1. Hoofdcommissarissen lokken eigenrichting uit
Verschenen in Algemeen Politieblad, nummer 2, 24 januari 2004
Door: Ulco van de Pol
Veelplegers verspelen hun recht op privacy, omdat zij zelf op grote schaal de privacy van
burgers schenden. Portretfoto’s van veelplegers kunnen dus op internet worden gepubliceerd
maar ook bij de buurtsupermarkt worden opgehangen. De Utrechtse korpschef Vogelzang wilde
met deze nieuwjaarsboodschap de grenzen van de privacy verkennen.
Het voorstel van Vogelzang gaat te ver. Uit zijn toelichting in de media begrijp ik dat hij
veroordeelde veelplegers vooral bij wijze van afschrikking te kijk wil zetten. Iemand voor straf in
het schandblok plaatsen is in onze rechtspleging al 150 jaar verdwenen. Als zo’n moderne
schandpaal al een gerechtvaardigd doel dient, is het zeker niet aan de politie om deze straf uit te
delen. De politie heeft tot taak strafbare feiten op te sporen en te voorkomen. Het bestraffen van
veelplegers geschiedt nog altijd door de rechter. Na het uitzitten van hun straf - die inmiddels
voor een eenvoudige winkeldiefstal kan oplopen tot 2 jaar - moet ook een veelpleger de kans
krijgen normaal in de maatschappij te functioneren zonder beschimpt, bespot of nog erger
belaagd te worden. Als rechter weet ik maar al te goed dat veelplegers hun naam eer aan doen.
Maar niets let de politie om hen in de wijk waar zij wonen extra in de gaten te houden. Als zij
hun oude gewoonten weer oppakken, start opnieuw de opsporing, zo nodig in samenwerking
met winkeliers.
Het verspreiden en publiceren van foto’s van veelplegers door de politie is een verstrekking uit
politieregisters. Volgens de Wet politieregisters is het gebruik van dergelijke informatie
toegestaan binnen politie en justitiekringen en mag informatie ook worden verstrekt aan in de
wet genoemde instanties. Daarbuiten is de politie tot geheimhouding verplicht, tenzij het
verstrekken van persoonsgegevens noodzakelijk is voor de politietaak. In het kader van de
opsporing kan het tot een verantwoorde taakuitoefening behoren om op beperkte schaal foto’s
van veelplegers te verspreiden onder bijvoorbeeld ondernemers in een winkelcentrum dat veel
overlast ondervindt. Samenwerking tussen winkeliers en politie bij de opsporing betekent dat
ook informatie kan worden uitgewisseld. Winkeliers maken met videocamera’s foto’s van
winkeldieven die de politie gebruikt. Op haar beurt kan ook de politie de winkeliers bedienen.
Voorwaarde is dat dit gericht gebeurt en een zinnig doel dient. Het voorstel van de Utrechtse
hoofdcommissaris kan dus niet worden beschouwd als een rechtmatige uitoefening van de
politietaak. In het ergste geval is het uitlokking van een jacht op veroordeelde burgers, van
eigenrichting.
De aanstaande hoofdcommissaris van Amsterdam noemde rond de jaarwisseling het recht op
privacy de schuilplaats van het kwaad. Hij werd hierin bijgevallen door zijn vertrekkende
collega. Kennelijk zien zij privacywetgeving als een obstakel voor het politiewerk. Zij verzwijgen
dan de enorme uitbreiding van politiebevoegdheden in de afgelopen jaren, van de Wet
bijzondere opsporingsbevoegdheden tot en met het preventief fouilleren, de identificatieplicht
en straks nog de invoering van een informatieverplichting voor bedrijven en organisaties. Ook in
de samenwerking met partners in crime fighting is veel mogelijk. Onlangs gaf het College
bescherming persoonsgegevens nog zijn fiat aan de verstrekking van gegevens van
aangehouden drugskoeriers aan vliegtuigmaatschappijen om deze in staat te stellen hen een
vliegverbod voor 3 jaar op te leggen. (De aanleiding is bedroevend: justitie is niet in staat
koeriers met minder dan 3 kilo verdovende middelen bij zich te berechten.) Uitgangspunt is
steeds dat de verstrekking van informatie - ook - een politietaak moet dienen.
2. De opvatting van de hoofdcommissarissen miskent geheel dat de politie beschikt over veel voor
de burger vaak gevoelige informatie die met ingrijpende methoden verworven is.
Privacybescherming betekent vooral dat de politie daarmee op verantwoorde wijze omgaat. Met
hun uitlatingen plaatsen zij zich dan ook buiten de internationale rechtsstaat, waarvan het
grondrecht van privacybescherming een onderdeel is. Het dienen van deze rechtsstaat in woord
en daad is hun plicht, zelfs rond de jaarwisseling en zelfs ten aanzien van veelplegers.