3. Sven slaat de autodeur met een klap achter zich dicht. “Ben je er klaar
voor?” Suze gromt iets. Sven glimlacht. “We hebben alles perfect
voorbereid, het komt wel goed.” Ze reageert niet en tikt ongeduldig
met haar grasgroengelakte nagels op het stuur. Sven draait
zenuwachtig aan de knopjes van de radio tot „Billionair‟ door de
speakers klinkt.
4. Vrolijk neuriet Sven mee. “I wanna be a billionair, so fucking bad, and
buy all of the things I never had…” Suze knijpt in het stuur. “I wanna
be on the cover of forbes magazine, smiling next to Oprah and the
Queen…” Geïrriteerd zet Suze in een snelle beweging de radio uit.
Sven kijkt haar ietwat raar aan maar glimlacht dan toch langzaam.
“Het komt wel goed, we hebben alles heel goed voorbereid.” Suze
haalt haar schouders op en werpt hem een verontschuldigende blik
toe.
5. Voor Sven daar nog op kan antwoorden, zijn ze er al. Svezette. Suze
kijkt bewonderend naar het gebouw. “Het is nog mooier dan op de
foto.” fluistert ze. Sven glimlacht. Ze stappen uit.
6. Als het hele gebouw bekeken is, alle spullen op de goede plek gezet
en het precies 12 uur is, loopt Suze naar het open/gesloten bordje en
draait het voor de eerste keer op groen. En nu maar wachten op de
eerste klant.
7. Zenuwachtig wipt Suze op haar tenen heen en weer. Sven ziet haar
van achter de kassa en geeft haar een vlugge knipoog. Suze glimlacht
waterig.
8. Dan, zo plots dat Suze ervan opschrikt, klinkt de winkelbel. Alwin loopt
naar het midden van de winkel en kijkt rond. Een familielid. Suze
glimlacht en zet zich over haar angsten heen. “Dag Alwin.” groet ze
hem vrolijk. “Dag Suze, je hebt geen woord gelogen, de winkel is
inderdaad prachtig.” Suze werpt een trotse blik op het interieur. “Had
je iets in gedachten?” “Eigenlijk niet, ik wou even komen kijken, maar
nu ik er toch ben, wat kun jij me aanbevelen?”
9. Suze knikt ten teken dat ze wel iets weet, wenkt hem en loopt met
hem mee naar de wandkleden. “Het mag wel niet echt kleding zijn,
maar ze zijn met de hand gemaakt en ik ben er trots op.” Ze liegt geen
woord. Vanbinnen gloeit ze van trots. Alwin knikt. “Ik kijk even naar de
prijs en dan zal ik eens zien.” Maar aan zijn vrolijke gezicht kan Suze
opmaken dat dat kleed morgen niet meer in de winkel hangt.
10. Vanuit haar ooghoek ziet ze dat Carine ook is binnengelopen en
nieuwsgierig de teddyberen bekijkt. “Gotta love the bears, don‟t ya?”
Glimlacht Suze, als ze naast haar staat. Carine lacht. “Ik moet
zeggen, het ziet er allemaal prachtig uit, misschien neem ik er wel
eentje mee, ik heb een zwak voor teddyberen.” Suze lacht vrolijk met
haar mee.
11. Suze gaat helemaal op in haar werk. Ze vult voorraden bij, praat met
klanten, werkt de winkel langzaam naar niveau 1 en krijgt langzaam maar
zeker een zilveren onderscheiding voor verkopen.
12. Aan het einde van de middag staat Carine bij de kassa. Ze heeft
uiteindelijk toch maar voor de teddybeer gekozen. “Jullie doen het
geweldig.” glimlacht ze. Sven lacht. “De kassa is nog wat ingewikkeld,
maar Suze lijkt geen moeite te hebben met de klanten.” De kassalade
schiet open en Sven pakt er een briefje van vijf uit, die hij aan Carine
geeft. “Fijne dag nog.” Carine stopt het briefje in haar portemonnee en
pakt de tas op. “Hetzelfde.” lacht ze, voor de de winkel uitloopt.
13. Als de zaak leeg is loopt Suze naar de voordeur en draait het bordje op
gesloten.
14. Suze loopt naar Sven, die haar in zijn armen neemt. “Je hebt het
geweldig gedaan.” Suze glimlacht en bloost voorzichtig. “Jij ook.” “Zie
je wel dat je niet zenuwachtig had moeten zijn.” grinnikt Sven. Suze
geeft hem lachend een vriendschappelijke stomp. “Kom, we gaan
naar huis.”
15. Eenmaal thuis haalt Sven de aansteker tevoorschijn. Eerst verlicht
alleen een zwak vlammetje de openhaard, maar al snel komt er een
zwak licht vandaan.
16. Daarna gaat Sven naast Suze op de bank zitten. Hij slaat een arm om
haar heen. “Morgen nog zo‟n dag.” vind hij. Suze lacht. “Ik hoop het.”
17. Suze staart naar de vlammen in de openhaard. Langzaam flakkeren
de vlammen heen en weer, een lange schaduw met zich mee
dragend. Haar oogleden zakken langzaam dicht. De vlammen hebben
een slaapverwekkend effect.
18. Suze slaakt een grote gaap. Sven glimlacht. “Hier moet er iemand
naar bed.” Suze mompelt zachtjes een zwak protest. Sven lacht, staat
op en tilt Suze voorzichtig in zijn armen. “Kom, naar bed jij.” Bijna valt
Suze nog daar in slaap, in zijn warme armen. “Suze?” fluistert Sven.
“Hm?” vraagt Suze. “Ik wil geen spelbreker zijn, maar ik krijg je echt
de trap niet opgetild.” Suze lacht en maakt zich voorzichtig los.
19. Suze kruipt zo snel mogelijk in bed. Als Sven zijn pyjama ook aanheeft
klinkt er in de kamer alleen nog maar de zachte, regelmatige
ademhaling van zijn vrouw. Sven glimlacht en gaat naast haar liggen.
20. De volgende morgen kruipt de zon langzaam omhoog, de lucht oranje
kleurend. Suze gaapt. “Kom,” fluistert ze tegen Sven die ook wakker is
geworden. “Ik wil nog wat nieuwe kleden naaien voor we gaan.” meld
ze. Haar maag maakt een diep rommelend geluid. “En ik heb honger.”
grinnikt ze dan. “Ik maak wel omeletten klaar.” antwoord Sven.
21. Als beneden eenmaal de omeletten in de pan liggen, en Sven
ondertussen twee glazen melk inschenkt, staat plots de vlam in de
pan. Sven zou kunnen schreeuwen, maar het laatste wat hij wil is dat
zijn vrouw komt kijken en gevaar loopt. Hij rent de kamer uit en haalt
zijn mobieltje.
22. Vluchtig drukt hij het nummer „112‟ in. “De alarmcentrale, met wie kan
ik nu doorverbinden?” vraagt en kalme vrouwenstem aan de andere
kant van de lijn. “De brandweer.” Sven struikelt bijna over de woorden.
Als de brandweer aan de lijn is meld hij snel het huisnummer. De
brandweer komt eraan.
23. Sven rent naar de gangkast. De brandweer, als ze er zijn, wie weet is
het dan al te laat. Al snel komt hij terug met een grote rode
brandblusser. Hij spuit tegen de vlammen in. Suze loopt de kamer in.
“Sven?” piept ze. “Ga de kamer uit Suze.” roept Sven vluchtig terug.
Suze doet wat er van haar gevraagd word en rent naar buiten.
24. Sven richt de spuit opnieuw op de pan. Zijn ademhaling jaagt in zijn
keel, zijn hart bonst tegen zijn borstkas. Dan rijd er een
brandweerwagen met gierende sirenes de straat in.
25. Het duurt niet lang voor er een brandweerman de kamer in rent. “Laat
dit maar aan ons over.” roept hij. “Blijf uit de buurt van het vuur.” Sven
schud eigenwijs zijn hoofd. Hij is niet van plan zijn vrouw in gevaar te
brengen door met een man minder te blussen. De man haalt zijn
schouders op en blust mee. Al snel is er van het vuur niets meer over
dan was asresten in de pan. Er is niets verloren gegaan.
26. Sven vind zijn vrouw op de gang, met haar armen om zich heen
geslagen. Sven bijt op zijn lip en drukt haar trillende lichaam tegen
zich aan. “Het is goed,” fluistert hij zachtjes. “Het vuur is weg.”
Langzaam gaat zijn ademhaling zachter.
27. Even later zit het stel aan tafel, met een kommetje cornflakes. Sven
neemt gulzig een grote hap. Sven neemt voorzichtig een klein hapje.
“Hoe voel je je?” vraagt Sven. “Vreselijk.” antwoord Suze eerlijk. Ze
staart in de cornflakes en roert er voorzichtig in rond. “Het is allemaal
voorbij Suze,” fluistert Sven. “We krijgen een brandalarm en als we
warm eten, mag jij koken.” Een waterig glimlachje vorm zich om haar
lippen, om onmiddellijk weer te verdwijnen. “Dat is het niet.” mompelt
ze schor.
28. Sven neemt een hap. “Wat is het dan?” “Ik voel me echt vreselijk. Ik
heb net twee keer overgegeven en ik heb buikpijn.” mompelt Suze.
Sven kijkt haar bezorgd aan. “Het is jouw zaak, je kunt vandaag
thuisblijven als je wilt.” antwoord hij. Suze schud haar hoofd. “Ik ga
gewoon naar de zaak.” ze schuift het halfvolle kommetje cornflakes
voor zich uit en staat op. “Ik ga even douchen.”
29. Voorzichtig laat Suze haar pyjama en ondergoed op de grond zakken
en voelt of het water al warm genoeg is, wat het geval is. Ze stapt
onder de douche en laat de warme stralen over haar lichaam stromen.
Ze word er warm van vanbinnen. Zachtjes neuriet ze.
30. “Does he wash up, never wash up, does he clean up, no he never
cleans up…” Suze glimlacht en wrijft shampoo in haar haren. “He
does nothing, the boy does nothing.” Zie je wel, denkt Suze, ze voelt
zich nu al beter. Niets niet naar de zaak, ze gaat gewoon werken. Er
rekenen mensen op.
31. Na de korte rit in de auto staat Sven al klaar achter de kassa, en Suze
voor de winkel. Voldaan draait ze het bordje om.
32. Al veel sneller dan gisteren staat er een klant binnen. Een klein
glimlachje vormt zich om haar lippen. Ze stapt op de vrouw af.
33. “Kan ik u helpen?” vraagt Suze vrolijk. “Ik zoek een jurkje. En oranje
jurkje voor bij mijn pumps.” Suze knikt goedkeurend. “Dat heb ik wel.
Oranje is jouw kleur.” Ze loopt rechtstreeks naar naar het kledingrek
tegenover ze en trekt er een oranje jurkje uit, met een apart wit
patroon. “Zoiets?” vraagt ze, nieuwsgierig. De vrouw knikt. “Perfect,
kan ik hem even passen?” Suze wijst richting de paskamers. “Daar
zijn de paskamers.” De vrouw pakt het jurkje aan, bedankt Suze en
loopt richting de paskamers.
34. De volgende man die Suze opvalt, is kalend en kijkt wat hulpeloos in
het rond. “Kan ik u helpen?” vraagt Suze. De man knikt. “Mijn
dochtertje is overmorgen jarig, ik dacht aan een teddybeer.” Suze laat
hem de teddyberen zien.
35. Zo gaat Suze vrolijk van klant naar klant. Het duurt niet lang voor ze
een gouden verkoop onderscheiding heeft, en trots behandelt ze elke
klant net zo lief.
36. Dan valt Sven iets op. De man die een cadeau voor zijn dochter zocht,
is nog steeds in de winkel. Hij heeft een pen en notitieblok
tevoorschijn gehaald en kijkt keurend de winkel rond. Hij werkt voor de
krant. Concludeert Sven, als hij het gezicht herkent. In zijn column
keurt hij nieuwe winkels en restaurantjes. Suze leest die pagina‟s
nooit. Sven glimlacht en besluit niets tegen Suze te zeggen. Ze krijgt
vast niet meer punten door alleen hem te behandelen.
37. Suze loopt naar het raam als een vlaag misselijkheid door haar heen
gaat. Diep ademt ze de geur van de regen in. Beter, veel beter.
Zachtjes word ze op haar schouder getikt. “Mevrouw de Vries?” Suze
kijkt om. De man van de teddyberen staat achter haar. “Kan ik even
met u spreken?” Suze haalt diep adem. “Natuurlijk.”
38. “Ik ben Kars Groen.” vertelt de man, alsof dat alles verklaard. Suze
kijkt hem niet begrijpend aan. “Ik schrijf recensies in de krant, en ik
heb je winkel even bekeken, en ik wil je vertellen dat het een zeer
positieve word. Je word geweldig bediend, en voor twee mensen is
dat heel bijzonder.” Suze bloost. “Dat is geweldig, dank u! Ik kan wel
positieve publiciteit gebruiken.” lacht ze. Kars lacht vrolijk met haar
mee. “Onzin, voor de tweede dag loopt het al geweldig, maar iedereen
kan wel een beetje meer gebruiken.”
39. Suze wil hem bedanken en naar de volgende klant lopen, maar Kars
houdt haar tegen. “Ik was nog niet klaar.” glimlacht hij. Hij haalt zijn tas
tevoorschijn en vist er een lijst uit. “Suze de Vries, bij deze overhandig
ik je de bestenste beste prijs. Ik heb in tijden niet over zo‟n goede
service geschreven.” Suze kijkt met grote ogen naar de prijs. Een
grote blijdschap maakt zich van haar meester. Voorzichtig strijkt ze
over de ingelijste prijs. “Dank u.” stamelt ze, maar haar blik verraad
dat ze meer voelt. Kars glimlacht. “Ik ga naar huis, ik moet de beer
nog inpakken.” Suze lacht. “Kom gerust nog eens terug.”
40. Suze zet de prijs naast haar ingelijste eerst verdiende simdollar biljet.
Trots staart ze eens tijd naar de twee lijstjes. De winkel loopt
geweldig. Nu al.
41. De rest van de dag loopt Suze extra gemotiveerd door de winkel, zo veel mogelijk
klanten helpend. Maar uiteindelijk kan ze de misselijkheid niet meer te boven. “Sven?”
fluistert ze. “We gaan een uurtje eerder dicht, ik houd het niet meer.” Sven voelt aan
haar gloeiende hoofd. “Natuurlijk.” fluistert hij terug. Hij doet de kassa op slot en bergt
de sleutel zorgvuldig op. Suze neemt afscheid van de laatste klant en hangt het bordje
op gesloten. Ze stappen in de auto en rijden naar huis.
42. Thuis kondigt Suze aan dat ze haar joggingbroek aan gaat trekken.
Sven knikt begripvol en gaat op de bank zitten. Ze zullen zo even tv
gaan kijken en dan gaat Sven koken.
43. Al snel komt Suze naar beneden. Ze heeft alleen een andere outfit
aan. “Suze, dat is niet echt comfortabeler ofzo dan wat je net aanhad.”
grinnikt Sven. Zijn gekke vrouw ook, met haar volle kledingkast. Suze
kan er niet om lachen en schud haar hoofd. “Waarom trek je het dan
aan?” “Omdat het ruimer zit.” mompelt Suze zachtjes.
44. Suze stapt de laatste trede af en laat haar buik zien. “Het was
helemaal niet de bedoeling.” gilt ze geïrriteerd. Sven legt zijn hand op
haar buik. “Dat maakt toch helemaal niets uit, het is geweldig nieuws.”
fluistert hij geëmotioneerd. “Jawel, je snapt het niet.” sist Suze. “De
zaak, wat moet ik op de zaak als ik zo‟n wrak ben?!” Sven‟s glimlach
verdwijnt.
45. Voorzichtig neemt hij haar hoofd tussen zijn handen. “Suze, is de zaak
zo vreselijk belangrijk voor je?” Suze slikt en mompelt zachtjes een ja.
“Je draagt een kind, maar zolang jij denkt dat je het aankunt en je niet
uitgerekend bent mag je van mij gewoon gaan.” Suze knikt
goedkeurend. “Wat is er belangrijker, werk of gezinsleven?” fluistert
Sven. “Een gezin.” glimlacht Suze. Sven glimlacht ook en drukt een
lange kus op haar lippen. “We worden ouders.” fluistert hij.