3. Proef 1: Wat voor soorten grond zitten er in aarde en zand ?
4. Welke steen is het zwaarst? We gingen de stenen wegen in onze handen en de grote steen was het zwaarst. Welke steen is het eerste beneden in een bak met water? De zwaarste steen.
8. We hebben zand en water in een potje gedaan. In een ander potje hebben we aarde en water gedaan. ik ben het potje aan het schudden.
9. De aarde zakt naar beneden. Het zand zakt naar beneden.
10. De potjes hebben we een weekend laten staan. De zwaarste korrels zijn het eerste naar beneden gezakt. Daarna de lichtere korrels. De onderste laag is zand en daarbovenop ligt klei. Dit is aarde. Dit zie je aan de dikke laag klei. Dit is zand. Dit zie je aan de dikke laag zand onderin.
11. Deze laag is dikker dan in dat andere potje. Er liggen takjes bovenop.
22. dit heeft de kleur van zand uit de zandbak . ik voel allemaal kleine korreltjes. dit lijkt net klei, waarmee we kleien op school.
23. kijk ik kan er een bal van maken. Van het zand en de aarde is niks te maken. Het valt steeds uit elkaar.
24. Wat neemt water op en waar blijft het water om de grond heen liggen? dit wordt modder. het water is wel weg. bij mij is het water ook weg. het voelt raar aan. Bij aarde en zand verdwijnt het water en bij klei blijft het water eromheen liggen. Aarde en zand zijn losse korreltjes en daardoor kan het water in die korrels verdwijnen. Bij klei kan dit niet.
25. Hier gingen we figuurtjes kneden. Met het zand konden we niks maken, het viel meteen uit elkaar. Nu weten we zeker dat dat zand is.
26. Met klei konden we allemaal figuurtjes maken. ik heb een ‘ u ’ gemaakt. ik heb rolletje gemaakt.