2. Das Vollverb
De meeste werkwoorden zijn Vollverben(= volledige werkwoorden)
Alleen met onderwerp in de zin
Voorbeelden zijn:
Schreiben
Tanzen
Lesen
Fahren
Heiraten
3. Das Hilfsverb
Staat bijna altijd samen met een volledig werkwoord
De drie Hilfsverben(= hulpwerkwoorden) zijn:
Haben
Sein
Werden
Ich werde lesen
Hilfsverb werden + Vollverb lesen
Ich habe eine Katze
Hilfsverb haben als Vollverb
4. Das Modalverb
Modalverben(= modale hulpwerkwoorden) beschrijven een verhouding
tussen persoon en handeling
Ze drukken bijvoorbeeld een vaardigheid of noodzaak uit;
Ich kann sehr gut kochen (vaardigheid
Ich muss einen Brief schreiben (noodzaak)
De Modalverben zijn:
Können
Müssen
Sollen
Dürfen
Mögen
Wollen
5. Das Mischverb
Een Mischverb(= mix werkwoord) heeft de eigenschap van een
stamverandering van de sterke werkwoorden en de uitgangen
van de zwakke werkwoorden in de verleden tijd.
Voorbeelden zijn:
Brennen
Bringen
Kennen
Nennen
Rennen
Wissen
6. Hausaufgaben
Deutsche verben lernen;
Das Vollverb, Das Hilfsverb, Das Modalverb & Das Mischverb
Aufgaben: S. 120 2 – 5
S. 125 Lesen + machen