Driessen, G. (1993). Boekbespreking van L. Lucassen & A. Köbben, ‘Het partiële gelijk. Contro¬verses over het onderwijs in de eigen taal en cultuur en de rol daarbij van beleid en wetenschap (1951-1991)’, Mens en Maatschappij, 68(2), 306-308.
ISSN 0025-9454
Geert Driessen (1993) MeM rev Lucassen & Kobben Het partiele gelijk.pdf
1. de nationale groep. De taalresulaten op gerefor-
meerde scholèn [ggen weliswaar iets hoger (wat
kan duíden op he1 bestaan van een 'woordcul-
tuur'), maar daar stzum geÍingere rekenpÍestatles
tesenover. Noch met loglineaire analyses' noch
mIt LISREL-analyses wordt steun gevonden
voor de hypothese dat de effecten van sociale
status op àe schoolloopbaan bínnen het gerefor-
meerde onderwijs geringer zijn dan binnen de
overige richtingen. Ook voor de voorspelde ster-
kere
*sekse-effècten
binnen de gereformeerde
richting vindt Dijkstra geen aanwijzingen' De
auteurtomt lof toe voor de nauwgezetheid waar-
mee de verrichte analyses worden verantwoord'
Op de drie geformuleerde hypothesen komt een
auiaeUit antwoord. Ook beschikt hij over een
vlotte stijl, die het boek goed leesbaif en toegan-
kehjk maakt. Op grond van het onderzoeksmate-
riaai wordt een intrigerend beeld geschetst van
wat misschien de laatste echte zuil in het onder-
wijsbestel is: een steÍk gesloten gemeenschap'
maar actief betrokken bij de eigen kring' Het is
daarom jammer dat de nieuwsgierigheid die
Dijkstra oproept naar de vraag waar het nu pre-
cies mi. gàat met de theorie waaruit hij zijn hy-
pothesen heeft afgeleid. nauwelijks wordt bevre-
àiga. fu. in de slotparagraaf van het laatste
hoofdstuk komen enkele resultaten van zun on-
derzoek naar de opvoedingsoriëntaties bij gere-
Íbrmeerd-vrijgemaakten aan de orde' Deze had-
den zich ,ooi
""n
verdere analyse geleend dan
de bijna alleen grafische presentatie waartoe hij
zich nu beperkt' Op zijn minst had besproken
-og"n *oid"n wat deze resultaten impliceren
uool h"t onderzoeksprogramma dat als gevolg
op dit proefschrift wordt aangekondigd' Nadat
dà autzur eerder op grond van zijn bevindingen
eecn aanleiding zag om de cruciale assumpties
ían oe theorie te toetsen. komt deze aankondi-
ging nogal uit de lucht vallen' Het proefschrift
wi.1st e. imm"rs neÍgens op dat de factor gods-
diensl len onrechte vergeten is'
C. van Liere
Leo Lucassen en André J F Köbben Het partië'
le gelijk. Controverses oter het orulerwijs in de
etg'en-taal en t'ultuur en de rol daarbij van be-
306
leid en wetenschap (1951'1991)' Amsterdaml
Lisse.'SweÍs & Zeitlinger 1992' 199 p'
Sedert enkele decennia kunnen allochtone kin-
deren het Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur
(OETC) volgen. Dit houdt in dat Turkse leerlin-
gen behalve op het 'reguliere' Nederlandse on-
íe.wi.is ook recht hebben op ies in de Turkse taal
en cuituur. Het tijdstip waarop dit wordt gegeven
kan in en/of buiten schooltijd liggen' Een be-
langrijk deel van de financiering ervan vindt
olalts met gelden die in het kader van het Onder-
wijsvoorrangsbeleid beschikbaar worden ge-
stid voor Je bestrijding van onderwijsachter-
sBnden. Behalve de overheid kunnen ook al-
lochtone ouders zelf OETC organiseren Om een
indruk te geven van de omvang van het door het
ministeriJvan O & W gesubsidieerde OETC het
volgende: in 1991 waren er 66'0O0 leerlingen
voor aangemeld (of ze het ook daadwerkelijk
volgden is de vraag); het ging daarbij om 970
fulliime docentplaatsen en er was 63 miljoen
sulden mee gemoeid.
Vanaf herlrille begin heelt het OETC te kam-
pen gehad met hevige controverses' met name
met Ëet ekki.tg tot het bestaansrecht ervan' Voor
de 'voorstanders', veelal linguïsten' vormt het
OETC een sine qua non voor het verkrijgen van
een positief zelfbeetd en het verwerven van de
Nedàrlandse taal. De 'tegenstanders" onder
meer onderwijssociologen, beschouwen het als
pure tijdverspilling en een sta-in-de-weg voor
it", r.r*"*"t u* gelijke onderwijskansen' Op-
vallend bij de hele gang van zaken rond het
OETC is dat de geëmotioneerdheid waarmee de
discussie wordt gevoerd omgekeerd evenredig is
aan het gewicht van het empirisch bewijsmateri-
aal dat de argumenten pro dan wel contra zou
moeten ondeÍsteunen. Was het enkele jaren ge-
leden nog compleeÍ taboe om ook maar één
'kwaad' woord over het OETC in de mond te ne-
men, tegenwoordig worden critici ten minste al
niet meàr bij voorbaat voor 'etnocentristen' uit-
semaakt.
" ond*k, het feit dat er inmiddels enorm veel
over het OETC is geschreven, kan er nog steeds
worden gesproken van een patstelling Toen ik
Het partiële gelijk op mijn bureau kreeg' was
mijneerste reactie dan ook of deze zoveelste pu-
Èrr:
r4J:
,ffi
,ri&&
1w
2. blikatie iets nieuws zou kunnen to€voegen aan
de soms zinnige. maar meestai onzinnige be-
,.tor*irg.n over dit onders'erp lk zal op het
"ina
,- àeze recensie op deze vraag terugko-
men. Nu eerst ie§ over de door Lucassen en
KObb.n g.h*r."rde *erkwijze en de inhoud
van het troek.
Het partiëte gelrTll kan worden beschouwd als
een proeve van wetenschapsonderzoek' Bestu-
deerà *ordt de wisselwerking tussen beleid en
*elenschap. met als casus het OETC' Meer spe-
ciírek vragen Lucassen en Kóbben zich af hoe de
hierboven -qesignaleerde
patstelling tussen voor-
en tegenst;de;s moet woÍden verklaard en hoe
,e eu-entueel kan worden doorbroken' Als me-
thode hebben de auteurs gekozen voor (histo-
nsch) literatuur- sn nlshisfqnderzoek (o-a' Yan
de betrokken minisleries) en hebben ze gesprek-
ken gevoerd met (ex)beleidsmensen en onder-
zoeklrs. lTerzijde zij opgemerkt dat nauwelijks
onderzoekers zijn geraadpleegd die zich expli-
ciet mer het OETC hebben beziggehouden' Aan-
gezien dit juist belangrijke actoren in de discus-
íe ,1n ge*eert. wekt dit enige bevreemding )
eij dit aites werden ze op het juiste pad gehou-
den doo. een uitgebreide begeleidings- en reso-
nanscommissie.
Bij hun speunocht - het boek heeft wel wat
*"g
-r-
""o'*"tenschappelijke
detective' - on-
deËcheiden Lucassen en Köbben een zestal fa-
sen. De eerste daarvan - en dat is verrassend -
beslaat de periode 1920-1940 en betreft het on-
derwijs in Nederlands-Indië' 7x laten zien dat
een deel van de ideeén in latere periodes in Ne-
derland hun oorsprong vindt in het koloniale ver-
leden. De daarop volgende fasen (1951-1991)
Delen Tich alle in Nederland zelf al' Ze worden
mede bestudeerd vanuit de optiek van dne mo-
seliike rollen van wetenschappelijk onderzoek:
i.rïorar loetsend gebruikt' dan wel legitime-
rend, of het speelt (nagenoeg) geen rol' Ik wi1
echter niet bij de gedetailleerde beschrijving van
deze ontwikkelingen stil blijven staan en raad
eenieder aan daarvoor zelf het boek ter hand te
nemen. Het biedt - regelmatig gelardeerd met
sappige details (en dat bedoel ik niet negatief
naar de auteurs toe; ze zrln juist zeer consciënti-
eus te werk gegaan) - een' althans voor niet-di-
rect betrokkenen, onthullende en ontnuchteren-
de kijk in de keuken van beleid en onderzoek'
Wàt Lucassen en Köbben in ieder geval goed
duidelijk weten te maken is dat het fundament
uun h.iOgfC U"staat uit een in de tijd wisselend
kluwen van - schrik niet van het aantal en de ver-
scheidenheid - financiële, politieke' ideologi-
sche, onderwijskundige, linguÏstische' psycholo-
gisctre, peaagàgische, cognitieve en (werk)gele-
n"nh"idratgumenten. Het boek laar zien dat tot
lp ,"k"r. Àoogte alle betrokkenen' maar in het
hiizonder de bewindslieden en hun ambtenaren'
slachtoffer zijn van een combinatie van hun be-
roepspositie. van de relatieve nieuwigheid van
fr"rïn4".*"tp' van de tijd die maar niet stil wil
bli.lr.n ,,uun'"n de druk van conflicterende be-
Iangen. Ook wordt duidelijk dat sommige weten-
.ch"appers hun métier in onvoldoende mate be-
n"..r.n, of het gebruiken (c'q misbruiken) om
hun ideologisch getinte - maar volstrekt ontoe-
reikend door onderzoek ondersteunde - opvat-
tingen door te drijven over wat nu het beste is
voi.r de toekomst van allochtonen' De 'schuld'
ligt echteÍ geenszins alleen bij de wetenschap-
pJrsl tmm"is, ook van het beleid mag verwacht
iorden dat het niet klakkeloos alle 'wetenschap-
pelijke' bewijzen voor wa'u aanneemt en weer-
,,und *""t re bieden tegen pressies van belan-
pene.roeDen. Een en ander laat onverlet - en dal
ïnír doo, Lucassen en Köbben bij herhaling
onderstreept - dat alle betrokkenen het beste
voorhebben met de betreffende allochtonen' Het
meest frappante - en tegelijk wellicht het meest
tdeste - van de hele discussie is waarschijnlijk
wel, dat het gekrakeel zich in hoge mate over de
hoofden heen van de meest direct betrokkenen
(óETC-leerkrachten, ouders en leerlingen) heeÍt
uig"rp""ta. Ondanks de alsmaar veranderende
àoït.n it.. in al die jaren aan de OETC-praktijk
niet veel gewijzigd - het is nog steeds vaak be-
helpen.
De moraal van het boek is dat er gewaakt moet
worden voor absolute en generalistische opvat-
tingen. De waarheid ligt volgens Lucassen en
Ktriben ook hier ergens in het midden: het par-
tië1e gelijk. Juist in het licht van deze conclusie
is er
-even*el
enige kritiek mogelijk op deze -
overigens gedegen - studie De grote belangstel-
ling ian di auteurs voor de (afzonderliike) de-
taris komt namelijk enigszins polariserend over;
301
Mens en Maatschappij, 68e jaargang' nr' 3' augustus 1993
w
s
3. net alsof de actoÍen alleen maar öf vooÍstander'
iii.g"nr*ao runnen zijn' Te weinig aandacht
*o.ít rc.t".0 (afgezien van de achteraf-over-
;t;;ir*" van dJgeïnterviewden) aan het feit
dat er ók vele betrokkenen zijn die een genuan-
a""rO" ,itia hebben Personen die weliswaar
à"ià"iut wetenschappelijke en pragmatische
kritiek hebben op aspecten van het OETC' maar
die daarmee nog niet in alle opzichten tegenstan-
à.r rírc, oBÍc zijn' ondanks het verkondig-
à" p*irf" gelijk rest na lezing van het boek ei-
eentiik maar één conclusie over de toekomst van
f;", cigrc' Lucassen en Köbben gaan niet zov€r
;; il uit te spreken; deze recensent doet dat
ook niet, hij laaidat graag aan de lezer zelf over'
" -
Àfg"ri"n run enkèle kritische kanffekeningen
r"iaiïi.1t eindoordeel dat Lucassen en Köbben
met lof geslaagd zijn voor deze proeve van we-
i."t.i"ó*a"i,oei' Hun werk levert een objec-
;i;;*"à" bijdrage aan de discussie rond het
óÉrc. t'tu* oi J. in de inleiding genoemde pat-
,'Àiing a*t dit boek wordt doorbroken' zal de
;if ;;"" Ieren. Vermeldenswaardig is echter
iài à" .orntnlrtie-Van Kemenade eind 1992 -
Il", ut,
"",
van de leden de in het boek a1s fer-
,"n, U"pt.i,.. van het OETC opgevoerde hoog-
i"r'uar dtt u - in haar advies 'Ceders in de tuin'
radicaal lijkt te hebben gebroken met de argu-
*"nr"n Ën bewijzenballast uit het verleden'
Daarvoor in de plaats heeft men gekozen voor
,f".f-t t een lweliswaar: nieuw) autonoom doel'
.r*"ilir, het le.et' van de eigen taal om de taal
zetf. Eàn van de problemen van deze - overlgens
lovenswaardige - poging om te komen tot.een
compromis is echter alweer dat de
1mm1s11
.r.h"ert alle allochtonen te bedienen' hetgeen tn
le praktijk ongetwijteld onmogelijk zal btijken'
Wordt vervolgd. . '
belanqstetling staat. maar ook omdat de eerste
ilffi nuloortogst immigranten inmiddels
ti..a i,
"t
u.gintie worden' De bundel oud in
arn Vrrr^d, wil aan deze belangstelling tege-
iro"t kom"n. Hij is bedoeld voor een breed pu-
tii"t
"i - zoals in het voorwoord wordt gesteld
-"-oo, i"dere"n die beroepsmatig of uit per-
,ooniit
"
it t"r"rse te maken heeft met allochto-
ne ouderen'(P' 10)'
'*H"iU*t
gaat over Indische' Molukse' Suri-
n*rnt", Ct ir'"t", Marokkaanse en Turkse oude-
,-*. . u, elke etnische groep wordt een hoofd-
.*- ;;;i,d. door in àtaal vier auteurs' Elk
nooiO-ti"f'U.ru, een beschrijving van de be-
o"ii".à"
",.it"ne
groep in het algemeen' en de
oositie van ouderen in het b'rjzonder' In de mees-
i"-i""fart*k. "
kri j gt het' allochtoon-zijn' ech-
i". rn"". u*Au"ttt dan het 'oud-zijn'' Een uitzor-
;;;;"P is de bijdrage van Choenni' die
,1r rï.nuui.ontequent toespitst op ouderen (i'c'
Surinaamse ouderen)'
Voor het overige zijn de hoofdstukken ruet
""nroÀig
,- opiet' Dat komt deels omdat elke
;;;;;" É""p nu eenmaal zijn eigen specifieke
seschieaJnis kent. en deels omdat elke auteur
:i;;i*.^ inralshoek kiest' Zo besteedt Robin-
r,j" i"ïu, bijdrage over Indische ouderen bij-
voorbeelà aandacht aan de alom als 'success sÍo-
.rii"r"i,ou*0" integratie van Indische Neder-
ii.o*.. gii plaatst daar enige vraagtekens bij en
laat zien hoe het verloop van dit integratleproces
van invloed is geweest op de identiteit en het
*"tU*inA"n uÀ Indische ouderen' Dit is een in-
,"r.rrunr" invalshoek, die bovendien met de no-
dige zorg wordt uitgewerkt'
-
ïit U'atste kan niet van alle hoofdstukken
worden gezegd' Vooral de hoofdstukken over
Molukse, Malokkaanse en Turkse ouderen be-
vatten informatie waarvan de relevantie niet al-
tijd duidelijk is en die soms zelfs willekeurtg ge-
tàr"" fi:n' Deze bijdragen maken hier en daar
wel een erg oppervlakkige indruk De constate-
irg i" ft4"of"tte ouderen evenals Nederlandse
ouà"."n.rg gehecht zijn aan hun kinderen en
tl"i*.a"t", tp. 6l) vind ik bijvoorbeeld een
nr.rnoaie" constateting' Her lijkt me namelijL
innui uoi, de hand liggen dat ouders gehecht
,1i aan trun hnaeren en kleinkinderen - of ze nu
al'lochtoon of autochtoon zijn' De hoofdstukken
Geert Driessen
M .H . Bakker (red ). Oud in den Vreemde ' Over
,ttlornrorc ouderen' H outenl Anwerpen: Bohn
Stofleu Van Loghum. 1992
'
190 P'
De aandacht voor allochtone ouderen groeit snel'
iut to*r.ti"t urteen omdat de vergnjzing van de
Iu-.nt"uing utt .aatschappelijk vraagstuk in de
308
-;Ír
ffi
ffi-
-']i@
:!ffi*
rffi