4. Albedoeffect.
Albedo =
weerkaatsing van zonlicht.
- Heeft invloed op ontstaan temperatuur. Hoe meer Albedo hoe minder
geabsorbeerd wordt en hoe minder warmte wordt afgegeven door het
aardoppervlak.
a
B C
6. Hoeveelheid inkomendestraling
hangt af van
Hoeveelheid straling hangt af van
Breedteligging
– lagere breedte: grotere invalshoek
zonnestralen
o hoeveelheid straling/km2 groter
o kortere weg door dampkring
Albedo
– weerkaatsing hangt af van
gebiedsgesteldheid
o bijvoorbeeld licht/donker oppervlak
Gesteldheid aardoppervlak
> volgende dia
9. Albedoeffect.
Albedo =
weerkaatsing van zonlicht.
- Heeft invloed op ontstaan temperatuur. Hoe meer Albedo hoe minder
geabsorbeerd wordt en hoe minder warmte wordt afgegeven door het
aardoppervlak.
a
B C
10. 15 ˚ 15
˚ 20 ˚
Temp. Land: snel
Warm snel koud.
Temp. Zee: warmt
Langzaam op, koelt
Langzaam af.
3˚ 3˚
-2˚
Gesteldheid aardoppervlak
Waarom warmt land
sneller op dan
zeewater?
- Zonnestralen
moeten de diepte in,
dit zorgt er wel weer
voor dat de zee
langer warm blijft
- Water is in
beweging warmt
minder snel op
- Verdamping van
12. Wind en luchtdruk
• Wind =
• Luchtdruk=
• Hoge luchtdruk =
• Lage luchtdruk =
Lucht wat van de ene
plaats naar de
andere plek stroomt.
Aantal deeltjes
lucht wat op de
aarde drukt
Een gebied
waarbij veel
luchtdeeltjes op
de aarde drukken
Een gebied waarbij
weinig luchtdeeltjes
op de aarde drukken
WIND WAAIT ALTIJD
VAN HOGE NAAR
LAGE LUCHTDRUK
Lucht vult mekaar
altijd aan waar een
tekort aan is wordt
aangevuld door
een plek die te
veel heeft.
13. Ontstaan hoog luchtdruk en
lage luchtdruk
• Koude lucht krimpt is er veel lucht
aanwezig.
• Warme lucht zet uit is er weinig lucht
aanwezig
aardoppervlak
16. Coriolis effect.
De wind krijgt een
afwijking op het
NOORDELIJK
halfrond naar
RECHTS, dit is
als men met de
rug naar de
richting toe staat
van waar de wind
vandaan komt
De afwijking
ontstaat doordat
de aarde bij de
evenaar sneller
draait dan bij de
Noordpool
Coriolis effect
De wind krijgt een
afwijking op het
ZUIDELIJK
HALFROND naar
LINKS, Dit is als
men met de rug
naar de richting
toe staat van waar
de wind vandaan
komt.
De afwijking
ontstaat doordat
de aarde bij de
evenaar sneller
draait dan bij de
Noordpool
Windsysteem met
Corriolis effect
19. Ligging van hoge en lage drukgebieden
Belangrijke windsystemen op aarde
De verdeling
belangrijkste hoge en
lage drukgebieden op
aarde
en bijbehorend
windsysteem met het
coriolis effect
20. Let op:
• Voorgaande situatie (van het geen dat de
luchtdrukgebieden op deze plekken
liggen) geldt alleen voor herfst en voorjaar.
• Namelijk: de hoge- en lagedrukgebieden
verschuiven met de seizoenen mee
• Dat betekent dat in de zomer het tropische
lagedrukgebied boven de evenaar ligt en
in de winter eronder
26. Animatie
Verschuiving luchtdrukgebieden
met bijbehorende windsystemen
• http://www2.palomar.edu/users/pdeen/Ani
mations/23_weatherPat.swf
• Vergeet niet op show headley, show ITC
etc te drukken. En vervolgens op Play
hierbij zie je mooi hoe de
luchtdrukgebieden per seizoen
verschuiven.
27. ITC= Lage luchtdrukgebied rond
de evenaar
• In zomer rijkt ITC verder noordelijk bij AZIË
omdat Azië een grote landmassa heeft en land
28. ITC
Zone van equatoriale
lage luchtdruk ofwel
Intertropische
convergentiezone
(ITC)
– verschuift mee
met loodrechte
zonnestand
Gevolg:
windsysteem rond
evenaar verschuift
– na december
noordwaarts
– na juni zuidwaarts
29. Moesson
• Een moesson is een wind die om het half
jaar 180 graden draait.
Paarse stippellijn is ITC in Julie.
Kan jij de ZW. Moesson in India en
Bangladesh verklaren?
30. Passaten
• Passaten zijn winden die vanuit de
subtropische hogedrukgebieden vanuit het
oosten richting het equatoriaal minimum
waaien. (evenaar)
31. 3.2 Warmtetransport door wind en zeestromen
Twee soorten
zeestromen:
Warme zeestromen
– brengen warm
water naar polen
Koude zeestromen
– transporteren koud
water naar lagere
breedten
(hoge breedte is bij
dichtbij de polen
lage breedte is
dichtbij evenaar)
Termen warm en koud
zijn relatief
– watertemperatuur
hoger of lager t.o.v.
omringend water
32. §3.2 Warmtetransport door wind en zeestromen
Klimaat Noordwest-
Europa zachter dan
geografische breedte doet
verwachten
Oorzaak is de Golfstroom
– een warme zeestroom
Motoren van de
Golfstroom zijn
– overheersende
windrichting
– thermohaline circulatie
33. §3.2 Warmtetransport door wind en zeestromen
Thermohaline circulatie
Water Golfstroom zinkt na
IJsland voor de kust
Groenland:
– daling temperatuur
– toegenomen
zoutgehalte
34. Invloed ligging van gebergten
Metname bij neerslag
• Verschil Noorwegen en Zweden. Zweden
achter gebergte droog. Noorwegen nat.
37. 0
50
100
150
200
250
300
350
400
j f m a m j j a s o n d
maanden
neerslag(inmm)
-35
-25
-15
-5
5
15
25
35
B-klimaat
Kenmerken:
- Weinig / geen neerslag
- Begroeiing: niets of cactussen,
struikjes
38. 0
50
100
150
200
250
300
350
400
j f m a m j j a s o n d
maanden
neerslag(inmm)
-35
-25
-15
-5
5
15
25
35
C-klimaat
Kenmerken:
-Weinig verschil zomer winter
- Koudste maand gemiddeld niet
kouder dan -3 graden
- Neerslag is redelijk
- Begroeiing: loofbomen
39. 0
50
100
150
200
250
300
350
400
j f m a m j j a s o n d
maanden
neerslag(inmm)
-35
-25
-15
-5
5
15
25
35
D-klimaat
Kenmerken:
- Groot verschil tussen zomer en winter
- Neerslag is redelijk
- Begroeiing: Naaldbomen
40. 0
50
100
150
200
250
300
350
400
j f m a m j j a s o n d
maanden
neerslag(inmm)
-35
-25
-15
-5
5
15
25
35
E-klimaat
- Warmste maand is kouder dan 10
graden
- Begroeiing: niets of mos en struikjes
41. Toevoegingen
• De A, C en D klimaten kunnen nog een
toevoeging krijgen van een kleine letter
• s = sommertrocken (droge zomer)
• w = wintertrocken (droge winter)
• f = fehlt (geen droge periodes)
42.
43.
44.
45.
46. Ontstaan neerslag
• Ontstaat doordat warme lucht gevuld met waterdamp
(waterdamp= gasvormig) opstijgt en afkoelt hoog in de
lucht.
Hoog in de lucht, koude lucht. Koude lucht gevuld met
waterdamp condenseert (= gas over naar vloeibaar) op
de stof en roetdeeltjes hoog in de lucht
Er worden minuscule regendruppeltjes gevormd hoog in de
lucht, deze regendruppeltjes zweven rond in de wolk.
Deze botsen
Klonten samen
Worden groot en zwaar
Te zwaar regen.
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060209_neerslag0
48. Neerslag en regen
• Neerslag 3 vormen:
• Regen, hagel, sneeuw
• Regen 3 soorten:
• Stuwings bij gebergten
• Stijgings voornamelijk rond de evenaar
• Frontale botsing fronten (botsing warme
koude lucht)
49. Welk soort regen zien we hier?
Kun jij voor jezelf in stappen uitleggen hoe op
onderstaande afbeelding de regen ontstaat?
http://www.schooltv.nl/beeldbank/zoek/?q=stuwingsregen&doelgroep=
50. Neerslag in een gebergte
(stuwingsregen)
Loefzijde= windkant van
de berg
• Water verdampt, wordt gasvormig
mengt zich met de lucht
• Lucht wordt warm gaat omhoog
door de warmte en door de wind
die lucht tegen de berg omhoog
duwt
• Koelt af
• In de afgekoelde lucht vindt
condensatie plaats van het
verdampte water
• Minuscule regendruppeltjes
worden gevormd
• Klonten samen worden zwaarder
• Neerslag
Lijzijde= kant van de berg
die uit de wind ligt
• Ligt uit de wind
• Lucht bevat weinig
waterdamp
• Lucht daalt en wordt
warmer
• Weinig neerslag
• Regenschaduw
51. Welk soort regen ontstaat hier?
Kun je voor jezelf uitleggen hoe
de regen hier ontstaat?
62. Landschapszone
Landschapszones resultaat van
wisselwerking tussen
– Lithosfeer = gesteente, reliëf
– Atmosfeer = klimaat, lucht
– Hydrosfeer= water
– biosfeer = planten en dieren
Belangrijkste geofactoren die een rol
spelen bij het ontstaan en verandering er
van:
– klimaat
– gesteenten
– reliëf
– de mens
Effect van veranderingen hangt af van
plaats, schaal en tijd
64. §3.3 Natuurlijke landschapszones
Verschillen in landschapszones
Te verklaren met de kringloop van
voedingsstoffen:
– circuleren in de landschapzones
– worden hergebruikt
De aanwezigheid van water en warmte,
Dichtheid begroeiing en lengte van groei-
seizoen zijn belangrijke factoren
Voor de opslag en uitwisseling van
Voedingsstoffen in de bodem.
Bekijk nog een keer de kaart met verdeling
Landschapszones. In welke zone zou
volgens jou de minste voedingsstoffen
aanwezig zijn in de bodem?
65. Tropische landschap zone
Tropische zone:
Regenwoud
Warm en vochtig, veel
regen
Altijd groene plantengroei
• drie etages
• eigen flora en fauna
66. Tropische landschapszones Hoe
zou de bodem er uit zien? Wat
is een bodem?
• Bodem = Met de term bodem wordt
verstaan ongeveer de bovenste laag van
de grond waar zich het leven van planten,
dieren en mens afspeelt. Vaak eerste
meter. Deze bestaat uit horizonten.
Horizonten zijn zones van een
bodemprofiel welke zich door de kleur en
andere kenmerken van andere zones
onderscheidt.
Hoeveel horizonten heeft
deze bodem?
2
67. Tropischelandschapszones Hoe zou de bodem er uit
zien?
Tropische zone:
(Rode) bodems onvruchtbaar
• ondoorlatende zure
inspoelingslaag
• dunne humuslaag /
uitspoelingslaag
• snelle afbraak organisch
materiaal
68. Tropische landschapszones
Savanne
Hete natte zomers
Droge warme winters
Hoge evapotranspiratie
Bodems meer doorlatend
Meer open landschap
69. Subtropischelandschapszones
Subtropische zone
– tussen tropen en gematigde zone
– wat minder heet
– meestal droog seizoen
Drie groepen plantensoorten:
Loofbomen die in droge periode geen
blad verliezen
Bladverliezende voorjaarsbloeiende
struiken
Maquis
– dicht en doornachtig struikgewas
– harde, altijd groene kleine bladeren
70. §3.3 Natuurlijke landschapszones
Gematigde zone
Loofbomengordel alleen op NH
Klimaat in vele variaties
– koeler
– voldoende neerslag
– verspreid over jaar
Bodems van goed tot weinig
vruchtbaar
– afhankelijk van
moedergesteente
– humuslaag dikker
– minder afbraak
72. Borealelandschapszones
Boreale zone
Lange, koude winters
Korte, koele zomers
Podzolbodems kenmerkend
– zure bodems
– sterke uitspoeling
– harde inspoelingslaag
o ijzer- en aluminiumoxiden en
humus
o nadelig voor waterhuishouding
73. Polaire landschapszones
Polaire zone
Gemiddelde jaarlijkse
temperatuur <10° C
Neerslag en verdamping laag
Geen boomgroei
– struikjes, mossen
Toendragebied overgangsgebied
boreale bossen en ijsvlakten
Permafrost
74. Aride landschapszones
Aride zone
Woestijn of steppe
– derde van het landoppervlak
Jaarlijkse neerslag gering
– vaak als stortbui
– verdamping varieert
Vooral rotswoestijnen
– klein deel is zandwoestijn
75. Aridelandschapszones
Aride zone
Hete en koude woestijnen
– koude vaak in
regenschaduw van
gebergten
Grensgebied zijn de
langgrassteppen
– vruchtbaar
– veel lössbodems
– vaak omgezet in
cultuurgrond
Klimaatgrafiek steppe
• Continentaal van
karakter