SlideShare a Scribd company logo
Innovaties in ouderbetrokkenheid
en ouderparticipatie
Evaluatie project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
Mei 2009
Frederik Smit
Geert Driessen
Bert Felling
INNOVATIES IN OUDERBETROKKENHEID EN OUDERPARTICIPATIE
Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie
Evaluatie project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
Frederik Smit
Geert Driessen
Bert Felling
ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
iii
De particuliere prijs van deze uitgave is € XX
Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00.
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG
Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie/ Frederik Smit, Geert Driessen,
Bert Felling - Nijmegen: ITS.
ISBN
NUR 840
Projectnummer: 34000331
© 2009 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave
worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke
andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande
schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen.
No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other
means without written permission from the publisher.
iv
Lijst van afkortingen
AVS Algemene Vereniging Schoolleiders
BIMB Breed Initiatief Maatschappelijke Binding
G30 De dertig grootste gemeenten (G30): Alkmaar, Almelo, Amers-
foort, Amsterdam, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Eindho-
ven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond,
Hengelo, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Maastricht, Nijmegen,
Rotterdam, Schiedam, ’s-Gravenhage, ’s-Hertogenbosch, Tilburg,
Utrecht, Venlo, Zaanstad, Zwolle
GMR Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
ISBO Islamitische Scholen Besturen Organisatie
ISK Internationale Schakelklas
LOBO Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs op algemene
grondslag
LOM Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties
MR Medezeggenschapsraad
NKO Nederlandse Katholieke Vereniging van Ouders
OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OUDERS & COO Ouders & Christelijk Onderwijs en Opvoeding
Pabo Pedagogische academie voor het basisonderwijs
PAOO Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
PO Primair onderwijs
SMART Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.
VBS Verenigde Bijzondere Scholen
VO Voortgezet onderwijs
VOO Vereniging Openbaar Onderwijs
VO-raad Sectororganisatie voor het voortgezet onderwijs
VVE Voor- en Vroegschoolse Educatie
v
Voorwoord
De positie van ouders in relatie tot het onderwijs aan hun kinderen heeft al vele jaren
de belangstelling van politici, wetenschappers en het onderwijsveld. Goede contacten
tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de
school en op de leerprestaties en maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen.
Vanuit deze overtuiging is er een roep om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van
ouders en school op het gebied van onderwijs en opvoeding steviger vorm te geven.
Meer specifiek voor de groep allochtone ouders zijn extra investeringen noodzakelijk,
omdat enerzijds deze ouders moeilijk bereikbaar zijn vanuit het perspectief van scho-
len, anderzijds omdat veel van hen belemmeringen ervaren in hun contacten met de
school.
Als reactie hierop is op initiatief van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwik-
keling, en de VOO (Vereniging Openbaar Onderwijs) het Platform Allochtone Ou-
ders en Onderwijs (PAOO) opgericht. In het kader van dat project is in 2006 gestart
met het inrichten van een landelijk platform en de ontwikkeling van lokale platforms
in dertig grote gemeenten. Het Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties en de
landelijke ouderorganisaties hebben, binnen PAOO, voor het eerst in hun geschiede-
nis met elkaar samengewerkt om de positie van allochtone ouders te verbeteren.
PAOO wil bereiken dat allochtone ouders beter vertegenwoordigd zijn in het georga-
niseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties – én dat scholen on-
dersteund worden in het vergroten van de betrokkenheid van allochtone ouders.
Op verzoek van FORUM heeft het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen het
functioneren van het PAOO in kaart gebracht. Van dit onderzoek wordt hier verslag
gedaan. Het onderzoek startte in oktober 2008 en is afgesloten maart 2009. Het on-
derzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen en prof. dr. Bert
Felling. Bij de gevalsstudies heeft drs. Chloë van Vliet een bijdrage geleverd. De
onderzoekers willen iedereen die aan het onderzoek heeft meegewerkt danken voor
de verstrekte informatie. Een speciaal woord van dank geldt het PAOO-projectteam,
en verder de leden van minderhedenorganisaties, het landelijk platform, de lokale
platforms, en de vele ouders en andere deskundigen die aan het onderzoek hebben
meegewerkt.
vi
FORUM heeft met dit project ‘goud’ in handen, wanneer de diversiteit aan nieuwe
activiteiten in het project aansluit bij de behoefte van onderwijs- en welzijnsorganisa-
ties de rol van allochtone ouders een nieuwe impuls te geven.
We hopen dat de onderzoeksbevindingen een bijdrage leveren aan het optimaliseren
van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie van allochtone ouders in het onder-
wijs.
ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
Nijmegen, mei 2009
dr. Jeroen Winkels
directeur
vii
Inhoudsopgave
Voorwoord v
Managementsamenvatting x
1 Achtergronden en analysekader 1
1.1 Inleiding 1
1.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 1
1.2.1 Achtergronden 1
1.2.2 Doel en vraagstellingen 3
1.3 Achtergronden en analysekader 5
1.3.1 Begrippen 5
1.3.2 Evaluatie projectresultaten en aanbevelingen 6
2 Onderzoeksopzet en -uitvoering 7
2.1 Inleiding 7
2.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering 7
2.2.1 Voorbereidingsfase 7
2.2.2 Beschrijving functioneren projectteam en landelijk platform 8
2.2.3 Beschrijving lokale platforms 8
2.2.4 Interviews met vertegenwoordigers relevante partners 11
2.2.5 Evaluatie en aanbevelingen 11
2.3 Verdere opbouw van het rapport 12
3 Projectopzet Platform Allochtone Ouders en Onderwijs 13
3.1 Inleiding 13
3.2 Kader 13
3.2.1 Uitgangspunten 13
3.2.2 Doelen en gewenste resultaten 14
3.2.3 Verantwoordelijkheden van betrokken partijen 15
3.2.4 Belangrijke wijziging bij begin uitvoering project 17
3.2.4 Sterke en zwakke kanten van de projectopzet 18
viii
4 Functioneren projectteam en landelijk platform 21
4.1 Inleiding 21
4.2 Opzet van het project 21
4.3 Functioneren projectteam 22
4.4 Functioneren landelijk platform 27
4.4.1 Doelen 28
4.4.2 Participanten 32
4.4.3 Strategie 32
4.4.4 Functie landelijk platform 32
4.4.5 Bereik 32
4.4.6 Evaluatiemoment 33
4.4.7 Rol ondersteuning van het project 34
4.4.8 Capaciteitsproblemen projectteam 34
5 Functioneren projectteam en lokale platforms 35
5.1 Inleiding 35
5.2 Ambitie projectteam 35
5.3 Start lokale platforms 36
5.3.1 Activiteiten en samenwerking 36
5.3.2 Wijzigingen in de projectuitvoering 38
6 Gevalsstudies lokale platforms 43
6.1 Inleiding 43
6.2 Werkplannen 43
6.3 Functioneren geselecteerde lokale platforms 44
6.3.1 Centrale kenmerken van de lokale platforms 45
6.3.2 Participatiestructuur 47
6.3.3 Participatiebereidheid 47
6.3.4 Participatievaardigheden 48
6.3.5 Participatiecultuur 48
6.3.6 Participatiestrategie 48
6.4 Kwaliteit functioneren lokale platforms 50
6.4.1 Doelen 51
6.4.2 Participanten 51
6.4.3 Strategie 52
6.4.4 Bereik 53
6.4.5 Functie 53
6.4.6 Evaluatie 54
6.4.7 Belemmeringen 54
6.4.8 Voortgang 54
6.4.9 Rol projectteam 55
6.5 Toegevoegde waarde lokale platforms voor scholen 55
ix
7 Impact project PAOO op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs 57
7.1 Inleiding 57
7.2 Praktijk relatie ouders en school 57
7.2.1 Functioneren project 58
7.2.2 Verschillen tussen de ‘klassieke’ benadering en de benadering van
PAOO 59
7.2.3 Mogelijke effecten op het functioneren conform de PAOO-benadering60
7.3 Sterke en zwakke kanten van het project 61
8 Samenvatting resultaten 63
8.1 Inleiding 63
8.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en –uitvoering 63
8.3 Samenvatting resultaten 64
Bijlagen 73
Bijlage 1 – Functioneren geselecteerde lokale platforms 74
Bijlage 2 – Geraadpleegde literatuur 84
x
Managementsamenvatting
Op verzoek van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, heeft het ITS
van de Radboud Universiteit Nijmegen het functioneren van het Platform Allochtone
Ouders en Onderwijs (PAOO) in kaart gebracht. Van dit onderzoek wordt hier verslag
gedaan. Het onderzoek startte in oktober 2008 en is afgesloten maart 2009.
Laagopgeleide allochtone ouders ervaren belemmeringen in hun contacten met de
school. Vanuit het perspectief van scholen is deze groep ouders moeilijk bereikbaar.
Op initiatief van FORUM en de Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) is het PAOO
opgericht. Het doel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en verte-
genwoordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangen-
organisaties. Het project PAOO is in 2006 van start gegaan, met een beoogde looptijd
van vier jaar.
Doel van het onderzoek is na te gaan of de voor PAOO ingezette middelen een bij-
drage hebben geleverd aan de in het projectplan geformuleerde doelstellingen. In
samenspraak met de opdrachtgever is niet alleen de (kwantitatieve) output, maar ook
het ontwikkelingsproces van het project object van onderzoek gemaakt. Tenslotte is
vastgesteld in welke mate verbeterpunten zijn te destilleren voor de aanpak in het
laatste, vierde jaar van het project.
Het onderzoek bestaat uit verschillen onderdelen: (1) een voorbereidingsfase, (2) een
studie naar het functioneren van het landelijk platform en gevalsstudies van lokale
platforms, (3) interviews met vertegenwoordigers van relevante partners, en (4) een
beschrijving van de output en het opstellen van het eindrapport.
Voor de analyse is gebruik gemaakt van informatie uit drie bronnen, namelijk schrif-
telijk materiaal in de vorm van projectplannen, activiteitenplannen, kwartaal- en
jaarverslagen en notulen van bijeenkomsten en vergaderingen; de PAOO-website,
-databank en –publicaties; en interviews met de verschillende categorieën van betrok-
kenen, i.c. het landelijk platform, het projectteam, de ouder-, besturen- en minderhe-
denorganisaties en de lokale platforms.
Belangrijke input is verkregen via gevalsstudie van tien lokale platforms. De tien
gevalsstudies zijn in overleg met de opdrachtgever geselecteerd uit de lokale plat-
forms waar sprake was van een zekere continuïteit qua leden en substantie qua activi-
teiten. Deze platforms vormen dus geen dwarsdoorsnede van alle lokale platforms.
xi
Het resulterende beeld zal daarom (soms) een te positief beeld geven van het functio-
neren van PAOO als geheel. Door deze werkwijze is inzicht verkregen in de positieve
en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelingsfase van dit project hebben voor-
gedaan. Bovendien kunnen op basis hiervan gemakkelijker aanbevelingen worden
gedaan met betrekking tot het bijstellen, i.c. verbeteren, van de aanpak.
Het onderzoek wil een antwoord geven op een aantal vragen, waar hierna summier op
wordt ingegaan.
Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de
projectuitvoering?
In het projectplan waren doelen die in dit project worden nagestreefd niet SMART
(Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) geformuleerd. De
projectopzet biedt een breed kader waarbinnen de concrete korte-termijndoel-
stellingen zijn geformuleerd in jaarlijkse activiteitenplannen en zijn gebaseerd op
praktijkervaringen en verworven inzichten. In deze jaarlijkse activiteitenplannen zijn
de doelen wél SMART geformuleerd.
Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelge-
richt?
Het opzetten van de platforms is met zeer veel inspanning gerealiseerd. Leden van het
projectteam hebben ouders, vrijwilligers, gerekruteerd uit lokale netwerken om zitting
te nemen in de platforms. Het project is begin 2006 gestart en eind van dat jaar had-
den 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente. Eind 2007
waren platforms actief in 23 gemeenten en eind 2008 in 30 gemeenten. Er is een basis
gelegd voor samenwerkingsrelaties met onderwijs- en welzijnsorganisaties, zowel op
landelijk niveau als in de meeste deelnemende gemeenten.
Hoofdvraag 3: Hoe functioneert het project? Hoe verloopt het ontwikkelingsproces
binnen het project? Tot welke output hebben de inspanningen tot nu toe geleid?
Het projectteam heeft in de loop van het project flexibel ingespeeld op
ontwikkelingen binnen en buiten het project. Aanvankelijk is geprobeerd via gemeen-
ten en welzijnsinstellingen allochtone ouders te betrekken bij het onderwijs. Daar is
vanaf gestapt, omdat via dit traject niet de beoogde groep ‘doorsnee’ ouders werd
bereikt. Vanaf eind 2007 is het projectteam overgestapt op een strategie waarbij
lokale platforms gestimuleerd worden via scholen allochtone ouders te bereiken.
Projectmedewerkers en leden van lokale platforms worden echter regelmatig
geconfronteerd met een defensieve houding van schoolteams ten aanzien van de
inbreng van allochtone vrijwilligers voor het optimaliseren van de relatie allochtone
ouders en school. Bij het grootste deel van de platforms is het daadwerkelijk
xii
stimuleren van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op schoolniveau daarom
nog niet aan de orde.
Succesvolle initiatieven binnen het project zijn het organiseren van thematische ou-
deravonden (Lagerhuisdebatten), het stimuleren van huiswerkbegeleiding en het
instellen van schoolcontactpersonen. Met de Algemene Vereniging Schoolleiders
(AVS) is een pilot gestart om de gesignaleerde knelpunten in contacten met scholen
te leren oplossen en de doelstellingen van het project, op langere termijn, te realise-
ren.
De ontwikkelde producten (‘output’) van het landelijk platform zijn: een visiedocu-
ment (‘Aanpak voor educatief partnerschap’) en een keurmerk voor ouderbetrokken-
heid (‘Meetlat oudervriendelijke school’). De ontwikkelde instrumenten voor lokale
platforms hebben betrekking op het organiseren van Lagerhuisdebatten en het voeren
van gesprekken met schoolleiders. Daarnaast is de brochure ‘Aan de slag!’ uitge-
bracht. Een handleiding voor het uitvoeren van huisbezoeken is praktisch afgerond.
De bedoeling is dat eind 2009 lesmateriaal wordt opgeleverd voor Pabo’s.
Hoofdvraag 4: Wat zijn de outcomes van de inspanningen tot nu toe?
Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die op de langere termijn met het pro-
ject worden nagestreefd. De looptijd van het project is te kort om outcomes te mogen
verwachten.
Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit eva-
luatie-onderzoek?
Op basis van de onderzoeksbevindingen wordt met betrekking tot het optimaliseren
van het intern functioneren van PAOO voorgesteld hogere kwaliteitseisen te stellen
aan het functioneren van de platforms en de begeleiding door het projectteam. Wat
betreft het optimaliseren van het extern functioneren dient de samenwerking van
PAOO met de landelijke ouderorganisaties, de organisaties van schoolleiders, bestu-
ren en lokale netwerken - zoals migrantenorganisaties – op een andere leest te worden
geschoeid om de beschikbare veranderingsbereidheid bij scholen én allochtone ou-
ders te mobiliseren.
1
1 Achtergronden en analysekader
1.1 Inleiding
In dit rapport wordt het onderzoek beschreven naar het functioneren van het Platform
Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO). Paragraaf 1.2 geeft een beschrijving van
de aanleiding en het doel van het onderzoek. In paragraaf 1.3 wordt een globaal ana-
lysekader geschetst.
1.2 Aanleiding en doel van het onderzoek
1.2.1 Achtergronden
De positie van ouders in relatie tot het onderwijs aan hun kinderen heeft al vele jaren
de belangstelling van politici, wetenschappers en het onderwijsveld. Goede contacten
tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de
school en op de leerprestaties en maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen.
Vanuit deze overtuiging is er een roep om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van
ouders en school op het gebied van onderwijs en opvoeding sterker vorm te geven
(Onderwijsraad, 2006a, 2006b; Smit & Driessen, 2005). Extra investeringen zijn
noodzakelijk, enerzijds omdat met name allochtone ouders moeilijk bereikbaar zijn
vanuit het perspectief van de scholen, en anderzijds omdat veel van deze ouders be-
lemmeringen ervaren in hun contacten met de school (Karsten, De Jong, Ledoux &
Sligte, 2006; Smit, Driessen, Sluiter & Brus, 2007).
In het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding (BIMB) van januari 2005 zijn aan-
bevelingen gedaan om de positie van allochtone ouders te versterken. Hiermee wilden
het kabinet, maatschappelijke organisaties, gemeenten en burgers een extra impuls
geven aan het verbeteren van de onderlinge verhoudingen en het vergroten van de
betrokkenheid van burgers bij de samenleving. Het project PAOO is een van de initia-
tieven voortgekomen uit het BIMB.
In een brief aan de Tweede Kamer (Ministerie van OCW, 2005) schrijft toenmalig
minister Van der Hoeven dat de positie van laagopgeleide autochtone en allochtone
ouders haar zorgen baart. Deze ouders tonen zich nauwelijks betrokken bij de school
van hun kind en ze laten zich daar evenmin op aanspreken. Om de betrokkenheid van
2
allochtone ouders een extra stimulans te geven, is vanaf 2006 voor een periode van
vier jaar het door FORUM geïnitieerde PAOO door het ministerie gesubsidieerd.
PAOO is opgericht om de betrokkenheid en zichtbaarheid van allochtone ouders te
vergroten. Samenwerkingspartners binnen PAOO zijn de vier landelijke oudervereni-
gingen (Vereniging Openbaar Onderwijs, VOO; Nederlandse Katholieke Vereniging
van Ouders, NKO; Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs op algemene
grondslag, LOBO; Landelijke vereniging voor ouders, ouderraden en medezeggen-
schapsraden in het christelijk en oecumenisch onderwijs, OUDERS & COO; de Isla-
mitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) en het Landelijk Overleg Minderhe-
denorganisaties (LOM). In het kader van het project functioneren een landelijk
platform en lokale platforms in dertig grote gemeenten. Het einddoel van PAOO is
dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegenwoordigd voelen in het geor-
ganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties.
Voor het bereiken van dit doel zijn twee strategieën vastgesteld:
1 Ouders worden toegerust zodat ze in staat zijn hun betrokkenheid vorm te geven en
zich thuis voelen in ouderorganisaties.
2 Scholen worden toegerust zodat ze ouders weten te bereiken met behulp van de
methoden en materialen die in het kader van PAOO bij elkaar zijn gebracht en
ontwikkeld.
Voor de realisatie van deze doelen wordt door PAOO samengewerkt met de landelij-
ke ouderorganisaties.
De initiatiefnemers hebben in samenspraak met het Ministerie van OCW een aantal
korte-termijndoelen opgesteld, die van belang zijn voor de verdere vormgeving van
het project en hun deelname aan het platform:
• Het realiseren van een noodzakelijke brugfunctie en partnerschap tussen allochtone
ouders, scholen, leerlingen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de in-
breng en betrokkenheid van deze ouders bij de opvoeding en het onderwijs.
• Het bevorderen van de zichtbaarheid van allochtone ouders, de toerusting van deze
ouders en het mogelijk maken van heldere communicatie tussen deze ouders en
scholen.
• Het toegankelijk maken van netwerken van allochtone ouders voor de bestaande
ouderorganisaties en, omgekeerd, het openstellen van de bestaande ouderorganisa-
ties voor (georganiseerde) groepen allochtone ouders, zodat de participatie van de-
ze ouders binnen bestaande infrastructuren van gevestigde organisaties bevorderd
wordt.
• Het overdragen van informatie aan ouderorganisaties en scholen, het verzamelen en
zichtbaar maken van ontwikkelde producten en het ontwikkelen van nieuwe pro-
ducten.
3
Bij de start van PAOO heeft minister Van der Hoeven aan de Tweede Kamer de
toezegging gedaan dat deze vóór het eind van het project op de hoogte gesteld zou
worden van de resultaten. FORUM heeft het ITS verzocht de tussenresultaten op het
eind van het derde projectjaar, en dus met nog één jaar te gaan, in kaart te brengen.
1.2.2 Doel en vraagstellingen
Doel van het onderhavige evaluatie-onderzoek is ten eerste na te gaan of de voor
PAOO ingezette middelen tot dusverre een bijdrage hebben geleverd aan de in het
projectplan geformuleerde doelen. Ten tweede is het doel vast te stellen in welke
mate aandachtspunten zijn te destilleren voor de aanpak in het laatste, vierde jaar van
het project.
De centrale onderzoekvragen richten zich op drie aspecten: de projectopzet, de pro-
jectuitvoering, en de projectresultaten. De beoogde resultaten van het project zijn
beschreven in termen van processen, output en outcomes. De ontwikkeling van
PAOO (processen) is beschreven om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van PAOO
en vast te stellen hoe de projectuitvoering van PAOO geoptimaliseerd zou kunnen
worden. De output is het geheel van producten, diensten en activiteiten die men le-
vert om de lange-termijndoelstellingen van het project (de outcomes) te realiseren.
Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die met het project worden nagestreefd.
Output heeft doorgaans betrekking op de korte termijn, outcomes zijn meer gericht op
de langere termijn. Meer concreet gaat het om de volgende hoofdvragen:
Evaluatie van de projectopzet
Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de
projectuitvoering?
Deelvragen: (a) Zijn in de projectopzet meetbare doelen en resultaten vastgelegd?
(b) Is de looptijd van het project gezien de projectdoelen realistisch? (c) Zijn de ver-
antwoordelijkheden van betrokken partijen helder? (d) Is er een heldere projectfase-
ring? (e) Wat zijn de sterke en zwakke kanten van de projectopzet?
Evaluatie van de projectuitvoering
Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelge-
richt?
Deelvragen: (a) Is het opzetten van de platforms efficiënt en effectief verlopen?
(b) Vindt de aansturing, ondersteuning en deskundigheidsbevordering van de plat-
forms op een adequate wijze plaats? (c) Wordt voldoende aansluiting gezocht bij de
gemeenten, relevante welzijnsinstellingen en relevante partners op landelijk niveau?
(d) Is de databank gebruiksvriendelijk opgezet en kwalitatief goed? (e) Welke variatie
4
is er in het functioneren van de platforms? (f) Wat is gedaan om zwakke platforms te
versterken en wat levert dit op? (g) In hoeverre draagt de aansturing van het platform
bij aan de resultaten? (h) In welke mate leveren de uitgevoerde en geplande activitei-
ten een bijdrage aan het bereiken van de projectdoelen? (i) Is de personeelsinzet in het
project (kwantitatief en kwalitatief) realistisch in relatie tot de te behalen doelen? (j)
Zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de inzet van de projectpartners en de resul-
taten die dit moet opleveren? Komen de partners deze afspraken ook na? (k) Wat is
de bijdrage van de landelijke ouderorganisaties? Is de bijdrage effectief? (l) Wat is de
bijdrage van de LOM? Maakt het project gebruik van de lokale netwerken van het
LOM samenwerkingsverband? Is dit effectief? (m) Wat houdt de samenwerking met
de ISBO in? Is deze effectief?
Evaluatie van de projectresultaten
Hoofdvraag 3: Hoe verloopt het ontwikkelingsproces van het project? Waartoe heb-
ben de inspanningen tot nu toe geleid?
Deelvragen: (a) Wat zijn de redenen voor veranderingen in de projectopzet en -uit-
voering? Indicatoren: nieuwe initiatieven en activiteiten; (b) Wat zijn de voorwaarden
waardoor het nu ‘beter’ loopt? Indicatoren: welke nieuwe doeleinden zullen worden
bereikt; hoe knelpunten (anders) kunnen worden omzeild; welke gewenste (ne-
ven)effecten optreden; (c) Wat is de output voor het landelijk platform? Indicatoren:
actieve leden, kwaliteit van de leden, representativiteit; (d) Wat is de output voor de
lokale platforms? Indicatoren: aantal platforms, representativiteit, actieve leden, kwa-
liteit van de leden en voorzitters; (e) Wat is de output voor de binnen het project
ontwikkelde producten? Wat is de output in termen van zichtbaarheid?
Hoofdvraag 4: In hoeverre zijn de beoogde doelen bereikt met betrekking tot de
outcomes van de inspanningen tot nu toe?
Deelvragen: (a) Voelen allochtone ouders in het project zich meer betrokken en beter
vertegenwoordigd binnen de huidige structuren op landelijk, lokaal en schoolniveau?
(b) In hoeverre zijn de landelijke ouderorganisaties in staat om allochtone ouders in
hun specifieke belangen te ondersteunen? (c) In hoeverre zijn de bij het project be-
trokken scholen op de hoogte van materialen in de databank en maken ze er gebruik
van? (d) Bestaat er binnen deze scholen ruimte en erkenning voor diversiteit? (e) Wat
is de rol geweest van de betrokken actoren? (f) Zijn de resultaten landelijk toepas-
baar? (g) Hoe duurzaam zijn de behaalde resultaten? In hoeverre is er op lokaal ni-
veau een infrastructuur ontstaan van waaruit met behulp van school en ouderorganisa-
ties een duurzame vorm van ouderbetrokkenheid gerealiseerd wordt?
Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit
evaluatie-onderzoek?
5
1.3 Achtergronden en analysekader
1.3.1 Begrippen
In het onderhavige rapport gebruiken we een veelheid aan begrippen die te maken
hebben met ouders en onderwijs. In de literatuur en in het dagelijkse spraakgebruik is
de betekenis van die begrippen niet altijd even eenduidig.
Onder ouders verstaan we de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen die aan de
school zijn ingeschreven. Onder ouderbetrokkenheid wordt begrepen de betrokken-
heid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van hun eigen kind, thuis (bv.
voorlezen) en op school (bv. rapportbesprekingen voeren met de leerkracht). Onder
ouderparticipatie wordt begrepen de actieve deelname van ouders aan activiteiten op
de school van hun kinderen. Wat dat laatste betreft kan er een onderscheid worden
gemaakt in niet-geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bv. het leveren
van hand- en spandiensten ter ondersteuning van de organisatie van het schoolgebeu-
ren) en geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bv. zitting hebben in de
medezeggenschapsraad of het schoolbestuur zodat zij mede sturing kunnen geven aan
het beleid van de onderwijsinstelling). Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie kun-
nen niet alleen op schoolniveau gestalte krijgen, maar ook op bovenschools en bo-
venbestuurlijk niveau en op stedelijk, regionaal, provinciaal en landelijk niveau
(Smit, 1991; Smit, Driessen, Sluiter & Brus, 2008).
Een community is een groep mensen die bepaalde gemeenschappelijke aspecten heb-
ben in hun leven. Deze kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de woonomge-
ving, interesses, cultuur of normen en waarden. Het gaat om aspecten die de mensen
zelf van belang achten (Mittelmark, 2001). De term sociale netwerkbenadering ver-
wijst naar het web van sociale relaties dat een lid van de community omringt (Heany
& Israel, 2002). Het sociale netwerk bepaalt doorgaans mede, door de sociale invloed
die het netwerk uitoefent, de mate van betrokkenheid en participatie in de samenle-
ving (Berkmann & Glass, 2000).
Internationaal wordt steeds vaker het begrip partnerschap gehanteerd als een bruik-
baar concept om betekenisvolle samenwerkingsrelaties tussen scholen, ouders en de
lokale gemeenschap vorm te geven (Epstein, 2001; Ho Sui Chu, 2007; Montandon,
1997; Ravn, 2003). Partnerschap is op te vatten als een proces waarin de betrokkenen
erop uit zijn elkaar wederzijds te ondersteunen en waarin ze proberen de eigen bijdra-
ges zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als doel het leren, de motivatie en
de ontwikkeling van leerlingen te bevorderen (Davies & Johnson, 1996; Martinez-
Gonzalez & Rodriguez-Ruiz, 2007). Partnerschap is volgens dit model geen doel op
6
zich, maar een middel om het gezamenlijke belang van school en ouders te dienen:
optimale omstandigheden scheppen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen.
Meer concreet is partnerschap gericht op de volgende vier doelen (Bronneman-
Helmers & Taes, 1999; Smit, 1991; De Wit, 2008). (1) Pedagogisch doel: op elkaar
afstemmen van de benadering van leerlingen thuis en op school. (2) Toerustingsdoel:
verbeteren van de toerusting van ouders, maar ook van leraren met het oog op ver-
sterking van de ouder-schoolrelatie en de schoolloopbaan van de leerling. (3) Organi-
satorisch doel: ouders leveren een bijdrage aan het reilen en zeilen van de school en
voeren activiteiten mee uit. (4) Democratisch doel: ouders denken en beslissen
(in)formeel mee over het beleid van de school; de school legt verantwoording af over
haar werk aan de ouders.
1.3.2 Evaluatie projectresultaten en aanbevelingen
De formatieve evaluatie waarom PAOO nu vraagt, kent zowel een verantwoordings-
functie (voor de opdrachtgever: het Ministerie van OCW), als een verbeterfunctie
(voor PAOO zelf: op basis van de resultaten tot nu toe de organisatie en uitvoering zo
nodig bijstellen).
7
2 Onderzoeksopzet en -uitvoering
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de onderzoeksopzet en -uitvoering van de evaluatie van het
project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs gepresenteerd.
In samenspraak met de opdrachtgever is gaandeweg de uitvoering van het onderzoek
niet alleen de evaluatie van de projectresultaten, maar ook van de ontwikkelingspro-
cessen binnen het project object van onderzoek gemaakt, omdat de gerealiseerde
korte-termijndoelen nog beperkt zijn en het ontwikkelingsproces van het project
inzicht kan bieden hoe de output te optimaliseren. Paragraaf 2.2 geeft een beschrij-
ving van de onderzoeksopzet en –uitvoering. In paragraaf 2.3 wordt tenslotte de ver-
dere opbouw van het rapport beschreven.
2.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering
Het onderzoek bestond uit vier op elkaar voortbouwende fasen: (1) een voorberei-
dingsfase, (2) een studie naar het functioneren van het landelijk platform en gevals-
studies van lokale platforms, (3) interviews met vertegenwoordigers van relevante
partners, (4) evaluatie van de bevindingen en het opstellen van aanbevelingen.
2.2.1 Voorbereidingsfase
De voorbereidingsfase had tot doel om, via bureaustudie en diepte-interviews, een
scherper beeld te krijgen van:
• the-state-of-the-art van het functioneren van het landelijk platform, het landelijke
projectteam en de lokale platforms;
• de (gepercipieerde) impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en
onderwijs.
De historie van het project is gereconstrueerd op basis van het projectplan, de activi-
teitenplannen 2007 en 2008 en kwartaal- en jaarverslagen 2006, 2007 en 2008. Deze
bureaustudie is aangevuld met het bestuderen van de PAOO-website, databank en
publicaties. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met de programmamanager, project-
leider, projectmedewerkers en met vertegenwoordigers van organisaties in het plat-
8
form. Ook zijn regionale PAOO-bijeenkomsten in Zwolle (11-10-2008) en Utrecht
(1-11-2008) bijgewoond.
De output van deze fase had drie functies: (1) vaststellen van het functioneren van de
projectopzet, de projectuitvoering en gerealiseerde resultaten, (2) input voor de ont-
wikkeling van vragenlijsten ten behoeve van voorzitters en leden van de platforms,
het landelijk platform, het landelijke projectteam en partners in het project, en
(3) ontwikkelen van een interpretatie- en waarderingskader voor de (eind)resultaten
van het onderzoek.
Met deze onderzoeksfase zijn de onderzoeksvragen (1 tot en met 5) vanuit het per-
spectief van programmamanager, projectleider, projectmedewerkers en vertegen-
woordigers van organisaties in het platform beantwoord. In de hoofdstukken 4 tot en
met 7 zijn deze gegevens verwerkt.
2.2.2 Beschrijving functioneren projectteam en landelijk platform
Projectteam
Er zijn gesprekken gevoerd met de programmamanager, de projectleider en zes pro-
jectmedewerkers van het projectteam dat ondersteunende activiteiten verricht voor
het landelijk platform en de lokale platforms. Daarnaast heeft het projectteam veel
schriftelijke (detail)informatie aangedragen.
Landelijk platform
Het landelijke platform telt 29 leden; iets meer dan de helft (55%) daarvan is een
vrouw. Er zijn gesprekken gevoerd met de voorzitter en zeven leden van de agenda-
commissie. Daarnaast is gesproken met vier directeuren en vier beleidsmedewerkers
van de landelijke ouderorganisaties (VOO, OUDERS & COO, LOBO en NKO).
2.2.3 Beschrijving lokale platforms
Onderzoeksgroep
Er zijn dertig lokale platforms. De platforms hebben gemiddeld 16 leden; 59% daar-
van is een vrouw. Het kleinste platform (Amersfoort) telt 5 leden en het grootste
(Amsterdam) 33 leden. Van de voorzitters is 50% een vrouw.
Eerst wordt een globale beschrijving gegeven van het functioneren van de lokale
platforms. Daarnaast zijn in overleg met de opdrachtgever uit de dertig lokale plat-
forms tien platforms geselecteerd waar sprake was van een zekere continuïteit qua
leden en substantie qua activiteiten. Een belangrijk doel daarvan is om op basis van
9
analyse van het functioneren van deze platforms zijn aanbevelingen te kunnen doen
voor verbeteringen. De resultaten van deze gevalsstudies zullen daardoor een positie-
ver resultaat laten zien van het functioneren van PAOO dan wanneer we een (aselec-
te) dwarsdoorsnede van de platforms hadden genomen. Door deze werkwijze is wel
inzicht verkregen in de positieve en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelings-
fase van dit project hebben voorgedaan. Ook biedt deze aanpak meer mogelijkheden
om te komen tot aanbevelingen op basis van succeservaringen die vervolgens door
andere platforms kunnen worden overgenomen. In Tabel 2.1 zijn de typerende ken-
merken van de gevalsstudies weergegeven. De tabel maakt duidelijk dat er geen plat-
forms zijn geselecteerd uit de noordelijke provincies. Dit komt mede omdat in de
provincies Groningen, Friesland en Drenthe veel minder platforms zijn gestart, wat
weer te maken heeft met het feit dat in die provincies minder allochtonen woonachtig
zijn. Binnen elk van de platforms is ongeveer de helft van de leden actief; de overige
leden zijn min-of-meer nominale leden.
Tabel 2.1 – Geselecteerde gevalsstudies lokale platforms
Platform Plaats Provincie Leden Actief
1. Almere Flevoland 18-20 12
2. Eindhoven Noord-Brabant 9-10 3-4
3. Hengelo Overijssel 11 4-5
4. Leiden Zuid-Holland 10 5
5. Nijmegen Gelderland 12 6
6. Rotterdam Zuid-Holland 12-13 4-5
7. Schiedam Zuid-Holland 12 5
8. Tilburg Noord-Brabant 17 5-6
9. Utrecht Utrecht 9-10 4-5
10. Venlo Limburg 18-20 9-10
Verzamelde informatie
Vervolgens is een analyse verricht van de activiteiten van deze platforms. We ver-
richtten documentenanalyses en hielden diepte-interviews met verschillende partijen:
leden van lokale platforms, schoolleiders, ouders en contactpersonen. Indien van
toepassing is ook met (project)begeleiders en beleidsmedewerkers van de gemeenten
gesproken, dit om geen eenzijdig beeld te krijgen van de samenwerking. De inter-
views zijn door de onderzoekers gehouden. Het veldwerk is afgerond in januari 2009.
Tabel 2.2 geeft een overzicht van de aantallen gesprekken per respondentcategorie.
10
Tabel 2.2 – Achtergronden respondenten, naar platform (in aantallen)
Voor-
zitter/
secretaris/
woord-
voerder
Leden School-
directeur
Leer-
kracht/
docent
Contact/
klasse-
ouders
Begelei-
dings-
instelling
Beleids-
medewer-
kers
Totaal
1. Almere 2 2 1 1 6
2. Eindhoven 2 1 2 5
3. Hengelo 1 1 1 3
4. Leiden 1 1 1 3
5. Nijmegen 1 2 1 4
6. Rotterdam 2 1 1 3 1 8
7. Schiedam 2 1 1 4
8. Tilburg 1 1 2
9. Utrecht 1 1 1 3
10. Venlo 1 1 2
Totaal 14 3 6 3 3 9 3 41
Over de bevindingen is van gedachten gewisseld met de opdrachtgever, leden van het
landelijke platform en het projectteam. Het doel was verdiepend inzicht te verkrijgen
in de ins-and-outs van de kwaliteit van de projectopzet en de projectuitvoering. Zie
Figuur 2.1.
Figuur 2.1 – Verzamelde informatie
• Kwaliteit projectopzet en projectuitvoering: materieel, personeel, gewenste en gerealiseerde
opbrengsten en aanbevelingen.
• Participatiestructuur: ervaringen met bevoegdheden, verantwoordelijkheden, faciliteiten en taken
van platforms.
• Participatiebereidheid: (bevorderende) motieven van scholen en ouders om te participeren.
• Participatievaardigheden: belemmerende en bevorderende ervaringen met participatievaardigheden
van betrokkenen.
• Participatiecultuur: (bevorderende factoren voor) de wijze waarop betrokkenen meedenken, mee-
praten en meebeslissen over het beleid; de wijze waarop de participatie binnen de verschillende
platforms kan worden bevorderd.
• Participatiestrategie: de wijze waarop men in het kader van het project heeft vastgesteld hoe men
de doelen wil bereiken.
• Perceptie kwaliteit participatie: belemmerende en bevorderende factoren voor de kwaliteit van het
functioneren van de platforms.
11
Onderzoeksinstrumenten
Ten behoeve van de peiling zijn verschillende topiclijsten ontwikkeld voor voorzitters
en leden van de platforms, het landelijke projectteam en partners in het project. Deze
zijn in concept voorgelegd aan de opdrachtgever en daarna zo nodig bijgesteld.
Analyses
De output van de gevalsstudies zijn met kwalitatieve methodieken geanalyseerd (Mi-
les & Huberman, 1994). Deze output had drie functies: verdere ontwikkeling theore-
tisch kader, input ontwikkeling topiclijsten voor relevante partners (zoals samenwer-
kingsscholen, gemeenteambtenaren, de VO-raad en AVS) en interpretatiekader eind-
resultaten onderzoek.
Met dit onderzoeksdeel zijn de onderzoeksvragen 3, 4 en 5 vanuit het perspectief van
voorzitters en leden van de platforms, het landelijke projectteam en partners in het
project beantwoord.
2.2.4 Interviews met vertegenwoordigers relevante partners
In deze onderzoeksfase zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van rele-
vante partners, zoals samenwerkingsscholen, gemeente-ambtenaren, de VO-raad en
AVS, om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van het project en de (gepercipi-
eerde) impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs.
Met deze onderzoeksfase zijn alle onderzoeksvragen vanuit het perspectief van de
samenwerkingspartners op landelijk en gemeentelijk niveau beantwoord.
2.2.5 Evaluatie en aanbevelingen
Allereerst wordt terugkijkend nagegaan welke activiteiten tot nu toe zijn ontwikkeld,
hoe ze in praktijk zijn gebracht, hoe ze functioneren, welke ontwikkelingen er zijn en
tot welke resultaten dat heeft geleid. Vervolgens wordt op basis daarvan een analyse
van de sterke en zwakke kanten uitgevoerd en worden daar verbeterpunten uit gedes-
tilleerd. Dit leidt vooruitkijkend tot een aantal aanbevelingen voor het verdere verloop
van het project en de periode daarna. In Figuur 2.2 wordt het voorafgaande modelma-
tig weergegeven.
12
Figuur 2.2 – Evaluatie- en verbetercyclus functioneren PAOO
2.3 Verdere opbouw van het rapport
In het volgende hoofdstuk wordt de projectopzet beschreven. In hoofdstuk 4 komt het
functioneren van het projectteam en het landelijk platform aan de orde. Hoofdstuk 5
behandelt het functioneren van de lokale platforms en in hoofdstuk 6 worden de ge-
valsstudies van de lokale platforms gepresenteerd. Daarna wordt in hoofdstuk 7 de
impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs beschreven.
Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting van de resultaten.
Analyse en opbrengsten (vraag 3, 4)
• Functioneren
• Ontwikkelingsproces
• Outcomes
• Output
Opzet (vraag 1)
• Landelijk platform
• Landelijke projectgroep
• Lokale platforms
Uitvoering (vraag 2)
Materieel Personeel
Kernfuncties
• Inventarisatie en beoordeling materialen
• Initiëren aanvullingen materialen
• Disseminatie (nieuwe) producten
• Toerusten ouders en scholen
gebruik materialen
Afgeleide functies
• Afstemming inhoud en werkwijze op
andere organisaties
• Overdracht informatie en producten naar
belanghebbenden
Aanbevelingen (vraag 5)
13
3 Projectopzet Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we de projectopzet van het Platform Allochtone Ouders
en Onderwijs op basis van het projectplan 2005. We schetsen in paragraaf 3.2 het
kader van het project. Met de beschrijving van het initiële projectplan en de aange-
brachte wijzigingen worden onderzoeksvraag 1 en een deel van onderzoeksvraag 3
beantwoord.
3.2 Kader
3.2.1 Uitgangspunten
In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de projectuitvoering?
In het projectplan zijn de belangrijkste uitgangspunten die hebben geleid tot investe-
ring in dit project op een rijtje gezet (FORUM, 2005):
• goede contacten tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op
de kwaliteit van de school en op de leerprestaties en de maatschappelijke ontwikke-
ling van de leerlingen;
• ouders en school hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om onderwijs en
opvoeding vorm te geven;
• extra investeringen zijn noodzakelijk, omdat met name allochtone ouders moeilijk
bereikbaar zijn vanuit het perspectief van scholen en veel van deze ouders belem-
meringen in hun contacten met de school ervaren.
Centraal in het project staat: de betrokkenheid en zichtbaarheid van allochtone ouders
in de VVE, het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs te vergroten. Uitgangspunt
daarbij is dat wordt samengewerkt met de vier landelijke ouderorganisaties, de Isla-
mitische Scholen Besturen Organisatie en het Landelijk Overleg Minderhedenorgani-
saties. In het kader van het project functioneren een landelijk platform en dertig loka-
le platforms in de grote gemeenten.
Activiteitenplan
14
Met het ministerie van OCW is afgesproken dat jaarlijks onderdelen van het project-
plan worden uitgewerkt in een activiteitenplan. In dit plan wordt onderscheid gemaakt
naar de activiteiten van het landelijk platform en de lokale platforms.
Het activiteitenplan wordt in samenwerking met de partners in de gemeente uitge-
voerd. De platforms bepalen zelf hun prioriteiten. Het plan beschrijft waaraan de
activiteiten die in dat jaar ontplooid zullen worden een bijdrage leveren (o.a. betrok-
kenheid en zichtbaarheid allochtone ouders of de samenwerking tussen ouders en de
ouderorganisaties), vanuit welke functies de lokale platforms opereren (o.a. ontwikke-
len van nieuwe ideeën en activiteiten en het uitwisselen van informatie), en volgens
welke grote lijnen de lokale platforms werken (o.a. het organiseren van bijeenkom-
sten en het versterken van het lokale platform). Tevens wordt in dit plan de begroting
van de lokale platforms vastgelegd.
3.2.2 Doelen en gewenste resultaten
Het einddoel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegen-
woordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenor-
ganisaties.
Voor het bereiken van dit doel zijn twee strategieën vastgesteld:
• Ouders worden toegerust zodat ze in staat zijn hun betrokkenheid vorm te geven en
zich thuis voelen in ouderorganisaties.
• Scholen worden toegerust zodat ze ouders weten te bereiken met behulp van de
methoden en materialen die in het kader van PAOO zijn ontwikkeld.
Korte-termijndoelen zijn:
• Het realiseren van een noodzakelijke brugfunctie en partnerschap tussen allochtone
ouders, scholen, leerlingen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de in-
breng en betrokkenheid van deze ouders bij de opvoeding en het onderwijs.
• Het bevorderen van de zichtbaarheid van allochtone ouders (niet als individu maar
als groep die in georganiseerd verband optreedt), de toerusting van deze ouders en
het mogelijk maken van heldere communicatie tussen deze ouders en scholen.
• Het toegankelijk maken van netwerken van allochtone ouders voor de bestaande
ouderorganisaties en, omgekeerd, het open stellen van de bestaande ouderorganisa-
ties voor (georganiseerde) groepen allochtone ouders, zodat de participatie van de-
ze ouders binnen bestaande infrastructuren van gevestigde organisaties bevorderd
wordt.
• Het overdragen van informatie aan ouderorganisaties en scholen, het verzamelen en
zichtbaar maken van ontwikkelde producten en het ontwikkelen van nieuwe pro-
ducten.
15
3.2.3 Verantwoordelijkheden van betrokken partijen
Verantwoordelijkheden projectteam in de projectopzet
Hoe zijn de functies van het projectteam, de projectleider, landelijk platform, ‘coördi-
nator lokaal’ en gekwalificeerde trainers/ondersteuners in het projectplan (PAOO,
2005) beschreven?
• Het projectteam staat het landelijk platform en de lokale platforms bij in de uitvoe-
ringsactiviteiten. Het projectteam draagt zorg voor een professionele uitvoering van
de concrete activiteiten onder aansturing van het platform. Samenstelling, benodig-
de deskundigheid, omvang en opzet van het projectteam zijn in het operationele
plan bij de start van het platform nader bepaald.
• Er is een projectleider aangesteld voor de aansturing en het beheer van het project.
Deze is in de eerste fase van het project verantwoordelijk voor het opstarten van de
platforms en het opstellen van een meer gedetailleerd uitvoeringsplan. De project-
leider stuurt tevens de verdere uitvoering aan, zet de grote lijnen jaarlijks uit in een
Activiteitenplan dat aan OCW wordt voorgelegd ter accordering, zorgt voor de
voortgangsrapportages en voor de afspraken en terugkoppeling naar de partners en
het Ministerie van OCW.
• Vier ‘lokale coördinatoren’ sturen in het project de lokale platforms aan. Deze
dragen zorg voor een stevige verankering van en lijnen naar de deelnemende lokale
platforms. Lokaal worden teams gericht op de bevordering van de communicatie en
participatie van ouders door hem/haar geïnitieerd en gefaciliteerd. Hij/zij zorgt te-
vens voor de deelname van of afstemming met gemeentelijke instanties en instel-
lingen voor onderwijs en opvoeding.
• Het projectteam bestaat verder uit gekwalificeerde trainers/ondersteuners. Dit zijn
medewerkers die op professionele wijze methodieken en modules kunnen inventa-
riseren, beoordelen en implementeren, zelf trainingen kunnen geven, maar ook lo-
kale trainers kunnen voorbereiden op hun taken (‘train de trainer’). Het projectteam
is zodanig samengesteld dat een grote diversiteit aan ouders bereikt kan worden.
De producten die zij ter beschikking stellen moeten helder en toegankelijk zijn en
bruikbaar zijn voor zowel scholen als ouders. De medewerkers zijn tevens inzet-
baar als ondersteuners van de lokale communicatie- en participatieteams.
Het projectteam is conform het projectplan samengesteld uit een projectleider, vier
lokale coördinatoren en een beleidsmedewerker. Vanwege de beperkte financiële
middelen was het niet mogelijk om gekwalificeerde trainers in te zetten. Een beleids-
medewerker heeft trainingen en workshops verzorgd naast het inventariseren van
materialen en methodieken voor de databank en deze toegankelijk te maken voor
scholen en ouders. In het eerste jaar van het project werd duidelijk dat het opzetten en
16
ondersteunen van lokale platforms bestaande uit vrijwillige ouders een bijzonder
intensieve opdracht is. De werving en toerusting van leden bleek zeer veel tijd te
vragen, evenals het creëren van een team om kennis te verzamelen en te delen. Ook
het zoeken naar samenwerking met lokale partners bleek veel tijd te vergen. De ont-
wikkeling van een groep individuele, vrijwillige ouders tot een zelfsturend team dat
zonder intensieve ondersteuning van een projectmedewerker kan functioneren, bleek
een ontwikkelingsproces te zijn dat niet in enkele maanden gerealiseerd kan worden.
Het project heeft daarom vanaf 2007 extra financiële ondersteuning gekregen.
Het landelijk platform is als volgt samengesteld: een vertegenwoordiging van alloch-
tone ouders, multi-etnisch, niet verzuild en afkomstig uit verschillende delen van
Nederland. Daarnaast maken ook de vertegenwoordigers van de vier landelijke ou-
derverenigingen, de ISBO en het LOM deel uit van het landelijk platform, een pro-
jectleider en secretaris vanuit FORUM. Het landelijk platform heeft een tijdelijke
functie en is geen formeel adviesorgaan of overlegplatform in politieke zin.
Het landelijk platform kent de volgende functies (PAOO, 2006):
Hoofdfuncties
• Het bespreken van de geïnventariseerde materialen, projecten, methodieken en
good practices die gebruikt kunnen worden bij de vergroting en verbetering van de
school-ouderbetrokkenheid.
• Vaststellen welke behoeften er zijn bij betrokken ouders en het onderwijsveld wat
betreft het ontwikkelen van producten en een informatie- en ondersteuningsaanbod.
Procesfuncties
• Het platform draagt zorg voor en heeft een aansturende rol als het gaat om de uit-
voering van de in het projectplan PAOO beschreven activiteiten.
• Het platform bewaakt de in het projectplan beschreven activiteiten, die door het
projectteam ten uitvoer worden gebracht.
Nevenfuncties
• Het platform stemt zijn landelijke activiteiten af met de dertig lokale platforms en
bewaakt de voortgang van dit afstemmingsproces. Het platform heeft de functie om
te zorgen dat bestaande activiteiten op het terrein van ouderbetrokkenheid, ouder-
participatie, toerusting ouders en zichtbaarheid van ouders van allochtone afkomst,
afgestemd worden met relevante partijen en partners.
• Het platform heeft de verantwoordelijkheid voor de overdracht, communicatie en
implementatie als het gaat om de door het project behaalde resultaten. Als een van
de eerste producten zal het platform de algemene brochure vaststellen waarin het
platform haar activiteiten aan de buitenwereld kenbaar maakt.
17
3.2.4 Belangrijke wijziging bij begin uitvoering project
Landelijk platform
In de oorspronkelijke projectopzet zou het landelijk platform het projectteam aanstu-
ren, een inventarisatie opstellen van materialen, methodieken en good practices uit-
voeren die behulpzaam zouden kunnen zijn bij het vergroten van de samenwerking
tussen school en ouders. Al vanaf het begin van de uitvoering van het project is dit
echter anders ingevuld, omdat de vrijwilligers (ouders) in het landelijk platform een
beperkt deel van hun vrije tijd kunnen besteden aan het project. Het projectteam heeft
daarom het aansturen, coördineren en uitvoeren van het landelijk platform overgeno-
men, hetgeen een verzwaring van hun taken betekende.
In de praktijk heeft het landelijk platform de volgende functies:
• Signalen uit de lokale platformen bundelen en waar nodig daar op landelijk niveau
vervolg aan geven. Een voorbeeld hiervan is de moeizame samenwerking tussen
lokale platforms en scholen. Het landelijk platform heeft om die reden de AVS en
de VO-raad uitgenodigd voor overleg om te komen tot samenwerking.
• Inspelen op thema’s die landelijk van belang zijn en bijvoorbeeld daar themabij-
eenkomsten voor de lokale platforms voor organiseren. De landelijke bijeenkomst
over het thema ‘segregatie’ in november 2008 is hier een voorbeeld van. Als ver-
volg hierop werken de lokale platforms dit thema uit in het eigen werkplan.
• Mede ontwikkelen van materialen en instrumenten op het gebied van ouderbetrok-
kenheid, zoals de meetlat ouderbetrokkenheid en een handleiding huisbezoeken.
• Deelname aan landelijke congressen en landelijke bijeenkomsten welke relevant
zijn voor het project.
Lokale platforms
In het projectplan wordt nadrukkelijk voorgesteld aansluiting te zoeken bij de ge-
meentelijke infrastructuur rond onderwijs en opvoeding: onderwijs- en welzijnsinstel-
lingen, de lokale netwerken van allochtone groeperingen en de lokale partners van het
LOM-samenwerkingsverband.
Volgens het projectplan dienen lokale platforms op creatieve wijze te zoeken naar
mogelijkheden voor afzonderlijke scholen om hun relatie met ouders gestalte te ge-
ven. Daarbij dient te worden aangesloten bij lokale initiatieven of succesvolle expe-
rimenten. Lokale platforms kunnen gaan functioneren als open communicatielijnen
tussen het landelijke platform en scholen. Richting de scholen zouden de lokale plat-
forms een doorgeefluik van geïnventariseerde of nieuw ontwikkelde producten kun-
nen zijn. Voor ouders die lastig contacten kunnen leggen met scholen vormen de
lokale platforms het toegangskanaal tot de school en de leerkrachten. Het platform
18
zou samengevat hét loket zijn waar scholen en ouders terecht kunnen voor vragen
(input) en tevens het distributiepunt voor het aanbod dat tot stand komt om in de
lokale vraag te kunnen voorzien (output). Het lokale platform als lokaal schakelpunt
tussen vraag en aanbod van ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie.
Binnen 30 gemeenten functioneren lokale platforms. Lokale platforms hebben de
vorm van communicatie- en participatieteams, waarvan de deelnemers een directe
relatie met een school of scholen trachten te hebben. Het projectteam ondersteunt de
verschillende lokale platforms. Er worden regionale en landelijke bijeenkomsten
georganiseerd om meer bekendheid te geven aan de werkzaamheden en acties van het
project. Daarnaast worden landelijk een aantal dagen georganiseerd aan de hand van
thema’s, beschikbare methodieken of de opbrengsten van afzonderlijke projecten.
Projectfasering
Het project heeft een looptijd van vier jaar. Scholen en schoolbesturen, ouders en
ouderorganisaties zouden volgens het projectplan na deze periode over de instrumen-
ten beschikken om hun partnerschap meer inhoud te geven. In een overdrachtsdocu-
ment wordt ten slotte vastgelegd hoe producten en activiteiten worden ondergebracht
bij organisaties die daar op basis van doelstelling, werkwijze en belangstelling voor in
aanmerking komen. Resultaten, overdracht en afsluiting van het project worden uit-
eindelijk met een slotconferentie bezegeld. De praktijk blijkt echter beduidend weer-
barstiger. Het is duidelijk dat PAOO een innovatief project is waarvoor (nog) geen
standaardaanpak beschikbaar is. Op basis van ‘tijdens-de-rit’ opgedane ervaringen
moesten er een fors aantal aanpassingen in de projectaanpak worden doorgevoerd,
opdat de platforms een rol kunnen (gaan) spelen in de relatie allochtone ouders en
school.
3.2.4 Sterke en zwakke kanten van de projectopzet
Wat zijn de sterke en zwakke kanten van de projectopzet, zoals die voortvloeien uit
het projectplan? Allereerst mogelijk sterke kanten van het project:
• Het project wordt uitgevoerd en gedragen door een brede groep van maatschappe-
lijke organisaties en instellingen zoals de landelijke ouderorganisaties en ook de
betrokkenheid van de LOM-samenwerkingsverbanden is een kracht in dit project.
• De jaarlijks opgestelde activiteitenplannen spelen flexibel in op actuele ontwikke-
lingen en ervaringen binnen het project.
• Het project heeft aspecten/kenmerken van de beloftevolle ‘community benadering’.
Deze benadering behelst een mix van principes en ideeën om effectiever te com-
municeren met achterstandsgroepen c.q. risicogroepen. Betrokkenen binnen een
community worden medeverantwoordelijk gemaakt voor het bepalen en behalen
19
van de beleidsdoelen om draagvlak te creëren binnen de gemeenschap. Het achter-
liggende idee is dat wanneer er draagvlak is voor het bereiken van bepaalde doelen,
de kans groter is dat de beoogde resultaten worden bereikt en dat ze ook langer be-
klijven. Een ander belangrijk aspect van de community benadering is dat er wordt
ingespeeld op de specifieke context en doelgroep: er is geen sprake van standaard-
werk maar van maatwerk (Luijpers & Keijsers, 2001). De community benadering is
in sectoren als het maatschappelijke opbouwwerk en in de internationale ontwikke-
lingshulp al geruime tijd grootschalig toegepast. De toepassing binnen de Neder-
landse gezondheidsbevordering en het onderwijs is relatief recent (Alting, Bou-
wens & Keijsers, 2003; Harting & Assema, 2007).
• Het project wordt uitgevoerd over de verzuilde onderwijsstructuren heen, hetgeen
vernieuwend genoemd kan worden. Het Ministerie van OCW ondersteunt het pro-
ject.
Mogelijke zwakke kanten van het project zijn:
• De projectdoelen zijn niet SMART geformuleerd: Specifiek, Meetbaar, Accepta-
bel, Realistisch en Tijdgebonden. Dit maakt het lastig precies na te gaan in hoever-
re de doelen zijn gerealiseerd1
.
• De inbreng van ouders als vrijwilligers vormt een onzekere factor bij het bepalen
en initiëren van activiteiten.
• Toegangsbarrières: mogelijke weerstanden bij concurrerende instellingen die het
toetreden tot de markt belemmeren.
• Weerstanden bij scholen om een samenwerkingsrelatie aan te gaan met de lokale
platforms.
• Weerstanden bij instellingen om nieuwe werkwijzen, producten en materialen van
FORUM te implementeren in hun aanpak.
1 De (strategieën voor) gewenste (veranderingen in de) aanpak zijn in samenspraak met stakeholders
al ‘lerend-op-weg’ ge(her)formuleerd, waardoor het ook moeilijk is vast te stellen of de doelen zijn
gerealiseerd.
20
21
4 Functioneren projectteam en landelijk platform
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van het projectplan, notulen van de vergade-
ringen van het landelijk platform, beleidsnotities en gesprekken met betrokkenen het
functioneren van het projectteam en het landelijk platform. We schetsen in paragraaf
4.2 globaal de opzet van het project. In paragraaf 4.3 geven we een beeld van het
functioneren van het projectteam. Paragraaf 4.4 beschrijft het functioneren van het
landelijk platform. Met de beschrijving van het functioneren van het projectteam en
het landelijk platform worden onderzoeksvragen 2, 3 en 4 beantwoord.
4.2 Opzet van het project
Het project omvat een projectteam van FORUM, een landelijk platform en lokale
platforms in de grote gemeenten. Het projectteam ondersteunt het landelijk platform
bij de uitvoeringsactiviteiten. Leden van het projectteam sturen de lokale platforms
aan. De lokale platforms kunnen gebruik maken van verschillende instrumenten,
zoals de PAOO-databank met methodieken en materialen en de PAOO-courant. De
sectoren waarop het project zich richt zijn Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE),
basisonderwijs en voortgezet onderwijs binnen de 30 grootste gemeenten (G30). Het
is de bedoeling dat de ervaringen en opbrengsten op landelijk niveau uiteindelijk
beschikbaar komen voor de lokale platforms en de landelijke ouderorganisaties. Ou-
ders en scholen kunnen daar dan hun voordeel mee doen.
Daarnaast was het de bedoeling dat de vier landelijke ouderorganisaties aan het eind
van het project voldoende in staat zouden zijn de belangen van allochtone ouders te
behartigen. Dit zou mogelijk zijn binnen de structuur van de landelijke ouderorgani-
saties. In de loop van 2007 werd duidelijk dat enerzijds gezien de complexe proble-
matiek, de omvang van de interventie van PAOO op gemeentelijk niveau, de beno-
digde intensieve ondersteuning en anderzijds de beschikbare capaciteiten van de
landelijke ouderorganisaties, dat deze vier organisaties de opgebouwde kennis en
infrastructuur van PAOO niet zouden kunnen overnemen. FORUM heeft dit in 2007
richting Ministerie van OCW gecommuniceerd.
22
4.3 Functioneren projectteam
Het projectplan (PAOO, 2005) vermeldt dat het projectteam in de uitvoeringsactivi-
teiten het landelijk platform bijstaat. Samenstelling, benodigde deskundigheid, om-
vang en opzet van het projectteam zijn in het operationele plan bij de start van het
landelijk platform nader bepaald. Voor de aansturing en beheersing van het project is
een projectleider aangesteld. Deze was in de eerste fase verantwoordelijk voor het
opstarten van het landelijk platform, het opstellen van een meer gedetailleerd uitvoe-
ringsplan, alsook de invulling van de fasering van het vierjarige project, vaststellen
van omschrijvingen van op te leveren criteria en – in een latere fase – van producten
en nadere concretisering van de te bereiken resultaten. Tevens stuurde de projectlei-
der de verdere uitvoering aan, zorgde voor het jaarlijkse activiteitenplan, de drie-
maandelijkse voortgangsrapportages en voor de afspraken en terugkoppeling naar de
partners en het Ministerie van OCW.
Opstarten landelijk platform
Er is bij de leden van het projectteam zeer veel tijd gaan zitten in het vinden van
geschikte leden voor het landelijk platform en de lokale platforms. De projectmede-
werkers hebben om te beginnen gebruik gemaakt van hun eigen netwerken om ouders
te vinden met uiteenlopende etnische achtergronden, met kinderen in diverse onder-
wijssectoren en een voldoende beheersing van de Nederlandse taal die op vrijwillige
basis zich willen inzetten voor het vergroten van ouderbetrokkenheid. In elke grote
gemeente zijn twee à drie introductiebijeenkomsten voor ouders en relevante organi-
saties georganiseerd. Het is het projectteam in relatief korte tijd gelukt om gemoti-
veerde leden te werven. In juni 2006 vond in Den Haag de landelijke presentatie
plaats van het landelijk platform met 29 leden en 5 lokale platforms. Eind 2006 had-
den 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente en eind 2007
waren 23 lokale platforms actief.
Ouders sluiten zich aan bij een lokaal platform omdat zij zich kunnen vinden in de
doelstellingen van PAOO en omdat de activiteiten aansluiten bij hun wensen en be-
hoeften een bijdrage te leveren aan het optimaliseren van de ontwikkelingskansen van
allochtone kinderen. De motivatie van leden is soms dat ze problemen ervaren in de
communicatie met school over hun eigen kind; sommige ouders voelen zich gedis-
crimineerd, maar er zijn ook ouders die een bijdrage willen leveren om de kansen
voor allochtone kinderen willen vergroten. Zij zijn zelf als kind naar Nederland ge-
komen, hebben in hun schoolloopbaan geen ondersteuning van hun ouders ontvangen
en willen nu iets betekenen voor kinderen die in dezelfde situatie verkeren. Soms
blijken de wederzijdse verwachtingen van de ouders en het projectteam niet duidelijk
op elkaar te zijn afgestemd en trekken leden zich terug; ook blijkt soms dat na ver-
loop van (korte) tijd wensen en behoeften kunnen veranderen, waardoor leden afha-
23
ken. Bij elk van de platforms vindt wel enige fluctuatie plaats, toch is er bij de meeste
platforms sprake van een harde kern van actieve leden.
Netwerkontwikkeling
Naast de werving van de leden van de platforms heeft het projectteam geïnvesteerd in
relaties met de ambtenaren onderwijs van de gemeenten, de wethouders, contacten
met welzijnsinstellingen en andere relevante partners. Voor platforms die voldoende
actieve leden hadden, minimaal 10, om van start te kunnen gaan, was het organiseren
van een officiële presentatie de eerste echte activiteit. Hiervoor werden basisscholen
en scholen voor voortgezet onderwijs uitgenodigd. Praktisch overal was er enthousi-
asme vanuit de gemeente (met uitzondering van Leiden) en gaf de wethouder van
onderwijs het startschot voor het platform. Tijdens deze eerste bijeenkomsten waren
er inhoudelijke debatten over thema’s die ouders en scholen na aan het hart liggen,
zoals ouderbetrokkenheid, onderwijsondersteuning door ouders, Cito-toetsen en
overgang PO-VO.
Website
De PAOO-website is onderdeel van de FORUM-website. Het is een informatieportal
voor het gehele project. Daarop staan data van bijeenkomsten, verslagen, nieuwsbe-
richten en achtergrondinformatie over het project. De website wordt jaarlijks onge-
veer 9.000 keer bezocht en is daarmee het project met de meeste ‘hits’ op de FO-
RUM-website. De website wordt continu geactualiseerd met informatie over nieuwe
platforms, leden van de diverse platforms, de agenda’s van het landelijk platform en
de lokale platforms, korte impressies en foto’s van bijeenkomsten en congressen.
Op de website hebben alle platforms een eigen plek, waar ze informatie over bijeen-
komsten op kunnen laten zetten, maar ook verslagen en specifieke informatie. Gezien
het aantal reacties dat wekelijks bij FORUM binnenkomt, maken platformleden zelf
ook veel gebruik van de website. Het gaat om vragen, mutaties en voorstellen voor
het plaatsen van stukjes of verwijzingen.
Ook zijn diverse documenten te downloaden van de website, zoals beleidsvoorstellen
en -reacties en pdf’s van diverse door PAOO en partnerorganisaties uitgebrachte
producten. Ook is er de rubriek ‘Goed om te weten’, waar een aantal praktische tips
staan die voor personen en organisaties die bezig zijn met ouderbetrokkenheid van
belang kunnen zijn.
Ondersteuning functioneren lokale platforms
Vanaf de oprichting maakt ieder lokaal platform, ondersteund door de projectmede-
werker, een jaarplan met daarin een beschrijving van geplande activiteiten en een
tijdspad. Deze jaarplannen worden uitgewerkt binnen de grote lijnen van het door het
24
Ministerie van OCW geaccordeerde PAOO activiteitenplan Alle activiteiten worden
voorbereid door de projectmedewerker in samenwerking met de leden. Gemiddeld
hebben de lokale platforms maandelijks een bijeenkomst, maar de zeer actieve plat-
forms komen wekelijks bij elkaar. De mate van ondersteuning door de projectmede-
werker hangt af van het aantal actieve leden, de capaciteiten van de leden en de be-
schikbare tijd.
Ontwikkeling functioneren lokale platforms
Na de eerste officiële activiteit hebben de platforms een inventarisatie gemaakt van de
thema’s die de leden als problematisch ervaren rondom ouderbetrokkenheid, ouder-
participatie en de schoolloopbaan van hun kinderen. Vanuit de gedachte dat ouders
een grote behoefte hebben aan meer informatie over onderwijsgerelateerde thema’s,
hebben de platforms vervolgens debatten en informatieavonden georganiseerd voor
ouders en scholen in betreffende gemeenten. Hierbij kwamen onderwerpen zoals
VVE, overgang PO-VO, schooluitval, etc. aan de orde. Dit is een goede manier ge-
bleken om de lokale platforms bij relevante partners een gezicht te geven. Het heeft er
in de meeste gemeenten toe geleid dat meer ouders zijn toegetreden tot het platform
en het platform heeft laten zien dat het een spreekbuis vormt voor allochtone ouders.
In de praktijk blijkt het echter voor de platforms een hele opgave om de zogenaamde
‘moeilijk bereikbare’ ouders te betrekken bij de school en het onderwijs. Deze erva-
ringen hebben ertoe geleid dat PAOO eind 2007 een andere weg is ingeslagen. In de
visie van PAOO geeft de school het kader aan voor ouderbetrokkenheid; een indivi-
duele ouder kan het beleid en de aanpak van de school niet veranderen, maar een
school bepaalt de visie op ouders en de wijze waarop ze in de praktijk werken aan
partnerschap met ouders. PAOO heeft daarom besloten om in 2008 de focus te richten
op de samenwerking met scholen. PAOO ging werken aan het verminderen van blok-
kades voor een actieve rol van ouders door bij scholen het perspectief van communi-
catie met ouders in te brengen.
Creëren randvoorwaarden participatie van ouders in het project
Het projectteam tracht de randvoorwaarden te creëren waardoor de ouders hun werk-
zaamheden in het lokale of landelijk platform op een prettige manier in een goed
klimaat en goed georganiseerde setting kunnen uitvoeren, met duidelijkheid over
taken en verantwoordelijkheden en over welke ‘beloning’ men ontvangt. Het stimule-
ren en motiveren van de vrijwillige leden vergt veel inzet van het projectteam.
Een verzwarende factor tijdens de eerste fase van het project was dat er nog geen
voorlichtingsmateriaal was ontwikkeld om ouders ook schriftelijk te kunnen informe-
ren. Van het projectteam werd daarnaast ook veel inzet gevraagd bij het verzamelen
van methodieken, trainingen en andere materialen. Hiertoe is met onderwijsonder-
25
steunende instellingen, scholen, welzijnsinstellingen en steunfunctieorganisaties in de
gemeenten contact gelegd en overleg gevoerd.
Het projectteam tracht te zorgen voor een goede inbedding van de organisatie in het
netwerk van aanpalende professionele instellingen. De lokale coördinatoren zorgen
voor de deelname van of afstemming met gemeentelijke instanties en instellingen
voor onderwijs en opvoeding. Er is inmiddels een basis gelegd voor goede samen-
werkingsrelaties, zowel landelijk als in de verschillende gemeenten. De platforms
worden vaak benaderd door gemeenten, scholen, welzijns- en migrantenorganisaties
voor verschillende zaken. Dit gaat om incidentele bijdragen aan bijeenkomsten, inte-
gratiedebatten, maar ook om meer structurele deelname aan een werkgroep ‘Passend
Onderwijs’ of overleg van de Brede Scholen. Daarnaast zijn platforms ook benaderd
om een bemiddelende rol te vervullen voor groepen ontevreden ouders over het on-
derwijs en de scholen.
Begeleiding van lokale platforms
Er zijn verschillende factoren die het ondersteunen van de lokale platforms zeer ar-
beidsintensief maken:
• Een grote verscheidenheid aan niveaus bij de leden. De ondersteuning moet hierop
afgestemd worden. Het vraagt ook veel om zowel hoogopgeleide als laagopgeleide
ouders vast te houden vanwege verschillende verwachtingen omtrent de eigen rol.
• Sommige leden doen voor het eerst vrijwilligerswerk en hebben weinig ervaring
met vergaderen en organiseren.
• De vrijwillige inzet van de leden heeft beperkingen. Je kunt niet van leden eisen dat
ze op een bijeenkomst zijn of dat ze contacten met een school leggen.
• Er zijn wisselingen in de samenstelling van de lokale platforms, waardoor voortdu-
rende nieuwe leden ingewerkt moeten worden.
• Verschillen in culturele achtergronden moeten overwonnen worden om goed te
kunnen samenwerken.
Daarnaast kost het continu tijd en inspanning om de vrijwillige leden enthousiast en
gemotiveerd te blijven houden. De projectmedewerkers ervaren hun baan als ‘uitda-
gend’ en ‘zwaar’, omdat ze ieder zeven platforms begeleiden, veel onderweg zijn
omdat ze door het hele land reizen en veel in de avonden en in de weekenden werken.
Het komt regelmatig voor dat het ondersteunen van een platform stress oplevert,
omdat relatief veel ‘onproductieve’ tijd gaat zitten in het oplossen van problemen in
het interne functioneren van de platforms. De projectmedewerkers moeten steeds
laveren tussen de doelen en centrale activiteiten van PAOO en de individuele wensen
van de leden van de lokale platforms. De leden zijn soms vooral bezig met hun per-
soonlijke ervaringen en daarom vraagt het veel tact, inzicht en doorzettingsvermogen
om het grotere belang onder de aandacht te houden.
26
Kadertrainingen
Het projectteam heeft voor de platforms kadertrainingen georganiseerd met aandacht
voor basisvaardigheden als samenwerken, doelen stellen en helder formuleren. Daar-
naast hebben de leden van alle platforms een training communicatie, presentatie en
debatteren gevolgd, naast een training over samenwerken met scholen. Voor een
groot deel van de leden van de platforms was een goede voorbereiding nodig om het
gesprek aan te gaan met professionals op een school. Verschillende trainers, geselec-
teerd op ervaring in het werken met allochtone vrijwilligers, zijn hiervoor ingezet.
Een aantal trainers is niet positief beoordeeld door het PAOO-team en daarom moes-
ten er weer andere trainers worden gezocht. In de praktijk blijkt dat er veel kaf onder
het koren van de trainers zit en dat het lastig is goede trainers te vinden. Het project-
team heeft naast een pool van trainers ook een pool van deskundigen op het gebied
van bijvoorbeeld schooluitval, medezeggenschap en het Nederlandse onderwijssys-
teem gevormd.
Opzetten van een databank
Een van de middelen om scholen te voorzien van good practises en methodieken op
het gebied van de ouderbetrokkenheid onder allochtone ouders is de databank op de
PAOO-website. In die databank staan diverse methodieken en initiatieven vermeld
waar scholen en ouders gebruik van kunnen maken. Ook staan er voorbeeldscholen
genoemd die zich succesvol hebben bewezen op het gebied van allochtone ouderbe-
trokkenheid.
Het opzetten van de databank is volgens de medewerkers van FORUM een hele klus
geweest waar erg veel tijd in is gestoken: het verzamelen van voorbeelden, contacten
leggen met de organisaties daarachter, het beknopt beschrijven van de voorbeelden en
het ontwikkelen van de CMS-applicatie achter de databank. Op vele manieren is
geprobeerd de databank onder de aandacht te brengen: via de lokale platforms, via
bijeenkomsten, via de PAOO Courant en via het algemene deel van de PAOO-
website. Over het gebruik en de waardering van de databank kunnen we niet veel
zeggen. In 2008 zou de databank worden geëvalueerd, maar toen bleek dat de site
oudersbijdeles.nl zich op hetzelfde terrein bezighield, is besloten daarmee te gaan
samenwerken. Uiteindelijk zou de databank van PAOO in oudersbijdeles.nl opgaan.
Een eigen evaluatie was daarmee – zeker ook gezien de tijd die daar in zou gaan
zitten – van de baan. Eind 2008, begin 2009 zijn concrete afspraken gemaakt over de
voortgang en continuering van de databank. Wanneer het project wordt beëindigd zal
de databank van PAOO opgaan in de databank van oudersbijdeles.nl.
27
4.4 Functioneren landelijk platform
In het landelijk platform hebben voor de periode van twee jaar zitting: 22 ouders die
kinderen hebben in het primair of voortgezet onderwijs, vertegenwoordigers van de
vier landelijke ouderorganisaties, een vertegenwoordiger van de ISBO, een project-
leider vanuit FORUM en een vertegenwoordiger van de LOM-samenwerkings-
verbanden. Gehanteerde criteria bij de werving van ouders waren: interesse hebben in
de problematiek, evenwichtige verdeling naar regio, sekse en etnische groep, kinde-
ren hebben in het onderwijs (VVE, PO, VO), enige kennis hebben van het Nederland-
se onderwijs, één keer in de zes weken een zaterdag actief willen deelnemen om zich
in te zetten voor de multi-etnische doelen. Het landelijk platform heeft twee jaarcon-
gressen en vier landelijke bijeenkomsten voor lokale platforms georganiseerd. De
samenstelling van het landelijk platform is in de loop van de tijd voor ongeveer een
derde vervangen.
Indicaties optimaal functioneren landelijk platform
Waar hangt het al dan niet optimaal functioneren van het landelijk platform mee
samen? We onderscheiden negen aspecten die een indicatie geven van het functione-
ren van het landelijk platform (Smit, Van Esch & Tiebosch, 1998), te weten:
1. Doelen: de mate waarin er duidelijkheid is over de doelstellingen van het landelijk
platform (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden).
2. Participanten: de mate van invloed van betrokkenen op de voortgang van het lan-
delijk platform.
3. Strategie: de mate van bruikbaarheid van de gehanteerde methoden en middelen
om de gestelde doelstellingen van het landelijk platform te realiseren.
4. Functies: de mate waarin de gehanteerde strategieën leer-, kwalificatie- of sociali-
satiefuncties vervullen (‘leren leren’; het bijbrengen van kennis, houdingen en
vaardigheden, die individuen in staat stellen arbeidsprestaties te verrichten; leren
zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het functioneren van het platform).
5. Bereik: de mate waarin de gehanteerde strategie mogelijkheden biedt een grotere
doelgroep te bereiken dan waarvoor het landelijk platform (in eerste instantie) was
opgezet.
6. Evaluatie: de mate waarin (in)formele evaluatiemomenten zijn ingebouwd om
activiteiten te beoordelen en te verbeteren.
7. Belemmeringen: de mate waarin men positief omgaat met belemmeringen, waar-
door de ontwikkeling van het landelijk platform niet stagneert.
8. Rol projectteam: de mate waarin het landelijk platform verzekerd is van de steun
van het projectteam.
9. Voortgang: de mate waarin binnen een redelijk tijdsplan de doelstellingen worden
gerealiseerd.
28
De criteria zijn zowel toegepast op basis van (subjectieve) informatie die tijdens de
interviews is verstrekt door de betrokken, als door objectieve gegevens die gebaseerd
zijn op basis van de beschikbare documenten (zoals plannen, verslagen en notulen).
4.4.1 Doelen
Het doel van het project is dat allochtone ouders zich meer betrokken en beter verte-
genwoordigd voelen binnen de huidige onderwijsstructuren, zowel op landelijk, lo-
kaal als schoolniveau. Ouders dienen zelf in staat te zijn hun betrokkenheid en belan-
genbehartiging op school en via de ouderorganisaties duurzaam vorm te geven.
Scholen weten allochtone ouders te bereiken via instrumenten en hulpmiddelen die
voor hen snel en eenvoudig zijn te vinden en die toegesneden zijn op hun situatie.
Binnen de school dient ruimte en erkenning te zijn voor diversiteit (PAOO, 2005).
Het landelijk platform heeft de gewenste doelen van het project geoperationaliseerd
in vijf thema’s (Landelijk Platform, 2008a):
• Vergroten partnerschap tussen allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisa-
ties met betrekking opvoeding en het onderwijs.
• Bevorderen van de zichtbaarheid van ouders, de toerusting van ouders en heldere
communicatie tussen ouders en scholen.
• Participatie van allochtone ouders binnen bestaande infrastructuren van ouderorga-
nisaties.
• Overdragen van informatie/producten aan ouderorganisaties en scholen.
• Evaluatie van de resultaten.
Vergroten partnerschap allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisaties
In de visie van het landelijk platform, die in 2007 is uitgewerkt in een visiedocument,
staat het werken aan een goede samenwerking tussen ouders en school centraal in de
aanpak van PAOO. Het gaat daarbij om samenwerking op individueel niveau van
ouders en leerkrachten rondom de ontwikkeling van het kind, maar ook om het sa-
menwerken in de schoolorganisatie. Het bevorderen van partnerschap tussen ouders
en school is de kern van het werk van de lokale platforms. Een van de hoofdthema’s
van het landelijk platform is het versterken van deelname van allochtone ouders aan
medezeggenschapsraden. Hiermee wordt gewerkt aan het realiseren van het doel van
PAOO dat meer ouders grip krijgen op de besluitvorming op scholen.
Het landelijk platform heeft de hieronder staande thema’s op de agenda gezet en
streeft daarmee naar de volgende aangegeven resultaten:
• Invoering ‘meetlat ouderbetrokkenheid’. Het landelijk platform ontwikkelt met de
VO-raad en de NKO een meetlat ouderbetrokkenheid. De lokale platforms komen
29
in de praktijk scholen tegen met een hoge mate van betrokkenheid en participatie
van ouders. Deze scholen worden opgenomen in de databank, maar PAOO wil
meer erkenning voor scholen die zich sterk maken voor betrokkenheid van àlle ou-
ders. Omdat scholen in de praktijk weinig zicht hebben op de aanpak van andere
scholen, wil PAOO door meer aandacht te geven aan deze goede voorbeelden scho-
len stimuleren zich hieraan op te trekken. De PO-raad denkt samen met enkele
scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs mee in een resonansgroep.
Scholen en lokale platforms kunnen dit instrument, dat in de loop van 2009 wordt
geproduceerd en gepresenteerd, gebruiken. Als aanvulling hierop werkt PAOO aan
een handleiding waarmee scholen zich verder kunnen ontwikkelen op het gebied
van ouderbetrokkenheid.
• Stimuleren van huisbezoeken. PAOO ontwikkelt een handleiding huisbezoeken
omdat ze heeft geconstateerd dat het uitvoeren van huisbezoeken een bijzonder ef-
fectief instrument is om de communicatie tussen leerkrachten en (moeilijk bereik-
bare) ouders te verbeteren. Scholen die dit instrument inzetten geven aan dat ouders
zelf meer het contact met de leerkracht zoeken; het levert leerkrachten meer inzicht
op in de sociale context van het kind en enkele geïnterviewde leerkrachten geven
aan dat door de huisbezoeken de sfeer in de klas positief is beïnvloed. Toch zijn
niet alle scholen – die moeite hebben in het bereiken van ouders – overtuigd van de
effectiviteit hiervan en er bestaat vaak weerstand bij directie en teamleden om tot
invoering over te gaan vanwege de grote tijdsinvestering en soms ook het gevoel
van onveiligheid bij leerkrachten. In de handleiding wordt beschreven hoe scholen
die met dit instrument werken dit hebben ingevoerd en wat hun ervaringen zijn.
Hiertoe zijn interviews met een aantal scholen gehouden. Het lokaal platform Al-
mere heeft met succes een basisschool geadviseerd om huisbezoeken in te voeren
en ouders te betrekken bij gemeentelijk beleid gericht op het bevorderen van ge-
mengde scholen.
• In 2008 is het tegengaan van segregatie in het onderwijs een belangrijk aandachts-
punt voor PAOO geworden, nadat staatssecretaris Dijksma PAOO heeft verzocht
hierbij een rol te gaan spelen. Met een landelijke bijeenkomst voor voorzitters van
de platforms in 2008 en verdiepingsbijeenkomsten van het projectteam en plat-
forms met externe deskundigen van Stichting Kleurrijke Scholen, het Kenniscen-
trum Gemengd Onderwijs en de Ambassadeur Gemengd Onderwijs zijn de moge-
lijkheden verkend die lokale platforms hebben om in hun gemeenten een bijdrage
te leveren aan het bevorderen van gemengd onderwijs. De activiteiten die platforms
daartoe oppakken verschillen van platform tot platform. De platforms Nijmegen,
Amsterdam en Dordrecht zijn zeer betrokken bij dit thema en hebben al initiatieven
ontplooid. Momenteel ontwikkelt het projectteam een hand-out voor de leden van
de lokale platforms om het vraagstuk van segregatie, dat zeer complex is, helder en
overzichtelijk uiteen te zetten en de mogelijke rollen van een platform concreet te
beschrijven. Met deze hand-out zullen platforms beter toegerust zijn om overleg te
30
voeren met gemeenten, scholen en schoolbesturen, en om andere ouders te kunnen
voorlichten over segregatie en hun wellicht te bewegen een ouderinitiatief in hun
gemeente op te zetten.
• Aandacht voor oudercontacten bij de lerarenopleiding. PAOO is van mening dat er
op de opleidingen voor leerkrachten meer aandacht moet komen voor contacten
met allochtone ouders. Dit vanuit de visie dat samenwerking tussen ouders en leer-
krachten onontbeerlijk is voor een optimale ontwikkeling van het kind. In 2008 is
een pilot ontwikkeld in samenwerking met vier Pabo’s om gastlessen voor aanko-
mende leerkrachten te verzorgen over oudercontacten en interculturele communica-
tie. In het schooljaar 2008/2009 zijn in totaal tien gastlessen verzorgd voor circa
250 aankomende leraren en er staan nog enkele gepland. Het betrof hier studenten
van de minor ‘urban education’ van het instituut Theo Thijssen te Utrecht, studen-
ten van de katholieke Pabo Domstad, tweedejaars studenten van de lerarenoplei-
ding Archimedes te Utrecht, Studenten van de Pabo in Deventer en studenten van
de katholieke Pabo in Zwolle. De studenten en docenten geven aan dat de gastles-
sen voorzien in een grote behoefte, vooral omdat deze ouders praktijkervaringen
van de communicatie tussen school en ouders inbrengen in de theorie. Daarnaast
wordt in de gastlessen ook aandacht besteed aan belemmeringen voor betrokken-
heid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kinderen. Deze ervaringen zijn door
PAOO in kaart gebracht. Aan het eind van het schooljaar 2008-2009 wordt de pilot
geëvalueerd en wordt een vorm gezocht om de aandacht voor contacten met alloch-
tone ouders structureel in te bouwen binnen de Pabo’s.
• Bevorderen instroom allochtone leerkrachten. Dit laatste thema heeft het landelijk
platform uiteindelijk niet opgepakt, omdat het ministerie van OCW heeft aangege-
ven dat dit geen prioriteit is omdat er al veel initiatieven en projecten zijn gericht
op het bevorderen van de instroom van allochtone leerkrachten.
Bevorderen zichtbaarheid van ouders, de toerusting van ouders en heldere communi-
catie tussen ouders en scholen
In juni 2006, het eerste jaar van het project, heeft een landelijke presentatie plaatsge-
vonden in aanwezigheid van minister Van der Hoeven. In 2007 en 2008 is een jaar-
congres georganiseerd waarbij informatie-uitwisseling en kennisoverdracht centraal
stonden. Alle leden van PAOO konden daar naast een aantal plenaire inleidingen
kiezen uit tien workshops. In 2007 was er een Lagerhuisdebat waar ouders, leerkrach-
ten en politie met elkaar in discussie gingen over de verantwoordelijkheid van ouders
en school inzake opvoeding op basis van de stelling ‘Thuis zijn ouders de baas, op
straat de politie en op school de leerkrachten’. In 2008 ging het Lagerhuisdebat over
‘de wijze waarop scholen ouders informeren over de kwaliteit van de school en de
ontwikkelingen van het individuele kind’. Dit debat leverde tips op om de ouderbe-
trokkenheid te vergroten. De staatssecretaris was bij beide congressen aanwezig.
31
Leden van het landelijk platform zijn gevraagd te participeren in landelijke con-
gressen en bijeenkomsten. Een greep uit deze bijeenkomsten:
• Het symposium ‘Ouders en school: een ijzersterk duo’ van de IJsselgroep. Het
symposium was bedoeld om leraren, onderwijsmanagers en intern begeleiders
handvatten mee te geven voor een gericht ouderbeleid.
• Voorbereiding van en deelname aan de SER-conferentie over kansen voor alloch-
tonen op de arbeidsmarkt.
• Startbijeenkomst ‘Samenleven kun je leren’ georganiseerd door het ministerie van
OCW.
• Bijwonen van het startcongres ‘Kleurrijke scholen’ van de stichting Kleurrijke
Scholen.
• Bijwonen van de expertmeeting van KPC over het betrekken van ouders bij het
onderwijs.
• Bijwonen van een conferentie over etnische segregatie in het basisonderwijs.
• Bijwonen van de VOO-expertmeeting in het kader van intentieverklaring school-
ouderbetrokkenheid.
• Organisatie van een bijeenkomst over de Cito-score en het schooladvies door FO-
RUM en de Adviesraad Diversiteit en Integratie van de gemeente Amsterdam.
• Bijwonen van de Expertmeeting ouderbetrokkenheid voortgezet onderwijs, geor-
ganiseerd door het ministerie van VROM.
• Congres VO-raad ‘Verantwoord in beeld’. Horizontale verantwoording in uw
schoolpraktijk. Twee leden hebben een inhoudelijke bijdrage geleverd aan de
workshop ‘verantwoorden is communiceren’ en een van de leden van het landelijk
platform heeft deelgenomen aan de paneldiscussie met o.a. de staatssecretaris.
• Conferentie van de VOO ‘Thuis op school’ over samenwerking tussen school en
allochtone ouders. PAOO heeft hier een workshop verzorgd over de praktijk van de
lokale platforms.
Verder is PAOO vanaf het begin van het project regelmatig in het nieuws gekomen.
Zo nu en dan in de landelijke media en veelvuldig in onderwijstijdschriften, in de
lokale media en op internet. Onlangs heeft de voorzitter van PAOO Amsterdam de
landelijke media gehaald met het aan de orde stellen van het toelatingsbeleid van de
Amsterdamse basisscholen.
De veranderingen die men met dit project beoogt, zijn veelal gerelateerd aan het
participeren in netwerken (‘oudervriendelijke school’, ouders binnen bestaande infra-
structuren van ouderorganisaties) en veranderingen in de omgeving van de school
(lerarenopleidingen en ouderorganisaties) die een partnerschapsrelatie tussen alloch-
tone ouders en school bevordert. Het is lastig precies vast te stellen of deze doelen en
resultaten zijn gerealiseerd. Veranderingen in de relatie ouders, school en omgeving
32
kunnen in dit onderzoek dan ook niet op een objectieve manier wijze worden weerge-
ven (vgl. Koelen e.a., 2001; Rytchetnik e.a., 2002).
4.4.2 Participanten
Het landelijk platform bevordert het actieve meedenken van betrokkenen. Leden
worden gestimuleerd om zelf onderwerpen te agenderen, om zelf met voorstellen te
komen. De leden van het landelijk platform kunnen redelijk veel invloed uitoefenen
op de voortgang van het platform.
4.4.3 Strategie
Het landelijk platform hanteert in zijn aanpak een research-based strategie: gegevens
uit onderzoeken dienen als basis en onderbouwing van beleidsprioriteiten. Daarnaast
hanteert men een dialoog strategie om de informatie-uitwisseling tussen het landelijk
platform en de lokale platforms te stimuleren. Voorzitters en actieve leden van de
lokale platforms worden gestimuleerd zitting te nemen in het landelijk platform om
zo een betere verbinding tot stand te brengen tussen lokaal en landelijk.
4.4.4 Functie landelijk platform
De belangrijkste functie van het landelijk platform is geweest dat het een visie op
samenwerking tussen ouders en school heeft vastgelegd in een visiedocument. De
uitwerking van de meetlat ouderbetrokkenheid, de handleiding huisbezoeken en de
gastlessen op de Pabo’s kunnen een stimulans vormen in het bevorderen van de sa-
menwerking tussen school en ouders.
4.4.5 Bereik
Het bereik van de strategie heeft zijn uitwerking op landelijk en lokaal niveau. Het
landelijk platform heeft haar visie op samenwerking tussen ouders en school vastge-
legd in een visiedocument en de samenwerking is verkend met een aantal partners,
zoals de VO-raad en de AVS.
De geformuleerde doelstellingen van het landelijk platform worden door de lokale
platforms in de grote gemeenten uitgewerkt.
33
4.4.6 Evaluatiemoment
Na een periode van twee jaar heeft het landelijk platform een evaluatiemoment inge-
bouwd om de tot dan ondernomen eigen activiteiten te beoordelen en zo nodig te
verbeteren.
Positieve en negatieve punten
De leden van het landelijk platform signaleren met betrekking tot hun eigen functio-
neren onder meer de volgende positieve en negatieve punten (zie PAOO, 2008c):
Positief
• Samenwerking tussen en betrokkenheid van personen met uiteenlopende etnische
achtergronden vanuit het gehele land.
• Een groot deel van wat het landelijk platform heeft laten zien, komt voort uit vrij-
willigerswerk.
• De conferenties waren goed georganiseerd en werden goed bezocht.
• De bekendheid van het landelijk platform is toegenomen.
• Grote inzet van de actieve leden.
• Er zijn contacten gelegd met veel andere organisaties.
• Goede informatieverstrekking via onder meer de website en de databank.
• Er is veel gedaan aan visieontwikkeling.
Negatief
• Onvoldoende betrokkenheid van diverse leden.
• Verloop in de samenstelling van de leden van het landelijk platform. Daar staat
tegenover dat 14 van de 22 ouderleden van het eerste uur nog steeds lid zijn. De
agendacommissie van het landelijk platform bestaat uit 7 leden waarvan 6 vanaf de
start bij het landelijk platform zijn betrokken.
• Communicatie en afstemming van activiteiten tussen landelijk platform en lokale
platforms behoeft aandacht.
• Weinig initiatieven vanuit de leden.
• Te weinig diepgang in discussies.
• Onvoldoende kennis van actuele relevante ontwikkelingen.
• Geen visie op belangrijke problemen.
• Weinig (zicht op) concrete resultaten van het project.
• Onvoldoende bekendheid met de ontwikkelde materialen bij de leden.
Op basis van de zelfevaluatie stelt het landelijk platform de volgende werkwijze ter
verbetering voor:
• Er is een werkgroepje ‘Werving’ samengesteld om scholen met een ouderraad en
ouders die de algemene ouderavond bezoeken persoonlijk te benaderen om zitting
te nemen in het landelijk platform.
• Criteria opstellen waaraan de nieuwe leden dienen te voldoen.
34
• Er wordt aan de verbinding tussen landelijk platform en de lokale platforms ge-
werkt door enerzijds actieve, capabele leden van lokale platforms te vragen of ze
willen participeren in het landelijk platform. Anderzijds zijn in 2008 drie bijeen-
komsten georganiseerd waarbij leden van het landelijk platform en voorzitters van
de lokale platforms bijeen waren.
4.4.7 Rol ondersteuning van het project
Uit de evaluatie door het landelijk platform kwam naar voren dat het projectteam een
belangrijke ondersteunende rol heeft gespeeld bij het functioneren van het landelijk
platform.
4.4.8 Capaciteitsproblemen projectteam
Het projectteam heeft door de niet-geplande intensievere begeleiding van de plat-
forms, beperktere capaciteit overgehouden voor het inventariseren, beoordelen en
implementeren van methodieken en materialen voor de databank. De producten die
het project ter beschikking zou stellen, dienden helder en toegankelijk te zijn en
bruikbaar voor zowel scholen als ouders. Uit de gevalsstudies blijkt dat niet alle pro-
ducten aan deze criteria voldoen.
Ook voor het geven van trainingen aan schoolteams, schoolbesturen, landelijke en
lokale onderwijsondersteunende organisaties was minder capaciteit beschikbaar.
Regelmatig komen verzoeken hiertoe binnen bij het projectteam, maar het ontbreekt
aan de menskracht om op alle verzoeken in te gaan. Door bovengenoemd capaciteits-
probleem is het projectteam ook onvoldoende toegekomen aan het voorbereiden van
lokale trainers op trainingen voor de leden van de lokale platforms.
35
5 Functioneren projectteam en lokale platforms
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van beleidsnotities van het projectteam,
projectplannen van de platforms en gesprekken met leden van het projectteam het
functioneren van de lokale platforms. In paragraaf 5.2 presenteren we de ambities van
het projectteam. Paragraaf 5.3 geeft een beeld van de start van de lokale platforms.
Met de beschrijving van het functioneren van lokale platforms worden onderzoeks-
vragen 3 en 4 beantwoord.
5.2 Ambitie projectteam
Het projectteam heeft de ambitie geformuleerd om de op te starten lokale platforms
uit te laten groeien tot een groep allochtone ouders rond onderwijs en ouderparticipa-
tie, een groep die breed gewaardeerd wordt vanwege haar deskundigheid en inhoude-
lijke inbreng en die is ingebed in de stedelijke structuur. Op drie niveaus zou de duur-
zaamheid bewerkstelligd moeten worden (PAOO, 2008a, 2009):
• De lokale platforms gaan samenwerkingsrelaties aan met scholen om de knelpun-
ten voor ouderbetrokkenheid aan te pakken en zo de ouderbetrokkenheid op die
scholen te vergroten. Ook zou op de scholen gewerkt worden aan een grotere parti-
cipatie van allochtone ouders in de ouderraad en de medezeggenschapsraad.
• De lokale platforms werken samen met de gemeente, met welzijnsorganisaties
en/of bijvoorbeeld met het Centrum voor Jeugd en Gezin. In praktisch alle plat-
forms is sprake van een goede samenwerking en wordt de ervaringsdeskundigheid
van de leden over ouderbetrokkenheid en andere thema’s rondom onderwijs en al-
lochtone leerlingen gewaardeerd.
• Met de landelijke ouderorganisaties wordt gewerkt aan de inbedding op landelijk
niveau. Door de samenwerking binnen PAOO krijgen deze organisaties meer ken-
nis en inzicht in de thema’s die prioritair zijn voor deze groep ouders. Dit stelt hen
in staat beter de belangen van deze ouders te behartigen. Ook krijgen meer alloch-
tone ouders informatie over de activiteiten van deze organisaties en zullen eerder
bij hen aankloppen.
36
5.3 Start lokale platforms
5.3.1 Activiteiten en samenwerking
In 2006 zijn de leden van het projectteam gestart met het werven en oprichten van
lokale platforms in de G30. In eerste instantie was er nog geen voorlichtingsmateriaal.
In de loop van 2006 is een algemene folder ontwikkeld en eind 2007 is voor alle
platforms een folder geschreven met specifieke kenmerken van het platform en de
gemeente. Het oprichten van lokale platforms liep gefaseerd door tot 2008. In Leeu-
warden, Maastricht en Groningen zijn in 2007 en 2008 pogingen gedaan een platform
te starten, maar vanwege de teleurstellende resultaten is besloten hiervan af te zien. In
deze steden is sprake van een relatief laag percentage allochtonen; in Maastricht
maken ouders die niet tevreden zijn over het onderwijs bovendien gebruik van de
mogelijkheid om hun kind in België naar school te laten gaan.
Op verzoek van de gemeenten Almere, Roermond en Veendam zijn daar inmiddels
platforms van start gegaan ter vervanging van de steden waar de werving niet leidde
tot voldoende actieve leden. Verzoeken om in Hilversum, Nieuwegein, Delfzijl, Oss,
Cappelle aan de IJssel, Zutphen en Maarsenbroek een lokaal platform te starten, kon-
den niet worden gehonoreerd omdat het maximum aantal van 30 platforms was be-
reikt. Ook vanuit Gouda is meermalen de vraag om een platform gekomen. PAOO
heeft daar enkele gesprekken gevoerd en als voorwaarde gesteld dat er lokaal een
samenwerkingspartner moest zijn om gezamenlijk het platform van de grond te tillen.
Provinciaal steunpunt Meander waarmee overleg is geweest, heeft echter aangegeven
dat zij die rol niet kon vervullen. Dit en het feit dat OCW in 2008 heeft aangegeven
dat PAOO zich moest beperken tot 30 platforms heeft ertoe geleid dat in Gouda geen
platform van de grond is gekomen. Tenslotte heeft provinciaal adviesbureau Palet in
opdracht van de provincie Noord-Brabant en in samenwerking met PAOO pogingen
ondernomen om in Roosendaal en Bergen op Zoom een lokaal platform in te stellen.
Tot nu toe zijn de platforms daar nog niet echt van de grond gekomen. De verzoeken
om de oprichting van een platform kwamen van een school, ouders, een welzijninstel-
ling, migrantorganisatie en/of de gemeente.
De leden van de platforms kregen van FORUM de beschikking over ‘standaard’
voorlichtingsmateriaal voor ouders, directies, en teamleden van scholen (PO en VO).
Daarnaast is veel geïnvesteerd in het geven van trainingen rondom het samenwerken
binnen het platform en het aangaan van samenwerking met scholen. De vrijwilligers
in de lokale platforms krijgen een reis- en onkostenvergoeding.
Ten behoeve van het opstarten van platforms is, zoals voorgesteld in het projectplan,
gebruik gemaakt van de bestaande netwerken (FORUM, migrantenorganisaties, on-
37
derwijs- en welzijnsorganisaties) om leden voor platforms te werven en contacten te
leggen binnen gemeenten. Men speelde in op de behoeften van de lokale gemeen-
schap. Het projectteam heeft ook gezorgd voor afstemming met gemeentelijke instan-
ties en instellingen voor onderwijs en opvoeding. De aanpak van de platforms sluit
zoveel mogelijk aan bij de bestaande situatie in de gemeenten. De platforms hebben
veelal eerst bestaande initiatieven geïnventariseerd, hiaten opgespoord en nieuwe
initiatieven in gang gezet, zoals huiswerkbegeleiding en het introduceren van rollen-
spelen voor aspirant-leden van ouderraden en medezeggenschapsraden, gebruik ma-
kend van en aansluitend op de aanwezige deskundigheid en faciliteiten. Dit ging niet
in alle gemeenten even gemakkelijk, omdat het begeleidingslandschap vaak al sterk
verdeeld en verkaveld was. Dit geldt vooral voor de grote steden. Een belangrijk
element in de strategie van platforms was het stimuleren van politieke betrokkenheid
bij het project: draagvlak zoeken voor het project onder de stakeholders in de ge-
meenten, waaronder de politiek, is van belang voor het slagen van een project. Bij de
start is altijd contact gezocht met de ambtenaar verantwoordelijk voor onderwijs en
de wethouder is in iedere gemeente uitgenodigd voor de officiële presentatie van het
platform aan scholen, ouders en relevante organisaties. In praktisch alle gevallen
waren de wethouders onderwijs zeer ingenomen met de oprichting van een georgani-
seerde groep allochtone ouders met de ambities om de samenwerking tussen school
en ouders te verbeteren.
Na de start in 2006 is ook in 2007 en 2008 gewerkt aan uitbreiding van het aantal
leden per platform. Het mobiliseren van voldoende ouders, die zich voor een langere
tijd actief kunnen en willen inzetten in een gemeente voor de optimalisering van
onderwijskansen van allochtone kinderen, is een activiteit die het PAOO-team veel
tijd en energie kost. Vanaf de start van het project was het samenwerkingsverband
van het Landelijk Overleg Minderheden (LOM) een samenwerkingspartner van
PAOO. De zeven volgende samenwerkingsverbanden werken gezamenlijk aan het
versterken van de maatschappelijke positie van verschillende etnische minder-
heidsgroepen:
• Inspraakorgaan Chinezen (IOC);
• Inspraakorgaan Turken (IOT);
• Lize, overlegpartner Rijksoverheid Zuid-Europese gemeenschappen;
• Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN);
• Surinaams Inspraak Orgaan (SIO);
• Samenwerkingsverband van Marokkanen in Nederland (SMN);
• Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON).
SMN was de verbindende schakel tussen PAOO en de LOM-samenwerkingsverban-
den. Overleg tussen PAOO en de LOM in de beginperiode heeft ertoe geleid dat de
financiële bijdrage die iedere LOM-partner ontving in het kader van PAOO gezamen-
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid

More Related Content

Similar to Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid

Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f... Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitDriessen Research
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Driessen Research
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Driessen Research
 
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Driessen Research
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Frederik Smit
 
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
Driessen Research
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Driessen Research
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Driessen Research
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Driessen Research
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Driessen Research
 
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Driessen Research
 
'Reflectie op vernieuwing, 20 jaar SURF Onderwijsdagen in perspectief'- Bas C...
'Reflectie op vernieuwing, 20 jaar SURF Onderwijsdagen in perspectief'- Bas C...'Reflectie op vernieuwing, 20 jaar SURF Onderwijsdagen in perspectief'- Bas C...
'Reflectie op vernieuwing, 20 jaar SURF Onderwijsdagen in perspectief'- Bas C...
SURF Events
 
Expertisecentrum Ouders, school en buurt (2013). ITS, Radboud Universiteit Ni...
Expertisecentrum Ouders, school en buurt (2013). ITS, Radboud Universiteit Ni...Expertisecentrum Ouders, school en buurt (2013). ITS, Radboud Universiteit Ni...
Expertisecentrum Ouders, school en buurt (2013). ITS, Radboud Universiteit Ni...
Frederik Smit
 
Kind en onderwijs nov 2017
Kind en onderwijs nov 2017Kind en onderwijs nov 2017
Kind en onderwijs nov 2017
Kennisnet
 
Opvoedondersteuning bij mediaopvoeding
Opvoedondersteuning bij mediaopvoedingOpvoedondersteuning bij mediaopvoeding
Opvoedondersteuning bij mediaopvoedingFrank Smilda
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenDriessen Research
 
LXP voor het MBO: oneindige mogelijkheden tot relevant lesmateriaal - Theo Br...
LXP voor het MBO: oneindige mogelijkheden tot relevant lesmateriaal - Theo Br...LXP voor het MBO: oneindige mogelijkheden tot relevant lesmateriaal - Theo Br...
LXP voor het MBO: oneindige mogelijkheden tot relevant lesmateriaal - Theo Br...
SURF Events
 

Similar to Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid (20)

Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f... Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
 
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
 
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
 
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
 
'Reflectie op vernieuwing, 20 jaar SURF Onderwijsdagen in perspectief'- Bas C...
'Reflectie op vernieuwing, 20 jaar SURF Onderwijsdagen in perspectief'- Bas C...'Reflectie op vernieuwing, 20 jaar SURF Onderwijsdagen in perspectief'- Bas C...
'Reflectie op vernieuwing, 20 jaar SURF Onderwijsdagen in perspectief'- Bas C...
 
Expertisecentrum Ouders, school en buurt (2013). ITS, Radboud Universiteit Ni...
Expertisecentrum Ouders, school en buurt (2013). ITS, Radboud Universiteit Ni...Expertisecentrum Ouders, school en buurt (2013). ITS, Radboud Universiteit Ni...
Expertisecentrum Ouders, school en buurt (2013). ITS, Radboud Universiteit Ni...
 
Kind en onderwijs nov 2017
Kind en onderwijs nov 2017Kind en onderwijs nov 2017
Kind en onderwijs nov 2017
 
Opvoedondersteuning bij mediaopvoeding
Opvoedondersteuning bij mediaopvoedingOpvoedondersteuning bij mediaopvoeding
Opvoedondersteuning bij mediaopvoeding
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
 
LXP voor het MBO: oneindige mogelijkheden tot relevant lesmateriaal - Theo Br...
LXP voor het MBO: oneindige mogelijkheden tot relevant lesmateriaal - Theo Br...LXP voor het MBO: oneindige mogelijkheden tot relevant lesmateriaal - Theo Br...
LXP voor het MBO: oneindige mogelijkheden tot relevant lesmateriaal - Theo Br...
 

More from Driessen Research

Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Driessen Research
 
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfGeert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Driessen Research
 
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Driessen Research
 
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Driessen Research
 
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Driessen Research
 
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Driessen Research
 
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Driessen Research
 
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Driessen Research
 
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfGeert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Driessen Research
 
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Driessen Research
 
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Driessen Research
 
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptGeert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Driessen Research
 
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Driessen Research
 
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Driessen Research
 
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfGeert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Driessen Research
 
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Driessen Research
 
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptxGeert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Driessen Research
 

More from Driessen Research (20)

Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
 
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfGeert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
 
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
 
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
 
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
 
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
 
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
 
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
 
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfGeert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
 
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
 
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
 
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptGeert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
 
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
 
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
 
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfGeert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
 
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
 
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptxGeert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
 

Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid

  • 1. Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie Evaluatie project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs Mei 2009 Frederik Smit Geert Driessen Bert Felling
  • 2.
  • 3. INNOVATIES IN OUDERBETROKKENHEID EN OUDERPARTICIPATIE
  • 4. Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie Evaluatie project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs Frederik Smit Geert Driessen Bert Felling ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
  • 5. iii De particuliere prijs van deze uitgave is € XX Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00. CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie/ Frederik Smit, Geert Driessen, Bert Felling - Nijmegen: ITS. ISBN NUR 840 Projectnummer: 34000331 © 2009 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  • 6. iv Lijst van afkortingen AVS Algemene Vereniging Schoolleiders BIMB Breed Initiatief Maatschappelijke Binding G30 De dertig grootste gemeenten (G30): Alkmaar, Almelo, Amers- foort, Amsterdam, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Eindho- ven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, ’s-Gravenhage, ’s-Hertogenbosch, Tilburg, Utrecht, Venlo, Zaanstad, Zwolle GMR Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad ISBO Islamitische Scholen Besturen Organisatie ISK Internationale Schakelklas LOBO Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs op algemene grondslag LOM Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties MR Medezeggenschapsraad NKO Nederlandse Katholieke Vereniging van Ouders OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap OUDERS & COO Ouders & Christelijk Onderwijs en Opvoeding Pabo Pedagogische academie voor het basisonderwijs PAOO Platform Allochtone Ouders en Onderwijs PO Primair onderwijs SMART Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. VBS Verenigde Bijzondere Scholen VO Voortgezet onderwijs VOO Vereniging Openbaar Onderwijs VO-raad Sectororganisatie voor het voortgezet onderwijs VVE Voor- en Vroegschoolse Educatie
  • 7. v Voorwoord De positie van ouders in relatie tot het onderwijs aan hun kinderen heeft al vele jaren de belangstelling van politici, wetenschappers en het onderwijsveld. Goede contacten tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de school en op de leerprestaties en maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen. Vanuit deze overtuiging is er een roep om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en school op het gebied van onderwijs en opvoeding steviger vorm te geven. Meer specifiek voor de groep allochtone ouders zijn extra investeringen noodzakelijk, omdat enerzijds deze ouders moeilijk bereikbaar zijn vanuit het perspectief van scho- len, anderzijds omdat veel van hen belemmeringen ervaren in hun contacten met de school. Als reactie hierop is op initiatief van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwik- keling, en de VOO (Vereniging Openbaar Onderwijs) het Platform Allochtone Ou- ders en Onderwijs (PAOO) opgericht. In het kader van dat project is in 2006 gestart met het inrichten van een landelijk platform en de ontwikkeling van lokale platforms in dertig grote gemeenten. Het Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties en de landelijke ouderorganisaties hebben, binnen PAOO, voor het eerst in hun geschiede- nis met elkaar samengewerkt om de positie van allochtone ouders te verbeteren. PAOO wil bereiken dat allochtone ouders beter vertegenwoordigd zijn in het georga- niseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties – én dat scholen on- dersteund worden in het vergroten van de betrokkenheid van allochtone ouders. Op verzoek van FORUM heeft het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen het functioneren van het PAOO in kaart gebracht. Van dit onderzoek wordt hier verslag gedaan. Het onderzoek startte in oktober 2008 en is afgesloten maart 2009. Het on- derzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen en prof. dr. Bert Felling. Bij de gevalsstudies heeft drs. Chloë van Vliet een bijdrage geleverd. De onderzoekers willen iedereen die aan het onderzoek heeft meegewerkt danken voor de verstrekte informatie. Een speciaal woord van dank geldt het PAOO-projectteam, en verder de leden van minderhedenorganisaties, het landelijk platform, de lokale platforms, en de vele ouders en andere deskundigen die aan het onderzoek hebben meegewerkt.
  • 8. vi FORUM heeft met dit project ‘goud’ in handen, wanneer de diversiteit aan nieuwe activiteiten in het project aansluit bij de behoefte van onderwijs- en welzijnsorganisa- ties de rol van allochtone ouders een nieuwe impuls te geven. We hopen dat de onderzoeksbevindingen een bijdrage leveren aan het optimaliseren van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie van allochtone ouders in het onder- wijs. ITS – Radboud Universiteit Nijmegen Nijmegen, mei 2009 dr. Jeroen Winkels directeur
  • 9. vii Inhoudsopgave Voorwoord v Managementsamenvatting x 1 Achtergronden en analysekader 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 1 1.2.1 Achtergronden 1 1.2.2 Doel en vraagstellingen 3 1.3 Achtergronden en analysekader 5 1.3.1 Begrippen 5 1.3.2 Evaluatie projectresultaten en aanbevelingen 6 2 Onderzoeksopzet en -uitvoering 7 2.1 Inleiding 7 2.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering 7 2.2.1 Voorbereidingsfase 7 2.2.2 Beschrijving functioneren projectteam en landelijk platform 8 2.2.3 Beschrijving lokale platforms 8 2.2.4 Interviews met vertegenwoordigers relevante partners 11 2.2.5 Evaluatie en aanbevelingen 11 2.3 Verdere opbouw van het rapport 12 3 Projectopzet Platform Allochtone Ouders en Onderwijs 13 3.1 Inleiding 13 3.2 Kader 13 3.2.1 Uitgangspunten 13 3.2.2 Doelen en gewenste resultaten 14 3.2.3 Verantwoordelijkheden van betrokken partijen 15 3.2.4 Belangrijke wijziging bij begin uitvoering project 17 3.2.4 Sterke en zwakke kanten van de projectopzet 18
  • 10. viii 4 Functioneren projectteam en landelijk platform 21 4.1 Inleiding 21 4.2 Opzet van het project 21 4.3 Functioneren projectteam 22 4.4 Functioneren landelijk platform 27 4.4.1 Doelen 28 4.4.2 Participanten 32 4.4.3 Strategie 32 4.4.4 Functie landelijk platform 32 4.4.5 Bereik 32 4.4.6 Evaluatiemoment 33 4.4.7 Rol ondersteuning van het project 34 4.4.8 Capaciteitsproblemen projectteam 34 5 Functioneren projectteam en lokale platforms 35 5.1 Inleiding 35 5.2 Ambitie projectteam 35 5.3 Start lokale platforms 36 5.3.1 Activiteiten en samenwerking 36 5.3.2 Wijzigingen in de projectuitvoering 38 6 Gevalsstudies lokale platforms 43 6.1 Inleiding 43 6.2 Werkplannen 43 6.3 Functioneren geselecteerde lokale platforms 44 6.3.1 Centrale kenmerken van de lokale platforms 45 6.3.2 Participatiestructuur 47 6.3.3 Participatiebereidheid 47 6.3.4 Participatievaardigheden 48 6.3.5 Participatiecultuur 48 6.3.6 Participatiestrategie 48 6.4 Kwaliteit functioneren lokale platforms 50 6.4.1 Doelen 51 6.4.2 Participanten 51 6.4.3 Strategie 52 6.4.4 Bereik 53 6.4.5 Functie 53 6.4.6 Evaluatie 54 6.4.7 Belemmeringen 54 6.4.8 Voortgang 54 6.4.9 Rol projectteam 55 6.5 Toegevoegde waarde lokale platforms voor scholen 55
  • 11. ix 7 Impact project PAOO op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs 57 7.1 Inleiding 57 7.2 Praktijk relatie ouders en school 57 7.2.1 Functioneren project 58 7.2.2 Verschillen tussen de ‘klassieke’ benadering en de benadering van PAOO 59 7.2.3 Mogelijke effecten op het functioneren conform de PAOO-benadering60 7.3 Sterke en zwakke kanten van het project 61 8 Samenvatting resultaten 63 8.1 Inleiding 63 8.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en –uitvoering 63 8.3 Samenvatting resultaten 64 Bijlagen 73 Bijlage 1 – Functioneren geselecteerde lokale platforms 74 Bijlage 2 – Geraadpleegde literatuur 84
  • 12. x Managementsamenvatting Op verzoek van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, heeft het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen het functioneren van het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO) in kaart gebracht. Van dit onderzoek wordt hier verslag gedaan. Het onderzoek startte in oktober 2008 en is afgesloten maart 2009. Laagopgeleide allochtone ouders ervaren belemmeringen in hun contacten met de school. Vanuit het perspectief van scholen is deze groep ouders moeilijk bereikbaar. Op initiatief van FORUM en de Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) is het PAOO opgericht. Het doel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en verte- genwoordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangen- organisaties. Het project PAOO is in 2006 van start gegaan, met een beoogde looptijd van vier jaar. Doel van het onderzoek is na te gaan of de voor PAOO ingezette middelen een bij- drage hebben geleverd aan de in het projectplan geformuleerde doelstellingen. In samenspraak met de opdrachtgever is niet alleen de (kwantitatieve) output, maar ook het ontwikkelingsproces van het project object van onderzoek gemaakt. Tenslotte is vastgesteld in welke mate verbeterpunten zijn te destilleren voor de aanpak in het laatste, vierde jaar van het project. Het onderzoek bestaat uit verschillen onderdelen: (1) een voorbereidingsfase, (2) een studie naar het functioneren van het landelijk platform en gevalsstudies van lokale platforms, (3) interviews met vertegenwoordigers van relevante partners, en (4) een beschrijving van de output en het opstellen van het eindrapport. Voor de analyse is gebruik gemaakt van informatie uit drie bronnen, namelijk schrif- telijk materiaal in de vorm van projectplannen, activiteitenplannen, kwartaal- en jaarverslagen en notulen van bijeenkomsten en vergaderingen; de PAOO-website, -databank en –publicaties; en interviews met de verschillende categorieën van betrok- kenen, i.c. het landelijk platform, het projectteam, de ouder-, besturen- en minderhe- denorganisaties en de lokale platforms. Belangrijke input is verkregen via gevalsstudie van tien lokale platforms. De tien gevalsstudies zijn in overleg met de opdrachtgever geselecteerd uit de lokale plat- forms waar sprake was van een zekere continuïteit qua leden en substantie qua activi- teiten. Deze platforms vormen dus geen dwarsdoorsnede van alle lokale platforms.
  • 13. xi Het resulterende beeld zal daarom (soms) een te positief beeld geven van het functio- neren van PAOO als geheel. Door deze werkwijze is inzicht verkregen in de positieve en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelingsfase van dit project hebben voor- gedaan. Bovendien kunnen op basis hiervan gemakkelijker aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot het bijstellen, i.c. verbeteren, van de aanpak. Het onderzoek wil een antwoord geven op een aantal vragen, waar hierna summier op wordt ingegaan. Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de projectuitvoering? In het projectplan waren doelen die in dit project worden nagestreefd niet SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) geformuleerd. De projectopzet biedt een breed kader waarbinnen de concrete korte-termijndoel- stellingen zijn geformuleerd in jaarlijkse activiteitenplannen en zijn gebaseerd op praktijkervaringen en verworven inzichten. In deze jaarlijkse activiteitenplannen zijn de doelen wél SMART geformuleerd. Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelge- richt? Het opzetten van de platforms is met zeer veel inspanning gerealiseerd. Leden van het projectteam hebben ouders, vrijwilligers, gerekruteerd uit lokale netwerken om zitting te nemen in de platforms. Het project is begin 2006 gestart en eind van dat jaar had- den 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente. Eind 2007 waren platforms actief in 23 gemeenten en eind 2008 in 30 gemeenten. Er is een basis gelegd voor samenwerkingsrelaties met onderwijs- en welzijnsorganisaties, zowel op landelijk niveau als in de meeste deelnemende gemeenten. Hoofdvraag 3: Hoe functioneert het project? Hoe verloopt het ontwikkelingsproces binnen het project? Tot welke output hebben de inspanningen tot nu toe geleid? Het projectteam heeft in de loop van het project flexibel ingespeeld op ontwikkelingen binnen en buiten het project. Aanvankelijk is geprobeerd via gemeen- ten en welzijnsinstellingen allochtone ouders te betrekken bij het onderwijs. Daar is vanaf gestapt, omdat via dit traject niet de beoogde groep ‘doorsnee’ ouders werd bereikt. Vanaf eind 2007 is het projectteam overgestapt op een strategie waarbij lokale platforms gestimuleerd worden via scholen allochtone ouders te bereiken. Projectmedewerkers en leden van lokale platforms worden echter regelmatig geconfronteerd met een defensieve houding van schoolteams ten aanzien van de inbreng van allochtone vrijwilligers voor het optimaliseren van de relatie allochtone ouders en school. Bij het grootste deel van de platforms is het daadwerkelijk
  • 14. xii stimuleren van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op schoolniveau daarom nog niet aan de orde. Succesvolle initiatieven binnen het project zijn het organiseren van thematische ou- deravonden (Lagerhuisdebatten), het stimuleren van huiswerkbegeleiding en het instellen van schoolcontactpersonen. Met de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) is een pilot gestart om de gesignaleerde knelpunten in contacten met scholen te leren oplossen en de doelstellingen van het project, op langere termijn, te realise- ren. De ontwikkelde producten (‘output’) van het landelijk platform zijn: een visiedocu- ment (‘Aanpak voor educatief partnerschap’) en een keurmerk voor ouderbetrokken- heid (‘Meetlat oudervriendelijke school’). De ontwikkelde instrumenten voor lokale platforms hebben betrekking op het organiseren van Lagerhuisdebatten en het voeren van gesprekken met schoolleiders. Daarnaast is de brochure ‘Aan de slag!’ uitge- bracht. Een handleiding voor het uitvoeren van huisbezoeken is praktisch afgerond. De bedoeling is dat eind 2009 lesmateriaal wordt opgeleverd voor Pabo’s. Hoofdvraag 4: Wat zijn de outcomes van de inspanningen tot nu toe? Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die op de langere termijn met het pro- ject worden nagestreefd. De looptijd van het project is te kort om outcomes te mogen verwachten. Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit eva- luatie-onderzoek? Op basis van de onderzoeksbevindingen wordt met betrekking tot het optimaliseren van het intern functioneren van PAOO voorgesteld hogere kwaliteitseisen te stellen aan het functioneren van de platforms en de begeleiding door het projectteam. Wat betreft het optimaliseren van het extern functioneren dient de samenwerking van PAOO met de landelijke ouderorganisaties, de organisaties van schoolleiders, bestu- ren en lokale netwerken - zoals migrantenorganisaties – op een andere leest te worden geschoeid om de beschikbare veranderingsbereidheid bij scholen én allochtone ou- ders te mobiliseren.
  • 15. 1 1 Achtergronden en analysekader 1.1 Inleiding In dit rapport wordt het onderzoek beschreven naar het functioneren van het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO). Paragraaf 1.2 geeft een beschrijving van de aanleiding en het doel van het onderzoek. In paragraaf 1.3 wordt een globaal ana- lysekader geschetst. 1.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 1.2.1 Achtergronden De positie van ouders in relatie tot het onderwijs aan hun kinderen heeft al vele jaren de belangstelling van politici, wetenschappers en het onderwijsveld. Goede contacten tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de school en op de leerprestaties en maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen. Vanuit deze overtuiging is er een roep om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en school op het gebied van onderwijs en opvoeding sterker vorm te geven (Onderwijsraad, 2006a, 2006b; Smit & Driessen, 2005). Extra investeringen zijn noodzakelijk, enerzijds omdat met name allochtone ouders moeilijk bereikbaar zijn vanuit het perspectief van de scholen, en anderzijds omdat veel van deze ouders be- lemmeringen ervaren in hun contacten met de school (Karsten, De Jong, Ledoux & Sligte, 2006; Smit, Driessen, Sluiter & Brus, 2007). In het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding (BIMB) van januari 2005 zijn aan- bevelingen gedaan om de positie van allochtone ouders te versterken. Hiermee wilden het kabinet, maatschappelijke organisaties, gemeenten en burgers een extra impuls geven aan het verbeteren van de onderlinge verhoudingen en het vergroten van de betrokkenheid van burgers bij de samenleving. Het project PAOO is een van de initia- tieven voortgekomen uit het BIMB. In een brief aan de Tweede Kamer (Ministerie van OCW, 2005) schrijft toenmalig minister Van der Hoeven dat de positie van laagopgeleide autochtone en allochtone ouders haar zorgen baart. Deze ouders tonen zich nauwelijks betrokken bij de school van hun kind en ze laten zich daar evenmin op aanspreken. Om de betrokkenheid van
  • 16. 2 allochtone ouders een extra stimulans te geven, is vanaf 2006 voor een periode van vier jaar het door FORUM geïnitieerde PAOO door het ministerie gesubsidieerd. PAOO is opgericht om de betrokkenheid en zichtbaarheid van allochtone ouders te vergroten. Samenwerkingspartners binnen PAOO zijn de vier landelijke oudervereni- gingen (Vereniging Openbaar Onderwijs, VOO; Nederlandse Katholieke Vereniging van Ouders, NKO; Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs op algemene grondslag, LOBO; Landelijke vereniging voor ouders, ouderraden en medezeggen- schapsraden in het christelijk en oecumenisch onderwijs, OUDERS & COO; de Isla- mitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) en het Landelijk Overleg Minderhe- denorganisaties (LOM). In het kader van het project functioneren een landelijk platform en lokale platforms in dertig grote gemeenten. Het einddoel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegenwoordigd voelen in het geor- ganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties. Voor het bereiken van dit doel zijn twee strategieën vastgesteld: 1 Ouders worden toegerust zodat ze in staat zijn hun betrokkenheid vorm te geven en zich thuis voelen in ouderorganisaties. 2 Scholen worden toegerust zodat ze ouders weten te bereiken met behulp van de methoden en materialen die in het kader van PAOO bij elkaar zijn gebracht en ontwikkeld. Voor de realisatie van deze doelen wordt door PAOO samengewerkt met de landelij- ke ouderorganisaties. De initiatiefnemers hebben in samenspraak met het Ministerie van OCW een aantal korte-termijndoelen opgesteld, die van belang zijn voor de verdere vormgeving van het project en hun deelname aan het platform: • Het realiseren van een noodzakelijke brugfunctie en partnerschap tussen allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de in- breng en betrokkenheid van deze ouders bij de opvoeding en het onderwijs. • Het bevorderen van de zichtbaarheid van allochtone ouders, de toerusting van deze ouders en het mogelijk maken van heldere communicatie tussen deze ouders en scholen. • Het toegankelijk maken van netwerken van allochtone ouders voor de bestaande ouderorganisaties en, omgekeerd, het openstellen van de bestaande ouderorganisa- ties voor (georganiseerde) groepen allochtone ouders, zodat de participatie van de- ze ouders binnen bestaande infrastructuren van gevestigde organisaties bevorderd wordt. • Het overdragen van informatie aan ouderorganisaties en scholen, het verzamelen en zichtbaar maken van ontwikkelde producten en het ontwikkelen van nieuwe pro- ducten.
  • 17. 3 Bij de start van PAOO heeft minister Van der Hoeven aan de Tweede Kamer de toezegging gedaan dat deze vóór het eind van het project op de hoogte gesteld zou worden van de resultaten. FORUM heeft het ITS verzocht de tussenresultaten op het eind van het derde projectjaar, en dus met nog één jaar te gaan, in kaart te brengen. 1.2.2 Doel en vraagstellingen Doel van het onderhavige evaluatie-onderzoek is ten eerste na te gaan of de voor PAOO ingezette middelen tot dusverre een bijdrage hebben geleverd aan de in het projectplan geformuleerde doelen. Ten tweede is het doel vast te stellen in welke mate aandachtspunten zijn te destilleren voor de aanpak in het laatste, vierde jaar van het project. De centrale onderzoekvragen richten zich op drie aspecten: de projectopzet, de pro- jectuitvoering, en de projectresultaten. De beoogde resultaten van het project zijn beschreven in termen van processen, output en outcomes. De ontwikkeling van PAOO (processen) is beschreven om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van PAOO en vast te stellen hoe de projectuitvoering van PAOO geoptimaliseerd zou kunnen worden. De output is het geheel van producten, diensten en activiteiten die men le- vert om de lange-termijndoelstellingen van het project (de outcomes) te realiseren. Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die met het project worden nagestreefd. Output heeft doorgaans betrekking op de korte termijn, outcomes zijn meer gericht op de langere termijn. Meer concreet gaat het om de volgende hoofdvragen: Evaluatie van de projectopzet Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de projectuitvoering? Deelvragen: (a) Zijn in de projectopzet meetbare doelen en resultaten vastgelegd? (b) Is de looptijd van het project gezien de projectdoelen realistisch? (c) Zijn de ver- antwoordelijkheden van betrokken partijen helder? (d) Is er een heldere projectfase- ring? (e) Wat zijn de sterke en zwakke kanten van de projectopzet? Evaluatie van de projectuitvoering Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelge- richt? Deelvragen: (a) Is het opzetten van de platforms efficiënt en effectief verlopen? (b) Vindt de aansturing, ondersteuning en deskundigheidsbevordering van de plat- forms op een adequate wijze plaats? (c) Wordt voldoende aansluiting gezocht bij de gemeenten, relevante welzijnsinstellingen en relevante partners op landelijk niveau? (d) Is de databank gebruiksvriendelijk opgezet en kwalitatief goed? (e) Welke variatie
  • 18. 4 is er in het functioneren van de platforms? (f) Wat is gedaan om zwakke platforms te versterken en wat levert dit op? (g) In hoeverre draagt de aansturing van het platform bij aan de resultaten? (h) In welke mate leveren de uitgevoerde en geplande activitei- ten een bijdrage aan het bereiken van de projectdoelen? (i) Is de personeelsinzet in het project (kwantitatief en kwalitatief) realistisch in relatie tot de te behalen doelen? (j) Zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de inzet van de projectpartners en de resul- taten die dit moet opleveren? Komen de partners deze afspraken ook na? (k) Wat is de bijdrage van de landelijke ouderorganisaties? Is de bijdrage effectief? (l) Wat is de bijdrage van de LOM? Maakt het project gebruik van de lokale netwerken van het LOM samenwerkingsverband? Is dit effectief? (m) Wat houdt de samenwerking met de ISBO in? Is deze effectief? Evaluatie van de projectresultaten Hoofdvraag 3: Hoe verloopt het ontwikkelingsproces van het project? Waartoe heb- ben de inspanningen tot nu toe geleid? Deelvragen: (a) Wat zijn de redenen voor veranderingen in de projectopzet en -uit- voering? Indicatoren: nieuwe initiatieven en activiteiten; (b) Wat zijn de voorwaarden waardoor het nu ‘beter’ loopt? Indicatoren: welke nieuwe doeleinden zullen worden bereikt; hoe knelpunten (anders) kunnen worden omzeild; welke gewenste (ne- ven)effecten optreden; (c) Wat is de output voor het landelijk platform? Indicatoren: actieve leden, kwaliteit van de leden, representativiteit; (d) Wat is de output voor de lokale platforms? Indicatoren: aantal platforms, representativiteit, actieve leden, kwa- liteit van de leden en voorzitters; (e) Wat is de output voor de binnen het project ontwikkelde producten? Wat is de output in termen van zichtbaarheid? Hoofdvraag 4: In hoeverre zijn de beoogde doelen bereikt met betrekking tot de outcomes van de inspanningen tot nu toe? Deelvragen: (a) Voelen allochtone ouders in het project zich meer betrokken en beter vertegenwoordigd binnen de huidige structuren op landelijk, lokaal en schoolniveau? (b) In hoeverre zijn de landelijke ouderorganisaties in staat om allochtone ouders in hun specifieke belangen te ondersteunen? (c) In hoeverre zijn de bij het project be- trokken scholen op de hoogte van materialen in de databank en maken ze er gebruik van? (d) Bestaat er binnen deze scholen ruimte en erkenning voor diversiteit? (e) Wat is de rol geweest van de betrokken actoren? (f) Zijn de resultaten landelijk toepas- baar? (g) Hoe duurzaam zijn de behaalde resultaten? In hoeverre is er op lokaal ni- veau een infrastructuur ontstaan van waaruit met behulp van school en ouderorganisa- ties een duurzame vorm van ouderbetrokkenheid gerealiseerd wordt? Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit evaluatie-onderzoek?
  • 19. 5 1.3 Achtergronden en analysekader 1.3.1 Begrippen In het onderhavige rapport gebruiken we een veelheid aan begrippen die te maken hebben met ouders en onderwijs. In de literatuur en in het dagelijkse spraakgebruik is de betekenis van die begrippen niet altijd even eenduidig. Onder ouders verstaan we de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen die aan de school zijn ingeschreven. Onder ouderbetrokkenheid wordt begrepen de betrokken- heid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van hun eigen kind, thuis (bv. voorlezen) en op school (bv. rapportbesprekingen voeren met de leerkracht). Onder ouderparticipatie wordt begrepen de actieve deelname van ouders aan activiteiten op de school van hun kinderen. Wat dat laatste betreft kan er een onderscheid worden gemaakt in niet-geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bv. het leveren van hand- en spandiensten ter ondersteuning van de organisatie van het schoolgebeu- ren) en geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bv. zitting hebben in de medezeggenschapsraad of het schoolbestuur zodat zij mede sturing kunnen geven aan het beleid van de onderwijsinstelling). Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie kun- nen niet alleen op schoolniveau gestalte krijgen, maar ook op bovenschools en bo- venbestuurlijk niveau en op stedelijk, regionaal, provinciaal en landelijk niveau (Smit, 1991; Smit, Driessen, Sluiter & Brus, 2008). Een community is een groep mensen die bepaalde gemeenschappelijke aspecten heb- ben in hun leven. Deze kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de woonomge- ving, interesses, cultuur of normen en waarden. Het gaat om aspecten die de mensen zelf van belang achten (Mittelmark, 2001). De term sociale netwerkbenadering ver- wijst naar het web van sociale relaties dat een lid van de community omringt (Heany & Israel, 2002). Het sociale netwerk bepaalt doorgaans mede, door de sociale invloed die het netwerk uitoefent, de mate van betrokkenheid en participatie in de samenle- ving (Berkmann & Glass, 2000). Internationaal wordt steeds vaker het begrip partnerschap gehanteerd als een bruik- baar concept om betekenisvolle samenwerkingsrelaties tussen scholen, ouders en de lokale gemeenschap vorm te geven (Epstein, 2001; Ho Sui Chu, 2007; Montandon, 1997; Ravn, 2003). Partnerschap is op te vatten als een proces waarin de betrokkenen erop uit zijn elkaar wederzijds te ondersteunen en waarin ze proberen de eigen bijdra- ges zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als doel het leren, de motivatie en de ontwikkeling van leerlingen te bevorderen (Davies & Johnson, 1996; Martinez- Gonzalez & Rodriguez-Ruiz, 2007). Partnerschap is volgens dit model geen doel op
  • 20. 6 zich, maar een middel om het gezamenlijke belang van school en ouders te dienen: optimale omstandigheden scheppen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen. Meer concreet is partnerschap gericht op de volgende vier doelen (Bronneman- Helmers & Taes, 1999; Smit, 1991; De Wit, 2008). (1) Pedagogisch doel: op elkaar afstemmen van de benadering van leerlingen thuis en op school. (2) Toerustingsdoel: verbeteren van de toerusting van ouders, maar ook van leraren met het oog op ver- sterking van de ouder-schoolrelatie en de schoolloopbaan van de leerling. (3) Organi- satorisch doel: ouders leveren een bijdrage aan het reilen en zeilen van de school en voeren activiteiten mee uit. (4) Democratisch doel: ouders denken en beslissen (in)formeel mee over het beleid van de school; de school legt verantwoording af over haar werk aan de ouders. 1.3.2 Evaluatie projectresultaten en aanbevelingen De formatieve evaluatie waarom PAOO nu vraagt, kent zowel een verantwoordings- functie (voor de opdrachtgever: het Ministerie van OCW), als een verbeterfunctie (voor PAOO zelf: op basis van de resultaten tot nu toe de organisatie en uitvoering zo nodig bijstellen).
  • 21. 7 2 Onderzoeksopzet en -uitvoering 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de onderzoeksopzet en -uitvoering van de evaluatie van het project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs gepresenteerd. In samenspraak met de opdrachtgever is gaandeweg de uitvoering van het onderzoek niet alleen de evaluatie van de projectresultaten, maar ook van de ontwikkelingspro- cessen binnen het project object van onderzoek gemaakt, omdat de gerealiseerde korte-termijndoelen nog beperkt zijn en het ontwikkelingsproces van het project inzicht kan bieden hoe de output te optimaliseren. Paragraaf 2.2 geeft een beschrij- ving van de onderzoeksopzet en –uitvoering. In paragraaf 2.3 wordt tenslotte de ver- dere opbouw van het rapport beschreven. 2.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering Het onderzoek bestond uit vier op elkaar voortbouwende fasen: (1) een voorberei- dingsfase, (2) een studie naar het functioneren van het landelijk platform en gevals- studies van lokale platforms, (3) interviews met vertegenwoordigers van relevante partners, (4) evaluatie van de bevindingen en het opstellen van aanbevelingen. 2.2.1 Voorbereidingsfase De voorbereidingsfase had tot doel om, via bureaustudie en diepte-interviews, een scherper beeld te krijgen van: • the-state-of-the-art van het functioneren van het landelijk platform, het landelijke projectteam en de lokale platforms; • de (gepercipieerde) impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs. De historie van het project is gereconstrueerd op basis van het projectplan, de activi- teitenplannen 2007 en 2008 en kwartaal- en jaarverslagen 2006, 2007 en 2008. Deze bureaustudie is aangevuld met het bestuderen van de PAOO-website, databank en publicaties. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met de programmamanager, project- leider, projectmedewerkers en met vertegenwoordigers van organisaties in het plat-
  • 22. 8 form. Ook zijn regionale PAOO-bijeenkomsten in Zwolle (11-10-2008) en Utrecht (1-11-2008) bijgewoond. De output van deze fase had drie functies: (1) vaststellen van het functioneren van de projectopzet, de projectuitvoering en gerealiseerde resultaten, (2) input voor de ont- wikkeling van vragenlijsten ten behoeve van voorzitters en leden van de platforms, het landelijk platform, het landelijke projectteam en partners in het project, en (3) ontwikkelen van een interpretatie- en waarderingskader voor de (eind)resultaten van het onderzoek. Met deze onderzoeksfase zijn de onderzoeksvragen (1 tot en met 5) vanuit het per- spectief van programmamanager, projectleider, projectmedewerkers en vertegen- woordigers van organisaties in het platform beantwoord. In de hoofdstukken 4 tot en met 7 zijn deze gegevens verwerkt. 2.2.2 Beschrijving functioneren projectteam en landelijk platform Projectteam Er zijn gesprekken gevoerd met de programmamanager, de projectleider en zes pro- jectmedewerkers van het projectteam dat ondersteunende activiteiten verricht voor het landelijk platform en de lokale platforms. Daarnaast heeft het projectteam veel schriftelijke (detail)informatie aangedragen. Landelijk platform Het landelijke platform telt 29 leden; iets meer dan de helft (55%) daarvan is een vrouw. Er zijn gesprekken gevoerd met de voorzitter en zeven leden van de agenda- commissie. Daarnaast is gesproken met vier directeuren en vier beleidsmedewerkers van de landelijke ouderorganisaties (VOO, OUDERS & COO, LOBO en NKO). 2.2.3 Beschrijving lokale platforms Onderzoeksgroep Er zijn dertig lokale platforms. De platforms hebben gemiddeld 16 leden; 59% daar- van is een vrouw. Het kleinste platform (Amersfoort) telt 5 leden en het grootste (Amsterdam) 33 leden. Van de voorzitters is 50% een vrouw. Eerst wordt een globale beschrijving gegeven van het functioneren van de lokale platforms. Daarnaast zijn in overleg met de opdrachtgever uit de dertig lokale plat- forms tien platforms geselecteerd waar sprake was van een zekere continuïteit qua leden en substantie qua activiteiten. Een belangrijk doel daarvan is om op basis van
  • 23. 9 analyse van het functioneren van deze platforms zijn aanbevelingen te kunnen doen voor verbeteringen. De resultaten van deze gevalsstudies zullen daardoor een positie- ver resultaat laten zien van het functioneren van PAOO dan wanneer we een (aselec- te) dwarsdoorsnede van de platforms hadden genomen. Door deze werkwijze is wel inzicht verkregen in de positieve en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelings- fase van dit project hebben voorgedaan. Ook biedt deze aanpak meer mogelijkheden om te komen tot aanbevelingen op basis van succeservaringen die vervolgens door andere platforms kunnen worden overgenomen. In Tabel 2.1 zijn de typerende ken- merken van de gevalsstudies weergegeven. De tabel maakt duidelijk dat er geen plat- forms zijn geselecteerd uit de noordelijke provincies. Dit komt mede omdat in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe veel minder platforms zijn gestart, wat weer te maken heeft met het feit dat in die provincies minder allochtonen woonachtig zijn. Binnen elk van de platforms is ongeveer de helft van de leden actief; de overige leden zijn min-of-meer nominale leden. Tabel 2.1 – Geselecteerde gevalsstudies lokale platforms Platform Plaats Provincie Leden Actief 1. Almere Flevoland 18-20 12 2. Eindhoven Noord-Brabant 9-10 3-4 3. Hengelo Overijssel 11 4-5 4. Leiden Zuid-Holland 10 5 5. Nijmegen Gelderland 12 6 6. Rotterdam Zuid-Holland 12-13 4-5 7. Schiedam Zuid-Holland 12 5 8. Tilburg Noord-Brabant 17 5-6 9. Utrecht Utrecht 9-10 4-5 10. Venlo Limburg 18-20 9-10 Verzamelde informatie Vervolgens is een analyse verricht van de activiteiten van deze platforms. We ver- richtten documentenanalyses en hielden diepte-interviews met verschillende partijen: leden van lokale platforms, schoolleiders, ouders en contactpersonen. Indien van toepassing is ook met (project)begeleiders en beleidsmedewerkers van de gemeenten gesproken, dit om geen eenzijdig beeld te krijgen van de samenwerking. De inter- views zijn door de onderzoekers gehouden. Het veldwerk is afgerond in januari 2009. Tabel 2.2 geeft een overzicht van de aantallen gesprekken per respondentcategorie.
  • 24. 10 Tabel 2.2 – Achtergronden respondenten, naar platform (in aantallen) Voor- zitter/ secretaris/ woord- voerder Leden School- directeur Leer- kracht/ docent Contact/ klasse- ouders Begelei- dings- instelling Beleids- medewer- kers Totaal 1. Almere 2 2 1 1 6 2. Eindhoven 2 1 2 5 3. Hengelo 1 1 1 3 4. Leiden 1 1 1 3 5. Nijmegen 1 2 1 4 6. Rotterdam 2 1 1 3 1 8 7. Schiedam 2 1 1 4 8. Tilburg 1 1 2 9. Utrecht 1 1 1 3 10. Venlo 1 1 2 Totaal 14 3 6 3 3 9 3 41 Over de bevindingen is van gedachten gewisseld met de opdrachtgever, leden van het landelijke platform en het projectteam. Het doel was verdiepend inzicht te verkrijgen in de ins-and-outs van de kwaliteit van de projectopzet en de projectuitvoering. Zie Figuur 2.1. Figuur 2.1 – Verzamelde informatie • Kwaliteit projectopzet en projectuitvoering: materieel, personeel, gewenste en gerealiseerde opbrengsten en aanbevelingen. • Participatiestructuur: ervaringen met bevoegdheden, verantwoordelijkheden, faciliteiten en taken van platforms. • Participatiebereidheid: (bevorderende) motieven van scholen en ouders om te participeren. • Participatievaardigheden: belemmerende en bevorderende ervaringen met participatievaardigheden van betrokkenen. • Participatiecultuur: (bevorderende factoren voor) de wijze waarop betrokkenen meedenken, mee- praten en meebeslissen over het beleid; de wijze waarop de participatie binnen de verschillende platforms kan worden bevorderd. • Participatiestrategie: de wijze waarop men in het kader van het project heeft vastgesteld hoe men de doelen wil bereiken. • Perceptie kwaliteit participatie: belemmerende en bevorderende factoren voor de kwaliteit van het functioneren van de platforms.
  • 25. 11 Onderzoeksinstrumenten Ten behoeve van de peiling zijn verschillende topiclijsten ontwikkeld voor voorzitters en leden van de platforms, het landelijke projectteam en partners in het project. Deze zijn in concept voorgelegd aan de opdrachtgever en daarna zo nodig bijgesteld. Analyses De output van de gevalsstudies zijn met kwalitatieve methodieken geanalyseerd (Mi- les & Huberman, 1994). Deze output had drie functies: verdere ontwikkeling theore- tisch kader, input ontwikkeling topiclijsten voor relevante partners (zoals samenwer- kingsscholen, gemeenteambtenaren, de VO-raad en AVS) en interpretatiekader eind- resultaten onderzoek. Met dit onderzoeksdeel zijn de onderzoeksvragen 3, 4 en 5 vanuit het perspectief van voorzitters en leden van de platforms, het landelijke projectteam en partners in het project beantwoord. 2.2.4 Interviews met vertegenwoordigers relevante partners In deze onderzoeksfase zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van rele- vante partners, zoals samenwerkingsscholen, gemeente-ambtenaren, de VO-raad en AVS, om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van het project en de (gepercipi- eerde) impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs. Met deze onderzoeksfase zijn alle onderzoeksvragen vanuit het perspectief van de samenwerkingspartners op landelijk en gemeentelijk niveau beantwoord. 2.2.5 Evaluatie en aanbevelingen Allereerst wordt terugkijkend nagegaan welke activiteiten tot nu toe zijn ontwikkeld, hoe ze in praktijk zijn gebracht, hoe ze functioneren, welke ontwikkelingen er zijn en tot welke resultaten dat heeft geleid. Vervolgens wordt op basis daarvan een analyse van de sterke en zwakke kanten uitgevoerd en worden daar verbeterpunten uit gedes- tilleerd. Dit leidt vooruitkijkend tot een aantal aanbevelingen voor het verdere verloop van het project en de periode daarna. In Figuur 2.2 wordt het voorafgaande modelma- tig weergegeven.
  • 26. 12 Figuur 2.2 – Evaluatie- en verbetercyclus functioneren PAOO 2.3 Verdere opbouw van het rapport In het volgende hoofdstuk wordt de projectopzet beschreven. In hoofdstuk 4 komt het functioneren van het projectteam en het landelijk platform aan de orde. Hoofdstuk 5 behandelt het functioneren van de lokale platforms en in hoofdstuk 6 worden de ge- valsstudies van de lokale platforms gepresenteerd. Daarna wordt in hoofdstuk 7 de impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs beschreven. Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting van de resultaten. Analyse en opbrengsten (vraag 3, 4) • Functioneren • Ontwikkelingsproces • Outcomes • Output Opzet (vraag 1) • Landelijk platform • Landelijke projectgroep • Lokale platforms Uitvoering (vraag 2) Materieel Personeel Kernfuncties • Inventarisatie en beoordeling materialen • Initiëren aanvullingen materialen • Disseminatie (nieuwe) producten • Toerusten ouders en scholen gebruik materialen Afgeleide functies • Afstemming inhoud en werkwijze op andere organisaties • Overdracht informatie en producten naar belanghebbenden Aanbevelingen (vraag 5)
  • 27. 13 3 Projectopzet Platform Allochtone Ouders en Onderwijs 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we de projectopzet van het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs op basis van het projectplan 2005. We schetsen in paragraaf 3.2 het kader van het project. Met de beschrijving van het initiële projectplan en de aange- brachte wijzigingen worden onderzoeksvraag 1 en een deel van onderzoeksvraag 3 beantwoord. 3.2 Kader 3.2.1 Uitgangspunten In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de projectuitvoering? In het projectplan zijn de belangrijkste uitgangspunten die hebben geleid tot investe- ring in dit project op een rijtje gezet (FORUM, 2005): • goede contacten tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de school en op de leerprestaties en de maatschappelijke ontwikke- ling van de leerlingen; • ouders en school hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om onderwijs en opvoeding vorm te geven; • extra investeringen zijn noodzakelijk, omdat met name allochtone ouders moeilijk bereikbaar zijn vanuit het perspectief van scholen en veel van deze ouders belem- meringen in hun contacten met de school ervaren. Centraal in het project staat: de betrokkenheid en zichtbaarheid van allochtone ouders in de VVE, het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs te vergroten. Uitgangspunt daarbij is dat wordt samengewerkt met de vier landelijke ouderorganisaties, de Isla- mitische Scholen Besturen Organisatie en het Landelijk Overleg Minderhedenorgani- saties. In het kader van het project functioneren een landelijk platform en dertig loka- le platforms in de grote gemeenten. Activiteitenplan
  • 28. 14 Met het ministerie van OCW is afgesproken dat jaarlijks onderdelen van het project- plan worden uitgewerkt in een activiteitenplan. In dit plan wordt onderscheid gemaakt naar de activiteiten van het landelijk platform en de lokale platforms. Het activiteitenplan wordt in samenwerking met de partners in de gemeente uitge- voerd. De platforms bepalen zelf hun prioriteiten. Het plan beschrijft waaraan de activiteiten die in dat jaar ontplooid zullen worden een bijdrage leveren (o.a. betrok- kenheid en zichtbaarheid allochtone ouders of de samenwerking tussen ouders en de ouderorganisaties), vanuit welke functies de lokale platforms opereren (o.a. ontwikke- len van nieuwe ideeën en activiteiten en het uitwisselen van informatie), en volgens welke grote lijnen de lokale platforms werken (o.a. het organiseren van bijeenkom- sten en het versterken van het lokale platform). Tevens wordt in dit plan de begroting van de lokale platforms vastgelegd. 3.2.2 Doelen en gewenste resultaten Het einddoel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegen- woordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenor- ganisaties. Voor het bereiken van dit doel zijn twee strategieën vastgesteld: • Ouders worden toegerust zodat ze in staat zijn hun betrokkenheid vorm te geven en zich thuis voelen in ouderorganisaties. • Scholen worden toegerust zodat ze ouders weten te bereiken met behulp van de methoden en materialen die in het kader van PAOO zijn ontwikkeld. Korte-termijndoelen zijn: • Het realiseren van een noodzakelijke brugfunctie en partnerschap tussen allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de in- breng en betrokkenheid van deze ouders bij de opvoeding en het onderwijs. • Het bevorderen van de zichtbaarheid van allochtone ouders (niet als individu maar als groep die in georganiseerd verband optreedt), de toerusting van deze ouders en het mogelijk maken van heldere communicatie tussen deze ouders en scholen. • Het toegankelijk maken van netwerken van allochtone ouders voor de bestaande ouderorganisaties en, omgekeerd, het open stellen van de bestaande ouderorganisa- ties voor (georganiseerde) groepen allochtone ouders, zodat de participatie van de- ze ouders binnen bestaande infrastructuren van gevestigde organisaties bevorderd wordt. • Het overdragen van informatie aan ouderorganisaties en scholen, het verzamelen en zichtbaar maken van ontwikkelde producten en het ontwikkelen van nieuwe pro- ducten.
  • 29. 15 3.2.3 Verantwoordelijkheden van betrokken partijen Verantwoordelijkheden projectteam in de projectopzet Hoe zijn de functies van het projectteam, de projectleider, landelijk platform, ‘coördi- nator lokaal’ en gekwalificeerde trainers/ondersteuners in het projectplan (PAOO, 2005) beschreven? • Het projectteam staat het landelijk platform en de lokale platforms bij in de uitvoe- ringsactiviteiten. Het projectteam draagt zorg voor een professionele uitvoering van de concrete activiteiten onder aansturing van het platform. Samenstelling, benodig- de deskundigheid, omvang en opzet van het projectteam zijn in het operationele plan bij de start van het platform nader bepaald. • Er is een projectleider aangesteld voor de aansturing en het beheer van het project. Deze is in de eerste fase van het project verantwoordelijk voor het opstarten van de platforms en het opstellen van een meer gedetailleerd uitvoeringsplan. De project- leider stuurt tevens de verdere uitvoering aan, zet de grote lijnen jaarlijks uit in een Activiteitenplan dat aan OCW wordt voorgelegd ter accordering, zorgt voor de voortgangsrapportages en voor de afspraken en terugkoppeling naar de partners en het Ministerie van OCW. • Vier ‘lokale coördinatoren’ sturen in het project de lokale platforms aan. Deze dragen zorg voor een stevige verankering van en lijnen naar de deelnemende lokale platforms. Lokaal worden teams gericht op de bevordering van de communicatie en participatie van ouders door hem/haar geïnitieerd en gefaciliteerd. Hij/zij zorgt te- vens voor de deelname van of afstemming met gemeentelijke instanties en instel- lingen voor onderwijs en opvoeding. • Het projectteam bestaat verder uit gekwalificeerde trainers/ondersteuners. Dit zijn medewerkers die op professionele wijze methodieken en modules kunnen inventa- riseren, beoordelen en implementeren, zelf trainingen kunnen geven, maar ook lo- kale trainers kunnen voorbereiden op hun taken (‘train de trainer’). Het projectteam is zodanig samengesteld dat een grote diversiteit aan ouders bereikt kan worden. De producten die zij ter beschikking stellen moeten helder en toegankelijk zijn en bruikbaar zijn voor zowel scholen als ouders. De medewerkers zijn tevens inzet- baar als ondersteuners van de lokale communicatie- en participatieteams. Het projectteam is conform het projectplan samengesteld uit een projectleider, vier lokale coördinatoren en een beleidsmedewerker. Vanwege de beperkte financiële middelen was het niet mogelijk om gekwalificeerde trainers in te zetten. Een beleids- medewerker heeft trainingen en workshops verzorgd naast het inventariseren van materialen en methodieken voor de databank en deze toegankelijk te maken voor scholen en ouders. In het eerste jaar van het project werd duidelijk dat het opzetten en
  • 30. 16 ondersteunen van lokale platforms bestaande uit vrijwillige ouders een bijzonder intensieve opdracht is. De werving en toerusting van leden bleek zeer veel tijd te vragen, evenals het creëren van een team om kennis te verzamelen en te delen. Ook het zoeken naar samenwerking met lokale partners bleek veel tijd te vergen. De ont- wikkeling van een groep individuele, vrijwillige ouders tot een zelfsturend team dat zonder intensieve ondersteuning van een projectmedewerker kan functioneren, bleek een ontwikkelingsproces te zijn dat niet in enkele maanden gerealiseerd kan worden. Het project heeft daarom vanaf 2007 extra financiële ondersteuning gekregen. Het landelijk platform is als volgt samengesteld: een vertegenwoordiging van alloch- tone ouders, multi-etnisch, niet verzuild en afkomstig uit verschillende delen van Nederland. Daarnaast maken ook de vertegenwoordigers van de vier landelijke ou- derverenigingen, de ISBO en het LOM deel uit van het landelijk platform, een pro- jectleider en secretaris vanuit FORUM. Het landelijk platform heeft een tijdelijke functie en is geen formeel adviesorgaan of overlegplatform in politieke zin. Het landelijk platform kent de volgende functies (PAOO, 2006): Hoofdfuncties • Het bespreken van de geïnventariseerde materialen, projecten, methodieken en good practices die gebruikt kunnen worden bij de vergroting en verbetering van de school-ouderbetrokkenheid. • Vaststellen welke behoeften er zijn bij betrokken ouders en het onderwijsveld wat betreft het ontwikkelen van producten en een informatie- en ondersteuningsaanbod. Procesfuncties • Het platform draagt zorg voor en heeft een aansturende rol als het gaat om de uit- voering van de in het projectplan PAOO beschreven activiteiten. • Het platform bewaakt de in het projectplan beschreven activiteiten, die door het projectteam ten uitvoer worden gebracht. Nevenfuncties • Het platform stemt zijn landelijke activiteiten af met de dertig lokale platforms en bewaakt de voortgang van dit afstemmingsproces. Het platform heeft de functie om te zorgen dat bestaande activiteiten op het terrein van ouderbetrokkenheid, ouder- participatie, toerusting ouders en zichtbaarheid van ouders van allochtone afkomst, afgestemd worden met relevante partijen en partners. • Het platform heeft de verantwoordelijkheid voor de overdracht, communicatie en implementatie als het gaat om de door het project behaalde resultaten. Als een van de eerste producten zal het platform de algemene brochure vaststellen waarin het platform haar activiteiten aan de buitenwereld kenbaar maakt.
  • 31. 17 3.2.4 Belangrijke wijziging bij begin uitvoering project Landelijk platform In de oorspronkelijke projectopzet zou het landelijk platform het projectteam aanstu- ren, een inventarisatie opstellen van materialen, methodieken en good practices uit- voeren die behulpzaam zouden kunnen zijn bij het vergroten van de samenwerking tussen school en ouders. Al vanaf het begin van de uitvoering van het project is dit echter anders ingevuld, omdat de vrijwilligers (ouders) in het landelijk platform een beperkt deel van hun vrije tijd kunnen besteden aan het project. Het projectteam heeft daarom het aansturen, coördineren en uitvoeren van het landelijk platform overgeno- men, hetgeen een verzwaring van hun taken betekende. In de praktijk heeft het landelijk platform de volgende functies: • Signalen uit de lokale platformen bundelen en waar nodig daar op landelijk niveau vervolg aan geven. Een voorbeeld hiervan is de moeizame samenwerking tussen lokale platforms en scholen. Het landelijk platform heeft om die reden de AVS en de VO-raad uitgenodigd voor overleg om te komen tot samenwerking. • Inspelen op thema’s die landelijk van belang zijn en bijvoorbeeld daar themabij- eenkomsten voor de lokale platforms voor organiseren. De landelijke bijeenkomst over het thema ‘segregatie’ in november 2008 is hier een voorbeeld van. Als ver- volg hierop werken de lokale platforms dit thema uit in het eigen werkplan. • Mede ontwikkelen van materialen en instrumenten op het gebied van ouderbetrok- kenheid, zoals de meetlat ouderbetrokkenheid en een handleiding huisbezoeken. • Deelname aan landelijke congressen en landelijke bijeenkomsten welke relevant zijn voor het project. Lokale platforms In het projectplan wordt nadrukkelijk voorgesteld aansluiting te zoeken bij de ge- meentelijke infrastructuur rond onderwijs en opvoeding: onderwijs- en welzijnsinstel- lingen, de lokale netwerken van allochtone groeperingen en de lokale partners van het LOM-samenwerkingsverband. Volgens het projectplan dienen lokale platforms op creatieve wijze te zoeken naar mogelijkheden voor afzonderlijke scholen om hun relatie met ouders gestalte te ge- ven. Daarbij dient te worden aangesloten bij lokale initiatieven of succesvolle expe- rimenten. Lokale platforms kunnen gaan functioneren als open communicatielijnen tussen het landelijke platform en scholen. Richting de scholen zouden de lokale plat- forms een doorgeefluik van geïnventariseerde of nieuw ontwikkelde producten kun- nen zijn. Voor ouders die lastig contacten kunnen leggen met scholen vormen de lokale platforms het toegangskanaal tot de school en de leerkrachten. Het platform
  • 32. 18 zou samengevat hét loket zijn waar scholen en ouders terecht kunnen voor vragen (input) en tevens het distributiepunt voor het aanbod dat tot stand komt om in de lokale vraag te kunnen voorzien (output). Het lokale platform als lokaal schakelpunt tussen vraag en aanbod van ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie. Binnen 30 gemeenten functioneren lokale platforms. Lokale platforms hebben de vorm van communicatie- en participatieteams, waarvan de deelnemers een directe relatie met een school of scholen trachten te hebben. Het projectteam ondersteunt de verschillende lokale platforms. Er worden regionale en landelijke bijeenkomsten georganiseerd om meer bekendheid te geven aan de werkzaamheden en acties van het project. Daarnaast worden landelijk een aantal dagen georganiseerd aan de hand van thema’s, beschikbare methodieken of de opbrengsten van afzonderlijke projecten. Projectfasering Het project heeft een looptijd van vier jaar. Scholen en schoolbesturen, ouders en ouderorganisaties zouden volgens het projectplan na deze periode over de instrumen- ten beschikken om hun partnerschap meer inhoud te geven. In een overdrachtsdocu- ment wordt ten slotte vastgelegd hoe producten en activiteiten worden ondergebracht bij organisaties die daar op basis van doelstelling, werkwijze en belangstelling voor in aanmerking komen. Resultaten, overdracht en afsluiting van het project worden uit- eindelijk met een slotconferentie bezegeld. De praktijk blijkt echter beduidend weer- barstiger. Het is duidelijk dat PAOO een innovatief project is waarvoor (nog) geen standaardaanpak beschikbaar is. Op basis van ‘tijdens-de-rit’ opgedane ervaringen moesten er een fors aantal aanpassingen in de projectaanpak worden doorgevoerd, opdat de platforms een rol kunnen (gaan) spelen in de relatie allochtone ouders en school. 3.2.4 Sterke en zwakke kanten van de projectopzet Wat zijn de sterke en zwakke kanten van de projectopzet, zoals die voortvloeien uit het projectplan? Allereerst mogelijk sterke kanten van het project: • Het project wordt uitgevoerd en gedragen door een brede groep van maatschappe- lijke organisaties en instellingen zoals de landelijke ouderorganisaties en ook de betrokkenheid van de LOM-samenwerkingsverbanden is een kracht in dit project. • De jaarlijks opgestelde activiteitenplannen spelen flexibel in op actuele ontwikke- lingen en ervaringen binnen het project. • Het project heeft aspecten/kenmerken van de beloftevolle ‘community benadering’. Deze benadering behelst een mix van principes en ideeën om effectiever te com- municeren met achterstandsgroepen c.q. risicogroepen. Betrokkenen binnen een community worden medeverantwoordelijk gemaakt voor het bepalen en behalen
  • 33. 19 van de beleidsdoelen om draagvlak te creëren binnen de gemeenschap. Het achter- liggende idee is dat wanneer er draagvlak is voor het bereiken van bepaalde doelen, de kans groter is dat de beoogde resultaten worden bereikt en dat ze ook langer be- klijven. Een ander belangrijk aspect van de community benadering is dat er wordt ingespeeld op de specifieke context en doelgroep: er is geen sprake van standaard- werk maar van maatwerk (Luijpers & Keijsers, 2001). De community benadering is in sectoren als het maatschappelijke opbouwwerk en in de internationale ontwikke- lingshulp al geruime tijd grootschalig toegepast. De toepassing binnen de Neder- landse gezondheidsbevordering en het onderwijs is relatief recent (Alting, Bou- wens & Keijsers, 2003; Harting & Assema, 2007). • Het project wordt uitgevoerd over de verzuilde onderwijsstructuren heen, hetgeen vernieuwend genoemd kan worden. Het Ministerie van OCW ondersteunt het pro- ject. Mogelijke zwakke kanten van het project zijn: • De projectdoelen zijn niet SMART geformuleerd: Specifiek, Meetbaar, Accepta- bel, Realistisch en Tijdgebonden. Dit maakt het lastig precies na te gaan in hoever- re de doelen zijn gerealiseerd1 . • De inbreng van ouders als vrijwilligers vormt een onzekere factor bij het bepalen en initiëren van activiteiten. • Toegangsbarrières: mogelijke weerstanden bij concurrerende instellingen die het toetreden tot de markt belemmeren. • Weerstanden bij scholen om een samenwerkingsrelatie aan te gaan met de lokale platforms. • Weerstanden bij instellingen om nieuwe werkwijzen, producten en materialen van FORUM te implementeren in hun aanpak. 1 De (strategieën voor) gewenste (veranderingen in de) aanpak zijn in samenspraak met stakeholders al ‘lerend-op-weg’ ge(her)formuleerd, waardoor het ook moeilijk is vast te stellen of de doelen zijn gerealiseerd.
  • 34. 20
  • 35. 21 4 Functioneren projectteam en landelijk platform 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van het projectplan, notulen van de vergade- ringen van het landelijk platform, beleidsnotities en gesprekken met betrokkenen het functioneren van het projectteam en het landelijk platform. We schetsen in paragraaf 4.2 globaal de opzet van het project. In paragraaf 4.3 geven we een beeld van het functioneren van het projectteam. Paragraaf 4.4 beschrijft het functioneren van het landelijk platform. Met de beschrijving van het functioneren van het projectteam en het landelijk platform worden onderzoeksvragen 2, 3 en 4 beantwoord. 4.2 Opzet van het project Het project omvat een projectteam van FORUM, een landelijk platform en lokale platforms in de grote gemeenten. Het projectteam ondersteunt het landelijk platform bij de uitvoeringsactiviteiten. Leden van het projectteam sturen de lokale platforms aan. De lokale platforms kunnen gebruik maken van verschillende instrumenten, zoals de PAOO-databank met methodieken en materialen en de PAOO-courant. De sectoren waarop het project zich richt zijn Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), basisonderwijs en voortgezet onderwijs binnen de 30 grootste gemeenten (G30). Het is de bedoeling dat de ervaringen en opbrengsten op landelijk niveau uiteindelijk beschikbaar komen voor de lokale platforms en de landelijke ouderorganisaties. Ou- ders en scholen kunnen daar dan hun voordeel mee doen. Daarnaast was het de bedoeling dat de vier landelijke ouderorganisaties aan het eind van het project voldoende in staat zouden zijn de belangen van allochtone ouders te behartigen. Dit zou mogelijk zijn binnen de structuur van de landelijke ouderorgani- saties. In de loop van 2007 werd duidelijk dat enerzijds gezien de complexe proble- matiek, de omvang van de interventie van PAOO op gemeentelijk niveau, de beno- digde intensieve ondersteuning en anderzijds de beschikbare capaciteiten van de landelijke ouderorganisaties, dat deze vier organisaties de opgebouwde kennis en infrastructuur van PAOO niet zouden kunnen overnemen. FORUM heeft dit in 2007 richting Ministerie van OCW gecommuniceerd.
  • 36. 22 4.3 Functioneren projectteam Het projectplan (PAOO, 2005) vermeldt dat het projectteam in de uitvoeringsactivi- teiten het landelijk platform bijstaat. Samenstelling, benodigde deskundigheid, om- vang en opzet van het projectteam zijn in het operationele plan bij de start van het landelijk platform nader bepaald. Voor de aansturing en beheersing van het project is een projectleider aangesteld. Deze was in de eerste fase verantwoordelijk voor het opstarten van het landelijk platform, het opstellen van een meer gedetailleerd uitvoe- ringsplan, alsook de invulling van de fasering van het vierjarige project, vaststellen van omschrijvingen van op te leveren criteria en – in een latere fase – van producten en nadere concretisering van de te bereiken resultaten. Tevens stuurde de projectlei- der de verdere uitvoering aan, zorgde voor het jaarlijkse activiteitenplan, de drie- maandelijkse voortgangsrapportages en voor de afspraken en terugkoppeling naar de partners en het Ministerie van OCW. Opstarten landelijk platform Er is bij de leden van het projectteam zeer veel tijd gaan zitten in het vinden van geschikte leden voor het landelijk platform en de lokale platforms. De projectmede- werkers hebben om te beginnen gebruik gemaakt van hun eigen netwerken om ouders te vinden met uiteenlopende etnische achtergronden, met kinderen in diverse onder- wijssectoren en een voldoende beheersing van de Nederlandse taal die op vrijwillige basis zich willen inzetten voor het vergroten van ouderbetrokkenheid. In elke grote gemeente zijn twee à drie introductiebijeenkomsten voor ouders en relevante organi- saties georganiseerd. Het is het projectteam in relatief korte tijd gelukt om gemoti- veerde leden te werven. In juni 2006 vond in Den Haag de landelijke presentatie plaats van het landelijk platform met 29 leden en 5 lokale platforms. Eind 2006 had- den 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente en eind 2007 waren 23 lokale platforms actief. Ouders sluiten zich aan bij een lokaal platform omdat zij zich kunnen vinden in de doelstellingen van PAOO en omdat de activiteiten aansluiten bij hun wensen en be- hoeften een bijdrage te leveren aan het optimaliseren van de ontwikkelingskansen van allochtone kinderen. De motivatie van leden is soms dat ze problemen ervaren in de communicatie met school over hun eigen kind; sommige ouders voelen zich gedis- crimineerd, maar er zijn ook ouders die een bijdrage willen leveren om de kansen voor allochtone kinderen willen vergroten. Zij zijn zelf als kind naar Nederland ge- komen, hebben in hun schoolloopbaan geen ondersteuning van hun ouders ontvangen en willen nu iets betekenen voor kinderen die in dezelfde situatie verkeren. Soms blijken de wederzijdse verwachtingen van de ouders en het projectteam niet duidelijk op elkaar te zijn afgestemd en trekken leden zich terug; ook blijkt soms dat na ver- loop van (korte) tijd wensen en behoeften kunnen veranderen, waardoor leden afha-
  • 37. 23 ken. Bij elk van de platforms vindt wel enige fluctuatie plaats, toch is er bij de meeste platforms sprake van een harde kern van actieve leden. Netwerkontwikkeling Naast de werving van de leden van de platforms heeft het projectteam geïnvesteerd in relaties met de ambtenaren onderwijs van de gemeenten, de wethouders, contacten met welzijnsinstellingen en andere relevante partners. Voor platforms die voldoende actieve leden hadden, minimaal 10, om van start te kunnen gaan, was het organiseren van een officiële presentatie de eerste echte activiteit. Hiervoor werden basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs uitgenodigd. Praktisch overal was er enthousi- asme vanuit de gemeente (met uitzondering van Leiden) en gaf de wethouder van onderwijs het startschot voor het platform. Tijdens deze eerste bijeenkomsten waren er inhoudelijke debatten over thema’s die ouders en scholen na aan het hart liggen, zoals ouderbetrokkenheid, onderwijsondersteuning door ouders, Cito-toetsen en overgang PO-VO. Website De PAOO-website is onderdeel van de FORUM-website. Het is een informatieportal voor het gehele project. Daarop staan data van bijeenkomsten, verslagen, nieuwsbe- richten en achtergrondinformatie over het project. De website wordt jaarlijks onge- veer 9.000 keer bezocht en is daarmee het project met de meeste ‘hits’ op de FO- RUM-website. De website wordt continu geactualiseerd met informatie over nieuwe platforms, leden van de diverse platforms, de agenda’s van het landelijk platform en de lokale platforms, korte impressies en foto’s van bijeenkomsten en congressen. Op de website hebben alle platforms een eigen plek, waar ze informatie over bijeen- komsten op kunnen laten zetten, maar ook verslagen en specifieke informatie. Gezien het aantal reacties dat wekelijks bij FORUM binnenkomt, maken platformleden zelf ook veel gebruik van de website. Het gaat om vragen, mutaties en voorstellen voor het plaatsen van stukjes of verwijzingen. Ook zijn diverse documenten te downloaden van de website, zoals beleidsvoorstellen en -reacties en pdf’s van diverse door PAOO en partnerorganisaties uitgebrachte producten. Ook is er de rubriek ‘Goed om te weten’, waar een aantal praktische tips staan die voor personen en organisaties die bezig zijn met ouderbetrokkenheid van belang kunnen zijn. Ondersteuning functioneren lokale platforms Vanaf de oprichting maakt ieder lokaal platform, ondersteund door de projectmede- werker, een jaarplan met daarin een beschrijving van geplande activiteiten en een tijdspad. Deze jaarplannen worden uitgewerkt binnen de grote lijnen van het door het
  • 38. 24 Ministerie van OCW geaccordeerde PAOO activiteitenplan Alle activiteiten worden voorbereid door de projectmedewerker in samenwerking met de leden. Gemiddeld hebben de lokale platforms maandelijks een bijeenkomst, maar de zeer actieve plat- forms komen wekelijks bij elkaar. De mate van ondersteuning door de projectmede- werker hangt af van het aantal actieve leden, de capaciteiten van de leden en de be- schikbare tijd. Ontwikkeling functioneren lokale platforms Na de eerste officiële activiteit hebben de platforms een inventarisatie gemaakt van de thema’s die de leden als problematisch ervaren rondom ouderbetrokkenheid, ouder- participatie en de schoolloopbaan van hun kinderen. Vanuit de gedachte dat ouders een grote behoefte hebben aan meer informatie over onderwijsgerelateerde thema’s, hebben de platforms vervolgens debatten en informatieavonden georganiseerd voor ouders en scholen in betreffende gemeenten. Hierbij kwamen onderwerpen zoals VVE, overgang PO-VO, schooluitval, etc. aan de orde. Dit is een goede manier ge- bleken om de lokale platforms bij relevante partners een gezicht te geven. Het heeft er in de meeste gemeenten toe geleid dat meer ouders zijn toegetreden tot het platform en het platform heeft laten zien dat het een spreekbuis vormt voor allochtone ouders. In de praktijk blijkt het echter voor de platforms een hele opgave om de zogenaamde ‘moeilijk bereikbare’ ouders te betrekken bij de school en het onderwijs. Deze erva- ringen hebben ertoe geleid dat PAOO eind 2007 een andere weg is ingeslagen. In de visie van PAOO geeft de school het kader aan voor ouderbetrokkenheid; een indivi- duele ouder kan het beleid en de aanpak van de school niet veranderen, maar een school bepaalt de visie op ouders en de wijze waarop ze in de praktijk werken aan partnerschap met ouders. PAOO heeft daarom besloten om in 2008 de focus te richten op de samenwerking met scholen. PAOO ging werken aan het verminderen van blok- kades voor een actieve rol van ouders door bij scholen het perspectief van communi- catie met ouders in te brengen. Creëren randvoorwaarden participatie van ouders in het project Het projectteam tracht de randvoorwaarden te creëren waardoor de ouders hun werk- zaamheden in het lokale of landelijk platform op een prettige manier in een goed klimaat en goed georganiseerde setting kunnen uitvoeren, met duidelijkheid over taken en verantwoordelijkheden en over welke ‘beloning’ men ontvangt. Het stimule- ren en motiveren van de vrijwillige leden vergt veel inzet van het projectteam. Een verzwarende factor tijdens de eerste fase van het project was dat er nog geen voorlichtingsmateriaal was ontwikkeld om ouders ook schriftelijk te kunnen informe- ren. Van het projectteam werd daarnaast ook veel inzet gevraagd bij het verzamelen van methodieken, trainingen en andere materialen. Hiertoe is met onderwijsonder-
  • 39. 25 steunende instellingen, scholen, welzijnsinstellingen en steunfunctieorganisaties in de gemeenten contact gelegd en overleg gevoerd. Het projectteam tracht te zorgen voor een goede inbedding van de organisatie in het netwerk van aanpalende professionele instellingen. De lokale coördinatoren zorgen voor de deelname van of afstemming met gemeentelijke instanties en instellingen voor onderwijs en opvoeding. Er is inmiddels een basis gelegd voor goede samen- werkingsrelaties, zowel landelijk als in de verschillende gemeenten. De platforms worden vaak benaderd door gemeenten, scholen, welzijns- en migrantenorganisaties voor verschillende zaken. Dit gaat om incidentele bijdragen aan bijeenkomsten, inte- gratiedebatten, maar ook om meer structurele deelname aan een werkgroep ‘Passend Onderwijs’ of overleg van de Brede Scholen. Daarnaast zijn platforms ook benaderd om een bemiddelende rol te vervullen voor groepen ontevreden ouders over het on- derwijs en de scholen. Begeleiding van lokale platforms Er zijn verschillende factoren die het ondersteunen van de lokale platforms zeer ar- beidsintensief maken: • Een grote verscheidenheid aan niveaus bij de leden. De ondersteuning moet hierop afgestemd worden. Het vraagt ook veel om zowel hoogopgeleide als laagopgeleide ouders vast te houden vanwege verschillende verwachtingen omtrent de eigen rol. • Sommige leden doen voor het eerst vrijwilligerswerk en hebben weinig ervaring met vergaderen en organiseren. • De vrijwillige inzet van de leden heeft beperkingen. Je kunt niet van leden eisen dat ze op een bijeenkomst zijn of dat ze contacten met een school leggen. • Er zijn wisselingen in de samenstelling van de lokale platforms, waardoor voortdu- rende nieuwe leden ingewerkt moeten worden. • Verschillen in culturele achtergronden moeten overwonnen worden om goed te kunnen samenwerken. Daarnaast kost het continu tijd en inspanning om de vrijwillige leden enthousiast en gemotiveerd te blijven houden. De projectmedewerkers ervaren hun baan als ‘uitda- gend’ en ‘zwaar’, omdat ze ieder zeven platforms begeleiden, veel onderweg zijn omdat ze door het hele land reizen en veel in de avonden en in de weekenden werken. Het komt regelmatig voor dat het ondersteunen van een platform stress oplevert, omdat relatief veel ‘onproductieve’ tijd gaat zitten in het oplossen van problemen in het interne functioneren van de platforms. De projectmedewerkers moeten steeds laveren tussen de doelen en centrale activiteiten van PAOO en de individuele wensen van de leden van de lokale platforms. De leden zijn soms vooral bezig met hun per- soonlijke ervaringen en daarom vraagt het veel tact, inzicht en doorzettingsvermogen om het grotere belang onder de aandacht te houden.
  • 40. 26 Kadertrainingen Het projectteam heeft voor de platforms kadertrainingen georganiseerd met aandacht voor basisvaardigheden als samenwerken, doelen stellen en helder formuleren. Daar- naast hebben de leden van alle platforms een training communicatie, presentatie en debatteren gevolgd, naast een training over samenwerken met scholen. Voor een groot deel van de leden van de platforms was een goede voorbereiding nodig om het gesprek aan te gaan met professionals op een school. Verschillende trainers, geselec- teerd op ervaring in het werken met allochtone vrijwilligers, zijn hiervoor ingezet. Een aantal trainers is niet positief beoordeeld door het PAOO-team en daarom moes- ten er weer andere trainers worden gezocht. In de praktijk blijkt dat er veel kaf onder het koren van de trainers zit en dat het lastig is goede trainers te vinden. Het project- team heeft naast een pool van trainers ook een pool van deskundigen op het gebied van bijvoorbeeld schooluitval, medezeggenschap en het Nederlandse onderwijssys- teem gevormd. Opzetten van een databank Een van de middelen om scholen te voorzien van good practises en methodieken op het gebied van de ouderbetrokkenheid onder allochtone ouders is de databank op de PAOO-website. In die databank staan diverse methodieken en initiatieven vermeld waar scholen en ouders gebruik van kunnen maken. Ook staan er voorbeeldscholen genoemd die zich succesvol hebben bewezen op het gebied van allochtone ouderbe- trokkenheid. Het opzetten van de databank is volgens de medewerkers van FORUM een hele klus geweest waar erg veel tijd in is gestoken: het verzamelen van voorbeelden, contacten leggen met de organisaties daarachter, het beknopt beschrijven van de voorbeelden en het ontwikkelen van de CMS-applicatie achter de databank. Op vele manieren is geprobeerd de databank onder de aandacht te brengen: via de lokale platforms, via bijeenkomsten, via de PAOO Courant en via het algemene deel van de PAOO- website. Over het gebruik en de waardering van de databank kunnen we niet veel zeggen. In 2008 zou de databank worden geëvalueerd, maar toen bleek dat de site oudersbijdeles.nl zich op hetzelfde terrein bezighield, is besloten daarmee te gaan samenwerken. Uiteindelijk zou de databank van PAOO in oudersbijdeles.nl opgaan. Een eigen evaluatie was daarmee – zeker ook gezien de tijd die daar in zou gaan zitten – van de baan. Eind 2008, begin 2009 zijn concrete afspraken gemaakt over de voortgang en continuering van de databank. Wanneer het project wordt beëindigd zal de databank van PAOO opgaan in de databank van oudersbijdeles.nl.
  • 41. 27 4.4 Functioneren landelijk platform In het landelijk platform hebben voor de periode van twee jaar zitting: 22 ouders die kinderen hebben in het primair of voortgezet onderwijs, vertegenwoordigers van de vier landelijke ouderorganisaties, een vertegenwoordiger van de ISBO, een project- leider vanuit FORUM en een vertegenwoordiger van de LOM-samenwerkings- verbanden. Gehanteerde criteria bij de werving van ouders waren: interesse hebben in de problematiek, evenwichtige verdeling naar regio, sekse en etnische groep, kinde- ren hebben in het onderwijs (VVE, PO, VO), enige kennis hebben van het Nederland- se onderwijs, één keer in de zes weken een zaterdag actief willen deelnemen om zich in te zetten voor de multi-etnische doelen. Het landelijk platform heeft twee jaarcon- gressen en vier landelijke bijeenkomsten voor lokale platforms georganiseerd. De samenstelling van het landelijk platform is in de loop van de tijd voor ongeveer een derde vervangen. Indicaties optimaal functioneren landelijk platform Waar hangt het al dan niet optimaal functioneren van het landelijk platform mee samen? We onderscheiden negen aspecten die een indicatie geven van het functione- ren van het landelijk platform (Smit, Van Esch & Tiebosch, 1998), te weten: 1. Doelen: de mate waarin er duidelijkheid is over de doelstellingen van het landelijk platform (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). 2. Participanten: de mate van invloed van betrokkenen op de voortgang van het lan- delijk platform. 3. Strategie: de mate van bruikbaarheid van de gehanteerde methoden en middelen om de gestelde doelstellingen van het landelijk platform te realiseren. 4. Functies: de mate waarin de gehanteerde strategieën leer-, kwalificatie- of sociali- satiefuncties vervullen (‘leren leren’; het bijbrengen van kennis, houdingen en vaardigheden, die individuen in staat stellen arbeidsprestaties te verrichten; leren zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het functioneren van het platform). 5. Bereik: de mate waarin de gehanteerde strategie mogelijkheden biedt een grotere doelgroep te bereiken dan waarvoor het landelijk platform (in eerste instantie) was opgezet. 6. Evaluatie: de mate waarin (in)formele evaluatiemomenten zijn ingebouwd om activiteiten te beoordelen en te verbeteren. 7. Belemmeringen: de mate waarin men positief omgaat met belemmeringen, waar- door de ontwikkeling van het landelijk platform niet stagneert. 8. Rol projectteam: de mate waarin het landelijk platform verzekerd is van de steun van het projectteam. 9. Voortgang: de mate waarin binnen een redelijk tijdsplan de doelstellingen worden gerealiseerd.
  • 42. 28 De criteria zijn zowel toegepast op basis van (subjectieve) informatie die tijdens de interviews is verstrekt door de betrokken, als door objectieve gegevens die gebaseerd zijn op basis van de beschikbare documenten (zoals plannen, verslagen en notulen). 4.4.1 Doelen Het doel van het project is dat allochtone ouders zich meer betrokken en beter verte- genwoordigd voelen binnen de huidige onderwijsstructuren, zowel op landelijk, lo- kaal als schoolniveau. Ouders dienen zelf in staat te zijn hun betrokkenheid en belan- genbehartiging op school en via de ouderorganisaties duurzaam vorm te geven. Scholen weten allochtone ouders te bereiken via instrumenten en hulpmiddelen die voor hen snel en eenvoudig zijn te vinden en die toegesneden zijn op hun situatie. Binnen de school dient ruimte en erkenning te zijn voor diversiteit (PAOO, 2005). Het landelijk platform heeft de gewenste doelen van het project geoperationaliseerd in vijf thema’s (Landelijk Platform, 2008a): • Vergroten partnerschap tussen allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisa- ties met betrekking opvoeding en het onderwijs. • Bevorderen van de zichtbaarheid van ouders, de toerusting van ouders en heldere communicatie tussen ouders en scholen. • Participatie van allochtone ouders binnen bestaande infrastructuren van ouderorga- nisaties. • Overdragen van informatie/producten aan ouderorganisaties en scholen. • Evaluatie van de resultaten. Vergroten partnerschap allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisaties In de visie van het landelijk platform, die in 2007 is uitgewerkt in een visiedocument, staat het werken aan een goede samenwerking tussen ouders en school centraal in de aanpak van PAOO. Het gaat daarbij om samenwerking op individueel niveau van ouders en leerkrachten rondom de ontwikkeling van het kind, maar ook om het sa- menwerken in de schoolorganisatie. Het bevorderen van partnerschap tussen ouders en school is de kern van het werk van de lokale platforms. Een van de hoofdthema’s van het landelijk platform is het versterken van deelname van allochtone ouders aan medezeggenschapsraden. Hiermee wordt gewerkt aan het realiseren van het doel van PAOO dat meer ouders grip krijgen op de besluitvorming op scholen. Het landelijk platform heeft de hieronder staande thema’s op de agenda gezet en streeft daarmee naar de volgende aangegeven resultaten: • Invoering ‘meetlat ouderbetrokkenheid’. Het landelijk platform ontwikkelt met de VO-raad en de NKO een meetlat ouderbetrokkenheid. De lokale platforms komen
  • 43. 29 in de praktijk scholen tegen met een hoge mate van betrokkenheid en participatie van ouders. Deze scholen worden opgenomen in de databank, maar PAOO wil meer erkenning voor scholen die zich sterk maken voor betrokkenheid van àlle ou- ders. Omdat scholen in de praktijk weinig zicht hebben op de aanpak van andere scholen, wil PAOO door meer aandacht te geven aan deze goede voorbeelden scho- len stimuleren zich hieraan op te trekken. De PO-raad denkt samen met enkele scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs mee in een resonansgroep. Scholen en lokale platforms kunnen dit instrument, dat in de loop van 2009 wordt geproduceerd en gepresenteerd, gebruiken. Als aanvulling hierop werkt PAOO aan een handleiding waarmee scholen zich verder kunnen ontwikkelen op het gebied van ouderbetrokkenheid. • Stimuleren van huisbezoeken. PAOO ontwikkelt een handleiding huisbezoeken omdat ze heeft geconstateerd dat het uitvoeren van huisbezoeken een bijzonder ef- fectief instrument is om de communicatie tussen leerkrachten en (moeilijk bereik- bare) ouders te verbeteren. Scholen die dit instrument inzetten geven aan dat ouders zelf meer het contact met de leerkracht zoeken; het levert leerkrachten meer inzicht op in de sociale context van het kind en enkele geïnterviewde leerkrachten geven aan dat door de huisbezoeken de sfeer in de klas positief is beïnvloed. Toch zijn niet alle scholen – die moeite hebben in het bereiken van ouders – overtuigd van de effectiviteit hiervan en er bestaat vaak weerstand bij directie en teamleden om tot invoering over te gaan vanwege de grote tijdsinvestering en soms ook het gevoel van onveiligheid bij leerkrachten. In de handleiding wordt beschreven hoe scholen die met dit instrument werken dit hebben ingevoerd en wat hun ervaringen zijn. Hiertoe zijn interviews met een aantal scholen gehouden. Het lokaal platform Al- mere heeft met succes een basisschool geadviseerd om huisbezoeken in te voeren en ouders te betrekken bij gemeentelijk beleid gericht op het bevorderen van ge- mengde scholen. • In 2008 is het tegengaan van segregatie in het onderwijs een belangrijk aandachts- punt voor PAOO geworden, nadat staatssecretaris Dijksma PAOO heeft verzocht hierbij een rol te gaan spelen. Met een landelijke bijeenkomst voor voorzitters van de platforms in 2008 en verdiepingsbijeenkomsten van het projectteam en plat- forms met externe deskundigen van Stichting Kleurrijke Scholen, het Kenniscen- trum Gemengd Onderwijs en de Ambassadeur Gemengd Onderwijs zijn de moge- lijkheden verkend die lokale platforms hebben om in hun gemeenten een bijdrage te leveren aan het bevorderen van gemengd onderwijs. De activiteiten die platforms daartoe oppakken verschillen van platform tot platform. De platforms Nijmegen, Amsterdam en Dordrecht zijn zeer betrokken bij dit thema en hebben al initiatieven ontplooid. Momenteel ontwikkelt het projectteam een hand-out voor de leden van de lokale platforms om het vraagstuk van segregatie, dat zeer complex is, helder en overzichtelijk uiteen te zetten en de mogelijke rollen van een platform concreet te beschrijven. Met deze hand-out zullen platforms beter toegerust zijn om overleg te
  • 44. 30 voeren met gemeenten, scholen en schoolbesturen, en om andere ouders te kunnen voorlichten over segregatie en hun wellicht te bewegen een ouderinitiatief in hun gemeente op te zetten. • Aandacht voor oudercontacten bij de lerarenopleiding. PAOO is van mening dat er op de opleidingen voor leerkrachten meer aandacht moet komen voor contacten met allochtone ouders. Dit vanuit de visie dat samenwerking tussen ouders en leer- krachten onontbeerlijk is voor een optimale ontwikkeling van het kind. In 2008 is een pilot ontwikkeld in samenwerking met vier Pabo’s om gastlessen voor aanko- mende leerkrachten te verzorgen over oudercontacten en interculturele communica- tie. In het schooljaar 2008/2009 zijn in totaal tien gastlessen verzorgd voor circa 250 aankomende leraren en er staan nog enkele gepland. Het betrof hier studenten van de minor ‘urban education’ van het instituut Theo Thijssen te Utrecht, studen- ten van de katholieke Pabo Domstad, tweedejaars studenten van de lerarenoplei- ding Archimedes te Utrecht, Studenten van de Pabo in Deventer en studenten van de katholieke Pabo in Zwolle. De studenten en docenten geven aan dat de gastles- sen voorzien in een grote behoefte, vooral omdat deze ouders praktijkervaringen van de communicatie tussen school en ouders inbrengen in de theorie. Daarnaast wordt in de gastlessen ook aandacht besteed aan belemmeringen voor betrokken- heid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kinderen. Deze ervaringen zijn door PAOO in kaart gebracht. Aan het eind van het schooljaar 2008-2009 wordt de pilot geëvalueerd en wordt een vorm gezocht om de aandacht voor contacten met alloch- tone ouders structureel in te bouwen binnen de Pabo’s. • Bevorderen instroom allochtone leerkrachten. Dit laatste thema heeft het landelijk platform uiteindelijk niet opgepakt, omdat het ministerie van OCW heeft aangege- ven dat dit geen prioriteit is omdat er al veel initiatieven en projecten zijn gericht op het bevorderen van de instroom van allochtone leerkrachten. Bevorderen zichtbaarheid van ouders, de toerusting van ouders en heldere communi- catie tussen ouders en scholen In juni 2006, het eerste jaar van het project, heeft een landelijke presentatie plaatsge- vonden in aanwezigheid van minister Van der Hoeven. In 2007 en 2008 is een jaar- congres georganiseerd waarbij informatie-uitwisseling en kennisoverdracht centraal stonden. Alle leden van PAOO konden daar naast een aantal plenaire inleidingen kiezen uit tien workshops. In 2007 was er een Lagerhuisdebat waar ouders, leerkrach- ten en politie met elkaar in discussie gingen over de verantwoordelijkheid van ouders en school inzake opvoeding op basis van de stelling ‘Thuis zijn ouders de baas, op straat de politie en op school de leerkrachten’. In 2008 ging het Lagerhuisdebat over ‘de wijze waarop scholen ouders informeren over de kwaliteit van de school en de ontwikkelingen van het individuele kind’. Dit debat leverde tips op om de ouderbe- trokkenheid te vergroten. De staatssecretaris was bij beide congressen aanwezig.
  • 45. 31 Leden van het landelijk platform zijn gevraagd te participeren in landelijke con- gressen en bijeenkomsten. Een greep uit deze bijeenkomsten: • Het symposium ‘Ouders en school: een ijzersterk duo’ van de IJsselgroep. Het symposium was bedoeld om leraren, onderwijsmanagers en intern begeleiders handvatten mee te geven voor een gericht ouderbeleid. • Voorbereiding van en deelname aan de SER-conferentie over kansen voor alloch- tonen op de arbeidsmarkt. • Startbijeenkomst ‘Samenleven kun je leren’ georganiseerd door het ministerie van OCW. • Bijwonen van het startcongres ‘Kleurrijke scholen’ van de stichting Kleurrijke Scholen. • Bijwonen van de expertmeeting van KPC over het betrekken van ouders bij het onderwijs. • Bijwonen van een conferentie over etnische segregatie in het basisonderwijs. • Bijwonen van de VOO-expertmeeting in het kader van intentieverklaring school- ouderbetrokkenheid. • Organisatie van een bijeenkomst over de Cito-score en het schooladvies door FO- RUM en de Adviesraad Diversiteit en Integratie van de gemeente Amsterdam. • Bijwonen van de Expertmeeting ouderbetrokkenheid voortgezet onderwijs, geor- ganiseerd door het ministerie van VROM. • Congres VO-raad ‘Verantwoord in beeld’. Horizontale verantwoording in uw schoolpraktijk. Twee leden hebben een inhoudelijke bijdrage geleverd aan de workshop ‘verantwoorden is communiceren’ en een van de leden van het landelijk platform heeft deelgenomen aan de paneldiscussie met o.a. de staatssecretaris. • Conferentie van de VOO ‘Thuis op school’ over samenwerking tussen school en allochtone ouders. PAOO heeft hier een workshop verzorgd over de praktijk van de lokale platforms. Verder is PAOO vanaf het begin van het project regelmatig in het nieuws gekomen. Zo nu en dan in de landelijke media en veelvuldig in onderwijstijdschriften, in de lokale media en op internet. Onlangs heeft de voorzitter van PAOO Amsterdam de landelijke media gehaald met het aan de orde stellen van het toelatingsbeleid van de Amsterdamse basisscholen. De veranderingen die men met dit project beoogt, zijn veelal gerelateerd aan het participeren in netwerken (‘oudervriendelijke school’, ouders binnen bestaande infra- structuren van ouderorganisaties) en veranderingen in de omgeving van de school (lerarenopleidingen en ouderorganisaties) die een partnerschapsrelatie tussen alloch- tone ouders en school bevordert. Het is lastig precies vast te stellen of deze doelen en resultaten zijn gerealiseerd. Veranderingen in de relatie ouders, school en omgeving
  • 46. 32 kunnen in dit onderzoek dan ook niet op een objectieve manier wijze worden weerge- ven (vgl. Koelen e.a., 2001; Rytchetnik e.a., 2002). 4.4.2 Participanten Het landelijk platform bevordert het actieve meedenken van betrokkenen. Leden worden gestimuleerd om zelf onderwerpen te agenderen, om zelf met voorstellen te komen. De leden van het landelijk platform kunnen redelijk veel invloed uitoefenen op de voortgang van het platform. 4.4.3 Strategie Het landelijk platform hanteert in zijn aanpak een research-based strategie: gegevens uit onderzoeken dienen als basis en onderbouwing van beleidsprioriteiten. Daarnaast hanteert men een dialoog strategie om de informatie-uitwisseling tussen het landelijk platform en de lokale platforms te stimuleren. Voorzitters en actieve leden van de lokale platforms worden gestimuleerd zitting te nemen in het landelijk platform om zo een betere verbinding tot stand te brengen tussen lokaal en landelijk. 4.4.4 Functie landelijk platform De belangrijkste functie van het landelijk platform is geweest dat het een visie op samenwerking tussen ouders en school heeft vastgelegd in een visiedocument. De uitwerking van de meetlat ouderbetrokkenheid, de handleiding huisbezoeken en de gastlessen op de Pabo’s kunnen een stimulans vormen in het bevorderen van de sa- menwerking tussen school en ouders. 4.4.5 Bereik Het bereik van de strategie heeft zijn uitwerking op landelijk en lokaal niveau. Het landelijk platform heeft haar visie op samenwerking tussen ouders en school vastge- legd in een visiedocument en de samenwerking is verkend met een aantal partners, zoals de VO-raad en de AVS. De geformuleerde doelstellingen van het landelijk platform worden door de lokale platforms in de grote gemeenten uitgewerkt.
  • 47. 33 4.4.6 Evaluatiemoment Na een periode van twee jaar heeft het landelijk platform een evaluatiemoment inge- bouwd om de tot dan ondernomen eigen activiteiten te beoordelen en zo nodig te verbeteren. Positieve en negatieve punten De leden van het landelijk platform signaleren met betrekking tot hun eigen functio- neren onder meer de volgende positieve en negatieve punten (zie PAOO, 2008c): Positief • Samenwerking tussen en betrokkenheid van personen met uiteenlopende etnische achtergronden vanuit het gehele land. • Een groot deel van wat het landelijk platform heeft laten zien, komt voort uit vrij- willigerswerk. • De conferenties waren goed georganiseerd en werden goed bezocht. • De bekendheid van het landelijk platform is toegenomen. • Grote inzet van de actieve leden. • Er zijn contacten gelegd met veel andere organisaties. • Goede informatieverstrekking via onder meer de website en de databank. • Er is veel gedaan aan visieontwikkeling. Negatief • Onvoldoende betrokkenheid van diverse leden. • Verloop in de samenstelling van de leden van het landelijk platform. Daar staat tegenover dat 14 van de 22 ouderleden van het eerste uur nog steeds lid zijn. De agendacommissie van het landelijk platform bestaat uit 7 leden waarvan 6 vanaf de start bij het landelijk platform zijn betrokken. • Communicatie en afstemming van activiteiten tussen landelijk platform en lokale platforms behoeft aandacht. • Weinig initiatieven vanuit de leden. • Te weinig diepgang in discussies. • Onvoldoende kennis van actuele relevante ontwikkelingen. • Geen visie op belangrijke problemen. • Weinig (zicht op) concrete resultaten van het project. • Onvoldoende bekendheid met de ontwikkelde materialen bij de leden. Op basis van de zelfevaluatie stelt het landelijk platform de volgende werkwijze ter verbetering voor: • Er is een werkgroepje ‘Werving’ samengesteld om scholen met een ouderraad en ouders die de algemene ouderavond bezoeken persoonlijk te benaderen om zitting te nemen in het landelijk platform. • Criteria opstellen waaraan de nieuwe leden dienen te voldoen.
  • 48. 34 • Er wordt aan de verbinding tussen landelijk platform en de lokale platforms ge- werkt door enerzijds actieve, capabele leden van lokale platforms te vragen of ze willen participeren in het landelijk platform. Anderzijds zijn in 2008 drie bijeen- komsten georganiseerd waarbij leden van het landelijk platform en voorzitters van de lokale platforms bijeen waren. 4.4.7 Rol ondersteuning van het project Uit de evaluatie door het landelijk platform kwam naar voren dat het projectteam een belangrijke ondersteunende rol heeft gespeeld bij het functioneren van het landelijk platform. 4.4.8 Capaciteitsproblemen projectteam Het projectteam heeft door de niet-geplande intensievere begeleiding van de plat- forms, beperktere capaciteit overgehouden voor het inventariseren, beoordelen en implementeren van methodieken en materialen voor de databank. De producten die het project ter beschikking zou stellen, dienden helder en toegankelijk te zijn en bruikbaar voor zowel scholen als ouders. Uit de gevalsstudies blijkt dat niet alle pro- ducten aan deze criteria voldoen. Ook voor het geven van trainingen aan schoolteams, schoolbesturen, landelijke en lokale onderwijsondersteunende organisaties was minder capaciteit beschikbaar. Regelmatig komen verzoeken hiertoe binnen bij het projectteam, maar het ontbreekt aan de menskracht om op alle verzoeken in te gaan. Door bovengenoemd capaciteits- probleem is het projectteam ook onvoldoende toegekomen aan het voorbereiden van lokale trainers op trainingen voor de leden van de lokale platforms.
  • 49. 35 5 Functioneren projectteam en lokale platforms 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van beleidsnotities van het projectteam, projectplannen van de platforms en gesprekken met leden van het projectteam het functioneren van de lokale platforms. In paragraaf 5.2 presenteren we de ambities van het projectteam. Paragraaf 5.3 geeft een beeld van de start van de lokale platforms. Met de beschrijving van het functioneren van lokale platforms worden onderzoeks- vragen 3 en 4 beantwoord. 5.2 Ambitie projectteam Het projectteam heeft de ambitie geformuleerd om de op te starten lokale platforms uit te laten groeien tot een groep allochtone ouders rond onderwijs en ouderparticipa- tie, een groep die breed gewaardeerd wordt vanwege haar deskundigheid en inhoude- lijke inbreng en die is ingebed in de stedelijke structuur. Op drie niveaus zou de duur- zaamheid bewerkstelligd moeten worden (PAOO, 2008a, 2009): • De lokale platforms gaan samenwerkingsrelaties aan met scholen om de knelpun- ten voor ouderbetrokkenheid aan te pakken en zo de ouderbetrokkenheid op die scholen te vergroten. Ook zou op de scholen gewerkt worden aan een grotere parti- cipatie van allochtone ouders in de ouderraad en de medezeggenschapsraad. • De lokale platforms werken samen met de gemeente, met welzijnsorganisaties en/of bijvoorbeeld met het Centrum voor Jeugd en Gezin. In praktisch alle plat- forms is sprake van een goede samenwerking en wordt de ervaringsdeskundigheid van de leden over ouderbetrokkenheid en andere thema’s rondom onderwijs en al- lochtone leerlingen gewaardeerd. • Met de landelijke ouderorganisaties wordt gewerkt aan de inbedding op landelijk niveau. Door de samenwerking binnen PAOO krijgen deze organisaties meer ken- nis en inzicht in de thema’s die prioritair zijn voor deze groep ouders. Dit stelt hen in staat beter de belangen van deze ouders te behartigen. Ook krijgen meer alloch- tone ouders informatie over de activiteiten van deze organisaties en zullen eerder bij hen aankloppen.
  • 50. 36 5.3 Start lokale platforms 5.3.1 Activiteiten en samenwerking In 2006 zijn de leden van het projectteam gestart met het werven en oprichten van lokale platforms in de G30. In eerste instantie was er nog geen voorlichtingsmateriaal. In de loop van 2006 is een algemene folder ontwikkeld en eind 2007 is voor alle platforms een folder geschreven met specifieke kenmerken van het platform en de gemeente. Het oprichten van lokale platforms liep gefaseerd door tot 2008. In Leeu- warden, Maastricht en Groningen zijn in 2007 en 2008 pogingen gedaan een platform te starten, maar vanwege de teleurstellende resultaten is besloten hiervan af te zien. In deze steden is sprake van een relatief laag percentage allochtonen; in Maastricht maken ouders die niet tevreden zijn over het onderwijs bovendien gebruik van de mogelijkheid om hun kind in België naar school te laten gaan. Op verzoek van de gemeenten Almere, Roermond en Veendam zijn daar inmiddels platforms van start gegaan ter vervanging van de steden waar de werving niet leidde tot voldoende actieve leden. Verzoeken om in Hilversum, Nieuwegein, Delfzijl, Oss, Cappelle aan de IJssel, Zutphen en Maarsenbroek een lokaal platform te starten, kon- den niet worden gehonoreerd omdat het maximum aantal van 30 platforms was be- reikt. Ook vanuit Gouda is meermalen de vraag om een platform gekomen. PAOO heeft daar enkele gesprekken gevoerd en als voorwaarde gesteld dat er lokaal een samenwerkingspartner moest zijn om gezamenlijk het platform van de grond te tillen. Provinciaal steunpunt Meander waarmee overleg is geweest, heeft echter aangegeven dat zij die rol niet kon vervullen. Dit en het feit dat OCW in 2008 heeft aangegeven dat PAOO zich moest beperken tot 30 platforms heeft ertoe geleid dat in Gouda geen platform van de grond is gekomen. Tenslotte heeft provinciaal adviesbureau Palet in opdracht van de provincie Noord-Brabant en in samenwerking met PAOO pogingen ondernomen om in Roosendaal en Bergen op Zoom een lokaal platform in te stellen. Tot nu toe zijn de platforms daar nog niet echt van de grond gekomen. De verzoeken om de oprichting van een platform kwamen van een school, ouders, een welzijninstel- ling, migrantorganisatie en/of de gemeente. De leden van de platforms kregen van FORUM de beschikking over ‘standaard’ voorlichtingsmateriaal voor ouders, directies, en teamleden van scholen (PO en VO). Daarnaast is veel geïnvesteerd in het geven van trainingen rondom het samenwerken binnen het platform en het aangaan van samenwerking met scholen. De vrijwilligers in de lokale platforms krijgen een reis- en onkostenvergoeding. Ten behoeve van het opstarten van platforms is, zoals voorgesteld in het projectplan, gebruik gemaakt van de bestaande netwerken (FORUM, migrantenorganisaties, on-
  • 51. 37 derwijs- en welzijnsorganisaties) om leden voor platforms te werven en contacten te leggen binnen gemeenten. Men speelde in op de behoeften van de lokale gemeen- schap. Het projectteam heeft ook gezorgd voor afstemming met gemeentelijke instan- ties en instellingen voor onderwijs en opvoeding. De aanpak van de platforms sluit zoveel mogelijk aan bij de bestaande situatie in de gemeenten. De platforms hebben veelal eerst bestaande initiatieven geïnventariseerd, hiaten opgespoord en nieuwe initiatieven in gang gezet, zoals huiswerkbegeleiding en het introduceren van rollen- spelen voor aspirant-leden van ouderraden en medezeggenschapsraden, gebruik ma- kend van en aansluitend op de aanwezige deskundigheid en faciliteiten. Dit ging niet in alle gemeenten even gemakkelijk, omdat het begeleidingslandschap vaak al sterk verdeeld en verkaveld was. Dit geldt vooral voor de grote steden. Een belangrijk element in de strategie van platforms was het stimuleren van politieke betrokkenheid bij het project: draagvlak zoeken voor het project onder de stakeholders in de ge- meenten, waaronder de politiek, is van belang voor het slagen van een project. Bij de start is altijd contact gezocht met de ambtenaar verantwoordelijk voor onderwijs en de wethouder is in iedere gemeente uitgenodigd voor de officiële presentatie van het platform aan scholen, ouders en relevante organisaties. In praktisch alle gevallen waren de wethouders onderwijs zeer ingenomen met de oprichting van een georgani- seerde groep allochtone ouders met de ambities om de samenwerking tussen school en ouders te verbeteren. Na de start in 2006 is ook in 2007 en 2008 gewerkt aan uitbreiding van het aantal leden per platform. Het mobiliseren van voldoende ouders, die zich voor een langere tijd actief kunnen en willen inzetten in een gemeente voor de optimalisering van onderwijskansen van allochtone kinderen, is een activiteit die het PAOO-team veel tijd en energie kost. Vanaf de start van het project was het samenwerkingsverband van het Landelijk Overleg Minderheden (LOM) een samenwerkingspartner van PAOO. De zeven volgende samenwerkingsverbanden werken gezamenlijk aan het versterken van de maatschappelijke positie van verschillende etnische minder- heidsgroepen: • Inspraakorgaan Chinezen (IOC); • Inspraakorgaan Turken (IOT); • Lize, overlegpartner Rijksoverheid Zuid-Europese gemeenschappen; • Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN); • Surinaams Inspraak Orgaan (SIO); • Samenwerkingsverband van Marokkanen in Nederland (SMN); • Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON). SMN was de verbindende schakel tussen PAOO en de LOM-samenwerkingsverban- den. Overleg tussen PAOO en de LOM in de beginperiode heeft ertoe geleid dat de financiële bijdrage die iedere LOM-partner ontving in het kader van PAOO gezamen-