SlideShare a Scribd company logo
1 of 10
Download to read offline
HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS
8
IN OOSTDONGERADEEL (1)
INLEIDING
Momenteel zijn er wereldwijd zo’n 65 miljoen mensen op de vlucht voor oorlogssituaties; alleen al in 2015 kwamen er bijvoor-
beeld in ons eigen land ongeveer 60.000 vluchtelingen binnen. Het zorgde voor grote problemen in de opvang, heen-en-weer
gesjouw met vluchtelingen, vragen in deTweede Kamer, hier en daar‘opstandjes’en veel publieke discussie (‘Schaffen wir das?’).
Het werpt de vraag op hoe het was met de vluchtelingen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in onze eigen omgeving onder-
dak zochten: Hoe was hun opvang geregeld? Hoeveel kwamen er? Waren ze welkom? Hoe lang bleven ze hier? enzovoort. In
een viertal artikelen wordt geprobeerd een antwoord op deze vragen te geven. Het onderzoek werd beperkt tot de voormalige
gemeente Oostdongeradeel, maar Dokkum zal als opvangcentrum ook vaak aan bod komen. Deze eerste aflevering gaat over
de vluchtelingen die tot november 1944 werden opgevangen.
1. DE KOLLUMERLANDERS (1)
Al op de allereerste oorlogsdag, vrijdag 10 mei 1940, kwamen de eerste vluchtelingen de gemeente Oostdongeradeel bin-
nen. Dat gebeurde vrij onverwacht, in ieder geval was de bevolking er niet van op de hoogte dat Oost- en Westdongeradeel
vluchtoordgemeenten voor Kollumerland c.a. zouden zijn. Waren er dan geen evacuatieplannen gemaakt? Zeker, na de on-
verwachte gebeurtenissen in de Eerste Wereldoorlog, waarbij ongeveer een miljoen Belgen in grote wanorde naar ons land
vluchtten, waren er plannen gemaakt om eventuele toekomstige evacuaties in goede banen te leiden.
Zo was er, gedwongen door internationale spanningen, in 1935 een ‘Voorschrift Afvoer Burgerbevolking’ opgesteld, dat begin
september 1939, dus kort na de Mobilisatie, nog eens was aangepast en opnieuw vastgesteld. Echter, als de krijgsplannen ver-
anderden, moesten ook de evacuatieplannen veranderd worden: het was namelijk de bedoeling om mensen die in gebieden
woonden waar inundaties zouden plaatsvinden of waar zware gevechten verwacht werden, naar veiliger oorden te vervoeren.
Dit veelal met inbegrip van het vee en de aanwezige voedselvoorraden.
VLUCHTELINGEN 1940 - 1945
door DOEDE DOUMA &
doededouma@gmail.com
REINDER TOLSMA
r.tolsma01@knid.nl
Een gedeelte van Kollumerland c.a. kwam op het laatste moment in de Friese Merenstelling te liggen, waardoor de CAB (Com-
missaris Afvoer Burgerbevolking, in Friesland Mr. Binnert Ph. baron van Harinxma thoe Slooten, lid van het geheime Veem-
gericht, vermoord in februari 1945) pas in april 1940 met de burgemeesters van Kollumerland en Oost- en Westdongeradeel
plannen kon maken om de bevolking van de - bij nadering van de vijand - onder water te zetten gebieden elders onder te
brengen. Dit moest ook nog eens in het geheim gebeuren, zo was van militaire zijde geëist. In totaal zou het gaan om ongeveer
3700 personen uit de dorpen Munnekezijl, Warfstermolen, Burum, Kollumerpomp, Triemen, Westergeest en delen van de dor-
pen Kollum, Oudwoude en Augsbuurt. Ook zouden er ongeveer 7000 stuks vee naar veiliger oorden gebracht moeten worden.
En dat hoofdzakelijk over twee bruggen, bij Dokkumer Nieuwe Zijlen en bij het Steenvak te Ee. Een ander gedeelte kon via de
Woudpoortsbrug in Dokkum naar Westdongeradeel vertrekken.
PLAN VAN DE TE INUNDEREN GEBIEDEN IN KOLLUMERLAND C.A.  TEKENING: WIEBEREN PLANTING
BRON:ARCHIEFKOLLUMERLANDC.A.
HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS
9
VRIJDAG 10 MEI 1940
Om kwart over vijf die 10de mei kreeg de CAB bericht dat de Merenstelling zou worden geïnundeerd en dat de bevolking vol-
gens het laatstelijk vastgestelde plan moest worden geëvacueerd. Burgemeesters werden gewaarschuwd, groepsleiders in de
dorpen kwamen in actie, bussen werden gevorderd om zieken, zuigelingen en ouden van dagen weg te brengen en rond het
middaguur was vrijwel de gehele aangewezen bevolking (gehoorzaam!) op weg naar de opvangoorden, waar 10 uur ’s avonds
iedereen een plekje had gevonden.
In Metslawier ziet schooljuffrouw Klazina van Dijk de stoet mensen langskomen. Ze schrijft in haar dagboek:
‘Zo kwamen ze langs, in bussen of op boerenwagens met wat beddegoed, kleren en andere noodzakelijke dingen. Een droeve
stoet. De mensen keken ernstig en onbewogen. Geen traan zag ik glinsteren. Later hoorde ik dat op de Reidswal een spion had
gestaan, die velen de verkeerde weg wees, om de mensen nog meer in de war te brengen. (...) ’t Vee moest natuurlijk ook meege-
dreven worden. ‘k Zie nog dat vee de wei ingaan, al loeiende. ’t Was zo lang onderweg geweest en erg vermoeid. De volgende
dag zou ’t dan wel [verder] worden gedreven en verdeeld worden. De mensen moesten ook onderdak gebracht worden. Vrouw
Krol [de hospita van Klazina] wachtte ook al of zij ook een beurt zou krijgen. Maar ’t werd avond en niemand verscheen.‘
Grote problemen waren er met het wegvoeren van
het vee dat langs de smalle wegen en over die twee
bruggen - vooral de brug bij Dokkumer Nieuwe Zijlen
fungeerde als een flessenhals - door hun begeleiders
voortgedreven werd. De dieren waren dat natuurlijk
niet gewend en liepen alle kanten op en meestal de
verkeerde. Die eerste avond was er daarom nog maar
een gedeelte van het vee in de Dongeradelen gearri-
veerd. Een ander deel liep rond over de zeedijken,
was losgelaten in de zomerpolders of was anderszins
nog onderweg.
In Oosternijkerk, vluchtoord voor de mensen uit Kol-
lumerpomp, werd het vee in de landerijen van Pope
Meinsma losgelaten, zag de toen negenjarige Gerrit
L. Elzinga. Het eigen vee van boer Meinsma stond
nog op stal, maar door het mooie weer was het voor
de ‘gasten’ buiten best uit te houden. Voor een jon-
gen van zijn leeftijd was het een heel spektakel, al
dat vee met de drijvers, overal mensen, koeien die
gemolken moesten worden, het geloei van de on-
rustige beesten: wat een drukte in het anders zo
rustige dorp.
Fimmy Rispens kwam als dertienjarige met haar
gezin vanuit Kollumerpomp naar Oosternijkerk. Het
vervoer geschiedde met het melkwagentje van de
boerderij van haar vader, omdat daar luchtbanden
onder zaten en daardoor beter geschikt voor de
lange reis dan de gewone boerenwagens met hun
houten wielen met ijzeren beslag, waarmee heel veel
anderen moesten reizen. Slechts een enkeling bezat
een fiets en wie verder geen vervoersmogelijkheden
had, moest de reis te voet afleggen. Fimmy kwam
terecht bij een nicht van de familie, Trijntje Stiemsma aan het Ald Tún. Fimmy vond dat de evacuatie, zowel op de heen- als de
terugweg, behoorlijk chaotisch verliep: ‘Grote aantallen geëvacueerde koeien, waarvan de meesten pas gekalfd hadden, liepen
met hun overvolle uiers her en der te loeien om gemolken te worden. Het was toen al duidelijk dat het nog dagen zou duren voor elk
dier weer op de juiste plaats was teruggekeerd.’
Rimpt de Vries van De Triemen moest met zijn familie naar Ternaard: ‘Verder werd de wagen klaar gemaakt met bedden, met
daarop een fiets, linnenrek en nog veel meer, ook proviand en kleding, pannen en weet ik wat er al niet meer mee moest. Toen ieder
klaar was begon de aftocht naar het onbekende. De koeien werden met elkaar in optocht naar de bestemming gebracht, het had
heel wat voeten in aarde. Een 300-500 dieren op weg naar het einddoel, dwars door Dokkum met paarden en wagens. Door het
krioelen van de dieren viel er eentje in het Diep op de Diepswal, dat kostte veel tijd om het dier uit z’n benarde positie te halen. ‘ En
dat allemaal voor één dag!
tijd van de wereldoorlogen
DE SMALLE BRUG BIJ DOKKUMER NIEUWE ZIJLEN
VLUCHTELINGEN UIT DE TRIEMEN PASSEREN DOKKUM
BRON:EVACUATIESINNEDERLAND,19391940BRON:COLLECTIEJANDEJAGER
DAT JULLIE NIET MEER VERSTAND HEBBEN!
Inderdaad, voor één dag: de inundatie was geheel mislukt. Door de korte voorbereidingstijd kon er niet snel genoeg voldoen-
de (zout!) Lauwerszeewater aangevoerd worden, stonden de meeste sloten wel tot de rand toe gevuld en kwam er alleen op
de laagst gelegen plaatsen een beetje water te staan. Daarnaast kwamen de Duitsers veel sneller voor de Merenstelling dan
verwacht en passeerden nog voor er echt sprake was van een stelling, de vluchtende Nederlandse soldaten achterna richting
Afsluitdijk. Al op de avond van 10 mei werd bevolen om te stoppen met de inundatie en op 11 mei werd meegedeeld dat
mens en dier weer kon terugkeren naar huis en haard. Daar werd door iedereen dankbaar gebruik van gemaakt en de meeste
mensen waren die zaterdag al weer thuis.
Dat gold niet voor het vee, want ook nu weer gaf dat
grote moeilijkheden. Door de haast waarmee ieder
was vertrokken, was men vergeten om de dieren
voldoende te merken, waardoor het vinden van de
rechtmatige eigenaar problemen opleverde. In de
'Kollumer Krant' verscheen nadien meerdere keren
een oproep om toch vooral de koeien waarvan men
geen eigenaar was en die nog niet waren opgehaald,
op bepaalde plaatsen te verzamelen, zodat de juiste
eigenaar gevonden kon worden. Dat hielp niet echt,
want een aantal dieren is niet teruggevonden en
dat betekende een hele strop voor de vaak kleine
boertjes. Verdwenen of verminkte dieren werden
maar voor 80% vergoed en niet iedereen was in staat
om van dat bedrag weer een koe te kopen.
Omdat de evacuatie was voorgeschreven door de militaire overheid, kon geleden schade worden opgegeven. In totaal werden
in de gemeente Kollumerland c.a. maar liefst 378 gevallen van schade aangemeld. Alleen al in het dorp Burum betrof dat 104
aanvragers. Meestal waren het boeren die schade hadden geleden door vermist of verminkt vee, melkverlies (f 3,00 per koe),
transportkosten, schade aan landerijen door gehele of gedeeltelijke overstroming enz. Bij burgers was dat meest het verlies van
kleding en goederen. Nog tot ver in 1941 werd er door de burgemeester van Kollumerland c.a. correspondentie gevoerd over
de afhandeling van de schade; of het totale bedrag van f 12.179,88 ook is uitbetaald is niet bekend.
Over de juiste aantallen naar Oostdongeradeel gevluchte evacués zijn geen cijfers bekend. Volgens een opgave in het archief
van Kollumerland c.a. zijn er uit vijf dorpen van die gemeente maar liefst 2481 mensen, 5450 paarden en rundvee en 2975
schapen naar Oostdongeradeel gevlucht. Of dat klopt valt te betwijfelen; er is namelijk bekend dat veel mensen zelf een plekje
vonden, bij familie of kennissen, en ook niet iedereen is echt op weg gegaan. Naast de officiële achterblijvers (politieagenten,
ambtenaren, groepsleiders enz.) waren er genoeg anderen, zo ondervond Rimpt de Vries: ‘De enkelen die hier waren gebleven
lachten ons behoorlijk uit: ‘Dat jullie niet meer verstand hebben,’ zeiden ze, en maar lachen.’
Daartegenover waren er ook evacués die liever in Oostdongeradeel wilden blijven. Zo vertelde Anna Fokkema, dochter van
bakker Anne Fokkema te Lioessens, dat bij hen een mevrouw was ondergebracht. Zij bleef een paar dagen, luisterde graag naar
de Duitse radio en zei dat ze liever in Lioessens wilde blijven. De familie Fokkema heeft haar met zachte dwang‘weggestuurd’
en hoorde later de waarschijnlijke reden: er waren relationele problemen. De CAB in Friesland was, ondanks de gebrekkige
voorbereiding, tevreden over deze korte (onnodige) evacuatie, want in zijn rapport schreef hij: ‘Over de huisvesting der geëvacu-
eerde bevolking in de plaatsen van ontvangst werd over het algemeen slechts met lof gewaagd.’
2. BEWONERS VAN DE KUSTSTROOK ( 2 )
Begin 1942 waren de Duitsers begonnen met het bouwen van verster-
kingen langs de kust als onderdeel van hun Atlantikwall. In die zomer
werd het gehele Noordzeestrand en de duinen tot verboden gebied
verklaard, terwijl een groot deel van de kuststrook van Holland en Zee-
land ontruimd moest worden met Walcheren als eerste: 10.000 inwoners
moesten het eiland verlaten, huizen werden afgebroken.
Dat was slechts het begin, want de afbraak van huizen zou worden uitge-
voerd in het hele gebied van Hoek van Holland (daar bleven uiteindelijk
maar 300 inwoners over) tot aan Den Helder. Vooral bij Den Haag en
Scheveningen werd rigoureus tewerk gegaan: meer dan 3000 woningen
werden opgeofferd aan de bouw van een tankgracht en bunkers. Het
gevolg was dat er in mei 1943 meer dan 220.000 mensen uit hun hui-
zen verdreven waren, waarvan 60.000 uit Den Haag e.o. In een geëvacu-
eerde streek kreeg de politie opdracht tot geregelde surveillance, soms
vergezeld van de blokploegen van de LBD (Luchtbeschermingsdienst).
Bij algehele ontruiming zorgde de Wehrmacht voor beveiliging. Burgers
werd aangeraden om al hun goederen in één kamer op te slaan en de
sleutel bij het politiebureau af te leveren.
10
HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS
ATLANTIKWALL BIJ NOORDWIJK
OPROEP NIEUWSBLAD VAN NOORDOOSTFRIESLAND  28 MEI 1940
BRON:ATLASVANNOORDWIJK.NL
BRON:SADOOSTDONGERADEEL
AFVOER BURGERBEVOLKING
In januari 1944 was het BAB (Bureau Afvoer Burgerbevolking), een afdeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, in 1939
begonnen met één directeur en drie medewerkers, uitgegroeid tot een grote organisatie met 1400 man personeel, waarvan 300
op het hoofdbureau in Den Haag en zes Gewestelijke Bureaux. Zij verzorgden de afvoer van de bevolking en had voor elke streek
een gebied in het oosten en noorden van het land aangewezen: evacués uit Noord-Holland moesten naar Friesland en Gronin-
gen, die uit Den Haag en omgeving naar Overijssel, enzovoort. Dat het daarbij per gemeente niet om geringe hoeveelheden
ging, bewijst onderstaand staatje uit het archief van Gedeputeerde Staten.
Daarbij moet worden opgemerkt dat in de praktijk
deze aantallen niet gehaald werden, omdat velen
zelf onderdak zochten of manieren vonden om in
het te evacueren gebied achter te blijven. In een
schrijven van de CAB van 15 december 1942, als
de evacuatie uit de kuststreek in volle gang is, staat
hoeveel mensen er al opgevangen zijn en hoeveel
er verwacht worden, maar ‘deze cijfers zullen echter
beduidend lager worden daar de ondervinding leert
dat niet meer dan 20 - 40 % van het officieel getal aan
de verplichte evacuatie deelneemt.’
In deze tijd van goed geregelde evacuatie, waarbij
de burgers voldoende tijd kregen tot voorbereiding,
was het toegestaan per persoon 30 kg handbagage
mee te nemen en een 200 kg aan dekens, matrassen,
ja zelfs ledikanten per schip vooruit te sturen. Zo mo-
gelijk kwamen die schepen vóór de evacués aan op
de plaats van bestemming. Er waren evacués die ook
huisdieren en zelfs kooivogels mee mochten nemen.
Omdat het toegestaan werd om zelf onderdak te vin-
den bij familie of bekenden werd aan de geplande
verdeling ook niet de hand gehouden. Zo kwamen
in Oostdongeradeel toch nog 23 personen uit Den
Haag en directe omgeving terecht.
De eerste was Adriana Vermaat, de ongehuwde
zuster van de hervormde predikant van Anjum, ds.
Johan Gerrit Hendrik Vermaat, die hier van 1934 tot
1945 de gemeente diende. In de grote pastorie was
blijkbaar plaats genoeg, want ook een ander familie-
lid, Jeanne Annie Elisabeth Vermaat, kwam begin
1945 vanuit Arnhem naar de pastorie in Anjum.
AdrianaVermaat wordt voor het eerst vermeld op 1 december 1942, maar wanneer zij precies gekomen en weer vertrokken is, is
niet bekend, omdat de gemeente Oostdongeradeel in de beginjaren geen evacuatielijsten heeft bijgehouden (die zijn in ieder
geval niet bewaard gebleven in het gemeentearchief), hoewel dat van hogerhand wel verplicht was. Zo komt er al in april 1941
een schrijven van het BAB dat er maandelijks een staat moet worden ingezonden van in de gemeente ondergebrachte vluchte-
lingen. Loco-burgemeester Bearn Idses Heeringa (burgemeester Frans Sijtsma was door de Duitsers niet herbenoemd en werd
later vervangen door Auke Ykema) stuurt op 29 april het volgende bericht op: ‘Ik heb de eer UhoogEdelgestrenge beleefd mede
te deelen, dat op 1 April j.l. geen personen waren opgenomen in het vluchtelingenregister dezer gemeente.’
Vanaf 1 december 1942 worden er zo nu en dan briefjes gevonden
met daarop de in de gemeente gehuisveste vluchtelingen. Tegelijk met
Adriana Vermaat staan Sipke Wouda en zijn vrouw Tjitske Dijkstra in-
geschreven, die vanuit Velsen naar Anjum komen. Sipke Wouda was
politieagent en geboren in Metslawier. Hij en zijn vrouw worden in juni
1943 zelfs ingeschreven in het bevolkingsregister en lijken zich hier blij-
vend te vestigen. Sipke was toen 60 jaar en al ‘gepensioneerd’. Toch
vertrekken ze in december 1946 weer naar Lekkerland, maar hun laat-
ste jaren brengen ze in Dokkum door.
In februari 1943 staan de eerste ‘gesteunde’ vluchtelingen te boek,
het zijn Adriana van Dijk, weduwe van A. Rovers en haar dochter
Pietje Rovers. Zij komen van Katwijk en blijven waarschijnlijk
niet lang in de gemeente, maar ook daarover ontbreken gegevens.
11
HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS
VLUCHTELINGENVERKLARING
AANDEEL DOOR FRIESLAND OP TE NEMEN VLUCHTELINGEN UIT VELSEN EN IJMUIDEN
ANJUM MET BUMAHÛS EN LINKS VOOR DE NH KERK DE HERVORMDE PASTORIE
BRON:COLLECTIEOOSTDONGERADEELBRON:TRESOARGED.STATENFRIESLAND3448
BRON:SADOOSOOSTDOTDOTDONGENGENGERADRADRADRADEELEELEEL
den
met
in-
was
uni
-
h
ns.
VLUCHTELINGENVERKLARING
12
HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS
REGISTRATIE VAN VLUCHTELINGEN
Dat ‘gesteunde’ vluchteling zijn van Adriana van Dijk en dochter Pietje (was ook al 33 jaar oud) had te maken met de uitgebreide
(bureaucratische) registratie en verdeling van de vluchtelingen. De eerste verdeling was die in de sóórt vluchteling; er waren:
- ev = geëvacueerden, die om militaire redenen of in het belang van de burgerbevolking door het bevoegd gezag werden
verplicht hun woning te verlaten (of dat al uit eigener beweging deden).
- ov = oorlogsgeweldvluchtelingen, van wie de huizen onbewoonbaar geworden waren en die daardoor naar een andere
gemeente moesten vluchten.
- av = angstvluchtelingen, die uit vrees voor oorlogshandelingen hun woning vrijwillig hadden verlaten.
Dan was er een verdeling naar inkomen. Wanneer een vluchteling voldoende eigen inkomen had, (zijn salaris werd bijvoor-
beeld doorbetaald of hij had voldoende vermogen), dan behoorde hij tot de groep‘niet-gesteunde’vluchtelingen. Was dat niet
of onvoldoende het geval dan behoorde hij tot de ‘gesteunde’ vluchtelingen. Als regel werd iemand die in een afzonderlijke
woning terechtkwam gesteund met het bedrag dat een verzekerde werkloze in de vluchtoordgemeente uitgekeerd kreeg,
soms aangevuld met brandstoftoeslag, melk voor kinderen en andere emolumenten. Ook de transportkosten werden vergoed,
de kosten voor opslag van de inboedel, vergoeding voor de huurwaarde van de verlaten woning, kosten voor de inrichting
van de nieuwe woning enzovoort. Meestal werd niet alles vergoed, maar een bepaald percentage, eveneens afhankelijk van
het eigen inkomen.
Als vluchtelingen terechtkwamen in gezinnen van derden - wat natuurlijk het meeste voorkwam - werd het kwartiergeld
rechtstreeks aan de kwartiergever uitbetaald:
- wegens huisvesting en voeding f 1,25 per dag (tweede persoon f 1,15 - beneden 18 f 1,00)
- wegens huisvesting zonder voeding f 0,25 per dag (tweede persoon f 0,20 - beneden 18 f 0,10)
- wegens voeding zonder huisvesting f 1,00 per dag (tweede persoon f 0,95 - beneden 18 f 0,90)
Deze bedragen werden geregeld aangepast in verband met de stijgende prijzen gedurende de oorlog, in mei 1940 bijvoor-
beeld was het bedrag voor huisvesting en voeding nog f 0,60 en voor voeding zonder huisvesting f 0,30. In mei 1943 was dit
al gestegen tot f 2,- en werd er voor voeding zonder huisvesting f 1,75 uitbetaald.
Het was verplicht om vluchtelingen die werden toegewezen door de gemeente op te nemen, bij weigering kon zelfs worden
overgegaan tot vordering van de woning, maar meestal was dreigen daarmee al voldoende. Elk ingekwartierd gezin had recht
op een afzonderlijke slaapkamer en indien mogelijk ook op een zitkamer.
De vluchtelingen kregen tevens zakgeld uitgereikt:
- voor een echtpaar f 1,50 per week
- voor meerderjarige alleenstaande f 1,00 per week
- voor elk verder gezinslid boven de 18 f 0,50 per week
- voor elk verder gezinslid onder de 18 f 0,25 per week Deze bedragen bleven heel lang gelijk.
Gesteunde evacués dienden bij het gewestelijk arbeidsbureau ingeschreven te zijn of door de gemeente aan passend werk
geholpen te worden. Bij weigering werd zakgeld ingehouden. Kosten voor vertrek naar werk in het buitenland (bedoeld wordt
natuurlijk Duitsland waar een tekort aan arbeidskrachten was, een tekort dat opgevuld moest worden door de Arbeitseinsatz)
werden tot f 40 voor gehuwden en tot f 25 voor ongehuwden betaald door het Rijk.
Opgemerkt dient nog, dat 'angstvluchtelingen' in principe alleen vergoeding kregen voor huisvesting en verzorging en uit-
eindelijk onder de Armenwet konden vallen als zij niet over voldoende eigen financiële middelen beschikten. De Gewestelijke
Evacuatie Bureaus moesten daarom ook ‘waken tegen ontoelaatbare huisvesting en andere misstanden, ontstaan door massale
vluchten uit vrees voor oorlogsgeweld’.
De uitbetaling moest geschieden door gekwalificeerd personeel van
de gemeentesecretarie. Meestal diegenen, die ook de bevolkingsboek-
houding bijhielden. In Oostdongeradeel was dat Henk Holwerda af-
komstig uit Anjum, soms geassisteerd door Frans Vellema (zoon van de
gemeentearchitect Sijtse Vellema). In mei 1945 nam Tjalling de Jong het
werk van Holwerda over en zorgde voor de financiële en administratieve
afwikkeling van de terugkeer van de evacués. De bedragen werden door
de gemeente voorgeschoten en konden gedeclareerd worden bij de
GEB’s. Friesland viel onder het bureau voor de drie noordelijke provincies
te Groningen en pas in april 1945 kwam er een eigen Fries GEB.
De registratie van de vluchtelingen was verplicht (anders kon geen
beroep worden gedaan op steun) en moest nauwgezet en al op de
dag van aankomst gebeuren. Die registratie gebeurde in drievoud: de
herkomstgemeente, de vluchtoordgemeente en het BAB kregen elk een
exemplaar. De ambtenaar moest alle kaartjes alfabetisch rangschikken
en bijhouden als er verhuisd werd, een geboorte of overlijden plaats-
vond, bij wijzigingen in de burgerlijke staat enzovoort.
KAARTENBAK OOSTDONGERADEEL
13
HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS Steeds moest direct bericht aan herkomstgemeente en BAB gestuurd
worden: een enorme klus als het om grote aantallen ging! Dat het daar-
bij geregeld mis ging (verschrijvingen - ook al werd er gebruik gemaakt
van het in het begin van de oorlog ingevoerde persoonsbewijs - ver-
keerde data, tegenstrijdige gegevens in vergelijking met het evacuatie-
register), is tijdens dit onderzoek tientallen malen gebleken.
In de bewaard gebleven kaartenbak met honderden registratiekaartjes
van evacués en hongervluchtelingen zitten enkele die goed zijn bijge-
houden en daardoor van belang zijn bij het onderzoek naar de evacués
in Oostdongeradeel:
Bijvoorbeeld van Adrianus M. de Jong zijn op deze manier niet alleen
geboortedatum, vorig adres, beroep, huwelijkse staat en kerkgenoot-
schap bekend, maar eveneens dat hij angstvluchteling was, eerst in
Oosternijkerkwasgehuisvesteninfebruari1945inhetArmhuisinAnjum
terechtkwam, (waar hij trouwens op 26 december 1945 kwam te over-
lijden). Omdat het registratiekaartje van Carolina Terlaak naar hem ver-
wijst, wordt duidelijk dat hij invalide was en dat Terlaak hem op zijn reis
verzorgde en begeleidde. Ook zij kwam terecht in het Armhuis, maar dan
als verpleegster.
Terug naar de kustbewoners. Uit verschillende gegevens blijkt dat er tot
1 januari 1944 elf verschillende evacués uit het kustgebied van Neder-
land in Oostdongeradeel zijn opgevangen, maar nooit meer dan zeven
tegelijkertijd. Omdat er naderhand nog een aantal is binnengekomen,
bedraagt het totale aantal opgevangen kustbewoners 32, waarvan de
namen van drie evacués onbekend zijn gebleven.
3. LANDARBEIDERS UIT ZEELAND EN DE ZUIDHOLLANDSE EILANDEN ( 3 )
Eind1943begonnendeoorlogskansentekeren,deDuitsersmoestenzich
op veel plaatsen terugtrekken. Omdat ze bang waren voor een invasie
op de Nederlandse kust besloten ze begin 1944 tot omvangrijke inunda-
ties in Noord-Holland (11.000 ha), Zuid-Holland (42.000 ha) en Zeeland
(30.000 ha): Tholen, Schouwen-Duiveland, St. Filipsland en Goeree-Over-
flakkee zouden grotendeels onder water worden gezet, voorts delen van
Voorne-Putten en de Hoekse Waard, en tenslotte zouden door Noord- en
Zuid-Holland van noord naar zuid vrij brede aaneensluitende stroken land
geïnundeerd worden. Vooral Zuid-Holland en Zeeland werden zwaar ge-
troffen, omdat daar het zoute zeewater (rood) binnengelaten zou worden
en daarmee 18-20 % van de beschikbare cultuurgrond verloren zou gaan;
en de voedselvoorziening was al zo krap!
Hoeveel personen er precies door deze inundaties geëvacueerd moes-
ten worden, is niet bekend, maar alleen al voor Zeeland bedroeg het
aantal ongeveer 94.000; het totale aantal zal dus ruim boven de 100.000
personen zijn geweest. Die kwamen boven op de 300.000 personen die
al eerder waren geëvacueerd. Het vee, de wintervoorraad en de werktui-
gen die ook weggevoerd moesten worden nog daargelaten.
Waar de evacués precies terecht zijn gekomen is ook niet bekend, maar
velen gingen naar familie of bekenden, de rest waarschijnlijk naar West-
Brabant en voor de landarbeiders werd plaats gezocht in Friesland en
Groningen. Daar was immers door de ‘honger’ van de Duitsers naar ar-
beidskrachten een gebrek aan arbeiders ontstaan.
Zeer waarschijnlijk was Henk Jumelet de eerste Zeeuw die door de evacuaties in Oostdongeradeel terechtkwam. Hij komt al
op 18 februari 1944 naar Anjum, waar hij met vrouw en twee zonen een plaatsje vindt bij de familie Steegstra en vanaf augus-
tus dat jaar bij de familie Rienks. Dat is erg vroeg, omdat op 4 februari de bevolking werd opgeroepen om te evacueren en de
meeste andere Zeeuwen pas in de loop van het jaar arriveren. Jumelet staat niet in het evacuatieregister, maar wordt genoemd
in een schrijven van burgemeesterYkema aan de provincie aangaande financiële zaken.Ykema schrijft over door de gemeente
voor evacués gemaakte kosten o.a.:
1. Kosten huisvesting, voeding en zakgeld t.b.v. het gezin H. Jumelet, Anjum,
over het tijdvak 18 Febr. t/m 30 Dec. 1944 (4 pers.) f 2117,23
2. Reiskosten en vervoerkosten meubilair van het onder 1 bedoelde gezin f 324,55
3. Opslagkosten meubilair S. Wouda, Anjum f 56,04
REGISTRATIEKAART ADRIANUS M. DE JONG
INUNDATIES IN NEDERLAND FEBRUARI  MAART 1944
BRON:SADKAARTENBAKOOSTDONGERADEELBRON:HETKONINKRIJKDERNEDERLANDENINWOIIDEEL7
Verderop in dit schrijven worden er nog posten genoemd voor ‘kosten 1e inrichting der door de Zeeuwsche geëvacueerden be-
trokken woningen’ en de huur daarvan. Deze opsomming geeft mooi weer wat er in de praktijk gebeurde met de reglementen
van het BAB. Het schijnt Jumelet goed te voldoen in Anjum, want hij en zijn vrouw krijgen in februari 1945 nog een derde zoon
voor ze pas op 20 december 1945 teruggaan naar Bruinisse op Schouwen-Duiveland.
ZEEUWEN IN OOSTDONGERADEEL
Op 4 mei 1944 schrijft de CAB Friesland: ‘Volgens de laatste inlichtingen die ik mocht ontvangen zullen er vermoedelijk in’t geheel
geen landarbeiders uit de geëvacueerde gebieden naar deze provincie worden overgebracht. De boeren die met het inhuren van
een arbeider wachtten totdat zij omtrent de komst van evacuees zekerheid hadden, weten dus thans dat zij daarop niet kunnen
rekenen.’ De commissaris bedankt alle mensen die hun best hebben gedaan om plek voor deze landarbeiders te zoeken, zegt
dat de gegevens bewaard zullen blijven en raadt boeren aan om toch maar op zoek te gaan naar andere arbeiders, immers 12
mei dé dag om arbeiders weer voor een jaar in te huren is dichtbij. Maar een paar dagen later, op 9 mei, komt de commissaris
met een nieuwe mededeling: ‘Zoojuist ontvang ik bericht dat toch arbeiders van de Zeeuwsche en Zuidhollandse eilanden in
Friesland zullen worden tewerkgesteld.’
Het zal nog tot 8 juni duren voor er echt Zeeuwse landarbeiders naar de Dongeradelen komen: ‘Ik heb de eer u mede te deelen,
dat op Donderdag 8 juni a.s. een evacuatietransport bestaande uit 17 landarbeidersgezinnen, vormende 90 personen, van Rotter-
dam zal vertrekken naar de Gemeente Oost-Dongeradeel in Friesland. Deze geëvacueerden zijn afkomstig van de Hoeksche-Waard
en Zeeuwsche eilanden. De trein vertrekt ten 7.34 uur van station Rotterdam via Lage Zwaluwe, Breda, Arnhem, Zwolle en arriveert
ten 16.48 uur te Leeuwarden, vanwaar verder transport per autobus zal plaatsvinden.’ Dit schrijft de president-directeur, Mr. H.W.J.
Mulder, van het BAB op 6 juni.
Uit dit alles blijkt dat veel mensen hebben geprobeerd om zo lang mogelijk thuis te blijven en pas als dat echt noodzakelijk
werd af te reizen naar elders. Meester Mulder is in bovenstaande brief stellig over de 90 personen die zullen komen, maar dat
is te optimistisch gesteld, want uit de registers blijkt dat de toeloop van Zeeuwen heel langzaam ging: in juli 1944 de eerste 12
personen, in augustus 52 personen, in oktober 3 personen. Daaruit valt op te maken dat die 90 personen er waarschijnlijk niet
gekomen zijn, omdat er slechts 67 zijn genoteerd. In het onderzoek zijn 69 personen‘boven water’gekomen, maar er is ook een
aantal‘Zeeuwen’in Oostdongeradeel geboren, terwijl van een aantal gezinnen wordt vermoed dat die uit meer leden hebben
bestaan. In de officiële registers van Oostdongeradeel komen maar 11 Zeeuwen voor!
Dat het juiste aantal Zeeuwen niet vaststaat, komt omdat de gemeente pas op 23 december 1944 begonnen is met het aanleg-
gen van een evacuatieregister. Voor deze datum zijn er wel wat overzichten, maar bijvoorbeeld namen van geëvacueerden zijn
er dan niet. Door de vondst van een lijstje namen in de financiële grootboeken van de gemeente met daarop 14 gezinshoofden,
die de zogenaamde ‘overbruggingssteun geëvac[ueerden].’ ontvingen, kon worden begonnen met een speurtocht naar de
wederwaardigheden van de Zeeuwse landarbeiders in Oostdongeradeel. Door telefonische en e-mailcontacten kwam stukje
bij beetje een vergeten geschiedenis terug. Uit de alzo opgedoken verhalen wordt hieronder het een en ander weergegeven.
ZEEUWEN IN MORRA
Ds. C.M. de Jong was van 1927 tot 1943 predikant van de gemeente Morra-Lioessens, waarna hij naar Schoorl vertrok. De pas-
torie van de gemeente bevond zich in Morra. Omdat deze grote woning daarna toch leeg stond, was die prima geschikt om er
vluchtelingen in onder te brengen.
Pieter Bijkerk uit Numansdorp op Voorne-Putten staat dan te boek als hoofdbewoner van de pastorie. Hij was getrouwd met
Johanna Krabbe en zij hadden samen vijf kinderen, waarvan de jongste pas een half jaar oud was. Het gezin werd ingeschreven
op 8 juni 1944 en is tot 31 juli 1945 in de pastorie blijven wonen. Omdat Pieter Bijkerk maar een klein beetje steun kreeg, in
een hele maand maar f 11,25 voor zijn gezin van zeven personen, mag aangenomen worden dat hij werk heeft gevonden bij
een van de boeren van Morra. Volgens hun in 1941 geboren zoon heeft het gezin een goede tijd gehad in de pastorie te Morra.
Voor schoonvader Cornelis Krabbe (67 jaar oud) en
zwager Abraham Krabbe was er ook genoeg ruim-
te in de pastorie van Morra: in totaal woonden er
iets meer dan een jaar lang 10 personen. De familie
Krabbe kwam van Nieuwerkerk op Schouwen-Duive-
land. Van Abraham Krabbe is bekend dat hij landar-
beider en grondwerker was. Hij vroeg in augustus
1944 steun aan bij het Burgerlijk Armbestuur, maar
dat verzoek werd ‘voorlopig afgewezen, aangezien hij
zich heeft te vervoegen bij de Commissie, belast met
de zorg voor geëvacueerden’. Inderdaad stond hij later
als C. Crabbe geregistreerd in de grootboeken en
ontving hij zakgeld.
Bij terugkomst in Numansdorps stond hun huis er
nog, het water was intussen verdwenen. Na de grote
schoonmaak was het weer goed bewoonbaar.
14
HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS
HERVORMDE KERK EN PASTORIE IN MORRA
BRON:COLLECTIEOOSTDONGERADEEL
15
Een broer van Pieter, Cornelis Bijkerk, zat met zijn vrouw in Anjum, bij Pieter Boersma. Cornelis was in dienst bij de gemeentelijke
luchtbescherming, gehuisvest op de zolder van het gemeentehuis te Metslawier. Dat duurde tot 14 april toen hij geschorst
werd, omdat hij als Duitsgezind bekend stond. Hun zoon Bastiaan Bijkerk moet in Duitsland geweest zijn, want hij repatrieerde
in mei 1945 naar zijn vader en moeder in Anjum.
Ook de familie Leendert Dijkema, afkomstig van Sint Annaland op Tholen, vond een plaatsje in Morra. Zij hadden al een hele
reis achter de rug, want ze gingen eerst naar Steenbergen, waar in maart 1944 hun tweede dochter in het ziekenhuis is geboren,
later gedoopt in de hervormde kerk van Morra. Mogelijk dat zij met de ‘8-juni-trein’ naar het noorden zijn gereisd. Ze kwamen
terecht in het zogenaamde ‘slotsje’ naast de pastorie, waar boer Easge Botma zich gevestigd had, nadat zijn zoon hem in 1939
op de boerderij was opgevolgd. Dijkema kon aan het werk op 'De Wrot', de boerderij van de Botma’s aan de Hearrewei richting
Metslawier. De zevenjarige dochter van het gezin Dijkema ging in Lioessens naar school en de jongste dochter herinnerde zich,
dat zij met een touw aan een paal vastgebonden zat, omdat ze anders in de dichtbijgelegen sloot dreigde te vallen.
Broer Jan Willem Dijkema zat bij Willem Bekker in Ee als landarbeider met vrouw en twee dochters. De beide Dijkema’s waren
lid van de NSB, evenals hun dorpsgenoot Pieter Scherpenisse. Ze zijn na de bevrijding alledrie naar een interneringskamp
gebracht, waarschijnlijk Westerbork, want de jongste dochter herinnerde zich dat de terugreis langs Westerbork ging. Easge
Botma heeft zich nog ingespannen om Leendert Dijkema vrij te krijgen. Er waren namelijk ook onderduikers bij Botma en
die zijn nooit door Dijkema verraden, hoewel hij van hun bestaan wist. Toen het gezin terugkeerde, bleek hun huis compleet
leeggehaald en ook nog steeds gevorderd. Daarom moesten ze eerst bij familie inwonen. De contacten met Morra zijn in de
eerste jaren aangebleven, want rond 1950 zijn ze in Morra geweest en ook Botma heeft hen in Sint Annaland bezocht. Brieven
zijn er ook lang uitgewisseld.
Pieter Scherpenisse heeft met vrouw en zoon heel wat omzwervingen moeten maken voor hij in Morra terechtkwam. Ze zijn
eind 1943 vertrokken naar Utrecht, gingen vandaar naar Bergen op Zoom en volgens de geruchtenstroom zouden ze weer
naar Sint Annaland terug mogen, maar dat was ijdele hoop. Met een vrachtwagen zijn nog wat spullen van huis gehaald en
daarna naar het hoge noorden gebracht, waar ze onderdak kregen bij Grietje Tilstra. Scherpenisse kon aan het werk bij boer
Tjeerd Ozinga en werd direct voor de leeuwen gegooid toen boer Ozinga hem in het Fries vertelde dat hij de paarden uit de
wei moest halen. Gelukkig maakten omstanders hem snel wegwijs. Moeder en zoon zijn tot in 1946 in Morra gebleven, omdat
vader geïnterneerd was. Hun huis in Sint Annaland had een halve meter onder water gestaan en was bij terugkomst ook nog
gevorderd; pas in 1947 konden zij daar weer terecht. Zoon Cees was in die jaren steeds naar de openbare school in Metslawier
geweest. Dat moest lopende gebeuren, maar met een groepje was dat best gezellig, wist hij na al die jaren nog.
FRIESSPREKENDE ZEEUWEN
Het laatste Zeeuwse gezin dat ook in Morra terecht-
kwam was dat van Jan Jacobus van Vossen, afkom-
stig van Noord Gouwe, Schouwen-Duiveland. Zoon
Jan vertelde dat de eerste evacués al in februari 1944
moesten vertrekken. Sommigen gingen naar het ho-
ger gelegen gebied bij Renesse en Haamstede en
konden op het eiland blijven. Hun eigen gezin ging
eerst naar Oud-Beierland op Goeree-Overflakkee
naar een tante, maar ook daar konden ze niet blij-
ven en zo reisden ze naar Morra, waar ze een eigen
huisje kregen toegewezen.
Dat huisje werd in tweeën bewoond: de eigenaresse
Gatske Visser, weduwe van Sijtse van der Ploeg, be-
woonde het voorste gedeelte aan de weg.
Van Vossen kwam als volleerd paardenknecht bij boer Gerardus van
Kleffens in het Moarster Kleaster werken en het gezin had verder een
goede tijd in Morra: aardappelen, melk en tarwe genoeg bij de boer en
met goede vriend en smid Age Heegstra werd menige telefoonpaal
omgezaagd om aan brandstof te komen. Zout haalden ze in de vorm
van pekel bij de zuivelfabriek. Jan ging naar school in Lioessens en kon al
snel Fries praten met de dorpskinderen. Als zijn moeder naar de winkel
ging, moest Jan mee, want dan kon hij als ‘vertaler’ optreden. De tocht
met schoolkinderen op boerenwagens naar de uitspanning in Quatre
Bras staat als hoogtepunt in zijn geheugen gegrift! De terugtocht werd
op een vrachtwagentje met vier Zeeuwse gezinnen aanvaard. Bij thuis-
komst bleek het huis er nog te staan en omdat het wat hoger stond dan
de omgeving had het huis niet van het water geleden.
HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS
GEÏNUNDEERD SCHOUWEN - DUIVELAND
NIEUWERKERK OP SCHOUWEN  DUIVELAND ONDER WATER
BRON:VUUR&WATER
BRON:VUUR&WATER
16
ZEEUWEN IN ENGWIERUM EN OOSTERNIJKERK
Net buiten Ee, richting Engwierum, staat rechts van de weg op een terp de boerderij Broersma Sate, in de oorlog bewoond
door Tjeerd Wilman. Daar kwam in juni 1944 het gezin terecht van Willem Koert, afkomstig van Oude Tonge op Goeree-
Overflakkee. Zoon Willem weet nog goed dat ze dan wel een eigen plekje hadden boven de koestal, maar hij vond dat verre
van ideaal, want ze moesten elke keer met de ladder naar boven. Ook was er op de boerderij nog geen leidingwater. Dat werd
elke dag gehaald met melkbussen vanuit het dorp Ee. Willem kon goed opschieten met de beide zonen Jaap en Doeke, maar
er waren wel eens wat‘taalproblemen’.
Het gezin was Nederlands hervormd en werd regelmatig door de dominee bezocht, wat resulteerde in een gelijktijdige doop
van de twee jongste kinderen in de kerk te Engwierum; het hele gezin ging er lopend naar toe.
In het laatst van de oorlog kwam oudste zus Jannetje, getrouwd met Leendert Gebraad, ook naar de boerderij in Engwierum.
Hun zoontje was in juni 1944 geboren in Rotterdam, maar Leendert zelf was nog heel lang in Oude Tonge gebleven, tot het
daar te gevaarlijk werd. Oudste zoon Cornelis Koert ten slotte repatrieerde in juni 1945 vanuit Duitsland nog naar Engwierum.
Veel contact had de familie Koert met de familie Van Putten, die apart in een arbeidershuisje bij boer Pieter Algra zat, de buur-
man van Wilman. Cornelis van Putten kwam van Ooltgensplaat op Goeree-Overflakkee en kon aan het werk op de boerderij
van Algra. Hoewel bekend was dat Algra kringleider bij de NSB was, waren er toch onderduikers op de boerderij en ook in
het arbeidershuisje ernaast: daar zaten twee politieagenten, de uniformen werden verstopt in het kippenhok. Als er Duitsers
langskwamen, moest ook Van Putten zich in de boerderij van Algra verstoppen. Er zijn gelukkig nooit problemen mee geweest.
In augustus 1944 werd in het gezinVan Putten nog een zoon geboren en die is met zijn twee zussen op dezelfde dag in oktober
in de hervormde kerk van Engwierum gedoopt. De oudste dochter bezocht de school in Engwierum, heen werd ze met de fiets
gebracht en terug moest ze naar huis lopen. De terugreis werd gemaakt achter op een vrachtwagen, waarbij onderweg hun
hond ook nog van de wagen afsprong en verdween!
In Oosternijkerk vonden twee gezinnen een plekje. Het gezin Cornelis Landman uit Heenvliet op Voorne-Putten streek neer in
de tapkamer van de oude herberg van de familie Jousma aan De Lyts Ein, terwijl het gezin Cornelis de Haan uit Nieuwerkerk
een eigen huisje betrok aan De Buorren, dat eerst in gebruik was als wachtlokaal voor de luchtbeschermingsdienst. Heel
bijzonder is dat het gezin De Haan ook in 1953, na de Watersnoodramp, weer in Oosternijkerk onderdak vond, mogelijk in het-
zelfde huis, dat intussen onbewoonbaar was verklaard en na hun terugkeer naar Zeeland werd afgebroken. Bij hun terugkeer
naar Nieuwerkerk in 1945 bleek hun huis aan de Brouwerstraat geheel verdwenen, de grond ging naar de gemeente en het
gezin werd ondergebracht in een noodwoning.
Roeland Landman was in juni 1943 al opgepakt door de Duitsers en moest dwangarbeid verrichten in de buurt van Hannover.
Hij kwam in mei 1945 naar zijn familie in Oosternijkerk en had ‘geen hemd meer aan het lijf’. Zijn aanvraag bij het Nederlands
Volks Herstel werd zo gehonoreerd:
De meeste leden van het gezin Landman gingen eind juli 1945 weer richting Heenvliet, maar anderen bleven in de omgeving
hangen. Geertruida Landman trouwde met een Oosternijkerker en haar nakomelingen wonen nog steeds in het dorp.
Voor de volledigheid de namen van de andere
Zeeuwse gezinshoofden: Leendert Heijboer was in
Lioessens bij Trientje Faber, Willem de Buck in Met-
slawier bij Joukje Boonstra, Wouter van der Stel bij
Gerrit H. Dijkstra in Anjum, Pieter de Jongste, verder
onbekend en Willemse, verder onbekend.
De volgende keer de vluchtelingen uit Arnhem en
omgeving en dan zullen de taferelen, zoals die op het
omslag van dit blad te zien zijn, besproken worden.
OudereDokkumerszullendatbeeldzekerherkennen.
BRONNEN
Gebruikt werden:
(1) R. Nouta, Dijken en zeedijksters
J. Koolhaas-Revers, Evacuaties in Nederland, 1939-1940
De Tremyn, jaargang 2008 nr. 8, De Trieme van weleer
(2) L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog
Tresoar Gedeputeerde Staten van Friesland archief 12-01 nr. 3448 / SAD - aanvullingen archief Oostdongeradeel nr. 89 en 90
(3) Zie bij (2) en Kees Slager, Verjaagd door vuur en water
Grootboeken Oostdongeradeel / SAD - Aanvullingen archief Oostdongeradeel nr. 115, 116, 117
HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS
TERUGKERENDE EVACUÉS TROFFEN HUN HUIZEN SOMS VERWOEST AAN, ZOALS IN SLUIS
BRON:VUUR&WATER
ONBEKEND SCHILDERIJ OPGEDOKEN
In De Sneuper 116 schreef ik een artikel over Wessel
Pieters Ruwersma (1751-1827), een huisschilder die
zichzelf het kunstschilderen leerde en zelfs korte tijd
leermeester van de beroemde Willem Bartel van
der Kooi was. Hij werd geboren in Holwerd, maar
woonde en werkte meestentijds in Buitenpost. Daar
schilder-de hij o.a. een prachtig genealogisch over-
zicht van de familie Van Haersma en een schoor-
steenstuk in de pastorie van de Nederlands Hervorm-
de kerk in Twijzel.
Recent dook een nieuw werk op toen de heer Rob
Smit uit Enkhuizen mij meldde dat hij ook een schil-
derij van Ruwersma in bezit heeft. Hij kreeg het uit de
erfenis van zijn schoonouders, de familie Wijbenga.
Schoonvader Hendrik Wijbenga was getrouwd met
Derkje Eltje Toering. Zij woonden volgens Smit rond
1952 in het portiershuisje van de Haersma State in
Buitenpost. Hoe ze aan het schilderijtje zijn gekomen
is onbekend, maar het paneeltje hing vele jaren in de
hal van hun woning in Enkhuizen.
ONBEKEND HUISJE
Geert van derVeer deed nader onderzoek naar het huisje en vernam van
Anja van Lune, een dochter van wijlen Anne van Lune, dat deze woning
lang geleden is afgebroken. Wanneer precies is niet duidelijk, vermoede-
lijk eind jaren 60. Het huisje stond dichtbij de openbare school aan de
Schoolstraat 21, hoek Schoolstraat – Berkenlaan (aan de linkerkant). Het
zal dus niet een portiershuisje bij Haersmastate geweest zijn, maar de
conciërgewoning van de school. Het werd gekocht door de familie Turk-
stra toen haar tante Geertje Veenstra met Andries Turkstra trouwde.
Op het schilderij zien we een zeilscheepje in de vaart voor een tweetal
huisjes,waarvooreenboerinlijkttelopen.Rechtsonderishetgesigneerd
met de initialen WPR, waarbij de P en R in elkaar overlopen.
De maten van het schilderijtje: Met lijst is het 25 cm breed en 20 cm hoog. Het beschilderde paneeltje is 10,5 cm hoog en 16
cm breed. Mocht iemand de plaats van de afbeelding op het schilderij herkennen, dan horen we het graag.
Het aardige is dat we nu dus een duidelijke signering van Wessel Pieters Ruwersma hebben. Wellicht aanleiding voor lezers ook
de schilderijen bij hen in huis nog eens nader te bestuderen!
17
HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS
LANDSCHAP WESSEL PIETERS RUWERSMA
SCHILDERIJTJE
door HANS ZIJLSTRA
sneuperdokkum@yahoo.com
WESSEL P. RUWERSMA
WONING HENDRIK WIJBENGA EN DETJE TOERING  BUITENPOST
SIGNERING EN HANDTEKENING WESSEL PIETERS RUWERSMA OP AKTE NAAMSAANNEMING IN ACHTKARSPELEN UIT 1811
BRON:WWW.ALLEFRIEZEN.NLFOTO:FAMILIEVANLUNE
FOTO:HANSZIJLSTRA

More Related Content

Similar to De Sneuper 124 artikel Zeeuwse vluchtelingen WO2

Bewoners van-plaggenhut-in-de-jaren-1800-tot-1900
Bewoners van-plaggenhut-in-de-jaren-1800-tot-1900 Bewoners van-plaggenhut-in-de-jaren-1800-tot-1900
Bewoners van-plaggenhut-in-de-jaren-1800-tot-1900 digitalfinch
 
De bevrijding van Nijmegen in woord en beeld | Joost Rosendaal
De bevrijding van Nijmegen in woord en beeld | Joost RosendaalDe bevrijding van Nijmegen in woord en beeld | Joost Rosendaal
De bevrijding van Nijmegen in woord en beeld | Joost RosendaalNetwerk Oorlogsbronnen
 
Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1
Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1
Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1ChristadeKoning
 
Bier Aan Het Ijzerfront (Frank Becuwe)
Bier Aan Het Ijzerfront (Frank Becuwe)Bier Aan Het Ijzerfront (Frank Becuwe)
Bier Aan Het Ijzerfront (Frank Becuwe)Onroerend Erfgoed
 
Gestrand, Gered, Geborgen van Thijs Gras (Verantwoordingsversie 2.0)
Gestrand, Gered, Geborgen van Thijs Gras (Verantwoordingsversie 2.0)Gestrand, Gered, Geborgen van Thijs Gras (Verantwoordingsversie 2.0)
Gestrand, Gered, Geborgen van Thijs Gras (Verantwoordingsversie 2.0)Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'
 
Oradour Sur Glane
Oradour Sur GlaneOradour Sur Glane
Oradour Sur GlaneMaWitch
 
Brochure-Grote Hoorn Toer 2015
Brochure-Grote Hoorn Toer 2015Brochure-Grote Hoorn Toer 2015
Brochure-Grote Hoorn Toer 2015Kitty Wiegert
 
Sinti en Roma opening Eindhoven. Gesproken tekst. 9 september 2018
Sinti en Roma opening Eindhoven. Gesproken tekst.  9 september 2018Sinti en Roma opening Eindhoven. Gesproken tekst.  9 september 2018
Sinti en Roma opening Eindhoven. Gesproken tekst. 9 september 2018Consultancy Social Inclusion
 
Werkboek polder dijk en volksmuseum colins plaet v7.2
Werkboek polder dijk en volksmuseum colins plaet v7.2 Werkboek polder dijk en volksmuseum colins plaet v7.2
Werkboek polder dijk en volksmuseum colins plaet v7.2 Hendrikjan Hoffman
 
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomst
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomstOneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomst
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomstOneindig Noord-Holland
 
Omd 2007def
Omd 2007defOmd 2007def
Omd 2007defbritt_vn
 
Les angst honger_vriendschap
Les angst honger_vriendschapLes angst honger_vriendschap
Les angst honger_vriendschapStad_Antwerpen
 
Bevrijdingscourant - def - lr
Bevrijdingscourant - def - lrBevrijdingscourant - def - lr
Bevrijdingscourant - def - lrKees Vreeken
 
3.6. monnikelând op 't bildt ferzy 10 02-2016
3.6. monnikelând op 't bildt ferzy 10 02-20163.6. monnikelând op 't bildt ferzy 10 02-2016
3.6. monnikelând op 't bildt ferzy 10 02-2016HPP
 

Similar to De Sneuper 124 artikel Zeeuwse vluchtelingen WO2 (20)

10 dingen die u niet wist over Dokkum
10 dingen die u niet wist over Dokkum10 dingen die u niet wist over Dokkum
10 dingen die u niet wist over Dokkum
 
Bewoners van-plaggenhut-in-de-jaren-1800-tot-1900
Bewoners van-plaggenhut-in-de-jaren-1800-tot-1900 Bewoners van-plaggenhut-in-de-jaren-1800-tot-1900
Bewoners van-plaggenhut-in-de-jaren-1800-tot-1900
 
De bevrijding van Nijmegen in woord en beeld | Joost Rosendaal
De bevrijding van Nijmegen in woord en beeld | Joost RosendaalDe bevrijding van Nijmegen in woord en beeld | Joost Rosendaal
De bevrijding van Nijmegen in woord en beeld | Joost Rosendaal
 
Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1
Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1
Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1
 
Bier Aan Het Ijzerfront (Frank Becuwe)
Bier Aan Het Ijzerfront (Frank Becuwe)Bier Aan Het Ijzerfront (Frank Becuwe)
Bier Aan Het Ijzerfront (Frank Becuwe)
 
Gestrand, Gered, Geborgen van Thijs Gras (Verantwoordingsversie 2.0)
Gestrand, Gered, Geborgen van Thijs Gras (Verantwoordingsversie 2.0)Gestrand, Gered, Geborgen van Thijs Gras (Verantwoordingsversie 2.0)
Gestrand, Gered, Geborgen van Thijs Gras (Verantwoordingsversie 2.0)
 
Oradour Sur Glane
Oradour Sur GlaneOradour Sur Glane
Oradour Sur Glane
 
Brochure-Grote Hoorn Toer 2015
Brochure-Grote Hoorn Toer 2015Brochure-Grote Hoorn Toer 2015
Brochure-Grote Hoorn Toer 2015
 
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
 
Sinti en Roma opening Eindhoven. Gesproken tekst. 9 september 2018
Sinti en Roma opening Eindhoven. Gesproken tekst.  9 september 2018Sinti en Roma opening Eindhoven. Gesproken tekst.  9 september 2018
Sinti en Roma opening Eindhoven. Gesproken tekst. 9 september 2018
 
GRNVLD 2013/14
GRNVLD 2013/14GRNVLD 2013/14
GRNVLD 2013/14
 
Werkboek polder dijk en volksmuseum colins plaet v7.2
Werkboek polder dijk en volksmuseum colins plaet v7.2 Werkboek polder dijk en volksmuseum colins plaet v7.2
Werkboek polder dijk en volksmuseum colins plaet v7.2
 
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomst
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomstOneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomst
Oneindig Noord-Holland - partnerbijeenkomst
 
Scheepsrampen op de Waddenzee: Moddergat en Wierum
Scheepsrampen op de Waddenzee: Moddergat en WierumScheepsrampen op de Waddenzee: Moddergat en Wierum
Scheepsrampen op de Waddenzee: Moddergat en Wierum
 
Omd 2007def
Omd 2007defOmd 2007def
Omd 2007def
 
Bv Groen[1]
Bv Groen[1]Bv Groen[1]
Bv Groen[1]
 
B V Groen
B V  GroenB V  Groen
B V Groen
 
Les angst honger_vriendschap
Les angst honger_vriendschapLes angst honger_vriendschap
Les angst honger_vriendschap
 
Bevrijdingscourant - def - lr
Bevrijdingscourant - def - lrBevrijdingscourant - def - lr
Bevrijdingscourant - def - lr
 
3.6. monnikelând op 't bildt ferzy 10 02-2016
3.6. monnikelând op 't bildt ferzy 10 02-20163.6. monnikelând op 't bildt ferzy 10 02-2016
3.6. monnikelând op 't bildt ferzy 10 02-2016
 

More from Historische Vereniging Noordoost Friesland

More from Historische Vereniging Noordoost Friesland (20)

Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdfHoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
 
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdfHoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
 
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdfRole of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
 
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaertsBoerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
 
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de GlargesNamenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
 
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in FranekerBriefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
 
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch BányaiDie Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
 
Als ballingen aan de boorden van de Amstel
Als ballingen aan de boorden van de AmstelAls ballingen aan de boorden van de Amstel
Als ballingen aan de boorden van de Amstel
 
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
 
Album amicorum Fredericus Kemener
Album amicorum Fredericus KemenerAlbum amicorum Fredericus Kemener
Album amicorum Fredericus Kemener
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
 
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste WereldoorlogVer van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
 

De Sneuper 124 artikel Zeeuwse vluchtelingen WO2

  • 1. HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS 8 IN OOSTDONGERADEEL (1) INLEIDING Momenteel zijn er wereldwijd zo’n 65 miljoen mensen op de vlucht voor oorlogssituaties; alleen al in 2015 kwamen er bijvoor- beeld in ons eigen land ongeveer 60.000 vluchtelingen binnen. Het zorgde voor grote problemen in de opvang, heen-en-weer gesjouw met vluchtelingen, vragen in deTweede Kamer, hier en daar‘opstandjes’en veel publieke discussie (‘Schaffen wir das?’). Het werpt de vraag op hoe het was met de vluchtelingen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in onze eigen omgeving onder- dak zochten: Hoe was hun opvang geregeld? Hoeveel kwamen er? Waren ze welkom? Hoe lang bleven ze hier? enzovoort. In een viertal artikelen wordt geprobeerd een antwoord op deze vragen te geven. Het onderzoek werd beperkt tot de voormalige gemeente Oostdongeradeel, maar Dokkum zal als opvangcentrum ook vaak aan bod komen. Deze eerste aflevering gaat over de vluchtelingen die tot november 1944 werden opgevangen. 1. DE KOLLUMERLANDERS (1) Al op de allereerste oorlogsdag, vrijdag 10 mei 1940, kwamen de eerste vluchtelingen de gemeente Oostdongeradeel bin- nen. Dat gebeurde vrij onverwacht, in ieder geval was de bevolking er niet van op de hoogte dat Oost- en Westdongeradeel vluchtoordgemeenten voor Kollumerland c.a. zouden zijn. Waren er dan geen evacuatieplannen gemaakt? Zeker, na de on- verwachte gebeurtenissen in de Eerste Wereldoorlog, waarbij ongeveer een miljoen Belgen in grote wanorde naar ons land vluchtten, waren er plannen gemaakt om eventuele toekomstige evacuaties in goede banen te leiden. Zo was er, gedwongen door internationale spanningen, in 1935 een ‘Voorschrift Afvoer Burgerbevolking’ opgesteld, dat begin september 1939, dus kort na de Mobilisatie, nog eens was aangepast en opnieuw vastgesteld. Echter, als de krijgsplannen ver- anderden, moesten ook de evacuatieplannen veranderd worden: het was namelijk de bedoeling om mensen die in gebieden woonden waar inundaties zouden plaatsvinden of waar zware gevechten verwacht werden, naar veiliger oorden te vervoeren. Dit veelal met inbegrip van het vee en de aanwezige voedselvoorraden. VLUCHTELINGEN 1940 - 1945 door DOEDE DOUMA & doededouma@gmail.com REINDER TOLSMA r.tolsma01@knid.nl Een gedeelte van Kollumerland c.a. kwam op het laatste moment in de Friese Merenstelling te liggen, waardoor de CAB (Com- missaris Afvoer Burgerbevolking, in Friesland Mr. Binnert Ph. baron van Harinxma thoe Slooten, lid van het geheime Veem- gericht, vermoord in februari 1945) pas in april 1940 met de burgemeesters van Kollumerland en Oost- en Westdongeradeel plannen kon maken om de bevolking van de - bij nadering van de vijand - onder water te zetten gebieden elders onder te brengen. Dit moest ook nog eens in het geheim gebeuren, zo was van militaire zijde geëist. In totaal zou het gaan om ongeveer 3700 personen uit de dorpen Munnekezijl, Warfstermolen, Burum, Kollumerpomp, Triemen, Westergeest en delen van de dor- pen Kollum, Oudwoude en Augsbuurt. Ook zouden er ongeveer 7000 stuks vee naar veiliger oorden gebracht moeten worden. En dat hoofdzakelijk over twee bruggen, bij Dokkumer Nieuwe Zijlen en bij het Steenvak te Ee. Een ander gedeelte kon via de Woudpoortsbrug in Dokkum naar Westdongeradeel vertrekken. PLAN VAN DE TE INUNDEREN GEBIEDEN IN KOLLUMERLAND C.A.  TEKENING: WIEBEREN PLANTING BRON:ARCHIEFKOLLUMERLANDC.A.
  • 2. HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS 9 VRIJDAG 10 MEI 1940 Om kwart over vijf die 10de mei kreeg de CAB bericht dat de Merenstelling zou worden geïnundeerd en dat de bevolking vol- gens het laatstelijk vastgestelde plan moest worden geëvacueerd. Burgemeesters werden gewaarschuwd, groepsleiders in de dorpen kwamen in actie, bussen werden gevorderd om zieken, zuigelingen en ouden van dagen weg te brengen en rond het middaguur was vrijwel de gehele aangewezen bevolking (gehoorzaam!) op weg naar de opvangoorden, waar 10 uur ’s avonds iedereen een plekje had gevonden. In Metslawier ziet schooljuffrouw Klazina van Dijk de stoet mensen langskomen. Ze schrijft in haar dagboek: ‘Zo kwamen ze langs, in bussen of op boerenwagens met wat beddegoed, kleren en andere noodzakelijke dingen. Een droeve stoet. De mensen keken ernstig en onbewogen. Geen traan zag ik glinsteren. Later hoorde ik dat op de Reidswal een spion had gestaan, die velen de verkeerde weg wees, om de mensen nog meer in de war te brengen. (...) ’t Vee moest natuurlijk ook meege- dreven worden. ‘k Zie nog dat vee de wei ingaan, al loeiende. ’t Was zo lang onderweg geweest en erg vermoeid. De volgende dag zou ’t dan wel [verder] worden gedreven en verdeeld worden. De mensen moesten ook onderdak gebracht worden. Vrouw Krol [de hospita van Klazina] wachtte ook al of zij ook een beurt zou krijgen. Maar ’t werd avond en niemand verscheen.‘ Grote problemen waren er met het wegvoeren van het vee dat langs de smalle wegen en over die twee bruggen - vooral de brug bij Dokkumer Nieuwe Zijlen fungeerde als een flessenhals - door hun begeleiders voortgedreven werd. De dieren waren dat natuurlijk niet gewend en liepen alle kanten op en meestal de verkeerde. Die eerste avond was er daarom nog maar een gedeelte van het vee in de Dongeradelen gearri- veerd. Een ander deel liep rond over de zeedijken, was losgelaten in de zomerpolders of was anderszins nog onderweg. In Oosternijkerk, vluchtoord voor de mensen uit Kol- lumerpomp, werd het vee in de landerijen van Pope Meinsma losgelaten, zag de toen negenjarige Gerrit L. Elzinga. Het eigen vee van boer Meinsma stond nog op stal, maar door het mooie weer was het voor de ‘gasten’ buiten best uit te houden. Voor een jon- gen van zijn leeftijd was het een heel spektakel, al dat vee met de drijvers, overal mensen, koeien die gemolken moesten worden, het geloei van de on- rustige beesten: wat een drukte in het anders zo rustige dorp. Fimmy Rispens kwam als dertienjarige met haar gezin vanuit Kollumerpomp naar Oosternijkerk. Het vervoer geschiedde met het melkwagentje van de boerderij van haar vader, omdat daar luchtbanden onder zaten en daardoor beter geschikt voor de lange reis dan de gewone boerenwagens met hun houten wielen met ijzeren beslag, waarmee heel veel anderen moesten reizen. Slechts een enkeling bezat een fiets en wie verder geen vervoersmogelijkheden had, moest de reis te voet afleggen. Fimmy kwam terecht bij een nicht van de familie, Trijntje Stiemsma aan het Ald Tún. Fimmy vond dat de evacuatie, zowel op de heen- als de terugweg, behoorlijk chaotisch verliep: ‘Grote aantallen geëvacueerde koeien, waarvan de meesten pas gekalfd hadden, liepen met hun overvolle uiers her en der te loeien om gemolken te worden. Het was toen al duidelijk dat het nog dagen zou duren voor elk dier weer op de juiste plaats was teruggekeerd.’ Rimpt de Vries van De Triemen moest met zijn familie naar Ternaard: ‘Verder werd de wagen klaar gemaakt met bedden, met daarop een fiets, linnenrek en nog veel meer, ook proviand en kleding, pannen en weet ik wat er al niet meer mee moest. Toen ieder klaar was begon de aftocht naar het onbekende. De koeien werden met elkaar in optocht naar de bestemming gebracht, het had heel wat voeten in aarde. Een 300-500 dieren op weg naar het einddoel, dwars door Dokkum met paarden en wagens. Door het krioelen van de dieren viel er eentje in het Diep op de Diepswal, dat kostte veel tijd om het dier uit z’n benarde positie te halen. ‘ En dat allemaal voor één dag! tijd van de wereldoorlogen DE SMALLE BRUG BIJ DOKKUMER NIEUWE ZIJLEN VLUCHTELINGEN UIT DE TRIEMEN PASSEREN DOKKUM BRON:EVACUATIESINNEDERLAND,19391940BRON:COLLECTIEJANDEJAGER
  • 3. DAT JULLIE NIET MEER VERSTAND HEBBEN! Inderdaad, voor één dag: de inundatie was geheel mislukt. Door de korte voorbereidingstijd kon er niet snel genoeg voldoen- de (zout!) Lauwerszeewater aangevoerd worden, stonden de meeste sloten wel tot de rand toe gevuld en kwam er alleen op de laagst gelegen plaatsen een beetje water te staan. Daarnaast kwamen de Duitsers veel sneller voor de Merenstelling dan verwacht en passeerden nog voor er echt sprake was van een stelling, de vluchtende Nederlandse soldaten achterna richting Afsluitdijk. Al op de avond van 10 mei werd bevolen om te stoppen met de inundatie en op 11 mei werd meegedeeld dat mens en dier weer kon terugkeren naar huis en haard. Daar werd door iedereen dankbaar gebruik van gemaakt en de meeste mensen waren die zaterdag al weer thuis. Dat gold niet voor het vee, want ook nu weer gaf dat grote moeilijkheden. Door de haast waarmee ieder was vertrokken, was men vergeten om de dieren voldoende te merken, waardoor het vinden van de rechtmatige eigenaar problemen opleverde. In de 'Kollumer Krant' verscheen nadien meerdere keren een oproep om toch vooral de koeien waarvan men geen eigenaar was en die nog niet waren opgehaald, op bepaalde plaatsen te verzamelen, zodat de juiste eigenaar gevonden kon worden. Dat hielp niet echt, want een aantal dieren is niet teruggevonden en dat betekende een hele strop voor de vaak kleine boertjes. Verdwenen of verminkte dieren werden maar voor 80% vergoed en niet iedereen was in staat om van dat bedrag weer een koe te kopen. Omdat de evacuatie was voorgeschreven door de militaire overheid, kon geleden schade worden opgegeven. In totaal werden in de gemeente Kollumerland c.a. maar liefst 378 gevallen van schade aangemeld. Alleen al in het dorp Burum betrof dat 104 aanvragers. Meestal waren het boeren die schade hadden geleden door vermist of verminkt vee, melkverlies (f 3,00 per koe), transportkosten, schade aan landerijen door gehele of gedeeltelijke overstroming enz. Bij burgers was dat meest het verlies van kleding en goederen. Nog tot ver in 1941 werd er door de burgemeester van Kollumerland c.a. correspondentie gevoerd over de afhandeling van de schade; of het totale bedrag van f 12.179,88 ook is uitbetaald is niet bekend. Over de juiste aantallen naar Oostdongeradeel gevluchte evacués zijn geen cijfers bekend. Volgens een opgave in het archief van Kollumerland c.a. zijn er uit vijf dorpen van die gemeente maar liefst 2481 mensen, 5450 paarden en rundvee en 2975 schapen naar Oostdongeradeel gevlucht. Of dat klopt valt te betwijfelen; er is namelijk bekend dat veel mensen zelf een plekje vonden, bij familie of kennissen, en ook niet iedereen is echt op weg gegaan. Naast de officiële achterblijvers (politieagenten, ambtenaren, groepsleiders enz.) waren er genoeg anderen, zo ondervond Rimpt de Vries: ‘De enkelen die hier waren gebleven lachten ons behoorlijk uit: ‘Dat jullie niet meer verstand hebben,’ zeiden ze, en maar lachen.’ Daartegenover waren er ook evacués die liever in Oostdongeradeel wilden blijven. Zo vertelde Anna Fokkema, dochter van bakker Anne Fokkema te Lioessens, dat bij hen een mevrouw was ondergebracht. Zij bleef een paar dagen, luisterde graag naar de Duitse radio en zei dat ze liever in Lioessens wilde blijven. De familie Fokkema heeft haar met zachte dwang‘weggestuurd’ en hoorde later de waarschijnlijke reden: er waren relationele problemen. De CAB in Friesland was, ondanks de gebrekkige voorbereiding, tevreden over deze korte (onnodige) evacuatie, want in zijn rapport schreef hij: ‘Over de huisvesting der geëvacu- eerde bevolking in de plaatsen van ontvangst werd over het algemeen slechts met lof gewaagd.’ 2. BEWONERS VAN DE KUSTSTROOK ( 2 ) Begin 1942 waren de Duitsers begonnen met het bouwen van verster- kingen langs de kust als onderdeel van hun Atlantikwall. In die zomer werd het gehele Noordzeestrand en de duinen tot verboden gebied verklaard, terwijl een groot deel van de kuststrook van Holland en Zee- land ontruimd moest worden met Walcheren als eerste: 10.000 inwoners moesten het eiland verlaten, huizen werden afgebroken. Dat was slechts het begin, want de afbraak van huizen zou worden uitge- voerd in het hele gebied van Hoek van Holland (daar bleven uiteindelijk maar 300 inwoners over) tot aan Den Helder. Vooral bij Den Haag en Scheveningen werd rigoureus tewerk gegaan: meer dan 3000 woningen werden opgeofferd aan de bouw van een tankgracht en bunkers. Het gevolg was dat er in mei 1943 meer dan 220.000 mensen uit hun hui- zen verdreven waren, waarvan 60.000 uit Den Haag e.o. In een geëvacu- eerde streek kreeg de politie opdracht tot geregelde surveillance, soms vergezeld van de blokploegen van de LBD (Luchtbeschermingsdienst). Bij algehele ontruiming zorgde de Wehrmacht voor beveiliging. Burgers werd aangeraden om al hun goederen in één kamer op te slaan en de sleutel bij het politiebureau af te leveren. 10 HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS ATLANTIKWALL BIJ NOORDWIJK OPROEP NIEUWSBLAD VAN NOORDOOSTFRIESLAND  28 MEI 1940 BRON:ATLASVANNOORDWIJK.NL
  • 4. BRON:SADOOSTDONGERADEEL AFVOER BURGERBEVOLKING In januari 1944 was het BAB (Bureau Afvoer Burgerbevolking), een afdeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, in 1939 begonnen met één directeur en drie medewerkers, uitgegroeid tot een grote organisatie met 1400 man personeel, waarvan 300 op het hoofdbureau in Den Haag en zes Gewestelijke Bureaux. Zij verzorgden de afvoer van de bevolking en had voor elke streek een gebied in het oosten en noorden van het land aangewezen: evacués uit Noord-Holland moesten naar Friesland en Gronin- gen, die uit Den Haag en omgeving naar Overijssel, enzovoort. Dat het daarbij per gemeente niet om geringe hoeveelheden ging, bewijst onderstaand staatje uit het archief van Gedeputeerde Staten. Daarbij moet worden opgemerkt dat in de praktijk deze aantallen niet gehaald werden, omdat velen zelf onderdak zochten of manieren vonden om in het te evacueren gebied achter te blijven. In een schrijven van de CAB van 15 december 1942, als de evacuatie uit de kuststreek in volle gang is, staat hoeveel mensen er al opgevangen zijn en hoeveel er verwacht worden, maar ‘deze cijfers zullen echter beduidend lager worden daar de ondervinding leert dat niet meer dan 20 - 40 % van het officieel getal aan de verplichte evacuatie deelneemt.’ In deze tijd van goed geregelde evacuatie, waarbij de burgers voldoende tijd kregen tot voorbereiding, was het toegestaan per persoon 30 kg handbagage mee te nemen en een 200 kg aan dekens, matrassen, ja zelfs ledikanten per schip vooruit te sturen. Zo mo- gelijk kwamen die schepen vóór de evacués aan op de plaats van bestemming. Er waren evacués die ook huisdieren en zelfs kooivogels mee mochten nemen. Omdat het toegestaan werd om zelf onderdak te vin- den bij familie of bekenden werd aan de geplande verdeling ook niet de hand gehouden. Zo kwamen in Oostdongeradeel toch nog 23 personen uit Den Haag en directe omgeving terecht. De eerste was Adriana Vermaat, de ongehuwde zuster van de hervormde predikant van Anjum, ds. Johan Gerrit Hendrik Vermaat, die hier van 1934 tot 1945 de gemeente diende. In de grote pastorie was blijkbaar plaats genoeg, want ook een ander familie- lid, Jeanne Annie Elisabeth Vermaat, kwam begin 1945 vanuit Arnhem naar de pastorie in Anjum. AdrianaVermaat wordt voor het eerst vermeld op 1 december 1942, maar wanneer zij precies gekomen en weer vertrokken is, is niet bekend, omdat de gemeente Oostdongeradeel in de beginjaren geen evacuatielijsten heeft bijgehouden (die zijn in ieder geval niet bewaard gebleven in het gemeentearchief), hoewel dat van hogerhand wel verplicht was. Zo komt er al in april 1941 een schrijven van het BAB dat er maandelijks een staat moet worden ingezonden van in de gemeente ondergebrachte vluchte- lingen. Loco-burgemeester Bearn Idses Heeringa (burgemeester Frans Sijtsma was door de Duitsers niet herbenoemd en werd later vervangen door Auke Ykema) stuurt op 29 april het volgende bericht op: ‘Ik heb de eer UhoogEdelgestrenge beleefd mede te deelen, dat op 1 April j.l. geen personen waren opgenomen in het vluchtelingenregister dezer gemeente.’ Vanaf 1 december 1942 worden er zo nu en dan briefjes gevonden met daarop de in de gemeente gehuisveste vluchtelingen. Tegelijk met Adriana Vermaat staan Sipke Wouda en zijn vrouw Tjitske Dijkstra in- geschreven, die vanuit Velsen naar Anjum komen. Sipke Wouda was politieagent en geboren in Metslawier. Hij en zijn vrouw worden in juni 1943 zelfs ingeschreven in het bevolkingsregister en lijken zich hier blij- vend te vestigen. Sipke was toen 60 jaar en al ‘gepensioneerd’. Toch vertrekken ze in december 1946 weer naar Lekkerland, maar hun laat- ste jaren brengen ze in Dokkum door. In februari 1943 staan de eerste ‘gesteunde’ vluchtelingen te boek, het zijn Adriana van Dijk, weduwe van A. Rovers en haar dochter Pietje Rovers. Zij komen van Katwijk en blijven waarschijnlijk niet lang in de gemeente, maar ook daarover ontbreken gegevens. 11 HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS VLUCHTELINGENVERKLARING AANDEEL DOOR FRIESLAND OP TE NEMEN VLUCHTELINGEN UIT VELSEN EN IJMUIDEN ANJUM MET BUMAHÛS EN LINKS VOOR DE NH KERK DE HERVORMDE PASTORIE BRON:COLLECTIEOOSTDONGERADEELBRON:TRESOARGED.STATENFRIESLAND3448 BRON:SADOOSOOSTDOTDOTDONGENGENGERADRADRADRADEELEELEEL den met in- was uni - h ns. VLUCHTELINGENVERKLARING
  • 5. 12 HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS REGISTRATIE VAN VLUCHTELINGEN Dat ‘gesteunde’ vluchteling zijn van Adriana van Dijk en dochter Pietje (was ook al 33 jaar oud) had te maken met de uitgebreide (bureaucratische) registratie en verdeling van de vluchtelingen. De eerste verdeling was die in de sóórt vluchteling; er waren: - ev = geëvacueerden, die om militaire redenen of in het belang van de burgerbevolking door het bevoegd gezag werden verplicht hun woning te verlaten (of dat al uit eigener beweging deden). - ov = oorlogsgeweldvluchtelingen, van wie de huizen onbewoonbaar geworden waren en die daardoor naar een andere gemeente moesten vluchten. - av = angstvluchtelingen, die uit vrees voor oorlogshandelingen hun woning vrijwillig hadden verlaten. Dan was er een verdeling naar inkomen. Wanneer een vluchteling voldoende eigen inkomen had, (zijn salaris werd bijvoor- beeld doorbetaald of hij had voldoende vermogen), dan behoorde hij tot de groep‘niet-gesteunde’vluchtelingen. Was dat niet of onvoldoende het geval dan behoorde hij tot de ‘gesteunde’ vluchtelingen. Als regel werd iemand die in een afzonderlijke woning terechtkwam gesteund met het bedrag dat een verzekerde werkloze in de vluchtoordgemeente uitgekeerd kreeg, soms aangevuld met brandstoftoeslag, melk voor kinderen en andere emolumenten. Ook de transportkosten werden vergoed, de kosten voor opslag van de inboedel, vergoeding voor de huurwaarde van de verlaten woning, kosten voor de inrichting van de nieuwe woning enzovoort. Meestal werd niet alles vergoed, maar een bepaald percentage, eveneens afhankelijk van het eigen inkomen. Als vluchtelingen terechtkwamen in gezinnen van derden - wat natuurlijk het meeste voorkwam - werd het kwartiergeld rechtstreeks aan de kwartiergever uitbetaald: - wegens huisvesting en voeding f 1,25 per dag (tweede persoon f 1,15 - beneden 18 f 1,00) - wegens huisvesting zonder voeding f 0,25 per dag (tweede persoon f 0,20 - beneden 18 f 0,10) - wegens voeding zonder huisvesting f 1,00 per dag (tweede persoon f 0,95 - beneden 18 f 0,90) Deze bedragen werden geregeld aangepast in verband met de stijgende prijzen gedurende de oorlog, in mei 1940 bijvoor- beeld was het bedrag voor huisvesting en voeding nog f 0,60 en voor voeding zonder huisvesting f 0,30. In mei 1943 was dit al gestegen tot f 2,- en werd er voor voeding zonder huisvesting f 1,75 uitbetaald. Het was verplicht om vluchtelingen die werden toegewezen door de gemeente op te nemen, bij weigering kon zelfs worden overgegaan tot vordering van de woning, maar meestal was dreigen daarmee al voldoende. Elk ingekwartierd gezin had recht op een afzonderlijke slaapkamer en indien mogelijk ook op een zitkamer. De vluchtelingen kregen tevens zakgeld uitgereikt: - voor een echtpaar f 1,50 per week - voor meerderjarige alleenstaande f 1,00 per week - voor elk verder gezinslid boven de 18 f 0,50 per week - voor elk verder gezinslid onder de 18 f 0,25 per week Deze bedragen bleven heel lang gelijk. Gesteunde evacués dienden bij het gewestelijk arbeidsbureau ingeschreven te zijn of door de gemeente aan passend werk geholpen te worden. Bij weigering werd zakgeld ingehouden. Kosten voor vertrek naar werk in het buitenland (bedoeld wordt natuurlijk Duitsland waar een tekort aan arbeidskrachten was, een tekort dat opgevuld moest worden door de Arbeitseinsatz) werden tot f 40 voor gehuwden en tot f 25 voor ongehuwden betaald door het Rijk. Opgemerkt dient nog, dat 'angstvluchtelingen' in principe alleen vergoeding kregen voor huisvesting en verzorging en uit- eindelijk onder de Armenwet konden vallen als zij niet over voldoende eigen financiële middelen beschikten. De Gewestelijke Evacuatie Bureaus moesten daarom ook ‘waken tegen ontoelaatbare huisvesting en andere misstanden, ontstaan door massale vluchten uit vrees voor oorlogsgeweld’. De uitbetaling moest geschieden door gekwalificeerd personeel van de gemeentesecretarie. Meestal diegenen, die ook de bevolkingsboek- houding bijhielden. In Oostdongeradeel was dat Henk Holwerda af- komstig uit Anjum, soms geassisteerd door Frans Vellema (zoon van de gemeentearchitect Sijtse Vellema). In mei 1945 nam Tjalling de Jong het werk van Holwerda over en zorgde voor de financiële en administratieve afwikkeling van de terugkeer van de evacués. De bedragen werden door de gemeente voorgeschoten en konden gedeclareerd worden bij de GEB’s. Friesland viel onder het bureau voor de drie noordelijke provincies te Groningen en pas in april 1945 kwam er een eigen Fries GEB. De registratie van de vluchtelingen was verplicht (anders kon geen beroep worden gedaan op steun) en moest nauwgezet en al op de dag van aankomst gebeuren. Die registratie gebeurde in drievoud: de herkomstgemeente, de vluchtoordgemeente en het BAB kregen elk een exemplaar. De ambtenaar moest alle kaartjes alfabetisch rangschikken en bijhouden als er verhuisd werd, een geboorte of overlijden plaats- vond, bij wijzigingen in de burgerlijke staat enzovoort. KAARTENBAK OOSTDONGERADEEL
  • 6. 13 HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS Steeds moest direct bericht aan herkomstgemeente en BAB gestuurd worden: een enorme klus als het om grote aantallen ging! Dat het daar- bij geregeld mis ging (verschrijvingen - ook al werd er gebruik gemaakt van het in het begin van de oorlog ingevoerde persoonsbewijs - ver- keerde data, tegenstrijdige gegevens in vergelijking met het evacuatie- register), is tijdens dit onderzoek tientallen malen gebleken. In de bewaard gebleven kaartenbak met honderden registratiekaartjes van evacués en hongervluchtelingen zitten enkele die goed zijn bijge- houden en daardoor van belang zijn bij het onderzoek naar de evacués in Oostdongeradeel: Bijvoorbeeld van Adrianus M. de Jong zijn op deze manier niet alleen geboortedatum, vorig adres, beroep, huwelijkse staat en kerkgenoot- schap bekend, maar eveneens dat hij angstvluchteling was, eerst in Oosternijkerkwasgehuisvesteninfebruari1945inhetArmhuisinAnjum terechtkwam, (waar hij trouwens op 26 december 1945 kwam te over- lijden). Omdat het registratiekaartje van Carolina Terlaak naar hem ver- wijst, wordt duidelijk dat hij invalide was en dat Terlaak hem op zijn reis verzorgde en begeleidde. Ook zij kwam terecht in het Armhuis, maar dan als verpleegster. Terug naar de kustbewoners. Uit verschillende gegevens blijkt dat er tot 1 januari 1944 elf verschillende evacués uit het kustgebied van Neder- land in Oostdongeradeel zijn opgevangen, maar nooit meer dan zeven tegelijkertijd. Omdat er naderhand nog een aantal is binnengekomen, bedraagt het totale aantal opgevangen kustbewoners 32, waarvan de namen van drie evacués onbekend zijn gebleven. 3. LANDARBEIDERS UIT ZEELAND EN DE ZUIDHOLLANDSE EILANDEN ( 3 ) Eind1943begonnendeoorlogskansentekeren,deDuitsersmoestenzich op veel plaatsen terugtrekken. Omdat ze bang waren voor een invasie op de Nederlandse kust besloten ze begin 1944 tot omvangrijke inunda- ties in Noord-Holland (11.000 ha), Zuid-Holland (42.000 ha) en Zeeland (30.000 ha): Tholen, Schouwen-Duiveland, St. Filipsland en Goeree-Over- flakkee zouden grotendeels onder water worden gezet, voorts delen van Voorne-Putten en de Hoekse Waard, en tenslotte zouden door Noord- en Zuid-Holland van noord naar zuid vrij brede aaneensluitende stroken land geïnundeerd worden. Vooral Zuid-Holland en Zeeland werden zwaar ge- troffen, omdat daar het zoute zeewater (rood) binnengelaten zou worden en daarmee 18-20 % van de beschikbare cultuurgrond verloren zou gaan; en de voedselvoorziening was al zo krap! Hoeveel personen er precies door deze inundaties geëvacueerd moes- ten worden, is niet bekend, maar alleen al voor Zeeland bedroeg het aantal ongeveer 94.000; het totale aantal zal dus ruim boven de 100.000 personen zijn geweest. Die kwamen boven op de 300.000 personen die al eerder waren geëvacueerd. Het vee, de wintervoorraad en de werktui- gen die ook weggevoerd moesten worden nog daargelaten. Waar de evacués precies terecht zijn gekomen is ook niet bekend, maar velen gingen naar familie of bekenden, de rest waarschijnlijk naar West- Brabant en voor de landarbeiders werd plaats gezocht in Friesland en Groningen. Daar was immers door de ‘honger’ van de Duitsers naar ar- beidskrachten een gebrek aan arbeiders ontstaan. Zeer waarschijnlijk was Henk Jumelet de eerste Zeeuw die door de evacuaties in Oostdongeradeel terechtkwam. Hij komt al op 18 februari 1944 naar Anjum, waar hij met vrouw en twee zonen een plaatsje vindt bij de familie Steegstra en vanaf augus- tus dat jaar bij de familie Rienks. Dat is erg vroeg, omdat op 4 februari de bevolking werd opgeroepen om te evacueren en de meeste andere Zeeuwen pas in de loop van het jaar arriveren. Jumelet staat niet in het evacuatieregister, maar wordt genoemd in een schrijven van burgemeesterYkema aan de provincie aangaande financiële zaken.Ykema schrijft over door de gemeente voor evacués gemaakte kosten o.a.: 1. Kosten huisvesting, voeding en zakgeld t.b.v. het gezin H. Jumelet, Anjum, over het tijdvak 18 Febr. t/m 30 Dec. 1944 (4 pers.) f 2117,23 2. Reiskosten en vervoerkosten meubilair van het onder 1 bedoelde gezin f 324,55 3. Opslagkosten meubilair S. Wouda, Anjum f 56,04 REGISTRATIEKAART ADRIANUS M. DE JONG INUNDATIES IN NEDERLAND FEBRUARI  MAART 1944 BRON:SADKAARTENBAKOOSTDONGERADEELBRON:HETKONINKRIJKDERNEDERLANDENINWOIIDEEL7
  • 7. Verderop in dit schrijven worden er nog posten genoemd voor ‘kosten 1e inrichting der door de Zeeuwsche geëvacueerden be- trokken woningen’ en de huur daarvan. Deze opsomming geeft mooi weer wat er in de praktijk gebeurde met de reglementen van het BAB. Het schijnt Jumelet goed te voldoen in Anjum, want hij en zijn vrouw krijgen in februari 1945 nog een derde zoon voor ze pas op 20 december 1945 teruggaan naar Bruinisse op Schouwen-Duiveland. ZEEUWEN IN OOSTDONGERADEEL Op 4 mei 1944 schrijft de CAB Friesland: ‘Volgens de laatste inlichtingen die ik mocht ontvangen zullen er vermoedelijk in’t geheel geen landarbeiders uit de geëvacueerde gebieden naar deze provincie worden overgebracht. De boeren die met het inhuren van een arbeider wachtten totdat zij omtrent de komst van evacuees zekerheid hadden, weten dus thans dat zij daarop niet kunnen rekenen.’ De commissaris bedankt alle mensen die hun best hebben gedaan om plek voor deze landarbeiders te zoeken, zegt dat de gegevens bewaard zullen blijven en raadt boeren aan om toch maar op zoek te gaan naar andere arbeiders, immers 12 mei dé dag om arbeiders weer voor een jaar in te huren is dichtbij. Maar een paar dagen later, op 9 mei, komt de commissaris met een nieuwe mededeling: ‘Zoojuist ontvang ik bericht dat toch arbeiders van de Zeeuwsche en Zuidhollandse eilanden in Friesland zullen worden tewerkgesteld.’ Het zal nog tot 8 juni duren voor er echt Zeeuwse landarbeiders naar de Dongeradelen komen: ‘Ik heb de eer u mede te deelen, dat op Donderdag 8 juni a.s. een evacuatietransport bestaande uit 17 landarbeidersgezinnen, vormende 90 personen, van Rotter- dam zal vertrekken naar de Gemeente Oost-Dongeradeel in Friesland. Deze geëvacueerden zijn afkomstig van de Hoeksche-Waard en Zeeuwsche eilanden. De trein vertrekt ten 7.34 uur van station Rotterdam via Lage Zwaluwe, Breda, Arnhem, Zwolle en arriveert ten 16.48 uur te Leeuwarden, vanwaar verder transport per autobus zal plaatsvinden.’ Dit schrijft de president-directeur, Mr. H.W.J. Mulder, van het BAB op 6 juni. Uit dit alles blijkt dat veel mensen hebben geprobeerd om zo lang mogelijk thuis te blijven en pas als dat echt noodzakelijk werd af te reizen naar elders. Meester Mulder is in bovenstaande brief stellig over de 90 personen die zullen komen, maar dat is te optimistisch gesteld, want uit de registers blijkt dat de toeloop van Zeeuwen heel langzaam ging: in juli 1944 de eerste 12 personen, in augustus 52 personen, in oktober 3 personen. Daaruit valt op te maken dat die 90 personen er waarschijnlijk niet gekomen zijn, omdat er slechts 67 zijn genoteerd. In het onderzoek zijn 69 personen‘boven water’gekomen, maar er is ook een aantal‘Zeeuwen’in Oostdongeradeel geboren, terwijl van een aantal gezinnen wordt vermoed dat die uit meer leden hebben bestaan. In de officiële registers van Oostdongeradeel komen maar 11 Zeeuwen voor! Dat het juiste aantal Zeeuwen niet vaststaat, komt omdat de gemeente pas op 23 december 1944 begonnen is met het aanleg- gen van een evacuatieregister. Voor deze datum zijn er wel wat overzichten, maar bijvoorbeeld namen van geëvacueerden zijn er dan niet. Door de vondst van een lijstje namen in de financiële grootboeken van de gemeente met daarop 14 gezinshoofden, die de zogenaamde ‘overbruggingssteun geëvac[ueerden].’ ontvingen, kon worden begonnen met een speurtocht naar de wederwaardigheden van de Zeeuwse landarbeiders in Oostdongeradeel. Door telefonische en e-mailcontacten kwam stukje bij beetje een vergeten geschiedenis terug. Uit de alzo opgedoken verhalen wordt hieronder het een en ander weergegeven. ZEEUWEN IN MORRA Ds. C.M. de Jong was van 1927 tot 1943 predikant van de gemeente Morra-Lioessens, waarna hij naar Schoorl vertrok. De pas- torie van de gemeente bevond zich in Morra. Omdat deze grote woning daarna toch leeg stond, was die prima geschikt om er vluchtelingen in onder te brengen. Pieter Bijkerk uit Numansdorp op Voorne-Putten staat dan te boek als hoofdbewoner van de pastorie. Hij was getrouwd met Johanna Krabbe en zij hadden samen vijf kinderen, waarvan de jongste pas een half jaar oud was. Het gezin werd ingeschreven op 8 juni 1944 en is tot 31 juli 1945 in de pastorie blijven wonen. Omdat Pieter Bijkerk maar een klein beetje steun kreeg, in een hele maand maar f 11,25 voor zijn gezin van zeven personen, mag aangenomen worden dat hij werk heeft gevonden bij een van de boeren van Morra. Volgens hun in 1941 geboren zoon heeft het gezin een goede tijd gehad in de pastorie te Morra. Voor schoonvader Cornelis Krabbe (67 jaar oud) en zwager Abraham Krabbe was er ook genoeg ruim- te in de pastorie van Morra: in totaal woonden er iets meer dan een jaar lang 10 personen. De familie Krabbe kwam van Nieuwerkerk op Schouwen-Duive- land. Van Abraham Krabbe is bekend dat hij landar- beider en grondwerker was. Hij vroeg in augustus 1944 steun aan bij het Burgerlijk Armbestuur, maar dat verzoek werd ‘voorlopig afgewezen, aangezien hij zich heeft te vervoegen bij de Commissie, belast met de zorg voor geëvacueerden’. Inderdaad stond hij later als C. Crabbe geregistreerd in de grootboeken en ontving hij zakgeld. Bij terugkomst in Numansdorps stond hun huis er nog, het water was intussen verdwenen. Na de grote schoonmaak was het weer goed bewoonbaar. 14 HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS HERVORMDE KERK EN PASTORIE IN MORRA BRON:COLLECTIEOOSTDONGERADEEL
  • 8. 15 Een broer van Pieter, Cornelis Bijkerk, zat met zijn vrouw in Anjum, bij Pieter Boersma. Cornelis was in dienst bij de gemeentelijke luchtbescherming, gehuisvest op de zolder van het gemeentehuis te Metslawier. Dat duurde tot 14 april toen hij geschorst werd, omdat hij als Duitsgezind bekend stond. Hun zoon Bastiaan Bijkerk moet in Duitsland geweest zijn, want hij repatrieerde in mei 1945 naar zijn vader en moeder in Anjum. Ook de familie Leendert Dijkema, afkomstig van Sint Annaland op Tholen, vond een plaatsje in Morra. Zij hadden al een hele reis achter de rug, want ze gingen eerst naar Steenbergen, waar in maart 1944 hun tweede dochter in het ziekenhuis is geboren, later gedoopt in de hervormde kerk van Morra. Mogelijk dat zij met de ‘8-juni-trein’ naar het noorden zijn gereisd. Ze kwamen terecht in het zogenaamde ‘slotsje’ naast de pastorie, waar boer Easge Botma zich gevestigd had, nadat zijn zoon hem in 1939 op de boerderij was opgevolgd. Dijkema kon aan het werk op 'De Wrot', de boerderij van de Botma’s aan de Hearrewei richting Metslawier. De zevenjarige dochter van het gezin Dijkema ging in Lioessens naar school en de jongste dochter herinnerde zich, dat zij met een touw aan een paal vastgebonden zat, omdat ze anders in de dichtbijgelegen sloot dreigde te vallen. Broer Jan Willem Dijkema zat bij Willem Bekker in Ee als landarbeider met vrouw en twee dochters. De beide Dijkema’s waren lid van de NSB, evenals hun dorpsgenoot Pieter Scherpenisse. Ze zijn na de bevrijding alledrie naar een interneringskamp gebracht, waarschijnlijk Westerbork, want de jongste dochter herinnerde zich dat de terugreis langs Westerbork ging. Easge Botma heeft zich nog ingespannen om Leendert Dijkema vrij te krijgen. Er waren namelijk ook onderduikers bij Botma en die zijn nooit door Dijkema verraden, hoewel hij van hun bestaan wist. Toen het gezin terugkeerde, bleek hun huis compleet leeggehaald en ook nog steeds gevorderd. Daarom moesten ze eerst bij familie inwonen. De contacten met Morra zijn in de eerste jaren aangebleven, want rond 1950 zijn ze in Morra geweest en ook Botma heeft hen in Sint Annaland bezocht. Brieven zijn er ook lang uitgewisseld. Pieter Scherpenisse heeft met vrouw en zoon heel wat omzwervingen moeten maken voor hij in Morra terechtkwam. Ze zijn eind 1943 vertrokken naar Utrecht, gingen vandaar naar Bergen op Zoom en volgens de geruchtenstroom zouden ze weer naar Sint Annaland terug mogen, maar dat was ijdele hoop. Met een vrachtwagen zijn nog wat spullen van huis gehaald en daarna naar het hoge noorden gebracht, waar ze onderdak kregen bij Grietje Tilstra. Scherpenisse kon aan het werk bij boer Tjeerd Ozinga en werd direct voor de leeuwen gegooid toen boer Ozinga hem in het Fries vertelde dat hij de paarden uit de wei moest halen. Gelukkig maakten omstanders hem snel wegwijs. Moeder en zoon zijn tot in 1946 in Morra gebleven, omdat vader geïnterneerd was. Hun huis in Sint Annaland had een halve meter onder water gestaan en was bij terugkomst ook nog gevorderd; pas in 1947 konden zij daar weer terecht. Zoon Cees was in die jaren steeds naar de openbare school in Metslawier geweest. Dat moest lopende gebeuren, maar met een groepje was dat best gezellig, wist hij na al die jaren nog. FRIESSPREKENDE ZEEUWEN Het laatste Zeeuwse gezin dat ook in Morra terecht- kwam was dat van Jan Jacobus van Vossen, afkom- stig van Noord Gouwe, Schouwen-Duiveland. Zoon Jan vertelde dat de eerste evacués al in februari 1944 moesten vertrekken. Sommigen gingen naar het ho- ger gelegen gebied bij Renesse en Haamstede en konden op het eiland blijven. Hun eigen gezin ging eerst naar Oud-Beierland op Goeree-Overflakkee naar een tante, maar ook daar konden ze niet blij- ven en zo reisden ze naar Morra, waar ze een eigen huisje kregen toegewezen. Dat huisje werd in tweeën bewoond: de eigenaresse Gatske Visser, weduwe van Sijtse van der Ploeg, be- woonde het voorste gedeelte aan de weg. Van Vossen kwam als volleerd paardenknecht bij boer Gerardus van Kleffens in het Moarster Kleaster werken en het gezin had verder een goede tijd in Morra: aardappelen, melk en tarwe genoeg bij de boer en met goede vriend en smid Age Heegstra werd menige telefoonpaal omgezaagd om aan brandstof te komen. Zout haalden ze in de vorm van pekel bij de zuivelfabriek. Jan ging naar school in Lioessens en kon al snel Fries praten met de dorpskinderen. Als zijn moeder naar de winkel ging, moest Jan mee, want dan kon hij als ‘vertaler’ optreden. De tocht met schoolkinderen op boerenwagens naar de uitspanning in Quatre Bras staat als hoogtepunt in zijn geheugen gegrift! De terugtocht werd op een vrachtwagentje met vier Zeeuwse gezinnen aanvaard. Bij thuis- komst bleek het huis er nog te staan en omdat het wat hoger stond dan de omgeving had het huis niet van het water geleden. HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS GEÏNUNDEERD SCHOUWEN - DUIVELAND NIEUWERKERK OP SCHOUWEN  DUIVELAND ONDER WATER BRON:VUUR&WATER BRON:VUUR&WATER
  • 9. 16 ZEEUWEN IN ENGWIERUM EN OOSTERNIJKERK Net buiten Ee, richting Engwierum, staat rechts van de weg op een terp de boerderij Broersma Sate, in de oorlog bewoond door Tjeerd Wilman. Daar kwam in juni 1944 het gezin terecht van Willem Koert, afkomstig van Oude Tonge op Goeree- Overflakkee. Zoon Willem weet nog goed dat ze dan wel een eigen plekje hadden boven de koestal, maar hij vond dat verre van ideaal, want ze moesten elke keer met de ladder naar boven. Ook was er op de boerderij nog geen leidingwater. Dat werd elke dag gehaald met melkbussen vanuit het dorp Ee. Willem kon goed opschieten met de beide zonen Jaap en Doeke, maar er waren wel eens wat‘taalproblemen’. Het gezin was Nederlands hervormd en werd regelmatig door de dominee bezocht, wat resulteerde in een gelijktijdige doop van de twee jongste kinderen in de kerk te Engwierum; het hele gezin ging er lopend naar toe. In het laatst van de oorlog kwam oudste zus Jannetje, getrouwd met Leendert Gebraad, ook naar de boerderij in Engwierum. Hun zoontje was in juni 1944 geboren in Rotterdam, maar Leendert zelf was nog heel lang in Oude Tonge gebleven, tot het daar te gevaarlijk werd. Oudste zoon Cornelis Koert ten slotte repatrieerde in juni 1945 vanuit Duitsland nog naar Engwierum. Veel contact had de familie Koert met de familie Van Putten, die apart in een arbeidershuisje bij boer Pieter Algra zat, de buur- man van Wilman. Cornelis van Putten kwam van Ooltgensplaat op Goeree-Overflakkee en kon aan het werk op de boerderij van Algra. Hoewel bekend was dat Algra kringleider bij de NSB was, waren er toch onderduikers op de boerderij en ook in het arbeidershuisje ernaast: daar zaten twee politieagenten, de uniformen werden verstopt in het kippenhok. Als er Duitsers langskwamen, moest ook Van Putten zich in de boerderij van Algra verstoppen. Er zijn gelukkig nooit problemen mee geweest. In augustus 1944 werd in het gezinVan Putten nog een zoon geboren en die is met zijn twee zussen op dezelfde dag in oktober in de hervormde kerk van Engwierum gedoopt. De oudste dochter bezocht de school in Engwierum, heen werd ze met de fiets gebracht en terug moest ze naar huis lopen. De terugreis werd gemaakt achter op een vrachtwagen, waarbij onderweg hun hond ook nog van de wagen afsprong en verdween! In Oosternijkerk vonden twee gezinnen een plekje. Het gezin Cornelis Landman uit Heenvliet op Voorne-Putten streek neer in de tapkamer van de oude herberg van de familie Jousma aan De Lyts Ein, terwijl het gezin Cornelis de Haan uit Nieuwerkerk een eigen huisje betrok aan De Buorren, dat eerst in gebruik was als wachtlokaal voor de luchtbeschermingsdienst. Heel bijzonder is dat het gezin De Haan ook in 1953, na de Watersnoodramp, weer in Oosternijkerk onderdak vond, mogelijk in het- zelfde huis, dat intussen onbewoonbaar was verklaard en na hun terugkeer naar Zeeland werd afgebroken. Bij hun terugkeer naar Nieuwerkerk in 1945 bleek hun huis aan de Brouwerstraat geheel verdwenen, de grond ging naar de gemeente en het gezin werd ondergebracht in een noodwoning. Roeland Landman was in juni 1943 al opgepakt door de Duitsers en moest dwangarbeid verrichten in de buurt van Hannover. Hij kwam in mei 1945 naar zijn familie in Oosternijkerk en had ‘geen hemd meer aan het lijf’. Zijn aanvraag bij het Nederlands Volks Herstel werd zo gehonoreerd: De meeste leden van het gezin Landman gingen eind juli 1945 weer richting Heenvliet, maar anderen bleven in de omgeving hangen. Geertruida Landman trouwde met een Oosternijkerker en haar nakomelingen wonen nog steeds in het dorp. Voor de volledigheid de namen van de andere Zeeuwse gezinshoofden: Leendert Heijboer was in Lioessens bij Trientje Faber, Willem de Buck in Met- slawier bij Joukje Boonstra, Wouter van der Stel bij Gerrit H. Dijkstra in Anjum, Pieter de Jongste, verder onbekend en Willemse, verder onbekend. De volgende keer de vluchtelingen uit Arnhem en omgeving en dan zullen de taferelen, zoals die op het omslag van dit blad te zien zijn, besproken worden. OudereDokkumerszullendatbeeldzekerherkennen. BRONNEN Gebruikt werden: (1) R. Nouta, Dijken en zeedijksters J. Koolhaas-Revers, Evacuaties in Nederland, 1939-1940 De Tremyn, jaargang 2008 nr. 8, De Trieme van weleer (2) L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog Tresoar Gedeputeerde Staten van Friesland archief 12-01 nr. 3448 / SAD - aanvullingen archief Oostdongeradeel nr. 89 en 90 (3) Zie bij (2) en Kees Slager, Verjaagd door vuur en water Grootboeken Oostdongeradeel / SAD - Aanvullingen archief Oostdongeradeel nr. 115, 116, 117 HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS TERUGKERENDE EVACUÉS TROFFEN HUN HUIZEN SOMS VERWOEST AAN, ZOALS IN SLUIS BRON:VUUR&WATER
  • 10. ONBEKEND SCHILDERIJ OPGEDOKEN In De Sneuper 116 schreef ik een artikel over Wessel Pieters Ruwersma (1751-1827), een huisschilder die zichzelf het kunstschilderen leerde en zelfs korte tijd leermeester van de beroemde Willem Bartel van der Kooi was. Hij werd geboren in Holwerd, maar woonde en werkte meestentijds in Buitenpost. Daar schilder-de hij o.a. een prachtig genealogisch over- zicht van de familie Van Haersma en een schoor- steenstuk in de pastorie van de Nederlands Hervorm- de kerk in Twijzel. Recent dook een nieuw werk op toen de heer Rob Smit uit Enkhuizen mij meldde dat hij ook een schil- derij van Ruwersma in bezit heeft. Hij kreeg het uit de erfenis van zijn schoonouders, de familie Wijbenga. Schoonvader Hendrik Wijbenga was getrouwd met Derkje Eltje Toering. Zij woonden volgens Smit rond 1952 in het portiershuisje van de Haersma State in Buitenpost. Hoe ze aan het schilderijtje zijn gekomen is onbekend, maar het paneeltje hing vele jaren in de hal van hun woning in Enkhuizen. ONBEKEND HUISJE Geert van derVeer deed nader onderzoek naar het huisje en vernam van Anja van Lune, een dochter van wijlen Anne van Lune, dat deze woning lang geleden is afgebroken. Wanneer precies is niet duidelijk, vermoede- lijk eind jaren 60. Het huisje stond dichtbij de openbare school aan de Schoolstraat 21, hoek Schoolstraat – Berkenlaan (aan de linkerkant). Het zal dus niet een portiershuisje bij Haersmastate geweest zijn, maar de conciërgewoning van de school. Het werd gekocht door de familie Turk- stra toen haar tante Geertje Veenstra met Andries Turkstra trouwde. Op het schilderij zien we een zeilscheepje in de vaart voor een tweetal huisjes,waarvooreenboerinlijkttelopen.Rechtsonderishetgesigneerd met de initialen WPR, waarbij de P en R in elkaar overlopen. De maten van het schilderijtje: Met lijst is het 25 cm breed en 20 cm hoog. Het beschilderde paneeltje is 10,5 cm hoog en 16 cm breed. Mocht iemand de plaats van de afbeelding op het schilderij herkennen, dan horen we het graag. Het aardige is dat we nu dus een duidelijke signering van Wessel Pieters Ruwersma hebben. Wellicht aanleiding voor lezers ook de schilderijen bij hen in huis nog eens nader te bestuderen! 17 HISTORIE&STREEKGESCHIEDENIS LANDSCHAP WESSEL PIETERS RUWERSMA SCHILDERIJTJE door HANS ZIJLSTRA sneuperdokkum@yahoo.com WESSEL P. RUWERSMA WONING HENDRIK WIJBENGA EN DETJE TOERING  BUITENPOST SIGNERING EN HANDTEKENING WESSEL PIETERS RUWERSMA OP AKTE NAAMSAANNEMING IN ACHTKARSPELEN UIT 1811 BRON:WWW.ALLEFRIEZEN.NLFOTO:FAMILIEVANLUNE FOTO:HANSZIJLSTRA