WIN/WIN communicatie | Target Point, guide to change
Powerpoint observeren rapporteren
1.
2. Hoofdstuk 5:
Observeren en
rapporteren
De leerlingen observeren het gedrag van
het kind, individueel en in groep,
reflecteren hierover en stemmen hun
handelen hierop af.
3. Leerplandoelstellingen
1. De leerlingen kijken naar het gedrag van de kinderen en gaan na hoe ze zich
voelen en of ze betrokken zijn op wat er om hen heen gebeurt.
2. De leerlingen kijken naar de algemene ontwikkeling van elke kind.
3. De leerlingen vangen signalen van de kinderen op en bespreken deze met
collega’s en de ouders.
4. De leerlingen bespreken wat ze gezien hebben met een collega/de
pedagogische ondersteuner en passen waar nodig hun manier van omgaan met
het kind aan.
5. De leerlingen maken een kort verslag van hoe de dag voor de baby/peuter
verlopen is.
6. De leerlingen werken planmatig en doelgericht.
5. Inleiding
Denk terug aan je stages…
• Werd er geobserveerd op je stageplaats?
• Wanneer werd er geobserveerd?
• Hoe gebeurden observaties op je stageplaats?
• Werd er achteraf iets gedaan met de observaties? Zo ja, wat?
6. Waarnemen en
observeren
• Baby – observeren om te imiteren
• Kind – voorbeelden om te leren schrijven
• Jongere – Observeren om mensen voldoende te ondersteunen
• Mens in team – Observeren is gewoonte om problemen voorkomen/ontdekken
= Preventief werken
01
7. Wanneer je bijvoorbeeld vroeg ontdekt dat een
kind voor een groot deel doof is, kan je tijdig
maatregelen nemen. Het kind loopt dan minder
achterstand in de ontwikkeling op.
Voorbeeld
8. Groepsopdracht: bedenk 3 voorbeelden
waarbij je door middel van observatie
ontdekt dat de ontwikkeling van een kind
niet verloopt zoals aangeleerd werd.
9. “Een begeleidster in het kinderdagverblijf neemt
Sander (9 maanden) op om te verluieren. Terwijl ze
hem op haar arm houdt en zijn hoofdje tegen haar
wang ligt, merkt ze dat hij warm aanvoelt (=
waarnemen). Ze neemt zijn temperatuur en hij
blijkt nog geen koorts te hebben. De begeleidster
houdt Sander de rest van de dag goed in het oog.
Ze kijkt of hij voldoende wil eten en drinken en of
hij koorts maakt (= observeren).”
Observeren en waarnemen is niet hetzelfde.
Wat is het verschil?
Casus
10. Verschil?
Observeren
Systematisch =
observeren
Het doel, het onderwerp/object en de methode van
observeren zijn op voorhand gekozen: je weet waarom, wat of
wie en hoe je gaat observeren.
Onsystematisch =
waarnemen
Het doel, het onderwerp en de methode van observeren zijn
niet op voorhand bepaald. Je observeert spontaan.
Onsystematisch observeren doe je eigenlijk constant: je taak is
met kinderen omgaan en op hen te letten.
Systematisch: iets bijzonder opmerken / willen weten
11. De kinderbegeleidster ziet plots twee kinderen
ruzie maken met elkaar.
= ………………………………………………………..
De kinderbegeleidster kijkt goed rond om te zien
of de ruimte veilig genoeg is.
= ………………………………………………………..
Tijdens het eten ruik je opeens een rare geur op
in het kinderdagverblijf.
= ………………………………………………………..
Tijdens het buitenspelen hou je de kinderen goed
in het oog.
= ………………………………………………………..
Oefening
waarnemen
observeren
waarnemen
observeren
Kladblad: A – Waarnemen
B – Observeren
15. 2.1. Belang observeren
Waarom is observeren zo belangrijk?
1. Willen weten wat bep gedrag betekent
2. Hoe de ontwikkeling verloopt
3. Welbevinden en betrokkenheid
16. 2.1. Voordelen observeren
1. Interesses/ Talenten/
Ontwikkeling
kinderen
2. Reflecteren Kwali-
verbetering
3. Interacties
4. Problemen
1. Weten wat ze leuk
vinden
Betrokkenheid ↑
2. Beter inspelen om
behoeften
Welbevinden ↑
3. Band ↑
Voor kinderbegeleiders Voor kinderen Voor ouders
1. Betrokkenheid ↑ bij
opvang
2. Samenwerking
3. Hulpmiddel,
bevestiging of
opluchting
17. 2.2. Soorten observatie
Ongestructureer
de observatie
Niet
participerende
observatie
Gestructureerde
observatie
Open observatie Gesloten
observatie
Participerende
observatie
18. Een politieagente zit achter spiegelglas en kijkt
naar de verdachte.
____________________________________________
Lindsay geeft een spreekbeurt over honden en
de leerkracht zal punten geven.
____________________________________________
Een vrouw wordt beetgenomen door het
programma ‘verborgen camera’.
____________________________________________
Een kleuter krijgt fietslessen en wordt hierop
beoordeeld.
____________________________________________
Oefening
Open observatie
Gesloten observatie
Kladblad: A – Open
B – Gesloten
Gesloten observatie
Open observatie
19. 2.3. Kenmerken van goede observatie
Je ziet telkens 2 casussen. Welke van de
twee is beter?
Steek het kaartje omhoog waarvan jij
denkt dat de observatie beter verloopt.
20. 1. Maak goede notities
Mehmet heeft Lisa
geobserveerd in de
kleuterschool. Hij is 5
minuten na de
observatie begonnen
met het uitschrijven
van zijn verslag.
Mehmet heeft Lisa
geobserveerd in de
kleuterschool. Hij
schrijft het verslag de
volgende dag uit. Op
die manier heeft hij
goed kunnen nadenken
over wat hij
geobserveerd heeft.
Casus 2
Casus 1
2.3. Kenmerken van goede observatie
21. 2. Zo volledig en nauwkeurig mogelijk
In het observatieverslag
van Nora lees je:
Marieke was heel
lastig. Ze nam soms het
speelgoed af van
enkele kindjes en heeft
ook vaak gehuild.
In het observatieverslag
van Nora lees je:
Marieke heeft op een
uur tijd vijf keer het
speelgoedje van Simon
en van Cloë afgepakt.
Ze heeft tien keer
gehuild: twee maal
kort en acht keer
gedurende meer dan
vijf minuten.
Casus 2
Casus 1
2.3. Kenmerken van goede observatie
22. 3. Duidelijk doel formuleren
Voor ik begin te
observeren maak ik
een observatieplan:
• Wie ga je observeren?
• Wanneer ga je de
persoon observeren?
• Waar ga je de persoon
observeren?
• Welk gedrag ga je
observeren?
Voor ik begin te
observeren maak ik
geen observatieplan.
Hoe minder
gestructureerd ik aan
de slag ga, hoe meer ik
zal observeren.
Casus 2
Casus 1
2.3. Kenmerken van goede observatie
24. 5. Regelmatig observeren
+ 6. Omstandigheden afwisselen
Je wil het agressieve
gedrag van een
kleuter observeren.
Die ochtend in de
speelzaal is de
kleuter echter rustig.
Je besluit dat er
geen
gedragsproblemen
zijn met de kleuter.
Je wil het agressieve
gedrag van een kleuter
observeren. Je
observeert op
verschillende
tijdstippen op een dag
gedurende een
bepaalde periode op
verschillende plaatsen.
Casus 2
Casus 1
2.3. Kenmerken van goede observatie
25. 7. Objectief observeren
Younes lacht wanneer de
juf een mop verteld.
Hij klapt in zijn handen
terwijl hij lacht.
Younes lijkt erg tevreden.
Hij gniffelt de hele tijd
om de grapjes van de
juf. Het lijkt dat hij
verliefd op haar is.
Casus 2
Casus 1
2.3. Kenmerken van goede observatie
27. Interpreteren
● Bekijk de foto. Noteer op p. 15 wat je ziet gebeuren.
● Wat is het verschil tussen jouw antwoorden en die van je klasgenoten?
03
28. Foto:
• misschien meteen conclusie?
• misschien niet enkel genoteerd wat je zag, maar ook wat er volgens jou aan
voorafgegaan was?
• misschien zelfs al persoonlijkheidstrekken aan de personen toegekend?
Zelfde observatie, verschillende betekenis
Mensen : meteen conclusie observeren gedrag
= Meningen = Interpretaties = mogelijks fout
Interpreteren
30. MAAR interpretatie is nodig!
= het toekennen van een betekenis aan wat je hebt waargenomen.
Bewustwording = belangrijk!
Interpreteren
31. Oplossing
1. Waarneembare gedrag:
wat zie of hoor je?
2. Interpretatie: verklaren van
gedrag woorden als
lijken, waarschijnlijk, …
want niet 100% zeker!
32. Observatievraag: Hoe reageert Wout (9 maanden)
als een onbekende hem benadert?
Observatie: Ik kom de kamer binnen. Wout zit op de
grond te spelen met een autootje. Mama bukt
zich naar Wout toe en zegt: ‘Kijk eens wie hier is.’
Ik buk mij en steek mijn hand uit om over Wouts
haar te strijken. Wout kijkt plots heel verschrikt,
buigt naar achter en begint hard te wenen. Mama
neemt hem op haar schoot. Wout stopt met
wenen. Hij drukt zijn gezicht tegen mama aan.
Interpretatie: Ik denk dat hij bang is van vreemde
mensen. Hij kent mij niet en vertrouwt
waarschijnlijk mij niet. Hij is blijkbaar liever bij zijn
mama, die hij goed kent. Achteraf vertelt mama
dat dit de laatste weken erger is geworden.
Vroeger vond hij het niet zo erg om door een
vreemde te worden aangeraakt.
Voorbeeld
35. Oefening
Observatie: Een vrouw geeft aandacht aan de jongen
in de rode t-shirt. De jongen met het blauwe
hemd kijkt de twee aan. Het derde kind rond de
tafel eet iets.
Interpretatie: De (mogelijks) begeleider spreekt het
kind aan over misschien het gedrag. Er kan ook
iets gevraagd worden. De jongen in het blauwe
hemd lijkt geïnteresseerd en hunkert mogelijks
naar aandacht.
36. Rapporteren
= verslag uitbrengen van onze
objectieve observaties en onze
gegronde interpretaties. Het
overbrengen van informatie aan
anderen.
Rapporteren
Observeren
04
Interpreteren