1. Eindtermen ICT
1 De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te
gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.
Voorbeeld: De leerlingen zijn nieuwsgierig en stellen veel vragen.
2 De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier.
Voorbeeld: De leerlingen gebruiken de login en het wachtwoord van de school om zo hun
oefeningen te maken die de leerkracht vraagt.
3 De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunde leeromgeving.
Voorbeeld: De leerlingen maken zelfstandig extra oefeningen tijdens de les op de computers
van de school.
4 De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde leeromgeving.
Voorbeeld: De leerlingen maken aan de computers van de klas opdrachten van Bingel om
hun leerstof te leren.
5 De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te geven.
Voorbeeld: De leerlingen kunnen op Bingel hun eigen avatar aankleden.
6 De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale informatie
opzoeken, verwerken en bewaren.
Voorbeeld: De leerlingen kunnen op de computers van school opdrachten maken.
7 De leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie aan anderen.
Voorbeeld: De leerlingen gebruiken een PowerPoint om hun boekbespreking voor te stellen.
8 De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en doelmatige
manier te communiceren
Voorbeeld: De leerlingen maken samen met de leerkracht een mailadres, dit kunnen ze
gebruiken als ze verder willen communiceren.