Cornelisse Competentie Index, CCI
Wat maakt dat de cliënt zo zelfredzaam is als hij op dit moment is? Welke interventie is nodig om te groeien in zelfredzaamheid? Welke krachten van de cliënt zelf worden ingezet? Wat wil de cliënt zelf eigenlijk? Vragen als deze spelen een steeds grotere rol bij zorgtoewijzingsbeleid.
De Cornelisse Competentie Index (CCI) is ontwikkeld als een screeningsinstrument voor HBO opgeleide hulpverleners die de zorgvraag van een adolescent onderzoeken. Het instrument is ontwikkeld in opdracht van de GGD Rotterdam.
De CCI is opgebouwd uit drie tabbladen. De eerste betreft de hulpvraag van de jongere. Deze wordt expliciet weergegeven. Ook wordt er gevraagd naar de verwachting van de jongere m.b.t. de woonbegeleiding. Op deze manier wordt ervoor gewaakt dat het hulpaanbod niet aansluit bij de vraag van de jongere. Het tweede tabblad vraag naar taken. Het derde tabblad betreft de beïnvloedende factoren.
3. Waarom kiezen voor de CCI?
1. Er is expliciet zicht op eigen krachten van de
jongere
2. Het instrument brengt de leerpunten helder
in kaart
3. Het instrument geeft een goed beeld van de
begeleidbaarheid van de jongere
4. Uitgangspunten CCI
ZVV vragen gericht op competentie model i.p.v. medisch model
-> duidelijker beeld hoeveel leerpunten er nog zijn (begeleidingsintensiteit)
-> aandacht voor krachten van jongere
-> eigen hulpvraag meer centraal
Instrument ontwikkeld op basis van TVA (veel gebruikt in Justitie), CIDI, UCL
en literatuur betreffende snelscrenen en risicofactoren
5. De CCI
(Cornelisse Competentie Index)
Taken :
•werkelijke taken
•taken in overdrachtelijke zin
•ontwikkelingstaken van de adolescentie (+ kort over ouderschap)
Beïnvloedende factoren:
•beïnvloedende factoren van de omgeving
•beïnvloedende factoren van de persoon
6. Taken
1.
2.
3.
4.
5.
Positie ten opzichte van de opvoeders; verwerven van autonomie ten
opzichte van de opvoeders en het bepalen van een eigen plaats binnen
de veranderende relaties in het gezin en de familie.
Onderwijs of werk: kennis en vaardigheden opdoen om een beroep uit te
kunnen oefenen en een keuze te maken ten aanzien van werk.
Vrije tijd: ondernemen van leuke activiteiten in de vrije tijd en het zinvol
doorbrengen van de tijd waarin er geen verplichtingen zijn.
Eigen woonsituatie: zoeken of creëren van een plek waar je goed kunt
wonen en het omgaan met huisgenoten.
Autoriteit en instanties: accepteren dat er instanties en personen boven
je gesteld zijn, binnen geldende regels en codes opkomen voor eigen
belang.
7. Taken
6.
Gezondheid en uiterlijk: zorgen voor een goede lichamelijke conditie, een
uiterlijk waar je je prettig bij voelt, een goede voeding en het vermijden
van overmatige risico’s.
7. Sociale contacten en vriendschappen: contacten leggen en onderhouden,
oog hebben voor wat contacten met anderen kunnen opleveren,
openstellen voor vriendschap, vertrouwen geven en nemen, wederzijdse
acceptatie.
8. Intimiteit en seksualiteit: ontdekken wat mogelijkheden en wensen zijn in
intieme en seksuele relaties.
9. Financieel beheer: kunnen plannen, verantwoording dragen en gevolgen
inschatten van financiële keuzes.
10. (Alleenstaand) jong ouderschap: kunnen vormgeven van
ouderschapstaken.
8. Beïnvloedende factoren
• Beïnvloedende factoren van de
omgeving
• Gezin van herkomst
• Onderwijs & werk historie
• Maatschappij
Beïnvloedende factoren van de
persoon
•Eigenschappen
•Kernovertuigingen
•Risicovol gedrag
•Begeleidbaarheid
•Psychische beperkingen
•Life events
•Fysieke beperkingen
•Verstandelijke beperkingen
•Omgaan met problemen
9. Score
Betekenis
Het gevraagde item wordt sterk ontkent.
-2
De vaardigheid wordt nog niet beheerst en de jongere staat nog aan het
begin van het leerproces.
Het is sterke risicofactor waar rekening mee gehouden dient te worden.
Het gevraagde item wordt ontkent.
-1
De vaardigheid wordt nog niet voldoende beheerst, de jongere is lerende.
Er kan niet gesproken worden van een steunende factor, het is een lichte
risicofactor.
Het gevraagde item wordt bevestigd.
1
De jongere beheerst de vaardigheid leeftijdsadequaat.
Het is een beschermende factor, zou helpend kunnen zijn in begeleiding.
Het gevraagde item wordt sterk bevestigd.
2
De jongere beheerst de vaardigheid bovenmatig goed, beter dan
leeftijdsgenoten.
Het is een sterke beschermende factor die evt. ingezet kan worden in de
begeleiding.
10.
11. T2 Onderwijs of werk; kennis en vaardigheden opdoen om een beroep
-2 -1
uit te kunnen oefenen en een keuze maken ten aanzien van werk
I T2.1
Kan zelf een dagbesteding zoeken
A
De jongere zorgt er zelf voor dat hij op tijd aankomt
I T2.2
Kan realistisch plannen en komt dit na (maakt gebruik van
AI
T2.3
een (digitale) agenda)
De jongere weet een baan voor langere tijd vast te houden (G
T2.4
2 een maand; +2 een jaar of langer)
T2.5
Is gemotiveerd voor werk of onderwijs en laat dit zien
De jongere ontleent plezier aan bepaalde aspecten van zijn
N
T2.6
daginvulling (ook aan niet georganiseerde daginvulling)
A
Kan geconcentreerd werken
N T2.7
G
Wanneer hij dat nodig heeft kan de jongere om hulp vragen
B T2.8
en deze accepteren
G
Wanneer de jongere een meningsverschil heeft met zijn baas
B
of docent, komt hij op een rustige maar duidelijke manier
P T2.9
voor zijn eigen belangen op
Bij ouderschap; het kiezen voor en realiseren van (een
perspectief op) werk en bezigheden die recht doen aan de eigen
T2.1 ambities en mogelijkheden, (en evt. de aspiraties van de
0
partner) en de financiële behoeften van het gezin
T2.1 Bij ouderschap; het nemen van verantwoordelijkheid voor en
1
het verdelen van de taken t a v de opvoeding van kinderen
Toelichting
1
2
12. Beïnvloedende factoren omgeving
-2
-1
1
2
BO1. Gezin van herkomst
BO1. Gezin van herkomst
Onrealistische hoge of lage verwachtingen
Afwijzing door gezin van herkomst
Belastende relatie broertjes en zusjes
Lage sociaal economische status gezin van herkomst (werkeloosheid, schulden, opleidingsniveau)
Taal problemen in gezin van herkomst
Afkeurende houding van ouders t.o.v. hulpverlening voor jongere
Ziekte van ouders (psychisch of lichamelijk)
Ondersteunende open opvoedingssfeer
Hechte gezinsbanden
Positieve relatie met broertjes / zusjes
Welgesteld gezin van herkomst
Goede taalvaardigheid gezin van herkomst
Steunende houding van ouders t.o.v. hulpverlening voor jongere
Gezonde ouders
Afkeurende houding ouders t.o.v. geweld, criminaliteit, alcohol en
drugmisbruik
Positieve houding van ouders t.o.v. geweld, criminaliteit, alcohol en drugmisbruik
toelichting max 100;
BO2. Onderwijs & werk heden /verleden
BO2. Onderwijs & werk heden /verleden
Veelvuldig verzuim / geen dagbesteding
Slechte schoolresultaten
Gebrek aan betrokkenheid bij de school / klasgenoten of werkplek / collega’s
toelichting max 100;
Positieve inzet dagbesteding
Goede schoolresultaten
Betrokken bij school en klasgenoten / collega's
BO3. Maatschappij
BO3. Maatschappij
Sociale uitsluiting
Criminaliteit in de directe sociale omgeving
Ziet geen rol voor zichzelf in deze maatschappij
Groot sociaal netwerk
Afkeuring van criminaliteit door omgeving
Ziet zichzelf als positieve bijdrage aan de maatschappij
Heeft geen of negatief rolmodel
Heeft een positief rolmodel
Worstelt met culturele identiteit
Voelt zich verbonden met een cultuur en voelt zich daar prettig bij
toelichting max 100;
13. BO1. Gezin van herkomst
Onrealistische hoge of lage
verwachtingen
Afwijzing door gezin van herkomst
Belastende relatie broertjes en zusjes
-2 -1 1 2
Lage sociaal economische status gezin
van herkomst (werkeloosheid,
schulden, opleidingsniveau)
Taal problemen in gezin van herkomst
Afkeurende houding van ouders t.o.v.
hulpverlening voor jongere
Ziekte van ouders (psychisch of
lichamelijk)
Positieve houding van ouders t.o.v.
geweld, criminaliteit, alcohol en
drugmisbruik
toelichting max 100;
BO1. Gezin van
herkomst
Ondersteunende open
opvoedingssfeer
Hechte gezinsbanden
Positieve relatie met
broertjes / zusjes
Welgesteld gezin van
herkomst
Goede taalvaardigheid
gezin van herkomst
Steunende houding van
ouders t.o.v. hulpverlening
voor jongere
Gezonde ouders
Afkeurende houding
ouders t.o.v. geweld,
criminaliteit, alcohol en
drugmisbruik
14. Beïnvloedende factoren persoon
BP1. Indruk van de jongere
Moeilijk temperament (boos, chagrijnig, driftig)
BP1. Indruk van de jongere
Gemakkelijk in de omgang
Hyperactiviteit
Rustig
Impulsiviteit
Doordacht
Inadequaat omgaan met emoties (opkroppen of ontploffen)
Beheerst uiten van emoties
Sterke prikkelbaarheid (snel boos/geïrriteerd)
Lage veerkracht
Veel incasseringsvermogen
Sterke veerkracht
Achterblijvende taalontwikkeling
Goede taalontwikkeling
Gebrek aan normbesef
Sterke geïnternaliseerde normen en waarden
Focussed op één oplossing
Kan meerdere oplossingen bedenken
Blijft oud gedrag, falende oplossing herhalen
Kan zo nodig strategie bijstellen
Laat zich makkelijk leiden door emoties
Kan objectief redeneren
Blijft eigen eisen herhalen
Kan met iemand onderhandelen
Kan/wil feedback niet vertalen naar handelen
Kan feedback of advies omzetten in gedrag
Geleerde wordt niet gegeneraliseerd
Kan feedback / advies in een andere situatie toepassen
Maakt herhaaldelijk zelfde fouten
toelichting max 100;
Leert van conflicten, sancties en negatieve uitkomsten
BP2. Kernovertuigingen
BP2. Kernovertuigingen
Aan mensen uit mijn netwerk heb ik niets
Ik zie anderen als een bron van steun
Ik kan niks alleen
ik kan op mijzelf vertrouwen
Het maakt niet uit wat ik doe
Ik heb het lot in eigen hand
De maatschappij is verantwoordelijk voor het oplossen van mijn problemen
Ik ben aan zet om mijn leven te verbeteren
De jongere heeft geen/negatieve toekomstplannen/overleven hier en nu
toelichting max 100;
De jongere heeft positieve (enigszins) realistische toekomstplannen
BP3. Risicovol gedrag
BP3. Risicovol gedrag
Geen problematisch gebruik (houdt rekening met dagelijks functioneren en
gezondheidsrisico’s)
Legaal middelengebruik, maar houdt geen rekening met dagelijks functioneren en gezondheidsrisico’s
Illegale middelen gebruik (cocaïne, xtc etc.)
Gebruikt geen illegale middelen
Vechtpartijen (-2 maandelijks; 2 nooit voorgevallen)
Geen verleden met vechten
Automutilatie
Geen verleden van automutilatie
Suïcide gevaar
toelichting max 100;
Geen suïcide gevaar
15. BP2. Kernovertuigingen
-2 -1 1 2
Aan mensen uit mijn netwerk
heb ik niets
Ik kan niks alleen
Het maakt niet uit wat ik doe
De maatschappij is
verantwoordelijk voor het
oplossen van mijn problemen
De jongere heeft
geen/negatieve
toekomstplannen/overleven hier
en nu
toelichting max 100;
BP2.
Kernovertuigingen
Ik zie anderen als een
bron van steun
ik kan op mijzelf
vertrouwen
Ik heb het lot in eigen
hand
Ik ben aan zet om
mijn leven te
verbeteren
De jongere heeft
positieve (enigszins)
realistische
toekomstplannen
17. Pilot
•
•
•
•
•
•
September 2013 tot en met januari 2014
35 jongeren zijn beoordeeld met de CCI
Door ongeveer 12 medewerkers
Woonbegeleiders en ZVV onderzoekers geven aan het prettig te vinden
ook zicht te hebben op de krachten van de jongere. Het geeft een meer
compleet en “positief” beeld van de jongere
Er is geen mogelijkheid om neutraal (0) te scoren. Deze wordt ook niet
meer gemist
Kernovertuigingen en rolmodellen zijn heel leuk om uit te vragen, deze
geven een goed beeld van de jongere en zorgt voor enthousiaste verhalen
19. Pilot gemiddelde berekenen
O9 Financiële vaardigheden: kunnen plannen,
verantwoording dragen en gevolgen inschatten
-2
-1
1
2
1
Koopt prijsbewust
6%
44% 41%
9%
2
Kan pinnen / internetbankieren
0%
11% 69%
20%
0%
6% 74%
21%
3%
53% 35%
9%
0%
51% 34%
14%
3 Begrijpt bankafschriften
4 De jongere stemt zijn uitgevenpatroon af op zijn
inkomsten
5 Kan consequenties overzien m.b.t. aangaan van
financiële verplichtingen
20. Pilot opvallende scores
•
Opvallende scores uit de pilot
– 56 % Heeft zich in de afgelopen 12 maanden wel eens 2 weken of
langer bijna dagelijks het grootste deel van de dag somber, leeg of
depressief gevoeld
– 26 % Heeft angsten die hem belemmeren te doen wat hij zou willen
doen of moeten doen (insecten, bloed, hoogtes, menigte,
spreken/eten in openbaar etc.)
– 60% Heeft een traumatische ervaring meegemaakt (buitengewoon
ernstige of schokkende gebeurtenis)
• 27% heeft jeugdhulpverlening met uithuisplaatsing, gehad en 67% daarvan wil
daarover praten
21. Onderliggende constructen
Letter
Cluster
A
S
G
a
T
Items welke kunnen wijzen op problemen met aandachtregulatie
Items welke kunnen wijzen op problemen met sociale interactie
Items welke kunnen wijzen op problemen met gedragsproblemen
Items welke kunnen wijzen op problemen met angstregulatie
Items welke kunnen wijzen op problemen met traumaverwerking
Items welke kunnen wijzen op problemen met begeleidbaarheid
van de jongere
Items welke kunnen wijzen op problemen met
stemmingsregulatie / neerslachtigheid
Items welke kunnen wijzen op een verlaagd intelligentieniveau
Items welke kunnen wijzen op problemen met
persoonlijkheidsontwikkeling
B
N
I
P
22. I
AI
AI
G
N
AN
GB
GBP
T2
.1
T2
.2
T2
.3
T2
.4
T2
.5
T2
.6
T2
.7
T2
.8
T2
.9
T2 Onderwijs of werk; kennis en vaardigheden opdoen om een
beroep uit te kunnen oefenen en een keuze maken ten aanzien
van werk
Kan zelf een dagbesteding zoeken
De jongere zorgt er zelf voor dat hij op tijd aankomt
Kan realistisch plannen en komt dit na (maakt gebruik
van een (digitale) agenda)
De jongere weet een baan voor langere tijd vast te
houden (-2 een maand; +2 een jaar of langer)
Is gemotiveerd voor werk of onderwijs en laat dit zien
De jongere ontleent plezier aan bepaalde aspecten van
zijn daginvulling (ook aan niet georganiseerde
daginvulling)
Kan geconcentreerd werken
Wanneer hij dat nodig heeft kan de jongere om hulp
vragen en deze accepteren
Wanneer de jongere een meningsverschil heeft met zijn
baas of docent, komt hij op een rustige maar duidelijke
manier voor zijn eigen belangen op
-2 -1
1
2
23.
24. Voorbeeld begeleidbaarheid
bp3.2 Gebruikt geen illegale middelen
0
35 0%
6% 26% 69%
bp3.3 Geen verleden met vechten
0
35 0% 23% 40% 37%
bp3.5 Geen suïcide gevaar
Wanneer dat ter sprake komt, praat de
jongere over eigen aandeel in negatieve
bp4.1 gebeurtenissen
De jongere ervaart veel last van zijn
bp4.2 probleem/gedrag/keuzes
In gesprekken over de toekomst praat de
jongere op reële wijze over materiële
zaken als geld en bezittingen (niet
bp4.3 crimineel)
Kan negatieve feedback (bijv. kritiek)
bp4.4 geven.
0
35 0%
9% 31% 60%
0
35 9%
9% 63% 20%
0
35 9% 11% 69% 11%
0
35 6%
0
35 3% 29% 63%
bp4.5 Kan positieve feedback ontvangen.
0
33 3% 36% 48% 12%
0% 60% 34%
6%
25. Voorbeeld angst
ontwikkelingstaken (3&7)
o3 2 2 Kan nieuwe activiteiten ondernemen
7 Kan adequaat reageren wanneer hij/zij
geëmotioneerd is (woede, verdriet, zenuwen) Schaadt
niet zijn eigen belangen of die van anderen en kan
o7 7 zichzelf herpakken
1
6% 26% 65%
3%
3%
-1
35
0
0
0
0% 63% 34%
0
35
0
0%
beïnvloedende factoren persoon
kernovertuiging 2
bp2.
ik kan op mijzelf vertrouwen, ik red mij wel
2
psychische beperkingen 5
Heeft angsten die hem belemmeren te doen wat hij zou
bp5. willen doen of moeten doen (insecten, bloed, hoogtes,
2
menigte, spreken/eten in openbaar etc.)
bp5.
Is voortdurend schrikachtig, op zijn hoede of verdoofd
9
omgaan met problemen
bp9.
3. Vermijden van het probleem, afwachten
3
0
34
9% 74% 17%
34 26%
0%
0% 74%
20 30%
0%
0% 70%
35 54%
0%
0% 46%
26. Pilot aandachtpunten
•
•
•
•
•
Naar fysieke beperkingen wordt op een andere plek in Evita al gevraagd.
Oefening en een training is gewenst.
Onderzoekers geven (na oefening) aan niet veel langer bezig te zijn met
het onderzoeken en invullen van dit instrument t.a.v. de voorgaande
versie. De extra tijd die zij kwijt zijn, zien zij tevens als een goede
investering voor de informatie die het oplevert.
Bij de gegeven score is een toelichting noodzakelijk om als lezer goed te
kunnen begrijpen waarom de onderzoeker scoort wat hij/zij scoort. Scores
zonder uitleg hebben minder waarde. Er is een maximum afgesproken van
100 woorden.
Het uitvragen van psychische problematiek wordt als zinvol ervaren. De
achterliggende constructen die getracht zijn te maken zijn niet
onderscheidend gebleken.
27. Pilot positieve punten
•
•
•
•
•
De CCI als instrument lijkt problematiek van de individuele cliënt goed te
onderscheiden, over het algemeen zijn er geen overheersende
antwoorden.
Woonbegeleiders en ZVV onderzoekers geven aan dat zij aan de hand van
enkel dit instrument goed in kunnen schatten welk hulpverleningstraject
ingezet moet worden. Daarbij kunnen zij tevens zien waar de
aandachtspunten van de begeleiding moeten liggen.
Een profiel met veel -1 / +1 scores geeft weinig informatie. Dit roept
direct vragen op bij de lezer over de leerpunten en begeleidingsvragen
van de jongere. Dit maakt het lastig om zonder goede gesprekken en
doorvragen tot een representatieve scoring te komen.
Het instrument is te bespreken met en begrijpen door de jongere.
Zowel de woonbegeleiders als de zvv onderzoekers zien het als een
verbetering ten opzichte van de oude situatie
28. Advies
•
•
•
•
Advies pilotgroep;
Unaniem besloten dat dit instrument CCI een verbetering is ten
opzichte van de voorgaande vragen.
De CCI is een noodzakelijke aanvulling op de gegeven ZRM scores
om tot een begeleidingsvoorstel te komen.
Advies van de betrokken woonbegeleiders;
Op basis van enkel dit instrument kun je goed inschatten of de jongere
binnen deze voorziening te begeleiden is.
Advies studenten Hogeschool Rotterdam;
Instrument is een verbetering t.o.v. oude vraagstellingen.
Advies OnOvOn;
Het instrument is een verbetering
Verder onderzoeken onderliggende constructen na ongeveer een jaar
dataverzameling zou heel wenselijk zijn.
29. Waarom kiezen voor de CCI?
1. Er is expliciet zicht op eigen krachten van de
jongere
2. Het instrument brengt de leerpunten helder
in kaart
3. Het instrument geeft een goed beeld van de
begeleidbaarheid van de jongere
4. Alle betrokkenen vinden het een
verbetering!
Uitleggen
Titel van de categorie: taken 2
Item nummer noemen
Score aankruisen
Ruimte voor toelichting
Tot slot staan er nog letters voor, hier kom ik later op terug.
Wanneer er in de pilot op een vraag meer dan 75% hetzelfde antwoord is gegeven, is de vraagstelling in overleg met werkgroep scherper gesteld.
Zijn items dubbel? Wat verstaan we eronder
Uitleggen
Titel van de categorie: taken 2
Item nummer noemen
Score aankruisen
Ruimte voor toelichting
Tot slot staan er nog letters voor, hier kom ik later op terug.
Jongeren met dergelijke problemen scoorden niet op één construct, bijvoorbeeld aandachtsproblemen, maar op meerdere tegelijk. Zij scoorden dus zowel op aandachtsproblemen als op sociale problemen als op neerslachtig. Van sommige jongeren wisten we de diagnose. De daarbij passende kenmerken kwamen terug op desbetreffend construct. Echter op de andere profielen werd in deze gevallen ook veel bevestigd, dit heeft ertoe geleid dat de constructen wel genoemd worden, maar niet apart terugkomen in het instrument. Verder onderzoek hiernaar is nodig.
Wanneer er in de pilot op een vraag meer dan 75% hetzelfde antwoord is gegeven, is de vraagstelling in overleg met werkgroep scherper gesteld. Bijvoorbeeld; aan anderen heb je niets veranderd in “aan mensen uit mijn netwerk heb ik niets”. De zvv-onderzoekers gaven namelijk aan dat jongeren de hulpverleners wel als bron van steun zagen, dan scoorden ze een 1. Hetzelfde gold voor “inzetten voor eigen woonplek” daar is nu de toevoeging “buiten zvv traject” aan toegevoegd.
ZVV onderzoekers, Woonbegeleiders en studenten zien het als een verbetering