Eindrapportage Professionele Master Delta Development
1.
Professionele
Master
Delta
Development.
MAART
2016
2.
1
Professionele
Master
Delta
Development,
Eindrapportage
1 Resultaat
onderzoek
tot
op
heden
en
conclusie
voor
vervolg
Dit
rapport
is
een
advies
voor
de
ontwikkeling
van
de
Professionele
Master
Delta
Development.
De
resultaten
van
het
onderzoek
en
acties
die
door
Peter
Blonk
van
Rana
Advies
zijn
uitgevoerd
in
opdracht
van
de
HZ
University
of
Applied
Sciences
worden
puntsgewijs
besproken.
Daarbij
worden
conclusies
getrokken
en
verantwoord.
Aan
het
eind
van
het
rapport
wordt
vooruitgeblikt
naar
de
toekomst.
Benodigde
acties
om
de
Master
daadwerkelijk
te
realiseren
en
het
daarbij
horende
tijdspad
worden
geschetst.
1.1 Organisatie:
Voor
de
ontwikkeling
van
de
Professionele
Master
Delta
Development
is
een
stuurgroep
opgericht
bestaande
uit:
Peter
Blonk,
(Rana
Advies,
projectleider),
Rien
Boeije
(tot
maart
2015),
Louis
de
Quelerij,
Mindert
de
Vries
en
Susanne
Roose.
De
werkzaamheden
die
in
dit
rapport
worden
beschreven
zijn
uitgevoerd
door
Peter
Blonk
ondersteund
door,
en
in
samenspraak
met
deze
stuurgroep.
Daarnaast
heeft
externe
ondersteuning
plaats
gevonden
door
de
heer
Huib
de
Vriend,
hoogleraar
Civiele
Techniek,
voormalig
directeur
van
de
‘Stichting
Ecoshape’
en
voormalig
directeur
Kennis
van
kennisinstituut
‘Deltares’.
1.2 Leeswijzer
1
Resultaat
onderzoek
tot
op
heden
en
conclusie
voor
vervolg
........................................................
1
2
De
basiskeuzes
voor
de
Professionele
Master:
...............................................................................
2
3
Basisuitgangspunten
voor
de
samenstelling
van
het
onderwijs
.....................................................
4
4
Bepaling
van
de
doelgroep
voor
de
opleiding
...............................................................................
11
5
Het
Instroomonderzoek
................................................................................................................
13
6
De
inhoud
van
de
opleiding
...........................................................................................................
15
7
De
samenwerking
van
bedrijven
met
de
opleiding
.......................................................................
18
8
Het
arbeidsmarktonderzoek
.........................................................................................................
22
9
Verdere
ontwikkeling
en
toekomstige
uitvoering
van
het
onderwijs
...........................................
25
10
De
financiële
aspecten
van
de
opleiding
...................................................................................
27
11
Planning
en
resterende
werkzaamheden
..................................................................................
28
Bijlage;
Voorbeeld
module
‘Initiation
and
Problem
Analasis’
...............................................................
30
3.
2
2 De
basiskeuzes
voor
de
Professionele
Master:
2.1 Achtergrond
De
NVAO
stelt
dat
een
Professionele
Masters
moet
voldoen
aan
dezelfde
niveau-‐
en
kwaliteitseisen
als
een
WO-‐Masteropleiding,
maar
met
een
oriëntatie
op
kwalificaties
voor
het
niveau
van
zelfstandig
en/of
leidinggevend
beroepsbeoefenaar,
in
een
beroep
of
in
een
spectrum
van
beroepen,
of
het
niveau
van
functioneren
in
een
multidisciplinaire
omgeving.
Een
Professionele
Master
moet
een
studiebelasting
hebben
van
minimaal
60
European
Credits
(ECTS,
European
Credit
Transfer
System).
2.2 Plan
Basisuitgangspunt
voor
de
de
ontwikkeling
van
de
Professionele
Master
Delta
Development
voor
de
HZ
University
of
Applied
Sciences
is
om
een
programma
te
ontwikkelen
dat
een
optimale
kans
heeft
om
tot
een
volwaardige
en
succesvolle
opleiding
uit
te
groeien.
Hiervoor
dient
niet
alleen
te
worden
voldaan
aan
de
voorwaarden
die
door
de
NVAO
worden
gesteld.
De
opleiding
moet
een
gewaardeerde
aanvulling
bieden
op
het
totale
aanbod
van
opleidingen
van
Hogescholen
in
het
algemeen
en
van
de
Hogeschool
Zeeland
in
het
bijzonder,
ten
minste
geaccepteerd
door
de
concurrerende
opleidingsinstellingen
en
zeker
gewaardeerd,
en
zo
mogelijk
ondersteund
door
het
beroepenveld.
Ze
moet
als
primaire
keuze
geselecteerd
worden
door;
doorstromende
hbo-‐studenten,
zij-‐
instromende
studenten
evenals
buitenlandse
studenten
op
zoek
naar
een
praktijkgerichte
vervolgopleiding.
2.3 Uitvoering
Om
aan
deze
ambitie
vorm
te
geven
zijn
in
eerste
instantie
de
belangrijkste
aanpalende
opleidingsinstellingen
geraadpleegd/geïnterviewd:
de
TU
Delft
en
UNESCO-‐IHE.
Er
heeft
overleg
plaats
gevonden
met
Marcel
Stive,
hoofd
van
de
afdeling
Waterbouw
van
de
TU
Delft.
Niet
alleen
is
zijn
goedkeuring
voor
het
initiatief
bepalend
voor
de
acceptatie
en
mogelijke
ondersteuning
vanuit
deze
Universiteit,
maar
ook
kunnen
zijn
adviezen
van
grote
waarde
zijn.
Hij
beschikt
immers
over
veel
kennis,
heeft
inzicht
in
het
onderwijs
op
dit
gebied
en
kent
als
geen
ander
de
behoeften
van
de
Deltasector.
Aansluitend
is
contact
gezocht
met
Greet
Vink
in
haar
rol
als
Business
Director
van
UNESCO-‐IHE.
UNESCO-‐IHE
biedt
een
groot
aanbod
van
Masteropleidingen
en
ook
Greet
Vink
heeft
veel
kennis
en
ervaring
op
het
gebied
van
het
Masteronderwijs.
2.4 Feedback
Marcel
Stive
was
enthousiast
over
het
voornemen
en
onderschrijft
de
meerwaarde
voor
de
Deltasector.
De
opleiding
vormt
naar
zijn
mening
geen
concurrentie
maar
levert
de
TU
een
voordeel.
Dit
omdat
een
Professionele
Master
voor
hbo-‐studenten
die
willen
doorstuderen
een
betere
aansluiting
kan
bieden
dan
de
TU
Masteropleidingen.
Dit
zal
leiden
tot
een
afname
van
de
druk
op
de
TUD
om
op
eigen
kosten
een
schakelopleiding
te
organiseren
ten
behoeve
van
een
categorie
studenten
die
in
de
praktijk
een
heel
laag
studiesucces
kent.
Greet
Vink
gaf
aan
dat
de
opleiding
ook
voor
Unesco
IHE
geen
concurrentie
zou
vormen.
Zowel
Marcel
Stive
als
Greet
Vink
adviseerde
te
kiezen
voor
een
studiebelasting
van
90
ECTS,
het
4.
3
onderwijs
te
concentreren
op
de
beroepsuitoefening,
praktijkgericht
onderzoek
in
het
programma
op
te
nemen,
en
bij
afronding
van
de
opleiding
de
Master
of
Science
(MSc)
titel
toe
te
kennen.
2.5 Actualisatie
De
adviezen
van
Marcel
Stive
en
Greet
Vink
heb
ik
tijdens
de
latere
gesprekken
in
het
beroepenveld
veelvuldig
gecheckt.
Het
verschil
in
studiebelasting
variërend
van
60
ECTS
tot
120
ECTS
voor
opleidingen
met
eenzelfde
titel
(MSc)
als
resultaat
wordt
vaak
niet
begrepen
en
ook
niet
gewaardeerd.
Als
argument
wordt
devaluatie
van
de
waarde
van
de
titel
opgevoerd.
De
basiskeuzes
om
de
Master
te
concentreren
op
beroepsuitoefening,
praktijkgericht
onderzoek
en
een
programma
met
een
studiebelasting
van
90
ECTS
werd
breed
gewaardeerd.
Deze
zijn
bepalend
geweest
voor
de
verdere
ontwikkeling
van
het
programma
van
de
Professionele
Master
Delta
Development.
De
Rijksbekostiging
voor
een
Professionele
Masteropleiding
is
echter
gebaseerd
op
60
ECTS.
Bij
een
keuze
van
een
Professionele
Master
van
90
ECTS,
moeten
er
aanvullende
inkomsten
gegenereerd
worden
om
de
uitbreiding
van
30
ECTS
te
kunnen
bekostigen.
De
mogelijkheden
daarvoor
zijn
in
de
verdere
uitwerking
van
de
Professionele
Master
Delta
Development
opgenomen
en
deze
worden
in
deze
rapportage
nader
toegelicht.
2.6 Advies
voor
het
vervolg.
Mijn
advies
is
om
een
door
het
rijk
bekostigde
Master
opleiding
te
ontwikkelen
met
een
studiebelasting
van
90
ECTS,
met
onderwijs
gericht
op
beroepsuitoefening
en
praktijkgericht
onderzoek.
Met
bij
succesvolle
afronding
een
toekenning
van
de
titel
Master
of
Science
(MSc).
Om
hiervoor
een
gewogen
keuze
te
kunnen
maken
moeten
als
eerste
de
financiële
risico’s
in
kaart
worden
gebracht.
Er
dient
een
exploitatiebegroting
te
worden
opgemaakt
op
basis
van
een
reële
inschatting
van
het
instroomvolume
en
de
reguliere
kosten
en
baten
van
het
onderwijs.
Daarbij
kan
een
inschatting
worden
gemaakt
van
de
extra
baten
die
kunnen
worden
gegenereerd
om
het
tekort
op
de
balans
(die
ontstaat
door
de
30
ECTS
extra
studiebelasting)
aan
te
vullen.
Zoals
bijvoorbeeld:
bijdrage
aan
het
onderwijs
door
derden,
in
financiële
vorm
of
in
natura,
inkomsten
uit
cursusgelden
tegen
een
commercieel
tarief
(indien
passend
binnen
het
beleid
van
de
HZ
University
of
Applied
Sciences).
Deze
opties
zijn
uiteraard
alleen
mogelijk
binnen
de
geldende
wettelijke
mogelijkheden.
Uit
de
gesprekken
met
het
bedrijfsleven
blijkt
interesse
om
een
bijdrage
te
leveren
aan
de
Professionele
Master
Delta
Development.
De
keuze
voor
het
aantal
ECTS’s
moeten
naar
mijn
overtuiging
voorafgaand
aan
de
verdere
ontwikkeling
van
de
Professionele
Master
Delta
Development
als
eerste
worden
bepaald.
5.
4
3 Basisuitgangspunten
voor
de
samenstelling
van
het
onderwijs
3.1 Achtergrond
De
hbo-‐opleidingen
met
aansluiting
op
Deltavraagstukken
die
in
de
Professionele
Master
Delta
Development
worden
behandeld,
vallen
voor
een
belangrijk
deel
binnen
het
domein
Built
Environment.
Zoals
bijvoorbeeld
de
opleidingen:
Civiele
Techniek,
Ruimtelijke
Ontwikkeling
en
Watermanagement.
In
de
publicatie
‘Samen
bouwen
en
ruimte
geven
aan
de
toekomst’,
‘Eindkwalificaties
Domein
Built
Environment’
zijn
kwalificaties
weergegeven
voor
een
inhoud
en
samenstelling
van
onderwijs
dat
bijdraagt
aan
de
creatie
van
professionals
die
de
uitdagingen
van
vandaag
én
morgen
aankunnen.
In
opdracht
van
de
Vereniging
Hogescholen
is
een
commissie
opgericht
onder
leiding
van
Martin
van
Pernis,
om
te
verkennen
wat
de
toekomst
vraagt
van
het
HBO-‐techniekonderwijs.
De
Sectorale
Verkenningscommissie
HBO
Techniek
heeft
daarbij
onderzocht
waar
het
bedrijfsleven
in
de
toekomst
behoefte
aan
heeft,
en
hoe
de
Hogescholen
daar
in
hun
onderwijs
en
onderzoek
aan
tegemoet
kunnen
komen.
De
commissie
komt
onder
andere
tot
de
volgende
adviezen
en
ambities:
• Ondernemerschap,
internationale
oriëntatie,
integrale
benadering
en
verbindend
vermogen
zijn
de
uitgangspunten
voor
de
inrichting
van
het
onderwijs
en
onderzoek.
• Het
bedrijfsleven
is
en
wordt
betrokken
bij
het
identificeren
van
de
beoogde
competenties
en
de
inhoudelijke
speerpunten
in
de
opleidingen.
• De
kwaliteit
(de
kennis,
competenties
en
vaardigheden)
die
de
opleiding
levert
wordt
continu
en
samen
met
het
bedrijfsleven
op
de
vraag
afgestemd.
• Het
onderwijs
voldoet
aan
de
groeiende
vraag
naar
‘levenslang
leren’.
Als
algemene
kwalificaties
van
de
afgestudeerde
professional
in
het
domein
Bouw
en
Ruimte
stelt
de
commissie
Van
Pernis:
“De
afgestudeerde
professional
in
het
domein
Bouw
en
Ruimte
is
breed
én
diep
georiënteerd
(met
technische,
politieke
en
maatschappelijke
inzichten),
kent
de
belangrijke
ontwikkelingen
binnen
het
domein
en
is
samenwerkings-‐,
markt-‐,
oplossings-‐
en
resultaatgericht.
Hij
heeft
een
proactieve,
flexibele
en
stimulerende
houding
en
heeft
oog
voor
de
verschillende
rollen
en
verantwoordelijkheden
van
belanghebbenden
en
beslissers.
Hij
denkt
buiten
de
kaders
en
neemt
een
kritische
en
onderzoekende
houding
aan
bij
het
oplossen
van
complexe
vraagstukken.
Hij
werkt
met
geavanceerde
computertools
en
technieken
aan
integrale,
duurzame
en
toekomstbestendige
ontwerpen.
Hij
is
sociaal
en
communicatief
vaardig,
klant-‐
en
omgevingsgericht,
proactief,
innovatief
en
breed
inzetbaar.
Maar
bovenal,
beschikt
hij
over
een
solide
theoretische
basis
van
kennis.”
6.
5
3.2 Plan
3.2.1 Aansluiting
op
de
algemene
ontwikkelingen
in
het
onderwijs
Basisuitgangspunt
voor
de
ontwikkeling
van
de
Master
is,
zoals
eerder
vermeld,
om
een
programma
te
ontwikkelen
dat
een
optimale
kans
heeft
om
tot
een
volwaardige
en
succesvolle
opleiding
uit
te
groeien.
In
de
publicatie
‘Samen
bouwen
en
ruimte
geven
aan
de
toekomst’
zijn
de
succesfactoren
voor
het
ontwikkelen
van
toekomstbestendig
onderwijs
zorgvuldig
onderzocht
en
weergegeven.
Uit
de
interviews
blijkt
dat
deze
visie
breed
gedragen
wordt
door
diverse
belangrijke
partijen
uit
het
werkveld,
onderwijsinstellingen,
overheden
en
verschillende
andere
organisaties.
Aansluiting
op
deze
succesfactoren
als
leidraad
voor
de
samenstelling
van
het
programma
van
de
Professionele
Master
Delta
Development
zal
de
kansen
op
een
succesvolle
ontwikkeling
vergroten.
3.2.2 Aansluiting
op
het
onderwijs
van
de
‘primaire
doelgroep’
Voor
het
nieuwe
curriculum
van
de
Delta
Academy
van
de
HZ,
University
of
Applied
Sciences
zijn
competenties
gedefinieerd
die
voor
alle
Bachelor
opleidingen
die
deel
uit
maken
van
deze
Academy
gelden.
De
afgestudeerden
van
deze
opleidingen
behoren
tot
de
primaire
doelgroep
voor
aankomende
studenten
van
de
Professionele
Master
Delta
Development.
Deze
primaire
doelgroep
wordt
later
in
dit
rapport
nader
gedefinieerd.
Door
het
creëren
van
een
goede
aansluiting
op
dit
of
vergelijkbaar
Bachelor
onderwijs
vormt
de
Professionele
Master
een
aantrekkelijke
vervolgopleiding.
3.2.3 Competentieontwikkeling
De
competentieset
met
de
bijbehorende
beroepstaken
die
in
het
onderwijs
van
de
Professionele
Master
Delta
Development
zijn
opgenomen,
is
als
volgt
samengesteld:
• Initiate;
explore,
structure,
analyse,
synthesise,
generate,
evaluate
• Design;
identify,
create,
evaluate,
select,
embed
• Specify;
analyse,
synthesise,
elaborate,
quantify
• Realise;
quantify,
organise,
coordinate,
implement,
• Operate;
identify,
connect,
compose,
test,
evaluate,
plan
• Communicate
and
Cooperate;
listen,
empathise,
compile,
present,
enthuse,
co-‐create,
inform
• Manage;
oversee,
organise,
reflect,
control,
budget,
plan,
monitor,
evaluate,
adjust
• Research;
De
samenstelling
van
de
competentieset
van
de
Professionele
Master
Delta
Development
is
in
aansluiting
op
de
competenties
van
het
Bachelor
onderwijs
gekozen.
Er
zijn
drie
extra
competenties
toegevoegd
te
weten;
de
competenties
‘Communicate
and
Cooperate’,
‘Manage’
en
Research,
die
specifiek
zijn
gekozen
om
het
Master
niveau
te
kunnen
behalen.
Zo
zijn
ook
de
beroepstaken
van
de
Professionele
Master
in
aansluiting
op
het
Bachelor
onderwijs
gekozen.
De
beroepstaken
zijn
voor
de
Master
uitgebreider
en
specifieker
van
samenstelling
dan
voor
de
Bachelor
opleidingen.
De
competentieset
en
beroepstaken
voor
de
Professionele
Master
Deltadevelopment
zijn
in
overleg
en
in
samenspraak
met
het
bedrijfsleven
opgesteld.
7.
6
Bij
de
competentieset
horen
deeltaken.
De
deeltaken
die
in
opleidingen
van
de
primaire
doelgroep
worden
omschreven,
zijn
in
veel
gevallen
specifiek
voor
het
domein
waar
de
opleiding
toe
behoort.
Zo
zijn
de
deeltaken
voor
een
Technische
Bachelor
opleiding
anders
van
samenstelling
dan
de
deeltaken
voor
een
Ecologische
opleiding.
Het
plan
is
om
de
studenten
van
de
Professionele
Master
Delta
Development
bij
aanvang
zelf
de
specifieke
deeltaken
te
laten
formuleren
die
zij
beheersen
en
die
aansluiten
op
het
programma
van
de
Masteropleiding
met
de
daarbij
horende
competentieset
en
de
daarbij
horende
beroepstaken.
Zo
kan
iedere
student
een
optimale
aansluiting
creëren
op
individuele
expertise
en
ontwikkelingswensen.
Dit
is
een
vorm
van
‘vraaggestuurd
onderwijs’,
die
goed
uitvoerbaar
is
en
de
kans
op
een
succesvolle
ontwikkeling
van
de
student
en
de
opleiding
zal
vergroten.
3.2.4 Beroepsuitoefening
In
de
Professionele
Master
Delta
Development
vindt
voor
studenten
verdieping
plaats
doordat
zij
hun
reeds
individueel
aanwezige
‘beroeps
specifieke’
competenties
op
Bachelor
niveau
naar
een
Master
niveau
kunnen
door
ontwikkelen
.
Door
deze
ontwikkeling
‘op
maat’
te
faciliteren
worden
zij
gemotiveerd
en
ondersteund
om
uit
te
groeien
tot
experts
binnen
hun
eigen
specialisme.
Door
dit
in
de
opleiding
te
combineren
met
-‐
en
in
te
zetten
bij
-‐
de
beroepsuitoefening,
leren
en
ervaren
de
studenten
de
praktische
toepassingen
van
hun
specialisme
en
de
waardering
ervan
in
de
praktijk.
3.2.5 Multidisciplinaire
Samenwerking
Naast
deze
specialistische
ontwikkelingen
in
een
praktijkomgeving
vindt
verbreding
van
de
oriëntatie
van
studenten
plaats
bij
de
ontwikkeling
van
de
‘sociaal
georiënteerde’
competenties
van
Bachelor
niveau
naar
Master
niveau.
In
een
onderwijsomgeving
werken
de
specialistische
studenten
samen
in
multidisciplinaire
groepen
die
zijn
samengesteld
uit
verschillende
disciplines
die
nodig
zijn
voor
de
oplossingen
van
de
Deltavraagstukken
uit
de
praktijk.
Hier
ontwikkelen
zij
hun
sociale
competenties,
verbreden
zij
hun
oriëntatie
in
relatie
tot
de
beroepsuitoefening
en
leren
en
ervaren
zij
de
kansen
en
mogelijkheden
en
de
meerwaarde
van
een
multidisciplinaire
samenwerking.
3.2.6 Kennisontwikkeling
Kennis
is
de
basis
voor
een
goede
en
gewaardeerde
professional.
Door
in
de
Professionele
Master
Delta
Development
de
kennis
en
ervaring
van
bedrijven,
overheden,
kennisontwikkelings-‐
en
innovatieprogramma’s
te
verzamelen,
ontsluiten,
toegankelijk
te
maken
en
te
borgen
vormt
de
opleiding
een
permanente
bron
van
kennis
en
informatievoorziening
voor
studenten
én
professionals
als
blijvende
ondersteuning
bij
hun
beroepsuitoefening.
Daarmee
is
de
Master
een
waardevol
‘portal’
voor
de
valorisatie
van
innovatieve
kennis
en
kunde
voor
de
gehele
Deltasector.
8.
7
3.3 Uitvoering
Op
basis
van
het
bovenstaande
heb
ik
voor
de
Master
een
structuur
ontwikkeld
waarin
alle
uitgangspunten
voor
de
vormgeving
van
het
onderwijs
zijn
verwerkt.
Deze
bestaat
uit
de
hierna
beschreven
onderdelen.
3.3.1 De
Modules
De
samenstelling
van
het
onderwijsprogramma
is
opgebouwd
uit
vier
modules
met
thema’s
die
aansluiten
op
de
fasering
zoals
die
ook
bij
opgaven
in
het
bedrijfsleven
worden
gehanteerd.
De
thema’s
van
deze
modules
zijn:
• Initiation
and
Problem
Analysis
• Planning
and
Design
• Construction
• Operation,
Monitoring
and
Maintenance
De
ontwikkeling
van
verschillende
competenties
die
relevant
zijn
voor
de
thema’s
vinden
in
de
afzonderlijke
modules
plaats.
Per
module
worden
met
name
de
volgende
competenties
ontwikkeld:
• Initiation
and
Problem
Analysis;
Initiate,
Communicate
and
Cooperate,
Manage
• Planning
and
Design;
Design,
Specify,
Communicate
and
Cooperate,
Manage
• Construction;
Realise,
Communicate
and
Cooperate,
Manage
• Operation,
Monitoring
and
Maintenance;
Operate,
Communicate
and
Cooperate,
Manage
Deze
modules
zijn
ook
toegankelijk
voor
werknemers
uit
het
bedrijfsleven
(zij-‐instromende
studenten).
Deze
kunnen
losse
onderdelen
van
de
opleiding
volgen
en
deelcertificaten
behalen.
Zodoende
geeft
de
Master
een
invulling
aan
‘Een
leven
lang
leren’.
De
zij-‐instromende
studenten
kunnen
middels
het
behalen
van
de
deelcertificaten
van
alle
verschillende
onderdelen
van
de
opleiding
hun
Mastertitel
behalen.
Dit
vormt
naast
de
primaire
doelgroep
van
de
Master
een
extra
groep
instromers.
Deze
groep
betaalt
commerciële
tarieven
voor
het
onderwijs
en
zijn
een
extra
bron
van
inkomsten.
Hiermee
kan
een
bijdrage
worden
geleverd
aan
de
uitvoering
van
de
extra
studiebelasting
van
het
onderwijsprogramma
die
niet
door
de
rijksbijdrage
wordt
gedekt.
9.
8
De
vier
modules
van
de
Master
zijn
elk
samengesteld
uit
drie
verschillende
onderdelen;
3.3.2 Werken
in
de
praktijk;
Lerend
werken,
werkend
leren.
Iedere
student
werkt
mee
aan
reële
‘deltaprojecten’
in
de
praktijk.
Verschillende
bij
de
Master
aangesloten
bedrijven
bieden
de
studenten
een
werkplek,
ontsluiten
kennis
en
geven
informatie
over
geselecteerde
Deltaprojecten
die
zij
in
uitvoering
hebben.
Zij
bieden
studenten
de
mogelijkheid
om,
in
aansluiting
op
hun
individuele
expertise,
onderdelen
uit
een
project
nader
uit
te
werken.
De
professionals
uit
het
bedrijf
ondersteunen
hen
en
studenten
werken
met
de
tools
en
werkmethoden
uit
de
praktijk.
Studenten
verdiepen
hun
oriëntatie
en
ontwikkelen
hiermee
werkenderwijs
hun
eigen
beroeps
specifieke
competenties
van
Bachelor
niveau
tot
Master
niveau.
Tijdens
deze
praktische
werkzaamheden
worden
de
studenten
gecoached,
begeleid
en
ondersteund
door
docenten
van
de
Masteropleiding
Delta
Development.
3.3.3 Met
en
van
elkaar
leren
in
leerwerkgroepen
Alle
studenten
die
een
zelfde
module
volgen
komen
in
leerwerkgroepen
bij
elkaar.
Zij
gaan
in
dialoog
met
elkaar,
delen
hun
werkervaringen
en
leermomenten,
ondersteunen
elkaar
en
onderzoeken
hoe
iedereen,
vanuit
zijn
eigen
expertise
en
mogelijkheden,
het
beste
kan
bijdragen
om
breed
gedragen
oplossingen
te
vinden.
Zij
leren
daarbij
de
meerwaarde
van
-‐
en
de
obstakels
bij
-‐
het
samenwerken
in
synergie
kennen
en
versterken
hun
sociale
vaardigheden.
Er
is
gekozen
om
gebruik
te
maken
van
de
bij
de
Hogeschool
Zeeland
ontwikkelde,
geavanceerde
EMM
(Expertise
Management
Methodologie),
waardoor
hun
inzichten,
kennis
en
kunde
verder
worden
verdiept
en
expliciet
gemaakt.
Omdat
de
leerwerkgroepen
bestaan
uit
studenten
die
multidisciplinair,
binnen
een
zelfde
fase,
aan
een
diversiteit
van
Deltaprojecten
werken,
krijgen
zij
over
de
volle
breedte
van
de
Deltaopgaven
inzicht
in
hoe
entiteiten
(personen,
organisaties,
machines,
etc.)
denken,
respectievelijk
in
een
bepaalde
situatie
functioneren,
op
welke
manier
ze
onderling
afhankelijk
zijn,
elkaar
beïnvloeden
en
hoe
ze
elkaar
(kunnen)
faciliteren.
Het
groepsleerproces
wordt
begeleid
door
speciaal
hiervoor
toegeruste
docenten
van
de
Masteropleiding
Delta
Development.
3.3.4 Kennis
portal
De
Master
Delta
Development
biedt
een
portal
voor
valorisatie
van
kennis
en
kunde
die
is
ontwikkeld
door
de
Deltasector.
Innovatieve
ontwikkelingen,
nieuwe
trends,
visies
of
wetgeving
en
best
practices
die
van
belang
zijn
voor
de
ontwikkeling
van
de
Nederlandse
Deltasector
worden
door
experts
in
hun
specifieke
vakgebied
aangeboden
in
de
vorm
van
colleges,
Masterclasses,
films
en
Massive
Open
Online
Courses
(MOOC’s).
Studenten
en
overige
geïnteresseerden
kunnen
deze
informatie
live
volgen,
of
er
digitaal
kennis
van
nemen. Er
ontstaat
een
rijke
en
groeiende
bron
(bibliotheek)
van
informatie
die
de
studenten
als
basis
dient,
die
zij
kunnen
toepassen
en
kunnen
verspreiden
bij
de
partijen
die
bij
hun
werkzaamheden
betrokken
zijn.
10.
9
3.3.5 De
Master
thesis
De
Professionele
Masteropleiding
Delta
Development
wordt
afgesloten
met
een
Masterthesis.
Hierin
wordt
praktijkgericht
onderzoek
uitgevoerd
binnen
de
lectoraten
van
de
Dutch
Delta
Academy.
Studenten
dienen
een
onderzoeksvoorstel
in
dat
aansluit
op
de
thema’s
van
deze
lectoraten.
Voor
dit
voorstel
kunnen
zij
zich
laten
leiden
door
de
reeds
gedefinieerde
onderzoekbehoeftes
van
de
lectoraten,
of
zij
kunnen
een
nieuw
voorstel
in
de
lectoraten
inbrengen
dat
voorziet
in
de
behoefte
van,
en
wordt
ondersteund
door,
een
bedrijf
waar
zij
in
hun
opleiding
werkzaam
voor
zijn
geweest.
Na
goedkeuring
van
het
voorstel
voeren
zij
onder
begeleiding
van
het
lectoraat
het
onderzoek
uit.
Na
positieve
afronding
van
de
Masterthesis
is
de
opleiding
voltooid,
wordt
het
diploma
en
uitgereikt,
en
mogen
de
afgestudeerden
de
titel
Master
of
Science
(MSc)
voeren.
3.3.6 Monitoring
en
Toetsing
De
studenten
die
aan
de
Professionele
Master
Delta
Development
deelnemen
voeren
alle
activiteiten
uit
met
gebruik
van
de
de
Expertise
Management
Methodologie
(EMM).
Bij
aanvang
krijgen
zij
een
ingerichte
structuur
met
een
overzicht
van
de,
bij
de
module
horende,
competentieset,
beroepstaken
en
algemeen
geformuleerde
deeltaken
die
voor
dit
onderdeel
van
de
opleiding
van
toepassing
zijn.
Zij
geven
zelf
hun
specifieke
deeltaken
aan
in
aansluiting
op
hun
expertise
en
leerbehoefte.
Door
het
gebruik
van
EMM
worden
continu
alle
activiteiten
en
resultaten
van
iedere
individuele
student
geregistreerd.
Daarmee
is
het
mogelijk
om
op
elk
willekeurig
moment
het
leerproces
van
iedere
deelnemer
inzichtelijk
te
maken
en
indien
gewenst,
een
student
tussentijds
doelgericht
te
coachen
of
te
begeleiden
of
ondersteunen.
Voor
een
Masteropleiding
echter
mag
een
hoge
mate
van
zelfstandigheid,
inzet
en
discipline
evenals
eigen
regie
en
zelfsturing,
van
studenten
worden
verwacht.
Studenten
krijgen
de
opdracht
om
bij
afronding
van
de
module
het
leerproces
en
de
resultaten
van
alle
activiteiten;
de
competentie
ontwikkeling
en
de
uitvoering
van
de
beroepstaken
en
specifieke
deeltaken,
ter
beoordeling
te
overleggen.
De
docenten
moeten,
aan
de
hand
van
vooraf
bepaalde
criteria,
bepalen
of
de
geleverde
bewijslast
aantoont
dat
minimaal
het
beoogde
Masterniveau
is
behaald
en
het
deelcertificaat
mag
worden
uitgereikt.
Door
de
bewijslast
van
het
behalen
van
de
leerdoelen
aan
de
student
te
laten,
wordt
inzicht
en
bewustwording,
en
daarmee
regie
over
het
eigen
leer-‐
en
ontwikkelingsproces
ontwikkeld.
Dit
zijn
factoren
die
bijdragen
aan
een
optimale
leeropbrengst
van
de
opleiding
en
hebben
daarmee
een
positief
effect
het
totale
studiesucces
met
een
beperkte
maar
efficiënte
inzet
van
tijd
en
middelen.
11.
10
3.4 Feedback
Met
het
bedrijf
‘Hobéon’
heb
ik
in
diverse
stadia
van
ontwikkeling
van
eerder
genoemde
structuur
afstemmingsgesprekken
gehad,
zij
hebben
e.e.a.
van
feedback
voorzien
waarop
de
structuur
waar
nodig
en
wenselijk
is
aangepast/verbeterd
om
zodoende
de
kans
op
een
succesvolle
accreditatie
te
vergroten.
De
voorgestelde
structuur
van
het
onderwijs
heeft
bijkomende
voordelen:
• De
uitvoering
van
het
onderwijs,
met
name
de
bijeenkomsten
van
de
‘Leerwerkgroepen’,
kunnen
op
iedere
wenselijke
locatie
worden
uitgevoerd.
• De
minimale
tijdsbelasting
die
voor
deelname
aan
de
Master
op
een
onderwijslocatie
moet
worden
uitgevoerd
(de
bijeenkomsten
van
de
‘Leerwerkgroepen),
bedraagt
één
dag
per
week.
• Alle
overige
activiteiten
voor
de
opleiding
(het
‘Werken
in
de
praktijk’)
zijn
voor
een
werknemer
die
zich
binnen
diens
werk
bezig
houdt
met
activiteiten
die
in
de
Master
aan
bod
komen
binnen
werktijd
uitvoerbaar.
• De
voorgeschreven
kennis
en
informatie
uit
het
‘kennis
portal’
die
gevolgd
moet
worden,
kan
op
een
eigen
gekozen
moment
binnen
een
vastgestelde
periode,
digitaal
worden
bestudeerd.
De
voorgestelde
structuur
bevat
een
aantal
onderdelen
die
vragen
oproepen
die
nog
moeten
worden
beantwoord,
zoals:
• Voldoet
het
gebruik
van
EMM
in
de
opleiding,
met
name;
het
gebruiksgemak,
de
continuïteit
en
de
mogelijkheden
voor
het
faciliteren
van
het
onderwijsproces,
aan
de
eisen
en
verwachtingen
die
voor
de
opleiding
evenals
voor
de
accreditatie
worden
gesteld?
• Zijn
er
voldoende
bedrijven
met
geschikte
projectopdrachten
bereid
om
aan
de
opleiding
mee
te
werken
en
zich
ook
te
committeren
aan
de
eisen
die
de
opleiding
daarvoor
stelt,
zodat
de
continuïteit
van
de
onderwijsstructuur
kan
worden
gewaarborgd.
Hoe
wordt
dit
commitment
vastgelegd?
• Werken
studenten
bij
bedrijven
als
tijdelijke
werknemer
of
leveren
de
bedrijven
alleen
een
gastheerschap?
3.5 Actualisatie
Met
verschillende
medewerkers
van
de
Hogeschool
Zeeland
heb
ik
de
consequenties
en
de
mogelijkheden
voor
de
realisatie
van
de
door
mij
gekozen
opzet
doorgesproken.
Ik
heb
de
voorgenomen
onderwijsstructuur
besproken,
in
diverse
bijeenkomsten
de
mogelijkheden
van
het
gebruik
van
EMM
onderzocht
en
besproken,
en
de
digitale
mogelijkheden
voor
het
registreren
en
aanbieden
van
de
gastcolleges
onderzocht.
Mijn
conclusie
tot
op
heden
is
dat
er
geen
noemenswaardige
belemmeringen
zijn
om
een
succesvolle
ontwikkeling
van
deze
structuur
te
blokkeren.
3.6 Advies
voor
het
vervolg
Voor
het
aanvragen
van
de
Toets
Macrodoelmatigheid
moet
de
voorgestelde
inhoud
en
structuur
van
de
opleiding
nog
op
relevante
juridische
aspecten
worden
gecontroleerd
en
waar
nodig
aangepast
en
nader
verantwoord.
De
definitieve
opbouw
van
de
competentieset
en
de
vaststelling
van
de
vereiste
diepgang
en
complexiteit
om
te
voldoen
aan
het
Masterniveau
moet
nog
worden
uitgewerkt
en
vastgesteld.
12.
11
4 Bepaling
van
de
doelgroep
voor
de
opleiding
4.1 Achtergrond
De
vraagstukken
die
spelen
in
de
Delta
zijn
complex
van
aard
en
vragen
om
een
integrale
benadering.
Deze
bevinding
wordt
door
de
Nederlandse
Deltasector
evenals
door
de
Rijksoverheid
breed
bevestigd
en
uitgedragen.
4.2 Plan
Basisuitgangspunt
is
om
een
doelgroep
voor
de
Masteropleiding
te
definiëren
van
potentiele
studenten
van
Bachelor
niveau
die
al
beschikken
over
de
kennisdomeinen
die
bepalend
zijn
voor
het
succesvol
kunnen
oplossen
van
de
‘Delta
Development’
vraagstukken,
waaraan
in
de
opleiding
en
in
het
bedrijfsleven
wordt
gewerkt.
De
samenstelling
van
deze
doelgroep
bestaat
uit
drie
subgroepen;
1. Doorstroom
studenten,
Bachelor
studenten
uit
het
domein
Built
Environment
2. Buitenlandse
studenten
3. Zij-‐instoom
studenten
uit
het
bedrijfsleven
4.3 Uitvoering
Om
een
gefundeerde
keuze
voor
de
samenstelling
van
deze
doelgroep
te
maken
heb
ik
onderzocht
welke
kennisdomeinen
bepalend
zijn
voor
het
succesvol
kunnen
oplossen
van
Delta
vraagstukken.
Hiervoor
heb
ik
onderzoek
verricht
naar
de
samenstelling
van
de
kennisdomeinen
die
ten
grondslag
liggen
aan
de
succesvolle
projecten
van
het
innovatieprogramma
‘Building
with
Nature’.
Vervolgens
heb
ik
gesprekken
gevoerd
met
Huib
de
Vriend,
Hoogleraar
Civiele
Techniek,
voormalig
directeur
van
de
‘Stichting
Ecoshape’
en
voormalig
directeur
kennis
van
het
kennisinstituut
‘Deltares’,
met
Henk
Nieboer,
directeur
Witteveen
en
Bos
en
huidige
directeur
van
de
‘Stichting
Ecoshape’
en
met
Ronald
Waterman,
wiens
expertise
geen
nadere
uitleg
behoeft.
Deze
gesprekken
resulteerde
in
een
indeling
in
drie
kennisdomeinen,
te
weten;
• Techniek,
(civiele
techniek,
….)
• Omgeving
(ecologie,
planologie,
….)
• Organisatie/Governance
(Bestuurskunde,
Economie,…)
4.4 Check
In
samenwerking
met
Huib
de
Vriend
heb
ik
geverifieerd
of
de
indeling
van
deze
drie
kennisdomeinen
zich
leent
om
een
werkbare,
evenwichtige
en
succesvolle
opbouw
en
structuur
van
het
onderwijsprogramma
te
creëren.
Dit
blijkt
zo
te
zijn
reden
waarom
deze
indeling
in
de
verdere
ontwikkeling
van
de
modules
is
toegepast.
13.
12
4.5 Actualisatie
Iedere
student
van
de
Professionele
Master
Delta
Development
moet
bij
aanvang
beschikken
over
een
competentieprofiel
dat
relevant
is
voor
het
werken
aan
de
Delta
vraagstukken
die
in
de
opleiding
behandeld
worden.
Als
in
de
procedure
voor
toelating
iedere
student
die
beschikt
over
de
juiste
vooropleiding
moet
aantonen
dat
hij
over
een
voor
de
Master
relevant
competentieprofiel
beschikt
en
dit
ook
voldoende
kan
motiveren,
vindt
er
een
selectie
plaats
die
naar
verwachting
het
studiesucces
ten
positieve
zal
beïnvloeden.
Het
resultaat
van
deze
procedure
is
tevens
dat
een
aankomend
student:
• zich
bewust
is,
of
wordt,
van
de
waarde
van
zijn
eigen
competentieprofiel;
• zich
op
voorhand
verdiept
in
de
inhoud
en
structuur
van
de
opleiding;
• bij
aanvang
al
heeft
nagedacht
over
zijn
mogelijke
studieloopbaan.
Deze
aspecten
hebben
naar
mijn
verwachting
een
positief
effect
op
het
algehele
studiesucces
van
de
studenten
aan
de
opleiding.
De
kans
op
een
(onbewust)
verkeerde
studiekeuze
is
kleiner,
waardoor
minder
studenten
vroegtijdig
zullen
stoppen
en
de
bewustwording
van
de
studieloopbaan
wordt
gestimuleerd
waardoor
studenten
doelgerichter
studeren.
Daarbij
biedt
deze
selectie
de
HZ
University
of
Applied
Sciences
een
gereedschap
om
de
meest
geschikte
en
gemotiveerde
studenten
te
kunnen
selecteren
die
naar
verwachting
de
Hogeschool
Zeeland
als
goede
ambassadeurs
zullen
vertegenwoordigen
bij
de
aangesloten
bedrijven.
Voor
een
Professionele
Masteropleiding
is
een
selectieprocedure
voor
de
toelating
wettelijk
toegestaan.
4.6 Advies
voor
het
vervolg
Voor
de
toets
Macrodoelmatigheid
moeten
de
procedures
en
criteria
die
de
toelating
bepalen
eenduidig
worden
opgesteld
en
geformuleerd.
Om
deze
activiteiten
uit
te
kunnen
voeren
moet
de
definitieve
aanpak
en
structuur
van
de
Professionele
Master
Delta
Development
zijn
bepaald.
14.
13
5 Het
Instroomonderzoek
5.1 Achtergrond
Macrodoelmatigheidstoets:
Voor
het
onderzoek
naar
de
macrodoelmatigheid
van
de
opleiding
moet
het
instroomvolume
dat
de
instelling
twee
jaar
na
de
start
van
de
opleiding
verwacht
te
realiseren,
worden
weergegeven.
5.2 Plan
Basisuitgangspunt
voor
de
de
ontwikkeling
van
de
Master
is
om
een
programma
te
ontwikkelen
dat
als
primaire
keuze
voor
een
vervolgopleiding
geselecteerd
worden
door
hbo-‐studenten,
studenten
uit
het
buitenland,
en
zij-‐instroom
studenten.
De
kans
dat
deze
mogelijkheid
ontstaat
is
optimaal
wanneer
de
opleiding:
• een
kwalitatief
goede
reputatie
heeft,
bij
studenten
maar
zeker
ook
bij
bedrijven
uit
de
sector;
• studenten
de
mogelijkheid
biedt
zich
op
hun
eigen
specialisme
verder
te
ontwikkelen;
• studenten
in
staat
stelt
mee
te
werken
aan
betekenisvolle,
reële
Deltaprojecten;
• er
toonaangevende
bedrijven
uit
de
Deltasector
bij
betrokken
zijn;
• studenten
een
vliegende
start
biedt
van
hun
carrière
in
de
‘beroemde’
Nederlandse
Deltasector.
5.3 Uitvoering
De
Hogeschool
Zeeland
heeft
aan
Hobéon
de
opdracht
verleend
voor
de
uitvoering
van
een
instroomonderzoek.
De
digitale
enquêtes
voor
het
onderzoek
zijn
uitgezet
bij
drie
Hogescholen:
Hogeschool
Rotterdam,
HZ
University
of
Applied
Sciences
en
Hogeschool
Van
Hall
Larenstein.
Het
instroomonderzoek
is
uitsluitend
uitgevoerd
onder
de
primaire
doelgroep,
derde-‐
en
vierdejaars
studenten
van
deze
opleidingen
(dus
niet
onder
de
zij-‐instromers
en
buitenlandse
studenten).
5.4 Feedback
Voor
de
samenstelling
van
het
instroomonderzoek
heb
ik
een
beschrijving
gemaakt
van
de
opleiding.
Om
het
onderzoek
uit
te
kunnen
voeren
heb
ik
gesprekken
gevoerd
met
de
Hogeschool
Rotterdam,
evenals
met
van
Van
Hall
Larenstein,
teneinde
hen
te
informeren
en
motiveren
om
aan
het
onderzoek
mee
te
werken
en
dit
goed
uit
te
kunnen
voeren.
5.5 Actualisatie
De
uitvoering
van
het
instroomonderzoek
leverde
bij
de
Hogeschool
Zeeland
in
eerste
instantie
weinig
respons.
Om
de
respons
te
vergroten
heb
ik
de
regie
voor
de
verspreiding
van
de
enquêtes
genomen
en
gesprekken
met
studenten
gevoerd.
Daarop
kwamen
er
voldoende
reacties
binnen.
De
studenten
binnen
de
Hogeschool
Zeeland
die
ik
over
de
Master
heb
gesproken
toonde
veel
enthousiasme
om
de
nieuwe
opleiding
te
gaan
volgen
en
de
bereidheid
om
het
ontwikkelingsproces
te
ondersteunen.
15.
14
De
medewerking
aan
het
onderzoek
van
de
Hogeschool
Rotterdam
en
van
‘van
Hall
Larenstein’
is
na
een
aarzelende
start
goed
verlopen.
Bij
beide
Hogescholen
werd
veel
interesse
getoond
in
de
oprichting
van
de
Master
en
de
wens
tot
samenwerking
en
verdere
betrokkenheid
uitgesproken.
Aangezien
deze
samenwerking
de
kans
op
een
succesvolle
accreditatie
zou
vergroten
heb
ik
de
wenselijkheid
hiervan
bij
de
Hogeschool
Zeeland
bij
Willem
den
Ouden
nader
onderzocht.
Om
de
complexiteit
van
het
proces
niet
te
verhogen
is
besloten
om
deze
optie
vooralsnog
niet
verder
uit
te
werken.
Uit
het
instroomonderzoek
van
Hobéon
blijkt
(zie
bijlage
instroomonderzoek)
dat
44
van
de
112
respondenten
belangstelling
hebben
voor
de
nieuwe
Professionele
Master
Delta
Development.
Dit
is
met
circa
39%
een
behoorlijke
belangstelling
voor
een
nieuwe
en
innovatieve
opleiding,
die
niet
wordt
verzorgd
door
andere
Hogescholen.
Ook
blijkt
uit
het
onderzoek
dat
de
interesse
voor
deelname
aan
de
Master
in
grote
mate
wordt
beïnvloed
door
de
locatie
in
Zeeland.
Naar
verwachting
ligt
de
totale
instroom
in
de
Professionele
Master
Delta
Development
op
een
leslocatie
in
Vlissingen
op
10
studenten
per
jaar.
In
geval
de
leslocatie
buiten
beschouwing
wordt
gelaten
komt
het
instroompotentieel
voor
de
nieuwe
opleiding
aanmerkelijk
hoger
uit.
Als
aanbeveling
geeft
‘Hobéon’
een
aantal
randvoorwaarden
voor
het
bereiken
van
de
potentiële
studenten:
• Richt
het
onderwijsprogramma
flexibel
in;
maak
modulair
onderwijs
in
de
avonduren
en/of
op
afstand
mogelijk,
zodat
tegemoet
gekomen
wordt
aan
de
behoefte
van
studenten
om
een
vervolgstudie
te
combineren
met
werk
en
privésituatie.
• Zorg
dat
een
breed
scala
aan
bedrijven
en
instellingen
betrokken
is
bij
de
opleiding
en
actief
deelneemt
aan
de
Expertise
Management
Methodologie
(EMM).
• Zorg
dat
het
onderwijsprogramma
verdiepende
technische
modules
bevat
en
dat
de
fasen
van
het
Deltaproject
gestructureerd
aan
bod
komen.
Al
deze
aanbevelingen
zijn
in
de
structuur
van
de
opleiding
verwerkt.
Aangezien
in
de
voorgestelde
opbouw
van
de
Masteropleiding,
zoals
al
eerder
vermeld,
studenten
alleen
voor
de
‘leerwerkgroepen’,
dat
wil
zeggen
één
dag
per
week,
fysiek
op
een
onderwijslocatie
aanwezig
moeten
zijn,
ga
ik
ervan
uit
dat
het
door
Hobéon
genoemde
nadelige
effect
van
de
locatie
in
Zeeland
aanzienlijk
gereduceerd
wordt.
5.6 Advies
voor
het
vervolg
Om
de
kans
op
een
goede
instroom
te
vergroten
is
mijn
advies
om
de
locatie
voor
de
uitvoering
van
de
‘leerwerkgroepen’
zorgvuldig
en
wellicht
in
afstemming
met
de
wensen
van
de
doelgroep
te
bepalen.
Samenwerking
met
de
Hogeschool
Rotterdam
en
van
Hall
Larenstein
zou
het
aantal
mogelijke
uitvoerlocaties
kunnen
vergroten.
Dit
is
mijns
inziens
een
verder
onderzoek
en
herwaardering
van
de
voordelen
waard.
Een
zorgvuldige
marketingstrategie
die
is
toegespitst
op
alle
doelgroepen
zal
de
instroom
zeker
positief
beïnvloeden.
16.
15
6 De
inhoud
van
de
opleiding
6.1 Achtergrond
De
arbeidsmarktrelevantie
is
een
belangrijk
punt
bij
de
ontwikkeling
van
nieuw
onderwijsaanbod.
Instellingen
dienen
zich
te
vergewissen
van
de
potentiele
beroepsprofielen
en
arbeidsmarktperspectieven
voor
de
afgestudeerden.
Het
is
daarom
belangrijk
om
werkgevers
en
waar
mogelijk
sector-‐
of
brancheorganisaties
te
betrekken
bij
het
proces
van
ontwikkeling
van
nieuw
aanbod.
Bij
de
ontwikkeling
van
associate
degrees
en
hbo-‐Masters
is
de
aandacht
hiervoor
extra
van
belang
(zie
Strategische
Agenda
Hoger
Onderwijs
en
Onderzoek
2015-‐2025).
6.2 Plan
Het
plan
is
om
een
opleiding
samen
te
stellen
met
onderwijs
dat
zich
concentreert
op
beroepsuitoefening
met
een
inhoud
die
is
afgestemd
op
de
behoeftes
van
het
werkveld.
Deze
behoeftes
moeten
bij
een
brede
selectie
van
bedrijven
uit
de
sector
worden
onderzocht.
6.3 Uitvoering
Als
basis
voor
de
gesprekken
heb
ik
in
samenwerking
met
de
stuurgroep
een
globaal
voorstel
ontwikkeld
voor
een
mogelijke
inhoud
van
de
opleiding.
Hiervoor
hebben
wij
de
keuze
gemaakt
om
het
onderwijs
op
te
bouwen
en
te
organiseren
rond
de
in
het
werkveld
gehanteerde
tools
en
werkmethoden.
Voor
de
te
behandelen
thema’s
in
de
opleiding
is
aansluiting
gezocht
op
de
thema’s
die
ook
ten
grondslag
liggen
aan
de
Delta
Academy
van
de
HZ,
evenals
aan
het
beleid
van
de
‘Topsector
Water’.
Deze
thema’s
zijn:
de
veilige
Delta,
de
veerkrachtige
Delta,
de
productieve
Delta
en
de
urbane
Delta.
Om
de
behoeften
van
het
werkveld
met
betrekking
tot
de
inhoud
van
de
opleiding
te
onderzoeken
en
deze
aanpak
te
verifiëren
en
nadere
invulling
te
kunnen
geven
heb
ik
diverse
gesprekken
gevoerd
met
een
brede
vertegenwoordiging
van
bedrijven
uit
de
Deltasector.
De
mensen
uit
de
bedrijven
die
ik
hiervoor
heb
gesproken
zijn:
• Rijkswaterstaat
• Waterschap
Hollandse
Delta
• Stichting
Ecoshape
• Witteveen
en
Bos
• Antea
• Grontmij
• Hakkers
• Vereniging
voor
Waterbouwers
17.
16
6.4 Feedback
Het
bleek
niet
eenvoudige
om
de
gewenste
informatie
van
bedrijven
te
krijgen.
Pogingen
om
dit
op
een
digitale
wijze
te
verzamelen
zijn,
op
een
enkele
respons
na,
mislukt.
De
persoonlijke
gesprekken
hadden
meer
succes,
al
bleek
al
snel
dat
er
door
de
benaderde
partijen
veel
minder
gestructureerd
gewerkt
wordt
dan
dat
ik
aanvankelijk
had
gedacht.
Uiteindelijk
heb
ik
voldoende
informatie
en
inzicht
verkregen
om
een
‘gedragen’
curriculum
te
kunnen
samenstellen.
Mijn
belangrijkste
conclusies
uit
dit
deel
van
het
onderzoek
zijn:
1.
Leidend
voor
de
activiteiten
in
het
bedrijfsleven
zijn
de
geldstromen.
Deze
worden
voor
de
Nederlandse
Deltasector
voor
een
belangrijk
deel
bepaald
door
de
inhoud
van
het
Deltaprogramma
die
jaarlijks
opnieuw
door
de
overheid
wordt
vastgesteld.
De
belangrijkste
actuele
programma’s
zijn:
• ‘Meerlaagsveiligheid’
• het
‘Hoogwater
BeschermingsProgramma’
(HWBP)
• de
‘VervangingsOpgave
Natte
Kunstwerken’
(VONK)
•
de
afronding
van
het
programma
‘Ruimte
voor
de
Rivier’.
2.
Veel
Nederlandse
bedrijven
die
actief
zijn
in
de
Deltasector
zijn
ook
prominent
aanwezig
bij
de
internationale
Deltaprojecten.
De
door
de
sector
ontwikkelde
kennis
en
ervaring
is
wereldberoemd
en
wordt
wereldwijd
gevraagd
en
ingezet.
3.
De
thema’s
die
wij
in
aanvang
voor
het
onderwijs
hadden
gekozen
zijn
wel
bepalend
voor
de
strategie
en
de
gekozen
oplossingen,
evenals
voor
de
Nederlandse
Deltabeslissingen,
maar
ze
bieden
onvoldoende
basis
voor
op
de
beroepsuitoefening
gericht
onderwijs.
4.
Er
is
geen
algemeen
gebruik
van
specifieke
tools
of
werkmethoden
waar
je
het
onderwijs
op
in
kunt
richten,
zodanig
dat
het
voldoet
aan
de
algemene
vraag
uit
het
bedrijfsleven.
Uiteraard
worden
er
programma’s
en
methoden
gebruikt
zoals
GIS
(Geografisch
Informatie
Systeem),
Matlab,
Python,
Delft
3D
en
BIM
(Bouw
Informatie
Model),
maar
dit
biedt
onvoldoende
structuur
om
de
opbouw
van
het
curriculum
op
te
baseren.
Er
wordt
wel
aangegeven
dat
een
programma
waarin
een
goede
ondersteuning
wordt
geboden
aan
de
gehanteerde
werkprocessen
wenselijk
is.
5.
Over
het
algemeen
vindt
met
het
belangrijk
dat
studenten
beschikken
over
voldoende
basisvaardigheden.
De
basisvaardigheden
die
met
name
werden
genoemd
zijn
rekenvaardigheden,
communicatieve
vaardigheden,
(correct
taalgebruik),
omgevingssensibiliteit,
commerciële
sensibiliteit
en
ondernemerschap.
6.
Met
name
bij
Rijkswaterstaat
en
de
waterschappen
is
er
een
groeiende
behoefte
aan
werknemers
met
kennis
en
kunde
op
het
gebied
van
procesmanagement,
als
gevolg
van
ontwikkelingen
en
veranderingen
in
de
werkprocessen.
7.
Nieuwe
contractvormen
en
de
toenemende
complexiteit
van
de
uitvoeringsprocessen
leidt
bij
constructiebedrijven
tot
een
behoefte
aan
werknemers
met
kennis
en
kunde
op
het
gebied
van
procesorganisatie.
8.
Ook
blijkt
er
een
groeiende
vraag
te
zijn
naar
werknemers
met
kennis
op
het
gebied
van
Asset
management.
18.
17
9.
Als
zeer
belangrijk
wordt
aangegeven
dat
er
voldoende
inzicht
en
duidelijkheid
is
over
de
kennis
en
kunde
die
een
aankomende
werkgever
van
studenten
van
de
Master
en
van
haar
afgestudeerden
mag
verwachten.
6.5 Actualisatie
In
de
gevoerde
gesprekken
heb
ik
voldoende
informatie
verzameld
om
een
gedragen
curriculum
te
kunnen
samenstellen.
Voor
een
continue
afstemming
van
het
curriculum
op
de
vraag
van
de
(Nederlandse)
arbeidsmarkt
moet
het
onderwijs
zich
richten
op
de
beroepsuitoefening
met
betrekking
tot
opgaven
zoals
die
uit
het
Deltaprogramma
volgen.
Daarbij
moet
het
onderwijs
zich
richten
op
buitenlandse
projecten
en
de
specifieke
aanpak
die
dit
vraagt.
Het
onderwijsprogramma
van
de
Master
richt
zich
bij
voorkeur
op
een
goede
ondersteuning
van
de
in
de
praktijk
gehanteerde
werkprocessen.
Studenten
dienen
in
hun
opleiding
een
duidelijk
en
overzichtelijk
‘portfolio’
op
te
stellen
en
actueel
te
houden.
Een
goede
werkwijze
hiervoor
is
om
het
portfolio
op
te
nemen
in
de
structuur
van
de
opleiding
en
dit
als
onderdeel
van
de
beoordeling
op
te
nemen.
6.6 Advies
voor
het
vervolg
De
bovenstaand
informatie
heb
ik
verwerkt
in
een
concrete
opbouw
van
de
onderwijsmodules
(zie
bijlage).
Deze
opbouw
is
voor
ca.
70%
gereed
en
moet
verder
worden
ontwikkeld
en
uitgewerkt.
Mijn
advies
is
om
hier
samen
met
de
docenten
die
verantwoordelijk
worden
voor
de
uitvoering
van
het
toekomstige
onderwijs,
verdere
invulling
aan
te
geven.
19.
18
7 De
samenwerking
van
bedrijven
met
de
opleiding
7.1 Achtergrond
Een
belangrijk
deel
van
het
onderwijs
wordt
binnen
-‐
en
in
nauwe
samenwerking
met
-‐
het
bedrijfsleven
uitgevoerd.
Dit
‘vraaggestuurde’
onderwijs
wordt
doorlopend
met
het
werkveld
afgestemd
en
de
studenten
maken
uitvoerig
kennis
met
de
dynamiek
van
de
praktijk
en
de
daar
gebruikte
tools
en
werkmethoden.
Zo
levert
de
opleiding
bij
afronding
goed
ingewerkte
potentiële
werknemers
voor
de
bedrijven/overheidsinstellingen
binnen
het
werkveld.
7.2 Plan
Om
de
Master
succesvol
van
start
te
kunnen
laten
gaan
is
het
belangrijk
om
bedrijven
te
motiveren
om
aan
de
opleiding
mee
te
werken.
Deze
bedrijven
krijgen:
• Drie
dagen
per
week
ondersteuning
op
de
werklocatie
van
studenten
die
werkzaamheden
verrichten
voor
Deltaprojecten
in
uitvoering.
• Analyses,
integrale
verbetervoorstellen
en
alternatieve
oplossingen
voor
de
betreffende
werkprojecten
of
voor
vergelijkbare
projecten
in
de
toekomst.
(deze
informatie
wordt
geleverd
naast
de
bovengenoemde
werkzaamheden)
• Ontsluiting
(door
EMM)
van
de
innovatieve
kennis
en
kunde
van
diverse
aan
de
opleiding
gekoppelde
bedrijven,
overheden,
onderwijsinstellingen,
kennis-‐
en
onderzoeksprogramma’s.
• De
mogelijkheid
om
vroegtijdig
talentvolle
potentiële
werknemers
te
identificeren
en
eventueel
te
binden.
Bedrijven
die
aan
de
opleiding
meewerken
leveren:
• Een
werkplek
voor
studenten.
• Werkprojecten
met
projectinformatie
en
projectuitleg
en
ondersteuning.
• Specifieke
expertise
in
de
vorm
van
gastcolleges.
20.
19
7.3 Uitvoering
Voor
de
werving
heb
ik
diverse
bedrijven
uit
mijn
netwerk
en
uit
het
netwerk
van
de
Hogeschool
Zeeland
benaderd,
te
weten:
• Provincie
Zeeland
• Provincie
Zuid
Holland
• Gemeente
Dordrecht
• Ministerie
I
&
M
• Rijkswaterstaat
• Deltares
• Waterschap
Scheldestroom
• Waterschap
Rivierenland
• Waterschap
Hollandse
Delta
• Hoogheemraadschap
Delfland
• Witteveen
en
Bos
• Antea
• Grontmij
• Hakkers
• van
Oord
• Boskalis
7.4 Feedback
Als
werkwijze
heb
ik
de
bovengenoemde
personen
per
mail
of
per
telefoon
benaderd,
met
het
verzoek
mij
in
een
persoonlijk
gesprek
de
ambities
van
de
Masteropleiding
toe
te
laten
lichten.
Tijdens
de
daaruit
voortvloeiende
gesprekken
heb
ik
met
ieder
van
hen
de
kansen,
mogelijkheden
en
de
wederzijdse
verwachtingen
van
een
potentiele
samenwerking
uitvoerig
doorgesproken.
Al
na
de
eerste
gesprekken
heb
ik
mijn
visie
over
de
meerwaarde
die
samenwerking
met
de
Master
biedt
direct
moeten
herwaarderen.
Uit
diverse
reacties
kreeg
ik
terug
dat
studenten
die
bij
een
bedrijf
komen
werken
een
bedrijf
meer
kosten
dan
dat
zij
opbrengen.
Het
is
mijns
inziens
goed
om
bij
de
invulling
van
het
curriculum
rekening
te
houden
met
de
behoeften
van
het
bedrijfsleven
om
daarmee
de
toegevoegde
waarde
van
studenten
voor
de
bedrijven,
waar
zij
gedurende
en
na
hun
studie
gaan
werken,
te
kunnen
vergroten.
EMM
en
de
mogelijkheden
die
dit
kan
bieden
is
nog
moeilijk
aan
bedrijven
uit
te
leggen.
Het
openbare
karakter
van
EMM
is
voor
sommige
bedrijven
zelfs
bedreigend.
Voor
het
mogelijk
wordt
om
bedrijven
te
motiveren
om
EMM
te
gebruiken
ten
behoeve
van
kennis
en
expertise
management
en
als
alternatief
voor
het
schrijven
van
rapporten
moeten
er
nog
veel
stappen
met
betrekking
tot
de
duidelijkheid
en
het
gebruiksgemak
van
EMM
worden
genomen
(marketing
van
EMM).
21.
20
7.4.1 Hoopgevend
conclusies
en
opbrengsten
uit
de
gesprekken:
• Rijkswaterstaat:
Door
Rijkswaterstaat
werd
direct
positief
gereageerd
op
het
aanbod
met
als
argument:
door
de
vergrijzing
van
onze
werknemerspopulatie
weten
wij
precies
wanneer
wij
nieuwe
mensen
met
welke
kennis,
vaardigheden
en
competenties
nodig
hebben;
Master
zou
in
een
deel
van
deze
behoefte
prima
kunnen
voorzien.
Het
Ministerie
I
&
M,
alsmede
voor
Rijkswaterstaat
wil
kennis
en
expertise
delen
en
is
natuurlijk
bereid
om
gastcolleges
te
verzorgen
of
eventuele
andere
bijdragen
te
leveren.
• Gemeente
Dordrecht:
De
gemeente
wil
studenten
in
de
stad,
daarbij
wil
de
gemeente
er
alles
aan
doen
om
het
vestigingsklimaat
voor
bedrijven
in
de
regio
te
optimaliseren.
Samenwerking
van
de
Master
met
het
pilotproject
‘Meerlaagsveiligheid
Eiland
van
Dordrecht’
past
binnen
deze
ambities.
De
gemeente
wil
haar
kennis
en
expertise
delen
en
is
natuurlijk
bereid
om
gastcolleges
te
verzorgen.
Ook
het
leveren
van
een
onderwijslocatie
behoort
tot
de
mogelijkheden.
• Witteveen
en
Bos:
Witteveen
en
Bos
vindt
de
Master
een
waardevol
initiatief,
echter
zij
staan
nog
terughoudend
tegenover
gebruik
van
EMM.
Het
voornemen
is
uitgesproken
om
wellicht
alle
vestigingen
van
Witteveen
en
Bos
met
de
Master
te
laten
samenwerken.
Witteveen
en
Bos
is
bereid
tot
het
delen
van
kennis
en
expertise.
• Waterschap
Hollandse
Delta:
Ook
het
Waterschap
staat
positief
tegenover
een
samenwerking
met
de
Master.
Door
veranderingen
in
rol
en
werkzaamheden
heeft
het
Waterschap
veel
nieuwe
kennis
en
kunde
nodig.
Het
delen
van
kennis
en
expertise
is
voor
het
Waterschap
geen
bezwaar.
Ook
het
Waterschap
wil
gastcolleges
voor
de
opleiding
verzorgen.
• Hakkers:
Dit
bedrijf
gaf
aan
graag
studenten
op
te
willen
nemen
omwille
van
de
toenemende
complexiteit
van
de
procesvoorbereiding
van
de
werkopdrachten.
Ook
Hakkers
zou
gastcolleges
willen
verzorgen
• Antea:
Ook
Antea
wil
studenten
opnemen.
Zij
voelen
niets
voor
de
openbaarheid
van
EMM
omwille
van
de
concurrentie
maar
willen
graag
kennis
en
expertise
delen
via
gastcolleges,
mits
dit
gestructureerd
en
met
zorg
wordt
georganiseerd.
Antea
is
expert
op
het
gebied
van
Asset
management
en
Procesmanagement.
• Grontmij:
Grontmij
heeft
een
traditie
van
samenwerking
met
het
onderwijs
en
wil
ook
graag
samenwerken
met
de
Master.
Echter
door
de
recente
fusie
met
Sweco
zijn
hier
op
dit
moment
nog
geen
concrete
afspraken
over
te
maken.
22.
21
•
Door
verschillende
bedrijven
werd
aangegeven
dat
zij
geld
beschikbaar
hebben
als
vergoeding
voor
de
werkzaamheden
die
de
studenten
uitvoeren.
Ook
het
contractueel
vastleggen
van
afspraken
met
wederzijdse
verplichtingen
is
mogelijk.
Zelfs
het
vastleggen
van
een
verplichting
om
met
terugkerende
regelmaat
een
minimale
hoeveelheid
afgestudeerde
studenten
een
dienstverband
aan
te
bieden
is
als
voorstel
genoemd.
Een
aantal
van
de
benaderde
bedrijven
geeft
aan
niet
te
werken
met
HBO
opgeleide
medewerkers,
of
hebben
geen
moeite
met
het
vinden
van
nieuwe
medewerkers.
Anderen
hebben
überhaupt
niet
gereageerd.
7.5 Actualisatie
In
de
gesprekken
is
de
bereidheid
om
mee
te
werken
aan
de
Master
door
diverse
partijen
uitgesproken.
Deze
samenwerking
met
het
werkveld
moet
nog
verder
worden
uitgewerkt.
Voor
de
samenwerking
met
de
Pilot
‘Meerlaagsveiligheid,
Eiland
van
Dordrecht’
is
het
commitment
breed
in
de
coalitie
besproken
en
bevestigd.
De
samenwerking
van
bedrijven
met
de
Master
kan
via
het
Delta
Platform
formeel
en
structureel
worden
vastgelegd.
Dit
zou
het
succes
voor
de
beoordeling
van
de
Macrodoelmatigheid
sterk
ten
positieve
beïnvloeden.
7.6 Advies
voor
het
vervolg
Voor
de
aanvraag
voor
de
toets
Macrodoelmatigheid
moet
de
structuur
van
de
samenwerking
met
bedrijven
worden
bepaald
en
vastgelegd.
Wellicht
op
een
vergelijkbare
wijze
als
bij
het
duale
onderwijs.
De
rol,
invulling
en
het
commitment
van
het
Delta
Platform
voor
de
Master
moet
ook
nog
worden
bepaald
en
vastgelegd.
Ik
adviseer
de
Hogeschool
Zeeland
daarnaast
om
de
periode
tot
de
definitieve
start
van
de
Master
te
gebruiken
als
‘pilot’;
om
met
groepjes
studenten
van
een
‘met
toekomstige
Masterstudenten’
vergelijkbaar
niveau
uit
de
domeinen
Techniek,
Environment
en
Governance,
binnen
de
structuur
en
omgeving
die
wij
met
de
opleiding
voor
ogen
hebben,
proef
te
draaien.
Wellicht
kunnen
de
studenten
deze
activiteiten
uitvoeren
als
invulling
van
hun
Bachelor
afstudeerstage.
Zo
kunnen
we
de
werkomgeving
voor
de
Master
zorgvuldig
ontwikkelen
en
testen.
Als
in
deze
situatie
gewerkt
wordt
met
EMM
kan
de
HZ
University
of
Applied
Sciences
ook
hier
in
de
praktijk
uitgebreid
ervaring
mee
opdoen,
de
mogelijkheden
ervan
optimaliseren,
de
structuur
(door)ontwikkelen
en
voorbereiden
op
het
gebruik
in
de
Masteropleiding.
De
gebiedspilot
‘Meerlaagsveiligheid,
Eiland
van
Dordrecht’
zou
hier
als
eerste
project
een
uitstekende
omgeving
voor
vormen.
23.
22
8 Het
arbeidsmarktonderzoek
8.1 Achtergrond
Voor
het
onderzoek
naar
de
Macrodoelmatigheid
van
de
opleiding
moet
het
instellingsbestuur
aan
de
hand
van
objectieve
gegevens
aantonen
dat
de
realisering
van
de
opleiding,
gelet
op
het
belang
van
een
doelmatig
onderwijsaanbod
en
de
aanwezigheid
van
een
maatschappelijke
behoefte,
vanuit
de
arbeidsmarkt
en
het
beroepenveld
wordt
ondersteund
(zie
‘Beleidsregels
Macrodoelmatigheid’,
toelichting.)
8.2 Uitvoering
Hobéon
is
gevraagd
om
de
gekozen
positionering
en
de
profilering
van
de
opleiding
te
valideren
en
de
arbeidsmarktbehoefte
aan
afstudeerders
kwantitatief
en
kwalitatief
te
valideren,
evenals
het
instroompotentieel
vanuit
de
arbeidsmarkt.
8.3 Uitvoering
Voor
een
optimale
uitvoering
van
het
arbeidsmarktonderzoek
heb
ik
een
lijst
van
bedrijven
en
contactpersonen
opgesteld
die
bij
Hobéon
is
aangeleverd.
Veel
van
deze
contactpersonen
hadden
al
eerder
aangegeven
te
willen
meewerken
aan
het
onderzoek.
Ten
behoeve
van
het
arbeidsmarktonderzoek
door
Hobéon
heb
ik
teksten
aangeleverd
met
een
omschrijving
van
de
opleiding.
Tevens
heb
ik
Hobéon
onderstaand
schema
aangeleverd
met
beroepsrollen
en
de
daarbij
horende
organisaties
die
potentiële
werkgevers
zijn
voor
afgestudeerde
Masterstudenten.
De
opzet
van
de
opleiding
is
op
dit
schema
gebaseerd.
Overheid
als
gebiedsbeheerder
Overheid
als
projectbureau
Ingenieursbureau
(inter)nationaal
Aannemer
(inter)nationaal
Financieder
(bank
etc)
Non
Governmental
Orgenization
(NGO)
Kennisinstituut
Onderwijsinstelling
Beleidsmedewerker ● ●
Opdrachtgever
masterplan
ontwikkeling
● ● ● ●
Adviseur
planontwikkeling ● ● ● ● ● ●
Projectleider
gebiedsontwikkeling ● ● ●
Integraal
ontwerper ● ● ● ●
Beoordelaar
plannen/ontwerpen ● ● ● ●
Procesmanager
ontwerpfase ● ● ●
Procesmanager
uitvoeringsfase ● ●
Omgevingsmanager ● ● ● ● ●
Financial
/
contract
engineer ● ● ● ●
Delta
onderzoeker ● ● ●
Delta
docent ●
Organisaties
Beroepsrollen
24.
23
8.4 Feedback
Uit
het
onderzoek
van
Hobéon
blijkt
(zie
bijlage
arbeidsmarktonderzoek)
dat
de
thema’s
van
de
concept-‐Master
Delta
Development
goed
aansluiten
bij
de
beroepspraktijk.
Het
valt
op
dat
de
respondenten
vooral
de
thema’s
veilige
Delta,
veerkrachtige
Delta
en
in
mindere
mate
het
thema
urbane
Delta
herkennen
als
passend
binnen
hun
beroepspraktijk.
De
fasering
van
een
groot
Deltaproject
worden
ook
herkend
en
respondenten
die
veel
innovatieve
projecten
uitvoeren
zijn
vooral
actief
in
de
fasen
initiatief,
planning
en
design
en
beheer
en
monitoring.
Het
beroepsprofiel
van
de
Masteropleiding
Delta
Development
past
ook
goed
bij
het
werkveld.
Het
werkveld
vindt
het
belangrijk
dat
respondenten
kennis
en
vaardigheden
hebben
inzake
“the
Dutch
Approach”.
Vooral
het
kunnen
maken
van
ruimtelijke
of
technische
ontwerpen
als
oplossing
voor
ontwikkelingen
van
Deltagebieden,
het
hebben
van
kennis
en
ervaring
inzake
asset-‐management
en
het
optimaal
plannen
en
uitvoeren
van
beheer-‐
en
onderhoudsactiviteiten
op
basis
van
een
beheer-‐
en
onderhoudsplan
worden
gezien
als
belangrijke
kennisgebieden
en
competenties.
Het
werkveld
verwacht
dat
de
afgestudeerde
studenten
van
de
Master
kennis
en
ervaring
hebben
opgedaan
met
de
nodige
relevante
technische
tools.
Meer
dan
70%
is
het
er
(geheel)
mee
eens
dat
de
kennis
en
ervaring
met
de
genoemde
technische
tools
belangrijk
is.
Kennis
en
vaardigheden
met
betrekking
tot
project-‐
en
procesmanagement
wordt
door
vrijwel
alle
respondenten
hoog
gewaardeerd.
Van
de
startende
professionals
wordt
vooral
verwacht
dat
ze
een
ondernemende
en
resultaatgerichte
houding
hebben
en
dat
ze
vanuit
hun
technische
specialisaties
verbindingen
kunnen
maken
met
andere
disciplines.
Voor
de
korte
termijn
verwacht
70%
van
de
respondenten
dat
er
een
gemiddelde
tot
erg
grote
behoefte
is
aan
de
kennis
en
ervaring
van
de
Master
Delta
Development.
Voor
de
middellange
termijn
verwachten
alle
respondenten
dat
er
een
gemiddelde
tot
zeer
grote
behoefte
is
aan
deze
kennis
en
ervaring.
Arbeidsplaatsen
voor
de
afgestudeerden:
Op
basis
van
de
raming
van
Hobeon
is
er
op
middenlange
termijn
een
jaarlijkse
vraag
naar
ruim
100
Masters
Delta
Development.
Zijinstromers:
Volgens
70%
van
de
respondenten
is
er
behoefte
aan
deelname
van
werknemers
aan
een
of
meerdere
modules.
Inhoudelijk
spreekt
de
opleiding
aan
en
men
wil
de
opleiding
vooral
modulair
volgen.
Wat
betreft
de
deelname
aan
de
volledige
Masteropleiding
Delta
Development
geeft
30%
van
de
respondenten
aan
dat
men
daar
behoefte
aan
heeft.
Wat
betreft
draagvlak
is
gevraagd
naar
de
mate
waarin
men
wil
participeren
in
deze
Masteropleiding.
Uit
het
onderzoek
blijkt
dat
40%
van
de
respondenten
mee
wil
werken
aan
de
ontwikkeling
van
de
opleiding.
Als
de
opleiding
er
eenmaal
is,
wil
60%
van
de
respondenten
meewerken
meewerken
aan
het
verzorgen
van
gastlessen
en
het
inbrengen
van
voorbeeldprojecten
die
ingezet
kunnen
worden
als
casus.
Dit
is
een
behoorlijk
hoge
participatiegraad
en
bevestigt
de
belangstelling
van
het
werkveld
voor
deze
opleiding.
25.
24
8.5 Actualisatie
De
resultaten
van
het
arbeidsmarktonderzoek
sluiten
goed
aan
bij
de
voorgenomen
inhoud
en
structuur
van
de
opleiding.
Daar
waar
de
opzet
van
de
Master
minder
aansluiting
bood,
heb
ik
de
opbouw
van
het
programma
aangepast
en
meer
laten
aansluiten
bij
de
activiteiten
van
de
doelgroep,
de
potentiële
werkgevers
voor
de
afgestudeerden.
8.5.1 Advies
voor
het
vervolg
Mijn
conclusie
uit
het
onderzoek
is
dat
de
Professionele
Master
Delta
Development,
zoals
deze
tot
op
heden
is
vorm
gegeven,
een
grote
kans
heeft
om
tot
een
gewaardeerde
en
succesvolle
opleiding
uit
te
groeien.
Ik
adviseer
om
voor
de
doorontwikkeling
van
de
Professionele
Master
een
solide
draagvlak
te
creëren
binnen
de
HZ
University
of
Applied
Sciences
en
daarmee
deze
een
kans
te
geven
om
uit
te
groeien
tot
een
opleiding
die
invulling
geeft
aan
de
grote
behoefte
en
waardering
die
voor
het
initiatief
door
de
Deltasector
is
uitgesproken.
De
Professionele
Master
Delta
Development
levert
daarmee
een
belangrijke
bijdrage
aan
de
aantrekkelijkheid
voor
studenten,
docenten
en
onderzoekers
om
zich
bij
de
HZ
University
of
Applied
Sciences
aan
te
sluiten.
26.
25
9 Verdere
ontwikkeling
en
toekomstige
uitvoering
van
het
onderwijs
9.1 Achtergrond
“
Het
zijn
docenten
die
een
concrete
interesse
weten
aan
te
wakkeren,
vertrouwen
en
durf
geven
en
een
gezonde
nieuwsgierigheid
of
kritische
en
lerende
houding
aanmoedigen.
Het
zijn
de
docenten
die
naast
de
overdracht
van
vak-‐inhoud
de
studenten
ook
persoonlijk
weten
aan
te
spreken.
Op
die
manier
ontwikkelen
studenten
een
beeld
van
zichzelf
in
relatie
tot
het
beroep
en
wereld
waarin
ze
leven.
Een
dergelijk
beeld,
ofwel
beroepsidentiteit,
geldt
als
een
belangrijk
hulpmiddel
voor
zelfsturing.
Dat
is
noodzakelijk
in
een
tijd
waarin
studenten
in
toenemende
mate
hun
weg
moeten
zoeken
in
een
complexe,
veranderlijke
wereld.”
(Uit
het
boek
“Onderzoek
naar
de
inspirerende
docent”,
van
Edith
Roefs.)
9.2 Plan
Zoals
bovenstaand
citaat
beeldend
beschrijft
is
het
belangrijk
om
enthousiaste
docenten,
werkzaam
binnen
de
HZ
University
of
Applied
Sciences
of
daarbuiten,
te
vinden
en
te
motiveren
voor
de
verdere
ontwikkeling
en
toekomstige
uitvoering
van
het
onderwijs
van
de
Professionele
Master
Delta
Development.
Ook
moet
er
een
betrokken
team
van
ondersteunende
medewerkers
samengesteld
worden
ten
behoeve
van
de
organisatie
van
het
onderwijs.
Dit
team
moet
geformeerd
en
aangestuurd
worden.
Degene
die
deze
taak
op
zich
neemt
zou
naar
mijn
overtuiging
ook
degene
moeten
zijn
die
de
contacten
met
de
aangesloten
bedrijven
heeft
en
onderhoudt.
Zodoende
wordt
de
kennis
en
de
vraag
uit
de
sector
naar
‘binnen’
gebracht
en
de
ontwikkeling
en
innovatieve
oplossingen
naar
‘buiten’.
Een
positieve
spiraal
waarin
beide
partijen
elkaar
blijvend
versterken.
9.3
Uitvoering
Aantallen
medewerkers:
Voor
de
uitvoering
van
het
onderwijs
van
de
Professionele
Master
zijn
-‐
naast
de
medewerkers
voor
de
organisatie
van
de
opleiding-‐
minimaal
drie
docenten
nodig
met
kennis
en
ervaring
binnen
de
domeinen
Techniek,
Omgeving
en
Governance.
Deze
docenten
moeten
in
bezit
zijn
van
een
titel
hoger
dan
de
graad
die
met
de
opleiding
verkregen
wordt.
Daarbij
dienen
zij
bekend
zijn
met
de
beroepsuitoefening
in
de
praktijk
en
de
Deltavraagstukken
waar
in
de
Master
aan
gewerkt
wordt.
Dit
om
de
studenten
adequaat
te
kunnen
begeleiden
en
hun
activiteiten
en
resultaten
te
kunnen
beoordelen.
Naast
deze
drie
docenten
is
er
een
docent
nodig
die
de
groepsprocessen
kan
ondersteunen
en
begeleiden.
Ook
is
er
expertise
en
commitment
nodig
van
de
onderzoeksgroepen
om
de
aankomende
studenten
bij
de
uitvoering
van
hun
masterthesis
te
ondersteunen,
begeleiden
en
beoordelen.
27.
26
9.4 Feedback
Door
het
tekort
aan
personeel,
de
ontwikkelingen
van
het
nieuwe
curriculum
en
de
komende
accreditatie
hebben
de
medewerkers
van
de
Hogeschool
Zeeland
op
dit
moment
weinig
tot
geen
ruimte
om
het
ontwikkelingsproces
van
de
Professionele
Master
Delta
Development
te
ondersteunen.
Het
is
mij
daarom,
spijtig
genoeg,
tot
nu
toe
niet
gelukt
een
team
samen
te
stellen
om
de
verdere
benodigde
werkzaamheden
mee
uit
te
voeren.
9.5 Actualisatie
De
wijze
waarop
de
Professionele
Master
Delta
Development
is
opgebouwd
biedt
diverse
voordelen
voor
het
huidige
Bachelor
onderwijs
van
Delta
Academy:
• een
bron
van
informatie
over
de
behoefte
van
het
beroepenveld,
• een
rijke
aanvulling
van
het
bestaande
lesmateriaal,
• een
netwerk
van
gecommitteerde
bedrijven
en
instellingen,
• een
instrument
om
gerichte
ondersteuning
te
kunnen
bieden
aan
de
Delta
projecten
waar
de
hogeschool
bij
betrokken
is,
• wellicht
een
toename
van
de
aanmeldingen
voor
het
Bachelor
onderwijs
door
de
extra
mogelijkheid
om
door
te
kunnen
studeren.
Voor
een
succesvolle
verdere
ontwikkeling
van
het
proces
adviseer
ik
om
het
programma
van
de
Master
en
alle
voordelen
die
dit
biedt
binnen
de
Hogeschool
breed
uit
te
dragen.
Dan
ontstaat
en
wellicht
meer
commitment
en
draagvlak
voor
het
initiatief
en
kan
de
Master
uitgroeien
tot
een
opleiding
waar
docenten
graag
bij
betrokken
willen
worden.
9.6 Advies
voor
het
vervolg
Mijn
advies
is
om
zo
spoedig
mogelijk
een
team
samen
te
stellen
van
gemotiveerde
en
goed
geoutilleerde
toekomstige
docenten
en
ondersteunend
personeel
om
de
plannen
voor
de
ontwikkeling
van
de
Master
verder
vorm
te
geven.