Isn't it strange, the place that feels like home is your embrace...
Â
Brown 3
1.
2. Britt en Lewis besloten terug te keren naar Mike Sherwell. Te voet, want
zo ver woonde de man niet van het politiebureau. Met zijn handen in zijn
zakken sloft Lewis vooruit. Hij staart naar zijn gympen.
3. Misschien was het tijd voor een nieuw paar schoenen, bedacht hij. Britt
haalt hem terug naar de werkelijkheid door hem even op zijn schouder te
tikken.
4. “Wil je nog lang naar je schoenen staren of zullen we Mike gaan
verhoren?” Lewis grinnikt. “Ik kies voor Mike.” Britt knikt tevreden, en
samen liepen ze verder naar het huis van Mike Sherwell, de man die ze
nooit echt hadden kunnen verhoren.
5. Lewis drukt op de bel. Een luid geblaf functioneert als deurbel.
Britt grijnst. “Ligt het aan mij, of heeft Mike sinds kort een hond?”
Zachtjes lacht Lewis met haar mee. Mike maakt de deur open. Een bruine
labrador racet langs hem naar buiten.
6. Mike moppert iets. “Paco!” roept hij uit. “Hier!” De hond kijkt even om bij
het horen van zijn naam en blaft vrolijk voor hij verder de straat door rent.
Hoofdschuddend kijkt Mike hem na. “Die komt nog wel terug. Over een
uur of uiterlijk vanavond.” verzekert hij de gasten.
7. Lewis grinnikt vrolijk, maar dan word zijn gezicht serieus. “We zijn al
eerder langs geweest. Kunnen we onze vragen over Jane verder zetten?”
Mike knikt. “Natuurlijk, kom binnen.” Britt en Lewis volgen hem naar de
woonkamer en nemen plaats op een van de banken.
8. “Koffie?” stelt Mike voor. Vragend kijkt Britt Lewis aan. Deze glimlacht.
“Als je snel kunt drinken, ik verwacht niet dat we lang blijven.” Britt
glimlacht. “Graag met veel melk.” Lewis schud op zijn beurt zijn hoofd.
Zodra Britt en warme kop koffie in haar handen houdt, besluit Lewis het
verhoor te starten.
9. “Goed, Mike, ten eerste, waar was je op woensdag, tussen 7 en 8?” Mike
zucht. “Thuis, wie niet om die tijd.” Lewis knikt. “Was er iemand bij je, die
dat niet kan bevestigen?”
10. “Nee, ik was alleen.” Hij laat zijn ogen heen en weer glijden tussen de twee
op spanning staande gezichten voor hem. “Maar echt, ik heb haar niet
vermoord, ik zou het niet kunnen. Ik zou haar nooit iets aan kunnen doen.”
Onzeker kijkt Britt naar haar blaadje met aantekeningen. “Je kende haar al
lang zei je?”
11. Mike knikt. “Vlak voordat ik afstudeerde, moest ik voor boeken naar de
bibliotheek van Gouldfield. Daar werkte ze. Het klikte meteen en we zijn
bevriend geraakt. Vooral toen we merkten dat we buren waren, zijn we
veel met elkaar omgegaan.”
12. Britt klikt haar pen open en schrijft in steekwoorden zijn verhaal op.
“Waar zit die bibliotheek? Misschien willen we daar nog eens langs.” “In
de Savonijelaan. Dicht bij het park.” De Savonijelaan verschijnt op het
papier. Dik onderstreept. Lewis schraapt zijn keel.
13. “Ik denk we genoeg gehoord hebben. We komen vast nog een keer
langs.” Gulzig neemt Britt een paar slokken koffie. “Klaar, Britt?” glimlacht
Lewis. Britt zet de mok op hij bijzettafeltje neer. “Ik zei toch dat ik het op
kreeg?” plaagt ze. Ze stopt haar notitieblok in haar tas en ritst haar jas
dicht.
14. De bibliotheek van Gouldfield lag, zoals de alle andere plekken in het
kleine dorpje, niet ver van het huis af. Het was een groot, statig gebouw,
dicht bij het oude gemeentehuis. Het is zachtjes beginnen te regenen, en
Britt en Lewis snellen naar de ingang.
15. Voor de grote glazen deuren blijven ze even staan, zodat Britt haar
paraplu in kan klappen. Lewis kijkt naar binnen. “Waar zoeken we
eigenlijk naar?” Britt haalt haar schouders op. “Dat zien we wel als we het
vinden.” meent ze.
16. Lewis grinnikt zachtjes en samen lopen ze de bibliotheek in. De
bibliothecaresse knikt vriendelijk naar ze. Ze stopt de paraplu in haar tas
en legt haar slanke hand op de ijzeren deurknop. “Zullen we?”
17. Een tijdje dwalen ze tussen de boeken door. De romans, de thrillers, de
biografieën en... de detectives. Bij een van de achterste planken hurkt
Britt neer. Met haar vingers strijkt ze over de ruggen van een paar van de
boeken.
18. “Dus, wat denk jij van Mike?” vraagt ze zachtjes, op gepaste toon voor in
een bibliotheek. Lewis glimlacht en leunt tegen de kast aan. Hij zucht. “Ik
weet het niet. De man schijnt echt te geven om Jane, maar aan de andere
kant heeft hij niet echt een duidelijk alibi.”
19. Britt knikt. “Dat bedoel ik. Of hij liegt of niet, dat weten we nog niet. En
ondertussen weten meer en meer mensen over het onderzoek op Jane.”
20. In de stilte die volgt klinken er duidelijke voetstappen in het pad naast hen.
Een jonge, zwartharige vrouw, kijkt om de hoek. “Jane?” vraagt ze, niet-
begrijpend. Lewis glimlacht. “Ja Britt, ondertussen weten er steeds meer
mensen van.”
21. Britt lacht sarcastisch en wendt zich tot de vrouw. “Ik ben Britt de Groot
en dit is Lewis Brown. We onderzoeken de moord op Jane Pierce.” De
vrouw slikt. “Maaike Bells.” Lewis knikt. Hij dacht al dat hij haar ergens
van kende. Het was een van de vrienden van Jane, de vrouw die het
lichaam gevonden had.
22. Nieuwsgierig kijkt hij de vrouw aan. “Maaike, kun je ons iets over Jane
vertellen? Veel hebben we nog niet ontdekt en iets extra´s zou erg fijn
zijn.” Maaike knikt begripvol en kijkt even voor zich uit.
23. “Tja, Jane... Ze was een succesvolle vrouw, een goede baan, hier toevallig,
als bibliothecaresse. Ze had een vriend, en mooi huis. Alles eigenlijk.”
beschrijft ze dan. “Kun je ons iets meer over die vriend vertellen?” spoort
Lewis haar aan. “Brandon Milano? Het verbaast me dat jullie nog niets
over hem gevonden hebben, hij was altijd erg... open, over hun relatie.”
24. Britt fronst haar wenkbrauwen. “Open? Hoe bedoel je?” onderbreekt ze
haar. Maaike haalt haar schouders op, en een blos kleurt haar sproetige
wangen.
25. Ze pakt een boek uit de kast en volgt met haar vinger de contouren van
de letters. “Gewoon, zoals ik het zeg. Op straat liet hij haar geen moment
alleen. Hij maakte wel duidelijk dat ze zijn vriendin was. Een beetje
bezitterig bijna.” Zenuwachtig beweegt ze met haar hakken over het
tapijt. “Ik werk hier ook, en ik moet eigenlijk gaan sluiten nu. Kunnen jullie
zo vriendelijk zijn om...?”
26. Lewis glimlacht vriendelijk. “Natuurlijk Maaike, wij moeten toch nog even
terug naar het politiebureau.” Britt knikt instemmend. Voor Maaike uit
lopen ze het gebouw uit. Het is gestopt met regenen, en een waterig
zonnetje is doorgebroken.
27. Genietend van de zon sloft Lewis over de stoep vooruit. Achter zich hoort
hij Britt zachtjes lachen, maar hij reageert er niet op. Britt houd hem
tegen. Vragend kijkt hij om. “Wat is er?” wil hij weten.
28. Grinnikend wijst Britt naar een hond die aan de overkant loopt. Het duurt
even voor Lewis door heeft wat ze bedoelt, maar dan herkent ook hij
Paco, de hond van Mike.
29. Vrolijk lacht hij met haar mee. Zodra de hond hen doorheeft glipt hij een
steegje in. Lachend loopt het tweetal naar het politiebureau.