1. December 2015
361DE VINDPLAATS
In de rechtspraak worden grote en kleine zaken berecht, die vaak nauw verbonden zijn
met de plaats van handeling. In de rubriek ‘De Vindplaats’ keren leden van onze
redactie of gastschrijvers terug naar de plaats van handeling in een soms meer, soms
minder geruchtmakende zaak. Foto’s tonen de vindplaats en een toelichting memoreert
de uitspraak.
Vergeten gifzwarte praktijken
Hans van de Louw
Mr. J.M.P.M. van de Louw BA is afgestudeerd met een scriptie over de
rol van media in strafzaken.
Wie oplettend door Leiden loopt, komt de hoofdpersoon van
dit verhaal op verschillende plaatsen nog tegen. Op het Laken-
plein als spelelement in het Leidse Singelspel of als een perso-
nage in de zogenoemde Grimmige Gruwelloop. En wie met
een VVV-gids de stad bezoekt, kan een rondgang maken door
de Singelstraat en omliggende straten.1 Als zoveel stadswijken
heeft deze buurt in de loop der tijd forse veranderingen onder-
gaan. Panden zijn opgelapt of afgebroken en door nieuwbouw
vervangen. ‘Revitalisatie’ heet dat, een term met een wrange
betekenis, wanneer we ons realiseren dat deze opgeknapte
buurt ooit het werkterrein was van de grootste seriemoorde-
naar die Nederland gekend heeft.
We gaan terug in de tijd naar het einde van de 19de eeuw en
bevinden ons weer in de Singelstraat. Ook in de Sleutelstad
heeft de industriële revolutie haar intrede gedaan. Arbeiders
wonen bij elkaar gepakt in nauwe straatjes waar het leven zich
grotendeels op straat afspeelt. Hoewel die term nog moet
worden uitgevonden, is de sociale controle groot. Sterfgeval-
len vinden veelvuldig plaats als gevolg van slechte hygiëni-
sche omstandigheden, bedorven voedsel en het ontbreken
van een acceptabele medische zorg.
Op een vrijdagmiddag in het jaar 1883 doet de heel- en verlos-
kundige Desertine op het Leidse politiebureau aangifte van
het onder verdachte omstandigheden overlijden van vrouw
en kind Frankhuizen, bewoners van de Groenesteeg 75. De
heer Frankhuizen leeft nog, maar zal kort daarna eveneens
overlijden. Na overleg met een collega-geneeskundige heeft
Desertine het vermoeden dat bij beide sterfgevallen sprake is
1 www.leidenevenementen.nl/rondleidingen/theaterrondleiding-door-leiden.
van vergiftiging. Daarop volgt de aangifte. Twee inspecteurs
van politie, Rinze Pronk en Ernst Henri Grefe, begeven zich
naar de woning aan de Groenesteeg en stellen een onderzoek
ter plaatse in. Uit de woning nemen zij een ijzeren pot, een
koperen ketel en een kamerpot met fecaliën en braaksel in
beslag.2 Hierin zit het avondmaal dat de familie mogelijk fataal
is geworden.
“Niets kwaad vermoedende, werd het avondmaal, toen het
daarvoor tijd was, door man, vrouw en kind gebruikt. Volgens
gedane mededeeling van den man wekte het toen wel bevreem-
2 I.W.L. Moerman, Gifalsgoedegave.MariaCatherinavanderLinden-Swanenburg/Goeie
Mie(1839–1915), Leiden: Leiden PromotieVVV 2001, p. 5.
Bewoners Groenesteeg, eind 19e eeuw. Afkomstig uit Leids archief
2. 362
December 2015
DE VINDPLAATS
ding dat de pap zoo rood van kleur en zoo heet als peper was,
doch aan een misdaad dacht men niet, evenmin dat dit de laatste
maal zou zijn dat zij samen zouden aanzitten.”3
‘Goeie Mie’
De politie start meteen met het afnemen van verhoren bij
buren, familie en goede bekenden van de familie Frankhuizen.
Centrale vraag is wie recentelijk in de nabijheid van de familie
gesignaleerd is. Daarbij duikt de naam op van een zus van de
vrouw des huizes wonend aan de nabijgelegen Singelstraat.
Deze Maria Catherina Swanenburg is 45 jaar oud en getrouwd
met lakenwerker Johannes van der Linden. Zij heeft drie
kinderen. Waar zij ook komt, overal doet ze klusjes voor
ouderen en zieken in het huishouden als schoonmaakster of
als oppas. Door deze grote hulpvaardigheid is ze erg geliefd in
de buurt en hierdoor krijgt ze veel vrienden en kennissen. De
naam Goeie Mie wordt haar al snel toebedeeld.
Haar goede naam ten spijt gaat bij een ander familielid,
koopman Izak Ouwerkerk, een belletje rinkelen. Hem valt op
dat er bij de mensen – onder wie enkele andere familieleden –
die Mie zo barmhartig helpt een opmerkelijk aantal doden en
zieken te betreuren is. Meestal leden zij onder dezelfde
omstandigheden en ziektebeelden. Lange tijd viel dit niemand
3 AlgemeenHandelsblad 20 december 1883.
op. Ziek worden of vroeg overlijden gebeurde wel vaker in die
dagen, zeker in arme arbeidersbuurten.
De politie gaat mee met Ouwerkerks vermoedens en arres-
teert Mie voor het vergiftigen van haar zus, zwager en neefje.
In eerste instantie ontkent zij in het huis van de familie Frank-
huizen te zijn geweest. Deze ontkenning houdt zij een paar
dagen vol. Dan geeft zij toe in de woning aanwezig te zijn
geweest, “maarhadslechtsbijongelukietsindepaplatenvallen.
Ten slotte echter bekende zij geheel en al dat zij met opzet eenige
schadelijke zelfstandigheden, welke zij in een zakje bij zich droeg,
in het eten had gegooid”.4
Niet lang daarna komt de schokkende omvang van Mie’s prak-
tijken aan het licht. Uiteindelijk erkent Mie verantwoordelijk te
zijn voor het vergiftigen van meer dan honderd buurtgenoten,
van wie er in ieder geval 27 als direct gevolg hiervan zijn over-
leden. Van een deel van de sterfgevallen blijft de oorzaak
onopgehelderd.
4 Moerman, a.w., p. 43.
Prent met als onderschrift: ”Heeft menig lezer in de laatste dagen
wellicht bij dezen of genen kleinen boekwinkel een troepje burgers
opeengehoopt zien staan en was het hem onbekend waarom deze
personen zoo den hals uitstrekten om te zien hetgeen werd
uitgestald,dan kunnen wij hem mededelen dat eene zeer smakelijke
geteekende plaat met het opschrift ‘De Leidsche Gifmengster’, die ten
den prijs van 10 cents gereede afnemers vond, de aanleidende oorzaak
was. Men ziet op die prent hoe zij het vergift in de pap werk, men ziet
haar door een diender te arresteeren … kan men zich dan ook iets
aantrekkelijkers voorstellen?”
Bron: I.W.L. Moerman, Gif als goede gave. Maria Catherina van der
Linden-Swanenburg / Goeie Mie (1839-1915), Leiden 2001, pag. 67-69
Voorpagina van het Geïllustreerd Politie Nieuws, 30 december 1883.
3. December 2015
363DE VINDPLAATS
Ook komt met haar bekentenis het motief naar voren. Onge-
merkt heeft Mie al haar slachtoffers geadviseerd een begrafe-
nisverzekering af te sluiten waarvan zij de contributie van 7,5
cent per week vaak betaalt. Bij overlijden int Mie vervolgens de
verzekeringsgelden van haar slachtoffers, een lucratieve
verdienste voor een eenvoudige huisvrouw.
Leiden in last
Al snel gaan de geruchten en speculaties als een lopend
vuurtje door de stad. Leiden is in last. Velen trekken naar het
huis van de familie Frankhuizen en naar dat van de verdachte
aan de Singelstraat om eens naar binnen te gluren. Op het
politiebureau verschijnen familieleden, buurtbewoners en
kennissen. De politie ondervraagt fondsbodes, apothekers en
drogisten over de bezoekjes van mevrouw Van der Linden.5
Op woensdag 19 december 1883 pakt het Leidsch Dagblad
groots uit met het nieuws dat iedereen lijkt bezig te houden. In
zijn berichtgeving is afschuw te lezen over de gepleegde
moorden en de persoon van de moordenaar. Het proces moet
nog beginnen, maar de krant lijkt al met de veroordeling van
de verdachte begonnen.
“De ontzettende misdaad, die onze grijze sleutelstad heeft doen
opschrikken,grenstschieraanhetongelooflijke.Werddemisdaad
van vergiftiging allengs zeldzamer, werd zij nog wel een enkele
maal te baat genomen uit minnenijd of door hebzuchtige of
teleurgestelde erfgenamen, dat een vrouw, uit de geringe volks-
klasse, dit zware misdrijf, als ware het een broodwinning, bezigde,
zie, dit doet de haren ten berge rijzen.”6
Onder toezicht van de eerdergenoemde inspecteur Rinze
Pronk en agent Pieter Schreuder voert de Leidse gemeente
politie een letterlijk diepgravend onderzoek uit. Op de begraaf-
plaats aan de Groenesteeg worden zestien vermeende slacht-
offers van de dodelijke praktijken van Mie opgegraven. De
politiecommissaris stelt voor de politiemensen een gratificatie
voor de hier verrichte werkzaamheden toe te kennen van
respectievelijk ƒ 15,= voor de inspecteur en ƒ 5,= voor de
agent. Als toezichthouders op deze graafwerkzaamheden
hadden zij namelijk de ondankbare taak lange dagen door te
brengen op een begraafplaats “onder het genot van de heerlijke
odeur welke uit de graven opsteeg”.7
Na het opgraven van mogelijke slachtoffers draaien enkele
lokale wetenschappelijke instituten overuren. De heren Zaaijer
en De Koning ontleden in het Anatomisch Kabinet de lijken
van zestien slachtoffers. Professor Van der Burg onderzoekt in
het Pharmaceutisch Laboratorium aan de Papengracht
organen van de slachtoffers en monsters aarde, afkomstig van
de graven. In bijna alle onderzochte lichamen treft hij arseen
aan en dus lijkt vergiftiging waarschijnlijk. Zijn onderzoek leidt
tot een rapport van tweehonderd bladzijden en zijn colleges
5 Moerman, a.w., p. 46.
6 LeidschDagblad19 december 1883.
7 Moerman, a.w., p. 56.
schieten erbij in. De zaak haalt ook het Verslag over de
lotgevallen van de Leidse universiteit over het jaar 1883–1884:
“De hoogleraren Zaaijer en Van den Burg hadden eene Taak te
volbrengen, die een ieder met afgrijzen vervult en waar van eene
herhaling door hen zelven niet zal worden gewenscht.”8
Het onderzoek van politie en justitie is complex en kost veel
tijd.Ookmetdeveleverhorenvanfamilieledenvanvermeende
slachtoffers hebben politie en justitie hun handen meer dan
vol. Wanneer zij de gehele instructie naar volledigheid zouden
afronden, zou er nog lange tijd, misschien wel jaren, overheen
gaan. Om een verdere behandeling van de zaak in rechte niet
te lang te doen ophouden, brengt Justitie de punten van
beschuldiging tegenover Goeie Mie terug tot drie gevallen van
moord. Die op haar neef Arend de Hees in oktober 1881, de
moord op haar 5-jarige buurmeisje Suzanna Aben op
1 december 1883 en ten slotte de moord op het echtpaar
Frankhuizen op 8 december 1883.
Veel aandacht voor het proces
Voor aanvang van het proces komt het Leidsch Dagblad met
een beschouwing. Hierin noemt de krant de omvangrijke
rechtszaak een “cause célèbre”, uniek in onze strafrechts
pleging.
“Men schijnt hier te doen te hebben met de misdaad in haar
afzichtelijkste gedaante, met een stelsel van misdaden, met de
afgrijselijkste koelbloedigheid gepleegd, zonder aanzien van
kunnen of leeftijd, zoowel den achtenswaardige huisvader als de
zorgzame moeder, evenzeer het teedere kind als de krachtvolle
jonkman treffende, mits slechts dit ééne doel worde bereikt, het
meest vuige winstbejag. Neen, erger nog; laaghartiger zelfs dan
de gemiddelde bandiet, die althans slechts offers treft, die hem
ten eenenmale vreemd zijn, en hun het staal in de borst stoot,
zonder hen vooraf door gehuichelde vriendelijkheid te verschal-
ken, schijnt de Leidsche gifmengster bij voorkeur hare moordsla-
gen te hebben gericht tegen bloedverwanten en wellicht ook
tegen vrienden, wier vertrouwen zij wist te verwerven door hen
aan te sporen tot het nemen van voorzorgsmaatregelen voor het
geval van een plotselingen dood, dien juist zij reeds besloten had
hun aan te doen.”9
8 Moerman, a.w., p. 57.
9 LeidschDagblad 24 december 1883.
Goeie Mie
afbeelding: https://nl.wikipedia.org/wiki/
Maria_Swanenburg
4. 364
December 2015
DE VINDPLAATS
Uiteindelijk start onder grote belangstelling het proces op
23 april 1885 voor het gerechtshof in Den Haag. De publieke
tribunes puilen uit en ook de Minister van Justitie woont een
deel van de zitting bij. Op de tafel van de President van het
gerechtshof mr. W.F.G.L. François staat een groot aantal verze-
gelde flessen en potten uitgestald. Hierin bevinden zich de
door de deskundigen onderzochte lichamelijke resten van de
opgegraven slachtoffers. Wanneer de beschuldigde de rechts-
zaal binnentreedt, verschijnt voor de toehoorders geen
monster, maar een gewoon uitziende vrouw van middelbare
leeftijd.
“Zij onderscheidt zich in haar voorkomen in niets van een
getrouwde vrouw uit den kleinen burgerstand.”
Voor de rechtbankverslaggever van het Algemeen Handels-
blad lijkt het echter al vast te staan dat verdachte schuldig is.
“Wel schijnt deze vrouw liefderijk en hulpvaardig, maar dit was
slechts een masker voor verraad en bedrog. Zij is een wezen dat de
naam van mensch onwaardig is.”10
Het Weekblad van het Recht volgt het proces eveneens op de
voet.
10 AlgemeenHandelsblad 24 april 1885.
“De Nederlandsche strafrechtspleging kan van schrikkelijke ogen-
blikken, vreemdsoortige zaken gewagen: wat haalt bij dit proces
in somberheid, akeligheid, gruwzaamheid? Kan men zich een
ijzingwekkender strafgeding voorstellen? Het was ons, zoo lang
wij de terechtzitting bijwoonden, of de doodsklok voortdurend
haar eentonig en zwaarmoedig geklep door de stille rechtszaal
deed weergalmen; de pen weigert al de afgrijselijkheden te
beschrijven, waarvan dit rechtsgeding overvloeit.”11
Een ‘erreur de la nature’
In de ondervragingen van de President geeft Mie in eerste
instantie aan gehandeld te hebben onder invloed van alcohol.
Zij zou geen voorbedachte raad hebben en dronken zijn
geweest toen ze de moorden pleegde. De rechtbank wijst haar
er vervolgens op dat zij er geen dokter bij gehaald heeft. In
plaats daarvan liet ze haar slachtoffers kermen en creperen van
de pijn. Op de vraag van de President of beschuldigde nog iets
aan te merken heeft op haar koelbloedige vergiftiging van
haar neef Arend de Hees, antwoordt zij heel zacht met haar
zakdoek voor de mond: “Edel achtbare, ik heb hem al het
noodige gegeven.” “Laat dat edel achtbare maar weg”, zegt de
President, “het nodige hebt ge hem zeker gegeven.”12
In zijn requisitoir wijst advocaat-generaal mr. B.Th. Bijleveldt
op het gewicht van de zaak, op de vele slachtoffers en op het
gevaar dat schuilt bij de begrafenisfondsen. Ten slotte requi-
reert hij tot een drievoudig schuldigverklaring aan moord
door vergiftiging en een veroordeling tot levenslange gevan-
genisstraf.
Hierna is het woord aan mr. C.A.Vaillant die er als toegevoegde
advocaat in zijn pleidooi geen doekjes omwindt met welke
dubbele gevoelens hij in de zaak van zijn cliënt staat.
“Pleiter begint met te erkennen, dat nooit groter onmensch op de
bank der beschuldiging heeft gezeten. Dood en verderf zaaide zij
om zich heen waar zij kwam. Zij ontzag niemand. Bloedverwan-
tennochvrienden,enalsheksenspokenwierpzijhaarslachtoffers
in den ketel om de duivelsbrij te doen proeven. Met een gevoel van
walging en afgrijzen heeft pleiter zijne taak aanvaard en het
dossier doorgelezen. Meermalen verloor hij den moed om in dat
mengelmoes van misdaden den weg te vinden. Maar de wet heeft
hem geroepen, en hij zal de beschuldigde niet verlaten voordat
zijn wettelijke taak ten einde is gebracht. Zijn taak is elk dubium
aan te geven.”
In zijn pleidooi wijt de raadsman het gedrag van zijn cliënte
aan haar ontoerekeningsvatbaarheid. Zij zou leiden aan een
psychische anomalie, en een “erreur de la nature” zijn.13
Behandelend arts dr. Ramaer deelt in zijn psychiatrisch rapport
deze opvatting niet en beoordeelt de ontoerekeningsvatbaar-
heid als louter schijn.
11 WeekbladvanhetRecht 27 april 1885.
12 AlgemeenHandelsblad 24 april 1885.
13 Idem.
Prent met daarop te zien verschillende gebeurtenissen rond het proces
Goeie Mie.
Bron: I.W.L. Moerman, Gif als goede gave. Maria Catherina van der
Linden-Swanenburg / Goeie Mie (1839-1915), Leiden 2001.
5. December 2015
365DE VINDPLAATS
“Hij komt tot de slotsom dat de beschuldigde
de misdaden pleegde niet onder den invloed
in hare geestvermogens, dat haar nervositeit
haar zwakheid van karakter verergerde en
haar godsdienstig gevoel niet voldoende
ontwikkeld was om weerstand te kunnen
bieden aan haar zwakheid.”14
Verdachte Mie is zichtbaar emotioneel
onder deze woorden en krijgt tijdens het
voorlezen van het rapport een niet-
geveinsde zenuwtoeval. Na een schorsing
van een half uur voor het verlenen van
medische bijstand wordt de zitting voort-
gezet. Ten slotte vraagt de President aan
Mie of ze nog iets te zeggen heeft, waarop
ze antwoordt: “Als je blief, eene genadigde straf.”15
Dit verschil van inzicht over Mie’s toerekenbaarheid, laat
volgens het liberale Weekblad van het Recht zien dat het goed
is dat de doodstraf in ons land is afgeschaft.
“Het gemis der doodstraf maakt de taak van onze strafrechter
minder moeielijk. Zijn geweten wordt thans niet belast met de
pijnigende vraag, of men mag ter dood brengen wat gehandeld
kan hebben door eene onbewuste, ziekelijke natuurdrift?”16
Het katholieke dagblad De Tijd is een tegenovergestelde
opinie toegedaan en pleit in een artikel voor herinvoering van
de doodstraf.
“Het is stuitend, te moeten denken dat monsters, wier handelin-
gen de geheele maatschappij met schrik en verontwaardiging
geslagen hebben, wier misdaad enkelen direct hebben getroffen,
maar tegelijkertijd door de besmettelijkheid van het kwade, een
14 AlgemeenHandelsblad 25 april 1885.
15 Idem.
16 WeekbladvanhetRecht 27 april 1885.
bedreiging zijn voor iedereen, toch door de
maatschappij levenslang gevoed, onderhou-
den en beschermd worden. Tegenover de
uiting van het gezond en natuurlijk rechtsge-
voel staat echter de leer van het valsche
humanisme, dat zich van de hersenen eener
grootemenigte,vooralindehoogerestanden,
heeft meester gemaakt.”17
Een vergeten moordenaar
Een genadige straf krijgt Mie niet. Op 1 mei
1885 verklaart het hof wettig en overtui-
gend bewezen dat Maria Catharina Swanen-
burg zich schuldig heeft gemaakt aan
vergiftiging driemaal gepleegd en veroor-
deelt haar tot levenslange tuchthuisstraf.
“Na deze uitspraak bleef de veroordeelde in dezelfde houding
voorovergebogen met den zakdoek voor ’t gelaat zitten, in stilte
weenende.”18
Vanuit de vrouwengevangenis in Gorinchem probeert Mie
nog verschillende keren gratie of revisie van het vonnis te
krijgen. Tevergeefs, dit jaar honderd jaar geleden overlijdt de
vermoedelijk grootste vaderlandse seriemoordenaar aller
tijden, op 11 april 1915 achter de gesloten gevangenisdeuren.
Een eeuw later zijn haar naam en haar daden buiten Leiden in
vergetelheid geraakt bij het grote publiek en wellicht ook bij
de huidige generatie rechtenstudenten. Dit is toch betreurens-
waardig, want naast de toch al schokkende rechtsfeiten heeft
het verhaal alle ingrediënten voor een spannende thriller. Een
bestseller, daar kunnen we vergif op innemen.
17 Gevonden in AlgemeenHandelsblad 25 april 1885.
18 WeekbladvanhetRecht 4 mei 1885.
Verdachte Mie is
zichtbaar emotio-
neel en krijgt
tijdens het voor-
lezen van het
psychiatrisch
rapport een niet-
geveinsde
zenuwtoeval.