2. 2Samuel 9
1 David zeide: Is er soms nog iemand over
van het huis van Saul? ...
"overblijfsel" >
> term die in profetische passages meestal verwijst
naar de rest van het volk dat de verwoesting van
Israël en Jeruzalem zal overleven, wanneer het
Koninkrijk van de Messias wordt gevestigd.
Jes.10:20-22 >
3. Jesaja 10
20 En het zal te dien dage geschieden,
dat de rest van Israel en
wat van Jakobs huis ontkomen is,
niet langer zullen steunen
op hem die ze sloeg,
maar in waarheid steunen zullen
op de HERE, de Heilige Israels.
21 Een rest zal zich bekeren,
de rest van Jakob,
tot de sterke God.
4. 2Samuel 9
1 ... Dan zal ik hem trouw bewijzen ter wille
van Jonatan.
Jonatan stond aan Davids zijde in de tijd dat
deze de verworpen Koning was.
Hij is een type van het gelovig overblijfsel van
Israël in de tegenwoordige tijd; Rom.11:5
5. 2Samuel 9
2 Nu behoorde tot het huis van Saul een
knecht, die Siba heette.
Men riep hem bij David en de koning vroeg
hem: Zijt gij Siba?
Hij antwoordde: Uw dienaar.
6. 2Samuel 9
3 Daarop zeide de koning:
Is er soms nog iemand over van het huis van
Saul? Dan wil ik hem de goedgunstigheid
Gods bewijzen...
7. 2Samuel 9
3 ... Toen sprak Siba tot de koning:
Er is nog een zoon van Jonatan, die verlamd
is aan beide voeten.
= JAH geeft
varianten:
• Netanyahu
• Netanya
8. 2Samuel 9
3 ... Toen sprak Siba tot de koning:
Er is nog een zoon van Jonatan, die verlamd
is aan beide voeten.
2Samuel 4:4 >
9. 2Samuel 4
4 Jonatan, de zoon van Saul, had een zoon,
die verlamd was aan zijn voeten.
Vijf jaar was hij oud,
toen de tijding over
Saul en Jonatan uit Jizreel binnenkwam...
= koning Sauls einde
10. 2Samuel 4
4 ... Zijn voedster had hem toen
opgenomen
en was gevlucht,
maar door haar haastige vlucht
was hij gevallen en kreupel geworden.
Hij heette Mefiboset.
> zoals het overblijfsel van Israël zal vluchten
bij de verwoesting van Jeruzalem, voordat het
Koninkrijk van de Messias wordt gevestigd;
Zach.14:5
11. 2Samuel 4
4 ... Zijn voedster had hem toen
opgenomen
en was gevlucht,
maar door haar haastige vlucht
was hij gevallen en kreupel geworden.
Hij heette Mefiboset.
> 'MOND-DROOG'
(boset = droogte, verdorren > schande)
andere naam: Meribaäl; 1Kron.8:34; 9:40
12. 2Samuel 9
4 De koning vroeg:
Waar is hij? ...
vers 1: wie is overgebleven?
13. 2Samuel 9
4 ... En Siba antwoordde de koning:
Zie, hij is in het huis van Makir,
de zoon van Ammiel,
te Lo-debar.
= 'morgen'
14. 2Samuel 9
4 ... En Siba antwoordde de koning:
Zie, hij is in het huis van Makir,
de zoon van Ammiel,
te Lo-debar.
= 'volk van mijn God'
15. 2Samuel 9
4 ... En Siba antwoordde de koning:
Zie, hij is in het huis van Makir,
de zoon van Ammiel,
te Lo-debar.
= 'geen woord', 'geen weide'
16. Ezechiël 37
11 Voorts zeide Hij tot mij:
Mensenkind, deze beenderen
zijn het gehele huis Israels.
Zie, zij zeggen:
Onze beenderen zijn verdord
en onze hoop is vervlogen;
het is met ons gedaan.
... waarvan de naam 'Mefiboset' is afgeleid!
17. Ezechiël 37
11 Voorts zeide Hij tot mij:
Mensenkind, deze beenderen
zijn het gehele huis Israels.
Zie, zij zeggen:
Onze beenderen zijn verdord
en onze hoop is vervlogen;
het is met ons gedaan.
12 Daarom profeteer en zeg tot hen:
Zo zegt de Here HERE:
zie, Ik open uw graven
en zal u uit uw graven doen opkomen,
o mijn volk, en u brengen
naar het land Israels.
18. 2Samuel 9
5 Daarop liet koning David hem halen
uit het huis van Makir,
de zoon van Ammiel, uit Lo-debar.
19. 2Samuel 9
6 En Mefiboset,
de zoon van Jonatan, de zoon van Saul,
kwam bij David,
wierp zich op zijn aangezicht
en boog zich neer...
Precies wat het overblijfsel in de toekomst
zal doen voor de Zoon van David!
20. 2Samuel 9
6 ... David zeide: Mefiboset!
En hij antwoordde: Hier is uw dienaar.
21. 2Samuel 9
7 Daarop sprak David tot hem:
Vrees niet,
want ik zal u voorzeker trouw bewijzen
ter wille van uw vader Jonatan...
> de eed die David gezworen had aan Jonatan;
1Samuël 20:14-17 >
22. 1Samuel 20
14 Zult gij mij niet,
indien ik dan nog in leven ben,
de goedgunstigheid des HEREN betonen,
zodat ik niet sterf?
15 Gij zult mijn huis
ook nimmer uw trouw onttrekken,
ook dan niet, als de HERE alle vijanden
van David van de aardbodem uitroeit.
(...)
17 En Jonatan liet David
opnieuw zweren bij zijn liefde voor hem,
want hij had hem lief als zichzelf.
lett. met de liefde van zijn ziel
23. 2Samuel 9
7 ... ik zal u alle landerijen
van uw vader Saul teruggeven,
en gij zult geregeld aan mijn tafel eten.
24. 2Samuel 9
8 Toen boog hij zich neer en zeide:
Wat is uw knecht, dat gij u bekommert om
een dode hond, als ik ben?
vergl. Paulus (eerst Saul – óók uit de stam
van Benjamin!) die zich een misgeboorte
noemt (1Kor.15:8)
25. 2Samuel 9
9 Daarna riep de koning Siba,
de knecht van Saul, en zeide tot hem:
Al wat aan Saul
en aan diens gehele huis toebehoorde,
geef ik aan de zoon van uw heer.
26. 2Samuel 9
10 Gij moet voor hem het land bewerken,
gij, uw zonen en uw knechten,
en de oogst binnenhalen,
opdat de zoon van uw heer te eten hebbe...
27. 2Samuel 9
10 ... Mefiboset, de zoon van uw heer,
zal geregeld aan mijn tafel eten.
Siba nu had vijftien zonen
en twintig knechten.
lett. voortdurend
28. 2Samuel 9
10 ... Mefiboset, de zoon van uw heer,
zal geregeld aan mijn tafel eten.
Siba nu had vijftien zonen
en twintig knechten.
= 1 + 15 + 20 = 36 (6x6) man personeel
29. 2Samuel 9
11 Siba zeide tot de koning:
Geheel zoals mijn heer de koning zijn knecht
gebiedt, zal uw knecht doen.
Dus at Mefiboset aan de tafel van David als
een der zonen van de koning.
30. 2Samuel 9
12 En Mefiboset had een jonge zoon, die
Micha heette. Allen die in het huis van Siba
woonden, waren knechten van Mefiboset.
lett. kleine
31. 2Samuel 9
12 En Mefiboset had een jonge zoon, die
Micha heette. Allen die in het huis van Siba
woonden, waren knechten van Mefiboset.
= wie is als God?
32. 2Samuel 9
13 Mefiboset woonde te Jeruzalem,
want hij at geregeld aan de tafel des konings.
Hij nu was verlamd aan beide voeten.
derde vermelding: 4:4; 9:3
33. Micha 4
6 Te dien dage,
luidt het woord des HEREN,
zal Ik het kreupele verzamelen
en het verstrooide bijeenbrengen,
en degenen over wie Ik
kwaad heb doen komen.
7 En Ik zal het kreupele stellen
tot een overblijfsel
en het verdrevene tot een machtig volk,
en de HERE zal Koning over hen zijn
op de berg Sion...