2. Voor de derde keer rent Pim langs het huis van Tessa. Hij heeft overal op de campus gekeken, maar Carmen is nergens te vinden. Hijgend blijft hij even staan.
3. Voor hij verder kan rennen, komt Tessa naar buiten. ‘Wat doe jij hier voor de derde keer?’ vraagt ze verbaasd en slaat haar armen om haar broer. ‘Je ziet er moe uit. Kom anders even mee naar binnen.’
4. Pim schudt haastig zijn hoofd. ‘Ik kan niet.’ zegt hij en hij kijkt verwilderd om zich heen. ‘Wat is er toch Pim. Je ziet er niet goed uit.’ zegt ze en ze pakt zijn hand.
5. Pim zegt niets en kijkt afwezig om zich heen. Hij laat zich mee naar binnen trekken. Tessa duwt hem zachtjes op de bank. ‘Ik moet echt weer gaan.’ mompelt Pim.
6. Hij wil opstaan, maar Tessa duwt hem zachtjes terug. ‘Vertel mij nu eerst eens wat er aan de hand is.’ zegt ze. ‘Ik weet dat er wat is dus zeg het gewoon.’
7. Een kleine lach verschijnt op het gezicht van Pim. Een paar uur geleden zei hij precies hetzelfde tegen Carmen. Een ongerust gevoel bekruipt hem. Het idee dat ze nu ergens helemaal alleen is, maakt hem ongelukkig.
8. ‘Is het iets op de universiteit? Pap en mam?’ probeert Tessa. Zwijgend kijkt Pim naar zijn handen. ‘Is het Carmen?’ bij het horen van haar naam kijkt Pim abrupt op. ‘Ja dus. Wat is er aan de hand? Hebben jullie ruzie gehad?’
9. ‘Zoiets. Ze heeft iets voor me verzwegen.’ Begint Pim. ‘Ik heb je toch vertelt over de ouders van Carmen? En over het ongeluk waarbij ze zijn overleden?’ Tessa knikt.
10. ‘Door dat ongeluk kan Carmen geen kinderen krijgen.’ Zegt Pim zachtjes en laat de woorden nogmaals tot zich doordringen. ‘Heftig. En dat heeft ze je nooit eerder verteld?’ Pim schudt zijn hoofd. ‘Maar waarom dan nu wel?’
11. Pim weet dat hij niets aan zijn zusje kan verzwijgen. ‘Carmen voelde zich al een tijdje niet lekker, maar ze wilde niet naar de dokter. Vanmiddag had ik haar eindelijk zover.’ ‘En? Wat was het?’ vraagt Tessa nieuwsgierig. Pim wacht even. ‘Ze is zwanger.’ zegt hij en hij kijkt weer naar zijn handen in zijn schoot.
12. ‘Maar je zegt net…’ ‘Ja ik weet het. Ik weet het zelf ook niet meer.’ zegt Pim wanhopig. ‘Waar is Carmen nu?’ ‘Nadat ze het heeft opgebiecht is ze huilend weggerend.’ ‘Dus daarom kwam je hier langs.’ Pim knikt.
13. ‘Denk je dat ze echt zwanger is?’vraagt Tessa. ‘Ik weet het niet meer Tessa. Die dokter zegt zoiets niet zomaar, maar Carmen loog ook niet.’ zegt hij met een zucht. ‘Waarom doe je geen test?’ stelt Tessa voor. ‘Dan zal ik Carmen wel eerst moeten vinden.’ zegt Pim vermoeid.
14. Twee uur later loopt Pim weer voor het huis. Het huis waar hij samen met Carmen woont. Bij alles denkt hij aan haar. Ze is geen moment uit zijn gedachte.
15. Twee uur later loopt Pim weer voor het huis. Het huis waar hij samen met Carmen woont. Bij alles denkt hij aan haar. Ze is geen moment uit zijn gedachte.
16. Hij gooit het langwerpige doosje op tafel en loopt naar de kooi van Fil. Het bakje is leeg en Pim gooit er wat voer bij.
17. Dan draait hij zich om en loopt naar de slaapkamer. ‘Carmen? Ben je hier?’ Maar er komt geen antwoord. Hij is alleen in de kamer.
18. Hij loopt weer terug naar de woonkamer. Hij kijkt doelloos om zich heen en loopt dan naar de kooi van Fil. Hij kijkt hoe de vogel gulzig zijn eten opeet. ‘Jij weet natuurlijk ook niet waar ze is.’ Mompelt hij.
19. Fil eet gewoon door. Pim zucht. Hij voelt hoe hij steeds bezorgder wordt. Er gaat van alles door zijn hoofd. Zou ze zichzelf iets aangedaan hebben? Bij het idee krijgt hij het al benauwd en hij loopt snel naar buiten.
20. Hij snuift de frisse buitenlucht op. Alles is stil om hem heen op een zacht geluid na. Verbaasd spitst hij zijn oren. Het lijkt op snikken en hij draait zich om. Achter in de tuin bij de vijver zit een in elkaar gedoken figuur. ‘Carmen?’