De enquête werd in juli 2015 bij 1.051 mannen en vrouwen van alle leeftijden afgenomen in de straten van 7 Belgische steden: Gent, Antwerpen, Leuven, Brussel, Namen, Luik en Louvain-la–Neuve.
--------
L’enquête a été réalisée en juillet 2015 auprès de 1051 hommes et femmes de tous âges dans les rues de sept villes belges: Gand, Anvers, Louvain, Bruxelles, Namur, Liège et Louvain-la-Neuve.
2. Methodologie
Méthodologie
De enquête werd in juli 2015 bij 1.051 mannen en vrouwen van alle leeftijden
afgenomen in de straten van 7 Belgische steden: Gent, Antwerpen, Leuven, Brussel,
Namen, Luik en Louvain-la–Neuve.
L’enquête a été réalisée en juillet 2015 auprès de 1051 hommes et femmes de tous
âges dans les rues de sept villes belges: Gand, Anvers, Louvain, Bruxelles, Namur,
Liège et Louvain-la-Neuve.
2
5. Heeft u minstens één keer griep gehad tijdens de laatste
5 jaar?
Avez-vous eu la grippe au moins une fois au cours des
5 dernières années ?
5
10% van de
ondervraagden heeft
jaarlijks griep.
10% des répondants a
la grippe chaque année.
6. Heeft u toen ook familieleden geïnfecteerd?
D'autres membres de votre famille ont-ils été
contaminés ?
6
7. Zij die geen griep hebben gehad, werden niet ziek
omdat…
Ceux qui n’ont pas eu la grippe ne sont pas tombés
malade parce que …
7
8. Wat zijn de 3 belangrijkste symptomen van griep?
Quels sont les 3 principaux symptômes de la grippe ?
Meerdere antwoorden mogelijk
Plusieurs réponses possibles
8
9. De griep verspreidt zich via...?
Comment la grippe se répand-elle ?
Meerdere antwoorden mogelijk
Plusieurs réponses possibles
9
10. Helpen antibiotica tegen griep?
Les antibiotiques ont-ils un effet contre la grippe ?
Gemiddeld / En moyenne Zij die elk jaar griep hebben /
Ceux qui ont la grippe chaque année
10
11. Past u uw gedrag aan tijdens het griepseizoen
(oktober-maart)?
Changez-vous de comportement lors de la
saison des grippes (octobre-mars)?
11
Vrouwen (39%) passen hun
gedrag iets meer aan dan
mannen (33%).
Les femmes (39%) adaptent
leur comportement un peu
plus souvent que les
hommes (33%).
13. Hoe vaak heeft u zich al laten vaccineren tegen griep?
Avez-vous déjà été vacciné contre la grippe ?
13
54% mannen
49% vrouwen
54% hommes
49% femmes
14. Liet zich minstens 1 keer
vaccineren tijdens de
afgelopen 5 jaar
Se fait vacciner au moins 1 fois au
cours des 5 dernières années
14
Zij die zich elk jaar laten
vaccineren
Ceux qui se font vacciner
chaque année
15. Waarom liet u zich niet vaccineren?
Pourquoi ne pas vous faire vacciner?
Meerdere antwoorden mogelijk
Plusieurs réponses possibles
15
16. Waarom liet u zich tegen griep vaccineren?
Pourquoi vous êtes-vous fait vacciner contre la
grippe ?
16
Meerdere antwoorden mogelijk
Plusieurs réponses possibles
73% is ouder dan 55 jaar.
73% a plus que 55 ans.
17. Hoeveel Belgen sterven jaarlijks aan griep of zijn
complicaties?
Combien de Belges meurent chaque année de la
grippe ou de complications suite à celle-ci ?
17
84% van de Belgen
onderschat de impact
van griep.
84% des Belges sous-
estiment l'impact de la
grippe.
18. Maakt u zich zorgen over griep (voor uzelf of uw
kinderen)?
Êtes-vous préoccupé par la grippe (pour vous ou
vos enfants) ?
18
72% van de Belgen maakt zich weinig
tot geen zorgen over de griep.
• Nederlandstaligen (76%) maken
zich minder zorgen dan
Franstaligen (65%).
• >65 (38%) zijn ongeruster dan <25
(12%).
• Vrouwen (32%) zijn bezorgder dan
mannen (24%).
72% des Belges ne se préoccupe pas
ou peu de la grippe.
• Les Flamands (76%) s’inquiètent
moins que les Wallons (65%).
• Les >65 (38%) se soucient plus de
la grippe que les <25 (12%).
• Les femmes (32%) sont plus
inquiétées que les hommes (24%).
19. Vindt u dat personeel uit de gezondheidszorg
(artsen, apothekers, verplegers, kinesisten, …)
gevaccineerd moet zijn?
Pensez-vous que le personnel de soins de santé
(médecins, pharmaciens, personnel infirmier,
physiothérapeutes, …) doit être vacciné ?
19
• 80% van de Franstaligen is
overtuigd tegenover 64% van de
Nederlandstaligen.
• Vrouwen (75%) zijn meer pro dan
mannen (66%).
• 80% des Francophones en est
convaincu contrairement à 64%
des Néerlandophones.
• Les femmes (75%) sont plus
favorables que les hommes (66%).