3. Wat zijn sensoren?
Sensoren zijn voelers die een signaal van een zekere
toestand van de motor naar de regeleenheid stuurt om
zodanig deze naar de actuatoren te sturen en een actie
te ondernemen.
4. uitvoeringen
• Gaspedaalstand van de gaspedaalsensor
• Inspuittijdstip op verstuivernaald sensor
• Luchtmassameter
• De brandstoftemperatuursensor
• Positie brandstofhoeveelheid
• Koelvloeistoftemperatuursensor
• Toerental- krukaspositiesensor
5. Wat zijn actuatoren?
Actuatoren – figuurlijk aangeduid als "spieren van de micro-
elektronica" - sturen, schakelen en regelen technische
processen. De elektrische stuursignalen van de sensoren worden
door de regeleenheid omgezet in mechanische arbeid. En
uitgevoerd door de actuatoren.
7. gaspedaalsensor
Als het gaspedaal word ingetrapt, ontvangt de potentiometer een
voedingsspanning van de regeleenheid en verzendt een uitgangspanning.
Deze spanning is afhankelijk van de stand van de potentiometer (= stand
gaspedaal ). De regeleenheid berekent aan de hand van het signaal van de
gaspedaalsensor welke hoeveelheid brandstof moet worden ingespoten via
de brandstofregelaar in de inspuitpomp.
Twee potentiometers? Deze zijn voor de veiligheid,
als er één niet goed werkt is er nog een tweede en
kan men een ongeval of het doorgeven van een on-
gewild signaal vermeiden.
8. luchtmassameter
De luchtmassameter is een sensor in de vorm van een hittedraad
die op constante temperatuur wordt gehouden door de ECU,
afhankelijk van de buitentemperatuur en de snelheid wordt de
hittedraad afgekoeld. Hoe meer deze wordt afgekoeld hoe meer
stroom er nodig is om de draad op constante temperatuur te
houden.
9. temperatuursensor
De motortemperatuursensor zendt informatie naar de
regeleenheid over de temperatuur van het koelvloeistof. Dit is
voor de regeleenheid een maatstaf voor de temperatuur van de
motor en beïnvloedt de regeling van : inspuiting, ventilator,
gloeibougies.
De temperatuursensor werkt met een NTC-weerstand.
De regeleenheid geeft de sensor een onbelaste spanning van 5V,
afhankelijk van de temperatuur van de motor en de weerstand
van de sensor zal de spanning variëren.
10. toerentalsensor
Toerental : Telkens als er een tand van de tandrad voor de week ijzeren
kern langs draait, ontstaat er in de spoel een spanning. Als het tandrad sneller
draait, worden er meer spanningssignalen per seconde opgewekt. De sensor
stuurt deze spanningssignalen naar het motorregelapparaat. Aan de hand van
het aantal spanningssignalen per seconde herkent het motorregelapparaat
het toerental van de motor.
Krukaspositie : op het tandrad ontbreekt een tand. Hierdoor ontstaat bij
het passeren van de opnemer een afwijkend spanningssignaal. Dit afwijkend
spanningssignaal wordt door het motorregelapparaat herkend, zodat hieruit
de stand van de krukas kan worden afgelezen.
13. Uitlaatgascirculatie EGR
We spreken van uitlaatgasrecirculatie als er uitlaatgassen worden
teruggevoerd naar de inlaat van de motor. Uitlaatgasrecirculatie is ook wel
bekend als EGR ( Exhaust Gas Recirculation) of uitlaatgasterugvoer.
We gebruiken uitlaatgasrecirculatie om de uitstoot van NOx te verminderen.
Er zijn diverse oorzaken waardoor uitlaatgasrecirculatie de vorming van NOx
tegengaat :
• Door de toevoer van uitlaatgassen vermindert de zuurstofconcentratie in
de verbrandingsruimte. Het zuurstofoverschot neemt af. Daardoor vormt
zich minder NOx
• De verbrandingssnelheid neemt af. De temperatuur in de
verbrandingsruimte daalt.
• Doordat er uitlaatgassen teruggaan naar de verbrandingsruimte,
vermindert de uitlaatgasstroom die de motor verlaat.
15. Waste gate
Een waste-gate is een klep in de uitlaat van
een motor met turbo, deze klep overbrugt de turbolader en
voorkomt dat de turbo te veel druk opbouwt als de motor hoger
in toeren komt of zwaarder belast wordt.
De waste-gate werd mechanisch bediend, tegenwoordig
veelal via een de ECU. Zodra de turbodruk in de inlaat is
opgelopen tot een ingestelde waarde, doorgaans maximaal
1 bar, of zodra pingelen wordt vastgesteld, stuurt de ECU de
waste-gate open en leidt de uitlaatgassen langs de turbine,
in plaats van door de turbine. Op deze manier blijft de
draaisnelheid van de turbo (en dus druk in de inlaat) onder
controle.
17. De regeleenheid
Het motormanagement regelt processen die nodig zijn om de
motor optimaal te laten presteren. Processen die door het
motormanagement worden geregeld zijn :
• Het regelen van het mengsel
• Het regelen van het stationair toerental
• Het aansturen van de benzinepomp
• Het regelen van het ontstekingstijdstip
• Het aansturen van het milieucomponenten (EGR)
• Diagnose – afhandeling
De sensoren geven een signaal door naar het regeleenheid, van daar uit
wordt het signaal omgezet voor de actuatoren, om deze een handeling laten
uit te voeren om een toestand te wijzigen.