Frederik Smit, Geert Driessen, & Jos van Kuijk (2015). Variatie in schooltijd...Driessen Research
Smit, F., Driessen, G., & Kuijk, J. van (2015). Variatie in schooltijd en onderwijskwaliteit. Een internationale literatuurstudie naar effecten van verschillende invullingen van de onderwijstijd op de onderwijskwaliteit. Nijmegen: ITS.
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) De onderwijsachterstand van jongensDriessen Research
Driessen, G., & Langen, A. van (2010). De onderwijsachterstand van jongens. Omvang, oorzaken en oplossingen. Invited presentatie studieochtend ‘De onderwijspositie van jongens en meisjes in het primair en voortgezet onderwijs’. Directies PO, VO en Kennis, Ministerie van OCW, Den Haag, 19 april 2010.
Eddie Denessen, Geert Driessen & Peter Sleegers (2003) ERNAPE Reasons for sch...Driessen Research
Denessen, E., Driessen, G., & Sleegers, P. (2003). Reasons for school choice in the Netherlands. An analysis of reasons for school choice in relation to parents’ characteristics and school characteristics. Paper European Research Network About Parents in Education (ERNAPE) Conference, Gdansk, Poland, September 4-6, 2003.
Geert Driessen (2015) Hollanda’da islami ilkokullarDriessen Research
The Netherlands presently has 43 Islamic primary schools. Compared to other non-Muslim countries this is quite remarkable. Especially as one considers that The Netherlands only is a small country. Even more remarkable is the fact that all of these schools are fully state-funded. Islamic schools in the Netherlands are in existence for 25 years now. The establishment of the schools was no easy endeavor. And since then numerous obstacles had to be overcome, and still have to be overcome. This paper presents a concise history of the coming about of Islamic schools in the Netherlands. It sketches the context, the opportunities, the problems and the successes.
Geert Driessen (1994) PS rev Aarts Functionele geletterdheid van Turkse kinde...Driessen Research
Driessen, G. (1994). Boekbespreking van R. Aarts, ‘Functionele geletterdheid van Turkse kinderen in Turkije en in Nederland’, Pedagogische Studiën, 71(6), 476-478.
ISSN 0165-0645
Geert Driessen (1996) 0 25 rev Klatter Folmer Turkse kinderen en hun schoolsu...Driessen Research
Driessen, G. (1996). Boekbespreking van J. Klatter-Folmer, ‘Turkse kinderen en hun schoolsucces. Een dieptestudie naar de rol van sociaal-culturele oriëntatie, taalvaardigheid en onderwijskenmerken’, 0│25. Tijdschrift over Jeugd, 1(4), 47 48.
ISSN 1385-3538
Geert Driessen, Kees de Bot & Paul Jungbluth (1989) De effectiviteit van het ...Driessen Research
Driessen, G., Bot, K. de, & Jungbluth, P. (1989). De effectiviteit van het Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur. Prestaties van Marokkaanse, Spaanse en Turkse leerlingen. Nijmegen: ITS.
<isbn>
Geert Driessen (1991) VELON Allochtonen in het onderwijs.pdfDriessen Research
Driessen, G. (1991). Allochtonen in het onderwijs. Toetsprestaties en doorstroomniveaus nader beschouwd. Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 12(3), 4-11.
ISSN 0925-9384
Geert Driessen (1991) SAC Beleid met betrekking tot OETC Paper.pdfDriessen Research
Driessen, G. (1991). Beleid met betrekking tot OETC: een pleidooi voor realisme. Invited paper studiedagen Stichting Schooladviescentrum Utrecht ‘SAC-beleid met betrekking tot OET’, Berg en Dal, 13-14 juni 1991.
Geert Driessen & Kees de Bot (1991) LT De eigen-taalvaardigheid van Marokkaan...Driessen Research
Driessen, G., & Bot, K. de (1991). De eigen-taalvaardigheid van Marokkaanse leerlingen. Een nadere relativering. Levende Talen, 459, 124-127.
ISSN 0024-1539
Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) Did Onderwijs in eigen taal en cultuur...Driessen Research
Driessen, G., & Jungbluth, P. (1988). Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur blijft geïsoleerd. OETC-leerkracht in moeilijke positie. Didaktief, 18(9), 9-10.
ISSN 0169-4820
Frederik Smit, Geert Driessen, & Jos van Kuijk (2015). Variatie in schooltijd...Driessen Research
Smit, F., Driessen, G., & Kuijk, J. van (2015). Variatie in schooltijd en onderwijskwaliteit. Een internationale literatuurstudie naar effecten van verschillende invullingen van de onderwijstijd op de onderwijskwaliteit. Nijmegen: ITS.
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) De onderwijsachterstand van jongensDriessen Research
Driessen, G., & Langen, A. van (2010). De onderwijsachterstand van jongens. Omvang, oorzaken en oplossingen. Invited presentatie studieochtend ‘De onderwijspositie van jongens en meisjes in het primair en voortgezet onderwijs’. Directies PO, VO en Kennis, Ministerie van OCW, Den Haag, 19 april 2010.
Eddie Denessen, Geert Driessen & Peter Sleegers (2003) ERNAPE Reasons for sch...Driessen Research
Denessen, E., Driessen, G., & Sleegers, P. (2003). Reasons for school choice in the Netherlands. An analysis of reasons for school choice in relation to parents’ characteristics and school characteristics. Paper European Research Network About Parents in Education (ERNAPE) Conference, Gdansk, Poland, September 4-6, 2003.
Geert Driessen (2015) Hollanda’da islami ilkokullarDriessen Research
The Netherlands presently has 43 Islamic primary schools. Compared to other non-Muslim countries this is quite remarkable. Especially as one considers that The Netherlands only is a small country. Even more remarkable is the fact that all of these schools are fully state-funded. Islamic schools in the Netherlands are in existence for 25 years now. The establishment of the schools was no easy endeavor. And since then numerous obstacles had to be overcome, and still have to be overcome. This paper presents a concise history of the coming about of Islamic schools in the Netherlands. It sketches the context, the opportunities, the problems and the successes.
Geert Driessen (1994) PS rev Aarts Functionele geletterdheid van Turkse kinde...Driessen Research
Driessen, G. (1994). Boekbespreking van R. Aarts, ‘Functionele geletterdheid van Turkse kinderen in Turkije en in Nederland’, Pedagogische Studiën, 71(6), 476-478.
ISSN 0165-0645
Geert Driessen (1996) 0 25 rev Klatter Folmer Turkse kinderen en hun schoolsu...Driessen Research
Driessen, G. (1996). Boekbespreking van J. Klatter-Folmer, ‘Turkse kinderen en hun schoolsucces. Een dieptestudie naar de rol van sociaal-culturele oriëntatie, taalvaardigheid en onderwijskenmerken’, 0│25. Tijdschrift over Jeugd, 1(4), 47 48.
ISSN 1385-3538
Geert Driessen, Kees de Bot & Paul Jungbluth (1989) De effectiviteit van het ...Driessen Research
Driessen, G., Bot, K. de, & Jungbluth, P. (1989). De effectiviteit van het Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur. Prestaties van Marokkaanse, Spaanse en Turkse leerlingen. Nijmegen: ITS.
<isbn>
Geert Driessen (1991) VELON Allochtonen in het onderwijs.pdfDriessen Research
Driessen, G. (1991). Allochtonen in het onderwijs. Toetsprestaties en doorstroomniveaus nader beschouwd. Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 12(3), 4-11.
ISSN 0925-9384
Geert Driessen (1991) SAC Beleid met betrekking tot OETC Paper.pdfDriessen Research
Driessen, G. (1991). Beleid met betrekking tot OETC: een pleidooi voor realisme. Invited paper studiedagen Stichting Schooladviescentrum Utrecht ‘SAC-beleid met betrekking tot OET’, Berg en Dal, 13-14 juni 1991.
Geert Driessen & Kees de Bot (1991) LT De eigen-taalvaardigheid van Marokkaan...Driessen Research
Driessen, G., & Bot, K. de (1991). De eigen-taalvaardigheid van Marokkaanse leerlingen. Een nadere relativering. Levende Talen, 459, 124-127.
ISSN 0024-1539
Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) Did Onderwijs in eigen taal en cultuur...Driessen Research
Driessen, G., & Jungbluth, P. (1988). Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur blijft geïsoleerd. OETC-leerkracht in moeilijke positie. Didaktief, 18(9), 9-10.
ISSN 0169-4820
Geert Driessen (1993) Stim Achtergronden van onderwijsprestaties.pdfDriessen Research
Driessen, G. (1993). Achtergronden van onderwijsprestaties. De rol van gezinsstructurele en gezinspedagogische kenmerken. Stimulans, 11(2), 14-17.
ISSN 0921-6006
Geert Driessen (1990) De onderwijspositie van allochtone leerlingen.pdfDriessen Research
Driessen, G. (1990). De onderwijspositie van allochtone leerlingen. De rol van sociaal-
econo¬mische en etnisch-culturele factoren, met speciale aandacht voor het Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur. Nijmegen: ITS. [Dissertatie Katholieke Universiteit Nijmegen]
ISBN 90-6370-739-8
Geert Driessen (1991) MS rev Van de Wetering Onderwijs in Eigen Taal en Cultu...Driessen Research
Driessen, G. (1991). Boekbespreking van W. van de Wetering, ‘Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur aan Marokkaanse kinderen in Nederland. Het OETC als resultante van een maatschappelijk krachtenspel’, Migrantenstudies, 7(4), 55-57.
ISSN 0169-5169
Geert Driessen (2014) TVO Wat heeft het onderwijsachterstandenbeleid opgeleve...Driessen Research
In Nederland wordt al ruim veertig jaar landelijk beleid gevoerd om onderwijsachterstanden van leerlingen die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele factoren in hun thuissituatie te voorkomen en bestrijden. In het kader van dit beleid zijn in de loop der jaren uiteenlopende instrumenten ingezet. Jaarlijks is daar zo’n driekwart miljard euro mee gemoeid. In dit review wordt op basis van empirisch onderzoek nagegaan wat al deze instrumenten hebben opgeleverd. Allereerst moet worden geconcludeerd dat er überhaupt verrassend weinig onderzoek is uitgezet naar de effectiviteit van de beleidsinstrumenten. Bovendien blijkt dat er voor de werking van de meeste instrumenten nauwelijks of geen evidentie bestaat.
Geert Driessen (1996) WJK Voorbereidend lezen en rekenen in groep 1 en 2.pdfDriessen Research
Driessen, G. (1996). Voorbereidend lezen en rekenen in groep 1 en 2. Aanpak van leerkrachten, opbrengsten bij leerlingen. De Wereld van het Jonge Kind, 23(10), 345-348.
ISSN 0165-4772
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Driessen Research
SAMENVATTING
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) richt zich op het voorkomen van achterstanden die het gevolg zijn van sociaal-etnische gezinsomstandigheden. De claim is dat het daarin effectief kan zijn, mits het van hoge kwaliteit is. Ondanks de input van vele miljarden zijn de achterstanden de afgelopen decennia echter alleen maar gegroeid. De vraag die hier gesteld wordt is daarom of die claim wel terecht is. Daartoe wordt de externe validiteit van het meest geciteerde voorschoolse programma, het Perry Preschool Project, onder de loep genomen. Kunnen de resultaten daarvan echt in die mate worden gegeneraliseerd als wordt geclaimd?
Kernwoorden: Voor- en Vroegschoolse Educatie; VVE; onderwijsachterstanden; Perry Preschool; James Heckman; generalisatie; externe validiteit
SUMMARY
Preschool Education programs aim at preventing educational delays resulting from socioethnic disadvantage in the home environment of young children. Proponents claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. Despite the investment of huge budgets, the educational gap between socioeconomically deprived families and their wealthier counterparts still is widening. The question therefore is whether the programs’ claim is justified. This article focuses on the external validity of the most cited preschool program, the High/Scope Perry Preschool Project. Is it really possible to generalize its findings to other programs, settings and conditions, and target groups, as is being claimed?
Keywords: Pre- and Early School Education; educational disadvantage; Perry Preschool; High/Scope; James Heckman; generalization; external validity
Pre-print van: Driessen, G. (2024). De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma. Heckmans dubieuze claims. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 63(1), 18-29. ISSN 2211-6273
https://orthopedagogiek.eu/
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfDriessen Research
Het effect van vve blijft in Nederland moeilijk aantoonbaar. Vve-beleid wordt daarom vaak gestoeld op bewijs uit Amerikaans onderzoek. Geert Driessen fileert de belangrijkste – Perry Preschool en Abecedarian. Er blijft weinig van het bewijs over.
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Driessen Research
The primary goal of pre- and early-school programs is to prevent young children from socioeconomically disadvantage backgrounds to start school already with educational delays. The programs offer compensatory stimulation activities which are supposed to be not available in the home situation; the focus is on language development. Proponents claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. The belief in their success is very much based on the outcomes of a few so-called model programs from the 1960s and 1970s. One of these programs is the Carolina Abecedarian Project, a small single-site project started in 1972. Four cohorts of in total 111 children and their poor, Black parents participated in this experiment with a random allocated treatment and a control group. The children were followed from 6 weeks after birth to 6 years of age, that is, when they entered school. They were regularly tested and observed, and then after the program had ended again until they were 40 years of age. The focus here is on the internal and external validity of the Abecedarian Project. Are the effects as reported by the program’s staff reliable and valid? Is it possible to generalize the findings of this model program to other times, settings, conditions, and target groups?
Driessen, G. (2024). Abecedarian: An impossible model preschool program. Encyclopedia, 11 January 2024.
ISSN 2309-3366
Retrieved from https://encyclopedia.pub/entry/121338
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Driessen Research
Early Childhood Education programs aim at preventing educational delays associated with socio-ethnic disadvantage in the home environment of young children. Advocates claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. Despite the investment of enormous budgets, the educational gap between socio-economically deprived families and their wealthier counterparts is still widening. The question therefore is justifiied whether these claims are justified. This article focuses on the internal and external validity of the most cited preschool program, the High/Scope Perry PreschoolProject, which was carried out between 1962 and 1967 in one school in Ypsilant, MI. Are the program's effects as reported by, e.g. Lawrence Schweinhart and James Heckman, reliable and valid? And is it really possible to generalize the findings of this so-called model program to other programs, target groups, settings and conditions, as is being claimed?
Geert Driessen (2023) The Perry High/Scope Preschool program. A critique
Retrieved from https://encyclopedia.pub/entry/history/show/109024
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Driessen Research
Bot, K. de, Driessen, G., & Jungbluth, P. (1988). An exploration of the effects of the teaching of immigrant language and culture. Paper International Conference on Maintenance and Loss of Ethnic Minority Languages, Noordwijkerhout, the Netherlands, August 28-30, 1988.
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Driessen Research
Driessen, G. (1992). Developments in first and second language acquisition of Turkish and Moroccan children in the Netherlands. Paper Second International Conference on Maintenance and Loss of Ethnic Minority Languages, Noordwijkerhout, the Netherlands, September 1-4, 1992.
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Driessen Research
Driessen, G., Mulder, L., & Jungbluth, P. (1994). Ethnicity and social class as rivaling determinants of educational opportunities. A closer look at family characteristics and parental behaviour. Paper International Conference on Immigration, language acquisition and patterns of social integration, Jerusalem, Israel, June 29-30, 1994.
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Driessen Research
Driessen, G., & Valkenberg, P. (2000). Islamic schools: the case of the Netherlands. Paper AERA Annual Meeting, New Orleans, LA, USA, April 24-28, 2000.
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfDriessen Research
Driessen, G. (2000). Islamic schools in the Western World: The case of the Netherlands. Invited paper AEGEE Conference on Intercultural Education, Nijmegen, the Netherlands, April 14-16, 2000.
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Driessen Research
Driessen, G., & Smit, F. (2005). Integration, participation and education: effects of minority parents’ societal participation on their children’s cognitive and non-cognitive competencies. Paper 5th International Conference of the European Research Network About Parents in Education (ERNAPE), ‘Family-School-Community Partnerships: Interrelation between Family and Education Merging into Social Development’. Oviedo, Spain, September 14-16, 2005.
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2005). Parent and community involvement in education from an international comparative perspective. Challenges for changing societies. Invited paper international conference Children At-Risk in Education, (CARE), ‘Children at Risk. Advancing their Educational Frontiers’. Kuala Lumpur, Malaysia, December 2-4, 2005.
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptDriessen Research
Driessen, G. (2006). Integration, participation and education: Effects of minority parents’ societal participation on their children’s cognitive and non-cognitive competencies. Invited paper ERCOMER seminars, European Research Centre on Migration and Ethnic Relations, Utrecht, the Netherlands, November 6, 2006.
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Driessen Research
Merry, M., & Driessen, G. (2010). Integration by other means: Hindu schooling in the Netherlands. Paper XIV World Congress of Comparative Education Societies, ‘Bordering, re-bordering and new possibilities in education and society’, Istanbul, Turkey, June 14-18, 2010.
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Driessen Research
Driessen, G., & Merry, M. (2013). Tackling socioeconomic and ethnic educational disadvantage to prevent lifelong poverty. Paper Annual Meeting AERA 2013, San Francisco, CA, USA, April 27 – May 1, 2013.
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2013). Dealing with street culture in schools: Are families, schools and communities able to work together to improve the quality of the daily interactions and communication? Paper 9th International Conference of the European Research Network About Parents in Education (ERNAPE), ‘Learn from the past, review the present, prepare for a future with equity’. Lisbon, Portugal, September 4-6, 2013. In Nieuwsbrief Ouders, scholen en buurt, juli 2013. Retrieved from http://itsexpertisecentrum.wordpress.com/2013/07/02/dealing-with-street-culture-in-schools-are-families-schools-and-communities-able-to-work-together-to-improve-the-quality-of-the-daily-interactions-and-communication/
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2013). Critical lessons from practices for improving the quality of communication between parents and schools. Paper 9th International Conference of the European Research Network About Parents in Education (ERNAPE), ‘Learn from the past, review the present, prepare for a future with equity’. Lisbon, Portugal, September 4-6, 2013. In Nieuwsbrief Ouders, scholen en buurt, juli 2013. Retrieved from http://itsexpertisecentrum.wordpress.com/2013/07/02/critical-lessons-from-practices-for-improving-the-quality-of-communication-between-parents-and-schools/
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfDriessen Research
Driessen, G., & Merry, M. (2015). The gross and net effects of the schools’ denomination on student performance. Paper Annual Meeting AERA 2015, Chicago, Ill., USA, April 16 – 20, 2015.
DOI 10.13140/RG.2.2.30454.40006
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Driessen Research
Agirdag, O., Driessen, G., & Merry, M. (2015). Is there a catholic school effect for Muslim pupils? Paper 12th Conference of the European Sociological Association 2015, Prague, Czech Republic, August 25–28, 2015.
DOI 10.13140/RG.2.2.14725.76004/1
Geert Driessen & Kees de Bot (1990) TTiA Leerlingkenmerken en taalvaardigheid in het Turks en het Nederlands
1. T
83
"g
$:
$
F
Ëi
r
LEERLINGKENMERKEN EN TAALVAARDIGHEID
iN-nï'irunxs EN HEr NEDERLANDS
Geert Driessen
fr"rai*,r, voor Toegepaste Sociale Wetenschappen
iiLl"#ïoegepaste raalwetenschap en Methodologie' KUN
7.. lnleidíng
rn dit artiker wordt gebr:ri. s"-Ti*::ï";ï *?:Ui"l; 8ïï"i.i"tiítlÏ
verzameta in een grootschalig onderzoeK
Eieen Taal en CuttuJr (oEic] lo*-spuanse' Turkse en Marokkaanse leer-
ilË; i" i.,", Nederlandse basisonderwijs' Saan op de
De-opbouw t"^ rt"iïtïiàii; ;i; volgti eerst wordt kort ingel
ontstáansgescirieaenil'vu" tt"t ondeáoek in het kader van de dicussie
over het oETC i"
"rt'i"à"ir"nd' daarnà wordt uiteengezet hoe het
onderzoek is opgezet, en welke data er verzum"ta zijn' Veivolgens wordt
vanuit het thema *'u" a" studiedag meer in detail ingegaan
'op
een aantal
leerlingkenmerken, en met name op á" ittuto"a- ván deze leerling-
kenmerken op ae taalïau'aigft"ia"to'èt N"a"tfands en eigen taal van de
ïïJïï#it'i',Ëiii".n*, op enkere punten, kort ingaan-voor meer details
;;il;""^t oti"*"í JaL trssgl en Driessen (1990)'
2. OETC in Nederland
Zoals bekend is de status en invulling van het oETc in Nederland aI
seruime tiid een:ti'ï"ï' óà*pto"tiiik werd het oETC gezien als
ónderwiis aut
^o"'iïJt'u"'"idé"
op. d"'i""'gkeer naar het moederland'
Toen in de jaren'Ëo'á"iá"fiift *:à dat de"migranten zouden bliiven
werden ook de doelstellingen van tret OÏfC min"of meer
'aangepast:
het
doel was nu meer het ondersteunen ";á;
sociaal-cognitieve ontwikke-
ling van het kind en-het ondersteu;;" "u"
de T2-verwerving door
middel van Tl_onderwijs. Kinderen uun
""n
groot deel van de migran-
tensroeP t rr,,,'""'ïï';-i$i{::11 t* z'i "ï' oErc onder schooltiid
krijgen en maxrmaal zls buiten
"ttoottiia'
De rest van het' onderwiis dat
vanuit de mrncrerheidsgroepen retr w'orat gegeven, veelal aan religie
2. L
u
gerelateerd, wordt buiten verantwoordelijkheid en financiering van de
Nederlandse overheid gegeven.
Een van de centrale discussiepunten m.b.t. OETC is het gebruik van
reguliere schooltijd voor OETC. Eerder onderzoek (Driessen et al. 1988)
heéft laten zien dat Nederlandse leerkrachten ervan overtuigd zijn dat de
al bestaande achterstand van migrantenkinderen alleen maar groter
wordt door tijd die anders besteed kan worden aan kernvakken als taal en
rekenen, nu ie besteden aan oETC. Hoewel onderzoek naar onderwijs-
vormen waarin ruime aandacht wordt besteed aan de eigen taal van
migrantenkinderen laat zien dat, mits aan een aantal voorwaarden is
,roldaan, deze aandacht niet ten koste hoeft te gaan van de overige
schoolprestaties (zie voor Nederland: Appel 7984 en Teunissen 1986),
heerst er toch een gevoel dat OETC 'slecht' is voor de schoolloopbaan.
3. De opzet aan het ITSIITT-onderzoek
In het kader van deze discussie heeft het Ministerie van O & W een
onderzoek aanbesteed via SVO bij het ITS/ITT over 'Effecten van OETC'.
De vraag die de overheid graag beantwoord wilde zien was een tamelijk
vergaanáe: heeft OETC onderwijskundig effect, ja of nee? Om die vraag
werkelijk te kunnen beantwoorden zou een onderzoek moeten worden
opgezeí dat aanzienlijk duurder zou uitvallen dan de beschikbare gelden
tóelieten: er zou zowel longitudinaal als cross-sectioneel gemeten moeten
worden, eÍ zou gekeken moeten worden naar wat er precies in de lessen
OETC gebeurt, ei zon mondeling en schriftelijk getest moeten worden en
alle betrokkenen zouden op de juiste manier hun inbreng moeten
kunnen hebben. Behalve wegens financiële redenen was een dergelijk
onderzoek ook om praktische redenen onuitvoerbaar: voor de observaties
en noodzakelijkerwijs individuele mondelinge testen zouden een zeer
groot aantal tweetalige interviewers/observatoren nodig zijn geweest, en
die zijn er eenvoudig nietl . Daarom is besloten tot een exploratief
onderzoek waarin de effecten van OETC op verschillende niveaus zijn
gemeten. Het eÍfect van oETC is daarbij breed gedefinieerd: het geven/-
iolgen van dit soort onderwijs heeft gevolgen voor de individuele
leerlingen, voor de groepsleerkrachten en de OETC-leerkrachten/ en voor
de schóol als organisatorische eenheid. In het onderzoek is gekeken naar
drie etnische groepen: de twee grootste in Nederland, Turken en
Marokkanen, en Spànl"arden als vertegenwoordigers van wat men wel
de 'oude' immigranten noemt. Alle kinderen zaten in groep 8 van het
basisonderwijs.
Kort samengevat zijn de volgende soorten data verzameld:
Bij de leerlingen/per leerling: algemene schriftelijke taalvaardigheid in de
eigen taal; zóU-evatuatie eigen-taalkennis; Nederlandse taal en rekenen,
en een vragenlijst over onder meer leeftijd, geslacht, taalgebruik thuis,
lEr zijn ook methodologische redenen om van dit soort werkelijk experimenteel
effectonderzoek af te zien: de interne validiteit ervan is discutabel en het percentage
erdoor verklaarde variantie in het algemeell zeeÍ gering (Larsen-Freeman 1991) t
i
t
t
iB
I
t
,#
#
3. ?:.]3,i
:{:
'1Íï
'Ëi.;,fl1
85
plezier op school, Nederlandse onderwijservaring en beheersing
Nederlandse taal ouders.
Bij OETc-leerkrachten en bij groepsleerkrachten is naast algemene
iniormatie over de school en de onderwijspraktijk (zoals gebruik leer-
middelen en overlegstructuur) per kind informatie gevraagd over
beheersing van de eigen taal, thuissituatie, schoolprestaties en
verwachtingen ten aanzien van schoolloopbaan.
De bij het-onderzoek betrokken aantallen leerlingen, scholen en leer-
krachten zijn weergegeven in tabell.
leerlingen scholen OETC-leerkrachten
Turks
Marokkaans
Spaans
368
254
46
106
72
,E
c6
't4
Tabet 1. Aantallen leerlíngen, scholen en OETC-leerkrachten
:liret zal duidelijk zijn, dat in dit onderzoek een zeer grote hoeveelheid
data zijn verzameld. We beperken ons tot die Segevens die als
leerlingkenmerken kunnen woiden aangeduid, en tot één van de drie
onderáchte groepen, de Turkse kinderen. De vraag die we ons hier
stellen, is in hóeverre de taalvaardigheidsscores in zowel het Turks als het
Nederlands worden beihvloed door de leerling/achtergrondkenmerken.
4. Operationalisatíe rsnn taalaaardigheid en leerlingkenmerken
Er worden twee categorieën variabelen onderscheiden. Op d9 eerste plaats
de Turkse en Nederlàndse taalvaardigheid die als afhankelijke variabelen
worden opgevat. op de tweede plaats kenmerken die mogelijk een
verklaring6ieden vóor de variatie in deze gegev€nsi-dit' zijn dan de
onafhankilijke variabelen. Aan de hand van Tabel 2. wordt een
beschrijving gegeven van de operationalisatie van deze variabelen.
Tevens-worden áaarbij enkele kerngegevens gePresenteerd- zoals aantal
samenstellende items, betrouwbaarheid, range en gemiddelde score. De
alfa's en ranges zíjn overigens gebaseerd oP de totale onder-
zoekspopulatie, waarbinnen de Turken slechts één van de groepen
vormen.
4. -
Variabele
86
N items alfa range gemiddelde
Toets Turkse taal
Toets Nederlandse taal
Sociaal milieu
Onderwijsondersteunend
thuisklimaat
Beheersing Ned. taal ouders
Geslacht (7o jongens)
Nederlandse onderwijservaring
Omgangstaal broers/zussen
(% Nederlands)
Plezier op school
81
35
J
J
6
7
1
1
6
737o
68Vo
3.8
2.8
7.9
57Vo
2.7
3/"/o
)R
.85* 0-100
.87 0-100
.90 0-76
.83 1-5
.70 0-6
1-3
1-3.69
Tabel 2. Taalaaardigheid en leerlingkenmerken. Aantal items, betrouw-
baarheid, range en gemíddetde
*Op basis aan 11 zogínaamde 'superitems'.
4.'1. Taalvaardigheíd
De gegevens over Nederlandse en Turkse taalvaardigheid hebben betrek-
king op schriftelijke taalvaardigheid. De Turkse táaltoets is tot stand
gekomen op basis van bestudering van Turkse taalmethoden en leer-
middelen, doeleninventarisatie, observaties in oETC-klassen en
gesprekken met leerkrachten. De ontwikkeling van de toets was voor een
groot deel in handen van een Turkse studentè die zelf OETC heeft gehad
in Nederland. De toets heeft 81 opgaven en is gericht op pragmátiek,
idioom, woordenschat, grammatica en spelling. Zoals blijkt uif tabel 2
hebben de leerlingen 73To van de items goèd beátwoord.
De Nederlandse taaltoets bestaat uit'onderdelen van de ClTo-Entree toets.
Bij de selectie van de items is nadrukkelijk rekening gehouden met
mogelijk bias m.b.t. etniciteit. De toets telt is opgavenlÀ de leerlingen
hebben gemiddeld 687o daarvan goed.
4.2. Leerlingkenmerken
op basis van een uitgebreide literatuurstudie (zie Driessen, 1990) en op
pragmatische gronden is een selectie gemaakt van een aantal mogehjl
relevante leerlingkenmerken. Het beireft ondermeer sociaal milierr,
geoperationaliseerd middels opleidingsniveau van de vad.er en de
moeder en het beroepsniveau van de vader. Het gemiddelde van 3.g duidt
;i:.r::,
::..Éi
,:.$
5. l=.,-:i:::
87
erop dat Turkse leerlingen zich voornamelijk in de laagste
mili,eucategorieën bevinden'
Het o"nderwijsondersteunend thuisklimaat is vastgesteld. via enkele
vragen over de stimulansen en ondersteuning die de..leerlingen thuis
orr,ïtr,g"., als het gaat om onderwijs' Er bestaàn aanwijzingen dat deze
variabele kan worden oPgevat als een verbijzondering v11 de sociaal
milieu variabele. O" ge^iáaelde score ligt rond het theoretisch midden
"r,
i, a"ur*ee vrij taJg. oe beheersing .,rutr de Nederlandse taal door de
orra"r, is geïndicóerd ïia telkens 3 items over het kunnen spreken' lezen
en scl.,rilvËn. Met de beheersing van de_ Nederlandse taal is het blijkens
tretgemidaeldevanl.gslecht"gesteld.VandeTurkseleerlingenís57va
ionqen, wat overigens mogelijËeen indicatie vormt van absenteïsme bij
;;iri;; nij a. Ne?erlandó onderwijserva.ring ziin 3 cate,gt^i"^ë" gehan-
teerá, namelijk instroming in á" kleuierschoolperiode (onder-
instroming), initroming in dË onderbouw en instroming in de boven-
bouw. Van de leerlingeï bbikt 767o onderinstromer te zíin' 76Vo is in de
onder- en 9Vo in ïe bovenbouw ingestroomd. Omgangstaal- is
l*p"t"tio"aliseerd via de vraag welke taal de leerlingen meestal spreken
met hun broers of zussen. vari hen spreekt 57Vo in die situatie meestal
Nederlands. Er is ook een kenmerÈ uit het psycho-so.ciale domein
*""g"to*"n. Het betreft een 6-tal vragen
:,""t
h-"t-p,lezier dat de
i;;lf"g; hebben hebben in het schoolgaan-' Het hoge gemiddelde van 2'8
qeeft aan dat de leerlingen in het algeÀeen met plezier naar school gaan'
;i;j;" ;, indicaties dat ïurkse Ieerlingen in dit opzich.t eerder neigen naar
sociáal wenselijke antwoorden dan Nederlandse leerlingen'
Turkse taal
r eta
Nederlandse taal
r eta
Sociaal milieu
Onderwijsondersteunend
thuisklimaat
Beheersing Ned. taal ouders
Geslacht
Nederlandse onderwijservaring
Omgangstaal boers /zussen
Plezier op school
.15
-.10
t1
.79
.1716
.25 .31
.19 .1.9
.25 .25
Tabet 3. Toetsscores Turkse en Nederlandse taal en leerlingkenmerken'
6. 88
5. Samenhangen tussen toetsprestaties en leerlíngkenmerken
In tabel 3 worden de samenhangen gePresenteerd tussen de toetsprestaties
Turkse en Nederlar,átu tuut
"ï
aË ïeerlingkenmerken' Ï* l"l1:11:
lineaire en nominaal-metrische samenhangen, waarbij .als
criterrum rs
aangehouden dat een samer,nung pas relevait is als deze hoger is dan 0'15
t.f#"f minimaal 2.5Vo v erklaarde
-variantie
oplevert)'
5.L. Turkse taalaaardigheid
Het aantal relevante samenhangen tussen de Turkse taalvaardigheid en
de leerlingkenmerken is zeer"klein, bovendien zijn de. bijbehorende
coëfficiëntenzelfooknogeenslaag.Hetsociaalmilieublijktnietvan
invloed. Mogelijk heeft dït te makeá met het feit dat er weinig variatie
bestaat binnen de !,o"p Turken wat dit kenmerk betreft: ze ziin
geconcentreerd in aË tuágste milieus..onderwiisondersteunend thuis-
klimaat liikt een bete"re voorspeller dan de tamelijk grove
operationalisatie van sociaal milieu, bovendien is de samenhang geheel
lineair.Leerlingmeteenondersteunendthuisklimaathalenwathogere
scores dan leerling"; ;;^Jt een dergelijk klimaat ontbreekr. Hoewel de
nominaal-metrische samenhang tussen beheersing Nederlandse taal
ouders en Turkse iuutrr"urailheid boven het relevantie-criterium
uitkomt, laat de correlatiecoëfficiënt zien dat de sarnenhang slechts voor
een deel lineair van aard is' Deze variabele is overigens -opgenomen
omdat de mate waarin de ouders de Nederlandse taal beheersen
waarschijnlijk kan worden beschouwd als een indicatie van het
georiënteerd zijn op de Nederlandse samenleving (en daarmee mogelijk
3át .p
""n
,ók"rê mate van distantie ten opiichte van Turkije)' en
tegelijkertijd iets zegt over het geletterd zijn van de ouders' ..
iïi, !"""'"erschil ï.rrr"r, jongèns en meisies in de taalvaardigheidsscore.
Evenmin liikt het iets uii te- maken op ïelk moment de leerling het
onderwijs is ingestroomd' De hieraàn te koppelen verschillen in
verblijfsduur ziln aus ,riut g"..n".teerd in verschijlèn in taalvaardigheid:
blijkbaar vindt er ook in liedertand een voortgaande ontwikkeling van
de moedertu* pruáir. Leerlingen die met hun- broers of zussen Turks
spreken hebben g""r, nog"r" {it,rirtetilte) taalvaardigheid_dan leerlingen
ái;; il ;ituatË Nedeilands spreken. Ook plezier óp school maakt als
faktor niet veel uit.
5.2. Nederlandse taaloaardigheid
Het aantal rerevante samenhangen tussen Nederlandse taalvaardigheid
en leerlingt"n*"rt"" is bedu"idend hoger dan tussen Turkse taal-
"""ràign"ía ".,
tu"rti"skenmerken. Met sociaal milieu bestaat geen
verband, *u"rr.nfr,ïi;tl o* de eerder gegeven. reden', Met onder-
-1;ror,aár,"unend ít.rirtti.r,"ut bestaat wellá (gering) verband. Het feit
dat deze faktor zowel met Turkse als met Nedàrlandse taalvaardigheid
samenhangt duidt erop dat dit- kenmerk in algemene zin. moet worden
;Ë;;;i, áut *it ,ugg""' ondersteuning voór het onderwijs in het
-d
tr
'$
7. T
89
algemeen. Met beheersing Nederlandse.taal ouders is geen verband' wat
op'merkelijk mag worden"genoemd omdat verwacht zou kunnen worden
aàt dit keímerÈeerder teïaken heeft met Nederlandse dan met Turkse
iaalvaardigheid. Ook hier is er geen effect van geslacht. Wel.zeer relevant
uiip à" frederlandse onderwi-lservaring, d.w.z. het aantal jaar dat de
Ëáfi"g Nederlands onderwijs'heeft gevolgd. Uit de gemiddelden kan
wordeí afgeteid dat de breuk in de scores ligt.russen leerlingen
9i: ^-9:
onderboui zijn ingestroomd en leerlingen die in de bovenbouw zrtn
ingestroomd. trrssón leerlingen die in het kleuterschoolperiode zijn
infestroomd en leerlingen dÉ in de onderbouw zijn ingestroomd zijn
nauwelijks verschillen.
Het blijÉt iets uit te maken welke taal de leerlingen m€t-broers en zussen
sprekeí. Leerlingen die meestal Nederlands spreken halen hogere scores
d'an leerling"rr,ài" meestal Turks spreken. fenslotte blijkt ook met het
kenmerk 'pïezier op school' een reáelijk verband te bestaan: leerlingen
die plezier hebben op school halen.hogere scores - en omgekeerd' |uist
met dit type kenmerken is vaak onduiàelijk welke de causale richting is
van het íerband, halen de leerlingen hogere scores omdat ze zich Prettig
voelen op school of voelen te iich prettig omdat ze hoog presteren?
Mogelijk' is er sprake van een cyllisch interactief proces waarbij
,r"táiifóa.t.tr en aanpassing ook een rol spelen'
Teneinde het relatievË gewicht van êk van de relevante kenmerken
te bepalen is een integrale ïegressie-analyse uitgevoelg
i:t
de Neder-
Iandse taalscores als iíhankelíjke variabele en thuisklimaat, onderwijs-
ervaring , omgangstaal en plózíet op school als factoren' De voor de
invloedop elk-aar-gecorrigeêrde coëfiiciënten (de beta's) bedragen voor
onderwijservaring" .24, íoor plezier .17 en voor thuisklimaat en
o*g..,grtu"t elt lfS. Geconclu^deerd kan dus worden dat vooral de
,r"rËn1fía.t.tr voor de Nederlandse prestaties van wezenlijk belang is' en
dat íaarmate Turkse leerlingen lánger Nederlands onderwijs hebben
gevolgd, hun prestaties ook zullen stijgen'
Een laatste interessant gegeven iJ aat ae correlatie tussen Turkse en
Nederlandse taalvaardigheld-.1.4 is, dus juist onder ons relevantie-
criterium.
6. Conclusies.
Een eerste conclusie betreft de laatstgenoemde correlatie. Een van de
veelgenoemde argumenten vóór oETa is dat de ontwikkeling van de
eigei taal
"".,
.roódrukelijke voorwa.arde is om de tweede taal te leren
(C"ummins' afhankelijkheidshypothese). De zeer Iage coëfficiënt
iuggereert dat de relaíie hier maar zeer zwak is. Ook wanneer we, de
opïïttittg"tt van Cummins volgend,.kijken llut 9" leerlingen met de
tràgere T"1-vaardigheid (boven dË mediaan), blijkt_deze relatie zeet zwak
6J.12, n=175). Dat kan drie dingen betekenen: of de hypothese klopt niet'
of de'eigen taal van de Turkse linderen is niet ontwikkeld tot het niveau
waarop er een ondersteunende werking voor het Nederlands van kan
uitgaan,ofdehypothesegaatnietoPvoorhettypevaardigheiddatis
8. 90
gemeten. Een probleem van de meeste door Cummins voorgestelde
hypotheses is dat ze direct aanspreken en een hoge'face-validity'hebben,
maar dat ze zeer vaag zijn. Geen mens weet daarom wanneer de
afhankelijkshypothese verworpen is, of juist ondersteund wordt.
Wanneer we ook kijken naar het oordeel van de Turkse leerkracht over
de leerlingen, dan zien we dat ze gemiddeld een score krijgen van 4.13 op
een schaal van 5. Dat betekent dat volgens de Turkse leerkracht de kennis
van de eigen taal van de leerlingen heel behoorlijk is. Voor zover de
hypothese van Cummins dus toetsbaar is, levert ons onderzoek geen
ondersteuning ervoor. Daarbij moet wel wordên aangetekend, dat in de
Nederlandse taalvaardigheidstest nogal wat aandacht werd besteed aan
metalinguïstische kennis, waardoor het verband kan zijn verzwakt.
Kijken we naar de andere achtergrondgegevens dan zijn er een aantal
dingen op de merken.
Ten eerste de rol van onderwijsondersteunend thuisklimaat. Dit lijkt een
relevante verfijning van de grove maat Sociaal Milieu te zíjn, en een
invloed te hebben op zowel de Turkse als de Nederlandse taalvaardigheid.
Opvallend is, ten tweede, dat de beheersing van het Nederlands van de
ouders wel gerelateerd is aan kennis van het Turks, maar niet aan kennis
van het Nederlands. Dit suggereert dat deze factor eigenlijk over iets
anders gaat dan pure taalbeheersing. Het is waarschijnlijk ook een maat
voor taalgebruik en -attitudes thuis, en van culturele afscherming. Aan de
andere kant moeten we bedenken dat de relatie zeer zwak is, deels niet
lineair, en, niet het onbelangrijkste, dat de informatie over de taalbeheer-
sing van de ouders verkregen is via de kinderen.
Ten derde doet de factor geslacht niets: dit is opvallend omdat in vrijwel
alle onderwijsonderzoek meisjes op talige taken hoger scoren dan
jongens. Er is geen duidelijke verklaring hiervoor.
Ten vierde is de Nederlandse onderwijservaring op twee manieren van
belang.
A. Er is uit af te leiden, dat kinderen die langer in Nederland verblijven
qua schriftelijke taalvaardigheid niet onderdoen voor later
gearriveerde kinderen. Mogelijke verklaringen zijn dat er voor
schriftelijk taalgebruik een stimulerende werking uitgaat van het
Nederlands, dat er groepsspecifieke verschillen zijn tussen neven- en
onderstromers, bijv. qua kenmerken van geboortestreek, plaats in het
gezín, attitudes in het gezín, of de gebruikte taaltoetsen hebben geen
betrekking op die aspecten van de taal die pas relatief laat verworven
worden.
B. Kinderen die langer in het Nederlandse onderwijs zitten leren meer
Nederlands. Dit is geen bijzonder resultaat, maar het zou pijnlijk zijn
geweest als deze relatie er niet was geweest.
Ten vijfde bevestigen onze resultaten de al langer bestaande indruk dat
Turkse kinderen in toenemende mate het Nederlands als voertaal
onderling gaan gebruiken. Deze taalverschuiving heeft gevolgen voor de
beheersing van het Nederlands en de eigen taal.
Tenslotte blijkt er een niet eenduidig te interpreteren relatie te bestaan
tussen taalvaardigheid Nederlands en plezier op school.
9. 9'I
Duidelijk is, dat een aantal mogelijk relevante gegevens'over leer-
linskenmerken die t;;;;il;; rïet'individuele verschillen in dit
onáerzoek niet zijn í"ir"r""ra] Intelligentie, leerstijl en taalaanleg zir,..
niet onderzocht, en
";i;á"
en motiva-tie deels en indirect' De vraag is
echter of de traditi""Ëi" liit,'p"rráo"rt "nmerken
op dezelfde manier
relevant is in tweede-taulverweiving en vreemde-taalverwerving'
Ref erenties '
Appel, R., Immigrant chíldren learni-ng Dutch' Soc'iolínguistic and
- - psucholinguistíc'';tp;';;;"';i's'ionalaïguage acquisition' Dordrecht:
Foris Publications, 1984'
Driessen, G. 1990, ór'íiíu*iisposit.ie ,aan
allochtone leerlingen. De rol
aan sociaal-economísche en etnisch-iittu'ele factorelt"met speciale
aandacht uoor het onderwíis eigen taal en cultuur' Nijmegen' ITS'
or,"JrnJ^O,'G., P. Jungbluth & J' Louvenbe',q'
,olr| ':*l::-o-*ftnderwiis'
Doeloptsattingt;,"i;;k;'í'tÁ-' rcu*idáelen en oma&ng' Den Haag:
nri"3Ï1,ê]? o" Bot & p. ]ungblut,_De effectiaiteit aan het onderwiis
"'*"íá;íaal en Cultuur' Nijmegen: ITS' 1989'
Larsen-Freeman, D., Research on ranguage teaching methodologies: a
ïeview of the past and an agenda. ioi tfte futuré' In: de Bot' K'' R'
Ginsberg c c.tï**];i, roïrign loiguog, research in cross-cultural
piriputiot' Amsterdam: Beniamins ' 1'997'
Teunissen, F., Er;'";;iíài, t*" talen' Een onderzoek naar effecten aan
een tweetatiS-bicuíiu'"'l onderwij.sprogramma aoor Marokkaanse
en Turkse trl,íriiï'iïr""àp- iotittittoleí te Enschede' Vakgroep
Onderwiiskunde RU Utrecht' 1986'
10. r
137
Learner óaracteristics and proficienry in Turkish and Dutch
Geert Driessen & Kees de Bot
In this article a description is given of a part of a large-scale project on the
evaluation of the effect of mother tongue teaching to migrant children in
the Netherlands. Data are presented on first- and second-language
proficiency of the Turkish sample (n=368). The aim of the investigation
was to find out to what extent learner characteristics influence proficiency
scores. It is concluded that the correlation between first and second-
Ianguage proficiency is particularly low, which does not support
Cummins' interdependency hypothesis. Interestingly parents' interest in
school is an imporlant global factor. Age on arrival aPP,eaIs to be of little
importance foi scores on the first-language tests. This suggests that
children who have lived in the Netherlands for most of their lives, still
show a continued development of their mother tongue.
Differences between Antillian and Aruban pupils: a matter of time
P. Vedder & H. Kook
Most immigrant children in the Netherlands are second or third
generation immigrants. For children from Antillian or Aruban Parents
(the NetherlandJ Antilles and Aruba are former Dutch colonies in the
Caribbean) this is quite different. Many of these children of pre-school or
primary school age are first generation children.
' T.ftis article reports a study on effects of immigration on school
achievement, motivation and abstract problem solving skills of 56
Antillian and Aruban immigrant children in the age range of ten to
thirteen. These children were compared with a grouP of 727 Dutch pupils
and with a group of schoolchildren living in Curaqao, the largest island of
the Netherlands Antilles. The number of children from the latter group
varied per test.
It was hypothesized that immigration would have a disrurbing effect
on the relationschip between scores on a variety of measures. The normal
picture in schools is that good pupuls generally achieve well on a range of
performance tests, whereas the less capable pupils do less well on these
iests. This is what we call a homogeneous learning profile. Disturbance
manifests itself in a break-down of this homogeneity. What results are
heterogeneous learning profiles: a pupil may achieve well on a particular
measrrie, but this does not tell us anything about achievements on other
measures. Homogeneous learning profiles are what teachers often expect.
In the Netherlandd there is a form of special education especially for
children with strongly heterogeneous learning profiles.
Both in the group of Dutch children and in the group of Curaqaon
children the corelations between measures were rather strong and in the
expected direction. These children had, as we exPected, homogeneous