De goedkeuring die de koning aan Amedeo ex post verleend heeft, mist uiteraard elke grondwettelijke geldigheid. De goedkeuring werd immers na het huwelijk verleend (in plaats van op voorhand zoals het hoort). Er werd ook geen toestemming aan de Verenigde Kamers gevraagd. Het is niet de eerste blunder van het koningshuis. Ruim een eeuw geleden maakte Leopold II een fout waardoor zijn neef Albert niet eens koning kon worden. Albert – de latere Albert I - wordt geboren op 8 april 1875. Hij is het jongste kind van Filips Flandre en Maria von Hohenzollern. Hij groeit op in de schaduw van zijn zes jaar oudere broer Boudewijn, de kroonprins. Albert kijkt op naar zijn knappe en populaire broer. Hij vindt zichzelf minderwaardig. Niets laat op dat ogenblik vermoeden dat Albert ooit koning der Belgen zal worden. In januari 1891 sterft Boudewijn onverwacht (ziekte, moord of zelfmoord?) en Albert wordt op zijn vijftiende de nieuwe kroonprins. Hij wordt in ijltempo klaargestoomd voor het koningschap. Leopold II is geen fan van zijn neef. Op 23 december 1909 zal Albert wel de eed afleggen als derde koning der Belgen. Een week later, op 2 januari 1910, verschijnt in La Liberté een artikel van hoofdredacteur Alfons Jonckx. ‘Jonckx betwist de geldigheid van de eedaflegging van Albert’, schrijft Evrard Raskin in zijn biografie over koningin Elisabeth. Artikel 64 (nu: 106) van de Grondwet bepaalt dat geen akte van de koning politieke gevolgen kan hebben indien die niet door een minister mee ondertekend is, het ministeriële contraseign. Tegelijk bepaalt het artikel 60 alinea 2 (nu: artikel 85, alinea 2) dat de kroonprins die zonder koninklijke toestemming trouwt, het recht op de troon verliest. ‘Welnu, Leopold II had weliswaar toegestemd in het huwelijk van Albert, maar deze toestemming miste het ministeriële contraseign’, vervolgt Raskin. De toestemming van Leopold had dus geen enkele juridische waarde. Het was alsof Albert zonder toestemming van de koning getrouwd was. Hierdoor had hij zijn recht op de troon verspeeld. Volgens Jonckx was zijn eedaflegging op 23 december 1909 dus ongeldig. ‘Dat Leopolds toestemming in het huwelijk van Albert het ministeriële contraseign miste, was juist’, analyseert Raskin. ‘Geen enkel regeringslid had het nodig geacht of aangedurfd de koning op het bestaan van het grondwetsartikel te wijzen.’ Op 6 januari 1910 neemt Le Soir de inhoud van het artikel van La Liberté over. Op de voorpagina kopt de Brusselse krant: ‘Existe-t-il une question dynastique?’ Volgens Raskin laat de politiek de zaak blauw blauw. ‘Men kan zich voorstellen in wat voor een onoplosbare situatie men terecht zou gekomen zijn, wanneer men de stelling van Jonckx had gevolgd.’ De Eerste Wereldoorlog, die enkele jaren later uitbreekt, doet deze polemiek op de achtergrond belanden.