1. In ons lichaam

2.  97% v.h. water is ZOUT
 3% is ZOET
• Hiervan is 75% bevroren (gletsjers)
 Slechts 0,75% beschikbaar voor leven op aarde

3. Voorkomen % Liter (75kg)
Intracellulair 30% 22,5 l
Extracellulair 25% 18,75 l
Transportmiddel (bloedbaan, lymfevaten) 5% 3,75 l
Totaal 60% 45 liter
 60% à 70% v.h. lichaamsgewicht
• Baby’s zelfs 75%
• Ouderen 50%
 Per dag 2,5l nodig

4.  Intracellulair:binnen de cellen
 Extracellulair: buiten de cellen
 Ruimte tussen cellen
 Smeermiddel voor gewrichten en
membranen
…

5.  Bloedbaan
• B.v. zuurstof
 Lymfevaten
• Hormonen

6.  Water heeft hoge warmtecapaciteit
• Veel energie nodig om water 1°C te laten stijgen
• 10 keer meer energie om 100g water 1°C te laten
stijgen dan 100g ijzer
•  Buffercapaciteit voor warmte
 Water heeft hoge verdampingswarmte
• Veel energie nodig om zweet te verdampen, wordt
onttrokken aan ons lichaam

7.  B.v. zweet is een oplossing van water en
zouten (Na, Cl)
 In de celstofwisseling spelen elektrolyten
(zoals Na en K) een cruciale rol
 Spijsvertering
 Algemeen als chemisch reactiemidden

8. Waterinname Waterverlies
Drinken 1500 ml Nieren 1500 ml
Eten 600 ml Huid (zweet) 500 ml
Metabolisme 400 ml Longen 400 ml
(uitademing)
Darmen (feces) 100 ml
Totaal 2500 ml 2500 ml