2. Hem nu naderden alle tollenaren en zondaren om van Hem te horen.
En zowel de Farizeeën als de schriftgeleerden morden, zeggend:
‘Deze ontvangt zondaren en nuttigt met hen!’ Lucas 15:1,2
wie luisterden?
3. Hij nu vertelde aan hen
deze parabel, zeggend:
Lucas 15:3
parabel = gelijkenis, bedoeling:
iets verbergen voor de menigte
4. gelijkenissen, reden:
Hij nu zei:
‘Aan jullie is het gegeven
de geheimen van
het koninkrijk van
God te kennen,
aan de overigen echter in
parabelen, opdat ziende zij
niet zien en horend niet
begrijpen’ Lucas 8:10
5. gelijkenis - 5 delen:
A verloren schaap
B verloren penning
C verloren zoon
B* rentmeester
C* rijk man, Lazarus
6. A) verloren schaap: liefde voor de zondaar
farizeeën c.s. zijn de 99 rechtvaardigen
A verloren schaap
7. B) niet één mag ontbreken:
de zondaar kan zich niet redden,
moet gevonden worden
A verloren schaap
B verloren penning
8. C) verloren zoon: moreel verschil tussen
tollenaars/zondaars en leiders Israël
‘veraf en dichtbij’
A verloren schaap
B verloren penning
C verloren zoon
9. B*) rentmeester: de leiders van Israël zijn
onrechtvaardig rijk (mammon) en ze
begrepen het – 16:14
A verloren schaap
B verloren penning
C verloren zoon
B* rentmeester
10. C*) rijk man: beeld van de leiders van Israël
die het koninkrijk missen en Lazarus die
als ‘arme’ gelovige zegen krijgt
A verloren schaap
B verloren penning
C verloren zoon
B* rentmeester
C* rijk man, Lazarus
11. Een zeker mens nu was rijk en kleedde
zich in purper en batist, en was
dagelijks stralend en blij Lucas 16:9
‘een zeker mens nu’
purper: koningschap
batist/linnen: priesterschap
= Israël Ex:19:5,6; 1 Petr.2:9
12. Er was nu een zekere arme met de naam Lazarus, die bij zijn poort was,
neergeworpen, zweren hebbend en begerend verzadigd te
worden door de kruimels die afvielen van de tafel van de rijke.
Maar ook de honden kwamen en likten zijn zweren. Lucas 16:20,21
Lazarus
El-azar = God helpt
vgl: Eliëzer
honden: onrein, heiden
(Ps.22:16; Mt.15:26; Mc.7:27)
13. rijk mens: beeld van de leiders
farizeeën en wetgeleerden
arme Lazarus: beeld van de
zelfkant, tollenaars en zondaars
14. Het gebeurde nu, dat de arme stierf en hij werd weggebracht
door de boodschappers naar de boezem van Abraham.
De rijke nu stierf ook, en werd begraven. Lucas 16:22,23
boezem van Abraham:
beeldspraak -
verblijfplaats van de
rechtvaardigen: zegen
15. hades, sheol = niet dodenrijk,
maar onwaarneembaar
En in het onwaarneembare,
hief zijn ogen op, was in
pijnen. Hij zag Abraham
van verre en Lazarus in
zijn boezem. Lucas 16:23
16. wat is in het
sheol/hades?
stilte :
Job 3:11-19
Psalm 31:18,19
Psalm 115:17,18
de doden weten niets
Prediker 9:5
spelonk van Machpela
17. wat is niet in
sheol/hades?
werk, overleg,
kennis:
Pred.9:10
Psalm 6:6; 146:4
de doden weten niets
Prediker 9:5
het graf van Rachel
18. En híj riep luid en zei 'Vader Abraham, wees mij barmhartig en zend
Lazarus opdat hij het uiterste van zijn vinger in het water dompelt
en mijn tong verkoelt, want ik lijd pijn in deze vlam.’ Lucas 16:24
ik lijd pijn
in deze vlam:
antisemitisme
2000 jaar
19. Abraham nu, zei:
'Kind, word eraan
herinnerd dat jij
jouw goede dingen
gekregen hebt in jouw
leven en Lazarus
evenzo de kwade.
Nu echter wordt hij
hier vertroost, jíj
echter word gepijnigd.
Lucas 16:25
Lazarus: beeld van het deel
van Israël dat deelt in zegen
van Abraham door geloof
20. En dit in alles, tussen ons en jullie is een grote kloof gevestigd, zodat
zij die door willen stappen vandaar naar jullie toe dat niet kunnen,
ook niet zij vandaar naar ons toe oversteken.’ Lucas 16:26
grote kloof:
geloof in de
Messias Jezus
of ongeloof (99)
21. Hij zei echter: 'Ik vraag u dan,
vader, dat u hem zou zenden
naar het huis van mijn vader
want ik heb vijf broers, zodat hij
hen zou betuigen, opdat niet
ook zíj zouden komen in deze
plaats van pijniging.'
Lucas 16:27,28
het is Juda, broers:
Ruben, Simeon, Levi,
Issaschar, Zebulon
22. Tot hem echter zei Abraham:
'Zij hebben Mozes en de profeten,
laten zij van hen horen.’ Lucas 16:29
Ze waren dwalende schapen
Jesaja 6:9,10; 53:6
23. Hij echter zei: 'Zeker
niet, vader Abraham,
maar ingeval iemand
vanuit de doden tot
hen zou gaan zullen
zij berouw hebben.’
Lucas 16:30
24. na de opstandingen
van Lazarus en
de Heer Zelf
geloofden zij niet
Hij echter zei tot hem: 'Indien zij van Mozes en van
de profeten niet horen, zullen zij evenmin, ingeval
iemand uit de doden zou opstaan, overtuigd worden.’ Luc.16:31
25. ’dodenrijk’ --> hades = het onwaarneembare
in de dood geen bewustzijn
situatie van Israël als volk in komende tijd ná 70 AD:
uitgebeeld door de verloren zoon, rijk man en Lazarus
alle drie als dood voorgesteld --> afgelopen 2000 jr.
26. gelijkenissen:
géén dagelijks
leven – voorstellingen
--> om te verbergen
rijk man --> leiders Israël
Lazarus = gelovige
zondaren uit Israël
boezem Abraham:
plaats van zegen - gelovige
27. vijf broers,
zodat hij hen
zou getuigen
getuigenis van Jezus
als de Messias-Koning:
1. Jeruzalem
2. Judea
3. Samaria
4. Uiterst van het land
5. De verstrooiing