5. 6 nefrologische artsen
1 hoofdverpleegkundige
2 adjuncten
+/- 70 verpleegkundigen
HASSELT HASSELT HEUSDEN TONGEREN
Virga Jesseziekenhuis Salvator Sint-Franciscus ZH A.Z. Vesalius
(centrumdialyse) (autodialyse) (autodialyse) (autodialyse)
38 dialyseplaatsen 12 dialyseplaatsen 10 dialyseplaatsen 10 dialyseplaatsen
Maandag-Zaterdag Ma-Woe-vrijdag Maandag-Zaterdag Ma-Woe-Vrijdag
VM,NM,Nacht VM en NM VM VM en NM
+
Di-Do-Zaterdag VM
6. 1. Het verloop van een dialysebehandeling kunnen
bespreken
a) Voorbereiding
Gegevensverzameling
Dialysetoestel
Patiënt
b) Aansluiten van een patiënt
c) Algemene kennis van de basisprincipes
d) Afsluiten van een patiënt
e) Nazorg
2. De verpleegkundige aandachtspunten kunnen
benoemen tijdens een dialysebehandeling
a) Tijdens het aansluiten
b) Tijdens de dialyse
c) Tijdens het afsluiten
7. 3. De meest voorkomende complicaties kunnen benoemen
tijdens een dialysebehandeling
a) Hypotensie
b) Thoracale pijn
c) Krampen
d) Hoofdpijn
e) Koude rillingen en koorts
5. De voedingsgewoonten van een patiënt kunnen verklaren
en kunnen linken aan de normale bloedwaarden
a) Eiwitten
b) Fosfor
c) Kalium
d) Natrium
e) Vocht /water
8. a) Voorbereiding:
Gegevensverzameling via het individuele dialyseorder
Naam en geboortedatum van de patiënt
Soort dialyse; hemodialyse, hemodiafiltratie
Soort kunstnier (BLS716,,F60)
Vorm van toegangsweg voor dialyse (fistel of
katheter)
Dialyseduur (+/- 240 min)
Dialysaatsamenstelling; K(alium) 1,2 of 3 C(alcium)
2,5 ; 3 of 3,5
Hoeveelheid bicarbonaat + natrium in het dialysaat
Streefgewicht
Afsluitvolume
Hoeveelheid fraxiparine of dosis heparine
9.
10. a) Voorbereiding
Dialysetoestel benodigdheden
dialyseleidingen (arterieel + veneus)
kunstnier (polyflux 170 of 210, FX60, nefral)
bibag (poederoplossing voor bicarbonaatmengsel)
aansluitmateriaal
Dialysetoestel werkwijze
toestel laten testen + monteren
dialyseleidingen vullen met fysiologische oplossing + ontluchten
dialysaatkoppelingen aan kunstnier bevestigen
dialyseparameters instellen in toestel (dialyseduur, patiënt-specifieke
gegevens zoals bicarbonaat/natrium samenstelling) a.d.h.v patiëntenkaart
Patiënt
Patiënt wegen = voor het bepalen van de ultrafiltratie a.d.h.v het vooraf
bepaalde streefgewicht
Comfortabele houding bieden in bed/zetel
Voorzien van voldoende ondersteuning in rug, armen en benen
Bloeddruk meten
11. b) Aansluiten van een patiënt
2 Mogelijkheden:
a) Via een dialysekatheter
subclaviakatheter of vena femoralis katheter
b) Via een AV fistel of goretex
OPMERKING !!!
Techniek van deze uit te voeren verpleegkundige handeling
gebeurt volgens vastgelegde zorgprocedures (zie verder bij
aandachtspunten)
12.
13. = verbinding tussen een = kunstmatige verbinding tussen
vene en een arterie een vene en een arterie
14. Een dialysebehandeling heeft twee belangrijke functies:
1) Verwijderen van afvalstoffen
2) Verwijderen van overtollig vocht
c) De basisprincipes
Verwijderen van afvalstoffen d.m.v diffusie doorheen een
semipermeabel membraan
DIFFUSIE
= fysisch proces waarbij opgeloste stoffen zich verplaatsen van
een omgeving met hoge concentratie naar een omgeving met een
lage concentratie totdat er een gelijkmatige verdeling is.
De mate van verdeling wordt bepaald door de grootte,
concentratie en lading van de molecule in de oplossing.
Toepassing op dialyse diffusie wordt hier veroorzaakt door de
concentratiegradiënt tussen bloed en dialysaat = stromen in
tegenovergestelde richting = constante concentratiegradiënt over
de hele lengte van de kunstnier.
15. Snelheid van diffusie afhankelijk van:
De snelheid van de bloedpomp
De snelheid van de dialysaatflow
De concentratiegradiënt tussen bloed en dialysaat
De eigenschappen van de kunstnier zoals type, dikte
en oppervlakte van het membraan
16. c) De basisprincipes
Verwijderen van overtollig vocht d.m.v ultrafiltratie
doorheen een semipermeabel membraan
overtollig vocht onttrekken via de intravasculaire ruimte
(extracellulair compartiment) zie ook dia nr17
ULTRAFILTRATIE
= fysisch proces waarbij vloeistof wordt getransporteerd doorheen
een semi-permeabel membraan met behulp van een drukverschil.
Resulterend drukverschil over het membraan = transmembraandruk
of TMP de druk die, bij een bepaald type nier, nodig is om een
bepaalde hoeveelheid vocht uit een bepaalde hoeveelheid bloed te
verwijderen
17.
18. Positieve druk aan de linkerkant (bloedzijde) drukt
vloeistof doorheen membraan = wordt door de
bloedpomp tot stand gebracht
Negatieve druk aan de rechterzijde (dialysaatzijde)
zuigt vloeistof doorheen membraan = wordt door een
zuigpomp op de afvoerleiding (hydraulisch systeem) tot
stand gebracht
19. c) De basisprincipes
CONVECTIE
= beweging van opgeloste stoffen door middel van een
waterstroom “meestromen”. Wanneer een oplossing in beweging
is, zullen de daarin opgeloste stoffen meestromen.
Voorbeeld: Koffie + suiker – oplossen zonder roeren versus oplossen m.b.v roeren
Toepassing op dialyse convectie wordt hier veroorzaakt door
het proces ultrafiltratie. Membraanpermeabele opgeloste stoffen
volgen het geültrafiltreerde water doorheen het membraan.
Opmerking!!!
Voor het verwijderen van grote opgeloste stoffen waarvan de
diffusiesnelheid er laag is, is convectie het enige
transportprincipe
20. d) Afsluiten van een patiënt
Bloed aanwezig in de dialyseleidingen zoveel
mogelijk terug toedienen aan patiënt =
minimaliseren van het eigen bloedverlies
Epo toedienen via de veneuze leiding
Bloeddrukcontrole
Afsluitparameters noteren (zie verder bij
verpleegkundige aandachtspunten bij afsluiten)
Verwijderen van naalden of afsluiten van een
dialysekatheter
21. e) Nazorg
Katheter of fistel voorzien van het nodige verbandmateriaal
Wegen van de patiënt
Verslag maken van het verloop van de dialyse met aandacht
voor specifiek voorkomende complicaties
22. a) Tijdens het aansluiten
Toestel
• belang van de juistheid van de ingestelde parameters, vnl de totale
ultrafiltratie
• fraxiparine of heparine toedienen via het toestel aan de
bloedleidingen om stollingen te voorkomen
• drukken controleren op een pompsnelheid van 200 ml/min (veneus,
arterieel, kunstnier,…)
• pompsysteem op snelheid zetten
Patiënt met een dialysekatheter
• mondmasker zowel voor patiënt als verpleegkundige
• zo steriel mogelijk te werk gaan goed desinfecteren met
chloorhexidine (= groot infectierisico voor patiënt)
• goede observatie van de katheter, oa aanwezigheid van roodheid,
korstje, zwelling
• aanwezig citraat + stolsels in katheterlumen voldoende verwijderen =
goede dialyse
• op voorhand goed flushen om debiet te controleren
• steriele verbinding met de bloedleidingen maken
• zorgen voor een goede fixatie voorkomen van afknikken en tractie
23. Patiënt met een fistel
• mondmasker enkel voor de verpleegkundige
• fistel goed inspecteren op tekens van infectie, drukpijn, hematoom en
aanwezigheid van de trilling
• steeds bloedkorstje verwijderen voor aanprikken
• prikplaats goed ontsmetten, afwisselende prikplaatsen gebruiken
• Knelband aanspannen
• steriel te werk gaan aanprikken met teflon naalden
• rekening houden met de pijnbeleving van de patiënt
• juistheid van de positie van de naald(en) goed controleren
• Knelband losmaken
• de naaldkatheter goed fixeren met een vleugelslag en op de
insteekopening steriele kleefpleister
• bij het aankoppelen van de leidingen opletten voor aanwezige stolsels
• bij het fixeren van de leidingen opletten voor druknecrose en tractie
24. Patiënt met een gortex
• idem wat betreft de observatie
• steeds een andere prikplaats gebruiken
• in tegenstelling tot fistel geen knelband gebruiken bij het aanprikken
(geen drukverhoging of verstopping)
• Aanprikken met ijzeren naalden
OPMERKING !!! Een ruime praktijkervaring is vereist om een punctie bij
een AV fistel uit te voeren, namelijk een perforatie kan leiden tot
een uitgebreid hematoom en zelfs functieverlies van de AV fistel
25. Algemene parametercontroles zowel van het
toestel als de vitale parameters van de
patiënt worden om de 30 MIN uitgevoerd .
Deze worden vervolgens bondig genoteerd
op het hiervoor voorziene controleblad,
alsook geregistreerd in het
computersysteem van de afdeling.
b) Tijdens de dialyse
Toestel
• toestelparametercontrole
• pompsnelheden aanpassen a.d.h.v de waarneembare drukken
• problemen zoals stollingen, volgelopen drukleidingen, te hoge
concentratie van het dialysaat,… op een correcte wijze oplossen
Patiënt
• goede observatie gedurende de gehele dialyse verschillende
parameters oa de bloeddruk, polsslag, temperatuur, huidskleur,
ademhaling, bewustzijn, …
• de nodige verpleegkundige handelingen uitvoeren bij aanwezigheid
van complicaties (zie verder)
• individuele verzorgingen, voornamelijk specifieke wondverzorgingen
• individuele educatie, emotionele begeleiding
26.
27.
28. c) Tijdens het afsluiten
Algemene aandachtspunten:
• bloed aanwezig in de leidingen zoveel mogelijk terug toedienen aan
patiënt = minimaliseren van het eigen bloedverlies
• EPO toedienen via de veneuze poort in de veneuze bloedleiding
• afsluitparameters noteren, zoals het tijdstip van afsluiten,
OPMERKING !!! Bij het verwijderen van
bloeddruk, polsslag, lichaamstemp°, totaal hoeveelheid gezuiverd
ijzeren naalden bij een gortex = GEEN
bloedvolume en de totale ultrafiltratie + eventuele bijzonderheden
Aandachtspunten afsluiten van een AV fistel:
dialyseklemmen gebruiken maar
• bloedleidingen niet deconnecteren van de naaldkatheter
• naald per naald verwijderen
• punctieplaats met een steriel absorberend kompres afdrukken
afdrukken met de hand
• dialyseklem op kompres plaatsen = druk uitoefenen om bloedding te
stoppen
• na bepaalde tijd, voorzichtig controleren of bloedding getopt is
• indien bloeden gestopt = punctieplaatsen met een steriel kompresje
bedekken gevolg door een steriel absorberend kompres waarrond
een verband wordt gewindeld
29. Aandachtspunten afsluiten van een dialysekatheter
• bloedleidingen deconnecteren van de katheterlummen
• het uiteinde van de katheterlumen op een steriel veld leggen =
infectierisico verkleinen
• de katheterpoort ontsmetten met chloorhexidine
• elk katheterlumen wordt eerst geflusht met 10ml fysiologische
oplossing en vervolgens opgevuld met een aangegeven hoeveelheid
citraat bv) veneus beentje = 2,2 ml; arterieel beentje = 2,1ml
• het uiteinde van de katheterlumen wordt voldoende gereinigd met
Hac 3,5% en nagedroogd
• katheterlumen steriel afsluiten met een luer lock dopje
• Vervolgens een verband maken, ofwel verband met tegaderm (=
volledig op de huid) ofwel een sacoche verband (= zakje voor
katheter in te leggen)
30.
31. Staand order 1.5
Versie:
Chronische hemodialyse
September Blad
1/2
Symptomatische hypotensie/ 2010
Syncope
a) Hypotensie/plotse bloeddrukval
Oorzaken;
Circulatoire ondervulling – te hoge ultrafiltratie, anemie of acute bloedding
Verminderde cardiale reserve – hartfalen, sepsis, hartritmestoornissen,
ischemie, hartinfarct, pericardtamponade
Te sterke dalin van de osmolariteit (dialysaat natrium)
Antihypertensiva voor dialyse
Maaltijd tijdens de dialyse = episodisch
Allergische reactie
Dialysegebonden of chronisch persisterend = bij elke dialyse
Symptomen;
“Symptomatische hypotensie” = bloeddrukdaling met één of meer van de
volgende klachten:
– Onwel voelen
– Kortademigheid
– Ijlhoofdigheid
– Buikpijn
– Misselijk
– Vagale symptomen; geeuwen, braken, spierkrampen
“Syncope” = bloeddrukdaling met bewustzijnsverlies, klam zweet en faecale
of urinaire incontinentie
32. Staand order 1.5
Versie:
Chronische hemodialyse
September 2010 Blad
2/2
Symptomatische hypotensie/
Syncope
Interventies bij hypotensie;
Ultrafiltratie uitzetten
Bed in trendelenburg
Bloeddruk meten
200 ml fysiologische oplossing toedienen
Ingestelde totale ultrafiltratie kritisch verifiëren, dialyseorder nakijken (Na profiel,
maximum ultrafiltratie, gewijzigd gewicht op eerste dialysedag van de week)
Indien goede reactie na 5min = stijging van de bloeddruk en verdwijnen van de klachten
ultrafiltratie met 500ml verminderen en herstarten met ultrafiltreren.
Indien onvoldoende recuperatie = dokter verwittigen
Interventie bij syncope;
Ultrafiltratie uitzetten
Bed in trendelenburg
Bloeddruk meten en instellen op een interval van 5 minuten
200 ml fysiologische oplossing toedienen, intussen gelofusine® vragen aan collega
2l O2 toedienen + cardiale monitor + saturatiemeter aansluiten
Dokter verwittigen
Ingestelde totale ultrafiltratie kritisch verifiëren, dialyseorder nakijken
Ultrafiltratie wordt pas terug geactiveerd na recuperatie van de patiënt en aanpassing
van het streefgewicht door de arts
33. Staand order 1.6
Versie:
Chronische hemodialyse
September Blad
1/2
Thoracale pijn 2010
b) Thoracale pijn
Oorzaken;
Hypotensie
Agina pectoris
Hemolyse (beschadiging van de RBC bv door pomptrauma)
Luchtembool
Longembool
Symptomen;
Bij hypotensie = zie staand order 1.5
Bij agina pectoris = drukpijn op borst, keeltoesnoering, uitstralende last in linker
arm of interscapulair, vnl patiënten gekend met ischemische hartlijden
Bij hemolyse = drukpijn op borst, kortademigheid, rugpijn, visuele tekens zoals
portorode verkleuring van het bloed in de veneuze leiding
Bij luchtembool = bij zittende patiënten eerder centrale symptomen zoals
bewustzijnsverlies en convulties, bij liggende patiënten eerder kortademigheid,
hoesten en pijn in de borstkast
Bij longembool = hoesten, kortademigheid, pleurale prikkeling, bloedfluimpje
34. Staand order 1.6
Versie:
Chronische hemodialyse
September 2010 Blad
2/2
Thoracale pijn
Interventies bij angina pectoris;
Ultrafiltratie stopzetten
Bloeddruk meten; indien hypotensie deze behandelen zoals in staand order 1.5
Dokter verwittigen
3 L O2/min via neusbril toedienen + cardiale monitor aansluiten
Indien BD hoger dan 120mmHg: 5mg Cedocard sublinguaal toedienen
Interventies bij hemolyse, luchtembool of longembool;
Onmiddellijk de veneuze leiding afklemmen en de dialyse stoppen
Bloeddruk meten
Bed in trendelenburg en de patiënt op linker zijde leggen
Dokter verwittigen
10 L O2 /min via masker toedienen + cardiale monitor aansluiten
Leidingen ontkoppelen
35. Staand order 1.4
Versie:
Chronische hemodialyse
September Blad
1/1
Krampen 2010
c) Krampen
Oorzaken;
Ondervulling, evt gepaard gaande met hypotensie
Hyponatriëmie en andere elektrolyten stoornissen zoals hypomagnesiëmie
Perifeer vaatlijden
Symptomen;
Pijn in de vingers, tenen, kuiten bij onverwachte bewegingen
Kramptoestand van vingers of tenen
Spierknobbels in de kuit
Interventies;
Bloeddruk en polsslag controleren
Behandelen van hypotensie zoals beschreven in staan order 1.5
Indien geen hypotensie, dien 3 gram glucose toe, indien diabeet 10 ml NaCl 10%
toedienen
Ijsfrictie, stretching, massage, flexium spray
Ingestelde totale ultrafiltratie kritisch verifiëren, dialyseorder nakijken (Na profiel,
maximum ultrafiltratie, gewijzigd gewicht op eerste dialysedag van de week)
Indien geen recuperatie opnieuw 3 gram glucose of 10 ml NaCl 10% toedienen
Indien hierna geen verbetering binnen 15min, dokter om advies vragen
36. Staand order 1.3
Versie:
Chronische hemodialyse
September 2010 Blad
1/1
Hoofdpijn
d) Hoofdpijn
Oorzaken + symptomen;
Dialyse discquilibrium; algemene hoofdpijn, gepaard met braken
Hypoglycemie, hypernatriëmie, hyponatriëmie
Subduraal hematoom; acute hevige hoofdpijn
Migraine; eenzijdige hoofdpijn met pulserend karakter, in aanvallen
opkomend, gepaard met duizeligheid, braken, lichtschuwheid,…
Spanningshoofdpijn; frontaal of occipitaal, barstend of kloppend
Hoofdpijn uitgelokt door medicatie
Interventies;
Controleer de vitale parameters; BD, pols, T°
Evalueer het bewustzijn en pupillen, bij verwardheid of neurologische uitval,
dokter verwittigen
Glycemie controleren bij diabetes patiënten
Dien paracetamol 1gram toe (Dafalgan forte®) indien geen verontrustende
klachten of symptomen
Indien niet beter na 30 min = dokter verwittigen om verder onderzoek te
starten
37. Staand order 1.7
Versie:
Chronische hemodialyse:
September Blad
1/1
Koude Rillingen en Koorts 2010
d) Koude rillingen en koorts
Oorzaken + symptomen;
Koude rillingen = banaal koudegevoel door o.a. omgevingstemperatuur, tocht,
temperatuur van het dialysaat
Koorts = Bacteriëmie/septicemie stijging van de lichaamstemperatuur > 37,5°C
steeds geassocieerde symptomen zoals grauwe lippen, minder alert,
tachycardie, neiging tot hypotensie, spierpijnen,…
Interventies;
Bij koude rillingen met geassocieerde symptomen of bij koortstijging tot meer dan 38°C
Bloedname voor witte bloedceltelling en CRP (C- reactief proteïne; NW = < 0,8mg/dl) +
complet met formule
Afnemen van twee koppels hemoculteren via de dialyselijn
Dokter verwittigen i.v.m mogelijk antibiotica voorschrift
Eén extra koppel hemoculturen slechts op advies van de arts
Planning voor de volgende dialyse; opnieuw CRP controle
38. A. Regulering vochthuishouding en
elektrolytenbalans
B. Ondersteuning van de
bloeddrukregulatie
C. Verkrijgen/behouden van een goede
voedingstoestand (ook via
bloedwaarde albumine op te volgen,
NW: 3,5 - 5,0 g/dl)
D. Vertraging van de achteruitgang van
de nierfunctie
De basis van een goed dieet is een gevarieerde,
evenwichtige voeding met weinig zout, een juiste
keuze in de vetstoffen en weinig eiwitten.
39. Bouwstoffen voor het lichaam
Groei en vervanging van de lichaamscellen
Opgebouwd uit aminozuren
Eiwitopname is nodig, geen reservevoorraad
a) EIWITTEN
Stofwisseling van eiwit geeft UREUM schadelijke afvalstof in het
lichaam = > dan NW ureum = 17 – 51 mg/dl = ernstige klachten, zoals
moeheid, misselijkheid, braken, smaakverandering, jeuk en hoofdpijn.
De hoeveelheid op te nemen eiwit = individueel
+/- 1 á 1,2 g/kg lichaamsgewicht
Voedingsproducten waarin eiwit voorkomt:
vlees, vis, gevogelte, eieren, melkproducten, yoghurt, noten en
peulvruchten
Voedingsproducten waarin eiwit minder voorkomt:
brood, groenten, rijst, aardappelen, macaroni en koekjes
Voedingsproducten waarin eiwit niet voorkomt:
dieetmargarine, olie, honing, jam, suiker, frisdranken, thee, koffie,
snoep en maïzena
OPMERKING !!! Voedsel rijk aan eiwit = meestal ook rijk aan fosfor
40. De nieren zijn betrokken bij de calciumfosfaathuishouding
Worden via de voeding opgenomen (eiwitrijke producten en cola)
Fosfor + calcium = stevigheid van de botten
b) FOSFOR
Te veel fosfor = kan leiden tot jeuk, rode ogen
schadelijk voor beendergestel fosfor bind zich aan calcium uit
de beenderen waardoor deze broos worden, neerslag van fosfor
rond de gewrichten
Schadelijk voor de hart-, long- en bloedvaten afzetting van
calciumfosfaat
Ondanks beperkte fosfaatinname toch bepaalde aanbevolen
hoeveelheid eiwit nodig via de voeding, dus via medicatie een te
hoog fosforgehalte voorkomen.
Gebruik van fosfaatbindende medicatie – binden het fosfaat
via de voeding en verlaten het lichaam via het maag- darmkanaal
Deze medicatie innemen vlak voor of tijdens de maaltijd
Bijwerking = obstipatie
NW fosfor = 2,5 – 4,5 mg/dl
NW calcium = 8,9 – 10,3 mg/dl
41. Een mineraal
Komt vooral voor in spiercellen
Functies de impulsgeleiding door de zenuwen
de spiercontractie
het handhaven van de normale bloeddruk
c) KALIUM
NW kalium = 3,5 – 4,5 mmol/l
Verstoring van het kaliumgehalte in het bloed heeft voornamelijk
hartritmestoornissen tot gevolg en kan zelfs leiden tot een
hartstilstand.
Een eerste verschijnsel van een teveel aan kalium is een
slaptegevoel in de benen en het moeilijk stappen
De belangrijkste voedingsproducten waarin kalium voorkomt:
aardappelen, groente, fruit, vruchtensap, gedroogde vruchten, koffie, tomaat,
melkproducten, appelstroop en peulvruchten
Voedingsproducten waarin minder kalium voorkomt:
thee, rijst, deegwaren, frisdrank, kaas, roomboter, olie, jam, honing en suiker
42. Specifieke aandachtspunten bij kalium in de voeding zijn:
de dagelijkse soep achterwege laten
slechts één stuk fruit per dag consumeren
aardappelen twee maal koken
rijst en deegwaren inschakelen
groenten één maal koken en het kookwater vervolgens
weggieten, te mijden groenten zijn: spinazie, schorseneren,
spruiten en witte bonen
Om het kaliumgehalte tussen twee dialysebehandelingen niet te
veel te laten stijgen, is er een kaliumbeperking in de voeding
van 2000-2400 mg/dag nodig.
Wanneer dit kaliumbeperkend dieet niet voldoende is, wordt er
kaliumverlagende medicatie (kayexalate®) voorgeschreven =
wordt gebruik ter behandeling van hyperkaliëmie die kan
optreden bij acute of chronische nierinsufficiëntie.
43. Een mineraal
Belangrijke rol bij de stofwisseling
vasthouden van vocht
c) NATRIUM
Normaal functionerende nieren = verwijderd evenveel natrium via de
urine als opgenomen via de voeding
Nierfalen = teveel natrium en dus teveel vocht in het lichaam
Gevolgen = hoge bloeddruk, oedemen, kortademigheid,
dorstgevoel
In de voeding is natrium een onderdeel van het keukenzout.
Voedingsproducten die veel zout bevatten:
Chips, pinda’s, bouillonblokjes, drop, soep uit blik of pakjes
Een natriumbeperking tot 5 à 6 gram zout (= zoutarm dieet) is
zinvol bij hypertensie en ter ondersteuning van de
vochtbeperking (veel zout = veel dorst)
44. d) VOCHT/WATER
Belangrijke functies:
transportmiddel van voedingstoffen en stofwisselingsproducten
regelen van de lichaamstemperatuur
Balans tussen vochtverlies en vochtopname
Normale uitscheiding via nieren, ontlasting, longen en
transpiratie = totaal 2000ml/dag
Verminderde nierfunctie = sterke vochtbeperking
!!! VUISTREGEL !!!
Slechts 500ml vocht per dag méér drinken dan dat men urineert
45. Wondverzorgingsverpleegkundigen
Predialyse - verpleegkundigen
Vaatacces – verpleegkundigen
Vaccinatie – verpleegkundigen
Verpleegkundigen binnen het zorgenplan
CPR verpleegkundigen
Studie verpleegkundigen
Stagementor
Verantwoordelijke verpleegkundigen voor de
maandelijkse bloednamen
Verpleegkundigen in de wachtdienst (acute dialysen,
externe dialyse op intensieve, MIC en CCU
Mogelijkheden tot bijscholing, oa. Mentorschap opleiding
Posthogeschool nefrologische opleiding, basiscursus hemodialyse,…
hoofdzakelijk georganiseerd door ORPADT
( = organisatie van het paramedisch personeel der dialyse en transplantatiecentra)