2. Een stad met 1000 bakkers
Rebekka Verheij
Met illustraties van Ingrid Verheij
3. Weet je waar ik pas ben geweest?
In een stad waar je nooit van hoort en nooit van leest.
In die stad is geen radio of krant,
en er hangen ook geen televisies aan de wand.
’s Ochtends vroeg gaat er geen wekker,
omdat er geen stroom is en ook geen stekker.
Toch is iedereen daar al heel vroeg wakker,
want iedereen in die stad is bakker.
Kinderen zie je daar nooit naar school toe gaan,
want ze moeten elke dag in de bakkerij staan.
Daar leren ze krentenbollen maken,
en stokbroden in verschillende smaken.
Als ze vrij zijn knikkeren de kinderen met balletjes deeg,
of gooien ze met grote witte bollen in een steeg.
Ook de grote mensen zijn daar altijd met brood in de weer,
en zo gaat het dag aan dag en keer op keer.
3
4.
5. Maar op een dag wisten de bakkers niet wat ze zagen.
Er kwam een hele grote vrachtwagen.
“Wat is dat!?”, zeiden ze, “Een mega mislukt brood misschien?”
Want een vrachtwagen hadden ze nog nooit gezien.
Bakker Bol klopte op de ruit van de wagen.
Hij zei: “Hallo, mag ik je wat vragen?”
De chauffeur lachte blij en zei:
“Wat wil je vragen aan mij?”
“Uhm, wie ben je en wat doe je hier,
en waarom heb je zoveel plezier?”
De chauffeur zei: “Ik ben Henk,
en ik heb een vrachtwagen met een lege tank.
Ik kom hier om te tanken en wat te eten,
want ik ben mijn broodtrommel vergeten.”
Bakker Bol zei: “Brood kun je hier overal kopen,
maar voor een tankstation moet je heel ver lopen.
Een tankstation hebben we hier niet,
iedereen is bakker zoals je ziet.”
5
6.
7. “Maar Henk”, ging hij verder, “waarom lach je zo blij?
Is er soms wat geks aan mij?”
Henk antwoordde: “Ik lach en heb zoveel plezier,
omdat ik nog nooit zoiets gezien heb als hier.
Jullie kleren en jullie huizen, alles is van brood,
zelfs de regenpijp en de dakgoot.”
Bakker Bol zei: “Maar dat heeft toch iedereen?”
“Nee hoor”, zei Henk, “ik heb een huis van steen.
En mijn trui is gemaakt van wol,
niet van een grote krentenbol.”
Bakker Bol bekeek Henk eens van heel dichtbij,
en vroeg: “Heb je ook zo’n wollen trui voor mij?”
Henk boog naar voren, grabbelde wat in zijn stoffen tas,
en gaf Bakker Bol een wollen trui en een katoenen das.
Bakker Bol trok de trui aan en sloeg de das om met een zwier,
toen zong en sprong hij in het rond van plezier.
“Joepie! Deze mooie trui van wol,
zit veel beter dan mijn krentenbol.”
7
8.
9. Bakker Bol gaf een heel groot brood aan Henk,
en zei: “Als dank, een geschenk.”
Henk pakte het grote brood aan en begon te eten.
Hij vond het niet meer erg dat hij zijn broodtrommel was vergeten.
“Mmm”, zei Henk, “dit brood wil ik wel elke morgen.
Kun je dit brood ook bij mij thuis bezorgen?”
“Nee”, zei Bakker Bol, “want om brood te bezorgen is hier niets,
er is geen auto, geen kar en zelfs geen fiets.
Als je dit brood elke ochtend wilt eten zit er maar één ding op,
een huis bouwen daar op die heuvel verderop.”
Bakker Bol wees naar een grote heuvel naast zijn bakkerij,
en zei: “Dan kun je zo vaak je wilt brood kopen bij mij.”
Henk dacht eens diep na en fronste met zijn wenkbrauw,
toen zei hij: “Wat een goed idee van jou.
Toevallig zitten er allemaal bakstenen in mijn vrachtwagen,
en sterke balken om het dak te dragen.
Ik ga gelijk aan de slag.
Bakker Bol, ik wens je nog een goede dag.”
9
10.
11. Wilt u weten hoe dit verhaal afloopt?
Bestel dan een boekje.
11