SlideShare a Scribd company logo
Collectie Digitaal: born digital
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  Eindrapport	
  van	
  het	
  NCDD-­‐project	
  Collectie	
  Digitaal	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
Den Haag, 8 september 2015 | Charles Jeurgens,
Chido Houbraken – Nationaal Archief | Koninklijke Bibliotheek |
Data Archiving and Networked Services | Nederlands Instituut voor
Beeld en Geluid | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed |
Meertens Instituut | NIOD Instituut
	
  
N C D D
Nationale
Coalitie
Digitale
Duurzaamheid
Pagina 2 van 60
Colofon
Projectnaam NCDD - Collectie Digitaal
Projectleider(s) Charles Jeurgens
Contactpersoon Chido Houbraken
T +31 6 470 490 44
chido.houbraken@nationaalarchief.nl
Postbus 90520 | 2509 LM Den Haag
Onderzoekers/Auteurs J. Weterings / C. Houbraken
Versie 0.4
Bijlage(n) 1
Pagina 3 van 60
Voorwoord
Het voorliggende rapport beschrijft de resultaten van het project Collectie Digitaal: born
digital. Dit project is uitgevoerd tussen april 2014 en juni 2015 in opdracht van de Nationale
Coalitie Digitale Duurzaamheid (NCDD). Het is een van de samenwerkingsprojecten die zijn
geformuleerd in de strategische agenda van de NCDD en het NCDD-programmaplan 2013 –
2018. Het project maakt onderdeel uit van een reeks van projecten die de basis vormt voor de
inrichting van een netwerk van landelijke voorzieningen voor duurzame toegang tot digitale
informatie in Nederland.
Het eindresultaat is tot stand gekomen in een nauwe samenwerking tussen het Nationaal
Archief (Charles Jeurgens en Chido Houbraken), de Koninklijke Bibliotheek (Maaike
Napolitano), Data Archiving and Networked Services (Valentijn Gilissen), het Nederlands
Instituut voor Beeld en Geluid (Hans van der Windt), de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
(Karina de Jong), het Meertens Instituut (Douwe Zeldenrust) en het NIOD Instituut (Tim
Veken). De projectleiding was in handen van het Nationaal Archief.
Over de NCDD
De Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid is in 2008 opgericht door organisaties uit de
publieke sector die de langdurige zorg voor digitale informatie in het publieke domein tot hun
kerntaak rekenen. De NCDD fungeert als platform voor het delen van kennis en expertise en
coördineert de ontwikkeling van een landelijk netwerk waarin de toegang tot digitale
informatie van de publieke sector gegarandeerd is. www.ncdd.nl
Pagina 4 van 60
Inhoud
Versiebeheer—5	
  
Managementsamenvatting—6	
  
1	
   Inleiding—7	
  
1.1	
   Aanleiding voor het project Collectie Digitaal—7	
  
1.2	
   Doelstelling—7	
  
1.3	
   Verantwoording van de werkwijze—7	
  
1.4	
   Leeswijzer—7	
  
2	
   De digitale samenleving—9	
  
2.1	
   Hoe ziet de digitale maatschappij er uit?—9	
  
2.2	
   Aandachtspunten voor acquisitie—10	
  
3	
   Interviews en vragenlijsten—11	
  
3.1	
   Inleiding—11	
  
3.2	
   Samenvattingen—11	
  
3.2.1	
   Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid—11	
  
3.2.2	
   DANS—12	
  
3.2.3	
   Koninklijke Bibliotheek—14	
  
3.2.4	
   Meertens Instituut—15	
  
3.2.5	
   Nationaal Archief—17	
  
3.2.6	
   NIOD—18	
  
3.2.7	
   Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed—19	
  
3.2.8	
   Museum of the Image (MOTI)—20	
  
3.2.9	
   LIMA—21	
  
3.3	
   Conclusie—21	
  
4	
   Best practices & lessons learned—23	
  
4.1	
   Inleiding—23	
  
4.2	
   Onderzoek—23	
  
4.3	
   Voorbeelden—24	
  
5	
   Conclusies en aanbevelingen—29	
  
5.1	
   Algemene constateringen n.a.v. onderzoek—29	
  
5.2	
   Aanpak uitwerken scenario’s—29	
  
5.3	
   Beslisboom—29	
  
5.4	
   Aanbevelingen voor vervolgprojecten/-onderzoeken—30	
  
BIJLAGE 1: Vragenlijsten—31	
  
Beeld en Geluid—31	
  
DANS—35	
  
Koninklijke Bibliotheek—40	
  
Meertens Instituut—43	
  
Nationaal Archief—48	
  
NIOD—51	
  
RCE—55	
  
LiMa—58	
  
Pagina 5 van 60
Versiebeheer
Versie Datum Inhoud Auteur Verspreiding
0.1 11-12-
2014
Opzet structuur rapport, H1
grotendeels geschreven, H2
opzet, H3 gereed (voor de
benaderde instanties)
J. Weterings C. Jeurgens, C.
Houbraken
0.2 1-6-
2015
H1 aangevuld, H2 ingevuld, H3
aangevuld met nieuwe gegevens,
H4 en H5 geschreven, Bijlage 1
toegevoegd.
C.
Houbraken
C. Jeurgens, M.
Ras
0.3 2-7-
2015
H4 en H5 verder uitgewerkt C.
Houbraken
C. Jeurgens, M.
Ras,
Klankbordgroep
0.4 8-9-
2015
Aanpassing van H5 n.a.v. de
input van de Klankbordgroep op
28-08-2015
C.
Houbraken
C. Jeurgens, M.
Ras,
Klankbordgroep
Pagina 6 van 60
Managementsamenvatting
Digitalisering leidt tot nieuwe vragen rondom het begrip collectie en collectievorming, vooral
vanuit de bestaande infrastructuur, waarbij collectiebeherende instellingen ieder afzonderlijk
verantwoordelijk zijn voor het beheer, behoud en beschikbaar stellen van hetgeen tot de
collectie wordt gerekend .
De problematiek rond acquisitie van digitaal materiaal komt niet uit de lucht vallen.
Collectionerende instanties acquireren dat wat reeds bestaat. Hoe meer elementen van de
maatschappij een digitale variant kennen, hoe groter het effect zal zijn op het acquisitiebeleid
van de instanties. Dataficatie en virtualisering als maatschappelijke ontwikkelingen versterken
dit effect.
Allereerst is het van belang om bij alle digitale kunst- en cultuuruitingen in het achterhoofd te
houden dat digitale data relatief vluchtig is. Dat kan zijn omdat de drager van de data niet
langdurig houdbaar is, maar ook omdat de representatie zelf afhankelijk is van snel
verouderende hard- en software. Dit betekent dat acquisitie van digitaal materiaal altijd enige
tijdsdruk kent.
De overvloed aan digitaal materiaal zal steeds meer leiden tot het maken van gedegen
acquisitiekeuzes, in sommige gevallen al bij de creatie van het materiaal, zodat de acquisitie
zelf gemakkelijker en wellicht geautomatiseerd uitgevoerd kan worden.
Uit de reacties op de vragenlijsten en de gesprekken met de betrokken instellingen, blijkt dat
de instellingen een duidelijk beeld, dan wel vrij duidelijke kaders hebben op basis waarvan
collecties gevormd worden. De uitdagingen die ze voor zichzelf zien, zijn met name van
technische en organisatorische aard en het achter lopen van de wet- en regelgeving (met
name het gebruiksrecht binnen het auteursrecht) bij de maatschappelijke ontwikkelingen.
Voor voorbeelden van best practices en lessons learned is gekeken naar initiatieven die zich
(voor een substantieel deel) richten op acquisitie. Het onderzoek heeft zich alleen gericht op
bestaande rapporten en literatuur.
Afgaande op de conclusies uit de interviews, enquêtes en vooral de best practices is gekozen
om te pleiten voor de ontwikkeling van een beslisboom voor de acquisitie van digitale objecten
en concepten. Een rudimentaire fase van deze beslisboom is meegeleverd.
Pagina 7 van 60
1 Inleiding
1.1 Aanleiding voor het project Collectie Digitaal
Vanuit de bestaande infrastructuur - waarbij collectiebeherende instellingen ieder afzonderlijk
verantwoordelijk zijn voor het beheer, behoud en beschikbaar stellen van hetgeen tot de
collectie wordt gerekend – zorgt digitalisering voor nieuwe vragen rondom het begrip collectie
en collectievorming.
De problematiek rondom digitale collectievorming valt grofweg uiteen in twee categorieën: aan
de ene kant het digitaal maken van oorspronkelijk analoge collectie-onderdelen (digitaliseren)
en aan de andere kant het verwerven en behouden van born digital materiaal
(collectievorming). Samen vormen ze de digitale collectie van de instellingen. Dit project richt
zich op born-digital materiaal, dat van oorsprong in digitale vorm gecreëerd is.
Wanneer we ons beperken tot het born-digital collectievraagstuk, kunnen we vaststellen dat
digitalisering in toenemende mate zorgt voor creatie en gebruik van informatie,
wetenschappelijke gegevens, kunstuitingen, mediaproducten etc. in andere
verschijningsvormen dan we van oudsher gewend zijn. De virtuele wereld is deels de reële
wereld geworden. Dat levert ook nieuwe vraagstukken op voor collectiebeherende instellingen.
Met andere woorden: wat betekent de ‘digital turn’ voor de collectionerende praktijken van
collectiebeherende instituten?
1.2 Doelstelling
Het project moet het voor de collectiebeherende instellingen mogelijk maken om een
beredeneerde en te verantwoorden keuze te maken met betrekking tot digitale
collectievorming. Een keuze die is afgestemd op de collectievorming bij andere instellingen en
binnen andere domeinen. De rol van enerzijds technische en anderzijds maatschappelijke
(beleidsmatig, wettelijk, organisatorisch) randvoorwaarden zal hierbij belicht worden.
1.3 Verantwoording van de werkwijze
Om in kaart te brengen hoe collectiebeherende instellingen momenteel omgaan met het
verwerven van digitale collecties en de vraagstukken die er leven, zijn er vragenlijsten
verstuurd naar de instellingen uit het projectteam. De antwoorden op de vragenlijsten zijn met
de instellingen besproken.
In een inhoudelijk projectleidersoverleg met de projectleiders van de andere NCDD-projecten
is gebrainstormd over de vervolgaanpak van het project. Hieruit kwam naar voren, dat men
vooral geïnteresseerd is in de vraag welke aspecten van de digitale samenleving nog niet of
onvoldoende in beeld zijn binnen de verschillende domeinen. Zo werd het voorbeeld van
videogames genoemd.
De best practices en lessons learned zijn vooral gebaseerd op literatuuronderzoek en niet
zozeer op basis van interviews.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk een is de hierboven geplaatste inleiding.
Hoofdstuk twee, de digitale samenleving, is een wat meer beschouwend hoofdstuk op basis
van literatuur en wat zo nu en dan in interviews en gesprekken ter sprake kwam. Het beoogt
geen complete beschrijving te geven van de digitale maatschappij, maar stipt enkele punten
aan die van belang zijn voor de context van het digitale acquisitiebeleid van collectionerende
instellingen.
Pagina 8 van 60
Hoofdstuk drie is de kern van het rapport. Hierin staan de samenvattingen van de enquêtes en
interviews die uitgezet en gehouden zijn bij negen instellingen, gevolgd door een algemene
conclusie.
De best practices en lessons learned van hoofdstuk vier geven een kort, niet uitputtend
overzicht van interessante cases in Nederland en daarbuiten. Verdere uitwerking van dit deel
vindt plaats in de tweede fase van het onderzoek.
Hoofdstuk vijf geeft enkele algemene constateringen, een voorstel voor een aanpak van de
tweede fase van het onderzoek en aanbevelingen voor eventuele vervolgprojecten.
Tot slot is er nog een bijlage met daarin per instelling alle antwoorden op de enquête.
Pagina 9 van 60
2 De digitale samenleving
De problematiek rond acquisitie van digitaal materiaal komt niet uit de lucht vallen.
Collectionerende instanties acquireren dat wat reeds bestaat. Hoe meer elementen van de
maatschappij een digitale variant kennen, hoe groter het effect zal zijn op het acquisitiebeleid
van de instanties.
2.1 Hoe ziet de digitale maatschappij er uit?
Er is nauwelijks nog een onderdeel van de maatschappij te noemen waar digitalisering (in een
of andere vorm) geen grip op heeft gekregen. Van de medische wetenschap tot vermaak, van
de auto-industrie tot communicatie, van landbouw tot wetgeving; overal wordt gebruik
gemaakt van digitale technieken, digitale informatie en digitale representaties van die
informatie.
Deze digitalisering leidt tot steeds meer informatie. Het creëren en vastleggen van grote
hoeveelheden informatie voor gebruik en hergebruik is gemakkelijker in digitale en
geautomatiseerde vorm, dan het ooit was in papieren vorm. Gevolg is een versnelde
dataficatie van de samenleving: het dataficeren van een verschijnsel houdt dan in dat het in
een gekwantificeerde vorm gebracht wordt, waarin het systematisch kan worden vastgelegd en
geanalyseerd.1
Feitelijk is dit niets meer dan wat Kamerlingh Onnes een eeuw daarvoor al
benoemde als door meten tot weten, met dit verschil dat het grootschaliger en sneller
verwerkt kan worden. Door de relatief goedkope opslag van digitale data en big data
technieken, leidt bovenstaande tot een data-overvloed en een hergebruik van data die nog niet
eerder vertoond is.
Digitalisering en ICT hebben eveneens een groot effect op ons dagelijkse, persoonlijke leven.
We communiceren voor een groot deel digitaal, we werken digitaal samen, we luisteren onze
muziek digitaal en we nemen digitale foto’s en kijken ze vaak terug op een scherm in plaats
van een afgedrukte vorm. Maar het gaat verder dan dat: steeds meer apparaten die gebruik
maken van ICT en digitale informatie zijn een verlengstuk van onszelf geworden (met de
smartphone als meest herkenbare voorbeeld) of nemen lichamelijke en cognitieve functies
over (denk bijvoorbeeld aan de zelfrijdende auto van Google).
De Europese Commissie vat het in haar OnLife Manifesto2
als volgt samen:
The deployment of information and communication technologies (ICTs) and their
uptake by society affect radically the human condition, insofar as it modifies our
relationships to ourselves, to others and to the world.
The ever-increasing pervasiveness of ICTs shakes established reference frameworks
through the following transformations:
1. the blurring of the distinction between reality and virtuality;
2. the blurring of the distinctions between human, machine and nature;
3. the reversal from information scarcity to information abundance; and
4. the shift from the primacy of entities to the primacy of interactions.
Zo ook in de kunst en cultuur. De verdergaande digitalisering van de samenleving heeft onder
andere geleid tot de opkomst van de elektronische cultuur (e-cultuur). De term wordt in
Nederland vermoedelijk voor het eerst gebruikt in 1996 en in 2002 komt het Ministerie van
1
De Big Data Revolutie, blz. 114 (Viktor Mayer-Schönberger en Kenneth Cukier, 2013, Maven Publishing, Amsterdam) .
2
https://ec.europa.eu/digital-agenda/en/onlife-manifesto (laatst geopend op 28 mei 2015)
3
http://www.den.nl/art/uploads/files/cultuurict-nota3-beleidsbriefecultuur.pdf (laatst geopend op 28 mei 2015)
4
https://nl.wikipedia.org/wiki/E-cultuur (laatst geopend op 28 mei 2015)
2
https://ec.europa.eu/digital-agenda/en/onlife-manifesto (laatst geopend op 28 mei 2015)
Pagina 10 van 60
OC&W met de Beleidsbrief eCultuur.3
Kort gezegd gaat het over de relatie tussen ICT en
digitale media enerzijds en de productie en consumptie van kunst en cultuur anderzijds. Door
de intrede van digitale media in de kunst en cultuursector ontstonden nieuwe kunstvormen en
nieuwe mogelijkheden voor de productie, presentatie en archivering van kunst- en
cultuurproducten. Digitalisering (en ICT) verandert de wijze waarop we cultuur maken,
verspreiden, bewaren en eraan deelnemen.4
Gevolg is dat men rekening moet houden met kunst en cultuur dat wezenlijk andere
verschijningsvormen kent dan men tot nu toe gewend was. Het kan bijvoorbeeld virtuele kunst
zijn, waarbij mens en machine een moeten worden om het als persoon waar te nemen of beter
gezegd, tot zich te nemen.
2.2 Aandachtspunten voor acquisitie
Allereerst is het van belang om bij alle digitale kunst- en cultuuruitingen in het achterhoofd te
houden dat digitale data relatief vluchtig is. Dat kan zijn omdat de drager van de data niet
langdurig houdbaar is, maar ook omdat de representatie zelf afhankelijk is van snel
verouderende hard- en software. Dit betekent dat acquisitie van digitaal materiaal altijd enige
tijdsdruk kent.
De overvloed aan digitaal materiaal zal steeds meer leiden tot het maken van gedegen
acquisitiekeuzes, in sommige gevallen al bij de creatie van het materiaal, zodat de acquisitie
zelf gemakkelijker en wellicht geautomatiseerd uitgevoerd kan worden.
Uitgaande van de hierboven door de EU beschreven vier transformaties, is het van belang om
het cultuurterrein en het thema waarbinnen de instantie acquireert, opnieuw onder de loep te
nemen. Is er materiaal dat wel in het collectieprofiel past, maar niet wordt opgenomen met het
huidige acquisitiebeleid? Is er een totaal nieuw thema ontstaan dat wel interessant is, maar
niet beschreven is in het collectieprofiel? Moet en kan er samengewerkt worden met andere
instellingen? Kan of moet een deel aan de maatschappij overgelaten worden?
Samengevat zou acquisitie een taak kunnen worden (zijn!) die steeds sneller herijking behoeft
en steeds verder naar voren schuift in het creatieproces.
3
http://www.den.nl/art/uploads/files/cultuurict-nota3-beleidsbriefecultuur.pdf (laatst geopend op 28 mei 2015)
4
https://nl.wikipedia.org/wiki/E-cultuur (laatst geopend op 28 mei 2015)
Pagina 11 van 60
3 Interviews en vragenlijsten
3.1 Inleiding
Onderstaande beschrijvingen zijn gebaseerde op de door bevraagde instelling ingevulde
enquêtes en geïnterviewde medewerkers van dezelfde instellingen. In een enkel geval is er
alleen een interview afgenomen of alleen een enquête ingevuld.
3.2 Samenvattingen
3.2.1 Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
Beeld en Geluid is het nationale audiovisuele geheugen van Nederland. Beeld en Geluid
verzamelt voor AV professionals, scholieren, studenten en onderzoekers, culturele instellingen
en het algemene publiek. Het instituut heeft een collectiebeleid waarin kaders voor acquisitie
en selectie staan beschreven. De grondslag voor dit beleid ligt in de Mediawet, die bepaalt dat
er een nationaal archief moet bestaan dat publiek audiovisueel erfgoed duurzaam beheert. Bij
het verwerven van dit materiaal wordt geen onderscheid gemaakt tussen digitaal en analoog
materiaal, aangezien acquisitie plaatsvindt op basis van inhoudelijke criteria. De wijze waarop
de werken zijn vastgelegd (analoog en digitaal) doet doorgaans niet ter zake.
Sinds 2007 acquireert Beeld en Geluid het born digital materiaal van de publieke omroepen
digitaal. Tegenwoordig betekent dit dat er op jaarbasis 8000 uur TV en 55.000 uur radio
materiaal wordt gearchiveerd. Daarnaast legt Beeld en Geluid jaarlijks in twee weken (10 en
43) de integrale uitzendingen van Nederlandse radio en TV landelijke publieke en commerciële
netten vast, en door het jaar heen wordt nog eens 500 uur materiaal van commerciële
televisiekanalen vastgelegd. Beeld en Geluid verzamelt internetvideo (webonly content).De
instroom van het digitale materiaal is een geautomatiseerd en continue proces. Dagelijks
ontvangt het archief born digital materiaal: websitearchieven, fotobestanden, videomateriaal,
audiomateriaal. Beeld en Geluid verzamelt materiaal van internet en commerciële omroepen
op basis van eigen inzicht en opdracht.
Beeld en Geluid is pilots gestart met verschillende omroepen om websites te archiveren en
benadert daarnaast actief producenten van AV materiaal (denk aan documentaire
producenten, onafhankelijke producenten, STER etc.) voor het verwerven van dat materiaal.
Het collectiebeleid van Beeld en Geluid is afgestemd met EYE Filminstituut. Op inhoudelijk
gebied zijn afspraken gemaakt om te voorkomen dat dingen dubbel gebeuren – denk aan
speelfilmmateriaal, animatiefilm en amateurfilm. Wanneer materiaal wordt aangeboden dat
beter binnen de collectie van de ander past wordt doorverwezen. Beeld en Geluid voert
daarnaast overleg over de acquisitie van amateurfilm en regionale televisie met NORAA
(Netwerk organisatie audiovisuele archieven), LIMA (opvolger NIMk over videokunst), ROOS
(Regionale omroepen) en met diverse archieven (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, over
materiaal van regionale en lokale televisie)
Beeld en Geluid is een cultuurhistorische instelling die het audiovisueel erfgoed dat uit
historisch of cultuurhistorisch oogpunt van nationaal belang is verzamelt, conserveert, ontsluit
en presenteert voor zoveel mogelijk gebruikers: AV professionals, scholieren, studenten en
onderzoekers, culturele instellingen en het algemene publiek.
Het AV materiaal uit de 20ste
eeuw is grotendeels veiliggesteld, de aanwas geschiedt
voornamelijk in het digitale domein Beeld en Geluid is in 2013 begonnen met het actief
archiveren van websites (omroepen, programma’s, AV domein, mediahistorisch), in aanvulling
Pagina 12 van 60
op wat reeds gebeurt, en als context bij AV items. Over webarchivering wordt afstemming
gezocht met KB/NCDD.
De knelpunten rond het documenteren van de digitale samenleving die Beeld en Geluid
constateert, hebben vooral te maken met vraagstukken over het eigenaarschap/ auteursrecht
(wie is de rechthebbende van het materiaal en wat mag er mee gebeuren?), de kosten voor de
duurzame opslag en het beheer van het materiaal en de technische aspecten. Bij het
produceren van born digital materiaal wordt archiveringsvraagstuk vaak niet meegenomen. De
nieuwste formaten en software worden omarmd zonder dat archivering voor lange termijn is
onderzocht.
Omdat internetplatforms (YouTube, Vimeo) inmiddels zo’n enorm aanbod verspreiden is de
verwachting onder gebruikers groot. Nu tegenwoordig iedereen via internet kan “uitzenden”, is
er in veel gevallen geen contact tussen producenten van AV media en Beeld en Geluid,
waardoor het ook onmogelijk is om afspraken te maken over het bewaren of beschikbaar
stellen ervan.
Gezien auteursrechtelijke beperking kan Beeld en Geluid veel van het verzamelde digitale AV
materiaal (en contextmateriaal) niet online verspreiden. Binnen speciale onderwijsplatforms
kan Beeld en Geluid een groot deel aanbieden aan scholieren, studenten en onderzoekers.
Met andere woorden: de knelpunten hebben niet zozeer te maken met de vraag wat er
geacquireerd zou moeten worden. Wel ziet Beeld en Geluid een witte vlek op het gebied van
acquisitie van social media. De aanpak hiervan staat nog steeds in de kinderschoenen, en er is
ook geen gemeenschappelijk beeld over welke instelling wat zou moeten verwerven.
3.2.2 DANS
DANS richt zich met name op de data vanuit de alfa en gammawetenschappen. Er is specifieke
expertise aanwezig voor de Alfa- en Gamma-wetenschappen; de grootste collecties zijn de
collecties voor Archeologie, Geschiedenis en de Sociale wetenschappen; daarnaast bevinden
zich andere collecties uit diverse geesteswetenschappen en humaniora in het archief. Ook bezit
DANS digitaal kaartmateriaal waaronder kaarten van het Kadaster; gescande en
gedigitaliseerde historische volkstellingen en divers ander materiaal. Een bijzondere collectie
zijn de interviews (oral history). Deze laatste zijn bruikbaar voor sociale wetenschappers,
historici en taalkundigen, alsmede een algemeen publiek.
Er zijn verschillende kaders, afspraken en beleidsregels van toepassing bij DANS. Voor de
collectievorming is bij DANS in de eerste plaats de (nieuwe) strategie bepalend. Deze legt vast
dat DANS zich primair richt op digitale onderzoeksgegevens uit de geesteswetenschappen en
maatschappij- en gedragswetenschappen. Wetgeving is niet van toepassing. Wel zijn er enige
sectorale afspraken. Met NWO is er een afspraak dat onderzoeksgegevens gecreëerd in door
NWO gesubsidieerd onderzoek in principe bij DANS ondergebracht moeten worden. DANS heeft
een bijzondere taak voor het beheer van de resultaten van archeologisch onderzoek in
samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Zo wordt in de landelijke
regelgeving de deponering van archeologische onderzoeksdata bij DANS, na afronding van een
project, verplicht gesteld.
Daarnaast stelt DANS op technisch gebied eisen waaraan de databestanden moeten voldoen.
Dit zijn minimumeisen op het gebied van bestandsformaten (preferred formats
http://www.dans.knaw.nl/content/data-archief/data-deponeren) en metadata.
DANS is uitsluitend een archief voor digitale onderzoeksdata. Het maakt daarbij echter niet uit
of het gaat om een born digital bestand of een scan van een analoog document. Effectief zal
gedigitaliseerd materiaal hetzelfde worden behandeld als born digital materiaal. In principe
verwerven DANS en haar voorgangers al vijftig jaar born-digital bestanden. In het begin waren
dat alleen sociaal-wetenschappelijke bestanden, later uitgebreid met de humaniora /
Pagina 13 van 60
archeologie. Verwerving van digital-born bestanden is in principe (inhoudelijk) niet anders dan
van analoge bestanden. Technisch zijn er uiteraard grote verschillen.
De volgende type data is beschikbaar bij DANS:
- (Opgemaakte) tekstbestanden (bijvoorbeeld rapporten, verslagen, metadata)
- Foto’s (bijvoorbeeld veldfoto’s van sporen en profielen van een archeologische opgraving)
- Tabulaire data en spreadsheets (bijvoorbeeld volkstellingen, (sociaal-)economische data,
specialistische tabellen archeobotanisch onderzoek)
- Databases (bijvoorbeeld historische handel, scheepsreizen, crimineel; archeologische
veldlijsten: sporenlijsten, vondstenlijsten)
- Statistische data (bijvoorbeeld sociaal-wetenschappelijke survey’s, ecomisch-historische
gegevens, lonen/prijzen)
- GIS-materiaal (bijvoorbeeld kadastrale kaartbestanden; ge-georefereerde
kaartafbeeldingen; raster grid hoogtekaarten)
- CAD-tekeningen (bijvoorbeeld archeologische profieltekeningen)
- Vector-tekeningen (bijvoorbeeld opgemaakte afbeeldingen voor publicaties)
- 3D-materiaal (bijvoorbeeld gemodelleerde dynamische objecten)
- Audio/Video bestanden (bijvoorbeeld interviews, in het bijzonder oral history)
DANS is actief bezig met de acquisitie van nieuwe data. DANS streeft ernaar dit in toenemende
mate met behulp van instellings- of organisatie-afspraken te doen. Acquisitie managers
onderhouden bestaande relaties (community support) en zoeken nieuwe datastromen. Dit kan
gaan via persoonlijke contacten tot het uitvoeren van acquisitiebeleid op organisatorisch
niveau. Er vinden verkennende gesprekken plaats, er wordt voorlichting gegeven, workshops
georganiseerd, cursussen gegeven, presentaties gehouden, maar ook grotere mailingen
worden uitgezet. DANS neemt deel aan nationale en internationale dataprojecten; dit leidt ook
tot nadere verwerving van gegevens. DANS is betrokken bij het sturen van nationale
onderzoeksprocessen om data deponering een standaard onderdeel van wetenschappelijk
onderzoek te maken: bijvoorbeeld door deponering als onderdeel van NWO-projectsubsidies
via datamanagement contracten; erkennen van databronnen als wetenschappelijke referenties
(gebruik van Persistent Identifiers).
DANS heeft veel contact met andere instellingen en zal vaak op de hoogte zijn van eventuele
dubbele deponeringen. Dit doet zich in de praktijk wel voor bij archieven en
onderzoeksinstellingen. Sommige bestanden zijn zowel bij DANS als bij een archief (Nationaal
Archief bijvoorbeeld) of een onderzoeksinstituut beschikbaar. Maar het wordt niet bijgehouden:
het staat onderzoekers volledig vrij om hun gegeven zowel via DANS als via een andere
instelling toegankelijk te maken. Wel is het zo dat DANS beschikt over het Data Seal of
Approval en het daarmee gecertificeerd is als trusted repository waardoor niet alleen de
toegankelijkheid maar ook de duurzaamheid gewaarborgd wordt.
DANS ziet een witte vlek op het gebied van onderzoeksdata uit Life Sciences (inclusief
medische data). Dit is een nog niet duidelijk terrein wat betreft onderbrenging (wie is er
verantwoordelijk voor?). DANS is wel een partner in de discussies hierover.
Er zijn afspraken binnen de RDNL (Research Data Netherlands). Deze betreffen vooral de
taakverdeling tussen DANS (geesteswetenschappen en humaniora) en 3TU.Datacentrum
(exacte en technische wetenschappen). Voor sommige beta data, bijvoorbeeld data uit de
sterrenkunde, zijn andere, soms internationale, repositories beschikbaar. DANS werkt samen
met het 3TU.Datacentrum (Technische Universiteiten van Twente, Eindhoven en Delft) waarbij
DANS en 3TU als twee lokketten direct klanten naar elkaar kunnen doorverwijzen.
DANS ziet als verantwoordelijkheid voor zichzelf het in kaart brengen wat voor soort data
binnen welke wetenschappelijke disciplines wordt gebruikt; daarnaast:
Pagina 14 van 60
- bevorderen van zoveel mogelijk Open Access tot onderzoeksdata en wetenschappelijke
publicaties
- bevorderen van lange termijn bewaring van relevante onderzoeksdata
- wat voor bestandsformaten en ‘significant properties’ (kenmerken en eigenschappen van
bestanden) binnen specifieke disciplines in gebruik en/of van belang zijn.
Zoals hierboven aangegeven zijn er voor enkele belangrijke wetenschappelijke disciplines
(nog) geen goede en duidelijke infrastructurele voorzieningen: life sciences, medische data.
Informatie die uitsluitend via websites beschikbaar is wordt niet of onvoldoende verworven.
Daarnaast onderkent DANS met name technische knelpunten: datasets/collecties zijn vaak
voorzien van onvoldoende inhoudelijke bestandsmetadata. Voor elk bestand zou beschreven
moeten worden waar dit bestand voor bedoeld is (wat de inhoud is) om het herbruikbaar te
houden. Het bewaren en beschikbaar stellen is voor wetenschappelijke onderzoekers geen
“core business”; zij krijgen hier ook geen credits voor. Dat levert de volgende problemen op:
- data op de harde schijf van de onderzoeker of universiteit zijn niet duurzaam opgeslagen,
- onderzoekers willen zelf vaak nog iets met de data doen voordat een ander ‘ermee aan de
haal gaat’.
- er is een gebrek aan tijd en geld om tot goede selecties/samenstelling van de dataset te
komen en deze voldoende te documenteren.
- angst om veel werk op de hals te halen, of te weinig digitale kennis.
- afwachtende houding, volgende onderzoeksproject loopt vaak al.
DANS werkt aan een front office/back office model op met enkele universiteiten. De
onderzoeker heeft contact met het front office wat bij de universiteitsbibliotheek
ondergebracht is en deze verwijst door naar DANS voor de duurzame opslag.
Relaties:
- DANS is lid van de NCDD (nationaal) Digital Preservation Coalition (DPC) met andere
instellingen die omgaan met digitale collecties .
- DANS is aangesloten bij de RDA (Research Data Alliance), APARSEN
- DANS is onderdeel van drie Europese e-infrastructuren die ieder voor hun eigen discipline
digital-born data beheren: CESSDA (sociale wetenschappen), CLARIN (taalkunde), DARIAH
(humaniora).
- DANS neemt deel in diverse nationale en internationale projecten, waarin contacten
worden gelegd met andere instellingen. CLARIAH, ARIADNE, EHRI zijn enkele voorbeelden.
- DANS heeft een goede relatie met het Britse Archaeology Data Service (ADS). Het
archeologisch e-dopt bij DANS is opgezet met als voorbeeld het ADS; andersom heeft het
ADS ook inspiratie van DANS opgedaan, zoals het aanbieden van een self-deposit service.
- Het hierboven genoemde e-depot Nederlandse archeologie is een samenwerkingsinitiatief
van DANS en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). DANS werkt samen met de
RCE om de gegevens nader te ontsluiten.
3.2.3 Koninklijke Bibliotheek
De KB heeft een collectiebeleidsplan waarin beschreven is wat wel en niet wordt opgenomen.
Dit is een wettelijke taak, die voortvloeit uit de Bibliotheekwet. De KB verzamelt primair alle
publicaties uit en over Nederland (Nederland Collectie). Daarnaast verzamelt de KB ook een
aantal bijzondere collecties, waarvoor de selectiecriteria deels buiten de Nederlandse grenzen
vallen. Tot slot biedt de KB toegang tot een grote set (voornamelijk digitale) publicaties: de
Context- en Referentiecollectie, die dient om de Nederlandse geschiedenis, taal en cultuur in
brede internationale samenhang te kunnen bestuderen.
De KB heeft een voorkeur voor verwerving van digitale publicaties (born digital) boven fysieke
publicaties; mits deze digitale publicaties aan bepaalde randvoorwaarden voldoen. Focus ligt
Pagina 15 van 60
op boeken, kranten, tijdschriften en overheidspublicaties. De KB heeft een digitaal magazijn
waarin born digital materiaal van een aantal uitgevers wordt geladen. De KB is voor
aanlevering van materiaal afhankelijk van de werkprocessen van uitgevers. Aansluiting van
nieuwe digital born collecties is maatwerk. Het blijkt zeker voor kleine uitgevers vaak niet
haalbaar om te voldoen aan de technische duurzaamheidseisen. Diversiteit (ook als gevolg van
wijzigingen in werkprocessen van al aangesloten uitgevers) moet aan de kant van de KB
worden afgevangen. Dit komt beheersbaarheid niet ten goede en brengt op lange termijn
duurzaamheidsrisico’s met zich mee. In de werkpraktijk blijkt het dus lastig om doelstellingen
van het collectiebeleidsplan te realiseren. In toenemende mate wordt alleen digitaal
uitgegeven en is opname van een fysiek exemplaar geen alternatief meer. Bij het failliet gaan
van uitgevers bestaat een reëel risico op gaten in de Nederland Collectie.
Met name door het maken van samenwerkingsafspraken met individuele uitgevers en de
koepelorganisatie voor uitgevers (NUV). In samenwerking met de Universiteitsbibliotheken is
Delpher ontwikkeld als centrale full-tekst toegang op gedigitaliseerde boeken, kranten en
tijdschriften. Delpher wordt gevoed vanuit een centrale (KB)infrastructuur. De wens van een
aantal UB’s is om op de wat langere termijn geen eigen infrastructuur meer in de lucht te
houden voor opslag, en beschikbaarstelling van dergelijke collecties. Op termijn is het de
ambitie om gedigitaliseerde collecties toe te voegen aan de centrale infrastructuur. Dit vergt
echter een kostbare conversieslag.
Momenteel loopt een haalbaarheidsonderzoek om samenwerking uit te breiden met
‘bijzondere’ collecties die niet full-tekst doorzoekbaar zijn. Digitalisering van collecties die
worden ontsloten via Delpher loopt voornamelijk via conserveringsprogramma Metamorfoze en
public-private partnership (Google/Proquest). Ook DBNL wordt de komende jaren op de
centrale infrastructuur aangesloten.
Voor Born Digital boeken, kranten en tijdschriften is nauwelijks sprake van overlap. Er vindt
slechts beperkt collectievorming plaats door andere instellingen.
Webarchief: de KB streeft voor het webarchief geen volledigheid na. Dit is praktisch niet
haalbaar. Voor het webarchief vindt op uitvoerend niveau (beperkt) afstemming plaats met
andere instellingen die ook websites verzamelen om een zo representatief mogelijke selectie te
harvesten.
De KB heeft een wettelijke taak om publicaties duurzaam te bewaren. Dit is onafhankelijk van
de vorm waarin deze verschijnen en geldt dus ook voor het digitale domein. Websites en
uitingen op sociale media vallen ook onder de definitie van publicatie. Om praktische redenen
streven we niet naar volledigheid, maar beperken we ons tot een selectie uit het Nederlandse
domein. Deze selectie kan zowel op leveranciersniveau (per uitgever of aanbieder) als op het
niveau van de individuele publicatie plaatsvinden. De principes waarop deze selectie wordt
gebaseerd zijn de representativiteit dan wel uniciteit, de informatiewaarde, de mate van
gebruik, en efficiency en kosten.
3.2.4 Meertens Instituut
Het Meertens Instituut heeft in het Collectieplan, dat loopt in de periode 2013 - 2018, het
beleid inzake de collectie beschreven5
. Binnen de kaders om zaken al dan niet in de collectie
op te nemen, staat er dat de te verwerven publicaties, (digitale) collecties en archieven
relevant moet zijn voor het lopend of toekomstig onderzoek aan het Meertens Instituut. Dat
gaat tevens op voor het digitaliseren materiaal6
. In het Onderzoeksplan van het Meertens
Instituut, dat eveneens loopt van 2013 tot 2018, staat welke onderzoeksthema’s relevant
zijn7
.
5
http://www.meertens.knaw.nl/cms/images/publicaties/Collectieplannw.pdf
6
Idem, blz. 13
7
http://www.meertens.knaw.nl/cms/files/OZP2012.pdf
Pagina 16 van 60
Daarnaast heeft het Meertens Instituut in het kader van het Open Access en Digitale
Duurzaamheidsbeleid van de KNAW8
een datanotitie (zie het collectieplan bijlage 9.4). In die
datanotitie staat o.a. dat bij elk nieuw te starten onderzoek in het onderzoeksplan moet zijn
vastgelegd hoe om gegaan moet worden met de data die in het project zijn gemaakt of
verzameld. Aan het einde van het project zal bepaald worden welke onderzoeksdata waar
gearchiveerd zullen worden.
Ten slotte heeft het Meertens Instituut ook een Data Seal of Approval met daarin eveneens
punten die relevant voor het beleid zijn9
. In de werving maakt het instituut daar geen
onderscheid in. In de verwerking wel (opslag etc.).
Overigens verwacht het Meertens Instituut dat de toestroom van digital born collecties zal
toenemen. Dat gaat volgens het beleid. Er ontstaan wel knelpunten bij het verwerven van het
materiaal, het wegwerken van de achterstand en de kosten van de opslag. De eerste twee
knelpunten worden in 2015 concreet aangepakt (middels een apart project). Inzake het derde
punt is een verkenning uitgevoerd en zijn maatregelen getroffen.
De collectie bestaat uit:
- Audiomateriaal
- Scans
- Databases
- Tekstbestanden
- Digitale uitgaven (boeken etc.)
- Beeldmateriaal (stilstaand en bewegend)
Het Meertens Instituut heeft een audiostudio waar opnames worden gedigitaliseerd. Men
ontvangt regelmatig verzoeken om audio te digitaliseren. Dit wordt gehonoreerd als het in
dienst staat van het onderzoek en op voorwaarde dat het ook voor de onderzoekers bij het
Meertens Instituut toegankelijk is en in de collectie opgenomen kan worden. Verder is er een
samenwerkingsverband met het Nederlands Dagboekarchief. Nu zijn de dagboeken nog op
papier, maar dat zou ook digitaal kunnen worden.
Binnen het beleid wordt gekeken of een collectie die wordt aangeboden reeds elders is,
bijvoorbeeld in de aanschaf van boeken en tijdschriften. Buiten de boeken en tijdschriften is
het digitale en analoge collectiemateriaal van het Meertens Instituut grotendeels uniek. In de
evaluatie van de collecties van het Meertens Instituut beoordeelde een internationale
commissie de kwaliteit, relevantie, vitaliteit en de productiviteit van de collecties als zeer goed.
De evaluatiecommissie voegde daaraan toe dat de collecties door onderzoekers in en buiten
het instituut worden beschouwd als een waardevolle en onmisbare bron.
Het Meertens Instituut heeft geen afspraken gemaakt over welke collecties door welke
instellingen verworven zouden moeten worden. In projecten zoals CLARIN wordt wel het e.e.a.
inzake de toegang tot collecties geregeld.
Verschillende groepen in de samenleving kunnen gebruik maken van de collecties van het
Meertens Instituut. Het heeft naast een belangrijke wetenschappelijke missie, een daarvan
afgeleide maatschappelijke verantwoordelijkheid die zich vertaalt in beleid dat op de
verschillende doelgroepen is toegespitst: op de onderzoeksgemeenschap, op studenten en op
de geïnteresseerde leek10
.
8
http://www.knaw.nl/nl/thematisch/open-access-en-digitale-duurzaamheid/open-access
9
https://assessment.datasealofapproval.org/assessment_100/seal/html/
10
Zie collectieplan, blz. 27
Pagina 17 van 60
Witte vlekken ontstaan in de vorm van e-mail als digitale brieven en sociale media, vooral met
betrekking tot digitale foto’s en bewegend materiaal. Niet in alle gevallen is dit een witte vlek.
Zo worden bijvoorbeeld tweets inmiddels bewaard door het Amerikaanse Library of Congress.
Voor een onderzoeker kan het van belang zijn (digitaal) onderzoeksmateriaal af te schermen
tot na publicatie. En zelfs na publicatie kan het zijn dat een onderzoeker het materiaal nog
langer (bijv. voor eventuele toekomstige publicaties) wil afschermen. Dat maakt de overdracht
soms complex. Daarnaast kan het zijn dat een onderzoeker afspraken heeft gemaakt met de
personen die voorkomen in het materiaal. Ook dan kan de overdracht problematisch zijn. Ook
de eigendomsverhoudingen kunnen complex liggen en dat kan verwerving ingewikkeld maken.
3.2.5 Nationaal Archief
Als 'nationaal geheugen' beheert het Nationaal Archief de archieven van de landelijke overheid,
maar ook archieven van maatschappelijke organisaties en individuele personen die van
nationaal belang zijn (geweest). Daarnaast beschikt het Nationaal Archief over een grote
collectie foto's en historische kaarten. De geschiedenis van het Nationaal Archief begint in
1802, wanneer voor het eerst een archivarius der Bataafsche Republiek wordt benoemd in de
persoon van Hendrik van Wijn. Sindsdien heeft het Rijk de zorg voor de archieven tot zijn
verantwoordelijkheid gerekend. Nadat in 1890 het laatste provinciaal archief was omgezet in
een Rijksarchief, werd het landelijke 'Rijksarchief te 's-Gravenhage' vanaf 1913 aangeduid als
Algemeen Rijksarchief. In de periode 1998-2005 werden de provinciale rijksarchieven
verzelfstandigd tot Regionale Historische Centra. Alleen het Algemeen Rijksarchief zou als
nationale archiefinstelling overblijven, zodat besloten werd om met ingang van 4 juni 2002 de
naam te wijzigen in Nationaal Archief.
Meer dan 95% van de verwerving wordt bepaald door de Archiefwet 1995. Daarnaast speelt
het acquisitieprofiel particuliere archieven een rol. Het collectieprofiel voor particuliere
archieven wordt wel aangeduid als "archieven van de macht": archiefvormers die een nationale
functie van enige importantie vervullen of hebben vervuld. Verder worden aanvullingen
geaccepteerd op archieven die eerder verworven zijn toen het collectieprofiel veel breder was.
Verwerving van archieven van de rijksoverheid loopt altijd via het Nationaal Archief. Bij aanbod
van particuliere en overheidsarchieven dat niet binnen het collectieprofiel passen, wordt altijd
verwezen naar andere overheids- of categorale archiefinstellingen waar de aangeboden
archieven volgens de specialist van het Nationaal Archief goed of beter op hun plaats zijn.
Verder kan het gebeuren dat informatie zowel bij het Nationaal Archief als bij een andere
erfgoed- of collectionerende instelling opgenomen wordt, omdat het een ander doel dient in de
verschillende instellingen. Op het gebied van born digital materiaal is daar nog weinig ervaring
mee, maar het kan betekenen dat het verschil in doel voor acquisitie tot andere
beheersmaatregelen bij de verschillende instellingen leidt.
De doelgroepen van het Nationaal Archief zijn de (voormalige) archiefvormers, de
rijksoverheid zelf en iedereen die archieven wil raadplegen; zowel voor historisch
geïnteresseerden als de recht- en bewijszoekende burger.
Het Nationaal Archief heeft nadrukkelijk aandacht voor het documenteren van de samenleving.
Alhoewel niet specifiek gericht op de I-samenleving, biedt de Handreiking voor waardering
en selectie van archiefbescheiden in de digitale tijd (Belangen in Balans)11
een aantal
mogelijkheden om ontwikkelingen in de samenleving te waarderen voor acquisitie. Met name
de Hotspot-monitor is hier geschikt voor. Een hotspot is een gebeurtenis of kwestie die leidt
tot een opvallende of intensieve interactie tussen overheid en burgers of tussen burgers
onderling. Het gaat dus om zaken die veel maatschappelijke beroering veroorzaken. Het doel
van de periodieke hotspot-monitor is om er voor te zorgen dat de archiefbescheiden die
11
http://www.nationaalarchief.nl/sites/default/files/docs/20150327_na_handreikingws_belangen_in_balans_v1.0a.pdf
Pagina 18 van 60
betrekking hebben op hotspots in de samenleving worden aangewezen voor blijvende
bewaring. De hotspot-monitor resulteert in de identificatie en selectie van blijvend te bewaren
archiefbescheiden. Daar vallen dus ook uitingen onder die specifiek zijn voor de I-samenleving.
Het Nationaal Archief heeft nog geen beeld van de aspecten die nu niet of onvoldoende
geacquireerd of gedocumenteerd worden.
Het Nationaal Archief maakt geen onderscheid tussen analoog en digitaal materiaal. Het proces
van verwerven van digitaal archief is wel anders dan dat van papieren archief.
Het beleid is in de eerste plaats vastgelegd in het Toekomstplan van het Nationaal Archief,
waarvan de focus bijna volledig op het verwerven van born digital archieven ligt. Het Nationaal
Archief wil daarvoor zoveel mogelijk vóóraan in de keten zitten, bij de creatie van het
document.
In 2014 zijn de eerste stappen gezet voor verwerving van born digital materiaal van
departementen, de Provincie Zuid-Holland en een particulier archief (grofweg de drie
leveranciers van archiefmateriaal bij het Nationaal Archief). Dit is in de vorm van pilots
gegaan. Medio 2015 hoopt het Nationaal Archief de inname-kant van een e-depot draaiend te
hebben en eind 2015 moet ervaring opgedaan met het nieuwe proces van verwerven.
Als het digitale object werkproces-gebonden informatie12
bevat, is het een archiefstuk. Het
Nationaal Archief maakt dan ook geen onderscheid tussen de verschillende objectvormen. Alles
dat gedefinieerd kan worden als archiefbescheiden kan deel uit maken van een verwerving.
Het Nationaal Archief overlegt met andere collectiebeherende instellingen over de wijze waarop
dat het beste kan.
Het Nationaal Archief ziet het niet rekening houden met de overdracht van archieven bij de
archiefvorming als groot knelpunt. Dat maakt dat born digital materiaal meestal niet in goede
(duurzame), geordende en toegankelijke staat kan worden overgebracht. Zonder nabewerking
kan de duurzaamheid en toegankelijkheid niet worden gegarandeerd.
3.2.6 NIOD
In 1945 kreeg van NIOD opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen om geschriften, drukwerk, kaarten, afbeeldingen en andere bescheiden en
voorwerpen te verzamelen, deze te ordenen en aan de hand daarvan publicaties te doen
verschijnen. Het Collectieplan 2012-2016 geeft uitvoering aan het Strategisch beleidsplan
NIOD/CHGS 2010-2015. Het beschrijft de samenstelling en de positionering van de collecties
en formuleert de ambities voor de verwerving, het beheer, de toegankelijkheid en het gebruik.
De dienstverlening van het NIOD richt zich op professionele gebruikers (onderzoekers,
studenten, journalisten, docenten, opiniemakers en medewerkers van verwante instellingen),
particulieren met vragen over hun eigen verleden of dat van hun familieleden of met algemeen
historische en/of maatschappelijke belangstelling, overheidsinstellingen en andere organisaties
in Nederland en daarbuiten.
Acquisitie heeft tot doel het verwerven van historische documenten en studies over de
Jodenvervolging en de Tweede Wereldoorlog in Nederland en voormalig Nederlands-Indië en
de opname van onderzoeksdata als integraal onderdeel van de collecties. De verbreding van
de onderzoeksagenda naar het domein van oorlog, Holocaust en genocide vraagt om een
verbreding van het acquisitiebeleid.
In het Collectieplan 2012-2016 wordt in principe geen onderscheid gemaakt tussen analoge en
digitale collecties; net zo goed als papieren documenten, worden digitale bestanden
verworven, beheerd en beschikbaar gesteld. Uitgangspunt is dat het verwerven van nieuwe
archieven en collecties binnen het domein van oorlog, Holocaust en genocide in de 20ste en
12
Dan wel bescheiden, ongeacht hun vorm, door de overheidsorganen ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd
daaronder te berusten, zoals art. 1-c-1 van de Archiefwet 1995 stelt.
Pagina 19 van 60
21ste eeuw het wetenschappelijk onderzoek zal stimuleren en de positie als kenniscentrum zal
versterken. Digitalisering wordt als collectievorming beschouwd omdat de eindproducten net
als fysieke objecten duurzaam opgeslagen en toegankelijk gemaakt moeten worden.
Digitale onderzoeksdata waarop publicaties zijn gebaseerd, worden duurzaam opgeslagen.
Voor onderzoeksdata die niet hebben geleid tot een publicatie, geldt dat door het NIOD wordt
afgewogen of opslag wenselijk is. Uitgangspunt is dat onderzoeksdata duurzaam worden
opgeslagen in DANS-EASY. Bij externe samenwerkingsverbanden kan een andere repository
worden gekozen.
Onderzoeksdata worden bij voorkeur direct nadat de dataset compleet is, of uiterlijk bij
afronding van het onderzoek gedeponeerd in een repository en zijn in principe meteen onder
open access beschikbaar. Restricted access is mogelijk als er beperkingen zijn vanwege de Wet
Bescherming Persoonsgegevens of openbaarmaking afspraken schendt of de onderzoeker
restricted access wenselijk acht vanwege een vervolgpublicatie. In het geval van restricted
access wordt altijd een datum vastgelegd wanneer de onderzoeksdata onder open access
beschikbaar komen.
Begin 2011 is het beleid voor open access en digitale duurzaamheid voor de KNAW-
onderzoeksorganisaties vastgesteld. In de Datanotitie 2012 beschrijft het NIOD de
instituutspecifieke invulling van het KNAW-beleid voor open access en digitale duurzaamheid
van onderzoeksdata. Onderzoekers dienen in nieuwe onderzoeksplannen in een dataparagraaf
op te nemen welke onderzoeksdata zij zullen produceren en hoe zij hiermee omgaan. Bij de
acquisitie houdt het NIOD rekening met het beleid van o.a. het NIMH en de diverse
oorlogsmusea verenigd in de actie Niet Weggooien! Er bestaat geen formele afstemming met
bibliotheken, maar men kent elkaars acquisitieprofiel en houdt daar rekening mee bij de eigen
acquisitie. Er is een strategische alliantie gesloten met het Nationaal Archief voor de
verwerving van het archief van het Joegoslavië Tribunaal en oorlogsgerelateerde particuliere
archieven over de periode 1976-2005.Er zijn geen specifieke afspraken met andere instituten
over born digital collecties.
Het risico zou kunnen bestaan dat het NIOD informatie over het hoofd ziet, doordat het geen
onderscheid maakt tussen analoge collecties en digitale collecties. Het NIOD hecht belang aan
de authenticiteit en de integriteit van de informatie hierin. De kennis en inspanning nodig voor
duurzaam beheer van digitale informatie worden gezien als een knelpunt.
3.2.7 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
De RCE is bevraagd als ware het een collectionerende instelling, maar is dat niet. Daardoor is
de opbrengst van de vragenlijst en het interview ten aanzien van de onderzoeksvraag niet
geheel relevant. Er wordt wel een en ander verzameld voor de bibliotheek maar dat is een
ondersteunende functie voor de eigenlijke opdracht van de RCE. De antwoorden op de vragen
hebben hoofdzakelijk betrekking op die bibliotheekfunctie.
Er is geen vastgesteld collectie- of acquisitieplan, maar er zijn wel kaders waarbinnen de RCE
verzamelt: Er is een nationale collectie op het gebied van monumentenzorg, archeologie,
cultuurlandschap en roerend erfgoed. Bij tijdschriftabonnementen is de stelregel: digitaal gaat
voor analoog. Foto’s worden alleen nog digitaal opgenomen, via de beeldbank.
Beleid is niet echt vastgelegd. Veel gaat pragmatisch.
Voor archeologische rapporten is er ook een duidelijke workflow: archeologische
opgravingsbedrijven zijn wettelijk verplicht hun rapportage digitaal aan te leveren bij de RCE
en moeten hun archeologische rapporten uploaden naar Archis (De naam Archis staat voor
Archeologisch Informatiesysteem. Archis is een databank waarin allerlei gegevens over
archeologische vindplaatsen en terreinen vanaf de Prehistorie tot de Nieuwe Tijd in Nederland
zijn opgeslagen.)
Pagina 20 van 60
Het verzamelen van born digital staat toch nog wel in de kinderschoenen. In een intern
onderzoek wordt gekeken naar de toekomstige functie van de bibliotheek. In dat onderzoek
wordt ook nagedacht over samenwerkingsverbanden met anderen.
Knelpunten worden gezien bij het Auteursrecht (in hoeverre mag iets beschikbaar worden
gesteld?) en de techniek (is het materiaal over een aantal jaren nog te gebruiken? Is het
platform/software nog beschikbaar/up-to-date?)
3.2.8 Museum of the Image (MOTI)
MOTI is gevestigd in een van de oudste gebouwen van Breda: De Beyerd. Van 1981 tot medio
2005 fungeerde De Beyerd als centrum voor beeldende kunst, met toonaangevende
tentoonstellingen op het gebied van beeldende kunst, fotografie en grafische vormgeving. De
transformatie van De Beyerd tot Graphic Design Museum werd ingezet in de jaren negentig
van de vorige eeuw. De gemeente Breda, het Rijk en de toenmalige directie bereidden de
plannen voor. Sinds 1 januari 2008 is het museum verzelfstandigd als stichting nationaal
museum voor grafische vormgeving. Vanaf 9 december 2011 draagt het museum officieel de
naam Museum Of The Image, MOTI. Met deze naamswijziging verschuift de nadruk naar
beeldcultuur. Via tentoonstellingen, symposia, publicaties en de vaste collectie richt MOTI zich
op relevante ontwikkelingen binnen de beeldcultuur op regionaal, nationaal en internationaal
niveau.
De huidige beeldcultuur heeft een sterke born digital inslag. Dat is ook te merken in de
collectievorming van MOTI. Doordat het aandachtsgebied van MOTI (grafische vormgeving en
beeldcultuur) zich voor een groot deel verplaatst heeft naar het digitale domein, is er vanzelf
veel aandacht voor born digital materiaal en born digital producenten (grafici, kunstenaars).
Door in die verschuiving mee te gaan, constateert MOTI geen lacune in het documenteren van
de samenleving, voor zover het dat eigen aandachtsgebied betreft.
Wel wordt MOTI geconfronteerd met andere vormen van acquisitie en beheer. Zo levert de
verwerving van een kunstwerk in (interactieve) websitevorm enkele problemen op met
betrekking tot beheer, maar ook op het gebied van het bedienen van de doelgroep, het
museumpubliek. Daarvoor worden alternatieven gezocht. Dat kan zijn door bij de acquisitie in
conclaaf te gaan met de maker, die meedenkt en –werkt aan een museale variant van het
object of het werk, maar het kan ook zijn dat de verwerving plaatsvindt door een externe
beheeromgeving over te nemen (of te creëren) en in stand te houden.
Een fraai voorbeeld daarvan is het interactieve web-based kunstwerk van Rafaël Rozendaal,
getiteld Silent Silence. Om het origineel te kunnen acquireren is voor ten minste 10 jaar een
domeinnaam13
en ruimte op een server betaald, zodat het werk online blijft bestaan. Om het
museaal aantrekkelijk te maken is de kunstenaar gevraagd een ‘raadpleeg-versie’ te maken
voor in het museum. Met touchpads kan men Rozendaals grafische patronen op drie
megaschermen snelheid geven en van kleur laten verschieten. Het effect wordt geïntensiveerd
doordat de vloer voor de beeldschermen bezaaid is met spiegelscherven. Dit levert een
minimal art installatie op met voldoende zeggingskracht om het werk tot zijn recht te laten
komen in een museumzaal.
MOTI heeft momenteel 26 digitale kunstobjecten, die weliswaar onderhoudstechnisch veel
aandacht vragen, maar nog niet zo veelvuldig zijn dat acquisitie en preservering op elkaar
afgestemd moeten worden.
Als knelpunten ziet MOTI de houdbaarheid van de apparatuur waarop het kunstwerk zich
manifesteert, het gebrek aan kennis en kunde op het gebied van digitale preservering,
13
www.silentsilence.com
Pagina 21 van 60
auteursrecht op software (licenties e.d.) het museaal beschikbaar stellen van born digital
objecten (zoals interactieve websites) en tot slot de beperkte aandacht voor e-cultuur14
binnen
de collectionerende instellingen in Nederland.
3.2.9 LIMA
LIMA is de opvolger van NIMk (en daarvoor Montevideo) en richt zich op het beheer en
beschikbaarstellen van ‘mediakunst’: digitale kunst is alle kunst die is ontstaan - of wordt
gepresenteerd - met behulp van digitale middelen.
LIMA treedt op als intermediair tussen kunstenaar en afnemer, waarbij het vaak om
performance art gaat, zodat niet alleen het materiaal zelf van belang is, maar ook de opstelling
van de apparatuur. Daarnaast treedt LIMA op als e-depot voor 25 collectionerende instellingen.
Naast het acquireren van de bestanden van de mediakunst zelf, probeert het ook oude
apparaten te verkrijgen, die gebruikt worden als reserve voor de aanwezige apparaten. Een
deel van het materiaal kan (of moet, uit artistieke overwegingen) alleen op die apparaten
vertoond worden.
Slechts een zeer klein deel van de acquisitie is analoog materiaal. Veruit het meeste is digitaal:
• digitale videokunst
• (deels) digitale installaties
• digitale synchronisatie apparatuur
• digitale vertoningsapparatuur
• net art
LIMA noemt kostenbeheersing het grootste knelpunt, met daarop volgend de houdbaarheid
van de apparatuur.
3.3 Conclusie
Uit de reacties op de vragenlijsten en de gesprekken met de betrokken instellingen, blijkt dat
de instellingen een duidelijk beeld, dan wel vrij duidelijke kaders hebben op basis waarvan
collecties gevormd worden. De uitdagingen die ze voor zichzelf zien, zijn met name technisch
van aard. Uitzondering is de beperking van hergebruik vanwege verschillende vormen van het
auteursrecht.
Genoemde knelpunten waren:
- Auteursrecht en andere eisen van informatiebeveiliging;
- Kosten voor duurzame opslag;
- Onvoldoende inhoudelijke bestandsmetadata, waardoor de lange termijn toegankelijkheid
in het geding komt;
- Gebruik van niet-duurzame software en bestandsformaten;
- Technische duurzaamheidseisen zijn niet altijd haalbaar voor (met name kleinere)
informatieproducenten;
- Onvoldoende capaciteit voor het wegwerken van achterstanden.
Interessant is de vraag of door de keuzes in het collectieprofiel ook witte vlekken in het
documenteren van de digitale samenleving gaan ontstaan. Die kwestie wordt wel onderkend,
maar de aard van de collecties lijkt de betrokken instellingen nog niet voor wezenlijke
strategische uitdagingen te plaatsen.
Enkele witte vlekken werden al wel benoemd:
- Sociale media als publicatievorm van afbeeldingen, audio en audiovisueel materiaal;
14
Zie ook §2.1
Pagina 22 van 60
- E-mail als briefvorm;
- Onderzoeksdata van Life Sciences;
- Net Art (online kunst)
- Apps
- CD-ROMS
Dubbelingen tussen collectionerende instellingen worden niet bijgehouden. Er zijn wel soms
wel afspraken over de aandachtsgebieden.
Pagina 23 van 60
4 Best practices & lessons learned
4.1 Inleiding
Voor de best practices en lessons learned is gekeken naar initiatieven die zich (voor een
substantieel deel) richten op acquisitie. Het onderzoek heeft zich alleen gericht op bestaande
rapporten en literatuur.
4.2 Onderzoek
Voor het in 2010 verschenen rapport15
over born-digital erfgoedmaterialen was bij een selecte
groep van erfgoedinstellingen onderzoek gedaan naar onder andere het acquisitiebeleid:
“De meeste instellingen geven aan born-digital materialen uit hun gebruikelijke
acquisitiestromen te verwerken. Dit heeft bij een belangrijk deel van deze instellingen ook
geleid tot een andere werkwijze. Ruim de helft van de instellingen geeft aan dat er nieuwe
collectioneringsgebieden voor born-digital materiaal zijn ontstaan, die relevant kunnen zijn
voor hun collectie. Slechts een deel van deze instellingen pleegt inmiddels acquisitie op deze
nieuwe collectioneringsgebieden. In de interviews kwamen twee specifieke aspecten van
acquisitie van born-digital materiaal naar voren:
• men probeert in een eerder stadium de archiefvormer te bereiken
• een nieuwe wijze van acquireren ontstaat door user-generated content.”
Uit hetzelfde rapport stamt het volgende citaat16
:
“Er is een grote behoefte aan Best Practices op het terrein van […] acquisitiemethoden […]
van born-digital erfgoedmateriaal.”
In maart 2015 constateert een CCDD-rapport de volgende zaken ten aanzien van acquisitie17
:
• “Het verzamelen […] van born digital erfgoed door erfgoedinstellingen in Nederland staan
nog in de kinderschoenen”;
• “De mate waarin erfgoedinstellingen born digital erfgoed verzamelen […], [verschilt]
aanzienlijk per domein. Een uniforme aanpak over alle domeinen heen is (vooralsnog) niet
mogelijk”;
• “Beheer en behoud van digitaal erfgoed begint al bij de productie. Wat betreft
duurzaamheid en goede en efficiënte archivering van born digital objecten, ligt een deel
van het probleem en een deel van de oplossing bij de bron: de formaten en de
bijbehorende soft- en hardware, de kwaliteit, ordening en selectie van de bestanden en de
informatie over de bestanden. Ook de opslag bij de makers zelf is een punt van aandacht.”
(Dit lijkt in eerste instantie alleen een beheerprobleem, maar heeft vanwege de aard van
het probleem (de bron) een sterke acquisitie-invalshoek);
• “Erfgoedinstellingen hebben geen op elkaar afgestemd beleid wat betreft de selectie […]
van born digital erfgoed. Vroege born digital objecten zijn in het algemeen niet
gecollectioneerd.”
Het rapport concludeert18
onder andere dat in de born digital erfgoed collectie van Nederland
lacunes ontstaan op: domeinen als design, muziek, theater en dans, die steeds meer gebruik
maken van digitale technieken; nieuwe media die buiten de gangbare domeinen
vallen, zoals games, websites en apps; complexe gemengde (deels) digitale objecten die
15
Maurits van der Graaf: Born-­‐digital erfgoedmaterialen bij een selectie van Nederlandse erfgoedinstellingen (DEN, 2010), blz 3
16
Idem, blz. 4
17
Gaby Wijers en Hannah Bosma: Born digital cultureel erfgoed is bedreigd erfgoed (Culturele Coalitie Digitale Duurzaamheid,
Amsterdam, 2015), blz. 6-9
18
Idem, blz. 20
Pagina 24 van 60
bestaan uit een combinatie van media en disciplines; born digital objecten die extra kwetsbaar
zijn door experimentele, niet standaard technologie; born digital objecten die uit een periode
stammen waarin (nog) geen verzamelbeleid was voor dergelijke objecten.
Het rapport stelt19
verder dat acquisitie deel uit maakt van de pre-ingest van het OAIS-model.
Officieel maakt deze stap geen onderdeel uit van het model, maar algemeen wordt
aangenomen dat het goed inrichten van de pre-ingest, de ingest zelf beter doet verlopen en
hogere kwaliteit van bruikbaarheid en toegankelijkheid oplevert20
. Dit uitgangspunt helpt
richting geven aan het structureren van de acquisitieprocedure in de workflow voor born digital
materiaal bij een collectionerende organisatie.
Iets vergelijkbaars werd al in een rapport21
van het Virtueel Platform uit 2012 geconstateerd.
Bij de aankoop van een digitaal kunstwerk moet gekeken worden naar ten minste de volgende
drie punten:
• Wat zijn de werk-specifieke eisen (materieel en conceptueel)?
(Welk deel van het werk zou, zonder verlies van de intrinsieke waarde van het werk, met
andere – bijvoorbeeld meer duurzame – middelen bewaard of beheerd kunnen worden? En
welke functionaliteiten zijn onmisbaar voor het concept?)
• Wat zijn de te verwachten kosten voor onderhoud en presentatie?
(Vaak zijn deze kosten vele malen hoger dan de aanschafprijs en drukken dus relatief
zwaar op de begroting.)
• Waar liggen de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen?
(Doordat de acquisitievoorwaarden vaak vlak na de creatie of beëindiging van het werk
vastgelegd moeten worden, is er een belangrijke rol weggelegd voor de ‘bron’.)
Daarbij is het opvallend om te constateren dat er een verschil in ervaring zit tussen archieven
en bibliotheken aan de ene kant en musea aan de andere kant, zoals ook blijkt uit het Unesco
Persist-rapport22
uit 2015.
Verder zijn er in Nederland enkele kleinschalige tests geweest met het regelen van acquisitie
tijdens het creatieproces van user-generated content, (bijvoorbeeld middels hashtags op
sociale media of door het aanbieden van ‘veilige’ opslagruimte), maar dit heeft nooit geleid tot
een permanent werkproces. De meeste initiatieven zijn uit eindelijk gestopt door het gebrek
aan doorlopende financiering, dan wel door het falen of onrendabel zijn van de methode.
4.3 Voorbeelden
Digital Preservation Coalition – DecisionTree
De Digital Preservation Coalition (DPC) is een Britse non-profit organisatie, die streeft naar het
veilig stellen van het behoud van digitale bronnen in het Verenigd Koninkrijk en internationaal
naar het garanderen van een kennisbank voor het wereldwijde digitale geheugen. De DPC
werd in 2001 opgericht en is toegankelijk voor organisaties uit alle sectoren, zolang ze
geïnteresseerd zijn in het bewaren van digitale informatie.
19
Idem, blz 22
20
Zie ook blz. 6 van de Preservation Policy (2015) van DANS: http://www.dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-
information/dans-preservation-policy-uk.pdf
21
Annet Dekker: Born-digital kunstwerken in Nederland (Virtueel Platform, 2012), blz. 62
22
Wilbert Helmus: Survey on selection and collecting strategies of born digital heritage - best practices and guidelines (Unesco
Persist, 2015), blz. 8
Pagina 25 van 60
De DPC heeft bij het eigen Digital Preservation Handbook23
een interactieve DecisionTree24
(beslisboom) opgesteld. Daarin komt stapsgewijs naar voren waar bij acquisitie van born
digital materiaal op gelet moet worden.
De DecisionTree behandelt verschillende thema’s: selectie van versie en inhoud; rechten en
verantwoordelijkheden; technische en financiële aspecten; documentatie en metadata. Bij alle
thema’s wordt het onderdeel acquisitie behandeld.
Het definieert ook verschillende redenen voor acquisitie: het kan zijn om het materiaal eeuwig
te preserveren, maar het kan ook zijn dat het in eerste instantie nodig is om als documentatie
te dienen om ander materiaal zorgvuldig te kunnen preserveren na acquisitie.
De DecisionTree lijkt na 2008 niet meer bijgehouden te zijn. Niettemin zijn de
aandachtspunten en adviezen nog steeds van belang. Daarnaast is deze vorm interessant voor
verdere ontwikkeling op het gebied van acquisitie.
Koninklijke Bibliotheek: webarchivering door harvesting
Van oorsprong heeft de Koninklijke Bibliotheek (KB) de opdracht om gedrukte publicaties te
verzamelen uit en over Nederland - opdat die voor toekomstige wetenschappers en studenten
beschikbaar zullen zijn.
Sinds het begin van deze eeuw is een groot deel van ons (geschreven) openbare leven
verplaatst naar internet. Internet is bij uitstek een vluchtig medium, waarop de informatie zeer
snel veroudert. Om wetenschappers in de toekomst toegang te kunnen bieden tot die
onschatbare bron van informatie, is de KB in 2007 gestart met het archiveren van een selectie
van Nederlandse websites.
Dat betekent dat de websites niet alleen worden binnengehaald (crawlen of harvesten
genoemd), maar dat er ook een strategie wordt ontwikkeld om de informatie voor de lange
termijn bruikbaar te houden.
Er bestaan volgens de KB twee basisstrategieën voor webarchivering. De eerste strategie is
gericht op het automatisch harvesten van een grote hoeveelheid websites (meestal een
nationaal domein). De tweede strategie gaat uit van een specifiek selectiebeleid. Het
automatisch harvesten is relatief goedkoop in vergelijking met de selectieve benadering,
waarbij meer handmatig werk verricht moet worden. Daar staat tegenover dat bij het
harvesten van een beperkt aantal sites meer aandacht besteed kan worden aan technische
details en het mogelijk is om websites tot op het diepste niveau te archiveren.
De KB heeft gekozen voor een selectieve benadering, omdat die zich beter verhoudt tot de
doelstellingen van de KB, de beschikbare middelen en de gekozen juridische aanpak. De KB
baseert zich bij de selectie op het Collectiebeleid van de KB.
De KB gaat bij het acquireren van websites uit van een opt-out regeling, maar vraagt in de
praktijk geregeld toestemming alvorens te harvesten.
De methodiek levert weliswaar geen compleet beeld van alles wat er in en over Nederland
online gepubliceerd is, maar de selectie voorafgaand aan de acquisitie levert wel een betere
kwaliteit in bruikbaarheid en toegankelijkheid op.
23
http://www.dpconline.org/advice/preservationhandbook (laatst geopend: 4 juli 2015)
24
http://www.dpconline.org/advice/preservationhandbook/decision-tree/decision-tree-interactive-assessment-no-js (helaas zonder
de adviezen). De pdf-versie mèt adviezen is hier te downloaden:
http://www.dpconline.org/component/docman/doc_download/298-preservation-handbook-decision-tree (beide links laatst
geopend: 4 juli 2015)
Pagina 26 van 60
Amsterdam Museum en De Digitale Stad
De Digitale Stad (DDS) was een Nederlands Freenet, dat op 15 januari 1994 van start ging in
de gemeente Amsterdam. Het was een initiatief van cultureel centrum De Balie in Amsterdam,
en van het blad Hack-Tic (tegenwoordig bekend als de KPN-dochter XS4ALL) en wellicht de
eerste virtuele online stad ter wereld.
DDS hanteerde de metafoor van de stad om de toen voor velen nog onbekende cyberspace
inzichtelijk te maken. Het is een tijd lang dè manier om kennis te maken met het internet,
online communities, e-mail, chat enzovoort. DDS was onmiddellijk bij introductie een hit. Al
snel waren alle modems in Amsterdam en omstreken uitverkocht. Een half jaar later schreef
De Digitale Stad haar 100.000ste gebruiker in. Aan de hand van DDS zetten tal van
individuen, culturele en maatschappelijke organisaties en overheidsinstanties hun eerste
stappen op internet.
In 2000 ging de ‘pure’ versie van DDS ten onder toen, nadat het geheel was opgedeeld in
verschillende BV’s, een deel werd verkocht. In 2007 werd uiteindelijk het laatste deel van DDS
door een fusie met een ander bedrijf opgeheven.
In 2011 start een groep oud-bewoners en –medewerkers met het reconstrueren van de eerste
versies van DDS. In 2014, twintig jaar na de oprichting van DDS, uitten het Amsterdam
Museum (voorheen Amsterdams Historisch Museum), de Waag Society en DDS web-
archeologen van het eerste uur de wens om de DDS te behouden voor Amsterdam, en deze op
te nemen in de collectie van het Amsterdam Museum. En het project re:DDS is geboren25
.
re:DDS noemt zich een (digitaal-, web- of net-)archeologisch project. Om het materiaal te op
te graven en te reconstrueren, moet men eerst weten waar het zich bevindt. Na het vinden
van een zogenaamde freeze26
kon het reconstrueren van de allereerste versie van DDS van
start. Niettemin was meer materiaal nodig. De freeze was voornamelijk inhoud, maar geen
structuur en software.
Daarvoor werd onder andere een drie weken durende grave diggers party georganiseerd27
,
met een flinke opbrengst aan materiaal.
De reconstructie van DDS is een fraai voorbeeld van het omgaan met een situatie waarin men
eigenlijk te laat was met de acquisitie en conservering van born digital erfgoed. Door het
creëren van een community en het bieden van faciliteiten, wordt de reconstructie van het
erfgoed mogelijk.
The Internet Archive Software Collection
Internet Archive is een in San Francisco gevestigde non-profit organisatie met als missie:
"universele toegang tot alle kennis". Het is in 1996 opgericht door Brewster Kahle en biedt
gratis toegang tot collecties van gedigitaliseerd en digitaal materiaal, waaronder websites,
software applicaties, games, muziek, audiovisueel materiaal en bijna 3.000.000 boeken uit het
publieke domein. Naast een archief, is Internet Archive een activistische organisatie, pleitend
voor een vrij en open internet.
Internet Archive verzamelt al lange tijd software voor langdurig behoud. Deze software
(inclusief games)28
wordt geëmuleerd aangeboden op de website. Het archief noemt dit
vintage software. In 2003 kreeg Internet Archive een tijdelijke vrijstelling van de Amerikaanse
Digital Millennium Copyright Act om de kopieerbeveiliging op software te omzeilen. Deze
vrijstelling is in 2010 permanent geworden.
25
http://hart.amsterdammuseum.nl/re-dds (laatst geopend: 2 juli 2015)
26
http://hart.amsterdammuseum.nl/77546/nl/gevonden-freeze (laatst geopend: 2 juli 2015)
27
http://hart.amsterdammuseum.nl/73000/nl/grave-diggers-party-a-party-with-a-cause (laatst geopend: 2 juli 2015)
28
http://ascii.textfiles.com/archives/4419 (laatst geopend: 6 juli 2015)
Pagina 27 van 60
Archive Warrior
Een bijzonder voorbeeld van acquisitie is de Archive Warrior29
van Archiveteam. Deze aan The
Internet Archive gelieerde organisatie zet zich in om online digitaal erfgoed te redden, voordat
het offline wordt gehaald. Daarvoor vragen ze de hulp van het publiek. Iedereen kan software
(de Archive Warrior) downloaden op zijn of haar eigen computer en tijd en rekenkracht
beschikbaar stellen aan Archive Team voor het harvesten en bewerkt doorsturen van te redden
websites.
Archiveteam bepaalt aan de hand van nieuwsberichten en signalen uit de omgeving welke
online omgevingen bewaard moeten blijven. Dit gaat met volledige platforms tegelijk, waarbij
geen selectie binnen het platform zelf wordt toegepast, tenzij dat technisch nodig is. Het
platform als geheel, wordt cultuurhistorisch de moeite waard gevonden. Een gebruiker van de
Archive Warrior kan inschrijven op een van de lopende projecten of de keuze aan Archiveteam
laten.
In een aantal gevallen start Archiveteam een project waarbij het verloren gaan van het
materiaal nog niet meteen dreigt. Niettemin verwacht Archiveteam dat de dreiging op enig
moment ontstaat en het probleem dan dusdanig groot is, dat het niet te op te lossen is in de
beschikbare tijd. Een mooi voorbeeld daarvan is de actie om url-shorteners te harvesten.
Volgens de organisatie zijn dit ‘tikkende tijdbommen’, die bij verdwijnen miljoenen links
onbruikbaar maken.
Archiveteam maakt met de Archive Warrior gebruik van crowdsourcing voor het acquireren van
digitaal erfgoed. Er vindt een selectie van het materiaal op hoofdlijnen plaats, met het mogelijk
verloren gaan als uitgangspunt. De beslissing tot acquisitie en de (technische) inrichting
daarvan vind handmatig plaats, maar het harvesten gaat automatisch.
Dit biedt interessante opties voor erfgoedinstellingen, omdat de kosten relatief laag zijn en de
resultaten volumematig indrukwekkend. Nadeel is dat pas achteraf goed bepaald kan worden
of alles wat binnengehaald is, meerwaarde heeft voor de collectionerende instelling.
Popmuseum Oslo (Popsenteret)
Popsenteret30
is een in Oslo gelegen interactief museum van de populaire Noorse muziek.
Doelstelling is om de geschiedenis van de Noorse populaire muziek en cultuur sinds 1905 (het
jaar waarin Noorwegen zelfstandig werd) ten toon te stellen, met een bijzondere focus op Oslo
en de omliggende regio's.
Popsenteret maakt gebruik van moderne audiovisuele technologie om de interactiviteit te
vergroten. Het museum heeft vaste en tijdelijke exposities, die allemaal digitaal (en
interactief) zijn, veelal vertoond via grote touchscreens. Daarnaast bezit het een aantal
zeldzame Noorse muziekmemorabilia uit meer dan 100 jaar populaire muziek en popcultuur.
Bijzonder is dat het museum zelf geen nieuwe muziek acquireert voor preservering in eigen
beheer. Het maakt gebruik van de collecties van andere collectionerende instellingen, of brengt
gevonden muziek daar onder. Wat wel geacquireerd wordt, is metadata. Deze metadata wordt
als linked data opgeslagen en beheerd, daarbij gelinkt aan muziek in die andere instellingen.
De acquisitie van metadata gaat deels via websites als wikipedia en deels via user generated
context. On- en offline bezoekers mogen zelf informatie achterlaten over popmuziek, inclusief
informatieobjecten als foto’s, audiovisueel materiaal en muziekopnames. De metadata
daarover blijft (en wordt aangevuld) bij het Popsenteret, terwijl de bestanden worden
29
http://www.archiveteam.org/index.php?title=Warrior (laatst geopend: 2 juli 2015)
30
http://www.popsenteret.no/ArticleDetails.aspx?ArtId=111&mid=47 (Laatst geopend: 6 juli 2015)
Pagina 28 van 60
ondergebracht bij andere instellingen, die beter zijn in de preservering van dit type materiaal.
Deze instellingen kunnen wel weer gebruik maken van de ontsloten en verrijkte metadata van
het museum.31
31
Robert Engels en Paal Ritter-Schjerven: Where is the Music in Semantics? - Why the Oslo Center for Popular Music Runs
Semantic Technology Tekst van voordracht op het SemanticWeb in Use track op het International Semantic Web Conference
(October 2011, Duitsland)
Pagina 29 van 60
5 Conclusies en aanbevelingen
5.1 Algemene constateringen n.a.v. onderzoek
In een aantal gevallen is acquisitie van digitaal materiaal opgenomen in het primaire proces of
is het zelfs hèt primaire proces, maar in veel gevallen bevindt het zich nog in testfasen en kan
veel gewonnen worden met het aanbieden van voorbeelden en scenario’s, zeker voor de
kleinere instellingen.
5.2 Aanpak uitwerken scenario’s
Uitgaande van de conclusies uit hoofdstuk 3 en vooral de best practices uit hoofdstuk 4 is een
aantal scenariostappen te ontwikkelen, op basis waarvan een collectionerende instelling kan
kiezen welke strategie het kiest voor het ontwikkelen en invullen van het acquisitiebeleid van
born-digital materiaal. Alle stappen zijn dus realistisch en uitvoerbaar.
De scenariostappen zijn gebaseerd op twee elementen; een doel en een thema.
Doelen:
• Hergebruik
• Verantwoording
• Cultuurhistorisch
Thema’s:
• Collectie- en omgevingsanalyse (probleem van witte vlekken en dubbelingen)
• Inrichting van het acquisitie-werkproces (probleem van volume)
• Gebruiksrechten en –afspraken (probleem van hergebruik)
Op basis daarvan zou een matrix gemaakt kunnen worden, zodat men aan de ene kant een
thematisch overzicht heeft van strategische actie- en beslispunten voor het eigen type
instelling en aan de andere kant een overzicht heeft van alle mogelijke acties binnen een
thema. Dat geeft een instelling de mogelijkheid om per thema te bepalen hoe snel het wil
‘groeien’.
Collectie- en
omgevingsanalyse
Werkproces acquisitie Gebruiksrechten en –
afspraken
Hergebruik 1 2 3
Verantwoording 4 5 6
Cultuurhistorisch 7 8 9
5.3 Beslisboom
Om tot een werkbaar beslismodel te komen is besloten een beslisboom te ontwikkelen op basis
waarvan de bovenstaande doelen en thema’s concreet gemaakt kunnen worden voor het
acquisitiebeleid.
Doel van de beslisboom is om stapsgewijs te bepalen of een bepaald object of concept
geacquireerd dient te worden en welke maatregelen genomen moeten worden om dit
daadwerkelijk mogelijk te maken.
De beslisboom is in een rudimentaire vorm opgeleverd, zowel in een papieren versie als in een
digitale, interactieve versie.
Pagina 30 van 60
5.4 Aanbevelingen voor vervolgprojecten/-onderzoeken
De voorstellen voor vervolg op dit project, zijn bedoeld om de beslisboom te verbeteren en te
versterken.
Bij het thema Collectie- en omgevingsanalyse.
Het Nationaal Archief heeft in 2015 een nieuwe selectie- en waarderingsmethode opgeleverd32
.
Deze methode kent onder andere het fenomeen hotspot-monitor. Met de hotspot-monitor
worden gebeurtenissen en kwesties in de samenleving geïdentificeerd die
grote invloed hebben op de activiteiten van de organisatie, bijvoorbeeld omdat ze er toe leiden
dat het collectieprofiel aangepast moet worden.
Alhoewel de methode is bedoeld voor selectie en waardering (en dus ook vernietiging) van
archiefbescheiden, is het uitgangspunt zeker bruikbaar voor het identificeren van witte vlekken
in het acquisitielandschap. Door meerdere instellingen een hotspot-monitor te laten uitvoeren,
komen zowel de ‘gaten’ in de gezamenlijke collecties naar boven, als wel de dubbelingen.
Bij het thema Automatiseren van acquisitie.
Analyse van het DDS-project (zie §4.3) op lessons learned zou kunnen leiden tot technische en
organisatorische voorwaarden voor acquisitie. Dit kan het automatiseren van het proces
vergemakkelijken of verbeteren.
Daarnaast is de opgedane kennis interessant voor acquisitie van onvolledig of beschadigd
materiaal. Waar moet je aan denken en hoe zet je de restauratie in werking?
Bij het thema Gebruiksrechten- en afspraken.
Het lijkt niet zinvol om hier een extra project bij te beginnen. Wel is het van belang om aan te
haken op bestaande onderzoeken, zodat de kennis over ontwikkelingen en methoden hierover
verzameld en verdeeld wordt onder de collectionerende instellingen.
32
Belangen in Balans. Handreiking voor waarderingen selectie van archiefbescheiden in de digitale tijd:
http://www.nationaalarchief.nl/onderwerpen/waardering-selectie/handreiking-waardering (laatst geopend op 28 juni 2015)
Pagina 31 van 60
BIJLAGE 1: Vragenlijsten
Beeld en Geluid
1. Bestaat er een collectiebeleid binnen uw instelling: op basis van welke kaders bepaalt uw
instelling wat er wel of niet in uw collectie wordt opgenomen? Denk aan intern beleid,
maar ook aan wetgeving of sectorale afspraken.
2. Maakt uw instelling onderscheid tussen het verwerven van analoog en digitaal materiaal?
Waarom wel of niet?
3. Als er beleidsplannen of andere documenten waarin het collectiebeleid ten aanzien van
born digital collecties is vastgelegd, kunt u die dan toesturen naar
jorien.weterings@nationaalarchief.nl?
4. Wordt acquisitie van born digital materiaal in de praktijk ook al volgens dat beleid
uitgevoerd?
o Als dat wel zo is: wat zijn de ervaringen?
o Als dat niet zo is: waarom niet?
o Niet van toepassing: geef een toelichting.
5. Welke voorbeelden van born digital data, objecten, media, informatie etc. kunt u noemen
die uw instelling op basis van die kaders verwerft, zou moeten of willen verwerven?
Ja. Beeld en Geluid heeft een collectiebeleid waarin kaders voor acquisitie en selectie
staan beschreven
Nee. Acquisitie vindt plaats op basis van inhoudelijke criteria. De wijze waarop de
werken zijn vastgelegd (analoog en digitaal) doet doorgaans niet ter zake.
Ja. Sinds 2007 acquireert Beeld en Geluid het born digital materiaal van de publieke
omroepen digitaal. Tegenwoordig betekent dit dat er op jaarbasis 8000 uur TV en
55.000 uur radio materiaal wordt gearchiveerd. Daarnaast legt Beeld en Geluid jaarlijks
in twee weken (10 en 43) de integrale uitzendingen van Nederlandse radio en TV
landelijke publieke en commerciële netten vast, en door het jaar heen wordt nog eens
500 uur materiaal van commerciële televisiekanalen vastgelegd. Beeld en Geluid
verzamelt internetvideo (webonly content).
De instroom van het digitale materiaal is een geautomatiseerd en continue proces.
Dagelijks ontvangt het archief born digital materiaal.
- Videomateriaal, in MXF D10 formaat
- Audiomateriaal, in WAV formaat
- Websitearchieven in ARC formaat
- Fotobestanden, in TIFF
- Bijbehorende metadata in XML
Pagina 32 van 60
6. Op welke manier is uw instelling actief bezig met het verwerven van dit soort born digital
collecties?
7. We willen een beeld vormen of er dingen dubbel gebeuren of dat er juist witte vlekken
dreigen te ontstaan. Om die reden willen we graag weten of u bij het verwerven van
(digitale) collecties rekening houdt met andere instellingen die mogelijk dezelfde (soort)
collecties vormen als uw instelling?
o Zo ja: op welke manier beïnvloedt dat uw eigen verzamelbeleid?
o Zo nee: geef een toelichting.
8. Heeft uw organisatie afspraken gemaakt met andere instituten over welke born digital
collecties door welke instelling verworven worden?
o Zo ja: waaruit bestaan die afspraken, en met welke instellingen?
o Zo nee: waarom niet?
o Niet van toepassing: geef een toelichting
9. Welke verantwoordelijkheid ziet u voor zich zelf in het documenteren van de i-
samenleving?
- Beeld en Geluid heeft afspraken met NPO en Ericsson over het aanleveren van
materiaal, gebruik van video en audio standaarden, metadata.
- Beeld en Geluid verzamelt materiaal van internet en commerciële omroepen op
basis van eigen inzicht en opdracht
- Beeld en Geluid is pilots gestart met verschillende omroepen om websites te
archiveren
- Beeld en Geluid benadert producenten van AV materiaal (documentaire
producenten, onafhankelijke producenten, STER etc.) over vastleggen AV
materiaal
Het collectiebeleid van Beeld en Geluid is afgestemd met EYE Filminstituut. Op
inhoudelijk gebied zijn afspraken gemaakt om te voorkomen dat dingen dubbel
gebeuren. Wanneer materiaal wordt aangeboden dat beter binnen de collectie van de
ander past wordt doorverwezen.
Beeld en Geluid voert daarnaast overleg met NORAA (Netwerk organisatie audiovisuele
archieven), LIMA (opvolger NIMk (videokunst)), ROOS (Regionale omroepen). En met
diverse archieven (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, over materiaal van regionale en
lokale televisie)
- Met EYE over speelfilmmateriaal, animatiefilm, en amateurfilm
- Met NORAA over amateurfilm
- Met NORAA en ROOS over regionale televisie
- Met LIMA over videokunst
Pagina 33 van 60
10. Welke aspecten van de i-samenleving worden door de bestaande collectiemethoden
volgens u niet of onvoldoende gedocumenteerd?
11. Welke knelpunten signaleert u op het gebied van het verwerven van born digital collecties?
12. Voor welke doelgroepen verzamelt en beheert u collecties en welke verwachtingen hebben
deze doelgroepen ten aanzien van uw (born digital) collecties?
13. Bent u bekend met andere instellingen in binnen- en buitenland die al ervaring hebben met
het verwerven van born digital collecties?
o Zo ja: welke?
o Kunt u een korte toelichting geven?
Beeld en Geluid is het audiovisuele geheugen van Nederland.
Beeld en Geluid is een cultuurhistorische instelling die het audiovisueel erfgoed dat uit
historisch of cultuurhistorisch oogpunt van nationaal belang is verzamelt, conserveert,
ontsluit en presenteert voor zoveel mogelijk gebruikers: AV professionals, scholieren,
studenten en onderzoekers, culturele instellingen en het algemene publiek.
Het AV materiaal uit de 20ste
eeuw is grotendeels veiliggesteld, de aanwas geschiedt
voornamelijk in het digitale domein
- Beeld en Geluid is in 2013 begonnen met het actief archiveren van websites
(omroepen, programma’s, AV domein, mediahistorisch), in aanvulling op wat
reeds gebeurt, en als context bij AV items. Afstemming webarchivering wordt
gezocht met KB/NCDD
- Sociale media, staat nog aan het begin.
Bij produceren van born digital materiaal wordt archiveringsvraagstuk vaak niet
meegenomen. Nieuwste formaten en software worden omarmd zonder dat archivering
voor lange termijn is onderzocht.
Niet lineaire distributie. Via Internet kan iedereen “uitzenden”. Geen contact tussen
producenten van AV media en archief
Beeld en Geluid verzamelt voor AV professionals, scholieren, studenten en
onderzoekers, culturele instellingen en het algemene publiek.
Omdat internetplatforms (YouTube, Vimeo) inmiddels zo’n enorm aanbod verspreiden is
verwachting onder gebruikers groot. Gezien auteursrechtelijke beperking kan Beeld en
Geluid veel van het verzamelde digitale AV materiaal (en contextmateriaal) niet online
verspreiden. Binnen speciale onderwijsplatforms kan Beeld en Geluid een groot deel
aanbieden aan scholieren, studenten en onderzoekers
INA, Parijs. Volgens de Franse wet ontvangt INA een kopie van elke audiovisuele
productie (depot legale). INA levert diensten aan Franstalige landen zonder eigen
digitale infra
British Library archiveert websites
Pagina 34 van 60
14. Welke nationale en internationale publicaties, fora, congressen, etc. kunt u noemen die
relevante kennis en inzichten voor dit onderzoek kunnen leveren?
15. Welke nationale en internationale koepelorganisaties, branche-organisaties,
belangenbehartigers of andere relevante samenwerkingsverbanden zouden we in dit
onderzoek moeten betrekken?
FIAT/IFTA conferentie
IASA
Europeana
EUscreen
FIAT/IFTA
IASA
Unesco
EUscreen
Pagina 35 van 60
DANS
16. Bestaat er een collectiebeleid binnen uw instelling: op basis van welke kaders bepaalt uw
instelling wat er wel of niet in uw collectie wordt opgenomen? Denk aan intern beleid,
maar ook aan wetgeving of sectorale afspraken.
17. Maakt uw instelling onderscheid tussen het verwerven van analoog en digitaal materiaal?
Waarom wel of niet?
18. Als er beleidsplannen of andere documenten waarin het collectiebeleid ten aanzien van
born digital collecties is vastgelegd, kunt u die dan toesturen naar
jorien.weterings@nationaalarchief.nl?
19. Wordt acquisitie van born digital materiaal in de praktijk ook al volgens dat beleid
uitgevoerd?
o Als dat wel zo is: wat zijn de ervaringen?
o Als dat niet zo is: waarom niet?
o Niet van toepassing: geef een toelichting.
20. Welke voorbeelden van born digital data, objecten, media, informatie etc. kunt u noemen
die uw instelling op basis van die kaders verwerft, zou moeten of willen verwerven?
Er zijn verschillende kaders, afspraken en beleidsregels van toepassing bij DANS. T.a.v.
de collectievorming is bij DANS in de eerste plaats de (nieuwe) strategie bepalend.
Deze legt vast dat DANS zich primair richt op digitale onderzoeksgegevens uit de
geesteswetenschappen en maatschappij- en gedragswetenschappen.
Wetgeving is niet van toepassing. Wel zijn er enige sectorale afspraken. Met NWO is er
een afspraak dat onderzoeksgegevens gecreëerd in door NWO gesubsidieerd onderzoek
in principe bij DANS ondergebracht moeten worden. DANS heeft een bijzondere taak
voor het beheer van de resultaten van archeologisch onderzoek in samenwerking met
de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Zo wordt in de landelijke regelgeving de
deponering van archeologische onderzoeksdata bij DANS, na afronding van een project,
verplicht gesteld.
Daarnaast stelt DANS op technisch gebied eisen waaraan de databestanden moeten
voldoen. Dit zijn minimumeisen op het gebied van bestandsformaten (preferred formats
http://www.dans.knaw.nl/content/data-archief/data-deponeren) en metadata.
Ja, DANS is uitsluitend een archief voor digitale onderzoeksdata. Het maakt daarbij
echter niet uit of het gaat om een born digital bestand of een scan van een analoog
document. Effectief zal gedigitaliseerd materiaal hetzelfde worden behandeld als born
digital materiaal.
Ja, al treden er in de strategie soms wijzigingen op. In principe verwerven DANS en
haar voorgangers al vijftig jaar born-digital bestanden. In het begin waren dat alleen
sociaal-wetenschappelijke bestanden, later uitgebreid met de humaniora / archeologie.
Verwerving van digital-born bestanden is in principe (inhoudelijk) niet anders dan van
analoge bestanden. Technisch zijn er uiteraard grote verschillen.
Pagina 36 van 60
21. Op welke manier is uw instelling actief bezig met het verwerven van dit soort born digital
collecties?
22. We willen een beeld vormen of er dingen dubbel gebeuren of dat er juist witte vlekken
dreigen te ontstaan. Om die reden willen we graag weten of u bij het verwerven van
(digitale) collecties rekening houdt met andere instellingen die mogelijk dezelfde (soort)
collecties vormen als uw instelling?
o Zo ja: op welke manier beïnvloedt dat uw eigen verzamelbeleid?
o Zo nee: geef een toelichting.
De volgende type data is beschikbaar bij DANS:
- (Opgemaakte) tekstbestanden (bijvoorbeeld rapporten, verslagen, metadata)
- Foto’s (bijvoorbeeld veldfoto’s van sporen en profielen van een archeologische
opgraving)
- Tabulaire data en spreadsheets (bijvoorbeeld volkstellingen, (sociaal-)economische
data, specialistische tabellen archeobotanisch onderzoek)
- Databases (bijvoorbeeld historische handel, scheepsreizen, crimineel; archeologische
veldlijsten: sporenlijsten, vondstenlijsten)
- Statistische data (bijvoorbeeld sociaal-wetenschappelijke survey’s, ecomisch-
historische gegevens, lonen/prijzen)
- GIS-materiaal (bijvoorbeeld kadastrale kaartbestanden; ge-georefereerde
kaartafbeeldingen; raster grid hoogtekaarten)
- CAD-tekeningen (bijvoorbeeld archeologische profieltekeningen)
- Vector-tekeningen (bijvoorbeeld opgemaakte afbeeldingen voor publicaties)
- 3D-materiaal (bijvoorbeeld gemodelleerde dynamische objecten)
- Audio/Video bestanden (bijvoorbeeld interviews, in het bijzonder oral history)
- DANS is actief bezig met de acquisitie van nieuwe data. DANS streeft ernaar dit in
toenemende mate met behulp van instellings- of organisatie-afspraken te doen.
Acquisitie managers onderhouden bestaande relaties (community support) en zoeken
nieuwe datastromen. Dit kan gaan via persoonlijke contacten tot het uitvoeren van
acquisitiebeleid op organisatorisch niveau. Er vinden verkennende gesprekken plaats,
er wordt voorlichting gegeven, workshops georganiseerd, cursussen gegeven,
presentaties gehouden, maar ook grotere mailingen worden uitgezet.
- DANS neemt deel aan nationale en internationale dataprojecten; dit leidt ook tot
nadere verwerving van gegevens.
- DANS is betrokken bij het sturen van nationale onderzoeksprocessen om data
deponering een standaard onderdeel van wetenschappelijk onderzoek te maken:
bijvoorbeeld door deponering als onderdeel van NWO-projectsubsidies via
datamanagement contracten; erkennen van databronnen als wetenschappelijke
referenties (gebruik van Persistent Identifiers).
Pagina 37 van 60
23. Heeft uw organisatie afspraken gemaakt met andere instituten over welke born digital
collecties door welke instelling verworven worden?
o Zo ja: waaruit bestaan die afspraken, en met welke instellingen?
o Zo nee: waarom niet?
o Niet van toepassing: geef een toelichting
24. Welke verantwoordelijkheid ziet u voor zich zelf in het documenteren van de i-
samenleving?
25. Welke aspecten van de i-samenleving worden door de bestaande collectiemethoden
volgens u niet of onvoldoende gedocumenteerd?
- Ja: DANS richt zich met name op de data vanuit de alfa en gammawetenschappen.
- DANS heeft veel contact met andere instellingen en zal vaak op de hoogte zijn van
eventuele dubbele deponeringen. Dit doet zich in de praktijk wel voor bij archieven en
onderzoeksinstellingen. Sommige bestanden zijn zowel bij DANS als bij een archief
(Nationaal Archief bijvoorbeeld) of een onderzoeksinstituut beschikbaar. Maar het wordt
niet bijgehouden: het staat onderzoekers volledig vrij om hun gegeven zowel via DANS
als via een andere instelling toegankelijk te maken. Wel is het zo dat DANS beschikt
over het Data Seal of Approval en het daarmee gecertificeerd is als trusted repository
waardoor niet alleen de toegankelijkheid maar ook de duurzaamheid gewaarborgd
wordt.
- Een witte vlek wordt vooral gevormd door de (niet-digitale) onderzoeksbestanden.
- Ook data uit Life Sciences (inclusief medische data) vormen een nog niet duidelijk
terrein wat betreft onderbrenging. DANS is wel een partner in de discussies hierover.
- Ja, er zijn afspraken binnen de RDNL (Research Data Netherlands). Deze betreffen
vooral de taakverdeling tussen DANS (geesteswetenschappen en humaniora) en
3TU.Datacentrum (exacte en technische wetenschappen). Voor sommige beta data,
bijvoorbeeld data uit de sterrenkunde, zijn andere, soms internationale, repositories
beschikbaar. DANS werkt samen met het 3TU.Datacentrum (Technische Universiteiten
van Twente, Eindhoven en Delft) waarbij DANS en 3TU als twee lokketten direct
klanten naar elkaar kunnen doorverwijzen.
- In kaart brengen wat voor soort data binnen welke wetenschappelijke disciplines
wordt gebruikt;
- Bevorderen van zoveel mogelijk Open Access tot onderzoeksdata en
wetenschappelijke publicaties
- Bevorderen van lange termijn bewaring van relevante onderzoeksdata
- Wat voor bestandsformaten en ‘significant properties’ (kenmerken en eigenschappen
van bestanden) binnen specifieke disciplines in gebruik en/of van belang zijn.
Pagina 38 van 60
26. Welke knelpunten signaleert u op het gebied van het verwerven van born digital collecties?
27. Voor welke doelgroepen verzamelt en beheert u collecties en welke verwachtingen hebben
deze doelgroepen ten aanzien van uw (born digital) collecties?
28. Bent u bekend met andere instellingen in binnen- en buitenland die al ervaring hebben met
het verwerven van born digital collecties?
o Zo ja: welke?
o Kunt u een korte toelichting geven?
- Zoals hierboven aangegeven zijn er voor enkele belangrijke wetenschappelijke
disciplines (nog) geen goede en duidelijke infrastructurele voorzieningen: life sciences,
medische data.
- Informatie die uitsluitend via websites beschikbaar is wordt niet of onvoldoende
verworven.
- Overzichten van ‘significant properties’ per bestandstype per discipline: hierover
zullen ideeën en aannames bestaan, maar weinig daadwerkelijke documentatie.
- Datasets/collecties zijn vaak voorzien van onvoldoende inhoudelijke
bestandsmetadata. Voor elk bestand zou beschreven moeten worden waar dit bestand
voor bedoeld is (wat de inhoud is) om het herbruikbaar te houden.
Het bewaren en beschikbaar stellen is voor wetenschappelijke onderzoekers geen “core
business”; zij krijgen hier ook geen credits voor. Vandaar de volgende problemen:
- De misvatting dat data op de harde schijf van de onderzoeker, of universiteit
duurzaam genoeg opgeslagen is.
- Het idee als onderzoeker zelf nog iets met de data te willen doen voordat een ander
ermee aan de haal gaat.
- Gebrek aan tijd en geld om tot goede selecties/samenstelling van de dataset te
komen en deze voldoende te documenteren.
- Angst voor veel werk op de hals halen, of als oudere onderzoeker te weinig
computerkennis.
- Afwachtende houding, volgende onderzoeksproject loopt vaak al.
Bij DANS is specifieke expertise aanwezig voor de Alfa- en Gamma-wetenschappen; de
grootste collecties zijn de collecties voor Archeologie, Geschiedenis en de Sociale
wetenschappen; daarnaast bevinden zich andere collecties uit diverse
geesteswetenschappen en humaniora in het archief. Ook bezit DANS digitaal
kaartmateriaal waaronder kaarten van het Kadaster; gescande en gedigitaliseerde
historische volkstellingen en divers ander materiaal. Een bijzondere collectie zijn de
interviews (oral history). Deze laatste zijn bruikbaar voor sociale wetenschappers,
historici en taalkundigen, alsmede een algemeen publiek.
- DANS werkt aan een front office/back office model op met enkele universiteiten. De
onderzoeker heeft contact met het front office wat bij de universiteitsbibliotheek
ondergebracht is en deze verwijst door naar DANS voor de duurzame opslag.
Pagina 39 van 60
29. Welke nationale en internationale publicaties, fora, congressen, etc. kunt u noemen die
relevante kennis en inzichten voor dit onderzoek kunnen leveren?
30. Welke nationale en internationale koepelorganisaties, branche-organisaties,
belangenbehartigers of andere relevante samenwerkingsverbanden zouden we in dit
onderzoek moeten betrekken?
- DANS is lid van de NCDD (nationaal) Digital Preservation Coalition (DPC) met andere
instellingen die omgaan met digitale collecties .
- DANS is aangesloten bij de RDA (Research Data Alliance), APARSEN
- DANS is onderdeel van drie Europese e-infrastructuren die ieder voor hun eigen
discipline digital-born data beheren: CESSDA (sociale wetenschappen), CLARIN
(taalkunde), DARIAH (humaniora).
- DANS neemt deel in diverse nationale en internationale projecten, waarin contacten
worden gelegd met andere instellingen. CLARIAH, ARIADNE, EHRI zijn enkele
voorbeelden.
- DANS heeft een goede relatie met het Britse Archaeology Data Service (ADS). Het
archeologisch e-dopt bij DANS is opgezet met als voorbeeld het ADS; andersom heeft
het ADS ook inspiratie van DANS opgedaan, zoals het aanbieden van een self-deposit
service.
- Het hierboven genoemde e-depot Nederlandse archeologie is een
samenwerkingsinitiatief van DANS en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
DANS werkt samen met de RCE om de gegevens nader te ontsluiten.
- Symposia van de Digital Preservation Coalition (DPC)
- Het CAA: ‘Computer Applications & Quantitative Methods in Archaeology’, een
archeologische conferentie met vooral vakspecifieke sessies, maar waarin ook altijd
technisch inhoudelijke sessies over omgaan met data worden gehouden.
- RDA: Research Data Alliance. Deze toonaangevende conferentie gaat over het delen
van onderzoeksdata.
- Zie website DANS: http://dans.knaw.nl/ Hier worden verschillende projecten
uitgelicht, congressen aangekondigd en vindt men een lijst van publicaties.
- Rapport DANS/3TU.Datacentrum “Selection of Research Data, Guidelines for
appraising and selecting research data.”
http://www.dans.knaw.nl/content/categorieen/publicaties/dans-studies-digital-
archiving-6
NWO
KNAW
ZonMW
VSNU
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF
Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF

More Related Content

Similar to Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF

Politie 2.0
Politie 2.0Politie 2.0
Politie 2.0
Frank Smilda
 
Acw studiedag sociale media 24.11.2011
Acw studiedag sociale media   24.11.2011Acw studiedag sociale media   24.11.2011
Acw studiedag sociale media 24.11.2011
Fishtank
 
Digitale inclusie op lokaal niveau
Digitale inclusie op lokaal niveauDigitale inclusie op lokaal niveau
Hip & Hot en good practices buiten de beweging
Hip & Hot en good practices buiten de bewegingHip & Hot en good practices buiten de beweging
Hip & Hot en good practices buiten de beweging
beweging.net
 
20090424 Ncddbomvl
20090424 Ncddbomvl20090424 Ncddbomvl
20090424 NcddbomvlFARO
 
Opdrachttaak digitale innovatie siob 2013 2014
Opdrachttaak digitale innovatie siob 2013 2014Opdrachttaak digitale innovatie siob 2013 2014
Opdrachttaak digitale innovatie siob 2013 2014BartJanssen
 
07. Pieter in 't Hout, Gemeente Utrecht
07. Pieter in 't Hout, Gemeente Utrecht07. Pieter in 't Hout, Gemeente Utrecht
07. Pieter in 't Hout, Gemeente UtrechtBig Fellows
 
Inspiratiebijeenkomst inclusieve dienstverlening 26 nov
Inspiratiebijeenkomst inclusieve dienstverlening 26 novInspiratiebijeenkomst inclusieve dienstverlening 26 nov
Inspiratiebijeenkomst inclusieve dienstverlening 26 nov
VNG Realisatie
 
E-participatie in beleid
E-participatie in beleidE-participatie in beleid
E-participatie in beleid
Indigov
 
Digitale grondrechten in het ontwikkelproces
Digitale grondrechten in het ontwikkelprocesDigitale grondrechten in het ontwikkelproces
Digitale grondrechten in het ontwikkelproces
Leon Dohmen
 
Archiefdagen 2019 Presentatie Stadsarchief Amsterdam
Archiefdagen 2019 Presentatie Stadsarchief AmsterdamArchiefdagen 2019 Presentatie Stadsarchief Amsterdam
Archiefdagen 2019 Presentatie Stadsarchief Amsterdam
Marc Holtman
 
Onderzoek naar ICT en informatievoorziening in gemeente winterswijk - 24 okto...
Onderzoek naar ICT en informatievoorziening in gemeente winterswijk - 24 okto...Onderzoek naar ICT en informatievoorziening in gemeente winterswijk - 24 okto...
Onderzoek naar ICT en informatievoorziening in gemeente winterswijk - 24 okto...
Bart Litjens
 
Brochure draagvlak dromen drempels onlinehulp in vlaams welzijnswerk
Brochure draagvlak dromen drempels onlinehulp in vlaams welzijnswerkBrochure draagvlak dromen drempels onlinehulp in vlaams welzijnswerk
Brochure draagvlak dromen drempels onlinehulp in vlaams welzijnswerk
Philippe Bocklandt
 
Relancevoorstellen - partnerevent voorjaar 2021
Relancevoorstellen - partnerevent voorjaar 2021Relancevoorstellen - partnerevent voorjaar 2021
Relancevoorstellen - partnerevent voorjaar 2021
meemoo, Vlaams instituut voor het archief
 
Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010
Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010
Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010
Ruben Nieuwenhuis
 
Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011
Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011
Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011
Dick de Heer
 
5 Marco De Niet Den
5 Marco De Niet Den5 Marco De Niet Den
5 Marco De Niet Den
platform meta-informatie
 
20190416 discussie themabijeenkomst digitale informatie en innoveren
20190416 discussie themabijeenkomst digitale informatie en innoveren20190416 discussie themabijeenkomst digitale informatie en innoveren
20190416 discussie themabijeenkomst digitale informatie en innoveren
VNG Realisatie
 
151127 leveranciersbijeenkomst da2020
151127 leveranciersbijeenkomst da2020151127 leveranciersbijeenkomst da2020
151127 leveranciersbijeenkomst da2020
KING
 

Similar to Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF (20)

Politie 2.0
Politie 2.0Politie 2.0
Politie 2.0
 
Acw studiedag sociale media 24.11.2011
Acw studiedag sociale media   24.11.2011Acw studiedag sociale media   24.11.2011
Acw studiedag sociale media 24.11.2011
 
Digitale inclusie op lokaal niveau
Digitale inclusie op lokaal niveauDigitale inclusie op lokaal niveau
Digitale inclusie op lokaal niveau
 
Inge Schoups m002
Inge Schoups m002Inge Schoups m002
Inge Schoups m002
 
Hip & Hot en good practices buiten de beweging
Hip & Hot en good practices buiten de bewegingHip & Hot en good practices buiten de beweging
Hip & Hot en good practices buiten de beweging
 
20090424 Ncddbomvl
20090424 Ncddbomvl20090424 Ncddbomvl
20090424 Ncddbomvl
 
Opdrachttaak digitale innovatie siob 2013 2014
Opdrachttaak digitale innovatie siob 2013 2014Opdrachttaak digitale innovatie siob 2013 2014
Opdrachttaak digitale innovatie siob 2013 2014
 
07. Pieter in 't Hout, Gemeente Utrecht
07. Pieter in 't Hout, Gemeente Utrecht07. Pieter in 't Hout, Gemeente Utrecht
07. Pieter in 't Hout, Gemeente Utrecht
 
Inspiratiebijeenkomst inclusieve dienstverlening 26 nov
Inspiratiebijeenkomst inclusieve dienstverlening 26 novInspiratiebijeenkomst inclusieve dienstverlening 26 nov
Inspiratiebijeenkomst inclusieve dienstverlening 26 nov
 
E-participatie in beleid
E-participatie in beleidE-participatie in beleid
E-participatie in beleid
 
Digitale grondrechten in het ontwikkelproces
Digitale grondrechten in het ontwikkelprocesDigitale grondrechten in het ontwikkelproces
Digitale grondrechten in het ontwikkelproces
 
Archiefdagen 2019 Presentatie Stadsarchief Amsterdam
Archiefdagen 2019 Presentatie Stadsarchief AmsterdamArchiefdagen 2019 Presentatie Stadsarchief Amsterdam
Archiefdagen 2019 Presentatie Stadsarchief Amsterdam
 
Onderzoek naar ICT en informatievoorziening in gemeente winterswijk - 24 okto...
Onderzoek naar ICT en informatievoorziening in gemeente winterswijk - 24 okto...Onderzoek naar ICT en informatievoorziening in gemeente winterswijk - 24 okto...
Onderzoek naar ICT en informatievoorziening in gemeente winterswijk - 24 okto...
 
Brochure draagvlak dromen drempels onlinehulp in vlaams welzijnswerk
Brochure draagvlak dromen drempels onlinehulp in vlaams welzijnswerkBrochure draagvlak dromen drempels onlinehulp in vlaams welzijnswerk
Brochure draagvlak dromen drempels onlinehulp in vlaams welzijnswerk
 
Relancevoorstellen - partnerevent voorjaar 2021
Relancevoorstellen - partnerevent voorjaar 2021Relancevoorstellen - partnerevent voorjaar 2021
Relancevoorstellen - partnerevent voorjaar 2021
 
Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010
Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010
Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010
 
Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011
Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011
Digitaal informatiebeheer in de steigers V1.2, Dick de Heer, scriptie HvA 2011
 
5 Marco De Niet Den
5 Marco De Niet Den5 Marco De Niet Den
5 Marco De Niet Den
 
20190416 discussie themabijeenkomst digitale informatie en innoveren
20190416 discussie themabijeenkomst digitale informatie en innoveren20190416 discussie themabijeenkomst digitale informatie en innoveren
20190416 discussie themabijeenkomst digitale informatie en innoveren
 
151127 leveranciersbijeenkomst da2020
151127 leveranciersbijeenkomst da2020151127 leveranciersbijeenkomst da2020
151127 leveranciersbijeenkomst da2020
 

Eindrapport_CollectieDigitaal_DEF

  • 1. Collectie Digitaal: born digital                      Eindrapport  van  het  NCDD-­‐project  Collectie  Digitaal                                             Den Haag, 8 september 2015 | Charles Jeurgens, Chido Houbraken – Nationaal Archief | Koninklijke Bibliotheek | Data Archiving and Networked Services | Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Meertens Instituut | NIOD Instituut   N C D D Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid
  • 2. Pagina 2 van 60 Colofon Projectnaam NCDD - Collectie Digitaal Projectleider(s) Charles Jeurgens Contactpersoon Chido Houbraken T +31 6 470 490 44 chido.houbraken@nationaalarchief.nl Postbus 90520 | 2509 LM Den Haag Onderzoekers/Auteurs J. Weterings / C. Houbraken Versie 0.4 Bijlage(n) 1
  • 3. Pagina 3 van 60 Voorwoord Het voorliggende rapport beschrijft de resultaten van het project Collectie Digitaal: born digital. Dit project is uitgevoerd tussen april 2014 en juni 2015 in opdracht van de Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid (NCDD). Het is een van de samenwerkingsprojecten die zijn geformuleerd in de strategische agenda van de NCDD en het NCDD-programmaplan 2013 – 2018. Het project maakt onderdeel uit van een reeks van projecten die de basis vormt voor de inrichting van een netwerk van landelijke voorzieningen voor duurzame toegang tot digitale informatie in Nederland. Het eindresultaat is tot stand gekomen in een nauwe samenwerking tussen het Nationaal Archief (Charles Jeurgens en Chido Houbraken), de Koninklijke Bibliotheek (Maaike Napolitano), Data Archiving and Networked Services (Valentijn Gilissen), het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (Hans van der Windt), de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Karina de Jong), het Meertens Instituut (Douwe Zeldenrust) en het NIOD Instituut (Tim Veken). De projectleiding was in handen van het Nationaal Archief. Over de NCDD De Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid is in 2008 opgericht door organisaties uit de publieke sector die de langdurige zorg voor digitale informatie in het publieke domein tot hun kerntaak rekenen. De NCDD fungeert als platform voor het delen van kennis en expertise en coördineert de ontwikkeling van een landelijk netwerk waarin de toegang tot digitale informatie van de publieke sector gegarandeerd is. www.ncdd.nl
  • 4. Pagina 4 van 60 Inhoud Versiebeheer—5   Managementsamenvatting—6   1   Inleiding—7   1.1   Aanleiding voor het project Collectie Digitaal—7   1.2   Doelstelling—7   1.3   Verantwoording van de werkwijze—7   1.4   Leeswijzer—7   2   De digitale samenleving—9   2.1   Hoe ziet de digitale maatschappij er uit?—9   2.2   Aandachtspunten voor acquisitie—10   3   Interviews en vragenlijsten—11   3.1   Inleiding—11   3.2   Samenvattingen—11   3.2.1   Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid—11   3.2.2   DANS—12   3.2.3   Koninklijke Bibliotheek—14   3.2.4   Meertens Instituut—15   3.2.5   Nationaal Archief—17   3.2.6   NIOD—18   3.2.7   Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed—19   3.2.8   Museum of the Image (MOTI)—20   3.2.9   LIMA—21   3.3   Conclusie—21   4   Best practices & lessons learned—23   4.1   Inleiding—23   4.2   Onderzoek—23   4.3   Voorbeelden—24   5   Conclusies en aanbevelingen—29   5.1   Algemene constateringen n.a.v. onderzoek—29   5.2   Aanpak uitwerken scenario’s—29   5.3   Beslisboom—29   5.4   Aanbevelingen voor vervolgprojecten/-onderzoeken—30   BIJLAGE 1: Vragenlijsten—31   Beeld en Geluid—31   DANS—35   Koninklijke Bibliotheek—40   Meertens Instituut—43   Nationaal Archief—48   NIOD—51   RCE—55   LiMa—58  
  • 5. Pagina 5 van 60 Versiebeheer Versie Datum Inhoud Auteur Verspreiding 0.1 11-12- 2014 Opzet structuur rapport, H1 grotendeels geschreven, H2 opzet, H3 gereed (voor de benaderde instanties) J. Weterings C. Jeurgens, C. Houbraken 0.2 1-6- 2015 H1 aangevuld, H2 ingevuld, H3 aangevuld met nieuwe gegevens, H4 en H5 geschreven, Bijlage 1 toegevoegd. C. Houbraken C. Jeurgens, M. Ras 0.3 2-7- 2015 H4 en H5 verder uitgewerkt C. Houbraken C. Jeurgens, M. Ras, Klankbordgroep 0.4 8-9- 2015 Aanpassing van H5 n.a.v. de input van de Klankbordgroep op 28-08-2015 C. Houbraken C. Jeurgens, M. Ras, Klankbordgroep
  • 6. Pagina 6 van 60 Managementsamenvatting Digitalisering leidt tot nieuwe vragen rondom het begrip collectie en collectievorming, vooral vanuit de bestaande infrastructuur, waarbij collectiebeherende instellingen ieder afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor het beheer, behoud en beschikbaar stellen van hetgeen tot de collectie wordt gerekend . De problematiek rond acquisitie van digitaal materiaal komt niet uit de lucht vallen. Collectionerende instanties acquireren dat wat reeds bestaat. Hoe meer elementen van de maatschappij een digitale variant kennen, hoe groter het effect zal zijn op het acquisitiebeleid van de instanties. Dataficatie en virtualisering als maatschappelijke ontwikkelingen versterken dit effect. Allereerst is het van belang om bij alle digitale kunst- en cultuuruitingen in het achterhoofd te houden dat digitale data relatief vluchtig is. Dat kan zijn omdat de drager van de data niet langdurig houdbaar is, maar ook omdat de representatie zelf afhankelijk is van snel verouderende hard- en software. Dit betekent dat acquisitie van digitaal materiaal altijd enige tijdsdruk kent. De overvloed aan digitaal materiaal zal steeds meer leiden tot het maken van gedegen acquisitiekeuzes, in sommige gevallen al bij de creatie van het materiaal, zodat de acquisitie zelf gemakkelijker en wellicht geautomatiseerd uitgevoerd kan worden. Uit de reacties op de vragenlijsten en de gesprekken met de betrokken instellingen, blijkt dat de instellingen een duidelijk beeld, dan wel vrij duidelijke kaders hebben op basis waarvan collecties gevormd worden. De uitdagingen die ze voor zichzelf zien, zijn met name van technische en organisatorische aard en het achter lopen van de wet- en regelgeving (met name het gebruiksrecht binnen het auteursrecht) bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Voor voorbeelden van best practices en lessons learned is gekeken naar initiatieven die zich (voor een substantieel deel) richten op acquisitie. Het onderzoek heeft zich alleen gericht op bestaande rapporten en literatuur. Afgaande op de conclusies uit de interviews, enquêtes en vooral de best practices is gekozen om te pleiten voor de ontwikkeling van een beslisboom voor de acquisitie van digitale objecten en concepten. Een rudimentaire fase van deze beslisboom is meegeleverd.
  • 7. Pagina 7 van 60 1 Inleiding 1.1 Aanleiding voor het project Collectie Digitaal Vanuit de bestaande infrastructuur - waarbij collectiebeherende instellingen ieder afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor het beheer, behoud en beschikbaar stellen van hetgeen tot de collectie wordt gerekend – zorgt digitalisering voor nieuwe vragen rondom het begrip collectie en collectievorming. De problematiek rondom digitale collectievorming valt grofweg uiteen in twee categorieën: aan de ene kant het digitaal maken van oorspronkelijk analoge collectie-onderdelen (digitaliseren) en aan de andere kant het verwerven en behouden van born digital materiaal (collectievorming). Samen vormen ze de digitale collectie van de instellingen. Dit project richt zich op born-digital materiaal, dat van oorsprong in digitale vorm gecreëerd is. Wanneer we ons beperken tot het born-digital collectievraagstuk, kunnen we vaststellen dat digitalisering in toenemende mate zorgt voor creatie en gebruik van informatie, wetenschappelijke gegevens, kunstuitingen, mediaproducten etc. in andere verschijningsvormen dan we van oudsher gewend zijn. De virtuele wereld is deels de reële wereld geworden. Dat levert ook nieuwe vraagstukken op voor collectiebeherende instellingen. Met andere woorden: wat betekent de ‘digital turn’ voor de collectionerende praktijken van collectiebeherende instituten? 1.2 Doelstelling Het project moet het voor de collectiebeherende instellingen mogelijk maken om een beredeneerde en te verantwoorden keuze te maken met betrekking tot digitale collectievorming. Een keuze die is afgestemd op de collectievorming bij andere instellingen en binnen andere domeinen. De rol van enerzijds technische en anderzijds maatschappelijke (beleidsmatig, wettelijk, organisatorisch) randvoorwaarden zal hierbij belicht worden. 1.3 Verantwoording van de werkwijze Om in kaart te brengen hoe collectiebeherende instellingen momenteel omgaan met het verwerven van digitale collecties en de vraagstukken die er leven, zijn er vragenlijsten verstuurd naar de instellingen uit het projectteam. De antwoorden op de vragenlijsten zijn met de instellingen besproken. In een inhoudelijk projectleidersoverleg met de projectleiders van de andere NCDD-projecten is gebrainstormd over de vervolgaanpak van het project. Hieruit kwam naar voren, dat men vooral geïnteresseerd is in de vraag welke aspecten van de digitale samenleving nog niet of onvoldoende in beeld zijn binnen de verschillende domeinen. Zo werd het voorbeeld van videogames genoemd. De best practices en lessons learned zijn vooral gebaseerd op literatuuronderzoek en niet zozeer op basis van interviews. 1.4 Leeswijzer Hoofdstuk een is de hierboven geplaatste inleiding. Hoofdstuk twee, de digitale samenleving, is een wat meer beschouwend hoofdstuk op basis van literatuur en wat zo nu en dan in interviews en gesprekken ter sprake kwam. Het beoogt geen complete beschrijving te geven van de digitale maatschappij, maar stipt enkele punten aan die van belang zijn voor de context van het digitale acquisitiebeleid van collectionerende instellingen.
  • 8. Pagina 8 van 60 Hoofdstuk drie is de kern van het rapport. Hierin staan de samenvattingen van de enquêtes en interviews die uitgezet en gehouden zijn bij negen instellingen, gevolgd door een algemene conclusie. De best practices en lessons learned van hoofdstuk vier geven een kort, niet uitputtend overzicht van interessante cases in Nederland en daarbuiten. Verdere uitwerking van dit deel vindt plaats in de tweede fase van het onderzoek. Hoofdstuk vijf geeft enkele algemene constateringen, een voorstel voor een aanpak van de tweede fase van het onderzoek en aanbevelingen voor eventuele vervolgprojecten. Tot slot is er nog een bijlage met daarin per instelling alle antwoorden op de enquête.
  • 9. Pagina 9 van 60 2 De digitale samenleving De problematiek rond acquisitie van digitaal materiaal komt niet uit de lucht vallen. Collectionerende instanties acquireren dat wat reeds bestaat. Hoe meer elementen van de maatschappij een digitale variant kennen, hoe groter het effect zal zijn op het acquisitiebeleid van de instanties. 2.1 Hoe ziet de digitale maatschappij er uit? Er is nauwelijks nog een onderdeel van de maatschappij te noemen waar digitalisering (in een of andere vorm) geen grip op heeft gekregen. Van de medische wetenschap tot vermaak, van de auto-industrie tot communicatie, van landbouw tot wetgeving; overal wordt gebruik gemaakt van digitale technieken, digitale informatie en digitale representaties van die informatie. Deze digitalisering leidt tot steeds meer informatie. Het creëren en vastleggen van grote hoeveelheden informatie voor gebruik en hergebruik is gemakkelijker in digitale en geautomatiseerde vorm, dan het ooit was in papieren vorm. Gevolg is een versnelde dataficatie van de samenleving: het dataficeren van een verschijnsel houdt dan in dat het in een gekwantificeerde vorm gebracht wordt, waarin het systematisch kan worden vastgelegd en geanalyseerd.1 Feitelijk is dit niets meer dan wat Kamerlingh Onnes een eeuw daarvoor al benoemde als door meten tot weten, met dit verschil dat het grootschaliger en sneller verwerkt kan worden. Door de relatief goedkope opslag van digitale data en big data technieken, leidt bovenstaande tot een data-overvloed en een hergebruik van data die nog niet eerder vertoond is. Digitalisering en ICT hebben eveneens een groot effect op ons dagelijkse, persoonlijke leven. We communiceren voor een groot deel digitaal, we werken digitaal samen, we luisteren onze muziek digitaal en we nemen digitale foto’s en kijken ze vaak terug op een scherm in plaats van een afgedrukte vorm. Maar het gaat verder dan dat: steeds meer apparaten die gebruik maken van ICT en digitale informatie zijn een verlengstuk van onszelf geworden (met de smartphone als meest herkenbare voorbeeld) of nemen lichamelijke en cognitieve functies over (denk bijvoorbeeld aan de zelfrijdende auto van Google). De Europese Commissie vat het in haar OnLife Manifesto2 als volgt samen: The deployment of information and communication technologies (ICTs) and their uptake by society affect radically the human condition, insofar as it modifies our relationships to ourselves, to others and to the world. The ever-increasing pervasiveness of ICTs shakes established reference frameworks through the following transformations: 1. the blurring of the distinction between reality and virtuality; 2. the blurring of the distinctions between human, machine and nature; 3. the reversal from information scarcity to information abundance; and 4. the shift from the primacy of entities to the primacy of interactions. Zo ook in de kunst en cultuur. De verdergaande digitalisering van de samenleving heeft onder andere geleid tot de opkomst van de elektronische cultuur (e-cultuur). De term wordt in Nederland vermoedelijk voor het eerst gebruikt in 1996 en in 2002 komt het Ministerie van 1 De Big Data Revolutie, blz. 114 (Viktor Mayer-Schönberger en Kenneth Cukier, 2013, Maven Publishing, Amsterdam) . 2 https://ec.europa.eu/digital-agenda/en/onlife-manifesto (laatst geopend op 28 mei 2015) 3 http://www.den.nl/art/uploads/files/cultuurict-nota3-beleidsbriefecultuur.pdf (laatst geopend op 28 mei 2015) 4 https://nl.wikipedia.org/wiki/E-cultuur (laatst geopend op 28 mei 2015) 2 https://ec.europa.eu/digital-agenda/en/onlife-manifesto (laatst geopend op 28 mei 2015)
  • 10. Pagina 10 van 60 OC&W met de Beleidsbrief eCultuur.3 Kort gezegd gaat het over de relatie tussen ICT en digitale media enerzijds en de productie en consumptie van kunst en cultuur anderzijds. Door de intrede van digitale media in de kunst en cultuursector ontstonden nieuwe kunstvormen en nieuwe mogelijkheden voor de productie, presentatie en archivering van kunst- en cultuurproducten. Digitalisering (en ICT) verandert de wijze waarop we cultuur maken, verspreiden, bewaren en eraan deelnemen.4 Gevolg is dat men rekening moet houden met kunst en cultuur dat wezenlijk andere verschijningsvormen kent dan men tot nu toe gewend was. Het kan bijvoorbeeld virtuele kunst zijn, waarbij mens en machine een moeten worden om het als persoon waar te nemen of beter gezegd, tot zich te nemen. 2.2 Aandachtspunten voor acquisitie Allereerst is het van belang om bij alle digitale kunst- en cultuuruitingen in het achterhoofd te houden dat digitale data relatief vluchtig is. Dat kan zijn omdat de drager van de data niet langdurig houdbaar is, maar ook omdat de representatie zelf afhankelijk is van snel verouderende hard- en software. Dit betekent dat acquisitie van digitaal materiaal altijd enige tijdsdruk kent. De overvloed aan digitaal materiaal zal steeds meer leiden tot het maken van gedegen acquisitiekeuzes, in sommige gevallen al bij de creatie van het materiaal, zodat de acquisitie zelf gemakkelijker en wellicht geautomatiseerd uitgevoerd kan worden. Uitgaande van de hierboven door de EU beschreven vier transformaties, is het van belang om het cultuurterrein en het thema waarbinnen de instantie acquireert, opnieuw onder de loep te nemen. Is er materiaal dat wel in het collectieprofiel past, maar niet wordt opgenomen met het huidige acquisitiebeleid? Is er een totaal nieuw thema ontstaan dat wel interessant is, maar niet beschreven is in het collectieprofiel? Moet en kan er samengewerkt worden met andere instellingen? Kan of moet een deel aan de maatschappij overgelaten worden? Samengevat zou acquisitie een taak kunnen worden (zijn!) die steeds sneller herijking behoeft en steeds verder naar voren schuift in het creatieproces. 3 http://www.den.nl/art/uploads/files/cultuurict-nota3-beleidsbriefecultuur.pdf (laatst geopend op 28 mei 2015) 4 https://nl.wikipedia.org/wiki/E-cultuur (laatst geopend op 28 mei 2015)
  • 11. Pagina 11 van 60 3 Interviews en vragenlijsten 3.1 Inleiding Onderstaande beschrijvingen zijn gebaseerde op de door bevraagde instelling ingevulde enquêtes en geïnterviewde medewerkers van dezelfde instellingen. In een enkel geval is er alleen een interview afgenomen of alleen een enquête ingevuld. 3.2 Samenvattingen 3.2.1 Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid Beeld en Geluid is het nationale audiovisuele geheugen van Nederland. Beeld en Geluid verzamelt voor AV professionals, scholieren, studenten en onderzoekers, culturele instellingen en het algemene publiek. Het instituut heeft een collectiebeleid waarin kaders voor acquisitie en selectie staan beschreven. De grondslag voor dit beleid ligt in de Mediawet, die bepaalt dat er een nationaal archief moet bestaan dat publiek audiovisueel erfgoed duurzaam beheert. Bij het verwerven van dit materiaal wordt geen onderscheid gemaakt tussen digitaal en analoog materiaal, aangezien acquisitie plaatsvindt op basis van inhoudelijke criteria. De wijze waarop de werken zijn vastgelegd (analoog en digitaal) doet doorgaans niet ter zake. Sinds 2007 acquireert Beeld en Geluid het born digital materiaal van de publieke omroepen digitaal. Tegenwoordig betekent dit dat er op jaarbasis 8000 uur TV en 55.000 uur radio materiaal wordt gearchiveerd. Daarnaast legt Beeld en Geluid jaarlijks in twee weken (10 en 43) de integrale uitzendingen van Nederlandse radio en TV landelijke publieke en commerciële netten vast, en door het jaar heen wordt nog eens 500 uur materiaal van commerciële televisiekanalen vastgelegd. Beeld en Geluid verzamelt internetvideo (webonly content).De instroom van het digitale materiaal is een geautomatiseerd en continue proces. Dagelijks ontvangt het archief born digital materiaal: websitearchieven, fotobestanden, videomateriaal, audiomateriaal. Beeld en Geluid verzamelt materiaal van internet en commerciële omroepen op basis van eigen inzicht en opdracht. Beeld en Geluid is pilots gestart met verschillende omroepen om websites te archiveren en benadert daarnaast actief producenten van AV materiaal (denk aan documentaire producenten, onafhankelijke producenten, STER etc.) voor het verwerven van dat materiaal. Het collectiebeleid van Beeld en Geluid is afgestemd met EYE Filminstituut. Op inhoudelijk gebied zijn afspraken gemaakt om te voorkomen dat dingen dubbel gebeuren – denk aan speelfilmmateriaal, animatiefilm en amateurfilm. Wanneer materiaal wordt aangeboden dat beter binnen de collectie van de ander past wordt doorverwezen. Beeld en Geluid voert daarnaast overleg over de acquisitie van amateurfilm en regionale televisie met NORAA (Netwerk organisatie audiovisuele archieven), LIMA (opvolger NIMk over videokunst), ROOS (Regionale omroepen) en met diverse archieven (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, over materiaal van regionale en lokale televisie) Beeld en Geluid is een cultuurhistorische instelling die het audiovisueel erfgoed dat uit historisch of cultuurhistorisch oogpunt van nationaal belang is verzamelt, conserveert, ontsluit en presenteert voor zoveel mogelijk gebruikers: AV professionals, scholieren, studenten en onderzoekers, culturele instellingen en het algemene publiek. Het AV materiaal uit de 20ste eeuw is grotendeels veiliggesteld, de aanwas geschiedt voornamelijk in het digitale domein Beeld en Geluid is in 2013 begonnen met het actief archiveren van websites (omroepen, programma’s, AV domein, mediahistorisch), in aanvulling
  • 12. Pagina 12 van 60 op wat reeds gebeurt, en als context bij AV items. Over webarchivering wordt afstemming gezocht met KB/NCDD. De knelpunten rond het documenteren van de digitale samenleving die Beeld en Geluid constateert, hebben vooral te maken met vraagstukken over het eigenaarschap/ auteursrecht (wie is de rechthebbende van het materiaal en wat mag er mee gebeuren?), de kosten voor de duurzame opslag en het beheer van het materiaal en de technische aspecten. Bij het produceren van born digital materiaal wordt archiveringsvraagstuk vaak niet meegenomen. De nieuwste formaten en software worden omarmd zonder dat archivering voor lange termijn is onderzocht. Omdat internetplatforms (YouTube, Vimeo) inmiddels zo’n enorm aanbod verspreiden is de verwachting onder gebruikers groot. Nu tegenwoordig iedereen via internet kan “uitzenden”, is er in veel gevallen geen contact tussen producenten van AV media en Beeld en Geluid, waardoor het ook onmogelijk is om afspraken te maken over het bewaren of beschikbaar stellen ervan. Gezien auteursrechtelijke beperking kan Beeld en Geluid veel van het verzamelde digitale AV materiaal (en contextmateriaal) niet online verspreiden. Binnen speciale onderwijsplatforms kan Beeld en Geluid een groot deel aanbieden aan scholieren, studenten en onderzoekers. Met andere woorden: de knelpunten hebben niet zozeer te maken met de vraag wat er geacquireerd zou moeten worden. Wel ziet Beeld en Geluid een witte vlek op het gebied van acquisitie van social media. De aanpak hiervan staat nog steeds in de kinderschoenen, en er is ook geen gemeenschappelijk beeld over welke instelling wat zou moeten verwerven. 3.2.2 DANS DANS richt zich met name op de data vanuit de alfa en gammawetenschappen. Er is specifieke expertise aanwezig voor de Alfa- en Gamma-wetenschappen; de grootste collecties zijn de collecties voor Archeologie, Geschiedenis en de Sociale wetenschappen; daarnaast bevinden zich andere collecties uit diverse geesteswetenschappen en humaniora in het archief. Ook bezit DANS digitaal kaartmateriaal waaronder kaarten van het Kadaster; gescande en gedigitaliseerde historische volkstellingen en divers ander materiaal. Een bijzondere collectie zijn de interviews (oral history). Deze laatste zijn bruikbaar voor sociale wetenschappers, historici en taalkundigen, alsmede een algemeen publiek. Er zijn verschillende kaders, afspraken en beleidsregels van toepassing bij DANS. Voor de collectievorming is bij DANS in de eerste plaats de (nieuwe) strategie bepalend. Deze legt vast dat DANS zich primair richt op digitale onderzoeksgegevens uit de geesteswetenschappen en maatschappij- en gedragswetenschappen. Wetgeving is niet van toepassing. Wel zijn er enige sectorale afspraken. Met NWO is er een afspraak dat onderzoeksgegevens gecreëerd in door NWO gesubsidieerd onderzoek in principe bij DANS ondergebracht moeten worden. DANS heeft een bijzondere taak voor het beheer van de resultaten van archeologisch onderzoek in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Zo wordt in de landelijke regelgeving de deponering van archeologische onderzoeksdata bij DANS, na afronding van een project, verplicht gesteld. Daarnaast stelt DANS op technisch gebied eisen waaraan de databestanden moeten voldoen. Dit zijn minimumeisen op het gebied van bestandsformaten (preferred formats http://www.dans.knaw.nl/content/data-archief/data-deponeren) en metadata. DANS is uitsluitend een archief voor digitale onderzoeksdata. Het maakt daarbij echter niet uit of het gaat om een born digital bestand of een scan van een analoog document. Effectief zal gedigitaliseerd materiaal hetzelfde worden behandeld als born digital materiaal. In principe verwerven DANS en haar voorgangers al vijftig jaar born-digital bestanden. In het begin waren dat alleen sociaal-wetenschappelijke bestanden, later uitgebreid met de humaniora /
  • 13. Pagina 13 van 60 archeologie. Verwerving van digital-born bestanden is in principe (inhoudelijk) niet anders dan van analoge bestanden. Technisch zijn er uiteraard grote verschillen. De volgende type data is beschikbaar bij DANS: - (Opgemaakte) tekstbestanden (bijvoorbeeld rapporten, verslagen, metadata) - Foto’s (bijvoorbeeld veldfoto’s van sporen en profielen van een archeologische opgraving) - Tabulaire data en spreadsheets (bijvoorbeeld volkstellingen, (sociaal-)economische data, specialistische tabellen archeobotanisch onderzoek) - Databases (bijvoorbeeld historische handel, scheepsreizen, crimineel; archeologische veldlijsten: sporenlijsten, vondstenlijsten) - Statistische data (bijvoorbeeld sociaal-wetenschappelijke survey’s, ecomisch-historische gegevens, lonen/prijzen) - GIS-materiaal (bijvoorbeeld kadastrale kaartbestanden; ge-georefereerde kaartafbeeldingen; raster grid hoogtekaarten) - CAD-tekeningen (bijvoorbeeld archeologische profieltekeningen) - Vector-tekeningen (bijvoorbeeld opgemaakte afbeeldingen voor publicaties) - 3D-materiaal (bijvoorbeeld gemodelleerde dynamische objecten) - Audio/Video bestanden (bijvoorbeeld interviews, in het bijzonder oral history) DANS is actief bezig met de acquisitie van nieuwe data. DANS streeft ernaar dit in toenemende mate met behulp van instellings- of organisatie-afspraken te doen. Acquisitie managers onderhouden bestaande relaties (community support) en zoeken nieuwe datastromen. Dit kan gaan via persoonlijke contacten tot het uitvoeren van acquisitiebeleid op organisatorisch niveau. Er vinden verkennende gesprekken plaats, er wordt voorlichting gegeven, workshops georganiseerd, cursussen gegeven, presentaties gehouden, maar ook grotere mailingen worden uitgezet. DANS neemt deel aan nationale en internationale dataprojecten; dit leidt ook tot nadere verwerving van gegevens. DANS is betrokken bij het sturen van nationale onderzoeksprocessen om data deponering een standaard onderdeel van wetenschappelijk onderzoek te maken: bijvoorbeeld door deponering als onderdeel van NWO-projectsubsidies via datamanagement contracten; erkennen van databronnen als wetenschappelijke referenties (gebruik van Persistent Identifiers). DANS heeft veel contact met andere instellingen en zal vaak op de hoogte zijn van eventuele dubbele deponeringen. Dit doet zich in de praktijk wel voor bij archieven en onderzoeksinstellingen. Sommige bestanden zijn zowel bij DANS als bij een archief (Nationaal Archief bijvoorbeeld) of een onderzoeksinstituut beschikbaar. Maar het wordt niet bijgehouden: het staat onderzoekers volledig vrij om hun gegeven zowel via DANS als via een andere instelling toegankelijk te maken. Wel is het zo dat DANS beschikt over het Data Seal of Approval en het daarmee gecertificeerd is als trusted repository waardoor niet alleen de toegankelijkheid maar ook de duurzaamheid gewaarborgd wordt. DANS ziet een witte vlek op het gebied van onderzoeksdata uit Life Sciences (inclusief medische data). Dit is een nog niet duidelijk terrein wat betreft onderbrenging (wie is er verantwoordelijk voor?). DANS is wel een partner in de discussies hierover. Er zijn afspraken binnen de RDNL (Research Data Netherlands). Deze betreffen vooral de taakverdeling tussen DANS (geesteswetenschappen en humaniora) en 3TU.Datacentrum (exacte en technische wetenschappen). Voor sommige beta data, bijvoorbeeld data uit de sterrenkunde, zijn andere, soms internationale, repositories beschikbaar. DANS werkt samen met het 3TU.Datacentrum (Technische Universiteiten van Twente, Eindhoven en Delft) waarbij DANS en 3TU als twee lokketten direct klanten naar elkaar kunnen doorverwijzen. DANS ziet als verantwoordelijkheid voor zichzelf het in kaart brengen wat voor soort data binnen welke wetenschappelijke disciplines wordt gebruikt; daarnaast:
  • 14. Pagina 14 van 60 - bevorderen van zoveel mogelijk Open Access tot onderzoeksdata en wetenschappelijke publicaties - bevorderen van lange termijn bewaring van relevante onderzoeksdata - wat voor bestandsformaten en ‘significant properties’ (kenmerken en eigenschappen van bestanden) binnen specifieke disciplines in gebruik en/of van belang zijn. Zoals hierboven aangegeven zijn er voor enkele belangrijke wetenschappelijke disciplines (nog) geen goede en duidelijke infrastructurele voorzieningen: life sciences, medische data. Informatie die uitsluitend via websites beschikbaar is wordt niet of onvoldoende verworven. Daarnaast onderkent DANS met name technische knelpunten: datasets/collecties zijn vaak voorzien van onvoldoende inhoudelijke bestandsmetadata. Voor elk bestand zou beschreven moeten worden waar dit bestand voor bedoeld is (wat de inhoud is) om het herbruikbaar te houden. Het bewaren en beschikbaar stellen is voor wetenschappelijke onderzoekers geen “core business”; zij krijgen hier ook geen credits voor. Dat levert de volgende problemen op: - data op de harde schijf van de onderzoeker of universiteit zijn niet duurzaam opgeslagen, - onderzoekers willen zelf vaak nog iets met de data doen voordat een ander ‘ermee aan de haal gaat’. - er is een gebrek aan tijd en geld om tot goede selecties/samenstelling van de dataset te komen en deze voldoende te documenteren. - angst om veel werk op de hals te halen, of te weinig digitale kennis. - afwachtende houding, volgende onderzoeksproject loopt vaak al. DANS werkt aan een front office/back office model op met enkele universiteiten. De onderzoeker heeft contact met het front office wat bij de universiteitsbibliotheek ondergebracht is en deze verwijst door naar DANS voor de duurzame opslag. Relaties: - DANS is lid van de NCDD (nationaal) Digital Preservation Coalition (DPC) met andere instellingen die omgaan met digitale collecties . - DANS is aangesloten bij de RDA (Research Data Alliance), APARSEN - DANS is onderdeel van drie Europese e-infrastructuren die ieder voor hun eigen discipline digital-born data beheren: CESSDA (sociale wetenschappen), CLARIN (taalkunde), DARIAH (humaniora). - DANS neemt deel in diverse nationale en internationale projecten, waarin contacten worden gelegd met andere instellingen. CLARIAH, ARIADNE, EHRI zijn enkele voorbeelden. - DANS heeft een goede relatie met het Britse Archaeology Data Service (ADS). Het archeologisch e-dopt bij DANS is opgezet met als voorbeeld het ADS; andersom heeft het ADS ook inspiratie van DANS opgedaan, zoals het aanbieden van een self-deposit service. - Het hierboven genoemde e-depot Nederlandse archeologie is een samenwerkingsinitiatief van DANS en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). DANS werkt samen met de RCE om de gegevens nader te ontsluiten. 3.2.3 Koninklijke Bibliotheek De KB heeft een collectiebeleidsplan waarin beschreven is wat wel en niet wordt opgenomen. Dit is een wettelijke taak, die voortvloeit uit de Bibliotheekwet. De KB verzamelt primair alle publicaties uit en over Nederland (Nederland Collectie). Daarnaast verzamelt de KB ook een aantal bijzondere collecties, waarvoor de selectiecriteria deels buiten de Nederlandse grenzen vallen. Tot slot biedt de KB toegang tot een grote set (voornamelijk digitale) publicaties: de Context- en Referentiecollectie, die dient om de Nederlandse geschiedenis, taal en cultuur in brede internationale samenhang te kunnen bestuderen. De KB heeft een voorkeur voor verwerving van digitale publicaties (born digital) boven fysieke publicaties; mits deze digitale publicaties aan bepaalde randvoorwaarden voldoen. Focus ligt
  • 15. Pagina 15 van 60 op boeken, kranten, tijdschriften en overheidspublicaties. De KB heeft een digitaal magazijn waarin born digital materiaal van een aantal uitgevers wordt geladen. De KB is voor aanlevering van materiaal afhankelijk van de werkprocessen van uitgevers. Aansluiting van nieuwe digital born collecties is maatwerk. Het blijkt zeker voor kleine uitgevers vaak niet haalbaar om te voldoen aan de technische duurzaamheidseisen. Diversiteit (ook als gevolg van wijzigingen in werkprocessen van al aangesloten uitgevers) moet aan de kant van de KB worden afgevangen. Dit komt beheersbaarheid niet ten goede en brengt op lange termijn duurzaamheidsrisico’s met zich mee. In de werkpraktijk blijkt het dus lastig om doelstellingen van het collectiebeleidsplan te realiseren. In toenemende mate wordt alleen digitaal uitgegeven en is opname van een fysiek exemplaar geen alternatief meer. Bij het failliet gaan van uitgevers bestaat een reëel risico op gaten in de Nederland Collectie. Met name door het maken van samenwerkingsafspraken met individuele uitgevers en de koepelorganisatie voor uitgevers (NUV). In samenwerking met de Universiteitsbibliotheken is Delpher ontwikkeld als centrale full-tekst toegang op gedigitaliseerde boeken, kranten en tijdschriften. Delpher wordt gevoed vanuit een centrale (KB)infrastructuur. De wens van een aantal UB’s is om op de wat langere termijn geen eigen infrastructuur meer in de lucht te houden voor opslag, en beschikbaarstelling van dergelijke collecties. Op termijn is het de ambitie om gedigitaliseerde collecties toe te voegen aan de centrale infrastructuur. Dit vergt echter een kostbare conversieslag. Momenteel loopt een haalbaarheidsonderzoek om samenwerking uit te breiden met ‘bijzondere’ collecties die niet full-tekst doorzoekbaar zijn. Digitalisering van collecties die worden ontsloten via Delpher loopt voornamelijk via conserveringsprogramma Metamorfoze en public-private partnership (Google/Proquest). Ook DBNL wordt de komende jaren op de centrale infrastructuur aangesloten. Voor Born Digital boeken, kranten en tijdschriften is nauwelijks sprake van overlap. Er vindt slechts beperkt collectievorming plaats door andere instellingen. Webarchief: de KB streeft voor het webarchief geen volledigheid na. Dit is praktisch niet haalbaar. Voor het webarchief vindt op uitvoerend niveau (beperkt) afstemming plaats met andere instellingen die ook websites verzamelen om een zo representatief mogelijke selectie te harvesten. De KB heeft een wettelijke taak om publicaties duurzaam te bewaren. Dit is onafhankelijk van de vorm waarin deze verschijnen en geldt dus ook voor het digitale domein. Websites en uitingen op sociale media vallen ook onder de definitie van publicatie. Om praktische redenen streven we niet naar volledigheid, maar beperken we ons tot een selectie uit het Nederlandse domein. Deze selectie kan zowel op leveranciersniveau (per uitgever of aanbieder) als op het niveau van de individuele publicatie plaatsvinden. De principes waarop deze selectie wordt gebaseerd zijn de representativiteit dan wel uniciteit, de informatiewaarde, de mate van gebruik, en efficiency en kosten. 3.2.4 Meertens Instituut Het Meertens Instituut heeft in het Collectieplan, dat loopt in de periode 2013 - 2018, het beleid inzake de collectie beschreven5 . Binnen de kaders om zaken al dan niet in de collectie op te nemen, staat er dat de te verwerven publicaties, (digitale) collecties en archieven relevant moet zijn voor het lopend of toekomstig onderzoek aan het Meertens Instituut. Dat gaat tevens op voor het digitaliseren materiaal6 . In het Onderzoeksplan van het Meertens Instituut, dat eveneens loopt van 2013 tot 2018, staat welke onderzoeksthema’s relevant zijn7 . 5 http://www.meertens.knaw.nl/cms/images/publicaties/Collectieplannw.pdf 6 Idem, blz. 13 7 http://www.meertens.knaw.nl/cms/files/OZP2012.pdf
  • 16. Pagina 16 van 60 Daarnaast heeft het Meertens Instituut in het kader van het Open Access en Digitale Duurzaamheidsbeleid van de KNAW8 een datanotitie (zie het collectieplan bijlage 9.4). In die datanotitie staat o.a. dat bij elk nieuw te starten onderzoek in het onderzoeksplan moet zijn vastgelegd hoe om gegaan moet worden met de data die in het project zijn gemaakt of verzameld. Aan het einde van het project zal bepaald worden welke onderzoeksdata waar gearchiveerd zullen worden. Ten slotte heeft het Meertens Instituut ook een Data Seal of Approval met daarin eveneens punten die relevant voor het beleid zijn9 . In de werving maakt het instituut daar geen onderscheid in. In de verwerking wel (opslag etc.). Overigens verwacht het Meertens Instituut dat de toestroom van digital born collecties zal toenemen. Dat gaat volgens het beleid. Er ontstaan wel knelpunten bij het verwerven van het materiaal, het wegwerken van de achterstand en de kosten van de opslag. De eerste twee knelpunten worden in 2015 concreet aangepakt (middels een apart project). Inzake het derde punt is een verkenning uitgevoerd en zijn maatregelen getroffen. De collectie bestaat uit: - Audiomateriaal - Scans - Databases - Tekstbestanden - Digitale uitgaven (boeken etc.) - Beeldmateriaal (stilstaand en bewegend) Het Meertens Instituut heeft een audiostudio waar opnames worden gedigitaliseerd. Men ontvangt regelmatig verzoeken om audio te digitaliseren. Dit wordt gehonoreerd als het in dienst staat van het onderzoek en op voorwaarde dat het ook voor de onderzoekers bij het Meertens Instituut toegankelijk is en in de collectie opgenomen kan worden. Verder is er een samenwerkingsverband met het Nederlands Dagboekarchief. Nu zijn de dagboeken nog op papier, maar dat zou ook digitaal kunnen worden. Binnen het beleid wordt gekeken of een collectie die wordt aangeboden reeds elders is, bijvoorbeeld in de aanschaf van boeken en tijdschriften. Buiten de boeken en tijdschriften is het digitale en analoge collectiemateriaal van het Meertens Instituut grotendeels uniek. In de evaluatie van de collecties van het Meertens Instituut beoordeelde een internationale commissie de kwaliteit, relevantie, vitaliteit en de productiviteit van de collecties als zeer goed. De evaluatiecommissie voegde daaraan toe dat de collecties door onderzoekers in en buiten het instituut worden beschouwd als een waardevolle en onmisbare bron. Het Meertens Instituut heeft geen afspraken gemaakt over welke collecties door welke instellingen verworven zouden moeten worden. In projecten zoals CLARIN wordt wel het e.e.a. inzake de toegang tot collecties geregeld. Verschillende groepen in de samenleving kunnen gebruik maken van de collecties van het Meertens Instituut. Het heeft naast een belangrijke wetenschappelijke missie, een daarvan afgeleide maatschappelijke verantwoordelijkheid die zich vertaalt in beleid dat op de verschillende doelgroepen is toegespitst: op de onderzoeksgemeenschap, op studenten en op de geïnteresseerde leek10 . 8 http://www.knaw.nl/nl/thematisch/open-access-en-digitale-duurzaamheid/open-access 9 https://assessment.datasealofapproval.org/assessment_100/seal/html/ 10 Zie collectieplan, blz. 27
  • 17. Pagina 17 van 60 Witte vlekken ontstaan in de vorm van e-mail als digitale brieven en sociale media, vooral met betrekking tot digitale foto’s en bewegend materiaal. Niet in alle gevallen is dit een witte vlek. Zo worden bijvoorbeeld tweets inmiddels bewaard door het Amerikaanse Library of Congress. Voor een onderzoeker kan het van belang zijn (digitaal) onderzoeksmateriaal af te schermen tot na publicatie. En zelfs na publicatie kan het zijn dat een onderzoeker het materiaal nog langer (bijv. voor eventuele toekomstige publicaties) wil afschermen. Dat maakt de overdracht soms complex. Daarnaast kan het zijn dat een onderzoeker afspraken heeft gemaakt met de personen die voorkomen in het materiaal. Ook dan kan de overdracht problematisch zijn. Ook de eigendomsverhoudingen kunnen complex liggen en dat kan verwerving ingewikkeld maken. 3.2.5 Nationaal Archief Als 'nationaal geheugen' beheert het Nationaal Archief de archieven van de landelijke overheid, maar ook archieven van maatschappelijke organisaties en individuele personen die van nationaal belang zijn (geweest). Daarnaast beschikt het Nationaal Archief over een grote collectie foto's en historische kaarten. De geschiedenis van het Nationaal Archief begint in 1802, wanneer voor het eerst een archivarius der Bataafsche Republiek wordt benoemd in de persoon van Hendrik van Wijn. Sindsdien heeft het Rijk de zorg voor de archieven tot zijn verantwoordelijkheid gerekend. Nadat in 1890 het laatste provinciaal archief was omgezet in een Rijksarchief, werd het landelijke 'Rijksarchief te 's-Gravenhage' vanaf 1913 aangeduid als Algemeen Rijksarchief. In de periode 1998-2005 werden de provinciale rijksarchieven verzelfstandigd tot Regionale Historische Centra. Alleen het Algemeen Rijksarchief zou als nationale archiefinstelling overblijven, zodat besloten werd om met ingang van 4 juni 2002 de naam te wijzigen in Nationaal Archief. Meer dan 95% van de verwerving wordt bepaald door de Archiefwet 1995. Daarnaast speelt het acquisitieprofiel particuliere archieven een rol. Het collectieprofiel voor particuliere archieven wordt wel aangeduid als "archieven van de macht": archiefvormers die een nationale functie van enige importantie vervullen of hebben vervuld. Verder worden aanvullingen geaccepteerd op archieven die eerder verworven zijn toen het collectieprofiel veel breder was. Verwerving van archieven van de rijksoverheid loopt altijd via het Nationaal Archief. Bij aanbod van particuliere en overheidsarchieven dat niet binnen het collectieprofiel passen, wordt altijd verwezen naar andere overheids- of categorale archiefinstellingen waar de aangeboden archieven volgens de specialist van het Nationaal Archief goed of beter op hun plaats zijn. Verder kan het gebeuren dat informatie zowel bij het Nationaal Archief als bij een andere erfgoed- of collectionerende instelling opgenomen wordt, omdat het een ander doel dient in de verschillende instellingen. Op het gebied van born digital materiaal is daar nog weinig ervaring mee, maar het kan betekenen dat het verschil in doel voor acquisitie tot andere beheersmaatregelen bij de verschillende instellingen leidt. De doelgroepen van het Nationaal Archief zijn de (voormalige) archiefvormers, de rijksoverheid zelf en iedereen die archieven wil raadplegen; zowel voor historisch geïnteresseerden als de recht- en bewijszoekende burger. Het Nationaal Archief heeft nadrukkelijk aandacht voor het documenteren van de samenleving. Alhoewel niet specifiek gericht op de I-samenleving, biedt de Handreiking voor waardering en selectie van archiefbescheiden in de digitale tijd (Belangen in Balans)11 een aantal mogelijkheden om ontwikkelingen in de samenleving te waarderen voor acquisitie. Met name de Hotspot-monitor is hier geschikt voor. Een hotspot is een gebeurtenis of kwestie die leidt tot een opvallende of intensieve interactie tussen overheid en burgers of tussen burgers onderling. Het gaat dus om zaken die veel maatschappelijke beroering veroorzaken. Het doel van de periodieke hotspot-monitor is om er voor te zorgen dat de archiefbescheiden die 11 http://www.nationaalarchief.nl/sites/default/files/docs/20150327_na_handreikingws_belangen_in_balans_v1.0a.pdf
  • 18. Pagina 18 van 60 betrekking hebben op hotspots in de samenleving worden aangewezen voor blijvende bewaring. De hotspot-monitor resulteert in de identificatie en selectie van blijvend te bewaren archiefbescheiden. Daar vallen dus ook uitingen onder die specifiek zijn voor de I-samenleving. Het Nationaal Archief heeft nog geen beeld van de aspecten die nu niet of onvoldoende geacquireerd of gedocumenteerd worden. Het Nationaal Archief maakt geen onderscheid tussen analoog en digitaal materiaal. Het proces van verwerven van digitaal archief is wel anders dan dat van papieren archief. Het beleid is in de eerste plaats vastgelegd in het Toekomstplan van het Nationaal Archief, waarvan de focus bijna volledig op het verwerven van born digital archieven ligt. Het Nationaal Archief wil daarvoor zoveel mogelijk vóóraan in de keten zitten, bij de creatie van het document. In 2014 zijn de eerste stappen gezet voor verwerving van born digital materiaal van departementen, de Provincie Zuid-Holland en een particulier archief (grofweg de drie leveranciers van archiefmateriaal bij het Nationaal Archief). Dit is in de vorm van pilots gegaan. Medio 2015 hoopt het Nationaal Archief de inname-kant van een e-depot draaiend te hebben en eind 2015 moet ervaring opgedaan met het nieuwe proces van verwerven. Als het digitale object werkproces-gebonden informatie12 bevat, is het een archiefstuk. Het Nationaal Archief maakt dan ook geen onderscheid tussen de verschillende objectvormen. Alles dat gedefinieerd kan worden als archiefbescheiden kan deel uit maken van een verwerving. Het Nationaal Archief overlegt met andere collectiebeherende instellingen over de wijze waarop dat het beste kan. Het Nationaal Archief ziet het niet rekening houden met de overdracht van archieven bij de archiefvorming als groot knelpunt. Dat maakt dat born digital materiaal meestal niet in goede (duurzame), geordende en toegankelijke staat kan worden overgebracht. Zonder nabewerking kan de duurzaamheid en toegankelijkheid niet worden gegarandeerd. 3.2.6 NIOD In 1945 kreeg van NIOD opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen om geschriften, drukwerk, kaarten, afbeeldingen en andere bescheiden en voorwerpen te verzamelen, deze te ordenen en aan de hand daarvan publicaties te doen verschijnen. Het Collectieplan 2012-2016 geeft uitvoering aan het Strategisch beleidsplan NIOD/CHGS 2010-2015. Het beschrijft de samenstelling en de positionering van de collecties en formuleert de ambities voor de verwerving, het beheer, de toegankelijkheid en het gebruik. De dienstverlening van het NIOD richt zich op professionele gebruikers (onderzoekers, studenten, journalisten, docenten, opiniemakers en medewerkers van verwante instellingen), particulieren met vragen over hun eigen verleden of dat van hun familieleden of met algemeen historische en/of maatschappelijke belangstelling, overheidsinstellingen en andere organisaties in Nederland en daarbuiten. Acquisitie heeft tot doel het verwerven van historische documenten en studies over de Jodenvervolging en de Tweede Wereldoorlog in Nederland en voormalig Nederlands-Indië en de opname van onderzoeksdata als integraal onderdeel van de collecties. De verbreding van de onderzoeksagenda naar het domein van oorlog, Holocaust en genocide vraagt om een verbreding van het acquisitiebeleid. In het Collectieplan 2012-2016 wordt in principe geen onderscheid gemaakt tussen analoge en digitale collecties; net zo goed als papieren documenten, worden digitale bestanden verworven, beheerd en beschikbaar gesteld. Uitgangspunt is dat het verwerven van nieuwe archieven en collecties binnen het domein van oorlog, Holocaust en genocide in de 20ste en 12 Dan wel bescheiden, ongeacht hun vorm, door de overheidsorganen ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd daaronder te berusten, zoals art. 1-c-1 van de Archiefwet 1995 stelt.
  • 19. Pagina 19 van 60 21ste eeuw het wetenschappelijk onderzoek zal stimuleren en de positie als kenniscentrum zal versterken. Digitalisering wordt als collectievorming beschouwd omdat de eindproducten net als fysieke objecten duurzaam opgeslagen en toegankelijk gemaakt moeten worden. Digitale onderzoeksdata waarop publicaties zijn gebaseerd, worden duurzaam opgeslagen. Voor onderzoeksdata die niet hebben geleid tot een publicatie, geldt dat door het NIOD wordt afgewogen of opslag wenselijk is. Uitgangspunt is dat onderzoeksdata duurzaam worden opgeslagen in DANS-EASY. Bij externe samenwerkingsverbanden kan een andere repository worden gekozen. Onderzoeksdata worden bij voorkeur direct nadat de dataset compleet is, of uiterlijk bij afronding van het onderzoek gedeponeerd in een repository en zijn in principe meteen onder open access beschikbaar. Restricted access is mogelijk als er beperkingen zijn vanwege de Wet Bescherming Persoonsgegevens of openbaarmaking afspraken schendt of de onderzoeker restricted access wenselijk acht vanwege een vervolgpublicatie. In het geval van restricted access wordt altijd een datum vastgelegd wanneer de onderzoeksdata onder open access beschikbaar komen. Begin 2011 is het beleid voor open access en digitale duurzaamheid voor de KNAW- onderzoeksorganisaties vastgesteld. In de Datanotitie 2012 beschrijft het NIOD de instituutspecifieke invulling van het KNAW-beleid voor open access en digitale duurzaamheid van onderzoeksdata. Onderzoekers dienen in nieuwe onderzoeksplannen in een dataparagraaf op te nemen welke onderzoeksdata zij zullen produceren en hoe zij hiermee omgaan. Bij de acquisitie houdt het NIOD rekening met het beleid van o.a. het NIMH en de diverse oorlogsmusea verenigd in de actie Niet Weggooien! Er bestaat geen formele afstemming met bibliotheken, maar men kent elkaars acquisitieprofiel en houdt daar rekening mee bij de eigen acquisitie. Er is een strategische alliantie gesloten met het Nationaal Archief voor de verwerving van het archief van het Joegoslavië Tribunaal en oorlogsgerelateerde particuliere archieven over de periode 1976-2005.Er zijn geen specifieke afspraken met andere instituten over born digital collecties. Het risico zou kunnen bestaan dat het NIOD informatie over het hoofd ziet, doordat het geen onderscheid maakt tussen analoge collecties en digitale collecties. Het NIOD hecht belang aan de authenticiteit en de integriteit van de informatie hierin. De kennis en inspanning nodig voor duurzaam beheer van digitale informatie worden gezien als een knelpunt. 3.2.7 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed De RCE is bevraagd als ware het een collectionerende instelling, maar is dat niet. Daardoor is de opbrengst van de vragenlijst en het interview ten aanzien van de onderzoeksvraag niet geheel relevant. Er wordt wel een en ander verzameld voor de bibliotheek maar dat is een ondersteunende functie voor de eigenlijke opdracht van de RCE. De antwoorden op de vragen hebben hoofdzakelijk betrekking op die bibliotheekfunctie. Er is geen vastgesteld collectie- of acquisitieplan, maar er zijn wel kaders waarbinnen de RCE verzamelt: Er is een nationale collectie op het gebied van monumentenzorg, archeologie, cultuurlandschap en roerend erfgoed. Bij tijdschriftabonnementen is de stelregel: digitaal gaat voor analoog. Foto’s worden alleen nog digitaal opgenomen, via de beeldbank. Beleid is niet echt vastgelegd. Veel gaat pragmatisch. Voor archeologische rapporten is er ook een duidelijke workflow: archeologische opgravingsbedrijven zijn wettelijk verplicht hun rapportage digitaal aan te leveren bij de RCE en moeten hun archeologische rapporten uploaden naar Archis (De naam Archis staat voor Archeologisch Informatiesysteem. Archis is een databank waarin allerlei gegevens over archeologische vindplaatsen en terreinen vanaf de Prehistorie tot de Nieuwe Tijd in Nederland zijn opgeslagen.)
  • 20. Pagina 20 van 60 Het verzamelen van born digital staat toch nog wel in de kinderschoenen. In een intern onderzoek wordt gekeken naar de toekomstige functie van de bibliotheek. In dat onderzoek wordt ook nagedacht over samenwerkingsverbanden met anderen. Knelpunten worden gezien bij het Auteursrecht (in hoeverre mag iets beschikbaar worden gesteld?) en de techniek (is het materiaal over een aantal jaren nog te gebruiken? Is het platform/software nog beschikbaar/up-to-date?) 3.2.8 Museum of the Image (MOTI) MOTI is gevestigd in een van de oudste gebouwen van Breda: De Beyerd. Van 1981 tot medio 2005 fungeerde De Beyerd als centrum voor beeldende kunst, met toonaangevende tentoonstellingen op het gebied van beeldende kunst, fotografie en grafische vormgeving. De transformatie van De Beyerd tot Graphic Design Museum werd ingezet in de jaren negentig van de vorige eeuw. De gemeente Breda, het Rijk en de toenmalige directie bereidden de plannen voor. Sinds 1 januari 2008 is het museum verzelfstandigd als stichting nationaal museum voor grafische vormgeving. Vanaf 9 december 2011 draagt het museum officieel de naam Museum Of The Image, MOTI. Met deze naamswijziging verschuift de nadruk naar beeldcultuur. Via tentoonstellingen, symposia, publicaties en de vaste collectie richt MOTI zich op relevante ontwikkelingen binnen de beeldcultuur op regionaal, nationaal en internationaal niveau. De huidige beeldcultuur heeft een sterke born digital inslag. Dat is ook te merken in de collectievorming van MOTI. Doordat het aandachtsgebied van MOTI (grafische vormgeving en beeldcultuur) zich voor een groot deel verplaatst heeft naar het digitale domein, is er vanzelf veel aandacht voor born digital materiaal en born digital producenten (grafici, kunstenaars). Door in die verschuiving mee te gaan, constateert MOTI geen lacune in het documenteren van de samenleving, voor zover het dat eigen aandachtsgebied betreft. Wel wordt MOTI geconfronteerd met andere vormen van acquisitie en beheer. Zo levert de verwerving van een kunstwerk in (interactieve) websitevorm enkele problemen op met betrekking tot beheer, maar ook op het gebied van het bedienen van de doelgroep, het museumpubliek. Daarvoor worden alternatieven gezocht. Dat kan zijn door bij de acquisitie in conclaaf te gaan met de maker, die meedenkt en –werkt aan een museale variant van het object of het werk, maar het kan ook zijn dat de verwerving plaatsvindt door een externe beheeromgeving over te nemen (of te creëren) en in stand te houden. Een fraai voorbeeld daarvan is het interactieve web-based kunstwerk van Rafaël Rozendaal, getiteld Silent Silence. Om het origineel te kunnen acquireren is voor ten minste 10 jaar een domeinnaam13 en ruimte op een server betaald, zodat het werk online blijft bestaan. Om het museaal aantrekkelijk te maken is de kunstenaar gevraagd een ‘raadpleeg-versie’ te maken voor in het museum. Met touchpads kan men Rozendaals grafische patronen op drie megaschermen snelheid geven en van kleur laten verschieten. Het effect wordt geïntensiveerd doordat de vloer voor de beeldschermen bezaaid is met spiegelscherven. Dit levert een minimal art installatie op met voldoende zeggingskracht om het werk tot zijn recht te laten komen in een museumzaal. MOTI heeft momenteel 26 digitale kunstobjecten, die weliswaar onderhoudstechnisch veel aandacht vragen, maar nog niet zo veelvuldig zijn dat acquisitie en preservering op elkaar afgestemd moeten worden. Als knelpunten ziet MOTI de houdbaarheid van de apparatuur waarop het kunstwerk zich manifesteert, het gebrek aan kennis en kunde op het gebied van digitale preservering, 13 www.silentsilence.com
  • 21. Pagina 21 van 60 auteursrecht op software (licenties e.d.) het museaal beschikbaar stellen van born digital objecten (zoals interactieve websites) en tot slot de beperkte aandacht voor e-cultuur14 binnen de collectionerende instellingen in Nederland. 3.2.9 LIMA LIMA is de opvolger van NIMk (en daarvoor Montevideo) en richt zich op het beheer en beschikbaarstellen van ‘mediakunst’: digitale kunst is alle kunst die is ontstaan - of wordt gepresenteerd - met behulp van digitale middelen. LIMA treedt op als intermediair tussen kunstenaar en afnemer, waarbij het vaak om performance art gaat, zodat niet alleen het materiaal zelf van belang is, maar ook de opstelling van de apparatuur. Daarnaast treedt LIMA op als e-depot voor 25 collectionerende instellingen. Naast het acquireren van de bestanden van de mediakunst zelf, probeert het ook oude apparaten te verkrijgen, die gebruikt worden als reserve voor de aanwezige apparaten. Een deel van het materiaal kan (of moet, uit artistieke overwegingen) alleen op die apparaten vertoond worden. Slechts een zeer klein deel van de acquisitie is analoog materiaal. Veruit het meeste is digitaal: • digitale videokunst • (deels) digitale installaties • digitale synchronisatie apparatuur • digitale vertoningsapparatuur • net art LIMA noemt kostenbeheersing het grootste knelpunt, met daarop volgend de houdbaarheid van de apparatuur. 3.3 Conclusie Uit de reacties op de vragenlijsten en de gesprekken met de betrokken instellingen, blijkt dat de instellingen een duidelijk beeld, dan wel vrij duidelijke kaders hebben op basis waarvan collecties gevormd worden. De uitdagingen die ze voor zichzelf zien, zijn met name technisch van aard. Uitzondering is de beperking van hergebruik vanwege verschillende vormen van het auteursrecht. Genoemde knelpunten waren: - Auteursrecht en andere eisen van informatiebeveiliging; - Kosten voor duurzame opslag; - Onvoldoende inhoudelijke bestandsmetadata, waardoor de lange termijn toegankelijkheid in het geding komt; - Gebruik van niet-duurzame software en bestandsformaten; - Technische duurzaamheidseisen zijn niet altijd haalbaar voor (met name kleinere) informatieproducenten; - Onvoldoende capaciteit voor het wegwerken van achterstanden. Interessant is de vraag of door de keuzes in het collectieprofiel ook witte vlekken in het documenteren van de digitale samenleving gaan ontstaan. Die kwestie wordt wel onderkend, maar de aard van de collecties lijkt de betrokken instellingen nog niet voor wezenlijke strategische uitdagingen te plaatsen. Enkele witte vlekken werden al wel benoemd: - Sociale media als publicatievorm van afbeeldingen, audio en audiovisueel materiaal; 14 Zie ook §2.1
  • 22. Pagina 22 van 60 - E-mail als briefvorm; - Onderzoeksdata van Life Sciences; - Net Art (online kunst) - Apps - CD-ROMS Dubbelingen tussen collectionerende instellingen worden niet bijgehouden. Er zijn wel soms wel afspraken over de aandachtsgebieden.
  • 23. Pagina 23 van 60 4 Best practices & lessons learned 4.1 Inleiding Voor de best practices en lessons learned is gekeken naar initiatieven die zich (voor een substantieel deel) richten op acquisitie. Het onderzoek heeft zich alleen gericht op bestaande rapporten en literatuur. 4.2 Onderzoek Voor het in 2010 verschenen rapport15 over born-digital erfgoedmaterialen was bij een selecte groep van erfgoedinstellingen onderzoek gedaan naar onder andere het acquisitiebeleid: “De meeste instellingen geven aan born-digital materialen uit hun gebruikelijke acquisitiestromen te verwerken. Dit heeft bij een belangrijk deel van deze instellingen ook geleid tot een andere werkwijze. Ruim de helft van de instellingen geeft aan dat er nieuwe collectioneringsgebieden voor born-digital materiaal zijn ontstaan, die relevant kunnen zijn voor hun collectie. Slechts een deel van deze instellingen pleegt inmiddels acquisitie op deze nieuwe collectioneringsgebieden. In de interviews kwamen twee specifieke aspecten van acquisitie van born-digital materiaal naar voren: • men probeert in een eerder stadium de archiefvormer te bereiken • een nieuwe wijze van acquireren ontstaat door user-generated content.” Uit hetzelfde rapport stamt het volgende citaat16 : “Er is een grote behoefte aan Best Practices op het terrein van […] acquisitiemethoden […] van born-digital erfgoedmateriaal.” In maart 2015 constateert een CCDD-rapport de volgende zaken ten aanzien van acquisitie17 : • “Het verzamelen […] van born digital erfgoed door erfgoedinstellingen in Nederland staan nog in de kinderschoenen”; • “De mate waarin erfgoedinstellingen born digital erfgoed verzamelen […], [verschilt] aanzienlijk per domein. Een uniforme aanpak over alle domeinen heen is (vooralsnog) niet mogelijk”; • “Beheer en behoud van digitaal erfgoed begint al bij de productie. Wat betreft duurzaamheid en goede en efficiënte archivering van born digital objecten, ligt een deel van het probleem en een deel van de oplossing bij de bron: de formaten en de bijbehorende soft- en hardware, de kwaliteit, ordening en selectie van de bestanden en de informatie over de bestanden. Ook de opslag bij de makers zelf is een punt van aandacht.” (Dit lijkt in eerste instantie alleen een beheerprobleem, maar heeft vanwege de aard van het probleem (de bron) een sterke acquisitie-invalshoek); • “Erfgoedinstellingen hebben geen op elkaar afgestemd beleid wat betreft de selectie […] van born digital erfgoed. Vroege born digital objecten zijn in het algemeen niet gecollectioneerd.” Het rapport concludeert18 onder andere dat in de born digital erfgoed collectie van Nederland lacunes ontstaan op: domeinen als design, muziek, theater en dans, die steeds meer gebruik maken van digitale technieken; nieuwe media die buiten de gangbare domeinen vallen, zoals games, websites en apps; complexe gemengde (deels) digitale objecten die 15 Maurits van der Graaf: Born-­‐digital erfgoedmaterialen bij een selectie van Nederlandse erfgoedinstellingen (DEN, 2010), blz 3 16 Idem, blz. 4 17 Gaby Wijers en Hannah Bosma: Born digital cultureel erfgoed is bedreigd erfgoed (Culturele Coalitie Digitale Duurzaamheid, Amsterdam, 2015), blz. 6-9 18 Idem, blz. 20
  • 24. Pagina 24 van 60 bestaan uit een combinatie van media en disciplines; born digital objecten die extra kwetsbaar zijn door experimentele, niet standaard technologie; born digital objecten die uit een periode stammen waarin (nog) geen verzamelbeleid was voor dergelijke objecten. Het rapport stelt19 verder dat acquisitie deel uit maakt van de pre-ingest van het OAIS-model. Officieel maakt deze stap geen onderdeel uit van het model, maar algemeen wordt aangenomen dat het goed inrichten van de pre-ingest, de ingest zelf beter doet verlopen en hogere kwaliteit van bruikbaarheid en toegankelijkheid oplevert20 . Dit uitgangspunt helpt richting geven aan het structureren van de acquisitieprocedure in de workflow voor born digital materiaal bij een collectionerende organisatie. Iets vergelijkbaars werd al in een rapport21 van het Virtueel Platform uit 2012 geconstateerd. Bij de aankoop van een digitaal kunstwerk moet gekeken worden naar ten minste de volgende drie punten: • Wat zijn de werk-specifieke eisen (materieel en conceptueel)? (Welk deel van het werk zou, zonder verlies van de intrinsieke waarde van het werk, met andere – bijvoorbeeld meer duurzame – middelen bewaard of beheerd kunnen worden? En welke functionaliteiten zijn onmisbaar voor het concept?) • Wat zijn de te verwachten kosten voor onderhoud en presentatie? (Vaak zijn deze kosten vele malen hoger dan de aanschafprijs en drukken dus relatief zwaar op de begroting.) • Waar liggen de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen? (Doordat de acquisitievoorwaarden vaak vlak na de creatie of beëindiging van het werk vastgelegd moeten worden, is er een belangrijke rol weggelegd voor de ‘bron’.) Daarbij is het opvallend om te constateren dat er een verschil in ervaring zit tussen archieven en bibliotheken aan de ene kant en musea aan de andere kant, zoals ook blijkt uit het Unesco Persist-rapport22 uit 2015. Verder zijn er in Nederland enkele kleinschalige tests geweest met het regelen van acquisitie tijdens het creatieproces van user-generated content, (bijvoorbeeld middels hashtags op sociale media of door het aanbieden van ‘veilige’ opslagruimte), maar dit heeft nooit geleid tot een permanent werkproces. De meeste initiatieven zijn uit eindelijk gestopt door het gebrek aan doorlopende financiering, dan wel door het falen of onrendabel zijn van de methode. 4.3 Voorbeelden Digital Preservation Coalition – DecisionTree De Digital Preservation Coalition (DPC) is een Britse non-profit organisatie, die streeft naar het veilig stellen van het behoud van digitale bronnen in het Verenigd Koninkrijk en internationaal naar het garanderen van een kennisbank voor het wereldwijde digitale geheugen. De DPC werd in 2001 opgericht en is toegankelijk voor organisaties uit alle sectoren, zolang ze geïnteresseerd zijn in het bewaren van digitale informatie. 19 Idem, blz 22 20 Zie ook blz. 6 van de Preservation Policy (2015) van DANS: http://www.dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal- information/dans-preservation-policy-uk.pdf 21 Annet Dekker: Born-digital kunstwerken in Nederland (Virtueel Platform, 2012), blz. 62 22 Wilbert Helmus: Survey on selection and collecting strategies of born digital heritage - best practices and guidelines (Unesco Persist, 2015), blz. 8
  • 25. Pagina 25 van 60 De DPC heeft bij het eigen Digital Preservation Handbook23 een interactieve DecisionTree24 (beslisboom) opgesteld. Daarin komt stapsgewijs naar voren waar bij acquisitie van born digital materiaal op gelet moet worden. De DecisionTree behandelt verschillende thema’s: selectie van versie en inhoud; rechten en verantwoordelijkheden; technische en financiële aspecten; documentatie en metadata. Bij alle thema’s wordt het onderdeel acquisitie behandeld. Het definieert ook verschillende redenen voor acquisitie: het kan zijn om het materiaal eeuwig te preserveren, maar het kan ook zijn dat het in eerste instantie nodig is om als documentatie te dienen om ander materiaal zorgvuldig te kunnen preserveren na acquisitie. De DecisionTree lijkt na 2008 niet meer bijgehouden te zijn. Niettemin zijn de aandachtspunten en adviezen nog steeds van belang. Daarnaast is deze vorm interessant voor verdere ontwikkeling op het gebied van acquisitie. Koninklijke Bibliotheek: webarchivering door harvesting Van oorsprong heeft de Koninklijke Bibliotheek (KB) de opdracht om gedrukte publicaties te verzamelen uit en over Nederland - opdat die voor toekomstige wetenschappers en studenten beschikbaar zullen zijn. Sinds het begin van deze eeuw is een groot deel van ons (geschreven) openbare leven verplaatst naar internet. Internet is bij uitstek een vluchtig medium, waarop de informatie zeer snel veroudert. Om wetenschappers in de toekomst toegang te kunnen bieden tot die onschatbare bron van informatie, is de KB in 2007 gestart met het archiveren van een selectie van Nederlandse websites. Dat betekent dat de websites niet alleen worden binnengehaald (crawlen of harvesten genoemd), maar dat er ook een strategie wordt ontwikkeld om de informatie voor de lange termijn bruikbaar te houden. Er bestaan volgens de KB twee basisstrategieën voor webarchivering. De eerste strategie is gericht op het automatisch harvesten van een grote hoeveelheid websites (meestal een nationaal domein). De tweede strategie gaat uit van een specifiek selectiebeleid. Het automatisch harvesten is relatief goedkoop in vergelijking met de selectieve benadering, waarbij meer handmatig werk verricht moet worden. Daar staat tegenover dat bij het harvesten van een beperkt aantal sites meer aandacht besteed kan worden aan technische details en het mogelijk is om websites tot op het diepste niveau te archiveren. De KB heeft gekozen voor een selectieve benadering, omdat die zich beter verhoudt tot de doelstellingen van de KB, de beschikbare middelen en de gekozen juridische aanpak. De KB baseert zich bij de selectie op het Collectiebeleid van de KB. De KB gaat bij het acquireren van websites uit van een opt-out regeling, maar vraagt in de praktijk geregeld toestemming alvorens te harvesten. De methodiek levert weliswaar geen compleet beeld van alles wat er in en over Nederland online gepubliceerd is, maar de selectie voorafgaand aan de acquisitie levert wel een betere kwaliteit in bruikbaarheid en toegankelijkheid op. 23 http://www.dpconline.org/advice/preservationhandbook (laatst geopend: 4 juli 2015) 24 http://www.dpconline.org/advice/preservationhandbook/decision-tree/decision-tree-interactive-assessment-no-js (helaas zonder de adviezen). De pdf-versie mèt adviezen is hier te downloaden: http://www.dpconline.org/component/docman/doc_download/298-preservation-handbook-decision-tree (beide links laatst geopend: 4 juli 2015)
  • 26. Pagina 26 van 60 Amsterdam Museum en De Digitale Stad De Digitale Stad (DDS) was een Nederlands Freenet, dat op 15 januari 1994 van start ging in de gemeente Amsterdam. Het was een initiatief van cultureel centrum De Balie in Amsterdam, en van het blad Hack-Tic (tegenwoordig bekend als de KPN-dochter XS4ALL) en wellicht de eerste virtuele online stad ter wereld. DDS hanteerde de metafoor van de stad om de toen voor velen nog onbekende cyberspace inzichtelijk te maken. Het is een tijd lang dè manier om kennis te maken met het internet, online communities, e-mail, chat enzovoort. DDS was onmiddellijk bij introductie een hit. Al snel waren alle modems in Amsterdam en omstreken uitverkocht. Een half jaar later schreef De Digitale Stad haar 100.000ste gebruiker in. Aan de hand van DDS zetten tal van individuen, culturele en maatschappelijke organisaties en overheidsinstanties hun eerste stappen op internet. In 2000 ging de ‘pure’ versie van DDS ten onder toen, nadat het geheel was opgedeeld in verschillende BV’s, een deel werd verkocht. In 2007 werd uiteindelijk het laatste deel van DDS door een fusie met een ander bedrijf opgeheven. In 2011 start een groep oud-bewoners en –medewerkers met het reconstrueren van de eerste versies van DDS. In 2014, twintig jaar na de oprichting van DDS, uitten het Amsterdam Museum (voorheen Amsterdams Historisch Museum), de Waag Society en DDS web- archeologen van het eerste uur de wens om de DDS te behouden voor Amsterdam, en deze op te nemen in de collectie van het Amsterdam Museum. En het project re:DDS is geboren25 . re:DDS noemt zich een (digitaal-, web- of net-)archeologisch project. Om het materiaal te op te graven en te reconstrueren, moet men eerst weten waar het zich bevindt. Na het vinden van een zogenaamde freeze26 kon het reconstrueren van de allereerste versie van DDS van start. Niettemin was meer materiaal nodig. De freeze was voornamelijk inhoud, maar geen structuur en software. Daarvoor werd onder andere een drie weken durende grave diggers party georganiseerd27 , met een flinke opbrengst aan materiaal. De reconstructie van DDS is een fraai voorbeeld van het omgaan met een situatie waarin men eigenlijk te laat was met de acquisitie en conservering van born digital erfgoed. Door het creëren van een community en het bieden van faciliteiten, wordt de reconstructie van het erfgoed mogelijk. The Internet Archive Software Collection Internet Archive is een in San Francisco gevestigde non-profit organisatie met als missie: "universele toegang tot alle kennis". Het is in 1996 opgericht door Brewster Kahle en biedt gratis toegang tot collecties van gedigitaliseerd en digitaal materiaal, waaronder websites, software applicaties, games, muziek, audiovisueel materiaal en bijna 3.000.000 boeken uit het publieke domein. Naast een archief, is Internet Archive een activistische organisatie, pleitend voor een vrij en open internet. Internet Archive verzamelt al lange tijd software voor langdurig behoud. Deze software (inclusief games)28 wordt geëmuleerd aangeboden op de website. Het archief noemt dit vintage software. In 2003 kreeg Internet Archive een tijdelijke vrijstelling van de Amerikaanse Digital Millennium Copyright Act om de kopieerbeveiliging op software te omzeilen. Deze vrijstelling is in 2010 permanent geworden. 25 http://hart.amsterdammuseum.nl/re-dds (laatst geopend: 2 juli 2015) 26 http://hart.amsterdammuseum.nl/77546/nl/gevonden-freeze (laatst geopend: 2 juli 2015) 27 http://hart.amsterdammuseum.nl/73000/nl/grave-diggers-party-a-party-with-a-cause (laatst geopend: 2 juli 2015) 28 http://ascii.textfiles.com/archives/4419 (laatst geopend: 6 juli 2015)
  • 27. Pagina 27 van 60 Archive Warrior Een bijzonder voorbeeld van acquisitie is de Archive Warrior29 van Archiveteam. Deze aan The Internet Archive gelieerde organisatie zet zich in om online digitaal erfgoed te redden, voordat het offline wordt gehaald. Daarvoor vragen ze de hulp van het publiek. Iedereen kan software (de Archive Warrior) downloaden op zijn of haar eigen computer en tijd en rekenkracht beschikbaar stellen aan Archive Team voor het harvesten en bewerkt doorsturen van te redden websites. Archiveteam bepaalt aan de hand van nieuwsberichten en signalen uit de omgeving welke online omgevingen bewaard moeten blijven. Dit gaat met volledige platforms tegelijk, waarbij geen selectie binnen het platform zelf wordt toegepast, tenzij dat technisch nodig is. Het platform als geheel, wordt cultuurhistorisch de moeite waard gevonden. Een gebruiker van de Archive Warrior kan inschrijven op een van de lopende projecten of de keuze aan Archiveteam laten. In een aantal gevallen start Archiveteam een project waarbij het verloren gaan van het materiaal nog niet meteen dreigt. Niettemin verwacht Archiveteam dat de dreiging op enig moment ontstaat en het probleem dan dusdanig groot is, dat het niet te op te lossen is in de beschikbare tijd. Een mooi voorbeeld daarvan is de actie om url-shorteners te harvesten. Volgens de organisatie zijn dit ‘tikkende tijdbommen’, die bij verdwijnen miljoenen links onbruikbaar maken. Archiveteam maakt met de Archive Warrior gebruik van crowdsourcing voor het acquireren van digitaal erfgoed. Er vindt een selectie van het materiaal op hoofdlijnen plaats, met het mogelijk verloren gaan als uitgangspunt. De beslissing tot acquisitie en de (technische) inrichting daarvan vind handmatig plaats, maar het harvesten gaat automatisch. Dit biedt interessante opties voor erfgoedinstellingen, omdat de kosten relatief laag zijn en de resultaten volumematig indrukwekkend. Nadeel is dat pas achteraf goed bepaald kan worden of alles wat binnengehaald is, meerwaarde heeft voor de collectionerende instelling. Popmuseum Oslo (Popsenteret) Popsenteret30 is een in Oslo gelegen interactief museum van de populaire Noorse muziek. Doelstelling is om de geschiedenis van de Noorse populaire muziek en cultuur sinds 1905 (het jaar waarin Noorwegen zelfstandig werd) ten toon te stellen, met een bijzondere focus op Oslo en de omliggende regio's. Popsenteret maakt gebruik van moderne audiovisuele technologie om de interactiviteit te vergroten. Het museum heeft vaste en tijdelijke exposities, die allemaal digitaal (en interactief) zijn, veelal vertoond via grote touchscreens. Daarnaast bezit het een aantal zeldzame Noorse muziekmemorabilia uit meer dan 100 jaar populaire muziek en popcultuur. Bijzonder is dat het museum zelf geen nieuwe muziek acquireert voor preservering in eigen beheer. Het maakt gebruik van de collecties van andere collectionerende instellingen, of brengt gevonden muziek daar onder. Wat wel geacquireerd wordt, is metadata. Deze metadata wordt als linked data opgeslagen en beheerd, daarbij gelinkt aan muziek in die andere instellingen. De acquisitie van metadata gaat deels via websites als wikipedia en deels via user generated context. On- en offline bezoekers mogen zelf informatie achterlaten over popmuziek, inclusief informatieobjecten als foto’s, audiovisueel materiaal en muziekopnames. De metadata daarover blijft (en wordt aangevuld) bij het Popsenteret, terwijl de bestanden worden 29 http://www.archiveteam.org/index.php?title=Warrior (laatst geopend: 2 juli 2015) 30 http://www.popsenteret.no/ArticleDetails.aspx?ArtId=111&mid=47 (Laatst geopend: 6 juli 2015)
  • 28. Pagina 28 van 60 ondergebracht bij andere instellingen, die beter zijn in de preservering van dit type materiaal. Deze instellingen kunnen wel weer gebruik maken van de ontsloten en verrijkte metadata van het museum.31 31 Robert Engels en Paal Ritter-Schjerven: Where is the Music in Semantics? - Why the Oslo Center for Popular Music Runs Semantic Technology Tekst van voordracht op het SemanticWeb in Use track op het International Semantic Web Conference (October 2011, Duitsland)
  • 29. Pagina 29 van 60 5 Conclusies en aanbevelingen 5.1 Algemene constateringen n.a.v. onderzoek In een aantal gevallen is acquisitie van digitaal materiaal opgenomen in het primaire proces of is het zelfs hèt primaire proces, maar in veel gevallen bevindt het zich nog in testfasen en kan veel gewonnen worden met het aanbieden van voorbeelden en scenario’s, zeker voor de kleinere instellingen. 5.2 Aanpak uitwerken scenario’s Uitgaande van de conclusies uit hoofdstuk 3 en vooral de best practices uit hoofdstuk 4 is een aantal scenariostappen te ontwikkelen, op basis waarvan een collectionerende instelling kan kiezen welke strategie het kiest voor het ontwikkelen en invullen van het acquisitiebeleid van born-digital materiaal. Alle stappen zijn dus realistisch en uitvoerbaar. De scenariostappen zijn gebaseerd op twee elementen; een doel en een thema. Doelen: • Hergebruik • Verantwoording • Cultuurhistorisch Thema’s: • Collectie- en omgevingsanalyse (probleem van witte vlekken en dubbelingen) • Inrichting van het acquisitie-werkproces (probleem van volume) • Gebruiksrechten en –afspraken (probleem van hergebruik) Op basis daarvan zou een matrix gemaakt kunnen worden, zodat men aan de ene kant een thematisch overzicht heeft van strategische actie- en beslispunten voor het eigen type instelling en aan de andere kant een overzicht heeft van alle mogelijke acties binnen een thema. Dat geeft een instelling de mogelijkheid om per thema te bepalen hoe snel het wil ‘groeien’. Collectie- en omgevingsanalyse Werkproces acquisitie Gebruiksrechten en – afspraken Hergebruik 1 2 3 Verantwoording 4 5 6 Cultuurhistorisch 7 8 9 5.3 Beslisboom Om tot een werkbaar beslismodel te komen is besloten een beslisboom te ontwikkelen op basis waarvan de bovenstaande doelen en thema’s concreet gemaakt kunnen worden voor het acquisitiebeleid. Doel van de beslisboom is om stapsgewijs te bepalen of een bepaald object of concept geacquireerd dient te worden en welke maatregelen genomen moeten worden om dit daadwerkelijk mogelijk te maken. De beslisboom is in een rudimentaire vorm opgeleverd, zowel in een papieren versie als in een digitale, interactieve versie.
  • 30. Pagina 30 van 60 5.4 Aanbevelingen voor vervolgprojecten/-onderzoeken De voorstellen voor vervolg op dit project, zijn bedoeld om de beslisboom te verbeteren en te versterken. Bij het thema Collectie- en omgevingsanalyse. Het Nationaal Archief heeft in 2015 een nieuwe selectie- en waarderingsmethode opgeleverd32 . Deze methode kent onder andere het fenomeen hotspot-monitor. Met de hotspot-monitor worden gebeurtenissen en kwesties in de samenleving geïdentificeerd die grote invloed hebben op de activiteiten van de organisatie, bijvoorbeeld omdat ze er toe leiden dat het collectieprofiel aangepast moet worden. Alhoewel de methode is bedoeld voor selectie en waardering (en dus ook vernietiging) van archiefbescheiden, is het uitgangspunt zeker bruikbaar voor het identificeren van witte vlekken in het acquisitielandschap. Door meerdere instellingen een hotspot-monitor te laten uitvoeren, komen zowel de ‘gaten’ in de gezamenlijke collecties naar boven, als wel de dubbelingen. Bij het thema Automatiseren van acquisitie. Analyse van het DDS-project (zie §4.3) op lessons learned zou kunnen leiden tot technische en organisatorische voorwaarden voor acquisitie. Dit kan het automatiseren van het proces vergemakkelijken of verbeteren. Daarnaast is de opgedane kennis interessant voor acquisitie van onvolledig of beschadigd materiaal. Waar moet je aan denken en hoe zet je de restauratie in werking? Bij het thema Gebruiksrechten- en afspraken. Het lijkt niet zinvol om hier een extra project bij te beginnen. Wel is het van belang om aan te haken op bestaande onderzoeken, zodat de kennis over ontwikkelingen en methoden hierover verzameld en verdeeld wordt onder de collectionerende instellingen. 32 Belangen in Balans. Handreiking voor waarderingen selectie van archiefbescheiden in de digitale tijd: http://www.nationaalarchief.nl/onderwerpen/waardering-selectie/handreiking-waardering (laatst geopend op 28 juni 2015)
  • 31. Pagina 31 van 60 BIJLAGE 1: Vragenlijsten Beeld en Geluid 1. Bestaat er een collectiebeleid binnen uw instelling: op basis van welke kaders bepaalt uw instelling wat er wel of niet in uw collectie wordt opgenomen? Denk aan intern beleid, maar ook aan wetgeving of sectorale afspraken. 2. Maakt uw instelling onderscheid tussen het verwerven van analoog en digitaal materiaal? Waarom wel of niet? 3. Als er beleidsplannen of andere documenten waarin het collectiebeleid ten aanzien van born digital collecties is vastgelegd, kunt u die dan toesturen naar jorien.weterings@nationaalarchief.nl? 4. Wordt acquisitie van born digital materiaal in de praktijk ook al volgens dat beleid uitgevoerd? o Als dat wel zo is: wat zijn de ervaringen? o Als dat niet zo is: waarom niet? o Niet van toepassing: geef een toelichting. 5. Welke voorbeelden van born digital data, objecten, media, informatie etc. kunt u noemen die uw instelling op basis van die kaders verwerft, zou moeten of willen verwerven? Ja. Beeld en Geluid heeft een collectiebeleid waarin kaders voor acquisitie en selectie staan beschreven Nee. Acquisitie vindt plaats op basis van inhoudelijke criteria. De wijze waarop de werken zijn vastgelegd (analoog en digitaal) doet doorgaans niet ter zake. Ja. Sinds 2007 acquireert Beeld en Geluid het born digital materiaal van de publieke omroepen digitaal. Tegenwoordig betekent dit dat er op jaarbasis 8000 uur TV en 55.000 uur radio materiaal wordt gearchiveerd. Daarnaast legt Beeld en Geluid jaarlijks in twee weken (10 en 43) de integrale uitzendingen van Nederlandse radio en TV landelijke publieke en commerciële netten vast, en door het jaar heen wordt nog eens 500 uur materiaal van commerciële televisiekanalen vastgelegd. Beeld en Geluid verzamelt internetvideo (webonly content). De instroom van het digitale materiaal is een geautomatiseerd en continue proces. Dagelijks ontvangt het archief born digital materiaal. - Videomateriaal, in MXF D10 formaat - Audiomateriaal, in WAV formaat - Websitearchieven in ARC formaat - Fotobestanden, in TIFF - Bijbehorende metadata in XML
  • 32. Pagina 32 van 60 6. Op welke manier is uw instelling actief bezig met het verwerven van dit soort born digital collecties? 7. We willen een beeld vormen of er dingen dubbel gebeuren of dat er juist witte vlekken dreigen te ontstaan. Om die reden willen we graag weten of u bij het verwerven van (digitale) collecties rekening houdt met andere instellingen die mogelijk dezelfde (soort) collecties vormen als uw instelling? o Zo ja: op welke manier beïnvloedt dat uw eigen verzamelbeleid? o Zo nee: geef een toelichting. 8. Heeft uw organisatie afspraken gemaakt met andere instituten over welke born digital collecties door welke instelling verworven worden? o Zo ja: waaruit bestaan die afspraken, en met welke instellingen? o Zo nee: waarom niet? o Niet van toepassing: geef een toelichting 9. Welke verantwoordelijkheid ziet u voor zich zelf in het documenteren van de i- samenleving? - Beeld en Geluid heeft afspraken met NPO en Ericsson over het aanleveren van materiaal, gebruik van video en audio standaarden, metadata. - Beeld en Geluid verzamelt materiaal van internet en commerciële omroepen op basis van eigen inzicht en opdracht - Beeld en Geluid is pilots gestart met verschillende omroepen om websites te archiveren - Beeld en Geluid benadert producenten van AV materiaal (documentaire producenten, onafhankelijke producenten, STER etc.) over vastleggen AV materiaal Het collectiebeleid van Beeld en Geluid is afgestemd met EYE Filminstituut. Op inhoudelijk gebied zijn afspraken gemaakt om te voorkomen dat dingen dubbel gebeuren. Wanneer materiaal wordt aangeboden dat beter binnen de collectie van de ander past wordt doorverwezen. Beeld en Geluid voert daarnaast overleg met NORAA (Netwerk organisatie audiovisuele archieven), LIMA (opvolger NIMk (videokunst)), ROOS (Regionale omroepen). En met diverse archieven (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, over materiaal van regionale en lokale televisie) - Met EYE over speelfilmmateriaal, animatiefilm, en amateurfilm - Met NORAA over amateurfilm - Met NORAA en ROOS over regionale televisie - Met LIMA over videokunst
  • 33. Pagina 33 van 60 10. Welke aspecten van de i-samenleving worden door de bestaande collectiemethoden volgens u niet of onvoldoende gedocumenteerd? 11. Welke knelpunten signaleert u op het gebied van het verwerven van born digital collecties? 12. Voor welke doelgroepen verzamelt en beheert u collecties en welke verwachtingen hebben deze doelgroepen ten aanzien van uw (born digital) collecties? 13. Bent u bekend met andere instellingen in binnen- en buitenland die al ervaring hebben met het verwerven van born digital collecties? o Zo ja: welke? o Kunt u een korte toelichting geven? Beeld en Geluid is het audiovisuele geheugen van Nederland. Beeld en Geluid is een cultuurhistorische instelling die het audiovisueel erfgoed dat uit historisch of cultuurhistorisch oogpunt van nationaal belang is verzamelt, conserveert, ontsluit en presenteert voor zoveel mogelijk gebruikers: AV professionals, scholieren, studenten en onderzoekers, culturele instellingen en het algemene publiek. Het AV materiaal uit de 20ste eeuw is grotendeels veiliggesteld, de aanwas geschiedt voornamelijk in het digitale domein - Beeld en Geluid is in 2013 begonnen met het actief archiveren van websites (omroepen, programma’s, AV domein, mediahistorisch), in aanvulling op wat reeds gebeurt, en als context bij AV items. Afstemming webarchivering wordt gezocht met KB/NCDD - Sociale media, staat nog aan het begin. Bij produceren van born digital materiaal wordt archiveringsvraagstuk vaak niet meegenomen. Nieuwste formaten en software worden omarmd zonder dat archivering voor lange termijn is onderzocht. Niet lineaire distributie. Via Internet kan iedereen “uitzenden”. Geen contact tussen producenten van AV media en archief Beeld en Geluid verzamelt voor AV professionals, scholieren, studenten en onderzoekers, culturele instellingen en het algemene publiek. Omdat internetplatforms (YouTube, Vimeo) inmiddels zo’n enorm aanbod verspreiden is verwachting onder gebruikers groot. Gezien auteursrechtelijke beperking kan Beeld en Geluid veel van het verzamelde digitale AV materiaal (en contextmateriaal) niet online verspreiden. Binnen speciale onderwijsplatforms kan Beeld en Geluid een groot deel aanbieden aan scholieren, studenten en onderzoekers INA, Parijs. Volgens de Franse wet ontvangt INA een kopie van elke audiovisuele productie (depot legale). INA levert diensten aan Franstalige landen zonder eigen digitale infra British Library archiveert websites
  • 34. Pagina 34 van 60 14. Welke nationale en internationale publicaties, fora, congressen, etc. kunt u noemen die relevante kennis en inzichten voor dit onderzoek kunnen leveren? 15. Welke nationale en internationale koepelorganisaties, branche-organisaties, belangenbehartigers of andere relevante samenwerkingsverbanden zouden we in dit onderzoek moeten betrekken? FIAT/IFTA conferentie IASA Europeana EUscreen FIAT/IFTA IASA Unesco EUscreen
  • 35. Pagina 35 van 60 DANS 16. Bestaat er een collectiebeleid binnen uw instelling: op basis van welke kaders bepaalt uw instelling wat er wel of niet in uw collectie wordt opgenomen? Denk aan intern beleid, maar ook aan wetgeving of sectorale afspraken. 17. Maakt uw instelling onderscheid tussen het verwerven van analoog en digitaal materiaal? Waarom wel of niet? 18. Als er beleidsplannen of andere documenten waarin het collectiebeleid ten aanzien van born digital collecties is vastgelegd, kunt u die dan toesturen naar jorien.weterings@nationaalarchief.nl? 19. Wordt acquisitie van born digital materiaal in de praktijk ook al volgens dat beleid uitgevoerd? o Als dat wel zo is: wat zijn de ervaringen? o Als dat niet zo is: waarom niet? o Niet van toepassing: geef een toelichting. 20. Welke voorbeelden van born digital data, objecten, media, informatie etc. kunt u noemen die uw instelling op basis van die kaders verwerft, zou moeten of willen verwerven? Er zijn verschillende kaders, afspraken en beleidsregels van toepassing bij DANS. T.a.v. de collectievorming is bij DANS in de eerste plaats de (nieuwe) strategie bepalend. Deze legt vast dat DANS zich primair richt op digitale onderzoeksgegevens uit de geesteswetenschappen en maatschappij- en gedragswetenschappen. Wetgeving is niet van toepassing. Wel zijn er enige sectorale afspraken. Met NWO is er een afspraak dat onderzoeksgegevens gecreëerd in door NWO gesubsidieerd onderzoek in principe bij DANS ondergebracht moeten worden. DANS heeft een bijzondere taak voor het beheer van de resultaten van archeologisch onderzoek in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Zo wordt in de landelijke regelgeving de deponering van archeologische onderzoeksdata bij DANS, na afronding van een project, verplicht gesteld. Daarnaast stelt DANS op technisch gebied eisen waaraan de databestanden moeten voldoen. Dit zijn minimumeisen op het gebied van bestandsformaten (preferred formats http://www.dans.knaw.nl/content/data-archief/data-deponeren) en metadata. Ja, DANS is uitsluitend een archief voor digitale onderzoeksdata. Het maakt daarbij echter niet uit of het gaat om een born digital bestand of een scan van een analoog document. Effectief zal gedigitaliseerd materiaal hetzelfde worden behandeld als born digital materiaal. Ja, al treden er in de strategie soms wijzigingen op. In principe verwerven DANS en haar voorgangers al vijftig jaar born-digital bestanden. In het begin waren dat alleen sociaal-wetenschappelijke bestanden, later uitgebreid met de humaniora / archeologie. Verwerving van digital-born bestanden is in principe (inhoudelijk) niet anders dan van analoge bestanden. Technisch zijn er uiteraard grote verschillen.
  • 36. Pagina 36 van 60 21. Op welke manier is uw instelling actief bezig met het verwerven van dit soort born digital collecties? 22. We willen een beeld vormen of er dingen dubbel gebeuren of dat er juist witte vlekken dreigen te ontstaan. Om die reden willen we graag weten of u bij het verwerven van (digitale) collecties rekening houdt met andere instellingen die mogelijk dezelfde (soort) collecties vormen als uw instelling? o Zo ja: op welke manier beïnvloedt dat uw eigen verzamelbeleid? o Zo nee: geef een toelichting. De volgende type data is beschikbaar bij DANS: - (Opgemaakte) tekstbestanden (bijvoorbeeld rapporten, verslagen, metadata) - Foto’s (bijvoorbeeld veldfoto’s van sporen en profielen van een archeologische opgraving) - Tabulaire data en spreadsheets (bijvoorbeeld volkstellingen, (sociaal-)economische data, specialistische tabellen archeobotanisch onderzoek) - Databases (bijvoorbeeld historische handel, scheepsreizen, crimineel; archeologische veldlijsten: sporenlijsten, vondstenlijsten) - Statistische data (bijvoorbeeld sociaal-wetenschappelijke survey’s, ecomisch- historische gegevens, lonen/prijzen) - GIS-materiaal (bijvoorbeeld kadastrale kaartbestanden; ge-georefereerde kaartafbeeldingen; raster grid hoogtekaarten) - CAD-tekeningen (bijvoorbeeld archeologische profieltekeningen) - Vector-tekeningen (bijvoorbeeld opgemaakte afbeeldingen voor publicaties) - 3D-materiaal (bijvoorbeeld gemodelleerde dynamische objecten) - Audio/Video bestanden (bijvoorbeeld interviews, in het bijzonder oral history) - DANS is actief bezig met de acquisitie van nieuwe data. DANS streeft ernaar dit in toenemende mate met behulp van instellings- of organisatie-afspraken te doen. Acquisitie managers onderhouden bestaande relaties (community support) en zoeken nieuwe datastromen. Dit kan gaan via persoonlijke contacten tot het uitvoeren van acquisitiebeleid op organisatorisch niveau. Er vinden verkennende gesprekken plaats, er wordt voorlichting gegeven, workshops georganiseerd, cursussen gegeven, presentaties gehouden, maar ook grotere mailingen worden uitgezet. - DANS neemt deel aan nationale en internationale dataprojecten; dit leidt ook tot nadere verwerving van gegevens. - DANS is betrokken bij het sturen van nationale onderzoeksprocessen om data deponering een standaard onderdeel van wetenschappelijk onderzoek te maken: bijvoorbeeld door deponering als onderdeel van NWO-projectsubsidies via datamanagement contracten; erkennen van databronnen als wetenschappelijke referenties (gebruik van Persistent Identifiers).
  • 37. Pagina 37 van 60 23. Heeft uw organisatie afspraken gemaakt met andere instituten over welke born digital collecties door welke instelling verworven worden? o Zo ja: waaruit bestaan die afspraken, en met welke instellingen? o Zo nee: waarom niet? o Niet van toepassing: geef een toelichting 24. Welke verantwoordelijkheid ziet u voor zich zelf in het documenteren van de i- samenleving? 25. Welke aspecten van de i-samenleving worden door de bestaande collectiemethoden volgens u niet of onvoldoende gedocumenteerd? - Ja: DANS richt zich met name op de data vanuit de alfa en gammawetenschappen. - DANS heeft veel contact met andere instellingen en zal vaak op de hoogte zijn van eventuele dubbele deponeringen. Dit doet zich in de praktijk wel voor bij archieven en onderzoeksinstellingen. Sommige bestanden zijn zowel bij DANS als bij een archief (Nationaal Archief bijvoorbeeld) of een onderzoeksinstituut beschikbaar. Maar het wordt niet bijgehouden: het staat onderzoekers volledig vrij om hun gegeven zowel via DANS als via een andere instelling toegankelijk te maken. Wel is het zo dat DANS beschikt over het Data Seal of Approval en het daarmee gecertificeerd is als trusted repository waardoor niet alleen de toegankelijkheid maar ook de duurzaamheid gewaarborgd wordt. - Een witte vlek wordt vooral gevormd door de (niet-digitale) onderzoeksbestanden. - Ook data uit Life Sciences (inclusief medische data) vormen een nog niet duidelijk terrein wat betreft onderbrenging. DANS is wel een partner in de discussies hierover. - Ja, er zijn afspraken binnen de RDNL (Research Data Netherlands). Deze betreffen vooral de taakverdeling tussen DANS (geesteswetenschappen en humaniora) en 3TU.Datacentrum (exacte en technische wetenschappen). Voor sommige beta data, bijvoorbeeld data uit de sterrenkunde, zijn andere, soms internationale, repositories beschikbaar. DANS werkt samen met het 3TU.Datacentrum (Technische Universiteiten van Twente, Eindhoven en Delft) waarbij DANS en 3TU als twee lokketten direct klanten naar elkaar kunnen doorverwijzen. - In kaart brengen wat voor soort data binnen welke wetenschappelijke disciplines wordt gebruikt; - Bevorderen van zoveel mogelijk Open Access tot onderzoeksdata en wetenschappelijke publicaties - Bevorderen van lange termijn bewaring van relevante onderzoeksdata - Wat voor bestandsformaten en ‘significant properties’ (kenmerken en eigenschappen van bestanden) binnen specifieke disciplines in gebruik en/of van belang zijn.
  • 38. Pagina 38 van 60 26. Welke knelpunten signaleert u op het gebied van het verwerven van born digital collecties? 27. Voor welke doelgroepen verzamelt en beheert u collecties en welke verwachtingen hebben deze doelgroepen ten aanzien van uw (born digital) collecties? 28. Bent u bekend met andere instellingen in binnen- en buitenland die al ervaring hebben met het verwerven van born digital collecties? o Zo ja: welke? o Kunt u een korte toelichting geven? - Zoals hierboven aangegeven zijn er voor enkele belangrijke wetenschappelijke disciplines (nog) geen goede en duidelijke infrastructurele voorzieningen: life sciences, medische data. - Informatie die uitsluitend via websites beschikbaar is wordt niet of onvoldoende verworven. - Overzichten van ‘significant properties’ per bestandstype per discipline: hierover zullen ideeën en aannames bestaan, maar weinig daadwerkelijke documentatie. - Datasets/collecties zijn vaak voorzien van onvoldoende inhoudelijke bestandsmetadata. Voor elk bestand zou beschreven moeten worden waar dit bestand voor bedoeld is (wat de inhoud is) om het herbruikbaar te houden. Het bewaren en beschikbaar stellen is voor wetenschappelijke onderzoekers geen “core business”; zij krijgen hier ook geen credits voor. Vandaar de volgende problemen: - De misvatting dat data op de harde schijf van de onderzoeker, of universiteit duurzaam genoeg opgeslagen is. - Het idee als onderzoeker zelf nog iets met de data te willen doen voordat een ander ermee aan de haal gaat. - Gebrek aan tijd en geld om tot goede selecties/samenstelling van de dataset te komen en deze voldoende te documenteren. - Angst voor veel werk op de hals halen, of als oudere onderzoeker te weinig computerkennis. - Afwachtende houding, volgende onderzoeksproject loopt vaak al. Bij DANS is specifieke expertise aanwezig voor de Alfa- en Gamma-wetenschappen; de grootste collecties zijn de collecties voor Archeologie, Geschiedenis en de Sociale wetenschappen; daarnaast bevinden zich andere collecties uit diverse geesteswetenschappen en humaniora in het archief. Ook bezit DANS digitaal kaartmateriaal waaronder kaarten van het Kadaster; gescande en gedigitaliseerde historische volkstellingen en divers ander materiaal. Een bijzondere collectie zijn de interviews (oral history). Deze laatste zijn bruikbaar voor sociale wetenschappers, historici en taalkundigen, alsmede een algemeen publiek. - DANS werkt aan een front office/back office model op met enkele universiteiten. De onderzoeker heeft contact met het front office wat bij de universiteitsbibliotheek ondergebracht is en deze verwijst door naar DANS voor de duurzame opslag.
  • 39. Pagina 39 van 60 29. Welke nationale en internationale publicaties, fora, congressen, etc. kunt u noemen die relevante kennis en inzichten voor dit onderzoek kunnen leveren? 30. Welke nationale en internationale koepelorganisaties, branche-organisaties, belangenbehartigers of andere relevante samenwerkingsverbanden zouden we in dit onderzoek moeten betrekken? - DANS is lid van de NCDD (nationaal) Digital Preservation Coalition (DPC) met andere instellingen die omgaan met digitale collecties . - DANS is aangesloten bij de RDA (Research Data Alliance), APARSEN - DANS is onderdeel van drie Europese e-infrastructuren die ieder voor hun eigen discipline digital-born data beheren: CESSDA (sociale wetenschappen), CLARIN (taalkunde), DARIAH (humaniora). - DANS neemt deel in diverse nationale en internationale projecten, waarin contacten worden gelegd met andere instellingen. CLARIAH, ARIADNE, EHRI zijn enkele voorbeelden. - DANS heeft een goede relatie met het Britse Archaeology Data Service (ADS). Het archeologisch e-dopt bij DANS is opgezet met als voorbeeld het ADS; andersom heeft het ADS ook inspiratie van DANS opgedaan, zoals het aanbieden van een self-deposit service. - Het hierboven genoemde e-depot Nederlandse archeologie is een samenwerkingsinitiatief van DANS en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). DANS werkt samen met de RCE om de gegevens nader te ontsluiten. - Symposia van de Digital Preservation Coalition (DPC) - Het CAA: ‘Computer Applications & Quantitative Methods in Archaeology’, een archeologische conferentie met vooral vakspecifieke sessies, maar waarin ook altijd technisch inhoudelijke sessies over omgaan met data worden gehouden. - RDA: Research Data Alliance. Deze toonaangevende conferentie gaat over het delen van onderzoeksdata. - Zie website DANS: http://dans.knaw.nl/ Hier worden verschillende projecten uitgelicht, congressen aangekondigd en vindt men een lijst van publicaties. - Rapport DANS/3TU.Datacentrum “Selection of Research Data, Guidelines for appraising and selecting research data.” http://www.dans.knaw.nl/content/categorieen/publicaties/dans-studies-digital- archiving-6 NWO KNAW ZonMW VSNU