoetgelijkekansenkrijgen.
Daarom moetde overheidactief zijnomde zwakkere inde samenlevingte beschermen.
Begrippen hoofdstuk 1 blz.14
.
Politiek: het opstellen van regels die te maken hebben met het besturen van een land.
Algemeen belang: zaken waar veel mensen in een land gebruik van maken of voordeel bij hebben.
Politici: vertegenwoordigers van de bevolking die namens hen besluiten nemen.
Politieke macht: de macht om belangrijke besluiten te nemen, waar de bevolking de gevolgen van merkt.
Volksvertegenwoordigers: mensen die de bevolking kiest om namens hen het land te besturen en regels
op te stellen.
Kiesrecht: het recht om politici te kiezen.
Staat: een land met een eigen grondgebied, bevolking en een eigen overheid.
Gezag: een overheid die het land bestuurt.
Dictatuur: een staat waarin de macht in handen is van één persoon, een kleine groep mensen of één partij.
Begrippen hoofdstuk 1 blz.14
Opmerking:vanaf deoplagevan voorjaar2009 is het begrip ‘kiesrecht’uit debegrippenlijstverwijderd,
omdatdit niet in de lestekstvan hoofdstuk1staat.
Politiek: het opstellen van regels die te maken hebben met het besturen van een land.
Algemeen belang: zaken waar veel mensen in een land gebruik van maken of voordeel bij hebben.
Politici: vertegenwoordigers van de bevolking die namens hen besluiten nemen.
Politieke macht: de macht om belangrijke besluiten te nemen, waar de bevolking de gevolgen van merkt.
Volksvertegenwoordigers: mensen die de bevolking kiest om namens hen het land te besturen en regels
op te stellen.
Kiesrecht: het recht om politici te kiezen.
Staat: een land met een eigen grondgebied, bevolking en een eigen overheid.
Gezag: een overheid die het land bestuurt.
Dictatuur: een staat waarin de macht in handen is van één persoon, een kleine groep mensen of één partij.
Begrippen hoofdstuk 3 blz. 38
Kabinet: alle ministers en staatssecretarissen samen.
Regering: alle ministers, met de koningin, zonder staatssecretarissen.
Kabinetsformatie: onderhandelingen over de samenstelling van de ploeg ministers en staatssecretarissen
die samen als kabinet het land gaan besturen.
Beleid: alle plannen die een nieuw kabinet heeft voor de toekomst van Nederland.
Informateur: een ervaren politicus die gesprekken voert met twee of drie politieke partijen die graag met
elkaar willen samenwerken in een nieuw kabinet.
Coalitie: een samenwerkingsverband tussen twee of meer partijen.
Regeerakkoord: plan waarin staat wat voor beleid coalitiepartijen de komende jaren samen willen voeren.
Formateur: een politiek leider die ministers en staatssecretarissen moet vinden die het regeerakkoord willen
uitvoeren.
Minister: iemand die verantwoordelijk is voor een deel van het regeringsbeleid, bijvoorbeeld justitie of
buitenlandse zaken.
Parlement: de Eerste en Tweede Kamer samen. Ofwel: alle volksvertegenwoordigers.
Constitutionele monarchie: een koninkrijk waar de macht van de koning of koningin is beperkt door de
grondwet.
Onschendbaar: de koningin kan niet ter verantwoording geroepen worden omdat de ministers
verantwoordelijk zijn voor het beleid.
Ministeriële verantwoordelijkheid: het kabinet is verantwoordelijk voor het bestuur van het land en voor
alles wat de koningin zegt en doet in het openbaar.
Ministerraad: vergadering van alle ministers samen.
Staatssecretarissen: een soort onderministers die verantwoordelijk zijn voor een deel van het beleidsterrein
van de minister.
Begrippen hoofdstuk 4 blz. 48
Staten-Generaal: parlement, ofwel Eerste en Tweede Kamer samen.
Fractie: de groep van vertegenwoordigers van één politieke partij in een gekozen orgaan.
Oppositiepartijen: alle partijen die niet in de regering zitten.
Recht van initiatief: het recht om een wetsvoorstel in te dienen.
Recht van amendement: het recht om een wetsvoorstel te veranderen.
Interpelleren: het recht om een minister ter verantwoording te roepen.
Parlementaire enquête: een uitgebreid onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid.
Budgetrecht: het recht om de jaarlijkse begroting van ministeries wel of niet goed te keuren.
Motierecht: het recht om een schriftelijke mening te geven over het beleid van een minister.
Kabinetscrisis: de situatie dat het kabinet niet kan of wil verder regeren.
Begrippen hoofdstuk 5 blz. 60
Het Rijk: de landelijke overheid in Den Haag.
Streekplan: plan van de provincie waarin staat welke activiteiten in een bepaald gebied zijn toegestaan.
Provinciale Staten: de gekozen vertegenwoordigers van de provincie.
Gedeputeerde Staten: het dagelijks bestuur van de provincie.
Commissaris van de Koningin: de voorzitter van de Gedeputeerde en van de Provinciale Staten.
Gemeentebestuur: de gemeenteraad en het College van B&W.
Gemeenteraad: de gekozen volksvertegenwoordigers van de gemeente.
Burgemeester: de voorzitter van de gemeenteraad en van het College van B&W.
Wethouders: verantwoordelijken voor het dagelijks bestuur van de gemeente.
College van B&W: de burgemeester samen met de wethouders.
Lokale belastingen: belastingen die een inwoner van een gemeente aan zijn stad of dorp moet betalen.
Bestemmingsplan: plan waarin staat wat de gemeente wil doen met haar grondgebied.
Openbare orde en veiligheid: de rust, orde en veiligheid op straat en in gebouwen en woningen.
Begrippen hoofdstuk 6 blz. 70
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal EGKS: samenwerkingsverband tussen Duitsland, Frankrijk,
Italië, Nederland, België en Luxemburg.
Europese Unie: samenwerkingsverband van 27 Europese landen (1-1-2008) om Europa welvarender en
veiliger te maken.
Vrije gemeenschappelijke handelsmarkt: Europese bedrijven kunnen produceren voor alle 500 miljoen
Europeanen.
Vrij verkeer van goederen, diensten geld en mensen: in de EU gelden geen binnengrenzen tussen de
landen voor goederen, diensten, geld of mensen afkomstig uit de EU.
Euro: gezamenlijke munt in twaalf van de zevenentwintig EU-landen (1-1-2007).
Opmerking: na 1 januari 2007 is de euro ook ingevoerd in Slovenië, Slowakije, Malta en Cyprus.
Europees burgerschap: de burgers van een EU-land hebben speciale rechten in de andere EU-landen,
bijvoorbeeld op het terrein van wonen, reizen en werken.
Europese Commissie: het dagelijkse bestuur van de EU, vergelijkbaar met het Nederlandse kabinet.
Raad van Ministers: het hoogste orgaan dat besluiten mag nemen in de EU, ook wel Raad van de
Europese Unie genoemd.
Europees Parlement: vertegenwoordiging van de burgers in Europa in de EU.
Europese Raad: het hoogste orgaan dat besluiten mag nemen in de EU, ook wel Raad van Ministers
genoemd.
Europees Hof van Justitie: onafhankelijke rechterlijke macht binnen de EU.
Europese Grondwet: gezamenlijke grondwet voor alle landen van de EU. Is in 2005 afgestemd in een
referendum en wordt nu een Europees Verdrag.
Begrippen hoofdstuk 7 blz.82
Knelpunten in de politiek: problemen in de politiek als gevolg van de grote afstand tussen kiezers en
politici.
Bureaucratie: dingen regelen met veel papieren en formulieren.
Referendum: een stemming waarbij kiezers zich direct uitspreken over een onderwerp.
Draagvlak: steun voor een voorstel of plan.
Stemplicht: de verplichting te gaan stemmen bij verkiezingen.
Regionale kandidaatstelling: kandidaten voor de Tweede Kamer moeten uit verschillende regio’s van het
land komen.
Gekozen minister-president: de minister-president wordt door de bevolking gekozen, tegelijk met de
Tweede Kamerverkiezing.
Gekozen burgemeester: de burgemeester wordt door de bevolking gekozen, tegelijk met de
gemeenteraadsverkiezing.
Deregulering: het maken en uitvoeren van regels op een niveau dat dichter bij de burgers staat.
Globaler regeerakkoord: een regeerakkoord met alleen hoofdlijnen over het te voeren beleid.
Begrippen hoofdstuk 8 blz. 91
Publieke opinie mobiliseren: zo veel mogelijk mensen op de hoogte brengen van jouw wens of probleem,
via de massamedia.
Politieke eisen: eisen of wensen die de aandacht hebben van politici.
Politieke agenda: door alle aandacht voor een politiek probleem kunnen politieke bestuurders zoals
ministers en wethouders er niet meer omheen: ze moeten erover praten.
Beleidsvoorbereiding: politieke bestuurders zoals ministers en wethouders bedenken een oplossing voor
een probleem.
Terugkoppeling: reactie van burgers, pressiegroepen en politici op genomen besluiten.
Politieke functies: beroepen waarin iemand politieke verantwoordelijkheid draagt.
Compromissen: overeenkomsten tussen partijen waarbij ieder wat toegeeft.
Begrippen hoofdstuk 9 blz. 102
Informatieve functie media: media geven informatie over politieke gebeurtenissen en besluiten.
Agendafunctie: media signaleren problemen die onder de bevolking leven. Deze kwesties krijgen daardoor
aandacht van politici die daar weer over moeten beslissen.
Commentaarfunctie: media leveren kritiek op politieke besluiten en publiceren meningen van lezers.
Controlerende functie: media kijken voortdurend of ministers, bedrijven, maatschappelijke personen en
organisaties netjes handelen.
Spreekbuisfunctie: media zorgen dat mensen en groepen hun mening kunnen geven over kwesties.
Spreekrecht: het recht om tijdens een bijeenkomst iets te mogen zeggen, bijvoorbeeld tijdens hoorzittingen
in de Tweede Kamer of in de gemeenteraad.
Pressiegroepen: groepen die bepaalde belangen nastreven en die proberen invloed uit te oefenen op de
politieke besluitvorming.
Lobbyen: steun vragen aan politieke bestuurders voor een standpunt.
Belangengroepen: groepen of verenigingen die opkomen voor de belangen van één bepaalde groep
mensen.
Actiegroepen: groepen die zich – vaak maar even – inzetten voor één duidelijk probleem.
Actieorganisaties: groepen of verenigingen die zich gedurende langere tijd inzetten voor één duidelijke
kwestie.
Machtsmiddelen: middelen die pressiegroepen inzetten om de politieke besluitvorming te beïnvloeden.
Begrippen hoofdstuk 10 blz.114
Politieke stroming: een geheel van ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het
beste met elkaar kunnen samenleven.
Liberalisme: politieke stroming die persoonlijke vrijheid en particulier initiatief centraal stelt.
Individuele vrijheid: vrijheid om je leven zelf richting te geven.
Persoonlijke vrijheid: vrijheid om je leven zelf richting te geven.
Particulier initiatief: economische vrijheid van mensen om een onderneming te starten op hun eigen
manier.
Deregulering: de overheid bemoeit zich zo min mogelijk met de economie en maakt regels en procedures
zo simpel mogelijk.
Socialisme: politieke stroming die gelijkheid en het opkomen voor de zwakkeren in de samenleving centraal
stelt.
Sociaaldemocraten: socialisten die hun idealen nastreven langs de weg van de democratie (en niet door
middel van de revolutie).
Actieve overheid: de overheid bemoeit zich met de economie en neemt maatregelen om de zwakkeren in
de samenleving te beschermen.
Confessionalisme: politieke stroming die Bijbelse waarden als naastenliefde, verantwoordelijkheid en goed
rentmeesterschap centraal stelt.
Christendemocraten: christenen die hun idealen nastreven langs de weg van de democratie.
Rentmeesterschap: christelijk idee dat de aarde van God is en dat de mensen haar slechts in bruikleen
hebben en er dus goed op moet passen.
Rechts-extremisme:politieke stromingdie de ongelijkwaardigheidenverschillentussenrassenenvolken
benadrukt
Begrippen hoofdstuk 11 blz. 127
Progressief: vooruitstrevend, als je de maatschappij wilt veranderen.
Conservatief: behoudend, als je de maatschappij wilt laten zoals die is.
Politiek rechts: conservatief, vrijheid is het belangrijkste ideaal.
Politiek links: progressief, gelijkwaardigheid is het belangrijkste ideaal.
Politieke midden: politieke stroming die deels rechts, deels links is en vaak de christelijke waarden van
naastenliefde en verantwoordelijkheid belangrijk vindt.
Criminaliteit
1. Regels en rechten
Wat noemen we crimineel gedrag?
Wat is een rechtsstaat?
Waarde = meningoverwatmensengoedenwaardevol vinden.
Waardenen normenkrijgenwe overgedragendoor:
- School
- Vrienden
- Werk
We kunnenonderscheidmakentussengeschrevenenongeschrevenregels.
Geschrevenregels =regelsdie inreglementenof wettenstaan.
Ongeschrevenregels =staan nergensoppapierenwordenookwel fatsoensnormengenoemd.
Criminaliteit= alle gedragingendie bij de wetstrafbaarzijngesteld.Alsje eenwetovertreedtpleegje een
strafbaarfeitookwel delictgenoemd.
De belangrijkste wettenvanNederlandzijnde grondwetenhetWetboekvanStrafrecht.Daarnaastmoeten
de Nederlandseburgerszichhoudenaande rechtsregelsvande Europese Unie eninternationale
verdragen.
Rechtsregelsverschillenpertijdenplaats…..
Rechtsstaat = eenstaat waarinburgerswordenbeschermdtegenmachtsmisbruikenwillekeurdoorde
overheid.
Eenrechtsstaatheeftde volgende kenmerken:
1) Burgerrechten=nietalleende burgersmaarookde overheidmoetzichaande regelshouden.
- Rechtszekerheid=elke burgermoetwetenwat hemte wachtenstaatbij hetplegenvaneendelict.
- Rechtsgelijkheid=elke burgermoetgelijkwordenbehandeld.
2) Grondrechten= rechtendie we zobelangrijkvinden,datze inde grondwetstaanvermeld.
Grondrechtenzijnbelangrijkomdatze de individuele vrijheidvande burgerbeschermen.
- Bijvoorbeeld:vrijheidvangodsdienst,vrijheidvanmeningsuitingetc.
3) Rechtshandhaving= de overheiddwingtonsomonsaan de regelste houden. Rechtsbescherming
= de overheidmoetde rechtenvande burgersbeschermen.
Somskomendezenmetelkaarinbotsingdenkbijv.aanterreurbestrijding.
4) Parlementaire democratie = eenstaatsvormwaarbij wij alsburgersinvloedhebbenophetbestuur.
5) Scheidingvan machten = ook wel de triaspoliticagenoemd.
 Wetgevendemacht = regeringenhet gekozenparlement
 De uitvoerende macht =regering
 De rechterlijke macht =rechters
6) Onafhankelijke rechtspraak= rechterskunnenzelfstandigwerkenenopereren.Deze
onafhankelijkheidwordtgewaarborgdopde volgendetwee manieren:
 Rechters wordenbenoemdvoorhetleven.
 Het loonligtvastinde wet.
2. Criminaliteit een probleem?
Wat voor soorten criminaliteit zijn er?
Waarom is criminaliteit een maatschappelijk probleem?
Kenmerkenvaneenovertreding:
- Maximaal eenjaargevangenisstraf.
- Geenstrafblad.
- Medeplichtige isnietstrafbaar.
Er zijntwee soortencriminaliteit:
1) Overtredingen
2) Misdrijven( kunje weeronderverdeleninzware enminderzware misdrijven)
Mensenwordenpascrimineel genoemdalsze eenmisdrijf plegen.
Criminaliteit= alle misdrijvendie inde wetstaanomschreven.
Wanneerisietseenmaatschappelijkprobleem:
1) Alsveel mensenermee te makenhebbenkortomhetiseen sociaal probleem.
- Het bedreigtonze normenenwaarden
- Materiele schade ( financieel)
- Immateriëleschade ( angstenverdriet)
2) Er zijnverschillendemeningenenbelangen.
3) Het isook een politiekprobleem, de overheidbemoeitzichermee.
Hoe denkenverschillendepolitiekepartijenoverhetoplossenvancriminaliteit?
Linkse partijenzijnvoorpreventieve maatregelen( voorkomenvancriminaliteit),zorgendatarmoede
wordtvoorkomenzodatmensengeencrimineel gedraggaanvertonen.
Rechtse partijenzijnvoorrepressie ( maatregelenachteraf ) zoalsmeerpolitie enstrengere straffeneen
daderis zelf verantwoordelijkvoorzijngedrag.
Drie mogelijkeverklaringenwaaromjongenstussende 16en 23 jaar veel voorkomendecriminaliteit
plegen:
- Verschil insocialisatiejongenswordengeachtstoerderte zijndanmeisjes.
- Aangeborenverschillenagressieisbij jongensvooreendeel aangeboren.
- Ongelijkemachtjongensenmannendenkenvaakmeerte vertellente hebben.
Jongensstoppenvaakmetdeze vormvancriminaliteitophetmomentdatze eenbaanof relatie krijgen.
Recidivist= iemanddie steedsopnieuw ietsstrafbaarsdoet.
3. Ons beeld van criminaliteit
Hoe betrouwbaar is ons beeld van criminaliteit?
Gevoelensvanonveiligheidzijntoegenomenomdatde mediaveel aandachtgevenaancriminaliteit.
Het beeldwatde mediaschetstkloptechternietwantfraude eninbrakenkomenveel vakervoordan
geweldsmisdrijven.
Positief effectvande media:doorde berichtgevingoverzinloodgeweldzijnernuactie comités.
Voorde mediaheeftcriminaliteitveel nieuwswaarde vooral commerciëlezenderswillengraag
programma’suitzendenmetveel sensatie.
Stereotype = eenbeeldwaarbij wij vindendateenhele groepmensenbepaaldekenmerkenheeft.
De mediaspeelteenbelangrijke rol bij hettotstandkomenvande publieke opinie =de meningdie het
grootste deel vande bevolkingovereenkwestieheeft.
CBS = hetcentraal bureauvoor de statistiek( verzameltenpubliceertalle misdaadcijfers).
Waarom kunnenwe de politiecijfersnietgeheel vertrouwen?
1) Aangiftebereidheid
2) Sommige delicten wordennietontdekt
3) Opsporingvande politie
4) Persoonlijkefoutenvanagentenbij hetregistreren
5) Ontwikkelingvande bevolking
We kunnende politiecijferswelgebruikenomeenschattingte maken.
Twee andere manierenvanhetCBSomaan misdaadcijferste komen:
1) Slachtofferenquêtes=hetanonieminterviewenvangewone burgers
2) Daderenquêtes=minderbetrouwbaaromdatmensennietheel snel eenmisdaadzullenbekennen
Alswe kijkennaarde verschillendeonderzoekenmoetje goedinde gatenhoudenof hetgaat om absolute
cijfersof om percentages.
Uit cijfersisgeblekendatde misdrijvenper100 inwonerssinds1984 aan hetdalenis.Dit komtvooral
omdater mindervermogensdelictenzijn,zoalsdiefstal eninbraak.Ditkomtvooral doorde betere
beveiliging.
Daarnaast zijninNederlandde geweldsmisdrijvenwel toegenomen.
4. Oorzaken van criminaliteit
Hoe komt het dat sommige mensen crimineel worden en andere niet?
We makenonderscheidtussen individuele verschijnselen enmaatschappelijke.
Individuele verschijnselen=hetgedragvan iemand,losgezienvanandere mensen.
Maatschappelijke verschijnselen=crimineel gedragvaniemandheeftte makenmetde samenleving
(maatschappij).
Wie wordencrimineel?
- Geslacht:jongensenmannenzijncriminelerdanmeisjesenvrouwen.
- Leeftijd:veel voorkomende criminaliteitkomtvoorbij jongerentussende 16en 23 jaar, zware
criminaliteitwordtjuistminderdoorjongerengepleegd.
- Maatschappelijke positie:werkeloosheid,geldgebrekenvervelingzijnfactorendie de kansop
criminaliteitvergroten.Mensenmeteenhogere maatschappelijkepositie plegenvaker
witteboordencriminaliteit=bijv.fraude of belastingontduiking.
- Etnische afkomst = inde harde kern van criminelenzijnevenveel autochtonenalsallochtonen.
Individuele oorzaken:
1) Groepsdruk
2) Aangeborenenaangeleerde eigenschappen
3) Opvoeding
4) Alcohol endrugs
5) Christelijke visie( mensenhebbenvannature eenzondige aard).
Maatschappelijke oorzaken:
1) Normvervagingennormloosheid
2) Mindersociale controle ( pakkansengelegenheidsmotief
3) Slechte leefomstandigheden( armoede enwerkloosheid)
Pakkans = de kans dat de dadervan eenovertredingof misdrijf wordtaangehoudendoorde politie.
Gelegenheidsmotief=mensenmakenvande gelegenheidgebruikomietste stelen.
5. Het strafrecht
Wat is strafrecht?
Uitgangspuntenvanhetstrafrecht:
1) Je kunt alleengestraftwordenvoorietsdatvolgensde wetstrafbaaris.Bovendienbepaaltde wet
de maximumstraf.
2) Je bentonschuldigtotdat de schulddoorde rechterisbewezen.( totdanbenje alleen verdachte )
3) Elke verdachte heeftrechtopeen eerlijkproces dooreenonafhankelijkeenonpartijdigerechter.
4) Wanneeriemandis vrijgesprokenkandeze persoonnietvoorhetzelfdefeitopnieuw voorde
rechterwordengebracht.
5) Misdrijvenenovertredingenkunnen verjaren.
6) De rechterkijktaltijdnaarde omstandighedenbijvoorbeeldof ersprake isvannoodweerof
overmacht.
7) De rechterhoudtrekeningmetde leeftijdvande verdachte.Voorjongerengeldthet
jeugdstrafrecht.
8) De rechteroordeeltof iemand toerekeningsvatbaar( je weetwat je doet) of
ontoerekeningsvatbaar( je weetnietwatje doet) is.
De rechtenvaneenverdachte:
Deze staanis het Wetboekvan Strafvordering= bevatalle regelsvoorhetstrafproces.
1) Je bentpas eenverdachte alsereen redelijkvermoedenvanschuld aan eenstraf baar feitbestaat.
2) De verdachte heeft hetrechtte wetenwaarvan hij verdachtwordt.
3) Politie moetde verdachte wijzenopde hulpvaneen advocaat.
4) Eenverdachte heeft hetrechtom te zwijgen.
5) De politie mageenverdachte maarvooreen beperkte tijdvasthouden.
6) Na de uitspraakvande rechterheeftde verdachte de mogelijkheidomin hogerberoepte gaan.
Onrechtmatig verkregenbewijs= bewijsdatnieteerlijkisverkregenennietwordttoegelatentotde
rechtszaak.
Jeugdstrafrecht:
Er wordtonderscheidgemaakttussenkinderentottwaalf jaar( wordennietvervolgd) entussentwaalf en
achttien.
1) Kinderenkomenvooreen kinderrechter.
2) De rechtszittingenzijnnietopenbaar.
3) Kinderenkrijgengeengevangenisstraf maar jeugddetentie.
4) De rechterkanjongeren ondertoezichtstellen.
5) Je kunt naar een opvoedingsinrichtingwordengestuurd.
Let op!Bij ernstige misdrijvenkunnenjongerentussende 16en 18 jaar doorhet volwassenrechtworden
berecht.
6. Van politie naar officier
Welke procedure moet er worden gevolgd als er een strafbaar feit is geconstateerd?
Takenvan de politie: Bevoegdheden=zakendie de politie magdoenin bepaalde situaties.
1) Orde taak.
 Eenbevel geven.
 Controleren
 Geweldgebruiken
2) Hulpverleningstaak.
3) Opsporingstaak.
 Eenverdachte staande houden= naar iemandsnaamenadresvragen.
 Fouilleren=de kledingenhetlichaamvaneenverdachte onderzoeken.
 Aanhouden= hetzelfde alsarresteren.
 Vasthouden.
 Bewijsmateriaal in beslagnemen.
 Huiszoeking.
 Verhoor.
4) Preventie.
5) Dienstverleningenadvies.
De officiervanjustitie komtinbeeldnadatiemandisaangehoudendoorde politie.De officiervanjustitie
wordtook wel de openbaaraanklager genoemd.Alle officierenbij elkaarnoemenwe het Openbaar
Ministerie ookwel hetOM.
De officierontvangtvande politie het procesverbaal = eenverslagwaarinde persoonsgegevensvanhet
slachtofferwordenvermeld,maar ookhettijdstip,de plaats,de toedrachtenandere bijzonderhedenvan
hetstrafbare feit.
De officiergaatde zaakverderonderzoekentijdenshet opsporingsonderzoek.
Alsde officierklaarismetzijnonderzoekheefthij drie mogelijkheden:
1) Seponeren=afzienvanverdere rechtsvervolging
2) Schikken= er wordteengeldboete betaald
3) Vervolgen= er komteenrechtszaak
Takenvan de officiertijdenshetstrafproces:
 Leidthetopsporingsonderzoek
 Beslistof eenverdachtvoorde rechterkomt
 Eist de straf
 Zorgt ervoordat de straf wordtuitgevoerd.
7. Voor de rechter
Wat gebeurt er als de officier besluit dat iemand voor de rechter moet komen?
Alseenverdachte voorde rechtermoetkomenstuurtde officiervanjustitie en dagvaarding= waarom,
wanneerenwaarde verdachte voorde rechtermoetverschijnen.
Strafrechtspraak = wanneereenverdachte voorde rechtermoetkomenende rechterbeslistof een
verdachte wel of geenstraf zal krijgen.
Mocht eenverdachte tijdensde rechtszaaknietopkomendagendankaneenverdachte bij verstekworden
veroordeeld.
In Nederlandmakenwe verschiltussenrechtsinstantiesenrechtbanken Nederlandisverdeeldin19
rechtsgebieden.
Drie rechtsinstanties:
1) De Rechtbank:
 Kantonrechterbehandeltovertredingen.
 Politierechterbehandeltkleine misdrijven.
 Meervoudige kamerbehandeltzware misdrijven.
2) GerechtshovenbehandelenallehogerberoepszakenNederlandheeftvijf gerechtshoven:
Amsterdam,Arnhem, DenHaag,DenBoschen Leeuwarden.
3) De Hoge Raad deze isgevestigdinDenHaagdoetuitspraakingeval vancassatie,hierkijktmenof
de rechtsregelsgoedzijntoegepastennietinhoudelijknaarde zaak zelf.Je kuntalleenbij de Hoge
Raad komenalsje hetnieteensbentmetde uitspraakvanhetGerechtshof.
De strafzaak8 stappen:
1- De opening,doetde rechterencontroleertde gegevensvande verdachte.
2- De aanklacht, de officiervanjustitie leestde tenlasteleggingvoor.
3- Het getuigenverhoor,de rechter,de officierende advocaatmogen getuigen( mensendie iets
hebbengezienof gehoorddatmetde zaak te makenkan hebben) oproepenvoorverhoor.
4- Het verhoor van de verdachte,eerststeltde rechtervragen,dande officierenalslaatste de
advocaat de verdachte staatnietonderede,hij of zij magdus liegenof zwijgen.
5- Het requisitoir,ditwordtgehoudendoorde officierhij zetde feitenopeenrij,geeftzijnmeningen
eisteenstraf.
6- Het pleidooi,de advocaatverdedigtde verdachte hierinzal hij vragenomvrijspraakof
strafvermindering.
7- Het laatste woord, isaan de verdachte zelf.
8- De uitspraak, de rechterspreekthetvonnisuit.
In sommige landenkentmetjuryrechtspraakzoalsbijvoorbeeld:België,Frankrijkende VS.Hierdoetniet
eenrechteruitspraakmaareengroepgewone burgers.
Welke vragenmoeteenrechterbeantwoordenvoordathij toteenvonniskankomen:
1) Is ervoldoende bewijs?
2) Gaat hetom ietsstrafbaars?
3) Is de daderstrafbaar?
4) Welke straf of maatregel wordtopgelegd?
Somsvindter ooknu nog inNederlandongelijkebehandelingvande verdachte plaatsditnoemenwe dan:
klassenjustitie =de eenheeftmeerkansomaangehouden,vervolgd,veroordeeldte wordendaneen
ander.
Om ditte voorkomenzijnde volgenderegelsinde grondwetvan1886 opgenomen:
 Iedereenisvoorde wetgelijk
 Iedereenheeftrechtopeeneerlijkproces
Mocht er toch ongelijkebehandelingplaatsvindenspelende volgende factoren vaakeenrol:
1) Mensenmeteenhoge maatschappelijke positie hebbenvaakbetere mogelijkhedenomzichzelf te
latenverdedigenenwetenbeterde wegbinnenhetrechtssysteem.
2) Politie,officierenenrechterszijnookmensenenhebbenooklastvanvooroordelen.
3) Mensenuitlagere milieusplegenvakerkleine criminaliteitenhierbij isde pakkansvelemalen
groter.
4) Allochtone jongerenwordennaarverhoudingzwaardergestraft.
5) Mensendoensnelleraangifte tegenallochtonen.
8. Waarom straffen we?
Waarom straffen we?
Welke straffen kennen we in Nederland?
Doelenvanstraffen:
1) Wraak en vergelding
2) Genoegdoening
3) Afschrikkingvande dader
4) Afschrikkingvananderen
5) Beveiliging
6) Voorkomenvaneigenrechter
7) Heropvoedingookwel resocialisatie genoemd.
Straffendoorde jarenheen:
- Middeleeuwen:wraak
- Vanaf de twaalfde eeuw:afschrikkingenvergelding
- Na de tweede wereldoorlog:resocialisatie
De hoogte vaneenstraf die de rechterkan gevenwordtookwel de strafmaat genoemd.Alle straffenstaan
inde wetomschrevende zwaarste straf inNederlandislevenslangegevangenisstraf.
De straffeninNederlandkunnenwe onderscheidenintwee verschillendesoorten:
1) Hoofdstraffen
 Geldboete
 Hechtenis
 Gevangenisstraf
 taakstraf
2) Bijkomendestraffen( isaltijdincombinatie meteenhoofdstraf)
 Maatregelenbijv. tbs= iemandisnietof verminderdtoerekeningsvatbaarof
ondertoezichtstelling=komtvaak voor bij kinderenhetgezinkrijgtdaneengezinsvoogd
 Voorwaardelijkestraf ( eensoort waarschuwing)
Eengevangenisstraf helptnietaltijdde helftvande gevangenengaatopnieuw de foutinwe sprekendan
van een recidive.
De reclasseringende reclasseringsambtenaren=helpenenbegeleidenverdachtenenveroordeeldenom
herhalingvan strafbaargedragte voorkomen.
Taken:
 Maken eenverslagvoorde rechtszittingoverde persoonlijke situatievande verdachte.
 Houdt toezichtopde uitvoeringvantaakstraffen.
 Ondersteuningvande gevangenetijdensde hechtenis.
 Terugkeerhulpnaarde maatschappij.
Rechtenvanslachtoffers:
 Rechtom te sprekentijdensde rechtszitting
 Schade vergoedingvragenviade officiervanjustitie
9. Het beleid van de overheid
Wat kan de overheid doen om het aantal misdrijven omlaag te brengen?
Beleid= maatregelenomeenprobleemopte lossen.
De regeringvoertoptwee verschillende manierenbeleidtegencriminaliteit:
1) Preventievemaatregelen( voorkomen)
2) Repressieve maatregelen( straffen)
Welke overheidsorganenzijnhierbij betrokken?
1) Op landelijkniveau regeringenparlement
2) Op lokaal niveaude burgemeester,korpschef ende officiervanjustitie
3) Algemeenjustitie apparaatofficiervanjustitie ende politie=hetopsporenenvervolgenvan
strafbare feiten.
Het overheidsbeleidbestaatuitzesverschillende onderdelen:
1- Opsporingsbeleidvooral gerichtopzware,georganiseerde misdaad,veelvoorkomende
criminaliteit,veiligheidenterreur.
2- Vervolgingsbeleid=de manierwaaropde overheidmisdrijvenwilbestraffen.
 Veel voorkomendecriminaliteit:werkof leerstraf =preventie
 Georganiseerdemisdaad:hoge zware straffen=repressie
 Terreurbestrijding:mentreedtveel harderopdanvroeger= eenverruimingvande
bevoegdheden.
3- Gevangenisbeleid=er wordenextracellengebouwd.
4- Nieuwe wetgeving=er komensteedsnieuwe wettenof wettenkunnenwordenaangepast.Wel
moeteerstde effectiviteit( eerstwordeneronderzoekengedaanof de maatregel welhet
gewenste effectzal opleveren) ende wenselijkheid( pastde maatregel bij de heersendenormen
enwaardenvan de samenleving?) ervanduidelijkzijn.
5- Preventiebeleid=zie aantekeningenparagraaf 10.
6- Jeugdbeleid
 Meer toezichtencontrole
 Snellerstraffenenstraffenopleggendie beterwerken
 Aandachtvoor onderwijsenbuurthuizen
 Banenplannen
Rol van politiekepartijen:
- Linkse partijenzijnvooral gerichtoppreventiezoalsbanenplannenvoorjongerenenmeer
wijkagenten.
- Christelijke partijenbenadrukkenvooral hetbelangvanhetgezin,de school ende maatschappij.
- Rechtse partijenwillenuitbreidingvanbevoegdheden voorpolitieenjustitie +zwaardere straffen=
repressie.
10. Preventie
Welke maatregelen kunnen we nemen om criminaliteit te voorkomen?
Wie kunnenerallemaal preventieve maatregelennemen?
- De landelijkeoverheid,banencreëren,goedehuisvesting etc.
- De lokale overheid,preventieffouilleren,voetbalwedstrijdenkunnenwordenverbodenetc.
Welke preventieve maatregelenhorenbij de landelijkeende lokale overheid?
 Meer sociale controle
 Verbeteringvande woonomgeving:leegstandvoorkomen,technische maatregelenenmeer
voorzieningenvoorjongeren.
- Bedrijven
 Bedrijventerreinenbeterlatenbeveiligen
 Camera’sophangen
- Burgers
 burgerwachten
Bijnade helftvande jongerendie eenstrafbaarfeitplegenkomenterechtbij bureauHALT( hetalternatief
) om eentaakstraf uitte voeren.Alsje kiestvooreenHALTstraf gaat hetpv nietnaarde officierkomter
ookgeenrechteraan te pasen hebje dusgeenstrafblad.Wordter dooreenrechtereentaakstraf
opgelegdkrijgje wel eenaantekeninginje strafblad.
Begrippen hoofdstuk 1 blz. 15 en 16
Normen zijn afspraken over hoe mensen zich tegenover elkaar behoren te gedragen.
Waarden zijn opvattingen over wat mensen goed en waardevol vinden.
Ongeschreven regels staan nergens op papier en noemen we ook wel fatsoensnormen.
Geschreven regels zijn regels die in reglementen of wetten staan.
Criminaliteit is alles wat door de wet strafbaar is gesteld.
Een delict is een strafbaar feit.
In het Wetboek van Strafrecht staan veel strafbare feiten omschreven.
Het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens is het verdrag waarin de
belangrijkste regels staan die de rechten van de burgers moeten beschermen.
Identificatieplicht betekent dat iedereen van veertien jaar en ouder aan de politie of andere toezichthouders
een geldig identiteitsbewijs moet kunnen laten zien.
Grondrechten zijn rechten die we zo belangrijk vinden, dat ze in de grondwet staan vermeld.
Een rechtsstaat is een staat waarin burgers worden beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur door de
overheid.
Burgerrechten zijn wetsregels die de burger beschermen tegen willekeur van de overheid.
Rechtszekerheid wil zeggen dat elke burger weet wat hem te wachten staat als hij een delict pleegt.
Rechtsgelijkheid betekent dat iemand bij het plegen van een delict niet anders zal worden behandeld of
bestraft dan iemand anders.
Rechtshandhaving betekent dat de overheid mensen dwingt om zich aan de regels te houden.
Democratie is een staatsvorm waarbij wij als burgers invloed hebben op de politieke besluitvorming.
Trias politica is de scheiding van de machten in een rechtsstaat.
Wetgevende macht is in handen van de regering en het gekozen parlement: zij maken de wetten waaraan
burgers en overheid zich moeten houden.
De uitvoerende macht is in handen van de regering: zij zorgt ervoor dat regels worden uitgevoerd en
nageleefd.
Rechterlijke macht is in handen van onafhankelijke rechters die beoordelen of wetten goed worden
nageleefd.
Onafhankelijke rechtspraak wil zeggen dat rechters helemaal zelfstandig kunnen werken.
In het Wetboek van Strafvordering staan de regels van een strafproces.
Begrippen hoofdstuk 2 blz. 26 en 27
Overtredingen zijn minder ernstige strafbare feiten.
(Kenmerken: op een overtreding staat meestal een boete; je kunt bij een zware overtreding maximaal een
jaar opgesloten worden, maar je krijgt geen strafblad; poging tot een overtreding en medeplichtigheid aan
een overtreding zijn niet strafbaar.)
Misdrijven zijn ernstige strafbare feiten.
(Kenmerken: er gelden zwaardere vrijheidsstraffen dan bij overtredingen; je krijgt altijd een strafblad; bij een
misdrijf is ook een poging en medeplichtigheid strafbaar.)
Huis van Bewaring is een gevangenis waar je wordt opgesloten voor een overtreding.
Hechtenis is een vrijheidsstraf voor een zware overtreding, van maximaal één jaar.
Criminaliteit: alles wat strafbaar is, maar nauwkeuriger: alle misdrijven die in de wet staan omschreven.
Zware criminaliteit: hierbij gaat het om ernstige vormen van criminaliteit zoals moord, inbraak en
verkrachting.
Georganiseerde misdaad is een vorm van zware criminaliteit, vaak gepleegd door internationale criminele
bendes op het terrein van drugs, prostitutie en mensensmokkel.
Veelvoorkomende criminaliteit bestaat uit minder ernstige misdrijven, zoals winkeldiefstal, zakkenrollerij,
voetbalvandalisme, fietsendiefstal en zwartrijden.
Maatschappelijk probleem is een kwestie:
- waar veel mensen mee te maken hebben;
- waar verschillende meningen en belangen mogelijk zijn; en
- waarbij van de overheid een oplossing wordt verwacht.
Politiek probleem: dit is een kwestie waarbij de overheid moet zorgen voor een oplossing.
Sociaal probleem: een maatschappelijk probleem waar veel mensen mee te maken hebben.
Eigenrichting betekent dat mensen voor eigen rechter spelen.
Rechtsgevoel heeft te maken met de vraag of je iets eerlijk of oneerlijk vindt.
Materiële schade is schade die zichtbaar is en die in geld is uit te drukken.
Immateriële schade is minder zichtbaar en kun je niet goed in geld uitdrukken.
Als iets op de politieke agenda staat, dan zijn er politieke discussies over het onderwerp.
Preventieve maatregelen zijn maatregelen zoals anti-spijbelbeleid om criminaliteit te voorkomen.
Repressieve maatregelen zijn maatregelen zoals hogere straffen om criminaliteit strenger aan te pakken.
Een recidivist is iemand die steeds opnieuw iets strafbaars doet.
Begrippen hoofdstuk 3 blz. 36
Beeldvorming is een idee of indruk van iets of iemand.
Nieuwswaarde betekent dat mensen graag meer over iets willen weten. Hoe meer mensen bijvoorbeeld een
bepaald nieuwsbericht lezen, hoe hoger de nieuwswaarde ervan is.
Sensatie betekent opschudding of beroering.
Stereotype is een beeld waarbij we vinden dat een hele groep mensen bepaalde kenmerken heeft.
Publieke opinie is de mening die het grootste deel van de bevolking over een kwestie heeft.
Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) verzamelt en onderzoekt cijfers over diverse onderwerpen, dus ook
over criminaliteit.
Politiestatistieken geven een overzicht van misdaadcijfers die door de politie zijn geregistreerd.
Aangiftebereidheid is de mate waarin iemand bereid is om aangifte te doen van een misdaad.
Slachtofferenquêtes zijn enquêtes van het CBS onder gewone burgers om te kijken of zij ooit slachtoffer
zijn geweest van een misdrijf.
Daderenquêtes zijn enquêtes van het CBS waarbij aan burgers wordt gevraagd of zij gedurende een
bepaalde periode strafbare feiten hebben gepleegd.
Vermogensdelict is een misdrijf waarbij het slachtoffer financiële schade heeft, zoals diefstal of inbraak.
Begrippen hoofdstuk 4 blz. 46
Individueel gedrag is het gedrag van iemand, los gezien van andere mensen.
Maatschappelijke positie is de positie die je hebt binnen de samenleving, gebaseerd op de hoogte van de
opleiding, het aanzien van een baan en de hoogte van het inkomen.
Met criminaliteit als maatschappelijk verschijnsel wordt bedoeld dat het criminele gedrag van een mens
met de samenleving te maken heeft.
Witteboordencriminaliteit is criminaliteit gepleegd door mensen met een hoge maatschappelijke positie.
Status is de waardering die je krijgt van anderen
Groepsdruk betekent dat jongeren binnen een groep elkaar overhalen tot iets, bijvoorbeeld tot het plegen
van strafbare feiten; doe je niet mee, dan lig je eruit.
Normvervaging betekent dat de normen en waarden minder streng worden.
Normloosheid betekent dat normen en waarden die niet worden geaccepteerd als gevolg van een gebrek
aan maatschappelijke bindingen.
Sociale controle betekent dat mensen op elkaar letten.
Pakkans is de kans dat de dader van een overtreding of misdrijf wordt aangehouden door de politie.
Gelegenheidsmotief betekent dat iemand gebruikmaakt van de gelegenheid om bijvoorbeeld iets te stelen.
het strafrecht
Begrippen hoofdstuk 5 blz. 56
Strafbaar gedrag is gedrag dat volgens de wet strafbaar is en staat beschreven in het Wetboek van
Strafrecht.
Verdachte: iemand waarvan de politie denkt dat hij de wet heeft overtreden.
Eerlijk proces wil zeggen dat 1. de rechter onpartijdig is; 2. het proces volgens vaste regels verloopt en 3.
vooraf duidelijk is wat de rechten en plichten van alle betrokkenen zijn.
Verjaren wil zeggen dat je na een aantal jaren niet meer kan worden vervolgd voor een misdaad.
Noodweer: de verdachte moest zich verdedigen omdat hij in gevaar was.
Overmacht: een situatie buiten jouw schuld heeft je ertoe gebracht om iets strafbaars te doen.
Toerekeningsvatbaar betekent dat je weet wat je doet.
Ontoerekeningsvatbaarheid is de situatie dat iemand een geestelijke stoornis heeft of tijdelijk in de war is,
waardoor hij of zij niet meer weet wat hij doet.
Onrechtmatig verkregen bewijs betekent dat het bewijs is verzameld terwijl daarbij wetsregels zijn
overtreden; het mag daarom niet worden gebruikt tijdens de rechtszaak.
Jeugddetentie betekent dat de rechter jeugdige criminelen naar een tuchtschool stuurt.
Ondertoezichtstelling betekent dat voor een gezin, bijvoorbeeld van een jonge crimineel, een gezinsvoogd
wordt aangewezen die met de ouders overlegt over de opvoeding.
Opvoedingsinrichting is een opvoedingsinstituut voor moeilijk opvoedbare of zeer onaangepaste jongeren.
Begrippen hoofdstuk 6 blz.67 en 68
Aangifte: hierbij meldt het slachtoffer een misdrijf of overtreding.
Ordetaak: hierbij handhaaft de politie de openbare orde.
Hulpverleningstaak: hierbij helpt de politie mensen, bijvoorbeeld bij een kat die in de boom zit.
Opsporingstaak: hierbij probeert de politie strafbare feiten en daders op te sporen.
Preventietaak: hierbij neemt de politie maatregelen om misdaad te voorkomen.
Dienstverlenings- en adviestaak: hierbij geeft de politie adviezen aan mensen over preventiemaatregelen.
Bevoegdheden zijn zaken die je mag doen in een bepaalde situatie
Staande houden betekent dat de politie je naam en adres wilt weten.
Fouilleren betekent dat de politie de kleding en het lichaam van een verdachte onderzoekt.
Arresteren betekent dat de politie een verdachte aanhoudt en meeneemt naar het politiebureau.
Vasthouden wil zeggen dat de politie een verdachte tijdelijk in een politiecel stopt.
In beslag nemen betekent dat de politie van goederen meeneemt omdat het bewijsmateriaal is.
Huiszoeking betekent dat de politie officieel een huis of ander pand doorzoekt.
Verhoor betekent dat de politie een verdachte op het bureau ondervraagt.
Huis van Bewaring: hierin zitten verdachten van misdrijven in afwachting van verder onderzoek.
Officier van justitie/openbaar aanklager: deze zoekt bewijzen tegen een verdachte en eist een straf.
Openbaar Ministerie (OM): dit zijn alle officieren van justitie bij elkaar.
Proces-verbaal: hierin staan zo veel mogelijk gegevens van een strafbaar feit, zoals de persoongegevens
van het slachtoffer en eventueel de verdachte, plus het tijdstip, de plaats en andere bijzonderheden van het
strafbare feit.
Opsporingsonderzoek: dit staat onder leiding van een officier van justitie, waarbij de politie zoekt naar
bewijzen van de gepleegde criminele daad.
Dossier: dit bevat bewijsmateriaal, getuigenverklaringen en andere gegevens van het delict.
Seponeren betekent dat een verdachte niet voor de rechter hoeft te verschijnen.
Transactie/schikking betekent dat de officier van justitie de verdachte voorstelt een boete te betalen en dat
er geen rechtszaak komt.
Vervolgen betekent dat de officier van justitie besluit dat er een rechtszaak komt.
Rechtszaak: zitting waarbij een of meer rechters bepaalt/bepalen of een verdachte schuldig is (of niet) en
welke straf daarop volgt.
voor de rechter
Begrippen hoofdstuk 7 blz. 82 en 83
Bij verstek veroordeeld worden betekent dat de verdachte niet bij de rechtszitting aanwezig is, maar toch
veroordeeld wordt.
Dagvaarding: hierin staat waarom, wanneer en waar de verdachte voor de rechter moet verschijnen.
Rechtbank: hier worden overtredingen en misdrijven behandeld door de kantonrechter, de politierechter of
de meervoudige kamer.
Kantonrechter: deze is onderdeel van de rechtbank en behandelt overtredingen.
Politierechter: deze is onderdeel van de rechtbank en behandelt lichte misdrijven zoals winkeldiefstal of
vandalisme.
Meervoudige kamer: dit onderdeel van de rechtbank bestaat uit drie rechters en behandelt zware
misdrijven, zoals geweldsdelicten of moord.
Gerechtshof: hier ga je in hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank die dan de hele zaak
opnieuw bekijkt.
Hoger beroep wil zeggen dat de verdachte of de officier van justitie het niet eens is met een uitspraak van
de rechter en naar het gerechtshof gaan.
Hoge Raad: het hoogste rechtsorgaan in Nederland dat kijkt of in een rechtszaak de rechtsregels goed zijn
toegepast. De zaak wordt niet meer inhoudelijk behandeld.
Cassatie wil zeggen dat je het niet eens bent met een uitspraak van de rechter van het gerechtshof en de
zaak voorlegt aan de Hoge Raad.
Aanklacht/tenlastelegging: hierin zegt de officier van justitie waarvan een verdachte wordt beschuldigd.
Getuigen zijn mensen die iets hebben gezien of gehoord dat met de zaak te maken kan hebben of
deskundig zijn op een bepaald gebied.
Meineed betekent liegen onder ede.
Een verdachte kan geen meineed plegen, want hij mág liegen. Getuigen hebben ‘gezworen’ de waarheid te
spreken. Als je meineed pleegt, kun je maximaal zes jaar gevangenisstraf krijgen.
Requisitoir: een toespraak van de officier van justitie, waarin deze de feiten op een rij zet, zijn of haar
mening geeft over het bewijs en op grond daarvan een bepaalde straf eist.
Pleidooi: een toespraak van de advocaat waarin deze de verdachte verdedigt en vraagt om een lichtere
straf of vrijspraak.
Vonnis: dit is de uitspraak waarin de rechter(s) bepaalt/bepalen of een verdachte schuldig is en zo ja, welke
straf wordt opgelegd.
Juryrechtspraak: hierbij bepaalt een groep ‘gewone mensen’ of een verdachte schuldig is.
Klassenjustitie wil zeggen dat mensen uit bepaalde sociale klassen meer kans hebben om aangehouden,
vervolgd en veroordeeld te worden.
w aaromstraffen we?
Begrippen hoofdstuk 8 blz.94 en 95
Wraak en vergelding zijn er beide op gericht dat de dader een vervelende tijd heeft omdat hij iemand
anders leed heeft aangedaan.
Genoegdoening betekent dat het slachtoffer zich beter voelt doordat de dader gestraft wordt.
Afschrikking moet de dader en anderen bang maken om (opnieuw) een misdaad te plegen.
Beveiliging samenleving betekent dat iemand wordt opgesloten zodat hij de samenleving geen last kan
bezorgen.
Resocialisatie betekent dat men probeert de dader her op te voeden zodat hij zich aanpast aan de normen
van de samenleving.
Strafmaat is de hoogte van een straf die een rechter kan geven.
Geldboete is een straf waarbij de dader een geldbedrag moet betalen.
Hechtenis is een vrijheidsstraf die geldt voor overtredingen.
Gevangenisstraf is een vrijheidsstraf die geldt voor misdrijven.
Taakstraf is bedoeld om de dader nuttig werk te laten doen voor de samenleving (werkstraf) of de dader her
op te voeden (leerstraf).
Bijkomende straffen worden door de rechter opgelegd naast de hoofdstraf, zoals afnemen van het
rijbewijs.
Terbeschikkingstelling (tbs): dit betekent dat de dader in een tbs-kliniek wordt opgenomen waar hij wordt
behandeld totdat hij genezen is.
Ondertoezichtstelling: dit betekent dat een minderjarige dader een gezinsvoogd krijgt toegewezen die het
gezin begeleidt.
Voorwaardelijke straf: dit is een straf die de dader alleen hoeft te ondergaan als hij later nog een keer
hetzelfde soort delict pleegt.
Asocialisatie betekent dat gevangenen in de gevangenis asociaal gedrag aanleren.
Reclassering: helpt en begeleidt verdachten en veroordeelden.
Begrippen hoofdstuk 9 blz. 106
Beleid bestaat uit de maatregelen om een probleem op te lossen.
Preventieve maatregelen zijn bedoeld om crimineel gedrag te voorkomen.
Repressieve maatregelen zijn bedoeld om crimineel gedrag achteraf te bestraffen.
Opsporingsbeleid: hierin bepaalt de regering welke vormen van criminaliteit speciale aandacht krijgen.
Vervolgingsbeleid gaat over de manier waarop de overheid misdrijven wil bestraffen.
Snelrecht wil zeggen dat criminelen vlak na het plegen van een misdaad worden berecht.
Veelvoorkomende criminaliteit is de naam voor ‘minder ernstige misdrijven’ die vaak worden gepleegd
zoals winkeldiefstal, vandalisme, zwartrijden, enzovoort.
Georganiseerde misdaad is zware criminaliteit, gepleegd door professionele (internationale) bendes.
Terreurbestrijding is de manier waarop de overheid terroristen (van tevoren) wil opsporen en aanslagen wil
voorkomen.
Gevangenisbeleid bestaat uit overheidsmaatregelen op het gebied van de bouw en inrichting van nieuwe
gevangenissen.
Preventiebeleid bestaat uit overheidsmaatregelen om criminaliteit te voorkomen.
Jeugdbeleid bestaat uit de overheidsmaatregelen om de jeugdcriminaliteit terug te dringen.
Banenplannen zijn bedacht door de overheid om jongeren aan een baan te helpen.
Begrippen hoofdstuk 10 blz.115
Bureau Halt is een instelling die jonge daders taakstraffen laat uitvoeren, als zij voor het eerst worden
aangehouden voor een overtreding of misdrijf.
Preventief fouilleren betekent dat de politie van de burgemeester toestemming krijgt om in een
bepaald gebied iedereen te fouilleren, zonder dat de personen verdacht worden van een overtreding
of misdrijf.
Burgerwachten zijn bewoners die in hun eigen wijk toezien op de veiligheid.
Analyse maatschappelijk vraagstuk
De 4 kenmerkenvaneenmaatschappelijkprobleem:
1- Sociaal probleem
2- Verschillende meningen
3- Overheid
4- Aandachtvan de media
Kernbegrippen:
 Waarden: uitgangspuntenof principesdie we belangrijkvindenom nate streven.
 Normen:opvattingenhoe je je vervolgenseenbepaalde waarde hoortte gedragen.
 Belang: hetvoor- of nadeel datiemandergensbij heeft.
 Macht: dwingende invloed.
 Gezag:macht die officieel isvastgelegdinde wet.
Machtsmiddelenmiddelenwaarmee je hetgedragvananderenkuntbeïnvloeden:
- Geld
- Functie of beroep
- Kennis
- Overtuigingskracht
- Aanzien
- Vaardigheden
- Charisma
- Macht vanhet getal
Om eengoede analyse te kunnenmakenhebje betrouwbare enobjectieve(feitenenmeningendie
inovereenstemmingzijnmetde werkelijkheid) informatienodig.
Drie manierenomte kijkenof ietsobjectief is:
- Wordt hetvan verschillende kantenbekeken?Wordter hoor en wederhoortoegepast?(dus
wordter naar hetverhaal van alle mensengeluisterd?Nietnaarmaar1 kant vanhet
verhaal?)
- Wordende bronnenvermeld?(enwaarkomende bronnenvandaan?ANP?)
- Is ereenverschil gemaakttussenfeitenenmeningen?
Mening= persoonlijkoordeel.
Feiten=voor iedereencontroleerbaar.
Manipulatie = als informatie bewust wordtgekleurd.
Propaganda = hetvoortdurendentengunste vaneenbepaalde groepinformatiekleuren.
Op internetisinformatie zeereenzijdigenwordenfeitenenmeningendoorelkaargehaald.
Alsje wiltwetenof eenkrantsubjectief of objectiefismoet je kijkennaarde krantenkoppen!
Alswe de betrouwbaarheidvaneenkrantvergelijkenmetinternetisde betrouwbaarheidvaneen
krant vele malengroter.
Algemenevragen:
 Wat is hetprobleem?
 Waarom ishet eenmaatschappelijkprobleem?
 Welke organisatiesengroepenzijnerbetrokkenbij hetprobleem?
Vierinvalshoeken:
1) Sociaaleconomische invalshoek.Hierbij kijkje naarde belangenvanmensen.Speeltde
economische situatie eenrol bij hetprobleem?
 Wat zijnde belangenvande betrokkenen?
 Welke belangentegenstellingenzijner?
2) Sociaal – culturele invalshoek.Bij deze invalshoekspelende waardenennormenvan
menseneenbelangrijke rol.
 Welke waardenennormenspeleneenrol?
 Spelenculturele kenmerkenvande betrokkeneenrol bij hetprobleem?Zo jawelke?
3) Politiek– juridische invalshoek.Alle maatschappelijkevraagstukkenkomenuiteindelijkbij
de politiekterecht.Hoe gaatde politiekommetdeze kwestiesenwelkecompromissen
wordenergesloten?
 Wat heeftde overheidtotnutoe aan hetprobleemgedaan?
 Wat vindende verschillende politieke partijen/stromingenvanhetprobleem?
 Welke wetsregelsbestaanervoorhetprobleemenwelke aanpassingenzijnnodigdie voor
iedereenacceptabel zijn?
4) De veranderings– en vergelijkende invalshoek. Bij deze invalshoekverschillen normenen
waardenper:
1) Plaats
2) Tijd
3) Groep
 Hoe keekmeninhetverledentegeneenprobleemaan?
 Welke sociale,culturele,politieke ensociaaleconomische veranderingenhebbeninvloedop
hetprobleem?
 Hoe kijktmeninandere samenlevingentegenhetprobleemaan?
Waar moetje aan voldoenalsje je eigenmeninggaatbeargumenteren?
1) De examenstof voorhetcentrale examen.
2) De verschillende visiesvangroeperingenenpolitieke partijen.
3) De uitgangspuntenvande Nederlandsedemocratie en rechtsstaat.
Het tot stand komen van nieuws
De wijze waarop in de media over een bepaald maatschappelijk vraagstuk wordt geschreven
of gesproken is afhankelijk van selectieprocessen. De nieuwsvoorziening in de media is het
resultaat van selectieprocessen. Het nieuws dat de lezer/kijker gepresenteerd krijgt, heeft al
veel stadia doorlopen. In al deze stadia van gebeurtenis tot bericht is er sprake van een
keuzemoment. Selectie is nodig vanwege de beperkte ruimte of zendtijd waarover een
medium beschikt. De keuzes over welke gebeurtenissen in de media komen worden in de
verschillende stadia genomen door verslaggevers, persbureaus, journalisten en de redactie. Bij
de selectie van nieuws/informatie spelen bewust of onbewust de volgende criteria een rol:
eigen waarden en normen van de journalisten of referentiekader; actualiteit; uitzonderlijkheid;
de nabijheid; de doelgroep, commerciële belangen, de belangstelling van (een groot)/het
publiek; identiteit/doelstelling van het medium.
Deze selectie kan tot gevolg hebben dat er onder het publiek een bepaalde beeldvorming
ontstaat.
Bij het tot stand komen van nieuws en andere mediaboodschappen spelen selectieve perceptie,
referentiekader van journalisten een rol. Zie eindterm 14.
Op grond van het bovenstaande zijn er kanttekeningen te plaatsen bij de vraag of 'het' nieuws'
een goed / zo'n objectief mogelijk beeld geeft van de werkelijkheid.
Functies van de media
Als de media berichten over een bepaald maatschappelijk vraagstuk dan vervullen ze voor
personen vooral de volgende functies: de informatieve functie en de opiniërende functie.
Andere functies van de media zijn de amusementsfunctie, de onderwijsfunctie en de
reclamefunctie.
In toenemende mate wordt informatie via de televisie op een luchtige en speelse wijze
gebracht; er is sprake van infotainment: een mengeling van de informatie- en
amusementsfunctie van de media.
Rol van media op terrein van democratische besluitvorming
- (Massa)media geven kennis/informatie over wat er in de maatschappij gaande is en stellen
daarbij misstanden aan de kaak; Media volgen kritisch de politieke besluitvorming en
beïnvloeden deze; de media vervullen daarmee een controlefunctie of waakhondfunctie.
- In een democratie moeten de burgers kunnen beschikken over goede informatie vanuit
meerdere gezichtspunten. De media dienen hiervoor te zorgen. Dit is het belang van de
pluriformiteit voor de democratie.
- Media oefenen invloed uit op de politieke agenda; bieden mogelijkheden voor het
uitwisselen, vergelijken en evalueren van meningen en informatie;
Overheid en media
Redenen waarom de overheid zich bemoeit zich met de massamedia zijn het garanderen van
grondwettelijk persvrijheid, pluriformiteit van de media en goede informatievoorziening voor
de burgers en de kwaliteit van de media. Deze waarden worden van belang geacht voor een
goed functionerende democratische samenleving.
Van belang zijn de grondwetsartikelen die het recht op vrijheid van meningsuiting
garanderen. Dit houdt tevens persvrijheid in en een verbod op censuur: er is geen voorafgaand
toezicht.
Pluriformiteit
De overheid heeft regels ten aanzien van radio, televisie en gedrukte media opgesteld
(Mediawet) met het doel om een breed en divers aanbod van zenders en kranten/tijdschriften
in stand te houden. Door deze veelzijdigheid van het media-aanbod, krijgen allerlei
maatschappelijke, religieuze en politieke stromingen een kans in de media. De publieke
omroep is een omroep die (deels) wordt betaald uit publieke middelen o.a. belasting; de
omroep verzorgt programma's zonder winstoogmerk.
Selectieve waarneming: mensen selecteren informatie en vervormen deze zo dat ze passen
binnen het eigen referentiekader.
Referentiekader: het geheel van persoonlijke waarden, normen, kennis en ervaringen. Het
referentiekader van iemand werkt als een filter waarmee de informatie geselecteerd en
gekleurd wordt.
De theorieën over de beïnvloeding van mensen door de media toepassenop gegeven
informatiebronnen.
- Injectienaaldtheorie
Deze theorie gaat uit van media die het publiek 'volspuiten' met bepaalde ideeën. De mensen
worden daarbij als klakkeloze afnemers van deze ideeën gezien. De media zijn volgens deze
theorie in staat tot indoctrinatie en manipulatie. De injectienaaldvisie lijkt achterhaald, maar
speelt nog steeds een rol in discussies over de invloed van de televisie, bijvoorbeeld m.b.t.
geweld in films. Van tijd tot tijd werkt volgens sommigen de injectienaaldvisie nog b.v. bij
het ontstaan van rages, het beïnvloeden van de publieke opinie tijdens een crisis
- Multi-step-flow theorie
Volgens deze theorie verloopt communicatie en informatie in stappen. Eerst is er een kleine
groep gezaghebbende opinieleiders die bepaalde informatie of een bepaalde mening
uitdragen; daarna wordt deze overgenomen door een iets grotere groep en tot slot door het
grote publiek.
- De visie van de media als betekenisverlener. Niet zozeer als middel is een massamedium
effectief, maar vooral voor de ontvangers en gebruikers bieden de media betekenis. De media
hebben voor mensen diverse betekenissen zoals informatie en amusement. Op langere termijn
hebben de media invloed omdat ze via informatie en amusement waarden en normen
overdragen.
- theorie van selectieve perceptie.
Mensen nemen waar op basis van hun referentiekader. Informatie die daar niet bij past, wordt
niet waargenomen. Sommige communicatiedeskundigen zijn dan ook van mening dat de
media alleen die mensen kan bereiken, die ervoor open staan.
- Agendatheorie
Massamedia selecteren uit de hoeveelheid beschikbare informatie onderwerpen die veel en
andere die weinig aandacht krijgen. Daardoor bepalen zij de onderwerpen die aandacht
krijgen van het grote publiek.
De agendafunctie van de massamedia houdt in dat media bepalen waarover veel mensen
praten. Ze bepalen de gespreksagenda. Ook op de politieke agenda hebben de media veel
invloed

More Related Content

Similar to Maatschappijleer 2 Complete samenvatting CE

Hoogste tijd voor een democratische grondwet
Hoogste tijd voor een democratische grondwetHoogste tijd voor een democratische grondwet
Hoogste tijd voor een democratische grondwetAlbert Walters
 
Democratie, rechtsstaat en dictatuur
Democratie, rechtsstaat en dictatuur Democratie, rechtsstaat en dictatuur
Democratie, rechtsstaat en dictatuur Niek Nijenkamp
 
College Constitutioneel recht UvA Matching-1.ppt
College Constitutioneel recht UvA Matching-1.pptCollege Constitutioneel recht UvA Matching-1.ppt
College Constitutioneel recht UvA Matching-1.pptYanaVanBaest
 
Rechtsstaat h1
Rechtsstaat h1Rechtsstaat h1
Rechtsstaat h1jvanloon
 
TOEKOMST OVERHEID & POLITIEK - Lezing voor Provincie Flevoland | Peter Jooste...
TOEKOMST OVERHEID & POLITIEK - Lezing voor Provincie Flevoland | Peter Jooste...TOEKOMST OVERHEID & POLITIEK - Lezing voor Provincie Flevoland | Peter Jooste...
TOEKOMST OVERHEID & POLITIEK - Lezing voor Provincie Flevoland | Peter Jooste...Peter Joosten MSc.
 
Democratie grenzen en speelveld democratie v20
Democratie grenzen en speelveld democratie v20Democratie grenzen en speelveld democratie v20
Democratie grenzen en speelveld democratie v20Piet De Pauw
 

Similar to Maatschappijleer 2 Complete samenvatting CE (7)

Hoogste tijd voor een democratische grondwet
Hoogste tijd voor een democratische grondwetHoogste tijd voor een democratische grondwet
Hoogste tijd voor een democratische grondwet
 
Democratie, rechtsstaat en dictatuur
Democratie, rechtsstaat en dictatuur Democratie, rechtsstaat en dictatuur
Democratie, rechtsstaat en dictatuur
 
College Constitutioneel recht UvA Matching-1.ppt
College Constitutioneel recht UvA Matching-1.pptCollege Constitutioneel recht UvA Matching-1.ppt
College Constitutioneel recht UvA Matching-1.ppt
 
3.2 democratie
3.2 democratie3.2 democratie
3.2 democratie
 
Rechtsstaat h1
Rechtsstaat h1Rechtsstaat h1
Rechtsstaat h1
 
TOEKOMST OVERHEID & POLITIEK - Lezing voor Provincie Flevoland | Peter Jooste...
TOEKOMST OVERHEID & POLITIEK - Lezing voor Provincie Flevoland | Peter Jooste...TOEKOMST OVERHEID & POLITIEK - Lezing voor Provincie Flevoland | Peter Jooste...
TOEKOMST OVERHEID & POLITIEK - Lezing voor Provincie Flevoland | Peter Jooste...
 
Democratie grenzen en speelveld democratie v20
Democratie grenzen en speelveld democratie v20Democratie grenzen en speelveld democratie v20
Democratie grenzen en speelveld democratie v20
 

More from voorhorst

Sociale verschillen
Sociale verschillenSociale verschillen
Sociale verschillenvoorhorst
 
Beeldvorming en stereotypering
Beeldvorming en stereotyperingBeeldvorming en stereotypering
Beeldvorming en stereotyperingvoorhorst
 
H9 criminaliteitsbeleid
H9 criminaliteitsbeleidH9 criminaliteitsbeleid
H9 criminaliteitsbeleidvoorhorst
 
H7 voor de rechter
H7 voor de rechterH7 voor de rechter
H7 voor de rechtervoorhorst
 
H6 van politie naar officier
H6 van politie naar officierH6 van politie naar officier
H6 van politie naar officiervoorhorst
 
H5 het strafrecht
H5 het strafrechtH5 het strafrecht
H5 het strafrechtvoorhorst
 
H4 nederland is een rechtsstaat
H4 nederland is een rechtsstaatH4 nederland is een rechtsstaat
H4 nederland is een rechtsstaatvoorhorst
 
H3 oorzaken van criminaliteit
H3 oorzaken van criminaliteitH3 oorzaken van criminaliteit
H3 oorzaken van criminaliteitvoorhorst
 
H2 ons beeld van criminaliteit
H2 ons beeld van criminaliteitH2 ons beeld van criminaliteit
H2 ons beeld van criminaliteitvoorhorst
 
H1 wat is criminaliteit powerpoint
H1 wat is criminaliteit powerpointH1 wat is criminaliteit powerpoint
H1 wat is criminaliteit powerpointvoorhorst
 
Massamedia h7 2015
Massamedia h7 2015Massamedia h7 2015
Massamedia h7 2015voorhorst
 
Massamedia h6 2015
Massamedia h6 2015Massamedia h6 2015
Massamedia h6 2015voorhorst
 
Multiculturele samenleving hele boekje TL
Multiculturele samenleving hele boekje TL Multiculturele samenleving hele boekje TL
Multiculturele samenleving hele boekje TL voorhorst
 

More from voorhorst (14)

Sociale verschillen
Sociale verschillenSociale verschillen
Sociale verschillen
 
Beeldvorming en stereotypering
Beeldvorming en stereotyperingBeeldvorming en stereotypering
Beeldvorming en stereotypering
 
H9 criminaliteitsbeleid
H9 criminaliteitsbeleidH9 criminaliteitsbeleid
H9 criminaliteitsbeleid
 
H8 straf
H8 strafH8 straf
H8 straf
 
H7 voor de rechter
H7 voor de rechterH7 voor de rechter
H7 voor de rechter
 
H6 van politie naar officier
H6 van politie naar officierH6 van politie naar officier
H6 van politie naar officier
 
H5 het strafrecht
H5 het strafrechtH5 het strafrecht
H5 het strafrecht
 
H4 nederland is een rechtsstaat
H4 nederland is een rechtsstaatH4 nederland is een rechtsstaat
H4 nederland is een rechtsstaat
 
H3 oorzaken van criminaliteit
H3 oorzaken van criminaliteitH3 oorzaken van criminaliteit
H3 oorzaken van criminaliteit
 
H2 ons beeld van criminaliteit
H2 ons beeld van criminaliteitH2 ons beeld van criminaliteit
H2 ons beeld van criminaliteit
 
H1 wat is criminaliteit powerpoint
H1 wat is criminaliteit powerpointH1 wat is criminaliteit powerpoint
H1 wat is criminaliteit powerpoint
 
Massamedia h7 2015
Massamedia h7 2015Massamedia h7 2015
Massamedia h7 2015
 
Massamedia h6 2015
Massamedia h6 2015Massamedia h6 2015
Massamedia h6 2015
 
Multiculturele samenleving hele boekje TL
Multiculturele samenleving hele boekje TL Multiculturele samenleving hele boekje TL
Multiculturele samenleving hele boekje TL
 

Maatschappijleer 2 Complete samenvatting CE

  • 2. Politiek 1. Politiek, staat en dictatuur Wat is politiek? Wanneer noem je een gebied een staat? Wat maakt een land tot een dictatuur? Politiekishetopstellenvanregelsdie te makenhebbenmethetbesturenvaneenland. Politiekgaatvaakoverhet algemeenbelang(=waar veel menseninhetlandgebruikvanmakenof voordeel bij hebben.) Politici (= volksvertegenwoordigers)vertegenwoordigenhierbijde bevolkingennemende besluiten.Zij wordengekozendoorhetvolktijdensverkiezingen. Bij hetnemenvanbesluitenhebbenpolitici politieke macht. Politiekheeftvier/vijf niveaus: 1- Landelijk 2- De provincie 3- De gemeente 4- De waterschappen 5- Europa Viaverkiezingenkiezenwij onze volksvertegenwoordigers. Eenstaat is eenbevolkingmeteeneigengrondgebiedeneeneigenoverheid. Eenland of eenstaat moetaan drie kenmerkenvoldoen: 1- Het hebbenvaneengrondgebiedof territorium 2- Eenbevolking( Nederlandiseen multiculturele samenleving) 3- De overheid(ookwelhetgezaggenoemd) inNederlandbestaatuitde regeringenhetparlement. Nietiedervolkheefteeneigenlandennietiederlandheefteeneigenbevolking. Nietiederlandisvrij endemocratisch.Alsditniethetgeval isspreekje vaneen dictatuur.Eendictatuuris eenstaat waar de macht van de staat inhandenisvan maar 1 persoon,eenkleine groepmensenof van eenpartij.De leidernoemenwe daneen dictator. De belangrijkste kenmerkenvaneendictatuurzijn: 1- Het volkheeft geenpolitieke rechten ende landelijke overheidbestaatmaaruit eenpartij. 2- Grondrechtenwordennietbeschermd.Vaakontbrekendeze zelfsbijv.vrijheidvanmeningsuiting. 3- Het legerheefteen sterke rol inde samenleving. Voorbeeldenvancommunistische dictaturenzijn:China,CubaenNoord – Korea Voorbeeldenvandictaturenzijn:Iran,Syrië,SudanenVenezuela.
  • 3. 2. Nederland is een rechtstaat en een democratie Wat is een rechtstaat? Wat zijn de kenmerken van een parlementaire democratie? Eenrechtsstaat iseenstaat waarinde overheidisgebondenaanwettelijke regelsdie doorhet parlementzijngoedgekeurd, Onsland wordtbestuurddoorde regering( de ministers) maarzij mogennietzomaar eenbesluit nemen.Ditmoetenze eerstvoorleggenaanhet parlement(=de eerste entweede kamer). Vijf kenmerkenvaneenrechtsstaat: 1- Alle burgerszijn gelijkvoorde wet. 2- Alle burgershebbenopdezelfde manier invloedophoe hetlandwordtgeregeerd. 3- Er iseen onafhankelijke rechterlijkemacht. 4- Er iseen grondwet. Hierinstaande belangrijkste rechtenenplichtenvande burgersbeschreven enwat de overheidwel ennietmag.Zowordtmenbeschermdtegenwillekeur.Ditwordtookwel rechtsbescherminggenoemd. 5- De burgershebben grondrechten.Ditzijnde belangrijkste rechtendie inonze samenlevinggelden endaarom zijnzij opgenomeninde grondwet.Bijv.persvrijheid,vrijheidvangodsdienst,vrijheid van vergaderingetc.etc. Verschil tussenrechtenen plichten: Recht = geeftaanwat je mag doen. Plicht= ietsdat je moetdoen. Eendemocratie iseenstaatsvormwaarbij de burgersinvloedhebbenopde politieke besluitvorming. Democratiabetekentletterlijkhetvolkregeertenstamtaf vanaf het Grieks. Er iseenverschil tussenindirecte endirecte democratie. Bij directstemmenalle stemgerechtigdenovereenvoorstel.Denkhierbijaaneen referendumof het oude Griekenland. Bij eenindirectedemocratie(watwij inNederlandhebben) stemje op volksvertegenwoordigersdie danweervoorjoueenstemuitbrengeninde tweede kamer. Kenmerkenvaneenindirecteof parlementaire democratie: 1- Het parlementheeftveel politieke macht. 2- Er zijnvrije ( je mag zelf wetenopwie je stemt) en geheime verkiezingen( je stemtanoniem) Verderiseralgemeenkiesrecht. 3- In de grondwetzijnde macht ende bevoegdhedenvanalle politieke organenenpolitici vastgelegd. 4- Ministersleggen verantwoordingaf aande volksvertegenwoordiging. 5- Er wordtbeslotenmet meerderheidvanstemmen. 6- De burgershebben grondrechten. 7- Scheidingdermachten( trias politica).
  • 4. Verkiezingeneensinde vierjaar: 1- De Tweede kamer 2- De ProvincialeStaten 3- De gemeenteraad 4- De Waterschappen 5- Het EuropeesParlement( eensinde vijf jaar) Nederlandersvan18 jaar enouderhebben actiefkiesrecht.Ditishet rechtom bij verkiezingenje stemuit te brengen. Passiefkiesrechtishetrechtomje verkiesbaarte mogenstellen. Alsbuitenlandermagje alleenstemmen(zowel actief alspassief) voorde gemeenteraad( pasna vijf jaar). In Nederlandisde machtverdeeldoverdrie organen,ditomte voorkomendaterte veel machtinhanden van 1 persoonof eenkleine groepvalt.De scheidingdermachtennoemenwe ookwel de TriasPolitica.  De wetgevende macht heeft de mogelijkheidomwettenvastte stellenwaaraanburgerszich moetenhouden.Ministersende tweede kamerkunnenwetsvoorstellenindienen.  De uitvoerende machtheeftde taak omervoorte zorgendat goedgekeurde wettengoedworden uitgevoerd.Ministersenambtenaren.  De rechterlijke macht moet beoordelenof wettengoedwordennageleefd.Deze machtisin handenvande rechters.De rechterlijke machtistotaal onafhankelijkvande wetgevende ende uitvoerende macht. MachtsverdelinginNederland:deze isniethelemaal doorgevoerd,wantministershebbenzowel wetgevende alsuitvoerendemacht.De wetgevende taakwordtwel gedeeldmethetparlement. Kabinet en regering Hoe wordt een kabinet van ministers en staatssecretarissen gevormd? Welke taken heeft de regering en wat heeft de koningin ermee te maken? Kabinetzijnalle ministersenstaatssecretarissensamen. Regeringzijnalle ministersende koning. Iedere vierjaarwordenerverkiezingenvoorde Tweede Kamergehoudenendaarnabegintde kabinetsformatie metalsdoel: 1- Het eenswordenoverhette voeren beleid(=alle plannenvaneennieuw kabinetvoorde toekomstvanNederland). 2- Zoekennaarsteuneneenmeerderheidinde Tweede Kamer (75+ 1). Het verloopvaneenkabinetsformatie: 1- Adviezeninwinnenvanalle gekozenpartijen.Indeze fase gaande partijleiderslangsbij de koninginomhunadvieste geven. 2- De koninginbenoemteen informateur( eenervarenpoliticusuitde grootste politieke partij )  Oplossenvanmeningsverschillen
  • 5.  Vormenvaneen coalitie (=eensamenwerkingsverbandtussentweeof meerdere partijen).  Stelthetregeerakkoordop (= hetbeleidwatde coalitie de komende jarenwil gaanvoeren). 3- De koninginbenoemteenformateur(=meestal de leidervande grootste politiekepartij) engaat op zoeknaar geschikte ministersenstaatssecretarissen.Zelf wordtde formateurvaakde nieuwe minister-presidentofpremier. 4- Het nieuwe kabinetwordt benoemddoorde koningin. De ministerszijnverantwoordelijkvoorhet dagelijksbestuurvanhetland. Het parlementbestaatuitde Eerste enTweede kamer.Hunbelangrijkstetakenzijn: 1- Besprekenenstemmenoverwetsvoorstellen 2- Controlerenvande ministers Nederlandiseen constitutionele monarchie (=de machtvan de koninginisbeperktdoorde grondweten de ministerszijnverantwoordelijk). De koninginishetstaatshoofd,maarheeftweinigmacht.Wel spreektze veelmetde ministers.De inhoud blijftgeheimenwordthetgeheimvanNoordeinde genoemd. De koninginis onschendbaar(=het kabinetisverantwoordelijkvoorhetbestuurvanhetlandenvooralles wat de koninginzegtendoetinhetopenbaar).Ditnoemenwe ook ministerieleverantwoordelijkheid. Takenvan de koningin:  Wettenondertekenen( symbolisch)  Troonrede voorlezenopPrinsjesdag( ceremonieel )  Overleggenmetde minister-president  Onsland vertegenwoordigeninhetbuitenland( representatief ) De Ministerraadishet overlegtussenalleministerszonderde koningin. Iedere ministerisverantwoordelijkvoorzijnof haar eigenbeleidsterrein.Verderzijnzij ook(indienvan toepassing) verantwoordelijkvoorhun ministeriemetambtenarendievoorhenwerken( gevenadviesen bereidenwetsvoorstellenvoor). Alseenministerziekisof afwezigdanwordtdeze vervangendooreenandere ministers. Iedere ministerheefteenof twee staatssecretarissen(=eensoortonderminister)die verantwoordelijkis voor eendeel vanhetbeleidsterreinvan de minister.
  • 6. 3. Het parlement Welke taken heeft het parlement? Wat is de verhouding tussen de regering en het parlement? Het Parlementbestaatuitde Eerste enTweede kamerenwordtookwel de Staten Generaal genoemd. Tweede Kamerleden( 150 ) wordendirectdoorhetvolkgekozen,mogeneenwetsvoorsteldoenof veranderen. De Eerste Kamerleden( 75 ) wordenindirectgekozendoorde ledenvande ProvincialeStaten.Zij mogen wettenalleengoedof afkeuren. In beide kamerszittenverschillende fracties(= eengroepvertegenwoordigersvaneenpolitiekepartij in eengekozenorgaan) metaanhethoofdeenfractievoorzitter( de woordvoerder). Je kunt eenverdelingmakentussenregerings-( coalitie- ) enoppositie partijen(=alle partijendie geen deel uitmakenvande regering). De twee belangrijkste takenvanhetparlementzijn: 1- Wetgeving  Stemrecht:bij wetsvoorstellenditgeldtvoorbeide kamers.  Recht van initiatief:zelf eenwetsontwerpindienen.Ditgeldtalleenvoorde TweedeKamer.  Recht van amendement:veranderenvaneenwetsvoorstel.Ditgeldtalleenvoorde Tweede Kamer. 2- Controlerenvande ministers  Schriftelijkof mondeling vragenstellen.  Recht van interpellatie:eenministernaarde kamerlatenkomenenterverantwoordingroepen.  Parlementaire enquête:eenuitgebreidonderzoeknaareenonderdeel uithetregeringsbeleid.Dit wordtdoor eenspeciale commissie vanTweedeKamerledengedaan.  Budgetrecht:het goedkeurenvande jaarlijksebegrotingenvande verschillendeministeries. Samen vormendeze de rijksbegroting,die inde vormvande Miljoenennotaaanhetparlementwordt aangeboden.  Recht van motie: schriftelijkje meninggevenoverhetbeleidvaneenminister.Hiermoetde gehele kameroverstemmen.  Motie van afkeuring of wantrouwen: als ditwordtaangenomenstapteenministervaakop.Soms zelf hethele kabinet.Ditnoemenwe daneen kabinetscrisisenvolgenervaaknieuwe Tweede Kamerverkiezingen.
  • 7. 4. Gemeente en provincie Op welke manieren ben je betrokken bij de gemeente? Hoe ziet het gemeentebestuur en het provinciale bestuur eruit en wat zijn hun taken? Waarom laat de overheidinDenHaag( hetRijk) bepaalde dingenoveraande gemeente ende provincie? 1- Ze zijnbeterop de hoogte duskunnenbetere beslissingen nemen. 2- Staan dichterbij de burger. Terreinenvande provincie ideeënstaanopgenomenin streekplannen: 1- Ruimtelijke ordening 2- Milieu Eensin de vierjaar kiezenwij de vertegenwoordigersvoorde Provinciale Staten.Hetaantal ledenis afhankelijkvanhet inwoneraantal.De Provinciale Statenkiezenhundagelijksbestuur:de Gedeputeerde Staten ( kanje vergelijkenmetde ministers).De voorzittervanbeideisde commissarisvande koningin.Hij of zij wordtbenoemddoorde ministervanBinnenlandsezaken. Het gemeentebestuurisverantwoordelijkvooreengoedenordelijkverloopvanhetopenbareleven. 1- De gemeenteraad( te vergelijkenmetde TweedeKamer stemmenencontroleren+hetkiezenvan de wethouders) 2- Het college vanB&W( burgemeesterenwethouders ) zijnverantwoordelijkvoorhetdagelijks bestuur. Inwonerszijnopviermanierenbetrokkenbij de gemeente: 1- 1x in de vierjaar de gemeenteraadkiezen. 2- Betrokkenbij hetbeleidd.m.v.hetbijwonenvaneengemeenteraadvergaderingof een referendum. 3- Betalenvanbelasting. 4- Alsklant. De burgemeesterwordtnietgekozenmaarbenoemddoorde koninginnaeenvoordrachtvande minister van Binnenlandse Zaken.Zijnstemtelt2x bij vergaderingenvanB&Wen hij ishoofdvande politie en brandweer.
  • 8. 5. Nederland en Europa Welke invloed heeft de Europese Unie op Nederland? Sinds1 januari 2007 de EU heeft27 lidstaten.De EUheeftalsdoel Europaveiligerenwelvarendermaken door economische samenwerking. De samenwerkingbegintin1951 metde oprichtingvande EGKS ( Europese gemeenschapvoorKolenen Staal ). West-Duitsland,Frankrijk,Italië,Nederland,België enLuxemburgvormende EGKSmetals reden: - Economische samenwerking - Veiligheid In 1957 isde oprichtingvande EEG ( Europese Economische Gemeenschap). In 1967 wordtditde EG ( Europese Gemeenschap). In 1992 wordtditdoor hettekenvanhetverdrag vanMaastricht de Europese Unie. De EU heefteen vrije,gemeenschappelijke handelsmarkt: - Vrij verkeervangoederenendiensten,geldenmensen doorhetopheffenvanbinnengrenzen. - Garanderenvaneerlijke concurrentie - Gemeenschappelijklandbouwbeleidmetbehulpvansubsidiesvooragrarische producten EU landenwerkenooksamenophetgebiedvan: - Buitenlandsbeleid - Justitie - Milieu Voorbeeldenvande invloedvande EU opde lidstaten: - Euro - Rechtenvande consumentwordenbeterbeschermd - Productenmoetenvoldoenaanveiligheidengezondheidseisen - Mobiel belleninhetbuitenlandmoetgoedkoperworden - Gelijke rechtenvoormannenenvrouwen - Beschermingvanhetmilieu - Verbodopdierproeven - Europeesburgerschap - Eerbiedigenvanmensenrechtenendemocratische beginselen - Studie /stage
  • 9. De drie belangrijke bestuursorganenbinnende EU: - De Europese commissie( = hetdagelijksbestuur( kabinet)) 1) Maakt wettenenvoertze uit 2) Controlerenof de lidstatenof ze zichaan de wettenhouden - De raad van ministers (= hethoogste orgaandat besluitenmagnemenbestaatuitde ministersvan de lidstaten) 1) Het goedenafkeurenvannieuwewettenvoorgestelddoorde Europese commissie - Het Europeesparlement( ledenwordenomde vijf jaargekozeneniste vergelijkenmetonze Tweede Kamer). 1) Goeden afkeurenvanwettenvoorgestelddoorde Europese commissie. 2) Controlerenvande Europese commissie. Naast deze organenzijnerookde:  De Europese Raad: In deze raadzittende leidersvande Eulanden.Zij overleggenbij problemenen nemenbesluitenoverbelangrijke zaken.  Europese Hof van Justitie:Het hof doetuitsprakenoverzakendie betrekkinghebbenopEU wetten. Hoe komt er een nieuwe wet in Europa. 1. Europese commissie (28 commissarissen, uit elk land 1) Deze ministers schrijven een wetsvoorstel 2. Raad van ministers (dit groepje wisselt. Ministers die verstand hebben over het onderwerp doen er aan mee) Ze kijken of het voorstel wel goed is voor hun eigen land. Eventueel passen ze het aan 3. Europees Parlement —> deze is door de Europese burgers gekozen. Zij stemmen uiteindelijk nog over de wet Bij hele belangrijke zaken komt de Europese raad ook bij elkaar. Dit zijn alle regeringsleiders van alle landen (b.v. als een nieuw land wil toetreden tot de EU KritiekenEuropese samenwerking:
  • 10. - De zelfstandigheidvande lidstatenwordenteveel beperkt. - Er iste weinigdemocratische controle doorde burgers. - Het iseenlogge enbureaucratische organisatie. - Moet de Eu nog wel groter worden? - Bang voorarbeidersuit lagelonenlanden. 6. Knelpunten in de politiek Wat zijn de knelpunten in de politiek en wat kunnen we eraan doen om dat te verbeteren? De afstandtussen de politiekende kiezersis( te ) groot: - De ministershebbenvaak meermacht danhet parlement. - Iedernieuwe kabinetmaakteeneigenregeerakkoordenhebben( meestal) de meerderheidinhet parlement. - SomsneemthetParlementeenbesluitwaarhetNederlandsevolkhetnietmee eens is. - Sommige problemenzijnheel ergmoeilijkopte lossen. - De regelszijnte moeilijkennietgoeduitvoerbaar.Eristeveel bureaucratie (=dingenmoetenmet veel papierenenformulierengeregeldmoetenworden). - Veel wettenwordenopEuropeesniveaugemaaktendoorgevoerd. Hoe kan de democratie inonslandwordenverbeterd? - Vakereenreferendumhouden: Voordeel: o Kiezershebben directinvloedzijndirectbetrokkenenkrijgenzomeervertrouwen. o Groter draagvlakvooreenpolitiekbesluit. Nadeel: o Kostveel tijd( hetduurt langer) voormen ietskanbeslissen. o Politici worden buitenspel gezet. o Onderwerpenzijnsomste moeilijken te ingewikkeld. o Keuzeszijn te simpel.Menkanalleenantwoordenmetjaof nee.
  • 11. - Stemplichtinvoeren(=alle kiezersmoetentijdensde verkiezingenhunstemuitbrengen,zoniet dan benje strafbaar). - Regionale kandidaatstelling - Gekozenburgemeesterenminister –president - Deregulering.Ditishetmakenenuitvoerenvanregelsopeenniveaudat dichterbij de burgers staat. Eennadeel hiervanisdaterverschillenpergemeente kunnenontstaan. - Meer bevoegdhedenvoorhetparlement  Globalerregeerakkoord,zowordthetparlementgedwongenmeerbesluitente nemen.  Laat de ambtenarenendeskundigen ookde kamerledenondersteunen.Opdeze manierkunnenze meeronderzoekdoenenwettenvoorstellen.
  • 12. 7. Politieke besluitvorming Hoe leidt een maatschappelijk probleem in de samenleving tot politieke besluiten? Welke invloed hebben ambtenaren en politieke partijen op de politieke besluitvorming? 4 fasenvanpolitieke besluitvorming: 1) Het erkennenvan politieke problemen o Publiekeopinie is zoveel mogelijkmensenopde hoogte brengenvanjouw wensof probleem. o Politieke agenda isdat hetkabinetof gemeentemoethetprobleembehandelen. 2) Bepalenwelkprobleemprioriteit( = welkprobleemwordtalseerste aangepakt) krijgtenzoeken naar eenoplossing. o Beleidsvoorbereiding isdatwethoudersenministerssamenmethunambtenaren oplossingen bedenkenvoorhetprobleem. 3) De besluitvormingsfase 4) Besluitenenuitvoeren Politieke partijen.Opwelke manierenkunnenzij invloeduitoefenen? - Ze kunnen standpuntennaar vorenbrengen. - Zij leverenmensenvoorpolitieke functies. - Ze beïnvloedenmensenvoorpolitieke functies. - Ze vertegenwoordigenbelangenvanmaatschappelijkeorganisaties. - Nietalle politieke partijeninde Tweede Kamerhebbenevenveel invloed.Eriseenverschil tussen: 1) Regeringspartijen:zij schrijven wel mee aanhetregeerakkoord 2) Oppositiepartij:zij schrijven nietmee aanhetregeerakkoord
  • 13. 8. Burgers, de media en pressiegroepen Hoe kunnen de media, burgers en pressiegroepen invloed uitoefenen op de politiek? Invloedvande mediaopde politieke besluitvorming. Vijf functies: 1) Informatieve functie.Ditisinformatie gevenoverpolitieke gebeurtenissenenbesluiten. 2) Agenda functie.Journalistendoenonderzoeknaarmaatschappelijke problemenendeze komen dan op de politieke agendate staan. 3) Commentaar – enmeningsvormingfunctie.Ditisdat de medialeverenkritiekoppolitieke besluiten. 4) Controlerende functie.Ditisde vraag of ministersenbedrijvenwelvolgensde wethandelen? 5) Spreekbuisfunctie.De mensengevenviade mediahunmening. Invloedvanburgersopde politiekebesluitvorming. 1) Stemmen 2) Spreekrecht 3) Lid wordenvaneenpolitiekepartij 4) Eenpolitieke partij oprichten 5) Contact opnemenmetpolitici 6) Eenverzoekindienen 7) Eenklacht of bezwaarschriftindienen( naarde rechterstappen) 8) Lid wordenvaneenpressiegroepof zelfeenpressiegroepoprichten 9) Demonsterenof eenhandtekeningenactie houden 10) De nationale Ombudsmaninschakelen Pressiegroepenzijngroependie eenbepaaldbelangnastreveneninvloedproberenuitte oefenenopde politieke besluitvorming. Dit doenze viahetzogenaamde lobbyen.Lobbyenis steunvragenaanpolitiekebestuurdersd.m.v.praten. Voorbeelden:consumentenbondende ANWB. Mocht praten nietlukkengaatmenoverop openlijke actieszoalsbijv.:blokkades,handtekeningenacties, stakenetc. Verschillendesoorten pressiegroepen: 1) Belangengroepen. Zij komenopvoorde belangenvaneenbepaalde groepinde samenleving. 2) Actiegroepen.Zij richtenzichop1 bepaaldprobleembijv.de aanlegvaneensnelweg. 3) Actieorganisaties. Zij zettenzichvooreenlangere periode invooreenbepaalde kwestie bijv. AmnestyInternational.
  • 14. Machtsmiddelen: 1- Kennis 2- Grootte van de groep 3- Geld 4- Toegangtot de media 5- Toegangtot politici 6- Charismavan de leider 7- Zittinghebbeninhetbestuurof adviesorgaan
  • 15. 9. Politieke stromingen Wat willen het liberalisme, het socialisme en het confessionalisme? Eenpolitieke stromingiseengeheel vanideeënoverwatbelangrijkisinde maatschappij enhoe mensen hetbeste metelkaarkunnensamenleven. Er zijndrie politiekestromingen: 1. Liberalisme.Hetliberalisme isontstaaninde 19e eeuw vanuitde Franse revolutiemetde leus vrijheid,gelijkheidenbroederschap.Liberalenstaanvooral voorde vrijheidvanmensen,mensen moetenzelf hunlevenkunneninrichttenditnoemenwe individuelevrijheid. Drie pijlers van hetliberalisme: o Persoonlijke vrijheid/individuele vrijheid. De staat( de overheid) moetzichzomin mogelijkbemoeienmethetlevenvande mensen. o Economische vrijheid.Hierbij moetenwe denkenaan particulierinitiatief.Mensen zoveel mogelijkruimtegevenenzominmogelijkregels,liberalenzijndusvoorderegulering. o Persoonlijke belangen. Mensen zijnuitoppersoonlijkvoordeel hierwordende mensenen de samenlevingbetervan. VVD 2. Socialisme. Hetsocialisme is ontstaaninde periode vande Franse Revolutie socialistenstreden tegenongelijkheidenonrecht.Hetideaal vande socialistenis gelijkheidof gelijkwaardigheid. Binnen de groepsocialistenontstondruzieoverhoe ditte bereiken,namelijk 1) Viaeenrevolutie 2) Viaoverleg( democratie ) deze groepnoemenwe de sociaaldemocraten. Socialistenvindendatalleeneen actieve overheidkanzorgenvoorgelijkheidinde samenleving. Dit geldtnietalleenvoorNederlandmaarvoorde hele wereld.Ditnoemenwe internationale solidariteit. PVDA, GROENLINKS, SP 3. Confessionalisme. Ditzijnde christendemocraten.Deze stromingisontstaanhalverwege de 19e eeuwenzij baserenhunprincipesopBijbelse waarden.Zij gaanuitvanhet rentmeesterschap:we hebbende aarde te leenvangoden beherendeze.Hetgezinisde hoeksteenvande samenleving. De overheidspeelteenkleinerol en particuliere organisaties eengrote.Christendemocraten hebbeneenplaatsttussende liberalenensocialistenin.Mengaatuitvan eengezamenlijke verantwoordelijkheid. CDA, CU,SGP Rechts-extremisme.Hetuitgangspuntvandeze partijenisgebaseerd opongelijkwaardigheidtussen mensen.Ze hebbenhetvaakoverde superioriteitvanhet eigenvolk.Vaakhebbendeze partijeneensterke
  • 16. leiderenvaakismenbereidomgeweldte gebruikenomhundoel te bereiken.Ookmaaktmenslim gebruikvangevoelensvanangstenonveiligheidbij mensen. 10. Linkse en rechtse partijen Wanneer noemen we een politieke partij rechts en wanneer links? Welke politieke partijen zijn er in Nederland? Eenpolitieke partij bestaatuiteengroepmensenmetdezelfde ideeën. We kunneninNederlandlinkse ( vooruitstrevendenookwel progressief genoemd) enrechtse partijen( conservatief ) onderscheiden. Rechtse partijenwillendaternietteveel verandert,dat de overheidzichzo minmogelijk bemoeidmet hetdagelijkslevenende economie.Daarnaastis vrijheidhetbelangrijkste rechtvanmensen. Linkse partijenvindenmensennietgelijkmaarwel gelijkwaardig. Iedereenmoetgelijkekansenkrijgen. Daarom moetde overheidactief zijnomde zwakkere inde samenlevingte beschermen.
  • 17. Begrippen hoofdstuk 1 blz.14 . Politiek: het opstellen van regels die te maken hebben met het besturen van een land. Algemeen belang: zaken waar veel mensen in een land gebruik van maken of voordeel bij hebben. Politici: vertegenwoordigers van de bevolking die namens hen besluiten nemen. Politieke macht: de macht om belangrijke besluiten te nemen, waar de bevolking de gevolgen van merkt. Volksvertegenwoordigers: mensen die de bevolking kiest om namens hen het land te besturen en regels op te stellen. Kiesrecht: het recht om politici te kiezen. Staat: een land met een eigen grondgebied, bevolking en een eigen overheid. Gezag: een overheid die het land bestuurt. Dictatuur: een staat waarin de macht in handen is van één persoon, een kleine groep mensen of één partij. Begrippen hoofdstuk 1 blz.14 Opmerking:vanaf deoplagevan voorjaar2009 is het begrip ‘kiesrecht’uit debegrippenlijstverwijderd, omdatdit niet in de lestekstvan hoofdstuk1staat. Politiek: het opstellen van regels die te maken hebben met het besturen van een land. Algemeen belang: zaken waar veel mensen in een land gebruik van maken of voordeel bij hebben. Politici: vertegenwoordigers van de bevolking die namens hen besluiten nemen. Politieke macht: de macht om belangrijke besluiten te nemen, waar de bevolking de gevolgen van merkt. Volksvertegenwoordigers: mensen die de bevolking kiest om namens hen het land te besturen en regels op te stellen. Kiesrecht: het recht om politici te kiezen. Staat: een land met een eigen grondgebied, bevolking en een eigen overheid. Gezag: een overheid die het land bestuurt. Dictatuur: een staat waarin de macht in handen is van één persoon, een kleine groep mensen of één partij.
  • 18. Begrippen hoofdstuk 3 blz. 38 Kabinet: alle ministers en staatssecretarissen samen. Regering: alle ministers, met de koningin, zonder staatssecretarissen. Kabinetsformatie: onderhandelingen over de samenstelling van de ploeg ministers en staatssecretarissen die samen als kabinet het land gaan besturen. Beleid: alle plannen die een nieuw kabinet heeft voor de toekomst van Nederland. Informateur: een ervaren politicus die gesprekken voert met twee of drie politieke partijen die graag met elkaar willen samenwerken in een nieuw kabinet. Coalitie: een samenwerkingsverband tussen twee of meer partijen. Regeerakkoord: plan waarin staat wat voor beleid coalitiepartijen de komende jaren samen willen voeren. Formateur: een politiek leider die ministers en staatssecretarissen moet vinden die het regeerakkoord willen uitvoeren. Minister: iemand die verantwoordelijk is voor een deel van het regeringsbeleid, bijvoorbeeld justitie of buitenlandse zaken. Parlement: de Eerste en Tweede Kamer samen. Ofwel: alle volksvertegenwoordigers. Constitutionele monarchie: een koninkrijk waar de macht van de koning of koningin is beperkt door de grondwet. Onschendbaar: de koningin kan niet ter verantwoording geroepen worden omdat de ministers verantwoordelijk zijn voor het beleid. Ministeriële verantwoordelijkheid: het kabinet is verantwoordelijk voor het bestuur van het land en voor alles wat de koningin zegt en doet in het openbaar. Ministerraad: vergadering van alle ministers samen. Staatssecretarissen: een soort onderministers die verantwoordelijk zijn voor een deel van het beleidsterrein van de minister.
  • 19. Begrippen hoofdstuk 4 blz. 48 Staten-Generaal: parlement, ofwel Eerste en Tweede Kamer samen. Fractie: de groep van vertegenwoordigers van één politieke partij in een gekozen orgaan. Oppositiepartijen: alle partijen die niet in de regering zitten. Recht van initiatief: het recht om een wetsvoorstel in te dienen. Recht van amendement: het recht om een wetsvoorstel te veranderen. Interpelleren: het recht om een minister ter verantwoording te roepen. Parlementaire enquête: een uitgebreid onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid. Budgetrecht: het recht om de jaarlijkse begroting van ministeries wel of niet goed te keuren. Motierecht: het recht om een schriftelijke mening te geven over het beleid van een minister. Kabinetscrisis: de situatie dat het kabinet niet kan of wil verder regeren. Begrippen hoofdstuk 5 blz. 60 Het Rijk: de landelijke overheid in Den Haag. Streekplan: plan van de provincie waarin staat welke activiteiten in een bepaald gebied zijn toegestaan. Provinciale Staten: de gekozen vertegenwoordigers van de provincie. Gedeputeerde Staten: het dagelijks bestuur van de provincie. Commissaris van de Koningin: de voorzitter van de Gedeputeerde en van de Provinciale Staten. Gemeentebestuur: de gemeenteraad en het College van B&W. Gemeenteraad: de gekozen volksvertegenwoordigers van de gemeente. Burgemeester: de voorzitter van de gemeenteraad en van het College van B&W. Wethouders: verantwoordelijken voor het dagelijks bestuur van de gemeente. College van B&W: de burgemeester samen met de wethouders.
  • 20. Lokale belastingen: belastingen die een inwoner van een gemeente aan zijn stad of dorp moet betalen. Bestemmingsplan: plan waarin staat wat de gemeente wil doen met haar grondgebied. Openbare orde en veiligheid: de rust, orde en veiligheid op straat en in gebouwen en woningen. Begrippen hoofdstuk 6 blz. 70 Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal EGKS: samenwerkingsverband tussen Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg. Europese Unie: samenwerkingsverband van 27 Europese landen (1-1-2008) om Europa welvarender en veiliger te maken. Vrije gemeenschappelijke handelsmarkt: Europese bedrijven kunnen produceren voor alle 500 miljoen Europeanen. Vrij verkeer van goederen, diensten geld en mensen: in de EU gelden geen binnengrenzen tussen de landen voor goederen, diensten, geld of mensen afkomstig uit de EU. Euro: gezamenlijke munt in twaalf van de zevenentwintig EU-landen (1-1-2007). Opmerking: na 1 januari 2007 is de euro ook ingevoerd in Slovenië, Slowakije, Malta en Cyprus. Europees burgerschap: de burgers van een EU-land hebben speciale rechten in de andere EU-landen, bijvoorbeeld op het terrein van wonen, reizen en werken. Europese Commissie: het dagelijkse bestuur van de EU, vergelijkbaar met het Nederlandse kabinet. Raad van Ministers: het hoogste orgaan dat besluiten mag nemen in de EU, ook wel Raad van de Europese Unie genoemd. Europees Parlement: vertegenwoordiging van de burgers in Europa in de EU. Europese Raad: het hoogste orgaan dat besluiten mag nemen in de EU, ook wel Raad van Ministers genoemd. Europees Hof van Justitie: onafhankelijke rechterlijke macht binnen de EU. Europese Grondwet: gezamenlijke grondwet voor alle landen van de EU. Is in 2005 afgestemd in een referendum en wordt nu een Europees Verdrag.
  • 21. Begrippen hoofdstuk 7 blz.82 Knelpunten in de politiek: problemen in de politiek als gevolg van de grote afstand tussen kiezers en politici. Bureaucratie: dingen regelen met veel papieren en formulieren. Referendum: een stemming waarbij kiezers zich direct uitspreken over een onderwerp. Draagvlak: steun voor een voorstel of plan. Stemplicht: de verplichting te gaan stemmen bij verkiezingen. Regionale kandidaatstelling: kandidaten voor de Tweede Kamer moeten uit verschillende regio’s van het land komen. Gekozen minister-president: de minister-president wordt door de bevolking gekozen, tegelijk met de Tweede Kamerverkiezing. Gekozen burgemeester: de burgemeester wordt door de bevolking gekozen, tegelijk met de gemeenteraadsverkiezing. Deregulering: het maken en uitvoeren van regels op een niveau dat dichter bij de burgers staat. Globaler regeerakkoord: een regeerakkoord met alleen hoofdlijnen over het te voeren beleid. Begrippen hoofdstuk 8 blz. 91 Publieke opinie mobiliseren: zo veel mogelijk mensen op de hoogte brengen van jouw wens of probleem, via de massamedia. Politieke eisen: eisen of wensen die de aandacht hebben van politici. Politieke agenda: door alle aandacht voor een politiek probleem kunnen politieke bestuurders zoals ministers en wethouders er niet meer omheen: ze moeten erover praten. Beleidsvoorbereiding: politieke bestuurders zoals ministers en wethouders bedenken een oplossing voor een probleem. Terugkoppeling: reactie van burgers, pressiegroepen en politici op genomen besluiten. Politieke functies: beroepen waarin iemand politieke verantwoordelijkheid draagt. Compromissen: overeenkomsten tussen partijen waarbij ieder wat toegeeft.
  • 22. Begrippen hoofdstuk 9 blz. 102 Informatieve functie media: media geven informatie over politieke gebeurtenissen en besluiten. Agendafunctie: media signaleren problemen die onder de bevolking leven. Deze kwesties krijgen daardoor aandacht van politici die daar weer over moeten beslissen. Commentaarfunctie: media leveren kritiek op politieke besluiten en publiceren meningen van lezers. Controlerende functie: media kijken voortdurend of ministers, bedrijven, maatschappelijke personen en organisaties netjes handelen. Spreekbuisfunctie: media zorgen dat mensen en groepen hun mening kunnen geven over kwesties. Spreekrecht: het recht om tijdens een bijeenkomst iets te mogen zeggen, bijvoorbeeld tijdens hoorzittingen in de Tweede Kamer of in de gemeenteraad. Pressiegroepen: groepen die bepaalde belangen nastreven en die proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Lobbyen: steun vragen aan politieke bestuurders voor een standpunt. Belangengroepen: groepen of verenigingen die opkomen voor de belangen van één bepaalde groep mensen. Actiegroepen: groepen die zich – vaak maar even – inzetten voor één duidelijk probleem. Actieorganisaties: groepen of verenigingen die zich gedurende langere tijd inzetten voor één duidelijke kwestie. Machtsmiddelen: middelen die pressiegroepen inzetten om de politieke besluitvorming te beïnvloeden.
  • 23. Begrippen hoofdstuk 10 blz.114 Politieke stroming: een geheel van ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het beste met elkaar kunnen samenleven. Liberalisme: politieke stroming die persoonlijke vrijheid en particulier initiatief centraal stelt. Individuele vrijheid: vrijheid om je leven zelf richting te geven. Persoonlijke vrijheid: vrijheid om je leven zelf richting te geven. Particulier initiatief: economische vrijheid van mensen om een onderneming te starten op hun eigen manier. Deregulering: de overheid bemoeit zich zo min mogelijk met de economie en maakt regels en procedures zo simpel mogelijk. Socialisme: politieke stroming die gelijkheid en het opkomen voor de zwakkeren in de samenleving centraal stelt. Sociaaldemocraten: socialisten die hun idealen nastreven langs de weg van de democratie (en niet door middel van de revolutie). Actieve overheid: de overheid bemoeit zich met de economie en neemt maatregelen om de zwakkeren in de samenleving te beschermen. Confessionalisme: politieke stroming die Bijbelse waarden als naastenliefde, verantwoordelijkheid en goed rentmeesterschap centraal stelt. Christendemocraten: christenen die hun idealen nastreven langs de weg van de democratie. Rentmeesterschap: christelijk idee dat de aarde van God is en dat de mensen haar slechts in bruikleen hebben en er dus goed op moet passen. Rechts-extremisme:politieke stromingdie de ongelijkwaardigheidenverschillentussenrassenenvolken benadrukt
  • 24. Begrippen hoofdstuk 11 blz. 127 Progressief: vooruitstrevend, als je de maatschappij wilt veranderen. Conservatief: behoudend, als je de maatschappij wilt laten zoals die is. Politiek rechts: conservatief, vrijheid is het belangrijkste ideaal. Politiek links: progressief, gelijkwaardigheid is het belangrijkste ideaal. Politieke midden: politieke stroming die deels rechts, deels links is en vaak de christelijke waarden van naastenliefde en verantwoordelijkheid belangrijk vindt.
  • 25. Criminaliteit 1. Regels en rechten Wat noemen we crimineel gedrag? Wat is een rechtsstaat? Waarde = meningoverwatmensengoedenwaardevol vinden. Waardenen normenkrijgenwe overgedragendoor: - School - Vrienden - Werk We kunnenonderscheidmakentussengeschrevenenongeschrevenregels. Geschrevenregels =regelsdie inreglementenof wettenstaan. Ongeschrevenregels =staan nergensoppapierenwordenookwel fatsoensnormengenoemd. Criminaliteit= alle gedragingendie bij de wetstrafbaarzijngesteld.Alsje eenwetovertreedtpleegje een strafbaarfeitookwel delictgenoemd. De belangrijkste wettenvanNederlandzijnde grondwetenhetWetboekvanStrafrecht.Daarnaastmoeten de Nederlandseburgerszichhoudenaande rechtsregelsvande Europese Unie eninternationale verdragen. Rechtsregelsverschillenpertijdenplaats….. Rechtsstaat = eenstaat waarinburgerswordenbeschermdtegenmachtsmisbruikenwillekeurdoorde overheid. Eenrechtsstaatheeftde volgende kenmerken: 1) Burgerrechten=nietalleende burgersmaarookde overheidmoetzichaande regelshouden. - Rechtszekerheid=elke burgermoetwetenwat hemte wachtenstaatbij hetplegenvaneendelict. - Rechtsgelijkheid=elke burgermoetgelijkwordenbehandeld. 2) Grondrechten= rechtendie we zobelangrijkvinden,datze inde grondwetstaanvermeld. Grondrechtenzijnbelangrijkomdatze de individuele vrijheidvande burgerbeschermen. - Bijvoorbeeld:vrijheidvangodsdienst,vrijheidvanmeningsuitingetc. 3) Rechtshandhaving= de overheiddwingtonsomonsaan de regelste houden. Rechtsbescherming = de overheidmoetde rechtenvande burgersbeschermen. Somskomendezenmetelkaarinbotsingdenkbijv.aanterreurbestrijding. 4) Parlementaire democratie = eenstaatsvormwaarbij wij alsburgersinvloedhebbenophetbestuur. 5) Scheidingvan machten = ook wel de triaspoliticagenoemd.  Wetgevendemacht = regeringenhet gekozenparlement  De uitvoerende macht =regering  De rechterlijke macht =rechters 6) Onafhankelijke rechtspraak= rechterskunnenzelfstandigwerkenenopereren.Deze onafhankelijkheidwordtgewaarborgdopde volgendetwee manieren:  Rechters wordenbenoemdvoorhetleven.
  • 26.  Het loonligtvastinde wet. 2. Criminaliteit een probleem? Wat voor soorten criminaliteit zijn er? Waarom is criminaliteit een maatschappelijk probleem? Kenmerkenvaneenovertreding: - Maximaal eenjaargevangenisstraf. - Geenstrafblad. - Medeplichtige isnietstrafbaar. Er zijntwee soortencriminaliteit: 1) Overtredingen 2) Misdrijven( kunje weeronderverdeleninzware enminderzware misdrijven) Mensenwordenpascrimineel genoemdalsze eenmisdrijf plegen. Criminaliteit= alle misdrijvendie inde wetstaanomschreven. Wanneerisietseenmaatschappelijkprobleem: 1) Alsveel mensenermee te makenhebbenkortomhetiseen sociaal probleem. - Het bedreigtonze normenenwaarden - Materiele schade ( financieel) - Immateriëleschade ( angstenverdriet) 2) Er zijnverschillendemeningenenbelangen. 3) Het isook een politiekprobleem, de overheidbemoeitzichermee. Hoe denkenverschillendepolitiekepartijenoverhetoplossenvancriminaliteit? Linkse partijenzijnvoorpreventieve maatregelen( voorkomenvancriminaliteit),zorgendatarmoede wordtvoorkomenzodatmensengeencrimineel gedraggaanvertonen. Rechtse partijenzijnvoorrepressie ( maatregelenachteraf ) zoalsmeerpolitie enstrengere straffeneen daderis zelf verantwoordelijkvoorzijngedrag. Drie mogelijkeverklaringenwaaromjongenstussende 16en 23 jaar veel voorkomendecriminaliteit plegen: - Verschil insocialisatiejongenswordengeachtstoerderte zijndanmeisjes. - Aangeborenverschillenagressieisbij jongensvooreendeel aangeboren. - Ongelijkemachtjongensenmannendenkenvaakmeerte vertellente hebben. Jongensstoppenvaakmetdeze vormvancriminaliteitophetmomentdatze eenbaanof relatie krijgen. Recidivist= iemanddie steedsopnieuw ietsstrafbaarsdoet.
  • 27. 3. Ons beeld van criminaliteit Hoe betrouwbaar is ons beeld van criminaliteit? Gevoelensvanonveiligheidzijntoegenomenomdatde mediaveel aandachtgevenaancriminaliteit. Het beeldwatde mediaschetstkloptechternietwantfraude eninbrakenkomenveel vakervoordan geweldsmisdrijven. Positief effectvande media:doorde berichtgevingoverzinloodgeweldzijnernuactie comités. Voorde mediaheeftcriminaliteitveel nieuwswaarde vooral commerciëlezenderswillengraag programma’suitzendenmetveel sensatie. Stereotype = eenbeeldwaarbij wij vindendateenhele groepmensenbepaaldekenmerkenheeft. De mediaspeelteenbelangrijke rol bij hettotstandkomenvande publieke opinie =de meningdie het grootste deel vande bevolkingovereenkwestieheeft. CBS = hetcentraal bureauvoor de statistiek( verzameltenpubliceertalle misdaadcijfers). Waarom kunnenwe de politiecijfersnietgeheel vertrouwen? 1) Aangiftebereidheid 2) Sommige delicten wordennietontdekt 3) Opsporingvande politie 4) Persoonlijkefoutenvanagentenbij hetregistreren 5) Ontwikkelingvande bevolking We kunnende politiecijferswelgebruikenomeenschattingte maken. Twee andere manierenvanhetCBSomaan misdaadcijferste komen: 1) Slachtofferenquêtes=hetanonieminterviewenvangewone burgers 2) Daderenquêtes=minderbetrouwbaaromdatmensennietheel snel eenmisdaadzullenbekennen Alswe kijkennaarde verschillendeonderzoekenmoetje goedinde gatenhoudenof hetgaat om absolute cijfersof om percentages. Uit cijfersisgeblekendatde misdrijvenper100 inwonerssinds1984 aan hetdalenis.Dit komtvooral omdater mindervermogensdelictenzijn,zoalsdiefstal eninbraak.Ditkomtvooral doorde betere beveiliging. Daarnaast zijninNederlandde geweldsmisdrijvenwel toegenomen.
  • 28. 4. Oorzaken van criminaliteit Hoe komt het dat sommige mensen crimineel worden en andere niet? We makenonderscheidtussen individuele verschijnselen enmaatschappelijke. Individuele verschijnselen=hetgedragvan iemand,losgezienvanandere mensen. Maatschappelijke verschijnselen=crimineel gedragvaniemandheeftte makenmetde samenleving (maatschappij). Wie wordencrimineel? - Geslacht:jongensenmannenzijncriminelerdanmeisjesenvrouwen. - Leeftijd:veel voorkomende criminaliteitkomtvoorbij jongerentussende 16en 23 jaar, zware criminaliteitwordtjuistminderdoorjongerengepleegd. - Maatschappelijke positie:werkeloosheid,geldgebrekenvervelingzijnfactorendie de kansop criminaliteitvergroten.Mensenmeteenhogere maatschappelijkepositie plegenvaker witteboordencriminaliteit=bijv.fraude of belastingontduiking. - Etnische afkomst = inde harde kern van criminelenzijnevenveel autochtonenalsallochtonen. Individuele oorzaken: 1) Groepsdruk 2) Aangeborenenaangeleerde eigenschappen 3) Opvoeding 4) Alcohol endrugs 5) Christelijke visie( mensenhebbenvannature eenzondige aard). Maatschappelijke oorzaken: 1) Normvervagingennormloosheid 2) Mindersociale controle ( pakkansengelegenheidsmotief 3) Slechte leefomstandigheden( armoede enwerkloosheid) Pakkans = de kans dat de dadervan eenovertredingof misdrijf wordtaangehoudendoorde politie. Gelegenheidsmotief=mensenmakenvande gelegenheidgebruikomietste stelen.
  • 29. 5. Het strafrecht Wat is strafrecht? Uitgangspuntenvanhetstrafrecht: 1) Je kunt alleengestraftwordenvoorietsdatvolgensde wetstrafbaaris.Bovendienbepaaltde wet de maximumstraf. 2) Je bentonschuldigtotdat de schulddoorde rechterisbewezen.( totdanbenje alleen verdachte ) 3) Elke verdachte heeftrechtopeen eerlijkproces dooreenonafhankelijkeenonpartijdigerechter. 4) Wanneeriemandis vrijgesprokenkandeze persoonnietvoorhetzelfdefeitopnieuw voorde rechterwordengebracht. 5) Misdrijvenenovertredingenkunnen verjaren. 6) De rechterkijktaltijdnaarde omstandighedenbijvoorbeeldof ersprake isvannoodweerof overmacht. 7) De rechterhoudtrekeningmetde leeftijdvande verdachte.Voorjongerengeldthet jeugdstrafrecht. 8) De rechteroordeeltof iemand toerekeningsvatbaar( je weetwat je doet) of ontoerekeningsvatbaar( je weetnietwatje doet) is. De rechtenvaneenverdachte: Deze staanis het Wetboekvan Strafvordering= bevatalle regelsvoorhetstrafproces. 1) Je bentpas eenverdachte alsereen redelijkvermoedenvanschuld aan eenstraf baar feitbestaat. 2) De verdachte heeft hetrechtte wetenwaarvan hij verdachtwordt. 3) Politie moetde verdachte wijzenopde hulpvaneen advocaat. 4) Eenverdachte heeft hetrechtom te zwijgen. 5) De politie mageenverdachte maarvooreen beperkte tijdvasthouden. 6) Na de uitspraakvande rechterheeftde verdachte de mogelijkheidomin hogerberoepte gaan. Onrechtmatig verkregenbewijs= bewijsdatnieteerlijkisverkregenennietwordttoegelatentotde rechtszaak. Jeugdstrafrecht: Er wordtonderscheidgemaakttussenkinderentottwaalf jaar( wordennietvervolgd) entussentwaalf en achttien. 1) Kinderenkomenvooreen kinderrechter. 2) De rechtszittingenzijnnietopenbaar. 3) Kinderenkrijgengeengevangenisstraf maar jeugddetentie. 4) De rechterkanjongeren ondertoezichtstellen. 5) Je kunt naar een opvoedingsinrichtingwordengestuurd. Let op!Bij ernstige misdrijvenkunnenjongerentussende 16en 18 jaar doorhet volwassenrechtworden berecht.
  • 30. 6. Van politie naar officier Welke procedure moet er worden gevolgd als er een strafbaar feit is geconstateerd? Takenvan de politie: Bevoegdheden=zakendie de politie magdoenin bepaalde situaties. 1) Orde taak.  Eenbevel geven.  Controleren  Geweldgebruiken 2) Hulpverleningstaak. 3) Opsporingstaak.  Eenverdachte staande houden= naar iemandsnaamenadresvragen.  Fouilleren=de kledingenhetlichaamvaneenverdachte onderzoeken.  Aanhouden= hetzelfde alsarresteren.  Vasthouden.  Bewijsmateriaal in beslagnemen.  Huiszoeking.  Verhoor. 4) Preventie. 5) Dienstverleningenadvies. De officiervanjustitie komtinbeeldnadatiemandisaangehoudendoorde politie.De officiervanjustitie wordtook wel de openbaaraanklager genoemd.Alle officierenbij elkaarnoemenwe het Openbaar Ministerie ookwel hetOM. De officierontvangtvande politie het procesverbaal = eenverslagwaarinde persoonsgegevensvanhet slachtofferwordenvermeld,maar ookhettijdstip,de plaats,de toedrachtenandere bijzonderhedenvan hetstrafbare feit. De officiergaatde zaakverderonderzoekentijdenshet opsporingsonderzoek. Alsde officierklaarismetzijnonderzoekheefthij drie mogelijkheden: 1) Seponeren=afzienvanverdere rechtsvervolging 2) Schikken= er wordteengeldboete betaald 3) Vervolgen= er komteenrechtszaak Takenvan de officiertijdenshetstrafproces:  Leidthetopsporingsonderzoek  Beslistof eenverdachtvoorde rechterkomt  Eist de straf  Zorgt ervoordat de straf wordtuitgevoerd.
  • 31. 7. Voor de rechter Wat gebeurt er als de officier besluit dat iemand voor de rechter moet komen? Alseenverdachte voorde rechtermoetkomenstuurtde officiervanjustitie en dagvaarding= waarom, wanneerenwaarde verdachte voorde rechtermoetverschijnen. Strafrechtspraak = wanneereenverdachte voorde rechtermoetkomenende rechterbeslistof een verdachte wel of geenstraf zal krijgen. Mocht eenverdachte tijdensde rechtszaaknietopkomendagendankaneenverdachte bij verstekworden veroordeeld. In Nederlandmakenwe verschiltussenrechtsinstantiesenrechtbanken Nederlandisverdeeldin19 rechtsgebieden. Drie rechtsinstanties: 1) De Rechtbank:  Kantonrechterbehandeltovertredingen.  Politierechterbehandeltkleine misdrijven.  Meervoudige kamerbehandeltzware misdrijven. 2) GerechtshovenbehandelenallehogerberoepszakenNederlandheeftvijf gerechtshoven: Amsterdam,Arnhem, DenHaag,DenBoschen Leeuwarden. 3) De Hoge Raad deze isgevestigdinDenHaagdoetuitspraakingeval vancassatie,hierkijktmenof de rechtsregelsgoedzijntoegepastennietinhoudelijknaarde zaak zelf.Je kuntalleenbij de Hoge Raad komenalsje hetnieteensbentmetde uitspraakvanhetGerechtshof. De strafzaak8 stappen: 1- De opening,doetde rechterencontroleertde gegevensvande verdachte. 2- De aanklacht, de officiervanjustitie leestde tenlasteleggingvoor. 3- Het getuigenverhoor,de rechter,de officierende advocaatmogen getuigen( mensendie iets hebbengezienof gehoorddatmetde zaak te makenkan hebben) oproepenvoorverhoor. 4- Het verhoor van de verdachte,eerststeltde rechtervragen,dande officierenalslaatste de advocaat de verdachte staatnietonderede,hij of zij magdus liegenof zwijgen. 5- Het requisitoir,ditwordtgehoudendoorde officierhij zetde feitenopeenrij,geeftzijnmeningen eisteenstraf. 6- Het pleidooi,de advocaatverdedigtde verdachte hierinzal hij vragenomvrijspraakof strafvermindering. 7- Het laatste woord, isaan de verdachte zelf. 8- De uitspraak, de rechterspreekthetvonnisuit. In sommige landenkentmetjuryrechtspraakzoalsbijvoorbeeld:België,Frankrijkende VS.Hierdoetniet eenrechteruitspraakmaareengroepgewone burgers. Welke vragenmoeteenrechterbeantwoordenvoordathij toteenvonniskankomen: 1) Is ervoldoende bewijs? 2) Gaat hetom ietsstrafbaars? 3) Is de daderstrafbaar? 4) Welke straf of maatregel wordtopgelegd?
  • 32. Somsvindter ooknu nog inNederlandongelijkebehandelingvande verdachte plaatsditnoemenwe dan: klassenjustitie =de eenheeftmeerkansomaangehouden,vervolgd,veroordeeldte wordendaneen ander. Om ditte voorkomenzijnde volgenderegelsinde grondwetvan1886 opgenomen:  Iedereenisvoorde wetgelijk  Iedereenheeftrechtopeeneerlijkproces Mocht er toch ongelijkebehandelingplaatsvindenspelende volgende factoren vaakeenrol: 1) Mensenmeteenhoge maatschappelijke positie hebbenvaakbetere mogelijkhedenomzichzelf te latenverdedigenenwetenbeterde wegbinnenhetrechtssysteem. 2) Politie,officierenenrechterszijnookmensenenhebbenooklastvanvooroordelen. 3) Mensenuitlagere milieusplegenvakerkleine criminaliteitenhierbij isde pakkansvelemalen groter. 4) Allochtone jongerenwordennaarverhoudingzwaardergestraft. 5) Mensendoensnelleraangifte tegenallochtonen.
  • 33. 8. Waarom straffen we? Waarom straffen we? Welke straffen kennen we in Nederland? Doelenvanstraffen: 1) Wraak en vergelding 2) Genoegdoening 3) Afschrikkingvande dader 4) Afschrikkingvananderen 5) Beveiliging 6) Voorkomenvaneigenrechter 7) Heropvoedingookwel resocialisatie genoemd. Straffendoorde jarenheen: - Middeleeuwen:wraak - Vanaf de twaalfde eeuw:afschrikkingenvergelding - Na de tweede wereldoorlog:resocialisatie De hoogte vaneenstraf die de rechterkan gevenwordtookwel de strafmaat genoemd.Alle straffenstaan inde wetomschrevende zwaarste straf inNederlandislevenslangegevangenisstraf. De straffeninNederlandkunnenwe onderscheidenintwee verschillendesoorten: 1) Hoofdstraffen  Geldboete  Hechtenis  Gevangenisstraf  taakstraf 2) Bijkomendestraffen( isaltijdincombinatie meteenhoofdstraf)  Maatregelenbijv. tbs= iemandisnietof verminderdtoerekeningsvatbaarof ondertoezichtstelling=komtvaak voor bij kinderenhetgezinkrijgtdaneengezinsvoogd  Voorwaardelijkestraf ( eensoort waarschuwing) Eengevangenisstraf helptnietaltijdde helftvande gevangenengaatopnieuw de foutinwe sprekendan van een recidive. De reclasseringende reclasseringsambtenaren=helpenenbegeleidenverdachtenenveroordeeldenom herhalingvan strafbaargedragte voorkomen. Taken:  Maken eenverslagvoorde rechtszittingoverde persoonlijke situatievande verdachte.  Houdt toezichtopde uitvoeringvantaakstraffen.  Ondersteuningvande gevangenetijdensde hechtenis.  Terugkeerhulpnaarde maatschappij. Rechtenvanslachtoffers:  Rechtom te sprekentijdensde rechtszitting  Schade vergoedingvragenviade officiervanjustitie
  • 34. 9. Het beleid van de overheid Wat kan de overheid doen om het aantal misdrijven omlaag te brengen? Beleid= maatregelenomeenprobleemopte lossen. De regeringvoertoptwee verschillende manierenbeleidtegencriminaliteit: 1) Preventievemaatregelen( voorkomen) 2) Repressieve maatregelen( straffen) Welke overheidsorganenzijnhierbij betrokken? 1) Op landelijkniveau regeringenparlement 2) Op lokaal niveaude burgemeester,korpschef ende officiervanjustitie 3) Algemeenjustitie apparaatofficiervanjustitie ende politie=hetopsporenenvervolgenvan strafbare feiten. Het overheidsbeleidbestaatuitzesverschillende onderdelen: 1- Opsporingsbeleidvooral gerichtopzware,georganiseerde misdaad,veelvoorkomende criminaliteit,veiligheidenterreur. 2- Vervolgingsbeleid=de manierwaaropde overheidmisdrijvenwilbestraffen.  Veel voorkomendecriminaliteit:werkof leerstraf =preventie  Georganiseerdemisdaad:hoge zware straffen=repressie  Terreurbestrijding:mentreedtveel harderopdanvroeger= eenverruimingvande bevoegdheden. 3- Gevangenisbeleid=er wordenextracellengebouwd. 4- Nieuwe wetgeving=er komensteedsnieuwe wettenof wettenkunnenwordenaangepast.Wel moeteerstde effectiviteit( eerstwordeneronderzoekengedaanof de maatregel welhet gewenste effectzal opleveren) ende wenselijkheid( pastde maatregel bij de heersendenormen enwaardenvan de samenleving?) ervanduidelijkzijn. 5- Preventiebeleid=zie aantekeningenparagraaf 10. 6- Jeugdbeleid  Meer toezichtencontrole  Snellerstraffenenstraffenopleggendie beterwerken  Aandachtvoor onderwijsenbuurthuizen  Banenplannen Rol van politiekepartijen: - Linkse partijenzijnvooral gerichtoppreventiezoalsbanenplannenvoorjongerenenmeer wijkagenten. - Christelijke partijenbenadrukkenvooral hetbelangvanhetgezin,de school ende maatschappij. - Rechtse partijenwillenuitbreidingvanbevoegdheden voorpolitieenjustitie +zwaardere straffen= repressie.
  • 35. 10. Preventie Welke maatregelen kunnen we nemen om criminaliteit te voorkomen? Wie kunnenerallemaal preventieve maatregelennemen? - De landelijkeoverheid,banencreëren,goedehuisvesting etc. - De lokale overheid,preventieffouilleren,voetbalwedstrijdenkunnenwordenverbodenetc. Welke preventieve maatregelenhorenbij de landelijkeende lokale overheid?  Meer sociale controle  Verbeteringvande woonomgeving:leegstandvoorkomen,technische maatregelenenmeer voorzieningenvoorjongeren. - Bedrijven  Bedrijventerreinenbeterlatenbeveiligen  Camera’sophangen - Burgers  burgerwachten Bijnade helftvande jongerendie eenstrafbaarfeitplegenkomenterechtbij bureauHALT( hetalternatief ) om eentaakstraf uitte voeren.Alsje kiestvooreenHALTstraf gaat hetpv nietnaarde officierkomter ookgeenrechteraan te pasen hebje dusgeenstrafblad.Wordter dooreenrechtereentaakstraf opgelegdkrijgje wel eenaantekeninginje strafblad.
  • 36. Begrippen hoofdstuk 1 blz. 15 en 16 Normen zijn afspraken over hoe mensen zich tegenover elkaar behoren te gedragen. Waarden zijn opvattingen over wat mensen goed en waardevol vinden. Ongeschreven regels staan nergens op papier en noemen we ook wel fatsoensnormen. Geschreven regels zijn regels die in reglementen of wetten staan. Criminaliteit is alles wat door de wet strafbaar is gesteld. Een delict is een strafbaar feit. In het Wetboek van Strafrecht staan veel strafbare feiten omschreven. Het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens is het verdrag waarin de belangrijkste regels staan die de rechten van de burgers moeten beschermen. Identificatieplicht betekent dat iedereen van veertien jaar en ouder aan de politie of andere toezichthouders een geldig identiteitsbewijs moet kunnen laten zien. Grondrechten zijn rechten die we zo belangrijk vinden, dat ze in de grondwet staan vermeld. Een rechtsstaat is een staat waarin burgers worden beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur door de overheid. Burgerrechten zijn wetsregels die de burger beschermen tegen willekeur van de overheid. Rechtszekerheid wil zeggen dat elke burger weet wat hem te wachten staat als hij een delict pleegt. Rechtsgelijkheid betekent dat iemand bij het plegen van een delict niet anders zal worden behandeld of bestraft dan iemand anders. Rechtshandhaving betekent dat de overheid mensen dwingt om zich aan de regels te houden. Democratie is een staatsvorm waarbij wij als burgers invloed hebben op de politieke besluitvorming. Trias politica is de scheiding van de machten in een rechtsstaat. Wetgevende macht is in handen van de regering en het gekozen parlement: zij maken de wetten waaraan burgers en overheid zich moeten houden. De uitvoerende macht is in handen van de regering: zij zorgt ervoor dat regels worden uitgevoerd en nageleefd. Rechterlijke macht is in handen van onafhankelijke rechters die beoordelen of wetten goed worden nageleefd. Onafhankelijke rechtspraak wil zeggen dat rechters helemaal zelfstandig kunnen werken. In het Wetboek van Strafvordering staan de regels van een strafproces.
  • 37. Begrippen hoofdstuk 2 blz. 26 en 27 Overtredingen zijn minder ernstige strafbare feiten. (Kenmerken: op een overtreding staat meestal een boete; je kunt bij een zware overtreding maximaal een jaar opgesloten worden, maar je krijgt geen strafblad; poging tot een overtreding en medeplichtigheid aan een overtreding zijn niet strafbaar.) Misdrijven zijn ernstige strafbare feiten. (Kenmerken: er gelden zwaardere vrijheidsstraffen dan bij overtredingen; je krijgt altijd een strafblad; bij een misdrijf is ook een poging en medeplichtigheid strafbaar.) Huis van Bewaring is een gevangenis waar je wordt opgesloten voor een overtreding. Hechtenis is een vrijheidsstraf voor een zware overtreding, van maximaal één jaar. Criminaliteit: alles wat strafbaar is, maar nauwkeuriger: alle misdrijven die in de wet staan omschreven. Zware criminaliteit: hierbij gaat het om ernstige vormen van criminaliteit zoals moord, inbraak en verkrachting. Georganiseerde misdaad is een vorm van zware criminaliteit, vaak gepleegd door internationale criminele bendes op het terrein van drugs, prostitutie en mensensmokkel. Veelvoorkomende criminaliteit bestaat uit minder ernstige misdrijven, zoals winkeldiefstal, zakkenrollerij, voetbalvandalisme, fietsendiefstal en zwartrijden. Maatschappelijk probleem is een kwestie: - waar veel mensen mee te maken hebben; - waar verschillende meningen en belangen mogelijk zijn; en - waarbij van de overheid een oplossing wordt verwacht. Politiek probleem: dit is een kwestie waarbij de overheid moet zorgen voor een oplossing. Sociaal probleem: een maatschappelijk probleem waar veel mensen mee te maken hebben. Eigenrichting betekent dat mensen voor eigen rechter spelen. Rechtsgevoel heeft te maken met de vraag of je iets eerlijk of oneerlijk vindt. Materiële schade is schade die zichtbaar is en die in geld is uit te drukken. Immateriële schade is minder zichtbaar en kun je niet goed in geld uitdrukken. Als iets op de politieke agenda staat, dan zijn er politieke discussies over het onderwerp. Preventieve maatregelen zijn maatregelen zoals anti-spijbelbeleid om criminaliteit te voorkomen. Repressieve maatregelen zijn maatregelen zoals hogere straffen om criminaliteit strenger aan te pakken. Een recidivist is iemand die steeds opnieuw iets strafbaars doet.
  • 38. Begrippen hoofdstuk 3 blz. 36 Beeldvorming is een idee of indruk van iets of iemand. Nieuwswaarde betekent dat mensen graag meer over iets willen weten. Hoe meer mensen bijvoorbeeld een bepaald nieuwsbericht lezen, hoe hoger de nieuwswaarde ervan is. Sensatie betekent opschudding of beroering. Stereotype is een beeld waarbij we vinden dat een hele groep mensen bepaalde kenmerken heeft. Publieke opinie is de mening die het grootste deel van de bevolking over een kwestie heeft. Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) verzamelt en onderzoekt cijfers over diverse onderwerpen, dus ook over criminaliteit. Politiestatistieken geven een overzicht van misdaadcijfers die door de politie zijn geregistreerd. Aangiftebereidheid is de mate waarin iemand bereid is om aangifte te doen van een misdaad. Slachtofferenquêtes zijn enquêtes van het CBS onder gewone burgers om te kijken of zij ooit slachtoffer zijn geweest van een misdrijf. Daderenquêtes zijn enquêtes van het CBS waarbij aan burgers wordt gevraagd of zij gedurende een bepaalde periode strafbare feiten hebben gepleegd. Vermogensdelict is een misdrijf waarbij het slachtoffer financiële schade heeft, zoals diefstal of inbraak.
  • 39. Begrippen hoofdstuk 4 blz. 46 Individueel gedrag is het gedrag van iemand, los gezien van andere mensen. Maatschappelijke positie is de positie die je hebt binnen de samenleving, gebaseerd op de hoogte van de opleiding, het aanzien van een baan en de hoogte van het inkomen. Met criminaliteit als maatschappelijk verschijnsel wordt bedoeld dat het criminele gedrag van een mens met de samenleving te maken heeft. Witteboordencriminaliteit is criminaliteit gepleegd door mensen met een hoge maatschappelijke positie. Status is de waardering die je krijgt van anderen Groepsdruk betekent dat jongeren binnen een groep elkaar overhalen tot iets, bijvoorbeeld tot het plegen van strafbare feiten; doe je niet mee, dan lig je eruit. Normvervaging betekent dat de normen en waarden minder streng worden. Normloosheid betekent dat normen en waarden die niet worden geaccepteerd als gevolg van een gebrek aan maatschappelijke bindingen. Sociale controle betekent dat mensen op elkaar letten. Pakkans is de kans dat de dader van een overtreding of misdrijf wordt aangehouden door de politie. Gelegenheidsmotief betekent dat iemand gebruikmaakt van de gelegenheid om bijvoorbeeld iets te stelen.
  • 40. het strafrecht Begrippen hoofdstuk 5 blz. 56 Strafbaar gedrag is gedrag dat volgens de wet strafbaar is en staat beschreven in het Wetboek van Strafrecht. Verdachte: iemand waarvan de politie denkt dat hij de wet heeft overtreden. Eerlijk proces wil zeggen dat 1. de rechter onpartijdig is; 2. het proces volgens vaste regels verloopt en 3. vooraf duidelijk is wat de rechten en plichten van alle betrokkenen zijn. Verjaren wil zeggen dat je na een aantal jaren niet meer kan worden vervolgd voor een misdaad. Noodweer: de verdachte moest zich verdedigen omdat hij in gevaar was. Overmacht: een situatie buiten jouw schuld heeft je ertoe gebracht om iets strafbaars te doen. Toerekeningsvatbaar betekent dat je weet wat je doet. Ontoerekeningsvatbaarheid is de situatie dat iemand een geestelijke stoornis heeft of tijdelijk in de war is, waardoor hij of zij niet meer weet wat hij doet. Onrechtmatig verkregen bewijs betekent dat het bewijs is verzameld terwijl daarbij wetsregels zijn overtreden; het mag daarom niet worden gebruikt tijdens de rechtszaak. Jeugddetentie betekent dat de rechter jeugdige criminelen naar een tuchtschool stuurt. Ondertoezichtstelling betekent dat voor een gezin, bijvoorbeeld van een jonge crimineel, een gezinsvoogd wordt aangewezen die met de ouders overlegt over de opvoeding. Opvoedingsinrichting is een opvoedingsinstituut voor moeilijk opvoedbare of zeer onaangepaste jongeren.
  • 41. Begrippen hoofdstuk 6 blz.67 en 68 Aangifte: hierbij meldt het slachtoffer een misdrijf of overtreding. Ordetaak: hierbij handhaaft de politie de openbare orde. Hulpverleningstaak: hierbij helpt de politie mensen, bijvoorbeeld bij een kat die in de boom zit. Opsporingstaak: hierbij probeert de politie strafbare feiten en daders op te sporen. Preventietaak: hierbij neemt de politie maatregelen om misdaad te voorkomen. Dienstverlenings- en adviestaak: hierbij geeft de politie adviezen aan mensen over preventiemaatregelen. Bevoegdheden zijn zaken die je mag doen in een bepaalde situatie Staande houden betekent dat de politie je naam en adres wilt weten. Fouilleren betekent dat de politie de kleding en het lichaam van een verdachte onderzoekt. Arresteren betekent dat de politie een verdachte aanhoudt en meeneemt naar het politiebureau. Vasthouden wil zeggen dat de politie een verdachte tijdelijk in een politiecel stopt. In beslag nemen betekent dat de politie van goederen meeneemt omdat het bewijsmateriaal is. Huiszoeking betekent dat de politie officieel een huis of ander pand doorzoekt. Verhoor betekent dat de politie een verdachte op het bureau ondervraagt. Huis van Bewaring: hierin zitten verdachten van misdrijven in afwachting van verder onderzoek. Officier van justitie/openbaar aanklager: deze zoekt bewijzen tegen een verdachte en eist een straf. Openbaar Ministerie (OM): dit zijn alle officieren van justitie bij elkaar. Proces-verbaal: hierin staan zo veel mogelijk gegevens van een strafbaar feit, zoals de persoongegevens van het slachtoffer en eventueel de verdachte, plus het tijdstip, de plaats en andere bijzonderheden van het strafbare feit. Opsporingsonderzoek: dit staat onder leiding van een officier van justitie, waarbij de politie zoekt naar bewijzen van de gepleegde criminele daad. Dossier: dit bevat bewijsmateriaal, getuigenverklaringen en andere gegevens van het delict. Seponeren betekent dat een verdachte niet voor de rechter hoeft te verschijnen. Transactie/schikking betekent dat de officier van justitie de verdachte voorstelt een boete te betalen en dat er geen rechtszaak komt. Vervolgen betekent dat de officier van justitie besluit dat er een rechtszaak komt.
  • 42. Rechtszaak: zitting waarbij een of meer rechters bepaalt/bepalen of een verdachte schuldig is (of niet) en welke straf daarop volgt.
  • 43. voor de rechter Begrippen hoofdstuk 7 blz. 82 en 83 Bij verstek veroordeeld worden betekent dat de verdachte niet bij de rechtszitting aanwezig is, maar toch veroordeeld wordt. Dagvaarding: hierin staat waarom, wanneer en waar de verdachte voor de rechter moet verschijnen. Rechtbank: hier worden overtredingen en misdrijven behandeld door de kantonrechter, de politierechter of de meervoudige kamer. Kantonrechter: deze is onderdeel van de rechtbank en behandelt overtredingen. Politierechter: deze is onderdeel van de rechtbank en behandelt lichte misdrijven zoals winkeldiefstal of vandalisme. Meervoudige kamer: dit onderdeel van de rechtbank bestaat uit drie rechters en behandelt zware misdrijven, zoals geweldsdelicten of moord. Gerechtshof: hier ga je in hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank die dan de hele zaak opnieuw bekijkt. Hoger beroep wil zeggen dat de verdachte of de officier van justitie het niet eens is met een uitspraak van de rechter en naar het gerechtshof gaan. Hoge Raad: het hoogste rechtsorgaan in Nederland dat kijkt of in een rechtszaak de rechtsregels goed zijn toegepast. De zaak wordt niet meer inhoudelijk behandeld. Cassatie wil zeggen dat je het niet eens bent met een uitspraak van de rechter van het gerechtshof en de zaak voorlegt aan de Hoge Raad. Aanklacht/tenlastelegging: hierin zegt de officier van justitie waarvan een verdachte wordt beschuldigd. Getuigen zijn mensen die iets hebben gezien of gehoord dat met de zaak te maken kan hebben of deskundig zijn op een bepaald gebied. Meineed betekent liegen onder ede. Een verdachte kan geen meineed plegen, want hij mág liegen. Getuigen hebben ‘gezworen’ de waarheid te spreken. Als je meineed pleegt, kun je maximaal zes jaar gevangenisstraf krijgen. Requisitoir: een toespraak van de officier van justitie, waarin deze de feiten op een rij zet, zijn of haar mening geeft over het bewijs en op grond daarvan een bepaalde straf eist. Pleidooi: een toespraak van de advocaat waarin deze de verdachte verdedigt en vraagt om een lichtere straf of vrijspraak. Vonnis: dit is de uitspraak waarin de rechter(s) bepaalt/bepalen of een verdachte schuldig is en zo ja, welke straf wordt opgelegd. Juryrechtspraak: hierbij bepaalt een groep ‘gewone mensen’ of een verdachte schuldig is. Klassenjustitie wil zeggen dat mensen uit bepaalde sociale klassen meer kans hebben om aangehouden, vervolgd en veroordeeld te worden.
  • 44. w aaromstraffen we? Begrippen hoofdstuk 8 blz.94 en 95 Wraak en vergelding zijn er beide op gericht dat de dader een vervelende tijd heeft omdat hij iemand anders leed heeft aangedaan. Genoegdoening betekent dat het slachtoffer zich beter voelt doordat de dader gestraft wordt. Afschrikking moet de dader en anderen bang maken om (opnieuw) een misdaad te plegen. Beveiliging samenleving betekent dat iemand wordt opgesloten zodat hij de samenleving geen last kan bezorgen. Resocialisatie betekent dat men probeert de dader her op te voeden zodat hij zich aanpast aan de normen van de samenleving. Strafmaat is de hoogte van een straf die een rechter kan geven. Geldboete is een straf waarbij de dader een geldbedrag moet betalen. Hechtenis is een vrijheidsstraf die geldt voor overtredingen. Gevangenisstraf is een vrijheidsstraf die geldt voor misdrijven. Taakstraf is bedoeld om de dader nuttig werk te laten doen voor de samenleving (werkstraf) of de dader her op te voeden (leerstraf). Bijkomende straffen worden door de rechter opgelegd naast de hoofdstraf, zoals afnemen van het rijbewijs. Terbeschikkingstelling (tbs): dit betekent dat de dader in een tbs-kliniek wordt opgenomen waar hij wordt behandeld totdat hij genezen is. Ondertoezichtstelling: dit betekent dat een minderjarige dader een gezinsvoogd krijgt toegewezen die het gezin begeleidt. Voorwaardelijke straf: dit is een straf die de dader alleen hoeft te ondergaan als hij later nog een keer hetzelfde soort delict pleegt. Asocialisatie betekent dat gevangenen in de gevangenis asociaal gedrag aanleren. Reclassering: helpt en begeleidt verdachten en veroordeelden.
  • 45. Begrippen hoofdstuk 9 blz. 106 Beleid bestaat uit de maatregelen om een probleem op te lossen. Preventieve maatregelen zijn bedoeld om crimineel gedrag te voorkomen. Repressieve maatregelen zijn bedoeld om crimineel gedrag achteraf te bestraffen. Opsporingsbeleid: hierin bepaalt de regering welke vormen van criminaliteit speciale aandacht krijgen. Vervolgingsbeleid gaat over de manier waarop de overheid misdrijven wil bestraffen. Snelrecht wil zeggen dat criminelen vlak na het plegen van een misdaad worden berecht. Veelvoorkomende criminaliteit is de naam voor ‘minder ernstige misdrijven’ die vaak worden gepleegd zoals winkeldiefstal, vandalisme, zwartrijden, enzovoort. Georganiseerde misdaad is zware criminaliteit, gepleegd door professionele (internationale) bendes. Terreurbestrijding is de manier waarop de overheid terroristen (van tevoren) wil opsporen en aanslagen wil voorkomen. Gevangenisbeleid bestaat uit overheidsmaatregelen op het gebied van de bouw en inrichting van nieuwe gevangenissen. Preventiebeleid bestaat uit overheidsmaatregelen om criminaliteit te voorkomen. Jeugdbeleid bestaat uit de overheidsmaatregelen om de jeugdcriminaliteit terug te dringen. Banenplannen zijn bedacht door de overheid om jongeren aan een baan te helpen.
  • 46. Begrippen hoofdstuk 10 blz.115 Bureau Halt is een instelling die jonge daders taakstraffen laat uitvoeren, als zij voor het eerst worden aangehouden voor een overtreding of misdrijf. Preventief fouilleren betekent dat de politie van de burgemeester toestemming krijgt om in een bepaald gebied iedereen te fouilleren, zonder dat de personen verdacht worden van een overtreding of misdrijf. Burgerwachten zijn bewoners die in hun eigen wijk toezien op de veiligheid.
  • 47.
  • 48. Analyse maatschappelijk vraagstuk De 4 kenmerkenvaneenmaatschappelijkprobleem: 1- Sociaal probleem 2- Verschillende meningen 3- Overheid 4- Aandachtvan de media Kernbegrippen:  Waarden: uitgangspuntenof principesdie we belangrijkvindenom nate streven.  Normen:opvattingenhoe je je vervolgenseenbepaalde waarde hoortte gedragen.  Belang: hetvoor- of nadeel datiemandergensbij heeft.  Macht: dwingende invloed.  Gezag:macht die officieel isvastgelegdinde wet. Machtsmiddelenmiddelenwaarmee je hetgedragvananderenkuntbeïnvloeden: - Geld - Functie of beroep - Kennis - Overtuigingskracht - Aanzien - Vaardigheden - Charisma - Macht vanhet getal Om eengoede analyse te kunnenmakenhebje betrouwbare enobjectieve(feitenenmeningendie inovereenstemmingzijnmetde werkelijkheid) informatienodig. Drie manierenomte kijkenof ietsobjectief is: - Wordt hetvan verschillende kantenbekeken?Wordter hoor en wederhoortoegepast?(dus wordter naar hetverhaal van alle mensengeluisterd?Nietnaarmaar1 kant vanhet verhaal?) - Wordende bronnenvermeld?(enwaarkomende bronnenvandaan?ANP?) - Is ereenverschil gemaakttussenfeitenenmeningen? Mening= persoonlijkoordeel. Feiten=voor iedereencontroleerbaar. Manipulatie = als informatie bewust wordtgekleurd. Propaganda = hetvoortdurendentengunste vaneenbepaalde groepinformatiekleuren. Op internetisinformatie zeereenzijdigenwordenfeitenenmeningendoorelkaargehaald. Alsje wiltwetenof eenkrantsubjectief of objectiefismoet je kijkennaarde krantenkoppen! Alswe de betrouwbaarheidvaneenkrantvergelijkenmetinternetisde betrouwbaarheidvaneen krant vele malengroter.
  • 49. Algemenevragen:  Wat is hetprobleem?  Waarom ishet eenmaatschappelijkprobleem?  Welke organisatiesengroepenzijnerbetrokkenbij hetprobleem? Vierinvalshoeken: 1) Sociaaleconomische invalshoek.Hierbij kijkje naarde belangenvanmensen.Speeltde economische situatie eenrol bij hetprobleem?  Wat zijnde belangenvande betrokkenen?  Welke belangentegenstellingenzijner? 2) Sociaal – culturele invalshoek.Bij deze invalshoekspelende waardenennormenvan menseneenbelangrijke rol.  Welke waardenennormenspeleneenrol?  Spelenculturele kenmerkenvande betrokkeneenrol bij hetprobleem?Zo jawelke? 3) Politiek– juridische invalshoek.Alle maatschappelijkevraagstukkenkomenuiteindelijkbij de politiekterecht.Hoe gaatde politiekommetdeze kwestiesenwelkecompromissen wordenergesloten?  Wat heeftde overheidtotnutoe aan hetprobleemgedaan?  Wat vindende verschillende politieke partijen/stromingenvanhetprobleem?  Welke wetsregelsbestaanervoorhetprobleemenwelke aanpassingenzijnnodigdie voor iedereenacceptabel zijn? 4) De veranderings– en vergelijkende invalshoek. Bij deze invalshoekverschillen normenen waardenper: 1) Plaats 2) Tijd 3) Groep  Hoe keekmeninhetverledentegeneenprobleemaan?  Welke sociale,culturele,politieke ensociaaleconomische veranderingenhebbeninvloedop hetprobleem?  Hoe kijktmeninandere samenlevingentegenhetprobleemaan? Waar moetje aan voldoenalsje je eigenmeninggaatbeargumenteren? 1) De examenstof voorhetcentrale examen. 2) De verschillende visiesvangroeperingenenpolitieke partijen. 3) De uitgangspuntenvande Nederlandsedemocratie en rechtsstaat.
  • 50. Het tot stand komen van nieuws De wijze waarop in de media over een bepaald maatschappelijk vraagstuk wordt geschreven of gesproken is afhankelijk van selectieprocessen. De nieuwsvoorziening in de media is het resultaat van selectieprocessen. Het nieuws dat de lezer/kijker gepresenteerd krijgt, heeft al veel stadia doorlopen. In al deze stadia van gebeurtenis tot bericht is er sprake van een keuzemoment. Selectie is nodig vanwege de beperkte ruimte of zendtijd waarover een medium beschikt. De keuzes over welke gebeurtenissen in de media komen worden in de verschillende stadia genomen door verslaggevers, persbureaus, journalisten en de redactie. Bij de selectie van nieuws/informatie spelen bewust of onbewust de volgende criteria een rol: eigen waarden en normen van de journalisten of referentiekader; actualiteit; uitzonderlijkheid; de nabijheid; de doelgroep, commerciële belangen, de belangstelling van (een groot)/het publiek; identiteit/doelstelling van het medium. Deze selectie kan tot gevolg hebben dat er onder het publiek een bepaalde beeldvorming ontstaat. Bij het tot stand komen van nieuws en andere mediaboodschappen spelen selectieve perceptie, referentiekader van journalisten een rol. Zie eindterm 14. Op grond van het bovenstaande zijn er kanttekeningen te plaatsen bij de vraag of 'het' nieuws' een goed / zo'n objectief mogelijk beeld geeft van de werkelijkheid. Functies van de media Als de media berichten over een bepaald maatschappelijk vraagstuk dan vervullen ze voor personen vooral de volgende functies: de informatieve functie en de opiniërende functie. Andere functies van de media zijn de amusementsfunctie, de onderwijsfunctie en de reclamefunctie. In toenemende mate wordt informatie via de televisie op een luchtige en speelse wijze gebracht; er is sprake van infotainment: een mengeling van de informatie- en amusementsfunctie van de media. Rol van media op terrein van democratische besluitvorming - (Massa)media geven kennis/informatie over wat er in de maatschappij gaande is en stellen daarbij misstanden aan de kaak; Media volgen kritisch de politieke besluitvorming en beïnvloeden deze; de media vervullen daarmee een controlefunctie of waakhondfunctie. - In een democratie moeten de burgers kunnen beschikken over goede informatie vanuit meerdere gezichtspunten. De media dienen hiervoor te zorgen. Dit is het belang van de pluriformiteit voor de democratie. - Media oefenen invloed uit op de politieke agenda; bieden mogelijkheden voor het uitwisselen, vergelijken en evalueren van meningen en informatie;
  • 51. Overheid en media Redenen waarom de overheid zich bemoeit zich met de massamedia zijn het garanderen van grondwettelijk persvrijheid, pluriformiteit van de media en goede informatievoorziening voor de burgers en de kwaliteit van de media. Deze waarden worden van belang geacht voor een goed functionerende democratische samenleving. Van belang zijn de grondwetsartikelen die het recht op vrijheid van meningsuiting garanderen. Dit houdt tevens persvrijheid in en een verbod op censuur: er is geen voorafgaand toezicht. Pluriformiteit De overheid heeft regels ten aanzien van radio, televisie en gedrukte media opgesteld (Mediawet) met het doel om een breed en divers aanbod van zenders en kranten/tijdschriften in stand te houden. Door deze veelzijdigheid van het media-aanbod, krijgen allerlei maatschappelijke, religieuze en politieke stromingen een kans in de media. De publieke omroep is een omroep die (deels) wordt betaald uit publieke middelen o.a. belasting; de omroep verzorgt programma's zonder winstoogmerk. Selectieve waarneming: mensen selecteren informatie en vervormen deze zo dat ze passen binnen het eigen referentiekader. Referentiekader: het geheel van persoonlijke waarden, normen, kennis en ervaringen. Het referentiekader van iemand werkt als een filter waarmee de informatie geselecteerd en gekleurd wordt. De theorieën over de beïnvloeding van mensen door de media toepassenop gegeven informatiebronnen. - Injectienaaldtheorie Deze theorie gaat uit van media die het publiek 'volspuiten' met bepaalde ideeën. De mensen worden daarbij als klakkeloze afnemers van deze ideeën gezien. De media zijn volgens deze theorie in staat tot indoctrinatie en manipulatie. De injectienaaldvisie lijkt achterhaald, maar speelt nog steeds een rol in discussies over de invloed van de televisie, bijvoorbeeld m.b.t. geweld in films. Van tijd tot tijd werkt volgens sommigen de injectienaaldvisie nog b.v. bij het ontstaan van rages, het beïnvloeden van de publieke opinie tijdens een crisis - Multi-step-flow theorie Volgens deze theorie verloopt communicatie en informatie in stappen. Eerst is er een kleine groep gezaghebbende opinieleiders die bepaalde informatie of een bepaalde mening uitdragen; daarna wordt deze overgenomen door een iets grotere groep en tot slot door het grote publiek.
  • 52. - De visie van de media als betekenisverlener. Niet zozeer als middel is een massamedium effectief, maar vooral voor de ontvangers en gebruikers bieden de media betekenis. De media hebben voor mensen diverse betekenissen zoals informatie en amusement. Op langere termijn hebben de media invloed omdat ze via informatie en amusement waarden en normen overdragen. - theorie van selectieve perceptie. Mensen nemen waar op basis van hun referentiekader. Informatie die daar niet bij past, wordt niet waargenomen. Sommige communicatiedeskundigen zijn dan ook van mening dat de media alleen die mensen kan bereiken, die ervoor open staan. - Agendatheorie Massamedia selecteren uit de hoeveelheid beschikbare informatie onderwerpen die veel en andere die weinig aandacht krijgen. Daardoor bepalen zij de onderwerpen die aandacht krijgen van het grote publiek. De agendafunctie van de massamedia houdt in dat media bepalen waarover veel mensen praten. Ze bepalen de gespreksagenda. Ook op de politieke agenda hebben de media veel invloed