3. Ze waren verhuisd naar een huis waarin ze eindelijk haar eigen kamer had
en bovendien waren haar ouders weer bij elkaar. In haar klas klaagde
iedereen dat hun ouders klef deden, maar Avril vond het fijn dat haar
ouders zich als een stel verliefde tieners gedroegen. Ze waren tenminste
verliefd, dat was een stuk meer dan ze haar hele leven had kunnen zeggen.
4. Mike leunt over het hek bij de voordeur heen. ‘Avril?’ Avril laat zich van het
klimrek af vallen en kijkt op. ‘Kun je even mee naar binnen komen?’ ‘Ja
hoor.’ Ze loopt met Mike mee.
5. Chloé staat in de kamer. Avril kijkt even naar haar. Er is iets anders. ‘Mam-’
Ze aarzelt even. ‘Je bent best wel dik.’ Chloé lacht. Ze had zich hier al wel op
voorbereid. Ze hurkt bij haar dochter neer.
6. ‘Avril, ik heb een buikje omdat er een baby inzit. Je krijgt een broertje of
zusje, vind je dat leuk?’ Avril kijkt even paniekerig naar haar moeders buik.
‘Een broertje of zusje?’ Chloé knikt. ‘Echt waar?’ Chloé staat op en laat haar
buik zien. ‘Ja.’
7. ‘Dat is… AWESOME!’ Mike en Chloé lachen. ‘Fijn dat je het leuk vind.’ Avil
legt haar handen op haar moeders buik. ‘We gaan samen spelen en we
worden beste vrienden en-en…’
8. Chloé glimlacht. ‘Mooi zo. Wat denk jij, een jongen of een meisje?’ Avril
aarzelde even. ‘Een jongen.’ Mike schudde zijn hoofd. ‘Nah, ik blijf het op
een meisje houden.’ Chloé grinnikt. ‘We zullen zien. Maar ik ben met allebei
even blij hoor.’
10. Hoofdhuis
Als Daniël uit zijn werk komt, staat Liam bij de brievenbus op hem te
wachten. Hij ziet er niet vrolijk uit. Bezorgd loopt Daniël naar hem toe. ‘Wat
is er gebeurt?’ ‘Het is Clifford.’
12. Even later zit Daniël bij de garage. Hij wil even alleen zijn. Het mocht dan wel
een kat zijn, maar voor hem was het niet zomaar een kat. Hij was zijn maatje
geweest, iets dat hem hielp de eenzame dagen door te komen, en altijd voor
een beetje humor zorgde.
13. Noëlle gaat stilletjes naast hem zitten. ‘Zeg niet dat het maar een kat was en
ik me niet aan moet stellen.’ mompelt Daniël. Noëlle schudt haar hoofd. ‘Dat
was ik ook niet van plan.’
14. ‘Hij was de enige die bij je was voor ik in dat kleine huisje kwam wonen. Het
enige stukje dat overgebleven was van die bijna lege kavel.’ Ze glimlacht.
‘Om nog maar niet te spreken over wat een leuk beestje het was.’ Ze klopt
op zijn arm. ‘Maar je hebt ons nog.’ ‘Dat weet ik wel, maar…’
16. Die avond staan Liam en Jess in de keuken klaar bij twee taarten. Liam wiegt
Hannah zachtjes in zijn armen. ‘Goed, ben je er klaar voor?’ Jess knikt.
17. Ze leunt naar voren. ‘Blaas jij de kaarsjes uit of doe ik het?’ David kirt vrolijk
en grijpt even met zijn handjes naar de flikkerende kaarsjes, maar er
gebeurt niet veel. Jess grinnikt en blaast ze uit.