The document discusses the present simple tense and its two main uses. The first use is for repeated or habitual actions, with examples of the forms for "I" and third person singular subjects. The second use is for facts and opinions. Several links are also provided for an English grammar YouTube channel and social media profiles.
The document discusses ordinal numbers, which indicate the position or order of things or people. Most ordinals are formed by adding "th" to the number, such as 4th and 10th. The exceptions are 1st, 2nd, 3rd, and numbers ending in 11th-13th, which do not add "th".
The document discusses ordinal numbers or ranking words in Dutch. It states that ranking words are used to indicate order and are typically formed by adding "th" after the number. Some exceptions to this rule include first, second, third, fifth, eighth, ninth, twelfth and twentieth. It also provides a table noting the typical ordinal forms for numbers up to twentieth.
The document discusses the present simple tense and its two main uses. The first use is for repeated or habitual actions, with examples of the forms for "I" and third person singular subjects. The second use is for facts and opinions. Several links are also provided for an English grammar YouTube channel and social media profiles.
The document discusses ordinal numbers, which indicate the position or order of things or people. Most ordinals are formed by adding "th" to the number, such as 4th and 10th. The exceptions are 1st, 2nd, 3rd, and numbers ending in 11th-13th, which do not add "th".
The document discusses ordinal numbers or ranking words in Dutch. It states that ranking words are used to indicate order and are typically formed by adding "th" after the number. Some exceptions to this rule include first, second, third, fifth, eighth, ninth, twelfth and twentieth. It also provides a table noting the typical ordinal forms for numbers up to twentieth.
I will be flying to London for a business trip next week. My flight departs from New York on Monday morning and arrives in London in the early afternoon. During my stay in London, I plan to meet with clients, visit some local attractions, and return home on Friday evening.
Cheese rolling is an annual tradition held in Gloucestershire, England where competitors chase a wheel of cheese down a steep, grassy hill while tumbling and falling in their pursuit to catch it. The event draws crowds who gather to watch the competitors risk injury as they chase the cheese at high speeds down Cooper's Hill. The first competitor to catch the rolling cheese at the bottom is declared the winner, though many fail to stay on their feet throughout the chase.
England is located in northwestern Europe and has a population of over 55 million people. It has a constitutional monarchy form of government and London is the capital and largest city. Some of England's most famous landmarks include Big Ben, Buckingham Palace, and Stonehenge.
The document repeatedly discusses the Union Jack flag of the United Kingdom. In a very concise manner, it focuses solely on mentioning the Union Jack, with no other details provided about the flag itself or any related context over multiple sentences. The only information given is the repeated reference to the Union Jack.
The document provides information about telling time in a digital format. It lists the hours from 1:00 to 12:00 and their equivalent times in a 12-hour and 24-hour format. It also explains what quarter past, half past, and quarter to mean. There is a short exercises section that asks the reader to state what time is shown for various times provided.
2. English Verb Tenses
Het belang van de juiste tijd
De tijd vertelt ons in wanneer een actie of
gebeurtenis plaats vind/vond.
De tijd en hoe deze gemaakt wordt is erg
belangrijk voor het lezen en schrijven van
Engelse teksten.
Het Engels kent twaalf verschillende tijden.
In deze powerpoint worden er zes behandeld.
4. De Present Simple
De Tegenwoordige Tijd
Geeft een gewoonte aan, acties die steeds
herhaald worden of feiten. Vaak staan er woorden
in de zin als: always, never, frequently/often,
usually, seldom/rarely, nowadays, every …,
sometimes/occasionally, from time to time
5. De Present Simple
De Tegenwoordige Tijd
Je vormt de Present Simple door het hele
werkwoord te gebruiken.
They always walk to school.
I never watch chick flicks.
We seldom go out on Tuesdays.
6. De Present Simple
De Tegenwoordige Tijd
Als het onderwerp he/she of it is,
krijgt het hele werkwoord een –s.
Water boils at 100 degrees Celcius.
She works as a waitress in a cocktail bar.
He likes to wear dresses.
7. De Present Simple
De Tegenwoordige Tijd
Vragen
Vragen maak je bij
I/you/we/you/they met:
do + hele werkwoord
he/she/it met:
does + hele werkwoord
Do you like coffee?
Does your teacher hate children?
8. De Present Simple
De Tegenwoordige Tijd
Ontkenningen
Ontkenningen maak je bij
I/you/we/you/they met:
don’t + hele werkwoord
he/she/it met:
doesn’t + hele werkwoord
I don’t like coffee.
He doesn’t hate children.
10. De Present Continuous
De Tegenwoordige Tijd
Geeft aan dat iets nu bezig of dat iets al een
tijdje aan de gang is.
Ook gebruik je de Present Continuous om aan
te geven dat je iets van plan bent of dat je je
ergens aan ergert of irriteert.
11. De Present Continuous
De Tegenwoordige Tijd
Je vormt de Present Continuous door:
een vorm van ‘to be’ + het hele werkwoord + ing
te gebruiken.
Michael is watching television at the moment.
Sam and Mike are shopping for clothes tomorrow.
He is smoking those horrible cigars again.
13. De Past Simple
De Verleden Tijd
Geeft aan dat iets in het in het verleden is
gebeurt. Je weet wanneer het was en het is
helemaal voorbij. Er staat dus een duidelijke
tijdsaanduiding in de zin: yesterday, the other
day, just now, the day before yesterday, last
year/month/week
14. De Past Simple
De Verleden Tijd
Regelmatige Werkwoorden
Je vormt de Past Simple door achter
regelmatige werkwoorden –ed te zetten.
Last night he stayed out all night.
I played a game of chess last week.
They opened the store an hour ago.
15. De Past Simple
De Verleden Tijd
Onregelmatige werkwoorden
Je vormt de Past Simple door bij onregelmatige
werkwoorden het 2e rijtje te gebruiken.
Last year she swam across the Channel.
A car fell off the bridge two days ago.
In 1243 a monster ate all the children in London.
16. De Past Simple
De Verleden Tijd
Vragen
Vragen maak je met: did + hele werkwoord
Did you like coffee?
Did your teacher hate children?
17. De Past Simple
De Verleden Tijd
Ontkenningen
Ontkenningen maak je met:
didn’t + hele w.w.
I didn’t do my homework.
She didn’t love him anymore.
19. De Past Continuous
De Verleden Tijd
Je gebruikt de Past Continuous als iets in
het verleden plaats vond en een tijdje duurde.
20. De Past Continuous
De Verleden Tijd
Je vormt de Past Continuous door:
een vorm van ‘to be’ + het hele werkwoord + ing
te gebruiken.
Michael was watching television all night.
They were dancing for hours and hours.
The farmer was milking a horse, because he
forgot to put on his glasses.
21. De Past Continuous
De Verleden Tijd
Je gebruikt de Past Continuous ook om aan te
geven dat er iets aan de gang was terwijl er
tegelijkertijd iets anders gebeurde (when).
I was doing a puzzle when the telephone rang.
They were fighting when the police arrived.
23. De Present Perfect
De Voltooid Tegenwoordige Tijd
Je gebruikt de Present Perfect ook om aan te
geven dat er iets in het verleden is begonnen en
nu nog voortduurt of dat iets in het verleden is
gebeurd en het gevolg is nu nog merkbaar. Ook
gebruik je de Present Perfect als iets uit het
verleden nu nog een rol speelt.
24. De Present Perfect
De Voltooid Tegenwoordige Tijd
Regelmatige werkwoorden
Je vormt de Present Perfect met:
have/has + het voltooid deelwoord (hele ww+ed)
I have worked here for 6 years.
(6 jaar geleden ben ik hier begonnen met werken
en werk er nu nog steeds)
25. De Present Perfect
De Voltooid Tegenwoordige Tijd
Onregelmatige werkwoorden
Je vormt de Present Perfect met:
have/has + het voltooid deelwoord (3e rijtje)
She has eaten all the hamburgers.
(eerst waren er hamburgers en nu niet meer, het
gevolg is dus merkbaar)
26. De Present Perfect
De Voltooid Tegenwoordige Tijd
Ezelsbruggetjes:
FYNE JAS
(F)or, (Y)et, (N)ever, (E)ver,
(J)ust, (A)lready, (S)ince
JUF EN SYSA
(J)ust, (U)p to now, (F)or,
(E)ver, (N)ever,
(S)o far, (Y)et, (S)ince, (A)lready
28. De Past Perfect
De Voltooid Verleden Tijd
Je gebruikt de Past Perfect ook om aan te
geven dat er iets in het verleden is gebeurd vóór
dat er iets anders gebeurde.
Gebeurtenis 1
Gebeurtenis 2
Past Perfect
Past Simple
29. De Past Perfect
De Voltooid Verleden Tijd
Regelmatige werkwoorden
Je vormt de Past Perfect met:
had + het voltooid deelwoord (hele ww+ed)
Gebeurtenis 2
Gebeurtenis 1
Past Simple
Past Perfect
James said he had opened the window.
30. De Past Perfect
De Voltooid Verleden Tijd
Onregelmatige werkwoorden
Je vormt de Past Perfect met:
had + het voltooid deelwoord (3e rijtje)
Gebeurtenis 2
Gebeurtenis 1
Past Simple
Past Perfect
Amy fell down the stairs after she had cleaned
her room.
31. English Verb Tenses
Practice Makes Perfect
De tijden blijven een lastig grammatica
onderwerp. De enige manier om hier grip op te
krijgen is door er veel mee te oefenen.
Het leren van de regels alleen is niet voldoende.
Je zult er ook mee aan de slag moeten gaan. Als
je dit veel doet zul je merken dat je er steeds
minder over hoeft na te denken en steeds
meer handigheid in krijgt.
32. English Verb Tenses
Practice Makes Perfect
Probeer hier iedere dag aandacht aan te
besteden. Iedere dag 10 minuten geeft al
resultaat.
Wacht dus niet tot de docent iets opgeeft.
De tijden zullen je tot en met het eindexamen
blijven achtervolgen. Hoe eerder je ze onder de
knie hebt hoe makkelijker je het jezelf maakt.